Brief regering; Besteding van de klimaatenvelop 2019 - Kabinetsaanpak Klimaatbeleid - Hoofdinhoud
Deze brief is onder nr. 221 toegevoegd aan dossier 32813 - Kabinetsaanpak Klimaatbeleid.
Inhoudsopgave
Officiële titel | Kabinetsaanpak Klimaatbeleid; Brief regering; Besteding van de klimaatenvelop 2019 |
---|---|
Documentdatum | 05-10-2018 |
Publicatiedatum | 08-10-2018 |
Nummer | KST32813221 |
Kenmerk | 32813, nr. 221 |
Externe link | origineel bericht |
Originele document in PDF |
Tweede Kamer der Staten-Generaal
Vergaderjaar 2018-
2019
32 813
BRIEF VAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN EN KLIMAAT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Den Haag, 5 oktober 2018
Hierbij informeer ik uw Kamer over de besteding van de klimaatenvelop 2019.
In het regeerakkoord is een envelop van 300 miljoen euro per jaar (2018 t/m 2030) opgenomen op de aanvullende post van het Ministerie van Financiën ten behoeve van klimaat. De voorkeur gaat daarbij uit naar demonstratie- en pilotprojecten die op termijn tot substantiële kosteneffectieve reductie kunnen leiden. Hierna is aangegeven welke projecten voor besteding uit de klimaatenvelop 2019 in aanmerking komen.
De Minister van Economische Zaken en Klimaat,
E.D. Wiebes
kst-32813-221 ISSN 0921 - 7371 's-Gravenhage 2018
Samenvatting voorstellen klimaatenvelop 2019 Industrie
Het doel is versnelling van de implementatie van de emissiereductie van broeikasgassen in de industrie. De daarvoor benodigde pilots en demonstratieprojecten zijn een cruciaal onderdeel van het totale voor de transitie benodigde innovatietraject.
Het gaat om een subsidieregeling als vervolg op de huidige regeling Beleidsexperiment CO2-reductie Industrie: https://www.rvo.nl/subsidies-regelingen/co2-reductie-industrie.
Via deze call for proposals zijn bedrijven in staat om versneld te komen tot pilots en demonstraties vooruitlopend op de grootschalige implementatie van CO2-reductietechnologie. Het gaat om projecten waar bedrijven zonder externe hulp niet aan (kunnen) beginnen.
Het doel is om op de korte termijn haalbaarheidsstudies en CC(U)S-pilots te realiseren om hiermee de toepassing van CC(U)S-technologieën in de gehele CC(U)S-keten (afvang, transport, hergebruik en opslag van CO2), of in delen van de keten, te testen en/of te demonstreren in een praktijkom-geving of industriële omgeving. Daarmee wordt inzicht verkregen in onder meer de werkelijke kosten en de effecten van de toepassing op het productieproces en de bedrijfsvoering.
Subsidiering van kostenstudies en pilots door middel van bestaande regeling onder de Topsector Energie. Deze regeling is in 2018 ook al opengesteld. De informatie over de regelingen die reeds openstaan is te vinden via www.rvo.nl/tsestudies en www.rvo.nl/ccus.
Dit project is gericht op de recycling en ketensluiting van kunststoffen en consumptiegoederen. Daartoe wordt circulair productontwerp bevorderd, een impuls gegeven aan de uitbreiding van gemeentelijke (afvalinzameling en innovatieve sorteerinstallaties, en wordt mechanische en chemische recycling gestimuleerd. De verduurzaming van deze schakels in de keten leidt tot de reductie van CO2-uitstoot, onder andere door minder afvalverbranding.
De middelen die bestemd zijn voor het bevorderen van chemische en mechanische recycling worden besteed door middel van een subsidieregeling. Voor het stimuleren van circulair ontwerp, inzameling en sortering wordt bij de uitvoering samengewerkt met het Topconsortium Kennis en Innovatie CLICK NL en met de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG).
Het doel is om de innovatieve technische «hobbels» voor de marktintroductie van circulair/duurzaam asfalt, staal en beton op te lossen. De maatregelen richten zich op het verder ontwikkelen en verbreden van de genomen maatregelen in 2018 in het project onder de klimaatenvelop «Innovaties voor asfalt en beton». In 2019 zal ook worden gestart met een verkenning en eerste pilots op het gebied van duurzaam staal, aangezien staal (naast beton en asfalt) een aanzienlijke toepassing heeft in de infrasector en de productie daarvan CO2-intensief is.
