Memorie van toelichting - Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Economische Zaken (XIII) en het Diergezondheidsfonds (F) voor het jaar 2016

Deze memorie van toelichting i is onder nr. 2 toegevoegd aan wetsvoorstel 34300 XIII - Vaststelling begroting Economische Zaken en Diergezondheidsfonds 2016.

1.

Kerngegevens

Officiële titel Memorie van toelichting - Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Economische Zaken (XIII) en het Diergezondheidsfonds (F) voor het jaar 2016
Document­datum 15-09-2015
Publicatie­datum 02-05-2018
Kenmerk 34300-XIII, nr. 2
Externe link origineel bericht
Originele document in PDF

2.

Tekst

Tweede Kamer der Staten-Generaal

2

Vergaderjaar 2015-2016

34 300 XIII Vaststelling van de begrotingsstaten van het

Ministerie van Economische Zaken (XIII) en het Diergezondheidsfonds (F) voor het jaar 2016

Inhoudsopgave

A. Artikelsgewijze toelichting bij het begrotingswetsvoorstel 3

B. Begrotingstoelichting 4

  • 1. 
    Leeswijzer 4
  • 2. 
    Het Beleid 7 2.1 De Beleidsagenda 7

2.1.1 Overzichtstabel bedrijfslevenbeleid en topsectoren 21

2.1.2 Belangrijkste mutaties ontwerpbegroting 2016 23

2.1.3 Meerjarenplanning Beleidsdoorlichtingen 26

2.1.4 Overzicht van risicoregelingen 28

2.2. De Beleidsartikelen 36

11 Goed functionerende economie en markten 36

12 Een sterk innovatievermogen 44

13 Een excellent ondernemingsklimaat 59

14 Een doelmatige en duurzame energievoorziening 73

16 Concurrerende, duurzame, veilige agro-, visserij- en voedselketens 90

17 Groen onderwijs van hoge kwaliteit 107

18 Natuur en regio 115

19 Toekomstfonds 128

2.3. De niet-beleidsartikelen 134

40 Apparaat 134

41 Nominaal en onvoorzien 138

  • 3. 
    De agentschappen 139

3.1 Aansluiting raming begroting agentschappen met financiering door moederdepartement EZ 139

3.2 Agentschap Telecom (AT) 141

3.3 Dienst ICT Uitvoering (DICTU) 146

3.4 Dienst Landelijk Gebied (DLG) 150

3.5 Nederlandse Voedsel-en Warenautoriteit (NVWA) 152

3.6 Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO.nl) 158

kst-34300-XIII-2 ISSN 0921 -7371 's-Gravenhage 2015

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015-2016, 34 300 XIII, nr. 2

1

  • 4. 
    Begroting Diergezondheidsfonds 164

4.1 Beleidsartikel 1 Bewaking en bestrijding van dierziekten

en voorkomen en verminderen van welzijnsproblemen 165

  • 5. 
    Bijlagen 174

5.1 Bijlage ZBO's en RWT's 174

5.2 Verdiepingsbijlage bij de begrotingsartikelen 181

5.3 Verdiepingsbijlage bij het Diergezondheidsfonds 189

5.4 Moties en toezeggingen 190

5.5 Europese geldstromen 217

5.6 Subsidieoverzicht 224

5.7 Evaluatie- en overig onderzoek 238

5.8 Lijst van afkortingen 244

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015-2016, 34 300 XIII, nr. 2

2

A. ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING BIJ HET BEGROTINGSWETSVOORSTEL

Wetsartikel 1

De begrotingsstaten die onderdeel zijn van de Rijksbegroting, worden op grond van artikel 1, derde lid, van de Comptabiliteitswet 2001 elk afzonderlijk bij de wet vastgesteld.

Het wetsvoorstel strekt ertoe om de onderhavige begrotingsstaten voor het jaar 2016 vast te stellen.

Alle voor dit jaar vastgestelde begrotingswetten tezamen vormen de Rijksbegroting voor dat jaar. Een toelichting bij de Rijksbegroting als geheel is opgenomen in de Miljoenennota.

Met de vaststelling van dit wetsartikel worden de uitgaven, verplichtingen en de ontvangsten vastgesteld. De in de begrotingsstaat/begrotingsstaten opgenomen begrotingsartikelen worden in onderdeel B van deze memorie van toelichting toegelicht (de zgn. begrotingstoelichting).

Wetsartikel 2

Met de vaststelling van dit wetsartikel worden de baten en de lasten, het saldo van de baten en de lasten en de kapitaaluitgaven en -ontvangsten van de in de staat opgenomen baten-lastenagentschappen voor het onderhavige jaar vastgesteld. De in die begrotingen opgenomen begrotingsartikelen worden toegelicht in onderdeel B (Begrotingstoelichting) van deze memorie van toelichting en wel in de paragraaf inzake de agentschappen.

Wetsartikel 3

De begrotingsstaten die onderdeel zijn van de Rijksbegroting, worden op grond van artikel 1, derde lid, van de Comptabiliteitswet 2001 elk afzonderlijk bij de wet vastgesteld. Het wetsvoorstel strekt ertoe om de onderhavige begrotingsstaat van het Diergezondheidsfonds voor het jaar 2016 vast te stellen.

Alle voor dit jaar vastgestelde begrotingswetten tezamen vormen de Rijksbegroting voor dat jaar. Een toelichting bij de Rijksbegroting als geheel is opgenomen in de Miljoenennota.

Met de vaststelling van dit wetsartikel worden de uitgaven, verplichtingen en de ontvangsten voor het jaar 2016 vastgesteld. Het in de begrotingsstaat opgenomen begrotingsartikel wordt in onderdeel B van deze memorie van toelichting toegelicht (de zogenoemde begrotingstoelichting).

De Minister van Economische Zaken, H.G.J. Kamp

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015-2016, 34 300 XIII, nr. 2

3

B. BEGROTINGSTOELICHTING

  • 1. 
    LEESWIJZER

De leeswijzer gaat in op de volgende onderwerpen:

  • 1. 
    Begrotingsstructuur;
  • 2. 
    Prestatiegegevens;
  • 3. 
    Groeiparagraaf;
  • 4. 
    Verwerking motie Schouw en motie Hachchi c.s. 1. Begrotingsstructuur

Beleidsagenda

De beleidsagenda begint met een beschrijving van het economisch beeld. Als bijzondere prioriteit wordt vervolgens een paragraaf gewijd aan het EU-voorzitterschap. De andere beleidsprioriteiten worden uitgewerkt langs drie lijnen: vernieuwen, verduurzamen en verbinden. Achter de beleidsagenda is een overzichtstabel (overzichtsconstructie) opgenomen die inzicht geeft in de Rijksmiddelen die worden ingezet voor het Bedrijfslevenbeleid en de Topsectoren. Voorts zijn achter de beleidsagenda de belangrijkste begrotingswijzigingen vermeld na de Voorjaarsnota 2015. Ook is conform de toezegging aan de Kamer een tabel opgenomen met een specificatie van de beschikbare middelen voor de Overheidsdienst Groningen. Tenslotte is een overzicht opgenomen met de meerjarenplanning van de beleidsdoorlichtingen en een overzicht met de garanties.

Beleidsartikelen

Aansluitend op de beleidsagenda volgt de toelichting op de beleidsartikelen. Per beleidsartikel is een algemene doelstelling en een beschrijving van de rol en verantwoordelijkheid van de bewindspersonen opgenomen. Voor elk beleidsartikel zijn de belangrijkste beleidswijzigingen apart opgenomen onder het kopje «beleidswijzigingen». De financiële instrumenten zijn voorzien van een korte toelichting. Waar mogelijk wordt, voor een meer inhoudelijke en gedetailleerde beleidstoelichting, verwezen naar de relevante beleidsnota's of brieven die naar de Tweede Kamer zijn gestuurd.

