Memorie van toelichting

1.

Kerngegevens

Document­datum 14-03-2017
Publicatie­datum 16-05-2018
Externe link originele PDF
Originele document in PDF

2.

Tekst

MEMORIE VAN TOELICHTING

Algemeen

1.    Inleiding

Dit wetsvoorstel geeft uitvoering aan de voorgestelde grondwetswijziging strekkende tot het opnemen van een constitutionele basis voor Caribische openbare lichamen en het regelen van een kiescollege voor de Eerste Kamer (Stb. 2016, 458 en Stb. 2016, 426) (hierna: de grondwetswijziging). Daarin is voorgesteld de Grondwet aldus te wijzigen dat de leden van de Eerste Kamer worden gekozen door de leden van de provinciale staten en de leden van een of meer Caribische kiescolleges. Hiermee beoogt de grondwetgever te bewerkstelligen dat de Nederlandse ingezetenen van Bonaire, Sint Eustatius en Saba in staat worden gesteld om indirect invloed uit te oefenen op de samenstelling van de Eerste Kamer door de leden van het kiescollege te verkiezen. De verdere vormgeving hiervan moet bij wet in formele zin worden uitgewerkt. Dit wetsvoorstel strekt daartoe.

In de grondwetswijziging is er uiteindelijk niet voor gekozen om het kiesrecht voor de Eerste Kamer toe te kennen aan de leden van de eilandsraad, omdat deze keuze zou leiden tot de onverenigbaarheid van twee belangrijke uitgangspunten, namelijk dat uitsluitend Nederlanders de samenstelling van de Eerste Kamer mogen beïnvloeden en dat niet-Nederlandse ingezetenen kiesrecht moeten hebben voor de meest nabije bestuurslaag (mits zij voldoen aan de daarvoor gestelde voorwaarden). Toekenning van het kiesrecht voor de Eerste Kamer aan de leden van de eilandsraden zou immers ofwel betekenen dat ingezetenen zonder de Nederlandse nationaliteit niet langer het kiesrecht voor de eilandsraden kunnen uitoefenen ofwel dat de vreemdelingen in Caribisch Nederland het kiesrecht voor de eilandsraad moet worden ontnomen.1 Om tegemoet te komen aan beide uitgangspunten is daarom voorgesteld om naast de eilandsraad een kiescollege voor de Eerste Kamer te vormen. Het kiescollege Eerste Kamer heeft uitsluitend tot taak om tezamen met de leden van de provinciale staten in Europees Nederland de leden van de Eerste Kamer der Staten Generaal te kiezen. De keuze voor een of meer aparte kiescolleges heeft de grondwetgever aan de formele wetgever overgelaten.

Met dit wetsvoorstel wordt voorgesteld om per openbaar lichaam een kiescollege in te stellen. Deze keuze zal hierna worden toegelicht (paragraaf 2.3). Het wetsvoorstel strekt er voorts toe de verkiezing van de leden van het kiescollege te regelen en de regeling van de Eerste Kamerverkiezing aan te passen opdat de leden van de Eerste Kamer mede worden gekozen door de leden van de kiescolleges. Wat betreft de verkiezing van de leden van de Eerste Kamer, treedt voorliggend wetsvoorstel in de plaats van een eerder tot stand gekomen wettelijke regeling over de destijds voorziene verkiezing van de leden van de Eerste Kamer door de leden van de eilandsraden (Stb. 2010, nr. 347). Die regeling is niet in werking getreden in afwachting van de grondwetswijziging over de Caribische openbare lichamen en dient thans te vervallen.

De regering acht het van belang dat de Nederlandse ingezetenen van de openbare lichamen bij de eerstvolgende Eerste Kamerverkiezing in 2019 invloed kunnen uitoefenen op de samenstelling van de Eerste Kamer. Om dit te kunnen realiseren, is het van belang dat dit wetsvoorstel zo snel mogelijk in werking treedt nadat de grondwetswijziging in werking is getreden. De regering streeft ernaar dit wetsvoorstel medio 2018 in werking te laten treden. De eerste lezing van voormelde grondwetswijziging is inmiddels afgerond. In het geval de grondwetswijziging in de tweede lezing in beide Kamers wordt aangenomen (met tweederde van het aantal uitgebrachte stemmen), treedt de wijziging van de Grondwet terstond na de bekendmaking in werking.

2.    Inhoud van het voorstel

2.1. (Grondwettelijke) uitgangspunten

Voor de uitwerking van het wetsvoorstel zijn de voorgestelde grondwettelijke voorschriften voor de verkiezing van het kiescollege in acht genomen. Deze voorschriften staan in dit wetgevingstraject niet ter discussie. Wat betreft de verkiezing van het kiescollege betekent dit dat de leden van het kiescollege rechtstreeks worden gekozen door en uit de Nederlandse ingezetenen van het betreffende openbaar lichaam die de leeftijd van achttien jaar hebben bereikt en niet zijn uitgesloten van het kiesrecht. De leden worden gekozen op de grondslag van evenredige vertegenwoordiging binnen door de wet te stellen grenzen. De verkiezingen worden gehouden bij geheime stemming. De wet regelt de tijdelijke vervanging van een lid wegens zwangerschap en bevalling, alsmede wegens ziekte. Vanwege de mogelijkheid dat de Eerste Kamer wordt ontbonden en nieuwe leden moeten worden gekozen, dient de zittingsduur van provinciale staten en het kiescollege overeen te komen met de zittingsduur van de Eerste Kamer. De wet bepaalt welke betrekkingen niet gelijktijdig met het lidmaatschap kunnen worden uitgeoefend. De wet kan bepalen dat beletselen voor het lidmaatschap voortvloeien uit verwantschap of huwelijk en dat het verrichten van bij de wet aangewezen handelingen tot het verlies van het lidmaatschap kan leiden. De leden stemmen zonder last en alles wat verder het kiesrecht en de verkiezingen betreft, wordt bij de wet geregeld.2

Ook wat betreft de verkiezing van de leden van de Eerste Kamer door de leden van de kiescolleges zijn de voorgestelde grondwettelijke voorschriften in acht genomen. Dat betekent dat de leden van de Eerste Kamer worden gekozen op de grondslag van evenredige vertegenwoordiging binnen door de wet te stellen grenzen. De verkiezing wordt gehouden bij geheime stemming. De verkiezing dient binnen drie maanden na de verkiezing van de leden van provinciale staten plaats te vinden, om de uitslag zo spoedig mogelijk te laten doorwerken in de samenstelling van de Eerste Kamer.

De Eerste Kamer onderzoekt de geloofsbrieven van haar nieuwbenoemde leden en beslist over eventuele geschillen over de geloofsbrieven of de verkiezing.3

Ten slotte is bij de uitwerking van dit wetsvoorstel het bijzondere karaker van het kiescollege in acht genomen. Zo is het kiescollege een orgaan van het openbaar lichaam, maar behoort het niet tot het bestuur van het openbaar lichaam. Het kiescollege heeft uitsluitend tot taak om de leden van de Eerste Kamer te kiezen en heeft dan ook geen andere bevoegdheden, zoals een verordenende bevoegdheid of de bevoegdheid om handhavend op te treden. Voorts is van belang dat het kiescollege geen algemeen vertegenwoordigend orgaan is, zoals de eilandsraad of provinciale staten. De leden van het kiescollege worden weliswaar rechtstreeks gekozen door de Nederlandse ingezetenen van de openbare lichamen, maar zij vertegenwoordigen de openbare lichamen uitsluitend in het kader van de verkiezing van de Eerste Kamer.

2.2. Systematiek van het wetsvoorstel

Voor het regelen van de verschillende onderwerpen is de huidige wettelijke systematiek gevolgd die is toegepast voor andere, rechtstreeks gekozen organen als de eilandsraad, de provinciale staten en de gemeenteraad. Dat betekent dat onderwerpen als de inrichting en samenstelling van het kiescollege en de vereisten voor het lidmaatschap door middel van de wijziging van de Wet openbare lichamen Binaire Sint Eustatius en Saba (hierna: WolBES) in die wet worden geregeld en onderwerpen als het actieve kiesrecht, het begin en einde van het lidmaatschap van het kiescollege, de tussentijdse functievervulling en het geloofsbrievenonderzoek in de Kieswet zullen worden geregeld.

Voor de inrichting en samenstelling van het kiescollege is inhoudelijk zoveel mogelijk aansluiting gezocht bij de inrichting en samenstelling van de eilandsraad. Dat geldt ook voor de bepalingen over de persoonlijke integriteit en de vergaderingen. Die bepalingen zijn gebaseerd op de bepalingen uit de Gemeentewet (die overigens grotendeels overeenkomen met de betreffende bepalingen uit de Provinciewet), maar daarbij is rekening gehouden met bijzondere omstandigheden met betrekking tot de openbare lichamen, zoals onder meer de kleine oppervlakte en de beperkte bevolkingsomvang, hun insulaire karakter en de economische en sociale omstandigheden in de openbare lichamen.4 Aangezien die verschillen ook ten aanzien van de kiescolleges relevant zijn, ligt aansluiting bij de WolBES voor de hand. Gelet hierop worden in de voorgestelde nieuwe afdeling de bepalingen met betrekking tot eilandsraden zoveel mogelijk van overeenkomstige toepassing verklaard op de kiescolleges. Afwijkingen van die bepalingen hebben veelal te maken met het bijzondere karakter van het kiescollege, al dan niet in combinatie met de specifieke omstandigheden op de eilanden. Zo wordt bijvoorbeeld voorgesteld dat de leden van de eilandsraad (met de Nederlandse nationaliteit) ook lid kunnen zijn van het kiescollege (zie paragraaf 2.3 van deze toelichting). De inrichting en samenstelling van het kiescollege wordt geregeld in hoofdstuk III van de WolBES dat gaat over het eilandsbestuur. In de WolBES wordt tot het eilandsbestuur gerekend, ieder bevoegd orgaan van het openbaar lichaam.5 Het kiescollege behoort daar eveneens toe. Om evenwel te voorkomen dat de indruk wordt gewekt dat het kiescollege bestuurstaken heeft en daarmee behoort tot het bestuur van het openbaar lichaam in enge zin, wordt het opschrift van hoofdstuk III aangepast, zodat dat hoofdstuk betreft de inrichting en samenstelling van de organen van het openbaar lichaam, waaronder van het kiescollege. Aangezien het kiescollege naast de eilandsraad, het bestuurscollege en de gezaghebber behoort tot de hoofdorganen van het openbaar lichaam, wordt de inrichting en samenstelling van het kiescollege geregeld na de inrichting en samenstelling van die andere hoofdorganen en derhalve in een nieuwe afdeling IVa.

De verkiezingen van de leden van de kiescolleges vinden zoveel mogelijk op dezelfde wijze plaats als de verkiezingen van de leden van de provinciale staten en de leden van de kiescolleges kiezen op dezelfde wijze als de leden van de provinciale staten de leden van de Eerste Kamer verkiezen.

Bij de grondwetswijziging is immers van belang geacht dat de kiezers van de kiescolleges zoveel mogelijk in vergelijkbare condities worden gesteld als de kiezers van de kiescolleges voor de Eerste Kamer in het Europese deel van Nederland (de provinciale staten)6 en met de grondwetswijziging is niet beoogd de wijze waarop de Eerste Kamer in Europees Nederland wordt gekozen, te veranderen (anders dan dat de Eerste Kamer mede wordt gekozen door de leden van de kiescolleges). In de Kieswet is ervoor gekozen de bepalingen die betrekking hebben op de openbare lichamen, zoveel mogelijk in één hoofdstuk samen te brengen. Om die systematiek in stand te houden, is in dit wetsvoorstel ervoor gekozen het kiesrecht voor de kiescolleges in datzelfde hoofdstuk te regelen, namelijk in de nieuwe paragraaf 3a in hoofdstuk Ya van afdeling Va. In de voorgestelde paragraaf worden de bepalingen voor de verkiezing van de leden van de provinciale staten zoveel mogelijk van toepassing verklaard op de kiescollegeverkiezing. Ook zijn de bepalingen met betrekking tot het begin van en de veranderingen in het lidmaatschap van de provinciale staten en de beëindiging van het lidmaatschap en tijdelijke vervanging als lid van toepassing op de kiescolleges. Dezelfde systematiek is gehanteerd voor de verkiezing van de leden van de Eerste Kamer door de leden van de kiescolleges. Deze regeling is opgenomen in de nieuwe paragraaf 4 in hoofdstuk Ya van afdeling Va van de Kieswet.