Instrument:
Op initiatief van Rijkswaterstaat en ProRail worden samen met marktpartijen bijna marktrijpe, CO2-arme innovaties in de praktijk getest, om de impact van nieuwe toepassingen te onderzoeken en pilotprojecten tot validatie te laten komen.
Het stimuleren van klimaatneutraal en circulair inkopen door de toename en verspreiding van kennis en vaardigheden bij (decentrale) overheden en organisaties belast met het uitvoeren van een publieke taak. Door de inkoopkracht te richten op deze transitie kan de marktvraag naar duurzame producten worden gestimuleerd. Versnelling van de transitie door een multiplier effect biedt ook kansen voor het Nederlandse bedrijfsleven, omdat zij een kennisvoorsprong ten aanzien van circulaire en CO2-arme producten (ook internationaal) kunnen vermarkten.
De middelen worden, in samenwerking met medeoverheden, besteed aan een verkenning naar een revolverend fonds en aan proefprojecten over CO2-schaduwbeprijzing en circulair inkopen in de zorgsector en bij overheden. Daarnaast wordt ingezet op verspreiding en uitwisseling van kennis en vaardigheden in leernetwerken, verankering van verhoogde standaarden in inkoopcriteria en effectmeting.
Kennisopbouw over onder andere de relatie tussen circulaire economie en klimaat.
De middelen worden ingezet ten behoeve van beleidsondersteuning en -studies (dus kennisopbouw en -verspreiding, onder andere over de relatie tussen circulaire economie en klimaat), ondersteuning van concrete projecten en uitvoeringsexpertise van RVO.nl.
Mobiliteit
Het doel van de maatregel is om in 2019 door middel van een pilot 3000 laadpunten te helpen realiseren op gedeelde parkeerterreinen bij appartementencomplexen, zodat het voor eigenaren van appartementen aantrekkelijker wordt om een elektrische auto te rijden. Aanlegkosten op gedeelde parkeerterreinen zijn een stuk hoger dan op eigen terrein. Die kostendrempel moet overbrugd worden.
Voor het stimuleren van laadinfrastructuur bij Verenigingen van Eigenaren (VVE's) is gekozen voor het inzetten van laagrentende en langlopende leningen via het bestaande Nationaal Energiebesparing Fonds (NEF).
Het doel is om in 2019 in samenwerking met gemeenten en marktpartijen 30 slimme laadpleinen te realiseren. Per laadplein worden pilots met één of meer hieronder genoemde slimme laadconcepten uitgevoerd. In ieder geval worden alle laadpleinen uitgerust met Vehicle-to-Grid aansluitingen en de mogelijkheid tot uitgesteld laden en variabele beprijzing.
Hiermee verbeteren we de laadinfrastructuur, doen marktpartijen ervaring op richting zelfstandige uitrol van smart charging laadpleinen en wordt jaarlijks in totaal 24.000 ton CO2 bespaard. Opslag en teruglevering van duurzaam opgewekte energie draagt bij aan de energietransitie. Het betreft slimme laadconcepten als:
-
•Vehicle-to-Grid (must)
-
•Uitgesteld laden in combinatie met variabele prijzen (must)
-
•Vehicle-to-Building (waar mogelijk)
Na realisatie van de 30 laadpleinen zijn marktpartijen en gemeenten zelf verantwoordelijk voor exploitatie en instandhouding.
Door een subsidie via het Provincie- en/of Gemeentefonds worden laadpleinen gerealiseerd, waar smart charging demonstratieprojecten worden uitgevoerd.
Het doel van het project is om een succesvolle pilot op te zetten voor het ontwikkelen van een elektrische pushback-tug die wordt aangesloten op het landingsgestel van het vliegtuig. De pilot valt onder te delen in:
-
•een haalbaarheidsstudie;
-
•impactstudie;
-
•het ontwikkelen van demonstratiemodel van een pushback-tug voor een narrow body vliegtuig;
-
•het ontwikkelen van een demonstratiemodel van een pushback-tug voor een wide body vliegtuig.