In de budgettaire tabellen van de beleidsartikelen zijn de financiële instrumenten onderverdeeld naar de volgende categorieën: subsidies, opdrachten, garanties, leningen, bekostiging, bijdrage aan agentschappen, bijdrage aan ZBO's/RWT's, bijdrage aan (inter)nationale organisaties en bijdragen aan medeoverheden. Deze onderverdeling komt ook terug in de structuur van het beleidsartikel.

Begrotingsreserves

Een interne begrotingsreserve mag met toestemming van de Minister van Financiën ten laste van een begrotingsartikel worden aangehouden (artikel 5, lid 4 Comptabiliteitswet). De begrotingsreserves zijn bestemd voor een concreet doel en kunnen alleen voor dat doel worden gebruikt. De begrotingsreserves op de EZ-begroting worden ingezet voor de volgende doelen:

  • Als borg voor de afgegeven garantstellingen (Borgstelling MKB-kredieten. Garantie Ondernemingsfinanciering, Garantiefaciliteit Scheepsnieuwbouwfinanciering, garantieregeling Geothermie en Borgstellingsfaciliteit voor de landbouw). Uit deze begrotingsreserves

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015-2016, 34 300 XIII, nr. 2

4

kan een eventuele mismatch in de tijd tussen (premie-)inkomsten en uitgaven (verliesdeclaraties) worden opgevangen.

  • De uitfinanciering (op kasbasis) van reeds aangegane verplichtingen (reserve voor duurzame energie en de reserves voor landbouw en visserij). Via de reserves blijven de middelen beschikbaar voor het specifieke doel tot het moment van uitbetaling.
  • Het terugbetalen van financiële correcties van de Europese Commissie (begrotingsreserve voor apurement).
  • Garantstelling EZ voor het in gebreke blijven van groene onderwijsinstellingen die gebruik maken van de regeling schatkistbankieren (begrotingsreserve schatkistbankieren Groen Onderwijs).

In de betreffende beleidsartikelen (13, 14, 16 en 17) van deze begroting worden de bovengenoemde begrotingsreserves apart toegelicht (conform artikel 5, lid 5 Comptabiliteitswet). Als opvolging van de motie Geurts (TK, 34 000 XIII, nr. 64) worden de geraamde wijzigingen gedurende het begrotingsjaar in de 1e en 2e suppletoire begroting inzichtelijk gemaakt.

Overzicht maatregelen ten behoeve van het Energieakkoord Conform de motie Leegte (TK, 2014-2015, 30 196 nr. 278) is in beleidsar-tikel 14 (Een doelmatige en duurzame energievoorziening) een totaaloverzicht opgenomen van alle maatregelen van alle ministeries ten behoeve van het energieakkoord.

Overzichtstabel agentschappen

In het hoofdstuk «De agentschappen» is een overzichtstabel agentschappen opgenomen. In deze tabel is de aansluiting te maken tussen de «opbrengst moederdepartement» zoals opgenomen in de agentschapsparagrafen en de «bijdrage aan agentschappen» zoals opgenomen in de begrotingsartikelen. Eventuele resterende verschillen zijn toegelicht.

  • 2. 
    Prestatiegegevens

In de beleidsartikelen wordt onder de algemene doelstelling aangegeven waar de Minister van EZ voor verantwoordelijk is. Indien voor deze doelstellingen een directe relatie gelegd kan worden tussen het gevoerde beleid en de gewenste (maatschappelijke) uitkomst, zijn prestatieindicatoren opgenomen. De voorwaarde voor het opnemen van een indicator is een (doen) uitvoerende rol van de Minister. Bij de doelstellingen waarbij EZ een belangrijke bijdrage kan leveren door de juiste randvoorwaarden te creëren en het resultaat afhankelijk is van externe factoren, is het niet of beperkt mogelijk om prestatie-indicatoren op te nemen en wordt volstaan met kengetallen over ontwikkelingen op het betreffende beleidsterrein. Daarnaast zijn, waar mogelijk, prestatieindicatoren en kengetallen opgenomen op instrumentniveau, die inzicht geven in het bereiken van specifieke resultaten. De op te nemen prestatieindicatoren en kengetallen in de beleidsartikelen zijn bij het opstellen van de ontwerpbegroting 2016 heroverwogen en waar nodig aangepast. De Kamer is hierover per brief geïnformeerd (TK, 34 000 XIII, nr. 152).

  • 3. 
    Groeiparagraaf

In deze Ontwerpbegroting is net als vorig jaar de begroting van het Diergezondheidsfonds (DGF) integraal opgenomen. De begrotingsstaat voor het jaar 2016 van het DGF is terug te vinden in het wetsdeel en in de artikelsgewijze toelichting bij het begrotingswetsvoorstel is het wetsartikel 3 toegevoegd. Onder de artikelsgewijze toelichting bij de begrotingsartikelen is de toelichting op de DGF-begroting als een apart onderdeel opgenomen. Het DGF blijft daarmee als apart begrotingshoofdstuk

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015-2016, 34 300 XIII, nr. 2

5

bestaan, maar de afzonderlijke presentatie is met ingang van de begroting 2015 komen te vervallen.

Met nota van wijziging op de begroting 2015 is het Toekomstfonds ingesteld. In de ontwerpbegroting 2016 is dit fonds apart zichtbaar op het nieuwe artikel 19. Dit Toekomstfonds bestaat onder meer uit het Innovatiefonds dat in de ontwerpbegroting 2015 onderdeel uitmaakte van artikel 12.

  • 4. 
    Verwerking motie Schouw en motie Hachchi c.s.

Motie Schouw

In juni 2011 is de motie Schouw c.s. ingediend en aangenomen (TK, 2010-2011, 21 501-20, nr. 537). Deze motie beoogt de landenspecifieke aanbevelingen van de Raad op grond van de nationale hervormingsprogramma's een eigenstandige plaats te geven in de departementale begrotingen. Voor de beleidsterreinen van EZ is één specifieke aanbevelingen gedaan. Het gaat voor EZ om investeringen in onderzoek en ontwikkeling. Dit is toegelicht in beleidsartikel 12 (Een sterk innovatievermogen).

Motie Hachchi c.s.

Ter uitvoering van de motie Hachchi c.s. (TK, 33 000 IV, nr. 28) brengen departementen in kaart welke uitgaven zij doen in Caribisch Nederland, uitgesplitst per instrument. Hiervoor geldt een ondergrens van € 1 min. De totale uitgaven van EZ voor Caribisch Nederland in 2016 bedragen € 12 min. Deze uitgaven zijn verdeeld over de beleidsartikelen 11, 13, 14, 18. De uitgaven voor de beleidsartikelen 11 en 13 zijn lager dan de ondergrens van € 1 min en worden derhalve niet opgenomen in de budgettaire tabellen. De uitgaven op beleidsartikel 14 voor energiekosten Caribisch Nederland en beleidsartikel 18 voor Natuurprojecten Caribisch Nederland zijn apart opgenomen in de budgettaire tabellen.

Sinds 10 oktober 2010 is Nederland verantwoordelijk voor de veterinaire gezondheidszorg in Caribisch Nederland (Bonaire, St Eustatius en Saba). Het DGF heeft vooralsnog geen betrekking op de veehouders in dit gebied.

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015-2016, 34 300 XIII, nr. 2

6

  • 2. 
    HET BELEID

2.1 De Beleidsagenda Inleiding

Nederland bereikt in 2015 voor het eerst weer het bbp-niveau van voor de economische crisis. De economie is door een diep dal gegaan. Na de crisis volgde een langzaam maar zeker herstel dat sinds dit jaar breed wordt gedragen. Daarmee wordt 2016 een jaar om vooruit te kijken; een jaar waarin voor het kabinet de beleidsfocus verschuift van het accommoderen van herstel naar het mogelijk maken van duurzame groei van de maatschappelijke welvaart in meest ruime zin.