2.3. De kiescolleges Eerste Kamer

Een kiescollege per openbaar lichaam

De keuze voor een kiescollege per openbaar lichaam of een gezamenlijk kiescollege voor Caribisch Nederland bepaalt in belangrijke mate de wijze waarop de kiescollegeverkiezing en de Eerste Kamerverkiezing moet worden georganiseerd. In het geval van aparte kiescolleges per openbaar lichaam vinden de kandidaatstelling en stemming voor het kiescollege immers per openbaar lichaam plaats, stemmen de gekozen leden per openbaar lichaam in een vergadering voor de Eerste Kamer en hun stemwaarde wordt vastgesteld op basis van het aantal inwoners van het betreffende openbaar lichaam. In het geval van één kiescollege voor Caribisch Nederland, kiezen alle inwoners van Caribisch Nederland uit dezelfde kandidaten, stemmen de leden van het kiescollege in één vergadering voor de Eerste Kamer en wordt de stemwaarde vastgesteld op basis van het totale inwonertal van de openbare lichamen.

Een gezamenlijk kiescollege sluit aan bij de verkiezing van de Eerste Kamer in Europees Nederland, die in regionaal verband plaatsvindt. Voorts is de invloed (stemwaarde) van de individuele leden mogelijk wat groter dan de leden van drie kiescolleges, namelijk in het geval het aantal leden van een kiescollege minder is dan het gezamenlijke aantal van drie kiescolleges. Voor een rekenvoorbeeld wordt verwezen naar tabel 1. Bij deze keuze moet evenwel in aanmerking worden genomen dat het aantal kiesgerechtigden op Bonaire veel hoger is dan dat van Saba en Sint Eustatius samen. De invloed van de kiezers op Saba en Sint Eustatius op de samenstelling van het kiescollege zal dan ook gering zijn. Gelet op het minimaal aantal benodigde stemmen om gekozen te worden (de kiesdrempel), is bovendien de kans aanwezig dat kandidaten van Saba en Sint Eustatius geen zetel behalen. Dat betekent dat de inwoners van betreffende openbare lichamen veelal geen invloed kunnen uitoefenen op de samenstelling van de Eerste Kamer via de "eigen" afgevaardigden (maar uitsluitend via de afgevaardigden van Bonaire) of dat politieke groeperingen die in verschillende openbare lichamen actief zijn en voor elkaar onbekend zijn, zullen moeten samenwerken om een reële kans te maken om gekozen te worden. Verder is van belang dat de gekozen leden voor de stemming fysiek samen moeten komen, hetgeen kan betekenen dat de leden naar een ander openbaar lichaam moeten afreizen.

Een kiescollege per openbaar lichaam sluit aan bij de wijze waarop de leden van de eilandsraad worden gekozen en die derhalve herkenbaar is voor de bewoners van de openbare lichamen. Ieder openbaar lichaam heeft bovendien zijn eigen afgevaardigden om te stemmen voor de Eerste Kamer. Dit betekent dat ook de vertegenwoordiging van de Nederlandse ingezetenen van de openbare lichamen Saba en Sint Eustatius in de verkiezing van de Eerste Kamer is gegarandeerd. Hier staat tegenover dat de stemwaarde van de leden van de afzonderlijke kiescolleges gering zal zijn (Sint Eustatius 0,01 zetel, Saba 0,01 zetel en Bonaire 0,09 zetel; zie in dit verband tabel 1, hieronder).7

Tabel 1. Rekenvoorbeeld aantal leden en bijbehorende stemwaarde bij aparte kiescolleges voor Bonaire, Sint Eustatius en Saba (optie 1) en een kiescollege voor Caribisch Nederland (optie 2)

 

Kieskring

Inwoners

op

1-1-2016

Leden

PS

Stemwaarde per lid.1

Aantal EK zetels

voor de kieskring

Drenthe

488.629

41

119

2,16

Flevoland

404.068

39

104

1,78

Friesland

646.040

43

150

2,85

Gelderland

2.035.351

55

370

8,98

Groningen

583.721

43

136

2,57

Limburg

1.116.260

47

238

4,92

7 Kamerstukken II 2014/15, 33 900, nr. 10, blz. 9.

Tabel 1. Rekenvoorbeeld aantal leden en bijbehorende stemwaarde bij aparte kiescolleges voor Bonaire, Sint Eustatius en Saba (optie 1) en een kiescollege voor Caribisch Nederland (optie 2)

 

Kieskring

Inwoners

op

1-1-2016

Leden

PS

Stemwaarde per lid.1

Aantal EK zetels

voor de kieskring

Noord-

Brabant

2.498.749

55

454

11,02

Noord-Holland

2.784.854

55

506

12,28

Overijssel

1.144.280

47

243

5,05

Utrecht

1.273.613

472

271

5,62

Zuid-Holland

3.622.303

55

659

15,98

Zeeland

381.252

39

98

1,68

Optie 1

Bonaire

19.408

9

22

0,09

7

28

6

32

5

39

4

49

3

65

Sint Eustatius

3.193

5

6

0,01

4

8

3

11

Saba

1.947

5

4

0,01

4

5

3

6

Optie 2

Caribisch

Nederland

24.548

9

27

0,11

7

35

6

41

5

49

4

61

3

82

PM (standpunt openbare lichamen)

De verschillende argumenten tegen elkaar afwegend, kiest de regering ervoor een kiescollege per openbaar lichaam in te stellen. Hierbij is doorslaggevend geacht dat een kiescollege per openbaar

lichaam herkenbaar is, wat naar verwachting een positieve invloed heeft op de opkomst bij de verkiezing van het kiescollege en de bereidheid zich te kandidaat te stellen. Daarbij komt dat bij aparte kiescolleges de vertegenwoordiging van de openbare lichamen Saba en Sint Eustatius in een kiescollege en daarmee de invloed op de samenstelling van de Eerste kamer gegarandeerd is en logistieke operaties en reis- en verblijfkosten in verband met een gezamenlijk stemming uitblijven. Dit is anders bij een gezamenlijk kiescollege. Hoewel een voordeel van een kiescollege is dat de invloed van de afzonderlijke leden wat groter zal zijn, is dat voordeel relatief. De invloed van Caribisch Nederland als geheel op de samenstelling van de Eerste kamer blijft (bij beide opties) immers gering (0,11 kamerzetel). Overigens meent de regering dat de mogelijke besparing van administratieve en bestuurlijke lasten door gezamenlijke registratie, kandidaatstelling en vaststelling van de uitslag niet opweegt tegen de lasten die de daartoe vereiste afstemming tussen de politieke groeperingen en de bestuurscolleges in het geval van een gezamenlijk kiescollege zou meebrengen.

De inrichting en samenstelling van het kiescollege

Het kiescollege heeft een zittingsduur van vier jaren. Verwezen wordt naar paragraaf 2.1 van deze toelichting. Tussentijdse ontbinding van het kiescollege is niet mogelijk.

Bij het bepalen van het aantal leden van een kiescollege is een aantal aspecten in overweging genomen. Een kiescollege moet voldoende leden hebben om de in de Grondwet verankerde geheime stemming te waarborgen. Een kiescollege moet ook uit voldoende leden bestaan om een stembureau te vormen dat de uitslag van de stemming voor de Eerste Kamer vaststelt. Het aantal leden is ook van belang voor de mate waarin de verschillende voorkeuren van de kiezers kunnen doorwerken in de samenstelling van het kiescollege en daarmee in de samenstelling van de Eerste Kamer. Tot slot is het aantal leden, zoals hierboven is geschetst, van belang voor de stemwaarde van de leden. Hoe meer leden het kiescollege telt, hoe lager de stemwaarde per lid.7 Voorgesteld wordt om voor het aantal leden van het kiescollege aan te sluiten bij het aantal leden van de eilandsraad. Dat betekent dat het kiescollege van Sint Eustatius en Saba uit 5 leden bestaat en het kiescollege van Bonaire uit 9 leden. Gelet op hetgeen hiervoor is opgemerkt, ligt een lager aantal leden dan 5 met name met het oog op het bewaken van het stemgeheim niet voor de hand. Een aantal hoger dan 9 leden ligt evenmin in de rede, omdat daarmee de invloed van de individuele leden op de samenstelling van de Eerste Kamer te zeer wordt beperkt. Een bijkomend voordeel is dat het voorgestelde aantal leden herkenbaar is voor de bewoners en daarmee bijdraagt aan de bekendheid en herkenbaarheid van het kiescollege.

Het is onnodig complicerend om voor een kiescollege een apart orgaan in het leven te roepen dat moet optreden als voorzitter van het kiescollege (zo zullen sollicitatieprocedures moeten worden opgesteld en in de ambtelijke ondersteuning van de voorzitter worden voorzien). Uit pragmatisch oogpunt wordt daarom voorgesteld de gezaghebber aan te wijzen als voorzitter van het kiescollege. De gezaghebber is voorzitter van het kiescollege en kan aan de beraadslaging deelnemen. Hij is echter géén lid van het kiescollege en heeft geen stem in het toelaten van nieuwe leden van het kiescollege en het besluit of de kiescollegeverkiezing wel of niet goed is verlopen. De gezaghebber heeft evenmin kiesrecht voor de verkiezing van de leden van de Eerste Kamer. De gezaghebber is wel de voorzitter van het stembureau voor de Eerste Kamerverkiezing en benoemt uit de kiescollegeleden de drie leden van het stembureau (zie voor een nadere toelichting, paragraaf 2.5). Mede gelet op de beperkte taak van de voorzitter van het kiescollege wordt het niet bezwaarlijk geacht dat de gezaghebber tevens voorzitter van de eilandsraad is.8 Aangezien voor de vervulling van de functie van gezaghebber Nederlanderschap is vereist,9 is er bovendien geen risico op indirecte beïnvloeding op de verkiezing van de leden van de Eerste Kamer door een niet-Nederlander. Bij verhindering of ontstentenis van de gezaghebber wordt zijn ambt waargenomen door een door de Rijksvertegenwoordiger aangewezen waarnemend gezaghebber.

De Rijksvertegenwoordiger kan voorts in de waarneming voorzien, indien hij dit in het belang van het openbaar lichaam nodig acht. De waarnemer zal in voorkomend geval de vergaderingen voorzitten, de oproep tot de vergadering doen uitgaan en de stukken die van het kiescollege uitgaan, ondertekenen.

Gelet op de beperkte rol van het kiescollege binnen het gehele eilandsbestuur en, in het verlengde daarvan, de beperkte taak van de gezaghebber als voorzitter van het kiescollege, heeft het kiescollege, anders dan de eilandsraad, geen rol in het kader van de benoeming van de gezaghebber en zijn waarneming (vergelijk onder meer de artikelen 73, tweede en derde lid, en 90, tweede lid).

De vereisten voor het lidmaatschap

Om lid van het kiescollege te kunnen zijn, moet men, zoals ook uit de Grondwet volgt, ingezetene zijn van het openbaar lichaam, de leeftijd van achttien jaar hebben bereikt en niet zijn uitgesloten van het kiesrecht. Van het (actief en passief) kiesrecht voor het kiescollege is uitgesloten degene die wegens het plegen van een bij de wet aangewezen misdrijf onherroepelijk is veroordeeld tot een vrijheidsstraf van ten minste een jaar en als bijkomende straf door de rechter is uitgesloten van het kiesrecht. Met het oog op de taak van de leden van het kiescollege om de leden van de Eerste Kamer te kiezen, is bovendien, anders dan voor het lidmaatschap van de eilandsraad, het Nederlanderschap vereist (verwezen wordt naar paragraaf 2.1 van deze toelichting).

Indien een lid van het kiescollege niet langer voldoet aan één van de vereisten voor het lidmaatschap is hij verplicht dit mee te delen aan het kiescollege. Met die mededeling is zijn lidmaatschap van rechtswege geëindigd. Indien hij nalaat zulks mee te delen, waarschuwt de gezaghebber hem schriftelijk. Het betrokken lid kan deze waarschuwing binnen acht dagen aan het oordeel van het kiescollege onderwerpen. In het geval het lid van het kiescollege geen gebruik maakt van deze mogelijkheid, is zijn lidmaatschap na het verstrijken van de termijn van acht dagen van rechtswege beëindigd.10 Tegen het oordeel van het kiescollege staat rechtstreeks beroep open bij het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curagao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba (hierna: het Gemeenschappelijk Hof). Deze regeling zal worden opgenomen in de Kieswet.11

Onverenigbare functies en de bevordering van de persoonlijke integriteit

Om belangenverstrengeling of de schijn ervan te voorkomen, is een aantal functies onverenigbaar met het lidmaatschap van het kiescollege. De sanctie op het vervullen van een met het lidmaatschap van het kiescollege onverenigbare betrekking is dat men van rechtswege ophoudt lid te zijn, zodra dit onherroepelijk is komen vast te staan. Hiervoor geldt dezelfde procedure als die hiervoor is beschreven in het kader van de vereisten voor het lidmaatschap.