Gekozen is voor een instrument in de vorm van een subsidie van concrete pilots/demonstratieprojecten met een daaraan voorafgaande haalbaarheidsstudie die onderdeel uitmaakt van het project.
Er worden middelen ingezet om schoon en efficiënt vervoer van goederen over de weg te stimuleren en in 2025 zero-emissiezones in de G30 voor bestel- en vrachtwagens te realiseren.
I, 5 Miljoen euro is bestemd voor ondersteuning van gemeenten die pilots uitvoeren die innovatief en opschaalbaar zijn. Daarbij kan gedacht worden aan het opzetten van een helpdesk. De overige 0,5 miljoen euro wordt ingezet als bijdrage om te komen tot 20 miljoen kilometers met nulemis-siebestelbussen, in plaats van dieselbestelbussen te stimuleren.
II. Demonstratieregelingen klimaat, technologieën en innovaties (DTKI) Transport 2019 (32 miljoen euro)
Het doel van de DTKI-regeling is om bedrijven en kennisinstellingen uit te dagen met nieuwe ideeën en transportoplossingen te komen met lage of geen CO2-uitstoot, om bij te dragen aan een versnelling van de transitie naar uiteindelijk zero-emissietransport en -mobiliteit.
Voortzetting van de DKTI-regeling en openstellen van een tweede tranche in 2019. De DKTI-regeling is een subsidieregeling gericht op bedrijven en kennisinstellingen om met transportoplossingen met lage of geen C02-uitstoot te komen, deze uit te testen en te demonstreren in praktijksituaties.
Ondersteuning voor de betrokken partijen die bewezen maatregelen en interventies voor duurzame mobiliteit op systeemniveau kunnen verankeren.
Dit «procesgeld» wordt ingezet voor meerdere thema's en projecten op het gebied van integrale duurzame mobiliteit (zoals werkgeversaanpak).
De overheid treedt op als cofinancier.
Landbouw en landgebruik
Versnellen van kennisontwikkeling voor nagenoeg gasloze concepten voor een aantal teelten en teeltmethoden in de glastuinbouw door:
-
1.Proof of principle projecten waarbij op representatieve schaal en onder representatieve omstandigheden een integraal innovatief en grensverleggend teelt- en energieconcept getest wordt;
-
2.Extra onderzoek voor de ontwikkeling van proof of principle concepten en ondersteunend aan de praktijkdemonstratieprojecten en pilots.
-
3.Gedragsbeïnvloeding via
-
a.Kennisuitwisseling over en opbouwen van vertrouwen in perspectiefvolle, integrale teelt-, techniek- en kasconcepten voor klimaat-neutrale teelt (bijvoorbeeld bijeenkomsten, kennistools, delen van ervaringen, klankbordgroepen, excursies/open dagen naar proof of principle projecten demonstraties en andere koplopers);
-
b.Ontwikkelen marktprikkels met marktpartijen voor gedragsbeïnvloeding tot besparing en verduurzaming;
-
c.Ontwikkelen en uitvoeren gebiedsaanpak.
-
4.Praktijkdemonstratieprojecten: praktijkdemonstraties inclusief monitoring en actieve kennisdissimilatie in de regio van verschillende integrale teelt-, techniek- en kasconcepten passend in een klimaatneu-trale toekomst.
-
5.Extra subsidie: op beperkte schaal ondersteunen van opschaling en vroege marktintroductie van integrale innovatieve teelt- en kas(tech-niek)concepten en gebiedsgerichte glastuinbouw energie-innovaties passend in een klimaatneutrale toekomst, via ophogen van het budget van de subsidieregelingen MEI en EHG.
-
6.Actieve kennisverspreiding met betrekking tot de punten 1 t/m 4, waardoor het merendeel van de ondernemers op de hoogte is van deze ontwikkelingen.
Intensiveren van de bestaande energietransitie-aanpak glastuinbouw, via intensivering van het programma Kas als Energiebron.
Vermindering van de methaanuitstoot uit mest(opslagen) en als gevolg van pensfermentatie bij koeien met 1 Mton CO2-equivalenten in 2030 en inzet op verdergaande reductie na 2030. Met de voorgestelde aanpak van middelen wordt reeds vanaf 2020 een methaanemissiereductie-effect bereikt van zo'n 0,1 Mton per jaar.