In 2016 werkt het Ministerie van Economische Zaken (EZ) verder aan het versterken van onze economische kracht met een breed pakket aan maatregelen, gericht op de uitdagingen van vandaag en morgen. Dit doet het in samenwerking met maatschappelijke organisaties, het bedrijfsleven, kennis- en onderwijsinstellingen, medeoverheden, en met de Europese en andere internationale partners.

Het EU-voorzitterschap van Nederland in de eerste helft van 2016 biedt de mogelijkheid om onderwerpen als de interne markt voor producten en diensten en betere regelgeving verder te brengen en het verdienver-mogen van Nederland en Europa te vergroten. Naast het Nederlands EU-voorzitterschap zullen in deze beleidsagenda de andere prioriteiten van EZ voor 2016 worden toegelicht. Dit gebeurt langs de drie lijnen vernieuwen, verduurzamen en verbinden. Vernieuwen, omdat ruimte voor innovatie en vernieuwing in brede zin cruciaal is voor economische groei. Verduurzamen, omdat groei niet ten koste mag gaan van onze toekomstige welvaart in brede zin. Verbinden, omdat goed beleid alleen in constructieve dialoog en samenwerking met stakeholders tot stand komt.

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015-2016, 34 300 XIII, nr. 2

7

Figuur 1: In 2015 wordt het bbp-niveau van voor de crisis bereikt

2008

 

I | II III IV

I | II III IV

I I II III IV

I | II III IV

I | II III IV

I | II III IV

I | II III IV

2009

2010

2011

2012

2013

2014

2015

| II |III|IV 2016

Bruto binnenlands product, kwartaalbasis, volume-index met Ie kwartaal 2008 = 100

Hoogtepunt voor de crisis

Bron: CPB (MEV 2016)

Van herstel naar groei

Nadat de economie zeven achtereenvolgende kwartalen van krimp had laten zien, groeit de Nederlandse economie sinds medio 2013 weer. Beleid was er de afgelopen jaren op gericht om orde op zaken te stellen en waar mogelijk het prille herstel te accommoderen. Nu het herstel van de economie doorzet, is het tijd om ruimte te bieden aan duurzame groei van de economie en welvaart.

Het herstel tekent zich steeds duidelijker af en is in toenemende mate voelbaar. Volgens de recente ramingen van het CPB zal de bbp-groei versnellen van 1,0% in 2014 naar 2,0% in 2015 en 2,4% volgend jaar. De binnenlandse bestedingen drijven deze groeiversnelling. Consumenten en ondernemers krijgen steeds meer vertrouwen. Sinds een aantal maanden is het consumentenvertrouwen voor het eerst sinds 2007 weer positief; het ondernemersvertrouwen is dat al sinds het begin van 2014. In 2015 stijgen voor het eerst sinds 2011 zowel de investeringen als de consumptie. De uitvoer laat al sinds 2010 positieve groeicijfers zien en blijft de grootste bijdrage leveren aan de groei van de Nederlandse economie. Het aantrekkende herstel in onze buurlanden en de onconventionele stimuleringsmaatregelen van de Europese Centrale Bank dragen hieraan bij.

De Nederlandse verbondenheid met het buitenland brengt ook een aantal neerwaartse risico's met zich mee. Onzekere internationale ontwikkelingen zoals een stijgende olieprijs of eurokoers of een toename van geopolitieke spanningen kunnen een drukkend effect op de economische groei hebben.

Op de arbeidsmarkt tekent zich het begin van herstel af. Het jaar 2014 werd gekenmerkt door een omslag in de ontwikkeling van het aantal banen. In het eerste kwartaal van 2014 nam het aantal banen nog met 20 duizend af, maar in de daaropvolgende kwartalen werden per saldo 98

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015-2016, 34 300 XIII, nr. 2

8

duizend banen gecreëerd. In 2015 zal het aantal werklozen volgens het CPB met 40 duizend dalen en in 2016 met nog eens 15 duizend. De werkloosheid is met een niveau van 6,8% (juli 2015) echter nog steeds hoog.

Het sectorale beeld laat zien dat de uitvoer al langer aantrekt en nu ook de binnenlandse bestedingen volgen. Exportgerichte sectoren zoals de agrosector lieten al langer een positieve ontwikkeling zien. Vorig jaar bestendigde Nederland de positie van de tweede agro-exporteur in de wereld. De Russische boycot op landbouwproducten is opgevangen door het benutten van kansen op nieuwe afzetmarkten. In de loop van vorig jaar zijn door de aantrekkende binnenlandse bestedingen ook de nationaal georiënteerde sectoren zoals de bouw en de detailhandel weer positieve groeicijfers gaan schrijven.

Het gaat economisch beter, maar het kabinet blijft ambitieus. De structurele groei (groei geschoond voor korte termijn conjuncturele schommelingen) bedraagt volgens het CPB tussen 2013 en 2017 gemiddeld 1,3% per jaar. Groei van het arbeidsaanbod levert hier als gevolg van demografische ontwikkelingen een ten opzichte van het verleden beperkte bijdrage van 0,3%-punt aan. Er zijn mogelijkheden om de groei van het arbeidsaanbod te verhogen, bijvoorbeeld met meer gewerkte uren per persoon of meer participatie van ouderen en mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt, maar het participatieniveau in Nederland is al relatief hoog.1 Onze economische groei zal dus vooral moeten komen uit een verdere groei van de arbeidsproductiviteit. Op dit terrein ligt dan ook de grote uitdaging. Reeds in de jaren voor de crisis, tussen 2000 en 2008, was de gemiddelde jaarlijkse groei van de arbeidsproductiviteit in Nederland 1,3%, terwijl de Verenigde Staten in die jaren een gemiddelde groei van 1,7% liet zien. In de decennia daarvoor lag de arbeidsproductiviteitsont-wikkeling nog op een vergelijkbaar of hoger niveau dan in de Verenigde Staten.

In Roads to Recovery schetst het CPB een scenario waarin de structurele arbeidsproductiviteit van Nederland met 1%% groeit in de periode 2016-2023. De toenemende arbeidsdeelname voegt in dit scenario M%-punt toe aan de structurele groei, waardoor de structurele groei gemiddeld uit komt op 2% per jaar. Een hogere structurele groei is dus mogelijk, maar dan is het wel zaak om onverminderd te werken aan het groeivermogen van de economie. Innovatie en duurzaamheid zijn daarbij sleutelbegrippen.

1 Verschillende factoren zijn - naast het maximaal toegestane aantal - van invloed op het aantal gewerkte uren per persoon, bijvoorbeeld individuele voorkeuren voor de verdeling tussen arbeid en zorgtaken (zie ook 'Andere tijden, andere zorg' van het Verwey-Jonker Instituut).