De functies die onverenigbaar zijn met het lidmaatschap van het kiescollege komen overeen met de functies die onverenigbaar zijn met het lidmaatschap van de eilandsraad. Op het niveau van het openbaar lichaam betreft het de functies: gezaghebber, eilandgedeputeerde, lid van de gezamenlijke rekenkamer, gezamenlijke ombudsman of lid van de gezamenlijke ombudscommissie, en ambtenaar, door of vanwege het bestuur van het openbaar lichaam aangesteld of daaraan ondergeschikt. Om te voorkomen dat als gevolg van de geringe bevolkingsomvang van de openbare lichamen onvoldoende kandidaten voor het kiescollege beschikbaar zijn, is het lidmaatschap van de eilandsraad niet onverenigbaar met dat van het kiescollege. In het geval van vervulling van beide functies is van (de schijn van) belangenverstrengeling, gelet op de beperkte taak van het kiescollege, geen sprake en bovendien is de vervulling van beide functies vergelijkbaar met het uitgangpunt in Europees Nederland dat de leden van de provinciale staten, naast de bestuurlijke taken, de leden van de Eerste Kamer kiezen.

De aansluiting bij de incompatibiliteiten voor de leden van de eilandsraad, betekent voorts dat een lid van het kiescollege in beginsel niet ook ambtenaar mag zijn die door of vanwege het bestuur van het openbaar lichaam is aangesteld of daaraan ondergeschikt is, tenzij de functie van ambtenaar betreft de functie van ambtenaar van de burgerlijke stand, vrijwilliger of ander persoon die uit hoofde van een wettelijke verplichting niet bij wijze van beroep hulpdiensten verricht en de functie van ambtenaar werkzaam voor een school voor openbaar onderwijs. De kans op belangenverstrengeling wordt in dit verband niet aanwezig geacht.

Voor de eilandsraden van de openbare lichamen Sint Eustatius en Saba geldt bovendien dat bij eilandsverordening andere dan in de WolBES genoemde ambtelijke functies kunnen worden aanwijzen die verenigbaar zijn met het lidmaatschap van de eilandsraad. Als gevolg van de grondwetswijziging komt die bepaling te vervallen en zal een vergelijkbare bepaling voor het kiescollege uitblijven. Verwezen wordt naar de toelichting bij artikel I, onderdeel C.

Artikel 38 van het Rechtspositiebesluit ambtenaren BES regelt ten aanzien van de eilandsraadsleden dat indien een ambtenaar verkozen is tot eilandraadslid en zijn functie op grond van artikel 14, vierde lid, van WolBES verenigbaar is met het lidmaatschap van de eilandsraad, het bevoegd gezag hem op diens schriftelijke verzoek vrijstelling van dienst verleent voor het bijwonen van vergaderingen en zittingen van de eilandsraad en voor het verrichten van werkzaamheden die voortvloeien uit het lidmaatschap van de eilandraad. Op de bezoldiging van de ambtenaar wordt een inhouding toegepast over de tijd dat hij verlof geniet. Deze inhouding is nooit meer dan betrokkene als eilandraadslid aan vergoeding voor zijn werkzaamheden ontvangt. Indien een ambtenaar is verkozen is tot eilandraadslid en zijn ambtelijke functie onverenigbaar is met het eilandraadslidmaatschap, dan wordt hem op verzoek (volledige) vrijstelling van dienst verleend. Ook in dat geval vindt inhouding op de bezoldiging van de ambtenaar plaats. Voor de gekozen en benoemde leden van het kiescollege kan bij algemene maatregel van bestuur in beginsel een soortgelijke systematiek worden gehanteerd, met dien verstande dat vrijstelling van dienst onder vergelijkbare omstandigheden in geval van een ambtenaar die een met het lidmaatschap van het kiescollege onverenigbare functie vervult, niet in de rede ligt. Een (volledige) vrijstelling, waarbij de betrokken ambtenaar zijn bezoldiging (minus de inhouding) behoudt, terwijl het kiescollege slechts een paar keer in vier jaren bijeen hoeft te komen, wordt in dat geval niet proportioneel geacht.

Ter bevordering van de persoonlijke integriteit van het kiescollege worden voorts enkele relevante bepalingen op dit punt die betrekking hebben op de eilandsraad van overeenkomstige toepassing verklaard op het kiescollege, zoals de openbaarmaking van nevenfuncties, het afleggen van de eed of de verklaring en belofte alsmede de vaststelling van een gedragscode. De bepalingen over verboden handelingen en het verbod op bloed- en aanverwantschap tussen de leden van het kiescollege geldt evenwel niet voor de leden van het kiescollege. Voor een uitgebreidere toelichting wordt verwezen naar de toelichting bij het voorgestelde artikel 94d van de WolBES in het artikelsgewijze deel van deze toelichting.

Vergaderingen van de eilandsraad en het stemmen

Feitelijke samenkomst van de leden is in ieder geval nodig voor de stemming op de kandidaten voor de Eerste Kamer. Daarnaast moeten de leden van het kiescollege oordelen over de toelating van nieuw gekozen leden tot het kiescollege (het geloofsbrievenonderzoek) en over de geldigheid van de verkiezing. Ook zal het kiescollege in vergadering bijeen moeten komen in het geval een lid tussentijds vervangen moet worden (bijvoorbeeld wegens ziekte of zwangerschap). In die gevallen is samenkomst nodig voor het geloofsbrievenonderzoek. Het centraal stembureau is overigens belast met de benoeming van het vervangend lid.12 Dat het aantal vergaderingen van het kiescollege derhalve beperkt zal zijn, laat evenwel onverlet dat het kiescollege een orgaan van het openbaar lichaam is, waarvoor het met oog op de legitimiteit ervan noodzakelijk wordt geacht om onderwerpen als de vergaderingen en het stemmen wettelijk te regelen. De bepalingen over deze onderwerpen die in de WolBES zijn geregeld voor de eilandsraad worden zoveel mogelijk van overeenkomstige toepassing verklaard op het kiescollege.

Ondersteuning van het kiescollege

De eilandgriffier (of diens plaatsvervanger) en het ambtelijk apparaat van de griffie ondersteunen het kiescollege bij de uitoefening van zijn taken. Dit is een pragmatische keuze en wordt, gelet op de beperkte taak van het kiescollege, niet gezien als een onevenredige belasting voor de eilandgriffier. De ondersteuning van het kiescollege, die de eilandgriffier als aanvullende taak toegewezen krijgt, laat echter onverlet dat enkel de eilandsraad bevoegd is om de eilandgriffier en de op de griffie werkzame ambtenaren te benoemen, te schorsen en te ontslaan.13 Ook is uitsluitend de eilandsraad bevoegd om de vervanging van de eilandgriffier te regelen en om regels te stellen over de organisatie van de griffie. Aangezien de ondersteuning van het kiescollege door de eilandgriffier slechts van beperkte omvang zal zijn, wordt de betrokkenheid van het kiescollege bij dergelijke zaken niet noodzakelijk geacht.

Geldelijke voorzieningen

Gelet op de beperkte taken van de leden van het kiescollege en de omstandigheid dat zij daarvoor slechts een paar keer in de vier jaar in vergadering bijeen zullen komen, is er geen aanleiding gezien de kiescollegeleden een, voor de leden van vertegenwoordigende organen gebruikelijke, vaste vergoeding toe te kennen. Wat betreft de rechtspositionele aanspraken van leden van het kiescollege zijn echter de bepalingen dienaangaande voor de leden van de commissie van de eilandsraad van overeenkomstige toepassing verklaard. Dat betekent dat de kiescollegeleden per bezochte vergadering presentiegeld en eventueel een vergoeding voor reiskosten ontvangen. De rechtspositionele aanspraken worden geregeld in een eilandsverordening. De hoogte van het presentiegeld moet in overeenstemming zijn met bij of krachtens algemene maatregel van bestuur vastgestelde nadere regels. De nadere regels voor de rechtspositie van politieke gezagdragers in de openbare lichamen is thans neergelegd in het Rechtspositiebesluit politieke gezagdragers BES.

2.4. De kiescoMegeverkiezingen

De leden van het kiescollege worden gekozen door de Nederlandse ingezetenen van de openbare lichamen, die de leeftijd van achttien jaar hebben bereikt en die niet zijn uitgesloten van het kiesrecht. Dit vloeit voort uit het uitgangspunt dat uitsluitend Nederlanders (indirect) invloed kunnen uitoefenen op de samenstelling van de Eerste Kamer.

Voor de regeling van de verkiezing van het kiescollege is aansluiting gezocht bij de regeling van de verkiezing van de provinciale staten, zoals geregeld in de Kieswet. In de voorgestelde paragraaf 3a is daarom, overeenkomstig de huidige systematiek van de Kieswet, geregeld dat de bepalingen voor de verkiezing van de leden van de provinciale staten van overeenkomstige toepassing zijn op de verkiezing van de leden van het kiescollege, tenzij in die paragraaf anders is bepaald. Van toepassing zijn verklaard de bepalingen over onder meer de inlevering van kandidatenlijsten, het onderzoek van de kandidatenlijsten, de verbinding van kandidatenlijsten tot lijstencombinaties, de wijze van stemming, de oproeping voor de stemming, het stemmen met een kiezerspas, het stemmen bij volmacht, de wijze van stemopneming door het stembureau, de vaststelling van de verkiezingsuitslag, de zetelverdeling, de toewijzing van de zetels aan de kandidaten en de bekendmaking van de verkiezingsuitslag. Hetzelfde geldt voor de bepalingen met betrekking tot het begin van en de veranderingen in het lidmaatschap van de provinciale staten en met betrekking tot de beëindiging van het lidmaatschap alsmede tijdelijke vervanging. Enkele bijzondere aspecten ten aanzien van de verkiezing van de leden van het kiescollege worden hieronder aan de orde gesteld.

Kieskringen

Aangezien per openbaar lichaam een kiescollege wordt ingesteld, vormt ieder openbaar lichaam een eigen kieskring. Dit maakt het voor een politieke groepering mogelijk kandidatenlijsten in te leveren voor de verkiezing van het kiescollege van het openbaar lichaam waar deze (vooral) actief is of om per openbaar lichaam een (aparte) kandidatenlijst in te leveren. Met het oog op de kleinschaligheid van de openbare lichamen, kan, anders dan ten aanzien van de verkiezing van de leden van de provinciale staten, de kieskring niet in meer kieskringen worden verdeeld.

Tijdstip van de kiescollegeverkiezing

Voorgesteld wordt de verkiezing op hetzelfde tijdstip te laten plaatsvinden als de eilandsraadverkiezingen. Deze tijdstippen sluiten aan bij de verkiezing van provinciale staten, omdat de wetgever aanvankelijk voor ogen had dat de eilandsraden tezamen met provinciale staten de leden van de Eerste Kamer zouden kiezen. Het samenvallen van de kiescollegeverkiezing met die van de provinciale staten voorkomt de (theoretische) mogelijkheid dat de uitslag van de ene verkiezing de uitslag van de andere beïnvloedt en is verenigbaar met het grondwettelijk uitgangspunt dat de Eerste Kamerverkiezing binnen drie maanden na de verkiezing van de leden van provinciale staten dient plaats te vinden14. Het gelijktijdig plaatsvinden van de kiescollegeverkiezing met die van de eilandsraad zal naar verwachting ook een gunstig effect hebben op de opkomst voor de verkiezing van het kiescollege. Ook heeft het organisatorische voordelen, omdat gebruik kan worden gemaakt van dezelfde stemlokalen en stembureauleden.

Het hoofd- en centraal stembureau

In het verkiezingsproces heeft het centraal stembureau een belangrijke rol bij de registratie van politieke groeperingen en de inlevering en het onderzoek van de kandidatenlijsten. Het centraal stembureau en het hoofdstembureau spelen beide een rol bij de vaststelling van de verkiezingsuitslag. Bij de provinciale statenverkiezing treedt het hoofdstembureau van de kieskring waarin de gemeente is gelegen waar de vergadering van de staten wordt gehouden tevens op als centraal stembureau. Het betreffende hoofdstembureau wordt gevormd door een voorzitter, zijnde de burgemeester van de gemeente waar het hoofdstembureau is gevestigd, alsmede een plaatsvervangend voorzitter en drie andere leden die door het college van burgemeester en wethouders worden benoemd en ontslagen.15 Een hoofd- en centraal stembureau voor de kiescollegeverkiezing dat bestaat uit de gezaghebber van het openbaar lichaam (zijnde voorzitter), een plaatsvervangend voorzitter en andere leden, die door het bestuurscollege worden benoemd en ontslagen, komt het meest overeen met hoofd- en centraal stembureau voor de provinciale statenverkiezing. Aangezien dit dezelfde samenstelling is van het hoofd- en centraal stembureau voor de eilandsraadverkiezing, wordt voorgesteld dat het hoofd- en centraal stembureau van de eilandsraadverkiezing tevens optreedt als hoofd- en centraal stembureau van de kiescollegeverkiezing.

