Voorstel van wet - Wijziging van de Wet maatregelen woningmarkt 2014 II naar aanleiding van de evaluatie van de verhuurderheffing - Hoofdinhoud
Dit voorstel van wet i is onder nr. 2 toegevoegd aan wetsvoorstel 34548 - Wijziging van de Wet maatregelen woningmarkt 2014 II naar aanleiding van de evaluatie van de verhuurderheffing i.
Inhoudsopgave
Officiële titel | Voorstel van wet - Wijziging van de Wet maatregelen woningmarkt 2014 II naar aanleiding van de evaluatie van de verhuurderheffing |
---|---|
Documentdatum | 21-09-2016 |
Publicatiedatum | 02-05-2018 |
Kenmerk | 34548, nr. 2 |
Externe link | origineel bericht |
Wijziging van de Wet maatregelen woningmarkt 2014 II naar aanleiding van de evaluatie van de verhuurderheffing
VOORSTEL VAN WET
Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben dat uit de evaluatie van de verhuurderheffing is gebleken dat het wenselijk is de Wet maatregelen woningmarkt 2014 II op onderdelen aan te passen;
Zo is het dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
ARTIKEL I
De Wet maatregelen woningmarkt 2014 II wordt als volgt gewijzigd
A
Artikel 1.2 wordt als volgt gewijzigd:
-
1.In het eerste lid, onderdeel f, wordt “bedoeld in het tweede lid, onderdeel b, onder 1° tot en met 6°” vervangen door: bedoeld in het tweede lid, onderdeel b, onder 1° tot en met 7°.
-
2.Het tweede lid, onderdeel b, wordt als volgt gewijzigd:
-
a.In de aanhef vervalt: “op of na 1 januari 2014”.
-
b.Onderdeel 1° komt te luiden:
1°. bouw van huurwoningen waarvan de huurprijs gelijk of hoger is dan het bedrag, genoemd in artikel 20, tweede lid, onderdeel a, van de Wet op de huurtoeslag;.
-
c.Onder vernummering van de onderdelen 2° tot en met 6° tot onderdelen 3° tot en met 7° wordt na onderdeel 1° een onderdeel ingevoegd, luidende:
2°. bouw van huurwoningen waarvan de huurprijs lager is dan het bedrag, genoemd in artikel 20, tweede lid, onderdeel a, van de Wet op de huurtoeslag;.
B
In artikel 1.4 wordt “tien” vervangen door: vijfentwintig.
C
Artikel 1.6 wordt als volgt gewijzigd:
-
1.Voor de tekst wordt de aanduiding “1.” geplaatst.
-
2.In het eerste lid (nieuw) wordt “tien maal” vervangen door: vijfentwintig maal.
-
3.Er worden vier leden toegevoegd, luidende:
-
2.Van de huurwoningen, bedoeld in het eerste lid, zijn uitgezonderd de huurwoningen die de belastingplichtige in eigendom verwerft tussen 1 januari 2017 en 31 december 2019 voor zover die huurwoningen:
-
a.gelegen zijn in een gemeente als bedoeld in artikel 1.11, tweede lid, onderdelen b en c;
-
b.deel uitmaken van een complex waarin de belastingplichtige op 1 januari 2017 huurwoningen in bezit had, en
-
c.de belastingplichtige hiervoor een verklaring heeft van Onze Minister.
-
3.De uitzondering, bedoeld in het tweede lid, geldt voor een periode van vijf jaren nadat de huurwoning in eigendom is verworven.
-
4.De aanvraag om in aanmerking te komen voor de toepassing van de uitzondering, bedoeld in het tweede lid, wordt langs elektronische weg ingediend bij Onze Minister.
-
5.Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld omtrent de toepassing van het tweede lid, alsmede omtrent de aanvraag, bedoeld in het vierde lid.
-
D
Aan artikel 1.10 wordt een lid toegevoegd, luidende:
-
3.Indien aan de belastingplichtige een besluit als bedoeld in artikel 1.13, vijfde lid, is afgegeven, vermeerdert de belastingplichtige het bedrag van de verhuurderheffing in het eerstvolgende aanslagjaar na bekendmaking van dat besluit, met het bedrag, genoemd in dat besluit.