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015-2016, 34 300 XIII, nr. 2

9

Nederlandse economie. Procentuele mutatie, tenzij anders v

2013

2014

2015

2016

 

Bruto binnenlands product

-0,5

1,0

2,0

2,4

Consumptie huishoudens

  • 1,4

0,0

1,6

1,9

Overheidsconsumptie

0,1

0,3

-0,4

0,8

Bruto investeringen bedrijvensector (exclusief

       

woningen en voorraden)

-2,5

4,9

10,0

6,6

Uitvoer van goederen en diensten

2,1

4,0

3,7

5,1

Invoer van goederen en diensten

0,9

4,0

4,1

5,7

Consumentenprijsindex (HICP)

2,6

0,3

0,5

1,1

Koopkracht, mediaan alle huishoudens

  • 1,3

1,3

0,7

1,4

Werkloze beroepsbevolking (niveau in duizend

       

personen)

647

660

620

605

Werkloze beroepsbevolking (internationale definitie)

7,3

7,4

6,9

6,7

Bron: CPB (MEV 2016)

Nederlands EU-voorzitterschap

Het Nederlandse EU-voorzitterschap is het komende begrotingsjaar een belangrijke prioriteit. Het verdienvermogen van Nederland wordt in belangrijke mate bepaald in Europa. Niet voor niets heeft het merendeel van de beleidsterreinen waarmee EZ zich bezighoudt op de een of andere manier met Europa te maken. Het voorzitterschap vormt een uitgelezen kans om prioriteiten van Nederland in Europa onder de aandacht te brengen en samen met andere lidstaten stappen te zetten om het duurzame verdienvermogen van Europa en Nederland te versterken. De «Strategische agenda voor de Unie in tijden van verandering», zoals vastgesteld door de Europese Raad in juni 2014 en de wetgevingsagenda van de Europese Commissie zijn leidend voor de Nederlandse invulling van het voorzitterschap. Het kabinet zal zich voor wat betreft themavoering in de voorbereiding en uitvoering van het voorzitterschap richten op de hoofddoelstellingen in de strategische agenda, met bijzondere aandacht voor innovatieve groei en banen. Belangrijke accenten zijn het versterken van de interne markt en het verbeteren van de Europese regelgeving.

Een goed functionerende interne markt versterkt het aanpassingsvermogen van de individuele Europese economieën, een goed investerings-en vestigingsklimaat en de stabiliteit van de EMU. Het kabinet signaleert vooral kansen op het gebied van diensten, digitale markt en energie. Het versterken van de interne markt is in de eerste plaats mogelijk door bestaande wet- en regelgeving spoedig en volledig te implementeren. Ten tweede moeten structurele hervormingen in de lidstaten bijdragen aan de verbetering van het investeringsklimaat en het concurrentievermogen van de lidstaten. Dit is essentieel voor het aantrekken van private investeringen. Het Europees semester is het belangrijkste instrument op Europees niveau voor het bevorderen van structurele hervormingen in de lidstaten van de EU. Daarnaast zal het Europees Fonds voor Strategische Investeringen (EFSI) een extra impuls geven aan investeringen in de EU. Ten derde kunnen lidstaten zelf al veel doen om de interne markt beter te laten functioneren. Zo neemt Nederland met gelijkgestemde lidstaten deel aan het Frontrunners-\n\t\at\ef op het gebied van de digitale interne markt en werkt Nederland al 10 jaar samen met landen in de regio aan een betere integratie van de energiemarkt in Noord-West Europa. Nederland zal het EU-voorzitterschap benutten om lidstaten te stimuleren meer samenwerkingsmogelijkheden te benutten.

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015-2016, 34 300 XIII, nr. 2

10

Het verbeteren van de kwaliteit van de regelgeving geeft ruimte voor ondernemerschap en vernieuwing. Het kabinet stelt vereenvoudiging van regels en toekomstbestendigheid van regelgeving centraal, onder andere via een voortzetting van het Europees (REFIT-)programma voor betere regelgeving. Het kabinet zet zich in het bijzonder in voor vereenvoudiging van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB), interne marktregel-geving die digital proof is en een Europees visserijbeleid dat ruimte biedt voor innovaties in en verduurzaming van de sector. Ook zal bij de evaluatie van de Vogel- en Habitatrichtlijnen (de zogenaamde fitness check) aandacht uitgaan naar gesignaleerde knelpunten en mogelijkheden om te komen tot een meer flexibele en dynamische invulling van de Europese regels, uitgaande van de Europese natuurdoelen. Ook zet het kabinet in op een betere balans tussen octrooirecht en kwekersrecht, die ruimte biedt aan voldoende diversiteit van gewassen, concurrentie bij kwekers en telers en keuzevrijheid voor consumenten.

Onderwerpen in Raden van Ministers

Tijdens het eerste half jaar van 2016 wordt een substantiële hoeveelheid dossiers onder Nederlands voorzitterschap in de verschillende Raden van Ministers behandeld:

  • Landbouw- en Visserijraad: vereenvoudiging van het GLB en de verordening technische maatregelen voor de visserij zijn prioritaire dossiers. Hierbij wordt ingezet op meer mogelijkheden voor innovatie, vermindering van administratieve lasten en een veilige en milieuverantwoorde voedselproductie.
  • Milieuraad: fitness check van de Vogel en Habitatrichtlijnen.
  • Energieraad: verbeteren van regionale samenwerking tussen lidstaten. Hiermee kunnen betekenisvolle stappen worden gezet naar voltooiing van de interne energiemarkt.
  • Raad voor Concurrentievermogen: betere regelgeving en interne markt (diensten en digitaal) zijn de belangrijkste dossiers.
  • Telecomraad: nieuwe regelgeving op het gebied van telecom, media en internet staat centraal. Dit vormt ook een belangrijke pijler binnen het Digital Single Market (DSM) pakket van de Europese Commissie.

Vernieuwen

Het kabinet streeft ernaar om het structurele groeivermogen van Nederland te vergroten. Het proces van vernieuwing en innovatie levert hier een belangrijke bijdrage aan: oude technologieën, kennis, concepten en verdienmodellen maken plaats voor productievere, nieuwe vondsten. Maatschappelijke uitdagingen zoals verduurzaming en vergrijzing vragen om een innovatief ondernemersklimaat waarin ambitieuze ondernemers in staat worden gesteld nieuwe technologieën en verdienmodellen te ontwikkelen en toe te passen.

Nederland heeft een uitstekende uitgangspositie, zoals internationale ranglijsten steevast bevestigen. Het Nederlandse ondernemingsklimaat behoort sinds 2007 tot de top-10 volgens de Global Competitiveness Index van het World Economie Forum, in de laatste editie (2014) nam Nederland op de ranglijst een achtste plaats in. Nederland heeft verder een uitstekende uitgangspositie op het gebied van innovatie en bezet in de Global Innovation Index 2014 een 5e plaats (met een eervolle 2e plaats op het subonderdeel ICT, na Korea). Volgens het meest recente Information Technology rapport van het World Economie Forum is informatietechnologie doorgedrongen in alle aspecten van de Nederlandse maatschappij.

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015-2016, 34 300 XIII, nr. 2

11

Nergens hebben zo veel huishoudens een computer (1e positie) en mobiel netwerkbereik (1e positie). Ook scoort Nederland hoog waar het gaat om veiligheid van internetservers (2e positie), overheidsdiensten die online beschikbaar zijn (5e positie) en de bedrijven die online transacties uitvoeren met klanten (4e positie).

Nederland staat er in de verschillende ranglijsten dus goed voor. Maar een goede uitgangspositie biedt geen garanties, daarvoor gaan de ontwikkelingen in de wereld te snel. Het is daarom van belang om te blijven werken aan een klimaat waarin ondernemers kunnen floreren. Dat vergt randvoorwaarden die op orde zijn en die Nederland, ook met sterke innovatieve clusters, kunnen onderscheiden van andere landen. Een excellente kennis- en financieringsinfrastructuur en een helder regelgevend kader dat innovatieve verdienmodellen mogelijk maakt, zijn hierin de cruciale elementen.

Beleidsprioriteiten 2016

De eerste twee jaar van deze kabinetsperiode heeft EZ stevig ingezet om het ondernemersklimaat in den brede te versterken. Hierbij wordt met het bedrijfsleven en kennisinstellingen opgetrokken om vorm te geven aan het economisch beleid. Deze inzet, vervat in onder andere het bedrijven-beleid, het Techniekpact en het beleid op het terrein van Groen Onderwijs, wordt in 2016 onverminderd voortgezet. Zo worden onder de Topsecto-renaanpak, op basis van de nieuwe Kennis-en Innovatieagenda voor de jaren 2016-2019, nieuwe Kennis-en Innovatiecontracten afgesloten voor de periode 2016-2017. Ook de acties uit het Techniekpact, die voor een betere aansluiting van het onderwijs op de technische arbeidsmarkt zorgen, worden vanaf 2016 geactualiseerd. Tevens zet EZ in 2016 het programma Start Up Delta op volle kracht voort met tastbare resultaten. Met de uitbouw van ontmoetings- en informatieportalen en verdere uitrol van een internationaal mentorennetwerk wordt Nederland internationaal geprofileerd als dé Europese vestigingsplaats voor startende innovatieve bedrijven.