Andere afwijkende bepalingen

Ten slotte wijkt de regeling voor de verkiezing van het kiescollege op enkele andere onderdelen af van de verkiezing van provinciale staten. Het betreft onder meer de doorwerking van de registratie van een politieke groepering voor de verkiezing van de eilandsraad naar de kiescollegeverkiezingen, de hoogte van de waarborgsom voor de registratie van de politieke groepering, de hoogte van de waarborgsom voor de inlevering van de kandidatenlijsten en het aantal ondersteuningsverklaringen dat daarbij moet worden ingeleverd. Verwezen wordt naar het artikelsgewijze deel van de toelichting.

2.5. De Eerste Kamerverkiezingen

Voor de wijze waarop de leden van de kiescolleges de leden van de Eerste Kamer kiezen is, als gezegd, zoveel mogelijk aangesloten bij de regeling van de Eerste Kamerverkiezing. Enkele bijzondere aspecten zullen hieronder worden toegelicht.

Tijdstip van de Eerste Kamerverkiezing

De openbare lichamen vormen voor de verkiezing van de leden van de Eerste Kamer elk een kieskring. Politieke groeperingen kunnen derhalve per openbaar lichaam kandidatenlijsten inleveren. De leden van de kiescolleges komen per eilandsraad (in het eilandsraadgebouw) bijeen voor het uitbrengen van hun stem en brengen daarbij hun stem uit op de kandidatenlijsten voor het betreffende openbare lichaam. De stemming door de leden van het kiescollege vindt op hetzelfde tijdstip plaats als de stemming door de leden van provinciale staten. Dit sluit bovendien de mogelijkheid van de beïnvloeding van de ene verkiezing door de uitslag van de andere verkiezing uit. De verkiezing vindt momenteel plaats 34 dagen na de dag van de kandidaatstelling en derhalve op een dinsdagmiddag in mei om 15:00 uur.16 Als gevolg van het tijdsverschil zullen de kiescolleges van Caribisch Nederland aan het begin van de ochtend moeten stemmen. Er zijn geen aanwijzingen dat dit tot problemen zal leiden.

Stemwaarde per kiescollegelid

Uit het oogpunt van evenredige vertegenwoordiging weegt bij de verkiezing van de leden van de Eerste Kamer de stem van ieder statenlid niet even zwaar. Een statenlid dat gelet op de omvang van de provincie een kleine groep inwoners vertegenwoordigt, zou dan veel meer invloed uitoefenen in verhouding tot een statenlid van een "grote" provincie dat een grotere groep inwoners vertegenwoordigt. De zwaarte wordt daarom bepaald aan de hand van een stemwaarde, teneinde te voorkomen dat de invloed van inwoners van de verschillende provincies op de samenstelling van de Eerste Kamer te sterk uiteen loopt. De stemwaarde is een vermenigvuldigingsfactor die wordt verkregen door het inwonersaantal van de provincie (ook niet kiesgerechtigden) te delen door een honderdvoud van het aantal statenleden. Hoe meer inwoners een statenlid vertegenwoordigt, hoe zwaarder zijn stem weegt. Om recht te kunnen blijven doen aan het uitgangspunt van evenredige vertegenwoordiging, wordt ook voor de stem van de leden van het kiescollege een stemwaarde gehanteerd. Voor de betreffende stemwaarden, wordt verwezen naar tabel 1, onder optie 1.

Taakverdeling

In het Europese deel van Nederland is de commissaris van de Koning, voorzitter van de provinciale staten, tevens voorzitter van het stembureau. Gelet hierop, ligt het in de rede dat de gezaghebber als voorzitter van het kiescollege tevens voorzitter is van het stembureau in Caribisch Nederland. Aansluiting bij de regeling van de verkiezing van de Eerste Kamer door de provinciale staten betekent voorts dat de Kiesraad optreedt als centraal stembureau. Dit houdt onder meer in dat de Kiesraad de kandidatenlijsten onderzoekt, de einduitslag vaststelt en de tot de Eerste Kamer gekozen leden benoemt. De Eerste Kamer blijft evenwel verantwoordelijk voor de toelating van de gekozen leden en een beslissing inzake geschillen over geloofsbrieven of de verkiezing.17

Inlevering van de kandidatenlijsten in de openbare lichamen en de doorzending van stukken

Wat betreft de procedure voor de kandidatenlijsten en de doorzending van stukken wordt voorgesteld een afwijkende regeling voor de verkiezing van de Eerste Kamer door de leden van het kiescollege vast te stellen. Sinds de inwerkingtreding van de Wet van 18 november 2010 tot wijziging van de Kieswet houdende verhoging van de voorkeurdrempel, beperking van de mogelijkheid tot het aangaan van lijstencombinaties alsmede vaststelling van het tijdstip van de stemming voor de verkiezing van de leden van de Eerste Kamer (Stb. 2010, nr. 790) moeten politieke groeperingen hun kandidatenlijsten voor de verschillende provincies direct bij de Kiesraad (het centraal stembureau) inleveren. Voor de inwerkingtreding van die wet werden voor de verkiezing van de leden van de Eerste Kamer kandidatenlijsten nog per provincie bij de commissaris van de Koningin ingeleverd. Deze wijziging was voornamelijk bedoeld ter vereenvoudiging van de procedure van de inlevering van kandidatenlijsten in Europees Nederland. Wat betreft de openbare lichamen is het uit praktisch oogpunt, gelet op de geografische afstand tussen Europees Nederland en de openbare lichamen, echter verdedigbaar dat de kandidatenlijsten tevens in persoon in de openbare lichamen kunnen worden ingeleverd. Dit sluit aan bij de regeling voor de verkiezing van de Tweede Kamer in de openbare lichamen. Gelet hierop bevat paragraaf 4 wat betreft de verkiezing van de Eerste Kamer afwijkende bepalingen ten aanzien van de inlevering van de kandidatenlijsten, de mogelijkheid van het herstel van verzuimen en het stukkenverkeer tussen de gezaghebbers en het centraal stembureau. Wat betreft het stukkenverkeer is gelet op de geografische afstand tussen de openbare lichamen en het centraal stembureau de elektronische verzending van stukken mogelijk gemaakt. Het maken en bewaren van een gewaarmerkt afschrift wordt voorgeschreven als de originele stukken per post moeten worden nagezonden. Hierbij is zoveel mogelijk aangesloten bij de bepalingen die in dit verband gelden voor de Tweede Kamerverkiezing in de openbare lichamen.

Aangezien het verzoek van een politieke groepering om registratie van de aanduiding waarmee zij voor een betreffende verkiezing wil deelnemen, schriftelijk moet worden ingediend aan het centraal stembureau, wordt geen aanleiding gezien om voor partijen in de openbare lichamen op dit punt een aparte voorziening te treffen.

3. De beroepsregeling en de verhouding tot nationale regelgeving

Tegen enkele besluiten die op grond van de Kieswet worden genomen, kan beroep worden ingesteld. In bepaalde gevallen is de Algemene wet bestuursrecht van toepassing en kan rechtstreeks beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State en in andere gevallen is de Wet administratieve rechtspraak BES van toepassing en kan beroep worden ingesteld bij het Gemeenschappelijk Hof.

Tegen besluiten die worden genomen in het kader van kiescollegeverkiezingen, staat, evenals bij eilandsraadverkiezingen, enkel beroep open bij het Gemeenschappelijk Hof. Voorbeelden zijn de afwijzing van een verzoek van een politieke groepering tot registratie voor de kiescollegeverkiezing, een besluit over de doorwerking van een registratie van een aanduiding van een politieke groepering voor de Tweede Kamerverkiezing of de eilandsraadverkiezing naar de kiescollegeverkiezing en de beoordeling in het kader van de kandidatenlijsten (artikel II, onderdeel F). Beslissingen in dit verband liggen immers overwegend in de rechtssfeer van Bonaire, Sint Eustatius en Saba. Deze keuze heeft wel tot gevolg dat als een politieke groepering met een statutaire zetel in Europees Nederland aan een van de kiescollegeverkiezingen zou willen deelnemen, zij (of een andere belanghebbende, zoals een in Europees Nederland woonachtige kandidaat) in voorkomende gevallen bij het Gemeenschappelijk Hof in beroep zal moeten gaan.18 Ten aanzien van kiezers die in rechte willen opkomen tegen een besluit over de geldigheid van een kandidatenlijst betekent deze keuze doorgaans wel dat ter plekke rechtsbescherming wordt geboden, aangezien kiezers voor de verkiezing van het kiescollege op de dag van de kandidaatstelling ingezetene moeten zijn van het betreffende openbaar lichaam.19

Wat betreft besluiten die worden genomen in het kader van de Eerste Kamerverkiezing (met betrekking tot de registratie van politieke groeperingen en de beoordeling in het kader van de kandidaatstelling) is reeds in de Kieswet geregeld dat de plaats leidend is waar de politieke groepering is gevestigd wiens aanduiding de registratie betreft of wiens aanduiding boven een kandidatenlijst is geplaatst. In het geval geen aanduiding is geplaatst bovenaan een lijst, is leidend waar de kandidaat, die als eerste staat vermeld op de kandidatenlijst, woonachtig is. Is de plaats gelegen in het Europese deel van Nederland, dan ligt de rechtsmacht ten aanzien van die besluiten bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Is die plaats gelegen in één van de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius of Saba dan zal tegen het besluit beroep open staan bij het Gemeenschappelijk Hof. Hiermee is getracht voor de direct-belanghebbenden rechtsbescherming ter plekke te garanderen terwijl voorts wordt voorkomen dat tegen één besluit zowel beroep kan worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State als bij het Gemeenschappelijk Hof. Het voormelde uitgangspunt geldt ook in het geval een kiezer (een lid van de provinciale staten of een lid van het kiescollege) wil opkomen tegen een besluit van het centraal stembureau over de geldigheid van een kandidatenlijst. Dit kan derhalve betekenen dat een lid van een kiescollege die wil opkomen tegen een besluit over de geldigheid van een kandidatenlijst van een politieke groepering met een statutaire zetel in Europees Nederland, beroep zal moeten instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.20 Het voorliggend wetsvoorstel wijzigt deze regeling niet.

In de Wet administratieve rechtspraak BES (WarBES) wordt geregeld dat het kiescollege geen bestuursorgaan is in de zin van die wet. Het kiescollege behoort, anders dan provinciale staten, niet tot het bestuur van de openbare lichamen en heeft geen andere bevoegdheden dat het kiezen van de leden van de Eerste Kamer. Dit betekent dat de War BES in beginsel niet van toepassing is op handelingen van het Kiescollege. Op deze hoofdregel wordt in het voorgestelde artikel 2 van die wet echter een uitzondering geformuleerd, namelijk in het geval het kiescollege een beschikking als bedoeld in artikel 3 neemt. Dit geldt ook voor de eilandsraden die ingevolge de War BES geen bestuursorganen zijn in de zin van die wet. Hiermee wordt beoogd te bewerkstelligen dat voor belanghebbenden een rechtsgang openstaat tegen beschikkingen van het kiescollege die niet van algemene strekking zijn. Een voorbeeld is het oordeel van het kiescollege over het verlies van het kiescollegelidmaatschap op de grond dat betrokkene niet langer aan de voorwaarden voor het lidmaatschap voldoet. Tegen deze beschikking kan op grond van de Kieswet rechtstreeks beroep worden ingesteld bij het Gemeenschappelijk Hof (artikel II, onderdeel E).