E
Artikel 1.11 wordt als volgt gewijzigd:
-
1.Het eerste lid wordt als volgt gewijzigd:
-
a.In onderdeel a wordt “huurwoningen” vervangen door “huurwoningen als bedoeld in artikel 1.2, tweede lid, onderdeel b, onder 1°” en wordt “€ 15.000” vervangen door: € 25.000.
-
b.Onder verlettering van de onderdelen b tot en met f tot onderdelen e tot en met i worden na onderdeel a drie onderdelen ingevoegd, luidende:
-
b.de bouw van huurwoningen als bedoeld in artikel 1.2, tweede lid, onderdeel b, onder 2°, die niet gelegen zijn in de gebieden, bedoeld in het tweede lid, onderdeel a, of in een gemeente als bedoeld in het tweede lid, onderdeel d: € 10.000 per gebouwde huurwoning;
-
c.de bouw van huurwoningen als bedoeld in artikel 1.2, tweede lid, onderdeel b, onder 2°, die gelegen zijn in een gemeente als bedoeld in het tweede lid, onderdeel d: € 20.000 per gebouwde huurwoning;
-
d.de bouw van huurwoningen als bedoeld in artikel 1.2, tweede lid, onderdeel b, onder 2°, die gelegen zijn in een gebied als bedoeld in het tweede lid, onderdeel a: € 35.000 per gebouwde huurwoning;
-
-
c.In de onderdelen e (nieuw), g (nieuw) en i (nieuw) wordt “€ 15.000” vervangen door: € 25.000.
-
2.Het tweede lid wordt als volgt gewijzigd:
-
a.In onderdeel a wordt “gerealiseerde investeringen als bedoeld in het eerste lid, onderdelen a, b en e,” vervangen door “investeringen als bedoeld in het eerste lid, onderdelen a, e en h, die zijn gerealiseerd op of na 1 januari 2014 en investeringen als bedoeld in het eerste lid, onderdeel d, die zijn gerealiseerd op of na 1 januari 2017” en wordt “deelgemeenten” vervangen door “gebieden”. Voorts wordt “, en” vervangen door een puntkomma.
-
b.In onderdeel b wordt “gerealiseerde investeringen als bedoeld in het eerste lid, onderdelen d en f,” vervangen door “investeringen als bedoeld in het eerste lid, onderdelen g en i, die zijn gerealiseerd op of na 1 januari 2014” en wordt “deelgemeenten” vervangen door: gebieden.
-
c.Onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel b door een puntkomma worden vijf onderdelen toegevoegd, luidende:
-
c.met betrekking tot investeringen als bedoeld in het eerste lid, onderdelen g en i, die zijn gerealiseerd op of na 1 januari 2017 uitsluitend van toepassing in de in onderdeel a genoemde gebieden, de in onderdeel b genoemde gemeenten en de gemeenten Aalten, Achtkarspelen, Berkelland, Bronckhorst, Dantumadiel, Doetinchem, Dongeradeel, Ferwerderadiel, Kollumerland en Nieuwkruisland, Montferland, Oost Gelre, Oude IJsselstreek, Tytsjerksteradiel en Winterswijk;
-
d.met betrekking tot investeringen als bedoeld in het eerste lid, onderdeel c, die zijn gerealiseerd op of na 1 januari 2017 uitsluitend van toepassing in de gemeenten, genoemd in de bijlage bij deze wet;
-
e.met betrekking tot investeringen als bedoeld in het eerste lid, onderdeel d, die zijn gerealiseerd op of na 1 januari 2017 uitsluitend van toepassing in de in onderdeel a genoemde gebieden;
-
f.met betrekking tot investeringen als bedoeld in het eerste lid, onderdeel e, uitsluitend van toepassing voor zover die investeringen gerealiseerd zijn op of na 1 januari 2014, en
-
g.met betrekking tot investeringen als bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, uitsluitend van toepassing voor zover die investeringen gerealiseerd zijn op of na 1 januari 2017.