Om Nederland ook te profileren als dé bestemming voor zakelijk en recreatief toerisme, steunt EZ het Nederlands Bureau voor Toerisme en Congressen bij de implementatie van de Holland Branding & Marketing Visie in de periode 2016-2019: ((Supporting the known, introducing the new.»

Digitalisering

Het tempo van vernieuwing en de uitrol van nieuwe technologieën versnelt. Investeringen in Informatie- en communicatietechnologie (ICT) en de slimme benutting daarvan levert in toenemende mate een bijdrage aan onze economische groei. Door het slim combineren van ICT, logistiek en dienstverlening worden productieprocessen in de industrie en de landen tuinbouw steeds innovatiever. Machines onderling, producten en productiemiddelen raken meer en meer verbonden door middel van sensoren en door toepassing van het zogenaamde internet of things. Ook de ontwikkeling van big data, ofwel de analyse van steeds grotere hoeveelheden informatie, biedt grote mogelijkheden voor innovatieve verdienmodellen.

Het kabinet wil hier ruim baan aan geven. In 2016 steunt het kabinet de uitvoering van de door een coalitie van bedrijven, kennisinstellingen en overheden opgestelde Actieagenda Smart Industry, die ten doel heeft te komen tot een betere benutting van ICT in de (maak)industrie. Voortvloeiend hieruit stelt EZ in 2016 innovatiefinanciering op revolverende

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015-2016, 34 300 XIII, nr. 2

12

basis beschikbaar voor het realiseren van field labs: praktijkomgevingen waarin bedrijven, kennisinstellingen en andere stakeholders gezamenlijk werken aan en leren van de kansen van toenemende digitalisering in de maakindustrie.

Om het bedrijfsleven en burgers optimaal te laten profiteren van de kansen die big data biedt zal het gebruik van open data worden gefacili-teerd en zullen regels omtrent intellectueel eigendom worden gemoderniseerd. Het kabinet zet ook stappen op het terrein van privacybescherming. De kennisbasis op het gebied van digitale veiligheid wordt verbreed en er komt een keurmerk veilig internet voor het MKB. Dit maakt ondernemers minder kwetsbaar voor digitale inbraken en versterkt het consumentenvertrouwen in e-commerce. Het kabinet bespoedigt in 2016 de ontwikkeling van het internet of things door in te zetten op een verdere versterking van de cybersecurity, mede door implementatie van veilige internetstandaarden.

Digitalisering van de economie is ook van grote invloed op de markten voor brief- en pakketpost. In 2016 start EZ met een nieuwe evaluatie van de universele postdienst waar zal worden gekeken naar veranderde consumentenbehoeften en hoe de universele postdienst kan en moet worden geborgd.

Digitalisering kan ook de dienstverlening door overheidsdiensten verbeteren. Het kabinet wil de voorhoedepositie in digitale dienstverlening verder versterken. Daartoe zijn in de Generieke Digitale Infrastructuur (GDI) voorzieningen getroffen waarmee identificatie en authenticatie, informatievoorziening en gegevensuitwisseling door en tussen overheidsorganisaties digitaal worden ondersteund. De inzet is een bruikbare, robuuste en veilige digitale infrastructuur, door en voor alle overheidspartijen. Het kabinet heeft de Digicommissaris aangesteld om gebruik en innovatie van de voorzieningen van de Generieke Digitale Infrastructuur aan te jagen, zodat deze blijven aansluiten bij de verwachtingen en behoeften van overheidsdienstverleners, burgers en bedrijven.

Fiscaal innovatie-instrumentarium

Met de WBSO, RDA en Innovatiebox beschikt Nederland over een sterk en compleet pakket van fiscale maatregelen om R&D-activiteiten van alle bedrijven in Nederland te stimuleren: de R&D-loonkosten worden verlaagd via de WBSO, de overige R&D-kosten en -investeringen via de RDA en de innovatiewinsten via de Innovatiebox. Om het instrumentarium efficiënter en eenvoudiger te maken zullen de WBSO en RDA met ingang van 2016 worden samengevoegd tot één geïntegreerde regeling die wordt verrekend via de loonheffing. Bij de vormgeving en het budget van de geïntegreerde regeling is rekening gehouden met het financiële nadeel dat het bedrijfsleven zou kunnen ondervinden van de samenvoeging. Daarnaast wordt € 100 min in 2016 en € 115 min vanaf 2017 aan de geïntegreerde regeling toegevoegd om de gevolgen van de taakstelling «boetes marktwerking NMa» uit het regeerakkoord terug te draaien. Deze middelen zijn gebruikt om de parameters aan te passen, met een focus op innovatief MKB dat wil doorgroeien.

Toegang tot financiering

Het MKB heeft financiering nodig om nieuwe ideeën te realiseren en op de markt te brengen. EZ schenkt in 2016 in het bedrijvenbeleid opnieuw veel aandacht aan de transitie naar een meer divers financieringslandschap dat bedrijven in staat stelt groeikansen te benutten. Zo steunt EZ de

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015-2016, 34 300 XIII, nr. 2

13

verdere ontwikkeling van de markt voor risicodragend vermogen en financieringsvormen zoals kredietunies en crowdfunding. EZ ondersteunt marktpartijen bij het oprichten van een fonds voor achtergestelde leningen en geeft een extra impuls aan cofinanciering met business angels. In 2016 werkt EZ met de financieringswijzer verder aan betere inzichtelijkheid en herkenbaarheid van de instrumenten die toegang tot financiering verbeteren.

Het onderzoeksdeel van het Toekomstfonds levert in 2016 risicodragende financiering voor onderzoeksfaciliteiten en voor thema's die de schakel vormen tussen onderzoek en valorisatie, om nieuwe producten, diensten en maatschappelijke innovaties mogelijk te maken en een bijdrage te leveren aan oplossingen voor maatschappelijke vraagstukken. Zo helpt de Thematische Technology Transfer onderzoekers met de vertaling van kennis en technologieën naar de maatschappij, waaronder het bedrijfsleven. Proof of Concept faciliteert de uitvoering van een haalbaarheidssituatie naar commercieel potentieel gevolgd door een lening.

Met het Nederlands Investerings Agentschap (NIA) biedt het kabinet ondersteuning en expertise om in Nederland investeringen voor elkaar te krijgen met steun vanuit het Europees Fonds voor Strategische Investeringen (EFSI). Met EFSI beoogt de Europese Commissie voor € 315 mld aan nieuwe investeringen in de EU mogelijk te maken. Extra investeringen betekenen concrete kansen voor ondernemers om nieuwe producten en diensten te ontwikkelen, te financieren en op de markt te brengen.

Toekomstbestendige wet- en regelgeving en minder regeldruk EZ zet in 2016 verder in op het voor ondernemers makkelijker en simpeler te maken om te ondernemen. Toekomstbestendige wet- en regelgeving, die aansluit bij de economische en maatschappelijke dynamiek en waarin aandacht is voor het op een adequate manier borgen van publieke belangen, moet innovatie en groei bevorderen en niet afremmen. Om kansen te bieden aan nieuwe product-markt-combinaties, ook in het brede agrocomplex en de circulaire en biobased economie, werkt het kabinet in 2016 aan een wendbaar en toekomstbestendig reguleringskader en het wegnemen van concrete belemmeringen.

