Het collegegeld gehalveerd

Met dank overgenomen van A.H.G. (Alexander) Rinnooy KanĀ i, gepubliceerd op woensdag 25 juli 2018, 3:02.

Voorzitter,

Ik zal de spanning niet opvoeren tot het ondraaglijke: de fractie van D66 overweegt serieus het voorliggende wetsvoorstel, als onderdeel van het vigerende regeerakkoord, te ondersteunen. De erin bepleite halvering van het collegegeld trok de aandacht doordat zij die ervan zullen profiteren effectiever van zich lieten horen dan zij die rekening gaan betalen. Dat werd niet alle onderdelen van het regeerakkoord gegund.

Over de motivatie achter het wetsvoorstel is al het nodige gezegd en geschreven. Het onderwijs is D66 dierbaar, het hoger onderwijs niet in de laatste plaats. Het voorliggende voorstel zal, in de veronderstelling dat het hoger onderwijs adequaat zal worden gecompenseerd voor de erdoor veroorzaakte inkomensderving, zeker geen schade aanrichten. Maar over de gunstige effecten ervan wordt, dat is al wel gebleken, heel verschillend gedacht.

In principe zou halvering van het collegegeld positief door moeten werken in de belangstelling voor het hoger onderwijs en in de toegankelijkheid ervan. De doorstroom naar dat hoger onderwijs is gelukkig de laatste jaren redelijk stabiel. Over de toegankelijkheid ervan bestaan sinds de invoering van het leenstelsel wel enige zorgen. Leen-aversie, zo luidt de zorg, zou vooral kinderen van laagopgeleide ouders kunnen weerhouden van een keus voor het hoger onderwijs. D66 deelt die zorg. Onderwijs is een motor voor emancipatie. Verticale mobiliteit is een groot goed, een essentieel ingredient van een fatsoenlijke welvaartsstaat.

De tussentijdse Nederlandse cijfers stellen niet geheel gerust. Er is de laatste tijd sprake van een - gelukkig bescheiden - afname van het - helaas bescheiden - aantal studenten met niet-hoogopgeleide ouders. De verwachting is dat dit een tijdelijk effect zal blijken te zijn, zoals in andere landen bij vergelijkbare systeemwijzigingen ook het geval was. De inrichting van het leenstelsel is zo gekozen dat de minimaal afschrikwekkende werking ervan, in combinatie met de onverminderd hoge individuele rendementen op een hogere opleiding, aarzelaars over de brug zou moeten kunnen trekken. Halvering van het eerstejaars collegegeld zou daaraan natuurlijk verder kunnen bijdragen. Maar, voorzitter, grote wonderen worden daar door niemand van verwacht.

Datzelfde geldt voor het extra voordeel dat toe zal vallen aan al degenen die zullen gaan kiezen voor een opleiding tot leraar. D66 hoeft niet overtuigd te worden van het belang van een forse toestroom naar die opleidingen. Het lerarentekort dat al jaren werd voorspeld en gevreesd is inmiddels een zichtbare bedreiging geworden. Effectieve bestrijding daarvan is terecht een prioriteit van dit kabinet. Als de collegegeldreductie daarvan een effectief onderdeel zou blijken te zijn, dan zou dat mijn fractie een lief ding waard zijn. Laten we dat dus vooral hopen. Het bewijsmateriaal is echter niet heel sterk. Mag ik ervan uitgaan dat de minister over, zeg, drie jaar zal laten evalueren wat ervan terecht is gekomen?

Gelukkig, voorzitter, is er een derde reden om deze maatregel te verwelkomen, waarvoor de onderbouwing simpel en sterk is, en dat is de feitelijke ontwikkeling in de inkomenspositie van de Nederlandse studenten. Blijkens de statistieken is hun persoonlijke inkomen de laatste jaren immers gedaald, terwijl hun lasten fors zijn gestegen: dat laatste geldt zowel voor het collegegeld als voor de huren die zij betalen. Studeren is en blijft een voorrecht, maar enige compensatie voor deze negatieve ontwikkeling is alleszins verdedigbaar. Als dat ertoe bijdraagt dat dit voorrecht zelf in de breedst denkbare kring belandt, is dat voor alle betrokkenen, maar ook voor een land dat een vooroplopende kenniseconomie wil zijn en wil blijven een bemoedigend vooruitzicht.