Vraagstukken nationale MEP-conferentie 2018 - Hoofdinhoud
Hieronder een overzicht van de vraagstukken die tijdens de nationale MEP-conferentie 2018 door de verschillende parlementaire commissies behandeld zullen worden.
Nr. |
Commissie |
Vraagstuk |
---|---|---|
1 |
Commissie Buitenlandse Zaken |
Het vraagstuk van migratiebeleid. De Europese Unie is vanaf 2015 geconfronteerd met een grote vluchtelingenstroom. Tot op de dag van vandaag is het nog steeds niet gelukt om een duurzaam, effectief migratiebeleid door te voeren dat op de steun kan rekenen van alle lidstaten. De EU staat daarom voor de uitdaging om het asiel- en migratiebeleid toekomstbestendig te maken. Momenteel lukt het sommige landen weliswaar om de ongereguleerde migratiestromen te stoppen door middel van tijdelijke grenscontroles aan de binnengrenzen, maar hoe moet dit met het oog op het Verdrag van Schengen nu verder? Hoe kunnen de buitengrenzen beter bewaakt worden, maar tegelijkertijd ook de rechten van vluchtelingen beschermd worden? Hoe lang kunnen de ‘tijdelijke’ grenscontroles van kracht blijven? |
2 |
Commissie Buitenlandse Zaken – subcommissie Veiligheid en Defensie |
Het vraagstuk van het versterken van de Europese defensiesamenwerking. In het nieuwste samenwerkingsverband van de Europese Unie op het gebied van defensie-samenwerking, PESCO (permanente gestructureerde samenwerking), doen 25 van de 28 EU-lidstaten mee. Sceptici zijn bang dat dit samenwerkingsverband een bedreiging is voor de NAVO. Ook de Verenigde Staten (VS) kijken huiverig naar de ontwikkelingen. Maar waarom eigenlijk? Met betere EU-samenwerking kunnen defensie-uitgaven efficiënter besteed worden en kunnen EU-landen hun defensiecapaciteiten beter verdelen. Hoe kan de Europese Unie ervoor zorgen dat PESCO een geslaagde aanvulling is op de doelstellingen van de NAVO? En hoe kan PESCO tegelijkertijd een middel zijn om de strijdkrachten van de EU-lidstaten minder afhankelijk te maken van de VS? |
3 |
Commissie Ontwikkelingssamenwerking |
Het vraagstuk van samenwerking met ACS-landen. De ontwikkelingsrelatie tussen de Europese Unie en 79 landen in Afrika, de Caraïben en de Stille Oceaan (de zogeheten ACS-landen) is grotendeels gebaseerd op het Cotonou-verdrag, dat in 2000 is gesloten. In 2020 loopt het verdrag af. Rekening houdend met de huidige vluchtelingenproblematiek en de groeiende invloedssferen van andere ontwikkelingspartners zoals China, is het belangrijker dan ooit om een hernieuwde strategie voor ontwikkelingssamenwerking te formuleren. Het Cotonou verdrag verbindt strikte voorwaarden aan financiële steun, voornamelijk met betrekking tot het waarborgen van mensenrechten en het bevorderen van de democratische rechtsstaat. Sommige lidstaten steunen deze zogeheten conditionaliteit en denken dat het een effectief drukmiddel is voor een regering om te hervormen. Andere lidstaten wijzen erop dat juist onschuldige burgers het slachtoffer van eventuele sancties kunnen worden en dat het ertoe leidt dat deze landen toenadering tot andere wereldspelers zoeken. Hoe kan de EU zich in de toekomst blijven inzetten voor armoedebestrijding, met inbegrip van ‘een integrale benadering van ontwikkeling’ die meer is dan alleen economische groei? En welke rol moet conditionaliteit daarbij spelen? |
4 |
Commissie Internationale Handel |