In 2019 zal worden ingezet op pilot- en demoprojecten, waarbij de focus vooral ligt op een integrale bedrijfssysteembenadering. De pilots en demo's richten zich op het meten en analyseren van meetresultaten door onderzoek op een wetenschappelijk verantwoorde en erkende wijze van toegepaste maatregelen en verspreiding van de kennis hiervan naar de doelgroep (primaire ondernemers). In deze pilot- en demoprojecten wordt voortgebouwd op de ervaringen met de in 2018 gestarte projecten, die zich veelal richten op verschillende/afzonderlijke technieken (mestbe-werking, mestafvoer, stalaanpassingen, etc.). Van belang is om de resultaten van een integrale aanpak op praktijklocaties te onderzoeken. Daarnaast zal worden ingezet op enkele nieuw te starten pilots met betrekking tot externe mestopslagen en mestvergisting, waardoor een completer palet aan reductiemogelijkheden in beeld komt. Tevens zal in 2019 nader worden ingezet op het ontwikkelen van kostenefficiënte ombouwopties voor bestaande stallen naar klimaatvriendelijke stalsys-temen en het onderzoeken wat de methaanreductie-effecten en -potenties zijn van de ontwikkeling naar meer grondgebondenheid en eigen ruwvoerwinning bij kringlooplandbouw en natuurinclusief boeren met daarbij andere grassoorten en de mogelijkheden voor een natuurlijk methaanarm rantsoen (combinatie met systeemonderzoek Slimmer Landgebruik).
Het doel van de maatregel is het realiseren van 1,5 Mton CO2-reductie in 2030, en het kunnen ontsluiten van zoveel mogelijk van de 1,7 Mton extra reductie in 2030 op de thema's veenweide, landbouwbodems en bos en natuur. De middelen voor 2019 worden gebruikt om een stap te zetten richting dit langjarige doel.
-
•Vermindering van de veenafbraak (door inzet van passende onderwa-terdrainagetechnieken) op 3.000 hectare in 2019 met bijbehorende monitoring, stimulering van alternatieve teelten in veenweidegebieden en het initiëren van een veenweidevisie.
-
•Voor landbouwbodems wordt ingezet op kennisontwikkeling, maatregel(pakketten) en de bepaling van effecten (monitoring in pilots voor verschillende sectoren, waarbij aansluiting wordt op meerdere (> 6) lopende praktijknetwerken van ondernemers) door deze te voorzien en aan te vullen met deze specifieke op klimaatgerichte maatregelen en kennis hierover. Het gaat daarbij om teeltplan, bewerking en bemesting gericht op verhogen van organische stof in de bodem en reductie van organischestofverliezen als ook kennisverspreiding in het algemeen en in het onderwijs (lesmodules) voor de diverse bodems-oorten in Nederland.
-
•Systeemonderzoek om uitsluitsel te krijgen op doorwerkingseffecten van bodemmaatregelen op het thema methaanuitstoot. De veronderstelling is dat er een relatie ligt met veevoer/gras.
-
•Voor bos en natuur is het doel het vullen van een gereedschapskist klimaatslim bos- en natuurbeheer door uitvoering van 6 pilots van elk ca. 4 projecten. Deze 6 pilots betreffen de belangrijkste aandachtsgebieden voor praktijkmaatregelen: uitbreiding bos, bosbeheer, agroforestry, natte natuur, kustsystemen en houtketen.
Beperken tot een minimum van de voedselverspilling in de keten en bij de consument. Dit levert een grote bijdrage aan het tegengaan van klimaatverandering en het borgen van voedselzekerheid. In 2030 is de voedselverspilling bij bedrijfsleven en consument, inclusief de voedselverliezen in de keten, gehalveerd.
Om de doelstelling te kunnen behalen, heeft de Taskforce Circular Economy in Food een geharmoniseerde en gecoördineerde set maatregelen geformuleerd:
-
1.Samen tegen voedselverspilling in de keten (deels financiering via klimaatenvelop). Bedrijven bundelen hun krachten, netwerk en kennis om bestaande en nieuwe oplossingen beter en breder geïmplementeerd te krijgen.
-
2.Samen tegen voedselverspilling bij de consument (deels financiering via klimaatenvelop).
Elektriciteit
Het doel van deze regeling is om in 2019 ten minste 5 projecten te stimuleren die bijdragen aan een toekomstige stabiele elektriciteitslevering. Systeemintegratie bestaat uit twee onderwerpen: waterstof en alternatieve manieren van opslag en conversie.