4. Gevolgen en uitvoering

4.1. Gevolgen voor burgers, bedrijven en professionals

Een gevolg van het wetsvoorstel is dat in elk openbaar lichaam een nieuw orgaan, het kiescollege, in het leven wordt geroepen. De Nederlandse ingezetenen van de openbare lichamen kunnen een keer in vier jaar naar de stembus om de leden van het kiescollege te verkiezen. Door de kiescollegeverkiezing en de Eerste Kamerverkiezing zo praktisch mogelijk in te vullen, is beoogd de administratieve belasting voor betrokkenen (bijvoorbeeld politieke groeperingen) zo beperkt mogelijk te houden. Het samenvallen van de kiescollegeverkiezingen met de eilandsraadverkiezingen heeft bijvoorbeeld als voordeel dat de kiezer voor twee verkiezingen maar één keer naar de stembus hoeft, hetgeen naar verwachting ook een positief effect heeft op de opkomst voor kiescollegeverkiezingen. Ook werkt de registratie van de aanduiding van de politieke groepering voor de eilandsraadverkiezing door naar de kiescollegeverkiezing.21 De betreffende groeperingen hoeven zich dan niet nogmaals te registreren voor de kiescollegeverkiezing. Aangezien wordt voorgesteld een kiescollege per openbaar lichaam in te stellen, hoeft tussen politieke groeperingen ook geen afstemming plaats te vinden over bijvoorbeeld de registratie en de kandidaatstelling. Daar staat evenwel tegenover dat politieke groeperingen zich, voor zover zij in meerdere openbare lichamen deel willen nemen aan de kiescollegeverkiezing, per openbaar lichaam dienen te registreren en dat zij afzonderlijke kandidatenlijsten moeten inleveren. Wat betreft de Eerste Kamerverkiezing wordt het mogelijk gemaakt om de kandidatenlijsten in de openbare lichamen in te leveren en wordt zowel in het kader van de kiescollegeverkiezing als de Eerste Kamerverkiezing ter plekke rechtsbescherming geboden.

4.2.    (Financiële) gevolgen voor de overheid

Het wetsvoorstel betekent voor de lokale overheid dat extra verkiezingen moeten worden georganiseerd (door het bestuurscollege). Ook voor de overheid is geprobeerd de administratieve belasting zo laag mogelijk te houden. Een kiescollege per openbaar lichaam betekent dat voor de kiescollegeverkiezing geen afstemming hoeft plaats te vinden tussen de openbare lichamen onderling. Voor die verkiezing hoeven bovendien geen afzonderlijke stembureaus en een hoofd- en centraal stembureau te worden ingericht. De stembureaus en het hoofd- en centraal stembureau voor de eilandsraadverkiezing treden ook als zodanig op voor de kiescollegeverkiezing. In het kader van de inrichting en samenstelling van het kiescollege is voorts beoogd zo min mogelijk nieuwe organen in het leven te roepen. De gezaghebber is, naast voorzitter van de eilandsraad, ook voorzitter van het kiescollege. Hij treedt tevens op als voorzitter van het stembureau voor de kiescollegeverkiezing en de Eerste Kamerverkiezing en als voorzitter van het hoofd- en centraal stembureau voor de kiescollegeverkiezing. De eilandgriffier ondersteunt, naast de eilandsraad, ook het kiescollege. De regering heeft hierbij onderkend dat de taken en bevoegdheden van het bestuurscollege, de gezaghebber en de eilandgriffier zullen toenemen. Echter, gelet op de beperkte bevolkingsomvang van de openbare lichamen, het samenvallen van de kiescollegeverkiezing met de eilandsraadverkiezing en de beperkte taak van het kiescollege, wordt er niet vanuit gegaan dat de betrokken organen door de toename van de taken onevenredig worden belast.

Het samenvallen van de kiescollegeverkiezing met de eilandsraadverkiezing heeft als voordeel dat de kosten lager zijn dan wanneer de verkiezing op een ander moment moet worden georganiseerd. In het kader van het combineren van de waterschapsverkiezingen met de verkiezingen voor provinciale staten zijn de meerkosten van een gecombineerde verkiezing (in Europees Nederland) onderzocht. Dit bedrag ligt tussen € 1,72 en € 2.02 per kiesgerechtigde. Uitgaande van deze bandbreedtes zouden de extra verkiezingskosten bedragen:

  • • 
    Bonaire (11.866 Nederlandse kiesgerechtigden op 30-1-2016 ): tussen € 20.409 en € 23.969
  • • 
    St. Eustatius (1.875 Nederlandse kiesgerechtigden op 30-1-2016): tussen € 3.225 en € 3.787
  • • 
    Saba (889 Nederlandse kiesgerechtigden op30-1-2016): tussen € 1.529 en € 1.796

Naast de kosten voor het organiseren van de kiescollegeverkiezingen en de Eerste Kamerverkiezingen zijn er ook kosten verbonden aan het functioneren van het kiescollege. Deze kosten bestaan vooral uit de vergoedingen voor de werkzaamheden van de leden. Voorgesteld wordt om een vergoeding per vergadering toe te kennen alsmede een vergoeding voor de reis- en verblijfkosten. De rechtspositiebesluiten moeten bij eilandsverordening door de eilandsraad worden vastgesteld.

De vergoeding van de kosten die de openbare lichamen moeten maken in het kader van de verkiezingen en het functioneren van het kiescollege verloopt via de vrije uitkering algemene middelen. In lijn met artikel 87 Wet FinBES, moet het Rijk inzichtelijk te maken wat de financiële gevolgen hiervan zijn voor de openbare lichamen en op welke bekostigingswijze de structurele financiële gevolgen voor het openbaar lichaam kunnen worden opgevangen. De ratio van artikel 87 Wet FinBES is dat het Rijk rekenschap geeft van de financiële gevolgen van zijn beleid voor de openbare lichamen. In de memorie van toelichting wordt dit belang gerelateerd aan de grote financiële afhankelijkheid van de openbare lichamen. Niet uitsluitend bij wettelijke taken maar in den brede dient het Rijk zich rekenschap te geven of en zo ja welke kosten het beleid met zich mee brengt voor de openbare lichamen. Daartoe dient hierover tijdig overleg plaats te vinden met de MBZK en MFIN.

4.3.    Voorlichting

Voorafgaand aan de eerste verkiezing van het kiescollege zal voorlichting worden gegeven aan de betrokkenen in de openbare lichamen, bijvoorbeeld over de samenloop tussen de eilandsraadverkiezing en de kiescollegeverkiezing. In overleg met de bestuurcolleges van de openbare lichamen zal worden bezien hoe deze voorlichting het beste kan worden vormgegeven. Teneinde de opkomst voor de kiescollegeverkiezing te stimuleren, acht de regering het voorts aangewezen in het bijzonder de kiesgerechtigden in de openbare lichamen goed en volledig te informeren in de aanloop naar de eerste kiescollegeverkiezing in 2019. Hoewel deze taak in beginsel bij het eilandsbestuur berust, is de regering uiteraard bereid het eilandsbestuur daarbij te ondersteunen. De voorlichtingscampagne voor de kiescolleges kosten bedragen rond de € 200.000. De vergoeding van deze kosten verlopen ook via de vrije uitkering algemene middelen.

5.    Inwerkingtreding

Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, maar kan eerst in werking treden wanneer de eerdergenoemde grondwetswijziging in werking is getreden.

Om het mogelijk te maken dat de leden van de kiescolleges van de openbare lichamen kunnen deelnemen aan de eerstvolgende reguliere verkiezingen van de Eerste Kamer in 2019, moeten de leden van de kiescolleges reeds zijn gekozen. Ervan uitgaande dat de kiescollegeverkiezingen op hetzelfde moment plaatsvinden als de verkiezingen voor de provinciale staten en de eilandsraden, dienen de kiescollegeverkiezingen op 20 maart 2019 plaats te vinden. Hierbij moet rekening worden gehouden met de bijbehorende termijnen/data gelegen vóór het moment van de kiescollegeverkiezingen, zoals de dag van kandidaatstelling op 4 februari 2019 en de termijn voor de registratie van politieke groeperingen tot en met 24 december 2018. Gelet hierop en met het oog op de nodige voorbereidingen in de aanloop naar de kiescollegeverkiezingen wordt ernaar gestreefd dit wetvoorstel medio 2018 in werking te laten treden.

6.    Advies en consultatie

PM

Artikelsgewijs Artikel I

A

De inrichting en samenstelling van het kiescollege worden geregeld in hoofdstuk III. Het opschrift van dat hoofdstuk wordt aangepast, om te voorkomen dat de indruk wordt dat dat hoofdstuk uitsluitend betrekking heeft op organen met bestuurstaken. Verwezen wordt naar paragraaf 2.2 van deze toelichting.

B

In artikel 5 van de WolBES wordt gewijzigd, zodat wordt geregeld dat het kiescollege Eerste Kamer, naast de eilandsraad, het bestuurscollege en de gezaghebber, een hoofdorgaan van het openbaar lichaam is. Een openbaar lichaam bestaat altijd uit deze hoofdorganen. De wijziging van dit artikel laat overigens onverlet dat de bestuurstaak primair blijft berusten bij eilandsraad, het bestuurscollege en de gezaghebber. Het kiescollege heeft alleen tot taak om samen met de leden van de provinciale staten de leden van de Eerste Kamer te verkiezen.

C

In de situatie voor de grondwetsherziening zijn de grondwettelijke voorschriften voor gemeenten (en provincies) formeel gezien niet van toepassing op de openbare lichamen. De meeste van die voorschriften gelden evenwel voor de openbare lichamen, omdat die voor de openbare lichamen zijn geregeld in een wet in formele zin. Zo wordt in de artikelen 7 en 8 geregeld dat de leden van de eilandsraad worden gekozen op grondslag van evenredige vertegenwoordiging, dat de verkiezingen worden gehouden bij geheime stemming en dat de zittingsduur van de eilandsraad vier jaren is. Als gevolg van de grondwetswijziging worden de grondwettelijke voorschriften die voor gemeenten en provincies gelden van overeenkomstige toepassing op de openbare lichamen. Zo ook artikel 129, tweede en derde lid, gelezen in verbinding met artikel 132a, tweede lid, van de Grondwet, over onder meer de evenredige vertegenwoordiging, de geheime stemming en de zittingsduur (gelezen in verbinding met artikel 132a, tweede lid). Gelet daarop komen de artikelen 7 en 8 van de WolBES te vervallen. Artikel 28 van de WolBES, ingevolge welk artikel de leden van de eilandsraad stemmen zonder last, komt daarentegen niet te vervallen. 22 Dit om geen afbreuk te doen aan het uitgangspunt van de WolBES om zoveel mogelijk aan te sluiten bij de Gemeentewet.23

Het voorgestelde artikel 132a, tweede lid, gelezen in verbinding met artikel 129, vijfde lid, van de Grondwet betekent voorts dat de wet bepaalt welke betrekkingen niet gelijktijdig met het lidmaatschap van de eilandsraad kunnen worden uitgeoefend. Hieruit volgt dat delegatie van de regelgevende bevoegdheid niet is toegestaan en dat de onverenigbare functies enkel op het niveau van de wet in formele zin kunnen worden vastgesteld. In het vierde lid van artikel 132a (nieuw) Grondwet wordt weliswaar bepaald dat regels kunnen worden gesteld en andere specifieke maatregelen kunnen worden getroffen met het oog op bijzondere omstandigheden waardoor deze openbare lichamen zich wezenlijk onderscheiden van het Europese deel van Nederland dat voor de Caribische openbare lichamen, maar deze bepaling biedt geen grondslag om daar waar de Grondwet dwingende regels voorschrijft, van de Grondwet af te wijken.24 Als gevolg van de Grondwetsherziening dient artikel 14, vierde lid, onderdeel d, van de WolBES derhalve te vervallen. Ingevolge dat artikel kunnen immers nu op het niveau van eilandsverordening voor de openbare lichamen Sint Eustatius en Saba andere dan in de WolBES genoemde ambtelijke functies worden aanwijzen die verenigbaar zijn met het lidmaatschap van de eilandsraad. Dat de eilandsraad niet langer bij eilandsverordening verenigbare ambtelijke functies kan aanwijzen, zal wat betreft de beschikbaarheid van (voldoende) kandidaten voor het lidmaatschap van de eilandsraad naar verwachting niet tot problemen leiden. De regering neemt daarbij in aanmerking dat van de verordenende bevoegdheid vooralsnog geen gebruik is gemaakt.

D, F en G

In deze onderdelen wordt geregeld dat het zijn van kiescollegelid onverenigbaar is met het lidmaatschap van het bestuurscollege en van de gezamenlijke rekenkamer, alsmede met de vervulling van de functie van gezaghebber en Rijksvertegenwoordiger. Verwezen wordt naar de toelichting bij artikel 94d.

E

De voorgestelde afdeling IVa regelt de inrichting en samenstelling van het kiescollege, de vergaderingen van het kiescollege, de openbaarheid (en beslotenheid) van de vergaderingen en de stemming. Daarnaast wordt in deze afdeling de geldelijke voorziening voor de leden van het kiescollege geregeld alsmede de ondersteuning van het kiescollege door de eilandgriffier. Hoewel voor de eilandsraad de laatste twee onderwerpen in een aparte paragraaf onderscheidenlijk een aparte afdeling zijn geregeld, zijn deze onderwerpen voor het kiescollege in dezelfde afdeling IVa geregeld. Dit met het oog op de overzichtelijkheid.