-
-
3.Het derde lid komt te luiden:
-
3.Gerealiseerde investeringen worden voor de toepassing van de heffingsvermindering slechts in aanmerking genomen indien de investeringskosten voor:
-
a.de bouw van huurwoningen als bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, ten minste € 62.500 per gebouwde huurwoning bedragen;
-
b.de bouw van huurwoningen als bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, ten minste € 25.000 per gebouwde huurwoning bedragen;
-
c.de bouw van huurwoningen als bedoeld in het eerste lid, onderdeel c, ten minste € 50.000 per gebouwde huurwoning bedragen;
-
d.de bouw van huurwoningen als bedoeld in het eerste lid, onderdeel d, ten minste € 87.500 per gebouwde huurwoning bedragen;
-
e.de grootschalige verbouw van huurwoningen ten minste € 62.500 per verbouwde huurwoning bedragen;
-
f.de verbouw van niet voor bewoning bestemde ruimten tot huurwoningen: ten minste € 25.000 per gerealiseerde huurwoning bedragen;
-
g.de sloop van huurwoningen ten minste € 62.500 per gesloopte huurwoning bedragen;
-
h.de kleinschalige verbouw van huurwoningen ten minste € 25.000 per verbouwde huurwoning bedragen, en
-
i.de samenvoeging van huurwoningen teneinde een of meer huurwoningen te verkrijgen ten minste € 62.500 per huurwoning waarmee het aantal huurwoningen door die samenvoeging is verminderd, bedragen.
-
-
4.De tweede volzin van het vijfde lid komt te luiden: Bij ministeriële regeling kan de begrenzing van de gebieden, genoemd in het tweede lid, onderdeel a, nader worden aangevuld, kunnen de gemeenten, bedoeld in het tweede lid, onderdelen b en c, en de gemeenten, genoemd in de bijlage, bedoeld in het tweede lid, onderdeel d, worden gewijzigd indien dit noodzakelijk is ten gevolge van een wijziging van de gemeentelijke indeling als bedoeld in artikel 1, onderdeel b, van de Wet algemene regels herindeling.
F
Artikel 1.12 wordt als volgt gewijzigd:
-
1.Het eerste lid komt te luiden:
-
1.Een voorgenomen investering wordt langs elektronische weg bij Onze Minister uiterlijk aangemeld op:
-
a.31 december 2017 indien het een voorgenomen investering als bedoeld in artikel 1.2, tweede lid, onderdeel b, onder 4°, betreft;
-
b.31 december 2019 indien het een voorgenomen investering als bedoeld in artikel 1.2, tweede lid, onderdeel b, onder 1°, 3°, 5°, 6° of 7°, betreft, of
-
c.31 december 2021 indien het een voorgenomen investering als bedoeld in artikel 1.2, tweede lid, onderdeel b, onder 2°, betreft.
-
-
2.Het vierde lid wordt als volgt gewijzigd:
-
a.In onderdeel a wordt “artikel 1.2, tweede lid, onderdeel b, onder 1°, 2° of 3°” vervangen door: artikel 1.2, tweede lid, onderdeel b, onder 1°, 2°, 3° of 4°.
-
b.In onderdeel b wordt “artikel 1.2, tweede lid, onderdeel b, onder 4°, 5° of 6°” vervangen door: artikel 1.2, tweede lid, onderdeel b, onder 5°, 6° of 7°.
G
Artikel 1.13 wordt als volgt gewijzigd:
-
1.In het tweede lid, onderdeel d, wordt “artikel 1.2, tweede lid, onderdeel b, onder 2° of 5°” vervangen door: artikel 1.2, tweede lid, onderdeel b, onder 3° of 6°.
-
2.Er wordt een lid toegevoegd, luidende:
-
5.In het besluit tot intrekking van een definitieve investeringsverklaring wordt het bedrag vermeld waarmee de heffingsvermindering wordt verminderd. Onze minister verstrekt het in dit lid bedoelde besluit aan de inspecteur, bedoeld in artikel 2, derde lid, onderdeel b, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen.
H
Artikel 1.14 wordt als volgt gewijzigd:
-
1.In het eerste lid wordt “artikel 1.2, tweede lid, onderdeel b, onder 1° tot en met 6°, juncto artikel 1.11, tweede lid” vervangen door: de artikelen 1.2, tweede lid, onderdeel b, onder 1° tot en met 7°, juncto artikel 1.11, tweede lid, en artikel 1.6, tweede lid.