Het vraagstuk van protectionisme. Door protectionisme schermt een land de eigen markt af voor buitenlandse concurrenten, zodat de eigen industrie kan groeien. Veelgebruikte protectionistische maatregelen zijn tarieven, importquota en subsidies. De meeste economen vinden protectionisme schadelijk en zien internationale vrijhandel als het systeem met de meeste economische voordelen voor de meeste mensen. Toch zijn er sinds 2009 al meer dan 8.600 protectionistische maatregelen geteld bij landen die lid zijn van de G20; hoewel juist die landen na de financiële crisis in 2008 hadden beloofd om niet weer te vervallen in de ‘historische fout’ van protectionisme. Hoe moet de Europese Unie inspelen op deze protectionistische golf? Moeten de Europese lidstaten hun koers aanpassen om hun eigen industrieën te beschermen? Of moet de EU zich niet gek laten maken en een voorbeeld stellen voor andere landen om op die manier meer economische schade op de lange termijn te voorkomen? Hoe kan de EU het beste coöperatief gedrag uitlokken bij landen buiten Europa? |
5 |
Commissie Milieubeheer, Volksgezondheid en Voedselveiligheid |
Het vraagstuk van modernisering in de zorg. De combinatie van vergrijzing en stijgende kosten in de zorg vormt een grote uitdaging voor de Europese Unie. Tegelijkertijd biedt deze uitdaging ook de kans om zorgsystemen te moderniseren. E-health, oftewel digitalisering in de gezondheidszorg, wordt gezien als een mogelijkheid om diverse problemen in de zorg aan te pakken. E-health kan onder andere bijdragen aan betaalbare, toegankelijke en kwalitatief goede zorg en leidt bovendien tot meer eigen regie voor patiënten. Toch lijkt deze kans om de zorg te moderniseren nog niet volledig benut. Zou de EU meer technologie kunnen inzetten om de zorg te verbeteren? Wat zijn de mogelijkheden van e-health? Kunnen bijvoorbeeld ook regio’s met beperkte toegang tot IT-diensten profiteren van e-health? Kan de EU garanderen dat grensoverschrijdende data-overdracht veilig is? En hoe kan het beleid van de individuele lidstaten beter op elkaar afgestemd worden? |
6 |
Commissie Industrie, Onderzoek en Energie |
Het vraagstuk van emissiehandel. Eén van de manieren om de klimaatdoelen te bereiken is emissiehandel. Sinds 2005 moeten grote, energie-intensieve bedrijven die CO2 uitstoten daarvoor zogeheten emissierechten kopen. Bedrijven die weinig broeikasgassen uitstoten kunnen hun rechten verkopen aan bedrijven die meer uitstoten dan waar zij recht op hebben. Voorstanders bepleiten dat emissiehandel het enige systeem is dat een plafond aan CO2-uitstoot kan bewerkstelligen. Critici zeggen echter dat er momenteel te veel emissierechten in omloop zijn, waardoor het systeem vooralsnog te weinig financiële stimulans biedt om te verduurzamen. Vanaf 2021 zal de vierde handelsperiode van emissierechten van start gaan, die zal lopen tot 2030. Welke aanpassingen moeten worden aangebracht aan het huidige systeem om de nieuwe klimaatdoelen te behalen? Hoe kan enerzijds het opkopen van extra emissierechten ontmoedigd worden, maar anderzijds voorkomen worden dat Europese bedrijven een concurrentienadeel ten opzichte van bedrijven buiten Europa hebben? |
7 |
Commissie Regionale Ontwikkeling |
Het vraagstuk van regionale verschillen binnen de Europese Unie. Er zijn grote welvaartsverschillen tussen de regio's in Europa. Toch zijn veel Europese doelstellingen uniform opgesteld, zoals de doelstelling om over te gaan op een circulaire economie. In een circulaire economie zijn producten volledig herbruikbaar en recyclebaar. Hiermee wil Europa zijn economische en milieutechnische positie verbeteren. De doelstellingen zijn echter niet voor alle lidstaten even haalbaar. Veel West-Europese landen zijn immers al veel verder met het opzetten van een circulaire economie dan landen in Midden- en Oost-Europa. Roemenië heeft bijvoorbeeld een ‘recycling rate’ van 12%, terwijl dat in Denemarken al bijna 50% is. Hoe kan voorkomen worden dat het probleem van ongelijkheid binnen de Europese Unie bij deze ambitieuze doelstelling groeit? Welke inspanning moeten de individuele lidstaten leveren om de gemeenschappelijke doelen te halen? Hoe kan de circulaire economie ook aandacht besteden aan de sociale dimensie en inclusiviteit verhogen? |