Artikel 94a

Voorgesteld wordt om voor het aantal leden van het kiescollege aan te sluiten bij het aantal leden van de eilandsraad. Verwezen wordt naar paragraaf 2.3 van deze toelichting. Het aantal leden van het kiescollege bedraagt in Bonaire derhalve 9 en in Saba en Sint Eustatius 5. Door in het artikel aan te sluiten bij artikel 9 van de WolBES leidt een eventuele wijziging van het aantal leden van de eilandsraad (bijvoorbeeld vanwege een toename van de bevolkingsomvang) ook tot een wijziging van het aantal leden van het kiescollege.

Artikel 94c

De eisen die aan het lidmaatschap van het kiescollege worden gesteld, wijken af van de eisen die aan het lidmaatschap van de eilandsraad worden gesteld, aangezien alleen Nederlandse ingezetenen kunnen worden verkozen tot kiescollegelid. De vereisten komen overeen met de vereisten voor het lidmaatschap van provinciale staten. Verwezen wordt naar paragraaf 2.3 van deze toelichting.

Het tweede lid verwijst naar het tweede en derde van artikel 11, waarin een praktische uitwerking is gegeven van het begrip ingezetenschap van het openbaar lichaam. Uitgangspunt is dat wordt uitgegaan van de gegevens uit de bevolkingsadministratie. Deze gegevens zijn echter voor tegenbewijs vatbaar als uit de feitelijke situatie blijkt dat de gegevens in de bevolkingsadministratie incorrect zijn.

Artikel 94d

In dit artikel worden enkele bepalingen die betrekking hebben op de eilandsraad en zijn leden van overeenkomstige toepassing verklaard. De toepassing van enkele van deze bepalingen op het kiescollege en zijn leden, zal hieronder inhoudelijk worden toegelicht. Volledigheidshalve wordt erop gewezen dat bij de van overeenkomstige toepassing van een bepaling waarin naar een eilandsverordening wordt verwezen, de eilandsverordening van de eilandsraad wordt bedoeld. Wordt in een bepaling verwezen naar de gezaghebber, dan wordt de gezaghebber in zijn hoedanigheid als voorzitter van het kiescollege bedoeld.

Ter bevordering van de persoonlijke integriteit van het kiescollege, zijn de leden van het kiescollege verplicht hun nevenfuncties openbaar te maken (artikel 13). Evenals in het geval van de leden van de eilandsraad (maar anders dan in het geval van de leden van de provinciale), vindt de openbaarmaking plaats terstond na de benoeming tot kiescollegelid of terstond na de aanvaarding van de nevenfunctie. Hiermee wordt benadrukt dat het voldoen aan deze verplichting niet vrijblijvend is. De openbaarmaking geschiedt door terinzagelegging van een opgave van deze nevenfuncties op het bestuurskantoor van het openbaar lichaam.

Door de van overeenkomstige toepassingverklaring van artikel 14 gelden de onverenigbare functies voor de leden van eilandsraad ook voor de leden van het kiescollege. Een lid van de eilandsraad kan wel lid zijn van het kiescollege. Voor een nadere toelichting wordt verwezen naar paragraaf 2.3 van deze toelichting. De van overeenkomstige toepassingverklaring van artikel 14, tweede en derde lid, regelt voorts een uitzondering op het bepaalde over de onverenigbare functies. Het betreft de situatie waarin een demissionaire eilandsgedeputeerde voor een bepaalde periode die functie mag combineren met zijn functie als lid van het kiescollege. Deze periode vangt aan na de stemming voor de verkiezingen voor de eilandsraad en eindigt op het tijdstip waarop de eilandgedeputeerden ingevolge artikel 54, eerste lid, aftreden. Het tweede geval ziet op de situatie dat een lid van het kiescollege tot eilandsgedeputeerde wordt gekozen. Op het moment dat het kiescollegelid zijn benoeming tot eilandgedeputeerde aanvaardt wordt hij geacht ontslag te nemen als lid van het kiescollege. Ingevolge artikel X 6, gelezen in verbinding met het voorgestelde artikel Ya 22 van de Kieswet, blijft een kiescollegelid dat ontslag heeft genomen toch lid van het kiescollege tot er een opvolger is benoemd en deze tot het kiescollege is toegelaten. De eilandgedeputeerde die zijn benoeming tot eilandgedeputeerde heeft aanvaard blijft dus lid van de het kiescollege totdat de geloofsbrief van zijn opvolger is goedgekeurd. Hiermee wordt bewerkstelligd dat de stemverhoudingen in het kiescollege gelijk blijven.

Alvorens de leden van het kiescollege hun functie kunnen uitoefenen, leggen zij in de vergadering, in handen van de gezaghebber als voorzitter van het kiescollege, de eed of de verklaring en belofte af (artikel 15). Het afleggen van de eed is constitutief: een noodzakelijke voorwaarde voor de

uitoefening van de functie. Het gaat bij de eedaflegging om een combinatie van de zuiveringseed en de ambtseed. De eed kan ook in de volkstalen, het Engels of het Papiaments, worden afgelegd, zoals ook in de provincie Fryslan de eed in de Friese taal kan worden afgelegd.

In het kader van de bevordering van de persoonlijke integriteit, dient de eilandsraad een gedragscode vast te stellen voor het kiescollege (artikel 16, derde lid). De gedragscode is bedoeld als een extra controlemiddel. Het kiescollege bepaalt zelf welke onderwerpen in de gedragscode worden opgenomen. Gedacht kan worden aan nevenfuncties, declaratiegedrag, het aannemen van geschenken, reizen en zakelijke belangen. Het kiescollege is bovendien zelf verantwoordelijk voor de naleving van de gedragscode. De niet-naleving hiervan door individuele leden heeft overigens geen directe gevolgen voor hun lidmaatschap van het kiescollege, maar mogelijk wel politieke gevolgen.

De bepalingen die in de WolBES zijn geregeld over de vergaderingen van de eilandsraad en het stemmen door de leden van de eilandsraad zijn zoveel mogelijk van overeenkomstige toepassing verklaard op het kiescollege. Het betreft de bepalingen over het vaststellen van een reglement van orde voor de vergaderingen (artikel 17), de vergaderfrequentie (artikel 18), de eerste vergadering van de nieuw verkozen leden (artikel 19), de oproeping tot de vergadering (artikel 20), het quorum voor de vergadering (artikel 21), het recht van de gezaghebber om (als voorzitter) in de vergadering aan de beraadslaging deel te nemen (artikel 22, eerste lid), het verschoningsrecht en de strafrechtelijke immuniteit (artikel 23), de openbaarheid van de vergaderingen (artikelen 24 en 25), de geheimhoudingsplicht (artikel 26), de handhaving van de orde van de vergaderingen (artikel 27), het stemmen zonder last (artikel 28), het stemverbod (artikel 29), het quorum voor een stemming (artikel 30), de wijze van stemming (artikel 31 en 33), het ondertekenen van stukken (artikel 34) en de ontvangst van stukken door de gezaghebber.

Op de volgende punten wijkt de regeling voor het kiescollege evenwel af van de regeling voor de eilandsraad. Artikel 6 van de WolBES brengt tot uitdrukking dat de eilandsraad bij zijn besluitvorming de belangen van de gehele bevolking van het openbaar lichaam in aanmerking moet nemen. In beginsel geldt hetzelfde voor de leden van het kiescollege voor zover zij de leden van de Eerste Kamer verkiezen. Vergelijk dit met de leden van de provinciale staten, die uitsluitend worden gekozen door Nederlandse ingezetenen, maar die de belangen van de gehele bevolking van de provincie behartigen, ook in het geval zij de leden van de Eerste Kamer verkiezen. Desalniettemin is een met artikel 6 van de WolBES vergelijkbare bepaling niet opgenomen voor het kiescollege, omdat een dergelijke bepaling ten onrechte de indruk wekken dat het kiescollege een algemeen vertegenwoordigende taak heeft, hetgeen niet het geval is. Voor de leden van de eilandsraad (en de leden van de provinciale staten) geldt voorts een regeling van verboden handelingen: handelingen die niet door een lid van de eilandsraad (of een lid van de provinciale staten) mogen worden verricht. Deze regeling beoogt een zuivere verhouding te bewaken tussen enerzijds de individuele leden en anderzijds het openbare lichaam en het eilandsbestuur.25 Aangezien deze regeling met name van belang is met het oog op de bestuurstaken van een lid van de eilandsraad en kiescollegeleden dergelijke taken niet hebben, wordt er geen aanleiding gezien de regeling van de verboden handelingen van overeenkomstige toepassing te verklaren op de leden van het kiescollege. Overigens geldt ook geen verbod op bloed- en aanverwantschap tussen de leden van het kiescollege (een verbod dat in de openbare lichamen niet ongebruikelijk is). Evenals voor de leden van de eilandsraad is een dergelijk regeling niet opgenomen voor de leden van het kiescollege, teneinde geen beperkingen in het passief kiesrecht aan te brengen. Voorts is het niet nodig dat een eilandsgedeputeerde toegang heeft tot de vergaderingen van het kiescollege of dat hij aan de beraadslaging deelneemt. Dat dit wel is bepaald voor de eilandsraad heeft immers te maken met het dualistisch bestuursmodel en de bevoegdheidsverdeling tussen de eilandsraad als volksvertegenwoordiger en het kaderstellende en controlerende orgaan enerzijds en het bestuurscollege, belast met het dagelijks bestuur, anderzijds. Deze rolverdeling tussen het bestuurscollege en het kiescollege ontbreekt. Ten slotte is de bepaling over de wijze van stemming voor benoemingen, voordrachten of aanbevelingen van personen niet van overeenkomstige toepassing verklaard, aangezien benoemingen, voordrachten of aanbevelingen van personen door het kiescollege niet zal voorkomen.

Artikel 94e

Zoals hiervoor is toegelicht, ontvangen de leden van het kiescollege een vergoeding per vergadering en een vergoeding voor reis- en verblijfkosten. Aangezien per openbaar lichaam een kiescollege wordt ingesteld en gelet op de beperkte taak van het kiescollege wordt een vergoeding van de reiskosten van kiescollegeleden buiten het grondgebied van het openbaar lichaam niet noodzakelijk geacht, omdat die kosten naar verwachting niet zullen hoeven te worden gemaakt (vergelijk artikel 122).

Het is niet toegestaan om ten laste van het openbaar lichaam de leden van het kiescollege andere rechtstreekse geldelijke vergoedingen of tegemoetkomingen toe te kennen buiten hetgeen bij op krachtens de wet is toegekend (artikel 123). In de eilandsverordeningen moeten de gestelde grenzen in het rechtspositiebesluit in acht te worden genomen. Andere voordelen ten laste van het openbaar lichaam anders dan in de vorm van vergoedingen of tegemoetkomingen kunnen slechts worden toegekend indien dit bij eilandsverordening is bepaald. Een dergelijke verordening behoeft vooraf de goedkeuring van de Rijksvertegenwoordiger. Onder voordelen ten laste van het openbaar lichaam worden bijvoorbeeld verstaan kopieerfaciliteiten, abonnementen op vakliteratuur, parkeerfaciliteiten en dergelijke.

H

Het nieuwe artikel 233 regelt dat het kiescollege uiterlijk in de kalendermaand voorafgaande aan de eerstvolgende verkiezing van de leden van de Eerste Kamer na de inwerkingtreding van dit wetsvoorstel een gedragscode dient vast te stellen voor de leden van het kiescollege. Aangezien de kiescollegeverkiezing plaatsvindt op 20 maart 2019 en de Eerste Kamerverkiezing op 27 mei 2019, moet de gedragscode uiterlijk in de april 2019 worden vastgesteld.

I

De artikelen 234 tot en met 238 komen te vervallen, omdat deze zijn uitgewerkt.

Artikel II

A

Hoofdstuk Ya van afdeling Va van de Kieswet regelt het kiesrecht in de openbare lichamen. In dit hoofdstuk wordt een nieuwe paragraaf 3a ingevoegd die het kiesrecht voor de kiescolleges regelt.

In verband daarmee is het opschrift van zowel hoofdstuk Ya als van afdeling Va aangepast. De betreffende opschriften bevatten overigens reeds een verwijzing naar de Eerste Kamerverkiezing.

B

Verwezen wordt naar de toelichting bij de nieuwe artikelen Ya 25 en Ya 26.