Het kabinet blijft ook in 2016 inzetten op de doelstelling om de regeldruk voor bedrijven, burgers en professionals in de periode 2012-2017 met € 2,5 mld te verminderen. Om voor ondernemers de vermindering merkbaar te maken zet het kabinet in op de maatwerkaanpak. In een aantal (top)sectoren, zoals de bouw, logistiek, chemie en agro en food sector inventariseert het kabinet met het bedrijfsleven knelpunten om deze gezamenlijk op te lossen.

Doorlichting van beleid

EZ werkt op een systematische manier aan het meten en leren van beleid. In 2014 en 2015 zijn daartoe beleidsdoorlichtingen gestart of afgerond die samen de gehele begroting van EZ afdekken. De begrotingsartikelen 14 (Energie), 12/13 (Innovatie en ondernemerschap), 16 (Interdepartementaal beleidsonderzoek Agrocomplex) en 17 (Groen onderwijs) zijn al aan de Kamer aangeboden. De begrotingsartikelen 11 (Goed werkende markten) en 18 (Natuur en regio) volgen in het najaar van 2015. In de beleidsdoorlichtingen wordt teruggeblikt op de ontwikkeling van het beleid in de afgelopen jaren, dat gekenmerkt is door brede heroverwegingen, samenvoeging van

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015-2016, 34 300 XIII, nr. 2

14

EZ en LNV, en, met ingang van deze kabinetsperiode, beleidsver-nieuwing en -intensivering. De lessen uit deze beleidsdoorlichtingen zullen in 2016 verder worden vertaald naar het beleidsinstrumentarium van EZ met het doel om dit nog effectiever, consistenter en doelmatiger te maken.

Verduurzamen

EZ staat voor een duurzame economische ontwikkeling. In de topsectoren-aanpak richten bedrijven, kennisinstellingen en overheden zich op oplossingen voor maatschappelijke uitdagingen. De groeiende wereldbevolking en stijgende welvaart betekenen een toenemende vraag naar voedsel, energie, schoon drinkwater en grondstoffen waarvoor het Nederlands bedrijfsleven oplossingen kan bieden. Met Dutch solutions for Global challenges draagt Nederland bij aan een houdbare economische ontwikkeling wereldwijd. Tegelijkertijd wordt hiermee de internationale positie van Nederland versterkt.

De inzet op verduurzaming komt op verschillende beleidsterreinen tot uiting. In het agrovoedselcomplex staat het samengaan van voedselzekerheid en ecologische houdbaarheid centraal. De Meststoffenwet en de programmatische aanpak stikstof (PAS) dragen bij aan een sterkere natuur en geven ruimte aan economische ontwikkelingen, waaronder een duurzame veehouderij. Met oplossingen in het kader van climate-smart agriculture kunnen Nederlandse bedrijven en kennisinstellingen wereldwijd bijdragen aan meer voedselzekerheid en minder uitstoot van broeikasgassen.

De transitie naar een schone, betaalbare en betrouwbare energiehuishouding is essentieel voor duurzame economische groei. De komende jaren zal de mondiale energievraag blijven stijgen terwijl het aanbod zich concentreert in een beperkt aantal landen en regio's die politiek of economisch soms instabiel zijn. Het is belangrijk dat Europa hiervan minder afhankelijk wordt. Daarvoor dient de energie-efficiëntie te worden verbeterd, aan meer hernieuwbare energieproductie te worden gewerkt en te worden ingezet op een concurrerende energiemarkt die zijn grondstoffen betrekt uit verschillende bronnen en regio's. De klimaatconferentie van de Verenigde Naties in 2015 in Parijs beoogt met internationaal overeengekomen klimaatdoelen een gemeenschappelijke uitvalsbasis te bieden voor het Europese en nationale beleid gericht op groene groei en (energie)verduurzaming.

Beleidsprioriteiten 2016

Energieverduurzaming

De verduurzaming van onze energievoorziening krijgt een forse impuls met grootschalige uitrol via tendering van kavels van wind op zee in de periode 2015-2019. De eerste kavels betreffen het gebied Borssele. De wijze van tenderen biedt flexibiliteit voor het ontwerp van het windpark terwijl de markt ontlast wordt met betrekking tot het zekerstellen van de benodigde vergunningen. De tenders stimuleren bovendien kostenreductie, doordat de maximale tenderbedragen jaarlijks naar beneden gaan. Het wetsvoorstel STROOM wijst TenneT aan als netbeheerder op zee (beoogde inwerkingtreding 2016). Met deze acties geeft het kabinet invulling aan een aantal belangrijke afspraken uit het Energieakkoord.

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015-2016, 34 300 XIII, nr. 2

15

Meer dan de helft van de energie die we in Nederland verbruiken is voor warmtevoorziening. Daarom is het verduurzamen van de warmtehuis-houding cruciaal om de transitie naar een volledig duurzame energievoorziening in 2050 te realiseren en minder afhankelijk te raken van gaswinning en -import. In 2016 wordt gewerkt aan de acties uit de Warmtevisie en wordt bezien welke aanpassingen in het marktmodel dienstbaar kunnen zijn aan verdere verduurzaming. De Warmtewet zal worden geëvalueerd en in samenhang met overige onderdelen van het marktmodel worden herzien.

Huizen duurzaam verwarmen in de toekomst

Afvalverbranding * verbranding Biomassa

 

L f

B

 

Warmte-koude-opslag

 
   
   

Aardwarmte

 

Ministerie van Economische Zaken, april 2015

Het kabinet gaat de komende jaren stimuleren dat Nederlandse huizen en bedrijven minder doorgas en meer door duurzame warmte en restwarmte worden verwarmd.

Zo kan energie worden bespaard en C02-uitstoot worden teruggedrongen.

In december 2015 zal het kabinet het Energierapport uitbrengen met een integrale en strategische visie op de energievoorziening in Nederland. Dit is het startpunt van een maatschappelijke dialoog, waarop in de paragraaf Verbinden nader wordt ingegaan. Uit de dialoog volgt in het najaar van 2016 een beleidsagenda. Tegelijkertijd daarmee zal de evaluatie van het Energieakkoord (samen met de Nationale Energieverkenning 2016) worden gepubliceerd.

Omgevingssensitiviteit bij gaswinning

Bij mijnbouwwinning (gas, olie en geothermie) staat veiligheid voorop. Dat vergt zorgvuldige besluitvorming. Het kabinet wil fors investeren om op open wijze en in samenspraak met alle betrokkenen, mijnbouwtrajecten zorgvuldig vorm te geven, met aandacht

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015-2016, 34 300 XIII, nr. 2

16

voor gevoeligheden, onzekerheden en een evenredige verdeling van baten en lasten in de regio. Het kabinet wil de decentrale overheden actief bij deze aanpak betrekken. De Mijnbouwwet- en regelgeving wordt hierop aangepast.

Vanwege het aardbevingsrisico in Groningen heeft het kabinet in 2015 de gasproductie uit het Groningenveld beperkt. Verschillende onderzoeks- en adviestrajecten lopen om beter zicht te krijgen op de aardbevingsproblematiek en te treffen maatregelen en het kabinet kan op basis daarvan eind 2015 nog aanvullend besluiten over de toegestane gasproductie in 2016. In het najaar van 2016 besluit EZ of en hoe het kan instemmen met het winningsplan uit het Groningenveld voor de jaren 2017 en verder, dat de Nederlandse Aardolie Maatschappij B.V vóór 1 juli 2016 indient.