8 |
Commissie Cultuur en Onderwijs |
Het vraagstuk van internationalisering in het hoger onderwijs. In de mondiale strijd om kennis en menselijk kapitaal wil de Europese Unie studenten goed voorbereiden op de arbeidsmarkt. Volgens de Europese Commissie draagt leermobiliteit bij aan de ontwikkeling van vaardigheden die essentieel zijn voor de arbeidsmarkt. De Commissie wil daarom het studeren in het buitenland stimuleren. Momenteel wordt in Europa gedebatteerd over het Meerjarig Financieel Kader van 2021-2027, de begroting van de Europese Unie. De Europese Commissie heeft daarvoor een voorstel gepresenteerd waarbij ze de subsidie voor Erasmus+, die onder andere studenten de kans geeft om in het buitenland te studeren, willen verdubbelen. Hoe kan internationalisering daadwerkelijk leiden tot meer samenwerking op het gebied van hoger onderwijs? En hoe kan daarbij een braindrain in bepaalde lidstaten voorkomen worden? In hoeverre is het wenselijk om de onderwijssystemen verder te standaardiseren door middel van de zogeheten Bologna-hervormingen? |
9 |
Commissie Constitutionele Zaken |
Het vraagstuk van de Europese Verkiezingen in 2019. In mei 2019 zullen de verkiezingen van het Europees Parlement plaatsvinden. De opkomst voor de Europese parlementsverkiezingen ligt al sinds 1999 onder de 50% en blijft gestaag dalen. Om de legitimiteit van het Europees Parlement, en daarmee de Europese Unie als geheel, te verhogen is een hoge opkomst wenselijk. Daarbij is het van belang dat kiezers beter geïnformeerd en dus gemotiveerd worden. Hoe kan de EU zorgen voor een hogere opkomst bij de aanstaande verkiezingen en de kiezer beter bereiken en informeren? Sommige lidstaten, zoals België, kennen een formele stemplicht. Andere lidstaten, zoals Estland, experimenteren met online stemmen. Welke maatregelen zou de EU op Europees niveau kunnen doorvoeren om de betrokkenheid van de burgers te verhogen? |
10 |
Commissie Rechten van de Vrouw en Gendergelijkheid |
Het vraagstuk van de sociale positie van vrouwen. Hoewel de sociale positie van vrouwen aanzienlijk is verbeterd ten opzichte van de vorige eeuw, zijn er nog steeds veel aandachtspunten. Ongelijkheid beperkt zich niet alleen tot de arbeidsmarkt. Ook op het vlak van onderwijs, sociaal leven en toegang tot diensten hebben vrouwen nog steeds een ondergeschikte positie ten opzichte van mannen. Juridische gelijkheid blijkt dus in de praktijk niet afdoende. Gendertyperingen en stereotyperingen zijn terug te vinden in de Europese maatschappij. Dit staat de verwezenlijking van echte gelijkheid in de weg. Welke maatschappelijke veranderingen kan de Europese Unie doorvoeren opdat de gelijkheid van vrouwen in alle EU-lidstaten gewaarborgd kan worden? Welke stappen moet de EU nemen om haar burgers te motiveren om gendertyperingen los te laten en een moderne blik op de rol van vrouwen in de maatschappij verder te ontwikkelen? En hoe kan de EU inspelen op de uiteenlopende scores die de verschillende lidstaten op de Gender Equality Index hebben? |