Er wordt gekozen voor het opstellen van een nieuwe innovatieregeling waarbij projecten van voldoende kwaliteit zich kunnen kwalificeren voor subsidie.
Het doel van de maatregel is om projecten te stimuleren die creatieve oplossingen bieden voor het gebruik van de ruimte ten behoeve van grootschalige elektriciteitsproductie en energiedistributie. Hierbij gaat het dan bijvoorbeeld om creatieve oplossingen voor de effecten van het gebruik van energie op de ecologische huishouding, draagvlak en alternatieven voor het gebruik van de ruimte.
Er wordt gekozen voor het opstellen van een nieuwe innovatieregeling waarbij projecten van voldoende kwaliteit zich kunnen kwalificeren voor subsidie.
Gebouwde omgeving
Doel:
Het overkoepelende doel van het innovatieprogramma is te komen tot een situatie in 2025 waarbij er voor vrijwel alle situaties in de gebouwde omgeving goed werkende klimaatneutrale energiesystemen beschikbaar zijn die op grote schaal geproduceerd kunnen worden, met als uitgangspunt dat de maatschappelijke kosten tot een acceptabel niveau zijn gedaald. Hierbij worden waar relevant en mogelijk de uitgangspunten van een circulaire bouweconomie gebruikt.
Concrete doelstellingen van het innovatieprogramma zijn:
-
•Ontwikkelen van commercieel toepasbare oplossingen voor een aardgasvrije gebouwde omgeving;
-
•Start met Meerjarig Missiegedreven Innovatieprogramma's (MMIP's);
-
•Oprichten Kennis- innovatieplatform Energietransitie Maatschappelijk Vastgoed.
Om het innovatieprogramma te kunnen realiseren is een intensivering en vernieuwing van het innovatiebeleid nodig. Voor de drie hierboven genoemde doelstellingen gaat het daarbij om de volgende instrumenten en maatregelen:
-
•Onderdeel subsidietender regeling Nationale EZ-subsidies Urban Energy;
-
•Meerjarig Missiegedreven Innovatieprogramma's (MMIP's);
-
•Kennis- en Innovatieplatform Energietransitie Maatschappelijk vastgoed.
Doel:
Het doel is om met een interbestuurlijk programma aardgasvrije wijken te komen tot opschaling en kostenreductie gericht op het beoogde transitie-tempo van 30.000-50.000 gebouwen per jaar in 2021 zoals aangegeven in het regeerakkoord, oplopend tot 200.000 gebouwen per jaar ruim voor 2030. Onderdeel van het programma is het inrichten van grootschalige proeftuinen (100-wijkenaanpak) en een kennis- en leerprogramma voor gemeenten en betrokken stakeholders om ervaring op te doen en te leren op welke wijze de wijkgerichte aanpak vorm kan worden gegeven voor de beoogde opschaling.
Het continueren van het programma aardgasvrije wijken met grootschalige proeftuinen voor het aardgasvrij maken van de gebouwde omgeving. Het proces en de criteria voor de selectie van wijken voor 2018 zijn gecommuniceerd aan de gemeenten en de Tweede Kamer in een gezamenlijke brief van de Ministers van Economische Zaken en Klimaat, Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en de VNG van 3 april 2018. De gemeenten worden door een toetsingscommissie geselecteerd op basis van de volgende criteria: start van de uitvoering in het jaar van de aanvraag, zekerheidstelling ten aanzien van het jaar waarin woningen van het aardgas af zullen zijn, bestuurlijke steun in de gemeente, betrokkenheid en draagvlak bij burgers en bedrijven en andere stakeholders, de financiële onderbouwing van het uitvoeringsplan en de gevraagde rijksbijdrage.
Sectoroverstijgend
Het project heeft tot doel het in kaart brengen van de ondergrond in Nederland, om zicht te krijgen op het volledige potentieel van geothermie. Hierdoor wordt het daadwerkelijke potentieel ontsloten, wordt projectontwikkeling van duurzame warmte gestimuleerd en wordt bijgedragen aan de transitie naar een CO2-arme energievoorziening.
Energie Beheer Nederland (EBN) is gevraagd een plan uit te werken en uit te voeren voor het in kaart brengen van de ondergrond in Nederland met als doel zicht te krijgen op het volledige potentieel.