Zorgvuldige besluitvorming is ook van groot belang bij besluiten over gaswinning in het Waddengebied. In 2016 besluit EZ over een aangevraagde winningsvergunning voor het gebied nabij Terschelling. Mocht deze concessie verleend worden, dan zullen in het vervolgtraject de gevolgen voor natuur en toerisme nadrukkelijk worden meegenomen met acht op de Natuurbeschermingswet 1998 en de Flora- en faunawet. Overigens mogen bij nieuwe boringen geen mijnbouwplatforms in de Waddenzee zelf staan maar wordt vanaf het vaste land geboord. Bodemdaling in de Waddenzee wordt nauwgezet gemeten en zo nodig wordt de gaswinning stopgezet («winning met de hand aan de kraan»).

Commerciële opsporing en winning van schaliegas is de komende vijf jaar in Nederland niet aan de orde. Bestaande vergunningen voor de opsporing van schaliegas worden niet verlengd. Het kabinet besluit eind 2015 of schaliegaswinning voor Nederland nog als optie in beeld blijft. Als dat zo is, dan zullen eventuele onderzoeksboringen naar de aanwezigheid van schaliegas in de Nederlandse bodem in opdracht van de overheid, en niet van bedrijven, plaatsvinden. Die onderzoeksboringen zullen dan tevens gericht zijn op de mogelijkheden voor geothermie.

Verduurzaming in het agrocomplex

Het Nederlandse agrocomplex is internationaal toonaangevend met zijn inzet op verduurzaming. Voor een toekomstbestendige mondiale, Europese en nationale voedselvoorziening is een geactualiseerde samenhangende beleidsinzet nodig. Het kabinet zal met een reactie komen op het rapport van de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR) «Naar een Voedselbeleid» die ook een agenderend karakter zal hebben. In 2016 zal een vervolg worden gegeven aan de voedse-lagenda en de daarin vermelde acties en activiteiten. De aandacht gaat daarbij in het bijzonder uit naar klimaat-neutrale glastuinbouw, duurzame innovaties in het brede agrocomplex, duurzame veehouderij, dierenwelzijn en evenwicht op de mestmarkt. Het kabinet dient een wetsvoorstel in waarmee fosfaatrechten voor de melkveehouderij worden geïntroduceerd. Dit is nodig om te voorkomen dat Nederland de derogatie in het kader van de Nitraatrichtlijn verliest. Door het wetsvoorstel wordt de totale fosfaatproductie in de melkveehouderij begrensd maar blijft ontwikkeling van bedrijven - binnen de bestaande randvoorwaarden ten aanzien van diergezondheid, dierenwelzijn en milieu - mogelijk. Ook de aanpak voor antibioticaresistentie en de bestrijding van ziekten die worden overgebracht van dier op mens (One Health-benadering) maken hiervan onderdeel uit. In deze benadering werken marktpartijen samen

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015-2016, 34 300 XIII, nr. 2

17

met kennisinstellingen en de gezondheidszorg. Bij de maatschappelijke opgave om op duurzame en diervriendelijke wijze voedsel te produceren wordt het bedrijfsleven gestimuleerd om nieuwe producten met meer toegevoegde waarde te vermarkten, zoals het rondeelstal-ei en scharrelvlees. Het kabinet wil bedrijven in staat stellen gezamenlijke duurzame afspraken te maken. EZ zet in 2016 de agenderende en faciliterende rol voort, zowel met het garantstellingsinstrumentarium (garantie marktintroductie duurzame innovaties, agroborgstellingsregelingen) alsook met het wegnemen van belemmeringen voor ketensamenwerking. Hiertoe wordt ook ingezet op het verbeteren van het gelijke speelveld binnen de EU. Met bedrijfsleven en maatschappelijke partners worden in 2016 maatregelen uitgewerkt waarmee het gewenste ambitieniveau van 80 procent weidegang voor melkvee en een toekomstbestendige varkensketen in 2020 worden gerealiseerd.

Het kabinet draagt de verantwoordelijkheid voor toezicht en handhaving van regels ter borging van publieke belangen. De Nederlandse Voedsel-en Warenautoriteit (NVWA) ziet toe op de naleving van de regelgeving op het gebied van onder andere voedselveiligheid, dierenwelzijn, natuur en visserij. In het Toezichtkader voor de NVWA, dat in het najaar naar de Tweede Kamer wordt gestuurd, wordt op hoofdlijnen aangegeven wat het kabinet van het toezicht en de handhaving door de NVWA verwacht: professioneel en integer handelen, doortastendheid, snel en slagvaardig optreden. Het kader is richtinggevend voor een aangescherpt (interven-tie-)beleid van de NVWA. Daarnaast is met het kabinetsstandpunt «Herinrichting keuring en toezicht in de dierlijke, plantaardige en biologische sectoren» de lijn vastgesteld dat de uitvoering van keuring- en toezichtstaken teruggebracht wordt naar het publieke domein. Met het toezicht en de keuring op deze terreinen worden belangrijke publieke belangen gediend. De borging van volksgezondheid en voedselveiligheid dient niet voor discussie vatbaar te zijn. Dit is reeds aangegeven in de kabinetsreactie op het rapport van de Onderzoeksraad voor Veiligheid over risico's in de vleesketen.

Groene groei

Met het groene groeibeleid benadrukt het kabinet de ambitie om de Nederlandse concurrentiekracht en het verdienvermogen te versterken met innovaties die het verbruik en de afhankelijkheid van schaarse fossiele energie en grondstoffen doen verminderen en het milieu ontlasten. Uitdaging daarbij is om met slimme marktprikkels en stimulerende wet- en regelgeving een gunstig voorwaardenscheppend klimaat te creëren voor innovatieve groene producten, processen en concepten. Daarbij is het van belang om ons internationaal, zowel binnen Europa als daarbuiten, sterk te blijven maken voor een gelijk speelveld voor ons bedrijfsleven en onze goede uitgangspositie te versterken. Nu al zijn veel Nederlandse bedrijven betrokken bij de bouw van windmolens in binnen-en buitenland en zit er belangrijke innovatieve Nederlandse technologie in wereldwijd geproduceerde zonnepanelen. Om efficiënter om te gaan met C02, energie, grondstoffen, water en bodem gaat EZ in 2016 sterker inzetten op onderzoek en innovatie voor duurzame alternatieven voor schaarse grondstoffen, energieopwekking en recyclingtechnologieën. EZ werkt samen met partijen om een twintigtal ketens bij elkaar te brengen, te onderzoeken welke efficiëntiedoelstellingen haalbaar zijn en welke bijdragen de diverse partijen hieraan kunnen leveren. Er wordt verder ingezet op aanpassing van de lineaire Europese regelgeving en, in het verlengde daarvan, onze eigen regelgeving en de wijze waarop onze inspecties en medeoverheden hiermee omgaan. Het kabinet zet in 2016

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015-2016, 34 300 XIII, nr. 2

18

daartoe zijn probleemoplossende programma «Ruimte in regels voor groene groei» en de Green Deal-aanpak voort.

Verbinden

Van oudsher kent de Nederlandse samenleving veel ruimte voor maatschappelijk initiatief in het (semi)publieke domein, bijvoorbeeld bij het leveren van maatschappelijke diensten door stichtingen en verenigingen. Toenemende welvaart, opleidingsgraad, mondigheid en toegang tot sociale media hebben de inzet van burgers voor de publieke zaak voorzien van een nieuwe impuls. Door ruimte te geven aan initiatieven uit de maatschappij en door private en publieke partijen meer te betrekken bij beleidsvorming en -uitvoering kan de overheid belangen beter afwegen, wordt het draagvlak onder beleid verbreed en de effectiviteit ervan vergroot. Het handelingsrepertoire van de overheid wordt aangevuld door zijn agenderende, ondersteunende en faciliterende rol als netwerkpartner, ook als schakel in regionale, Europese en internationale samenwerkingsverbanden. De overheid behoudt daarbij stelselverantwoordelijkheid en bewaakt de balans tussen de brede welvaart en gevestigde belangen, met een gebalanceerd stelsel van zelfregulering, toezicht en prikkels.