-
2.In het derde lid wordt “vier” vervangen door: zes.
I
Artikel 1.15 wordt als volgt gewijzigd:
-
1.In het eerste, tweede en derde lid, wordt “artikelen 1.12 en 1.13” telkens vervangen door: artikelen 1.6, tweede en vijfde lid, 1.12 en 1.13.
-
2.In het derde lid wordt “artikelen 47, 47a, 47b, tweede lid, 48 tot en met 51 en 53, eerste en vierde lid, tot en met 56 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen” vervangen door: artikelen 47, 47a, 47b, 48 tot en met 51 en 53, eerste en vierde lid, tot en met 56 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen.
J
In artikel 2.3 wordt ”0,536%” vervangen door: 0,543%.
K
Na artikel 2.3 wordt twee artikelen ingevoegd, luidende:
Artikel 2.4
Met ingang van 1 januari 2018 komt artikel 1.7 te luiden:
Artikel 1.7
De verhuurderheffing bedraagt 0,569% van het belastbare bedrag.
Artikel 2.5
Met ingang van 1 januari 2023 wordt in artikel 1.7 “0,569%” vervangen door: 0,543%.
L
De bijlage bij deze wet wordt als bijlage aan de Wet maatregelen woningmarkt 2014 II toegevoegd.
ARTIKEL II
De artikelen van deze wet treden in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld. In dat besluit wordt zo nodig toepassing gegeven aan artikel 12, eerste lid, van de Wet raadgevend referendum.
Lasten en bevelen, dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven
De Minister voor Wonen en Rijksdienst,
drs. S.A. Blok
Bijlage bij artikel 1.11, tweede lid, onderdeel d, van de Wet maatregelen woningmarkt 2014 II
Gemeenten bedoeld in artikel 1.11, tweede lid, onderdeel d, per 1 januari 2017
Aalsmeer
Alkmaar
Amersfoort
Amstelveen
Amsterdam
Apeldoorn
Asten
Baarn
Barneveld
Beemster
Bergeijk
Bergen (Noord-Holland)
Bernheze
Best
Bladel
Blaricum
Bloemendaal
Boekel
Boxmeer
Boxtel
Bunnik
Bunschoten
Buren
Cranendonck
Cuijk
Culemborg
De Bilt
De Ronde Venen
Deurne
Diemen
Edam-Volendam
Ede
Eemnes
Eersel
Eindhoven
Elburg
Epe
Ermelo
Geldermalsen
Geldrop-Mierlo
Gemert-Bakel
Gooise Meren
Grave
Haaren
Haarlem
Haarlemmerliede en Spaarnwoude
Haarlemmermeer
Harderwijk
Hattem
Heemstede
Heerde
Heerhugowaard
Heeze-Leende
Heiloo
Helmond
‘s-Hertogenbosch
Heusden
Hillegom
Hilversum
Houten
Huizen
IJsselstein
Kaag en Braassem
Katwijk
Laarbeek
Landerd
Landsmeer
Langedijk
Laren
Leiden
Leiderdorp
Leusden
Lingewaal
Lisse
Lopik
Maasdriel
Meierijstad
Mill en Sint Hubert
Montfoort
Neder-Betuwe
Neerijnen
Nieuwegein
Nijkerk
Noordwijk
Noordwijkerhout
Nuenen, Gerwen en Nederwetten
Nunspeet
Oegstgeest
Oirschot
Oldebroek
Oostzaan
Oss
Ouder-Amstel
Oudewater
Purmerend
Putten
Renswoude
Reusel-De Mierden
Rhenen
Scherpenzeel
Sint Anthonis
Sint-Michielsgestel
Soest
Someren
Son en Breugel
Stichtse Vecht
Teylingen
Tiel
Uden
Uithoorn
Utrecht
Utrechtse Heuvelrug
Valkenswaard
Veenendaal
Veldhoven
Vianen
Voorschoten
Voorst
Vught
Waalre
Wageningen
Waterland
Weesp
West Maas en Waal
Wijdemeren
Wijk bij Duurstede
Woerden
Woudenberg
Zaltbommel
Zandvoort
Zeist
Zoeterwoude