C en D

Artikel Ya 19 regelt voor de verkiezing van de eilandsraad dat de benoemde die woonachtig is in het openbaar lichaam waar hij zich kandidaat stelt, of de gemachtigde van de benoemde die buiten het openbaar lichaam maar binnen Nederland woonplaats heeft, een afschrift van gegevens uit de basisregistratie personen overlegt, waaruit tevens het Nederlanderschap van de benoemde blijkt. Aangezien het vereiste van Nederlanderschap niet langer geldt voor de eilandsraadverkiezing, kan deze bepaling komen te vervallen. Dat de gemachtigde van de benoemde die buiten het openbaar lichaam maar binnen Nederland woonplaats heeft, een afschrift van gegevens uit de basisregistratie personen kan overleggen, wordt geregeld in het nieuwe artikel Ya 16.

Paragraaf 3a regelt de verkiezing van de leden van het kiescollege, het begin van en de veranderingen in het lidmaatschap van het kiescollege en de beëindiging van het lidmaatschap en tijdelijke vervanging als lid.

Artikelen Ya 22 en Ya 23

Artikel Ya 22 regelt dat de leden van het kiescollege worden gekozen met overeenkomstige toepassing van de bepalingen voor de verkiezing van de leden van de provinciale staten, behoudens de in deze paragraaf geregelde uitzonderingen. Ook zijn de bepalingen met betrekking tot het begin van en de veranderingen in het lidmaatschap van de provinciale staten en de beëindiging van het lidmaatschap en tijdelijke vervanging als lid van overeenkomstige toepassing op het kiescollege. Daarbij wordt geregeld dat de organen van de openbare lichamen, waaronder het kiescollege, in de plaats treden van de provinciale organen. Het voorgestelde artikel Ya 22 geldt overigens naast artikel Ya 3. Het laatstgenoemde artikel regelt dat de organen van de openbare lichamen de taken en verantwoordelijkheden uitoefenen die in de Kieswet of het Kiesbesluit toekomen aan de gemeentelijke organen. Een voorbeeld is dat het bestuurscollege de kiesgerechtigheid van de ingezetenen van het openbaar lichaam registreert en dat het bestuurscollege aan een ieder op zijn verzoek onverwijld meedeelt of hij als kiezer is geregistreerd.26

Met het oog op de kleinschaligheid van de openbare lichamen, kan, anders dan ten aanzien van de verkiezing van de leden van de provinciale staten, de kieskring niet in meer kieskringen worden verdeeld (artikel Ya 23). Dit betekent bovendien dat de bepalingen die betrekking hebben op de verkiezing van provinciale staten van een provincie die uit meer dan één kieskring bestaat, niet van overeenkomstige toepassing zijn. Daarentegen zijn bepalingen in de Kieswet die betrekking hebben op de verkiezing van de leden van provinciale staten van een provincie die één kieskring vormt in beginsel wel van toepassing met uitzondering van artikel O 1, tweede lid. In dat verband wordt verwezen naar de toelichting op artikel Ya 29.

Artikel Ya 24

Aangezien de verkiezing van de leden van het kiescollege samenvalt met de verkiezing van de leden van de eilandsraad, fungeren de stembureaus, het hoofdstembureau en het centraal stembureau voor de verkiezing van de leden van de eilandsraad tevens als de stembureaus, het hoofdstembureau dan wel het centraal stembureau voor de verkiezing van de leden van het kiescollege. Voor de verkiezing van de leden van de eilandsraad, treedt het hoofdstembureau tevens op als centraal stembureau.27 Dit geldt derhalve ook voor de kiescollegeverkiezing.

Artikelen Ya 25 en Ya 26

Wat betreft de registratie van de aanduiding van de politieke groepering voor de verkiezing van het kiescollege is inhoudelijk in belangrijke mate aangesloten bij het bepaalde voor de verkiezing van de provinciale staten, zoals neergelegd in de artikelen G2 en G 4. Ten aanzien van de doorwerking van geregistreerde aanduidingen van politieke groeperingen, de vereiste waarborgsommen alsmede de bekendmaking van besluiten of handelingen in het kader van de registratie gelden voor de kiescollegeverkiezing echter afwijkende bepalingen.

Zo is er uit praktisch oogpunt voor gekozen om naast de geregistreerde aanduiding voor de verkiezing van de Tweede Kamer ook de geregistreerde aanduiding voor de verkiezing van de eilandsraad door te laten werken naar de kiescollegeverkiezingen. Dit is geregeld in het nieuwe artikel Ya 26, eerste lid, gelezen in verbinding met artikel G 4, eerste lid. In het geval de aanduiding van een politieke groepering reeds is geregistreerd voor de verkiezing van de eilandsraad, is geen nieuwe registratie van de aanduiding voor de verkiezing van het kiescollege nodig (artikel Ya 25, eerste lid, gelezen in verbinding met artikel G 2, eerste lid). Om inzicht te geven in welke gevallen in beginsel sprake is van doorwerking van de registratie voor de verkiezing van de eilandsraad naar de verkiezing van het kiescollege, is verder geregeld dat op de veertigste dag vóór de kandidaatstelling voor de verkiezing van de leden van het kiescollege, het centraal stembureau de geregistreerde aanduidingen van politieke groeperingen voor de verkiezing van de eilandsraad, ter openbare kennis stelt (het nieuwe tweede lid van artikel Ya 15). De openbare kennisgeving van de registratie van de aanduidingen voor de verkiezing van de leden van de Tweede Kamer is reeds in de Kieswet geregeld (artikel G 1, achtste lid).

De waarborgsom die de politieke groepering voor de registratie aan het openbaar lichaam moet betalen, vindt plaats in US dollars in plaats van euro's (artikel Ya 26, tweede lid). De bedragen die worden genoemd in de Kieswet zijn omgerekend naar dollars volgens de verhouding 1 euro = 1 dollar. Dit betekent dat in absolute zin verschillen ontstaan tussen de waarborgsommen die binnen het kader van eenzelfde verkiezing moeten worden betaald door de politieke groepering met een statutaire zetel in het Europese deel van Nederland en die met een zetel in de openbare lichamen. Echter, doorslaggevend is geacht dat een vast en rond bedrag in dollars voor de verkiezing van het kiescollege in de openbare lichamen, de rechtszekerheid ten goede komt. Op dit punt is aangesloten bij het bepaalde voor de verkiezing van de eilandsraad.

Ten slotte wordt geregeld dat de openbare kennisgeving van een besluit of handeling van het centraal stembureau, geschiedt op de in het openbare lichaam gebruikelijke wijze. Het gaat om het besluit op het verzoek tot registratie van de aanduiding van de politieke groepering voor de verkiezing van het kiescollege, het schrappen van een aanduiding uit het register (artikel Ya 25, derde lid) en het besluit dat doorwerking van de geregistreerde aanduidingen voor de Tweede Kamerverkiezing of de eilandsraadverkiezing naar de verkiezing van het kiescollege niet plaatsvindt (artikel Ya 26, tweede lid).

Artikel Ya 27

Politieke groeperingen die bij een vorige verkiezing geen zetels haalden, leveren samen met de kandidatenlijst ondersteuningsverklaringen in. Hieruit vloeit voort dat bij de eerste kiescollegeverkiezingen alle politieke groeperingen het aantal benodigde ondersteuningsverklaringen zullen moeten overleggen. De verklaringen zijn ondertekend door kiezers die in de kieskring (het openbaar lichaam) wonen waarvoor de kandidatenlijst wordt ingeleverd. Wat betreft het aantal ondersteuningsverklaringen is gelet op de kleinschaligheid van de openbare lichamen, aangesloten bij het aantal dat vereist is voor de verkiezing van de leden van de eilandsraad.

Artikel Ya 28

Wat betreft het aanwijzen van een gemachtigde en de bevoegdheden die de gemachtigde toekomt, is aangesloten bij hetgeen op dit punt is bepaald voor de eilandsraad (het voorgestelde artikel Ya 16, gelezen in verbinding met artikel H 10, eerste lid). Kandidaten die zich kandidaatstellen voor het lidmaatschap van het kiescollege van één van de openbare lichamen maar die niet in dat openbaar lichaam woonachtig zijn, zijn verplicht een gemachtigde aan te wijzen. Deze gemachtigde is met uitsluiting van de kandidaat bevoegd bepaalde handelingen te verrichten. De gemachtigde kan namens de kandidaat (op dat moment, de benoemde) mededeling doen over het al of niet aannemen van een benoeming, een verklaring overleggen aangaande de (neven)functies die de benoemde bekleedt alsmede een uittreksel uit de geboorteregisters, waaruit datum en plaats van de geboorte van de benoemde en een bewijs van het Nederlanderschap blijken. Daarnaast kan een gemachtigde een schriftelijke verklaring overleggen dat de kandidaat niet voor benoeming in aanmerking wenst te komen in geval van opvolging van een lid van het kiescollege (artikel Ya 16, gelezen in verbinding met artikel H 10, eerste lid, derde volzin). In het geval van kandidaten die niet woonachtig zijn in het openbaar lichaam waar zij zich kandidaatstellen, maar die wel woonachtig zijn binnen Nederland, heeft een aan te wijzen gemachtigde dezelfde bevoegdheden, met dien verstande dat hij in plaats van een uittreksel uit de geboorteregisters, een afschrift van gegevens uit de bevolkingsadministratie overlegt.

Wat betreft de hoogte van het bedrag van de waarborgsom die voor elke kandidatenlijst wordt ingeleverd, is aangesloten bij het bedrag dat is vastgesteld voor de verkiezing van de leden van de eilandsraad, namelijk USD 225 (artikel Ya 17). Aansluiting bij het bedrag dat voor de verkiezing van de leden van de provinciale staten moet worden ingeleverd, namelijk USD 1 125, wordt voor de verkiezing van het kiescollege niet proportioneel geacht.

Artikel Ya 29

Zoals hiervoor is toegelicht (zie de toelichting bij artikelen Ya 22 en 23), zijn bepalingen in de Kieswet die betrekking hebben op de verkiezing van de leden van provinciale staten met één kieskring in beginsel van toepassing op de kiescollegeverkiezing, aangezien daarbij het openbaar lichaam één kieskring vormt. De toepassing van artikel O 1, tweede lid, dat een dergelijke bepaling is, zou echter betekenen dat het hoofdstembureau op de vijfde dag na de stemming om tien uur een openbare zitting houdt over de verkiezingsuitslag, in tegenstelling tot de verkiezing van de eilandsraad, waarbij het hoofdstembureau op de tweede dag na de stemming om tien uur een openbare zitting over de verkiezingsuitslag houdt.28 Aangezien ervoor is gekozen het proces voor de verkiezing van de leden van de eilandsraad en dat voor de verkiezing van de leden van het kiescollege zoveel mogelijk gelijk op te laten gaan, volgt uit artikel Ya 22, gelezen in verbinding met artikel O 1, eerste lid, dat wat betreft de verkiezing van het kiescollege het hoofdstembureau eveneens op de tweede dag na de stemming om tien uur een openbare zitting houdt.

Paragraaf 4 regelt de verkiezing van de leden van de Eerste Kamer. Zoals in het algemene deel van deze toelichting is uiteengezet, kiezen de leden van de kiescolleges van de openbare lichamen tezamen met de leden van de provinciale staten de leden van de Eerste Kamer.

Artikel Ya 30

Het voorgestelde eerste lid maakt expliciet dat in afwijking van artikel Q 1 van de Kieswet de leden van het kiescollege de leden van de Eerste Kamer kiezen. In deze bepaling ligt daarmee tevens de gelijkstelling van de leden van de kiescolleges met de leden van provinciale staten voor deze verkiezing besloten. De openbare lichamen vormen elk een aparte kieskring. Dit betekent dat politieke groeperingen per openbaar lichaam kandidatenlijsten kunnen inleveren. De leden van de kiescolleges komen per eilandsraad bijeen voor het uitbrengen van hun stem en brengen daarbij hun stem uit op de kandidatenlijsten voor het betreffende openbare lichaam. Tenzij anders bepaald, geldt dat waar in de hoofdstukken Q, R, S, T en U van de Kieswet sprake is van een provincie daarvoor tevens wordt gelezen de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba. De voorgestelde paragraaf 4 bevat evenwel afwijkende bepalingen wat betreft de inlevering van kandidatenlijsten, het herstel van verzuimen en het stukkenverkeer tussen de gezaghebber als voorzitter van het stembureau en de Kiesraad als centraal stembureau. Op deze punten is aansluiting gezocht bij de regeling voor de verkiezing van de Tweede Kamer in de openbare lichamen. Zie ook paragraaf 2.5 van het algemene deel van deze toelichting.