De maatregel draagt bij aan de kosteneffectiviteit van de energietransitie in de gebouwde omgeving en de elektriciteitssector. In het voorstel voor hoofdlijnen van een Klimaatakkoord staat beschreven op welke wijze de RES, de Transitievisies Warmte en het Expertisecentrum Warmte hieraan kunnen bijdragen.
RES
Ondersteuning draagt ertoe bij dat decentrale overheden een lands-dekkend systeem van RES kunnen opleveren, waarbij op doelmatige wijze expertise en capaciteit worden opgebouwd bij de decentrale overheden.
Expertisecentrum Warmte en kennisinfrastructuur ten behoeve van RES
Kennis- en competentieontwikkeling is cruciaal om tot kosteneffectiviteit te komen. Overheden moeten kunnen terugvallen op een heldere en professionele kennisinfrastructuur met rekenmethodieken en datasets. Objectieve toegesneden kennis en beschikbare en betrouwbare expertise kunnen onnodige discussies over feiten voorkomen, maakt kosteneffectieve keuzes mogelijk en maakt de (regionale) strategieën optelbaar en vergelijkbaar. Zo is op verschillende niveaus toegankelijke kennis nodig over energieverbruik en besparingsmogelijkheden, kennis over de gebouwde omgeving en kennis over de ruimtelijke potentie, kosten en inpassingsmogelijkheden voor hernieuwbare energie. De nationale overheid heeft een belangrijke systeemverantwoordelijkheid om deze kennis te organiseren. Daartoe wordt onder andere een Expertisecentrum Warmte opgericht.
Transitievisies warmte
Gemeenten zullen uiterlijk eind 2021 mede op basis van de regionale energiestrategie een transitievisie warmte vaststellen waarin het tijdspad waarin wijken worden verduurzaamd, is vastgelegd. De transitievisie wordt tevens onderdeel van de Omgevingsvisie in het kader van de Omgevingswet.
Het budget voor gemeenten wordt uitgekeerd via een decentralisatie-uitkering in het Gemeentefonds. Met programmageld wordt het Expertisecentrum Warmte ingericht.
-
•Het doel is de realisatie van de eerste fase van een samenhangende hoofdinfrastructuur voor duurzame warmte in Zuid-Holland, waarbij ervaringen kunnen worden opgedaan ten behoeve van de toekomstige marktordening en de warmtetransitie versneld wordt.
-
•Op dit moment is de realisatie uitgewerkt in vier fases. Afhankelijk van de businesscases en de gecontracteerde warmtevraag wordt besloten over de aanleg van de verschillende tracés.
-
•In totaal kan op termijn 40 PJ restwarmte vanuit de haven worden geleverd aan de gebouwde omgeving en glastuinbouw. Het netwerk is tevens geschikt om warmte uit geothermiebronnen te transporteren.
-
•De eerste fase bestaat uit de aanleg van de leiding naar Den Haag en Leiden met de mogelijkheid voor een aftakking naar het Westland (glastuinbouw). Deze leiding vervangt direct twee gasgestookte centrales en levert CO2-besparing op.
Brugfinanciering voor het vollooprisico (het risico dat de warmtevraag/omzet achter blijft bij de prognoses) bij de aanleg van de eerste fase van een hoofdtransportnet voor warmte in Zuid-Holland door een publiek-private samenwerking.
Uitvoering van het Klimaatakkoord, waaronder acties vallen als: organisatie van de monitoring en borging, informatie- en consultatiebijeenkomsten en het uitvoeren van onderzoek.
Het gaat om procesmiddelen ten behoeve van het af te sluiten Klimaatakkoord en de verder uitvoering van een communicatiecampagne en brede publieksaanpak.
1 Er wordt 15 miljoen euro uit de klimaatenvelop 2019 gereserveerd voor de warmterotonde. Gebruik van deze middelen is onder voorbehoud van een solide business case en afhankelijk van de precieze financieringsvorm. De business case en financieringsvorm bepalen ook de noodzaak en vorm van de meerjarige financiering en/of garantiestellingen. Besluitvorming hierover en over een meerjarige inzet van de klimaatenvelop vindt op een later moment plaats.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2018-2019, 32 813, nr. 221 10