Artikelen Ya 31 tot en met Ya 31d

Evenals voor de verkiezing van de Tweede Kamer, kunnen op Bonaire, Sint Eustatius en Saba voor alle kieskringen kandidatenlijsten worden ingeleverd (artikel Ya 31, gelezen in verbinding met artikel Ya 4). Artikel Ya 31, gelezen in verbinding met artikel Ya 5 maakt het voorts mogelijk om de verklaringen of bewijzen die moeten worden overgelegd bij een kandidatenlijst die is ingeleverd bij de gezaghebber, in te leveren bij het centraal stembureau. Hierdoor kan bijvoorbeeld een inwoner van Europees-Nederland op eenvoudige wijze een ondersteuningsverklaring afleggen voor een lijst die wordt ingeleverd in Caribisch Nederland. Tevens is het mogelijk om de verklaringen of bewijzen die moeten worden overgelegd bij een kandidatenlijst die is ingeleverd bij het centraal stembureau, in te leveren bij de gezaghebber. Hierdoor kan bijvoorbeeld een kandidaat op Bonaire zijn instemmingsverklaring inleveren bij de gezaghebber, terwijl de kandidatenlijst is ingeleverd bij het centraal stembureau.29

In het verlengde van het voorgaande, voorkomt het voorgestelde artikel Ya 31c dat een lijst die bij een gezaghebber is ingeleverd, op grond van artikel S 3, aanhef en onder a, ongeldig wordt verklaard. Een kandidatenlijst wordt namelijk ongeldig verklaard als deze niet tijdig bij het centraal stembureau wordt ingeleverd. Deze afwijzingsgrond wordt echter niet toegepast als de lijst tijdig is ingeleverd bij de gezaghebber. Is een kandidatenlijst niet tijdig bij het centraal stembureau of de gezaghebber ingeleverd, dan is de lijst alsnog ongeldig. Daarnaast treft het voorgestelde artikel een regeling over de geldigheid van verklaringen of bewijzen die met toepassing van artikel Ya 31, gelezen in verbinding met artikel Ya 5, zijn ingeleverd.

Het voorgestelde artikel Ya 31, gelezen in verbinding met artikel Ya 8, regelt dat het centraal stembureau onverwijld de gezaghebber langs elektronische weg, op de hoogte stelt van de geconstateerde verzuimen. De gezaghebber stelt vervolgens onverwijld de inleveraar hiervan in kennis. Deze kennisgeving geschiedt officieel per aangetekende brief of tegen gedagtekend ontvangstbewijs.

In de eerste plaats krijgt de inleveraar een praktische mogelijkheid de verzuimen zelf in persoon te herstellen (artikel Ya 31a). Dat laat onverlet dat de inleveraar van de kandidatenlijst ook een gemachtigde in Europees Nederland kan aanwijzen, die voor hem de verzuimen bij het centraal stembureau kan herstellen. De inleveraar kan uiterlijk op de derde dag na de zitting van het centraal stembureau tot het onderzoeken van de kandidatenlijsten de betreffende verzuimen herstellen.

De door de gezaghebbers ontvangen kandidatenlijsten, de bijbehorende stukken en de stukken die in het kader van het herstel van verzuim zijn ontvangen, worden elektronisch verzonden naar het centraal stembureau en per post nagezonden. Daarbij verzendt de gezaghebber ook een door hem opgestelde begeleidingsverklaring (artikel Ya 31, gelezen in verbinding met artikel Ya 7, alsmede artikel Ya 31a). De begeleidingsverklaring betreft een formulier waarop de gezaghebber kan aankruizen welke stukken hij heeft ontvangen bij een kandidatenlijst en of deze authentiek zijn. De gezaghebber (evenals bij de verkiezing van de Tweede Kamer) heeft nadrukkelijk geen controlefunctie ten aanzien van de juistheid en de volledigheid van de ingeleverde stukken. Hij controleert of de stukken en daarop geplaatste handtekeningen authentiek zijn en hij legt vast wat hij heeft ontvangen. Vervolgens kan het centraal stembureau controleren of de stukken die hem elektronisch hebben bereikt, overeenkomen met de stukken, die de gezaghebber heeft verklaard te hebben ontvangen. Het centraal stembureau beschikt immers bij zijn onderzoek op de dag van de kandidaatstelling niet over de originele kandidatenlijsten en bijbehorende stukken. Voorts wordt het noodzakelijk geacht dat de gezaghebber van de begeleidingsverklaring en de stukken gewaarmerkte afschriften maakt. Het is immers niet uitgesloten dat stukken bij de elektronische verzending door de gezaghebber niet goed overkomen en de stukken reeds per post zijn verzonden maar nog niet bij het centraal stembureau zijn aangekomen, terwijl het centraal stembureau de stukken met spoed nodig heeft. De gewaarmerkte afschriften die in dit verband worden gemaakt en bewaard, kunnen in die gevallen een uitkomst bieden.

Het voorgestelde artikel Ya 31b regelt dat het centraal stembureau afschriften van de kandidatenlijsten die voor de kieskringen Bonaire, Sint Eustatius en Saba zijn ingeleverd en bijbehorende stukken onverwijld na het onderzoek van de lijsten langs elektronische weg naar de gezaghebbers verzendt. De gezaghebbers leggen de stukken, zodra deze zijn ontvangen, op het bestuurskantoor voor een ieder ter inzage en vernietigen de stukken terstond nadat over de toelating van de gekozenen is beslist. Van de vernietiging wordt proces-verbaal opgemaakt.

Het voorgestelde artikel Ya 31d regelt dat de gezaghebber het proces-verbaal van de stemming en van de stemopneming en bijbehorende stukken elektronisch naar het centraal stembureau verzendt. Ook in dit geval zendt de gezaghebber een begeleidingsverklaring mee, stuurt hij de stukken per post na en maakt en bewaart hij gewaarmerkte afschriften.

F en G

Voor een toelichting op deze onderdelen wordt verwezen naar paragraaf 3 van het algemene deel van deze toelichting.

Artikel III

In de regel worden nieuwe leden van het kiescollege toegelaten door de zittende leden van hetzelfde orgaan. De zittende leden beoordelen dan de geloofsbrieven van de benoemde leden. Aangezien er bij de toelating van de leden van het eerste kiescollege geen zittende leden zijn, regelt het nieuwe artikel Ya 47 dat de benoemde leden het geloofsbrievenonderzoek de eerste keer zelf verrichten. Hiervoor is aansluiting gezocht bij de Wet instelling provincie Flevoland.

Artikel IV

Artikel III wijzigt de Wet van 17 mei 2010 tot wijziging van de Kieswet in verband met de nieuwe staatsrechtelijke positie van Bonaire, Sint Eustatius en Saba als openbaar lichaam binnen Nederland (Stb. 2010, nr. 347). Die wijzigingswet beoogt de Kieswet te wijzigen door onder andere een nieuwe paragraaf 4 in hoofdstuk Ya te introduceren over de verkiezing van de leden van de Eerste Kamer door de leden van de eilandsraad. Die paragraaf is echter niet in werking getreden, in afwachting van de grondwetswijziging over de Caribische openbare lichamen. Zoals in het algemene deel van de toelichting is uiteengezet, heeft de grondwetgever inmiddels ervoor gekozen de Grondwet zo te wijzigen dat de Eerste Kamer mede wordt gekozen door de leden van een of meer kiescolleges van de openbare lichamen. Met het oog daarop komt de betreffende paragraaf, geregeld in de wijzigingwet te vervallen. In plaats daarvan wordt in dit wetsvoorstel een nieuwe paragraaf 4 voorgesteld, waarin de regeling over de verkiezing van de leden van de Eerste Kamer door de leden van de kiescolleges is opgenomen.

Het voorgaande betekent bovendien dat de wijziging van enkele artikelen van de oude paragaaf 4, geregeld in de Wet van 3 juli 2013 tot wijziging van de Kieswet houdende maatregelen om het eenvoudiger te maken voor Nederlanders in het buitenland om hun stem uit te brengen, wijziging van de wijze van inlevering van de kandidatenlijsten, aanpassing van de datum van kandidaatstelling en stemming, alsmede regeling van andere onderwerpen (Stb. 2013, nr. 289), niet in werking zal treden (Stb. 2013, nr. 378, artikel 5).

Artikel V

Artikel 2 van de Wet administratieve rechtspraak BES regelt wat in die wet onder bestuursorgaan wordt verstaan. Het betreft een persoon of een college met enig openbaar gezag bekleed, met uitzondering van de Tweede en Eerste Kamer, de eilandsraden voor zover deze geen beschikkingen nemen, organen die met rechtspraak zijn belast en de hoofdstembureaus en stembureaus, bedoeld in de Kieswet. In dit artikel wordt geregeld dat het kiescollege, evenals de eilandsraad in beginsel geen bestuursorgaan is, tenzij het kiescollege een beschikking neemt. In dat geval is op het kiescollege en de desbetreffende beschikking de Wet administratieve rechtspraak BES van toepassing.

De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties

24

1

Kamerstukken II 2015/16, 34 341, nr. 3, blz. 2-3.

2

   Artikelen 129, 52, tweede lid, 53, tweede lid, 54, 56, 57a en 59, gelezen in verbinding met het voorgestelde artikel 132a, derde lid, van de Grondwet. Zie ook Kamerstukken II 2015/16, 34 341, nr. 3, blz. 3.

3

   Artikelen 53, 55 en 58 van de Grondwet. Zie ook Kamerstukken II 2014/15, 33 900, nr. 10, blz. 3.

4

   Zie in dit verband ook artikel 1, tweede lid, van het Statuut voor het Koninkrijk. Ingevolge dit artikel kunnen voor de openbare lichamen (afwijkende) regels worden gesteld met het oog op onder meer dergelijke omstandigheden en het in de grondwetswijziging voorgestelde artikel 132a, vierde lid, van de Grondwet.

5

   Artikel 2, eerste lid, aanhef en onder b, van de WolBES.

6

   Kamerstukken II 2015/16, 34 341, nr. 3, blz. 3.

7

   Kamerstukken II 2014/15, 33 900, nr. 10, blz. 5-6.

8

   Artikel 10 van de WolBES.

9

   Artikel 75 van de WolBES.

10

   Artikel X 4, gelezen in samenhang met het voorgestelde artikel Ya 22, van de Kieswet.

11

   Zie het voorgestelde, gewijzigde artikel Ya 42, eerste lid, van de Kieswet.

12

Artikel Ya 22 gelezen in verbinding met artikel X 12, eerste lid en artikel V 4.

13

Het besluit behoeft overigens wel goedkeuring van de Rijksvertegenwoordiger. Artikel 135 WolBES.

14

   Artikel 55 van de Grondwet.

15

   Artikel E 11, derde lid, gelezen in verbinding met artikel E 6, van de Kieswet.

16

   Artikel T 1, gelezen in verbinding met artikel Q 4.

17

   Afdeling IV van de Kieswet.

18

   Een beroepsgerechtigde kan evenwel een gemachtigde aanwijzen die in de beroepsprocedure namens hem handelt. Het nieuwe artikel Ya 46, vijfde lid, gelezen in verbinding met artikel 15, tweede lid, van de Wet administratieve rechtspraak BES.

19

   Het nieuwe artikel Ya 46, tweede lid, en artikel Ya 22, gelezen in verbinding met artikel B 4, van de Kieswet.

20

   Het nieuwe artikel Ya 31, derde lid, gelezen in verbinding met artikel S 5, van de Kieswet. Ook in dit geval kan betrokkene zich in beroep laten vertegenwoordigen. Artikel 2:1 van de Algemene wet bestuursrecht.

21

   Het voorgestelde artikel Ya 26 van de Kieswet.

22

   Vergelijk artikel 129, zesde lid, van de Grondwet.

23

   Vergelijk artikel 27 van de Gemeentewet.

24

   Kamerstukken II 2011/12, 33 131, nr. 3, blz. 4, 5 en 7, alsmede kamerstukken II 2009/10, 32 213 (R 1903), nr. 3, blz. 4.

25

Kamerstukken II 31 954, nr. 3, blz. 23.

26

   Artikelen D1 en D4, gelezen in verbinding met artikel Ya 22.

27

   Artikel E 11, vijfde lid, gelezen in verbinding met artikel Ya 13.

28

Artikel Ya 13, gelezen in verbinding met artikel O 1, eerste lid.

29

Kamerstukken II 2011/12, 33 268, nr. 3, blz. 54.

 
 
 

3.

Meer informatie

 

4.

Parlementaire Monitor

Met de Parlementaire Monitor volgt u alle parlementaire dossiers die voor u van belang zijn en bent u op de hoogte van alles wat er speelt in die dossiers. Helaas kunnen wij geen nieuwe gebruikers aansluiten, deze dienst zal over enige tijd de werkzaamheden staken.