Beleidsprioriteiten 2016

Voedselagenda

Het kabinet zal met een reactie komen op het rapport van de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR) «Naar een Voedselbeleid» die ook een agenderend karakter zal hebben. In 2016 zal een vervolg worden gegeven aan de voedselagenda en de daarin vermelde acties en activiteiten. Het doel is te komen tot een breed gedragen voedselagenda met ambitieuze maatschappelijk-gedragen doelen. Het doel is te komen tot een breed gedragen voedselagenda met ambitieuze maatschappelijk-gedragen doelen.

Rijksnatuurvisie

De Rijksnatuurvisie «Natuurlijk Verder» is tot stand gekomen door te peilen hoe burgers, maatschappelijke organisaties, bedrijven, experts en overheden denken over natuur en hoe zij daar mee om willen gaan. De Natuurvisie schetst als perspectief een natuur die door en met de samenleving versterkt wordt. Een meer duurzame benutting van natuurlijke hulpbronnen en de natuurlijke omgeving vraagt zowel om overheidszorg voor basiscondities, als om maatschappelijke betrokkenheid. Voor dit laatste is het van belang dat de externe effecten op de natuurlijke leefomgeving meewegen in beslissingen; in het bijzonder bij het benutten van de goederen en diensten die de natuur voortbrengt. EZ verkent met sectoren hoe natuurinclusief ondernemen te stimuleren, zodat wat goed is voor de natuur ook economisch aantrekkelijk is. Een voorbeeld hierbij in 2016 is het positioneren van Nationale Parken als sterk merk. Een ander voorbeeld is het opschalen van tijdelijke natuur op voorheen braakliggende bouwgronden en bedrijventerreinen. Ook in de maatschappelijke uitvoeringsagenda kiest EZ voor de samenwerking met maatschappelijke organisaties, provincies en andere overheden. Bijvoorbeeld via het samenwerkingsverband dat zich ten doel stelt om 200.000 hectare subsidievrije natuur te realiseren, en door met partijen te werken aan het bij de tijd houden van de juridische en bestuurlijke kaders (zoals de inzet bij de fitness checkvan de Vogel- en Habitatrichtlijn). Volgend op de mainportontwikkeling Rotterdam/Tweede Maasvlakte - een gezamenlijk project van rijk en medeoverheden - waarbij natuur- en milieuorganisaties in de adviesrol bij het ontwerpproces werden

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015-2016, 34 300 XIII, nr. 2

19

betrokken, wordt ook in 2016 in de regio's gewerkt aan breed gedragen versterking van de combinatie tussen verdienvermogen en ecologie.

Energiedialoog

Het Energierapport dat eind 2015 zal worden uitgebracht bevat specifieke thema's en dilemma's die relevant zijn richting een volledig duurzame energievoorziening in 2050. Gegeven de complexiteit van het energievraagstuk hecht het kabinet sterk aan externe inbreng. Burgers, bedrijven, andere overheden en maatschappelijke organisaties worden uitgenodigd aan een Energiedialoog deel te nemen en hun kennis en kunde in te brengen voor de energietransitie. Uit de dialoog volgt in het najaar van 2016 een beleidsagenda.

Samenwerking MKB-stimulering

EZ zoekt in innovatieprogramma's de samenwerking met de regio's en Europa. EZ en de provincies kanaliseren innovatiegelden in de MKB-innovatiestimuleringsregeling topsectoren (MIT-regeling). Ook in de informatiedienstverlening en het ontsluiten van kansen in een internationale omgeving voor het MKB werkt het Rijk samen met de provincies en het MKB. Zo wordt het (innovatieve) MKB beter ondersteund en kunnen kansrijke bedrijven en innovaties uit de regio doorgroeien naar een nationaal of internationaal niveau.

Retailagenda

EZ werkt met alle stakeholders van de retailsector - gemeenten, provincies, vastgoed, vakbonden, financiers, MKB Nederland en de sector zelf - aan de uitvoering van de 20 afspraken die in de Retailagenda zijn gemaakt. Zo werken we aan vitale winkelgebieden en het versterken van de verdienkracht in de sector.

Nieuw handelingsperspectief en instrumentarium

Bij beleidsvoering vanuit het systeemperspectief, met een rol voor de overheid als netwerkpartner, past een herbezinning op de daar bij passende beleidsvoering. Daarbij is een geactualiseerd en realistisch beeld nodig van de wijze waarop mensen op een bepaalde maatregel of interventie reageren. Het traditionele uitgangspunt dat mensen relevante voor- en nadelen bewust en rationeel afwegen bij het maken van beslissingen maakt plaats voor het besef dat er omstandigheden zijn waarin mensen zich anders gedragen. Het toepassen van gedragskennis in de analyse, ontwikkeling, uitvoering en toezicht van beleid maakt het mogelijk effectiever en efficiënter beleid te formuleren. Ook biedt het toepassen van gedragsinzichten in sommige situaties de mogelijkheid minder dwingende manieren van sturing toe te passen.

Als concrete invulling van de toezeggingen in de kabinetsreactie op adviesrapporten van de Raad voor de leefomgeving en infrastructuur (Rli), Raad voor Maatschappelijk Ontwikkeling (RMO) en de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR) over de benutting van gedragswetenschappelijke kennis in beleid wordt momenteel verkend hoe gebruik kan worden gemaakt van gedrags-economische en sociaalpsychologische inzichten bij het vormen en uitvoeren van kabinetsbeleid. Er lopen pilotprojecten over het toepassen van gedragswetenschappelijke inzichten in beleid. Binnen EZ betreffen die het tegengaan van voedselverspilling in de horeca en huishoudens en het bevorderen van energie-efficiëntie in de industrie.

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015-2016, 34 300 XIII, nr. 2

20

Tot slot

2016 wordt een jaar om weer vooruit te kijken; een jaar waarin de beleidsfocus verschuift van herstel naar groei. EZ blijft zich onverminderd inspannen voor een duurzaam, ondernemend Nederland, met een sterke internationale concurrentiepositie. Het doet dat niet alleen, maar in verbinding met de samenleving. In de overtuiging dat alleen in samenwerking tussen overheid, onderwijs, wetenschap, bedrijfsleven en burgers de uitdagingen van morgen kunnen worden omgezet in de kansen van vandaag.

2.1.1 Overzichtstabel bedrijfslevenbeleid en topsectoren

De tabel bevat een meerjarig overzicht van de middelen die in 2015-2020 beschikbaar zijn binnen de begrotingen van een aantal departementen voor het bedrijvenbeleid en de topsectoren. De indeling van de tabel geeft inzicht in de samenhang tussen de verschillende onderdelen. Voor een groot deel betreft dit het innovatiebeleid, dat uit een generieke pijler en een specifieke pijler bestaat. Het generieke beleid ondersteunt innovatie voor alle bedrijven, binnen en buiten de Topsectoren (tabel A1 en A2). Ook de bijdrage van Buitenlandse Zaken (A3) is generiek van aard. De kern van het specifieke beleid is publiek-private samenwerking (PPS, tabel B1 en B2). Door een intensievere samenwerking tussen de excellente Nederlandse publieke kennisinfrastructuur en de bedrijven vindt de kennis beter zijn weg in innovatieve producten. PPS wordt gestimuleerd met de TKI Toeslag en de MIT. Internationale PPS wordt mogelijk gemaakt dankzij EU cofinanciering (B2), daarnaast door de Innovatie Attachés en technologiemissies. In 2015 en 2016 komt via het onderzoeksdeel van het Toekomstfonds in totaal € 100 min beschikbaar voor hoogwaardige onderzoeksfaciliteiten en (publiek-private samenwerking op) specifieke thema's. Opbrengsten uit deze investeringen vloeien terug in het fonds. Onderdeel C bevat de instrumenten voor aansluiting van onderwijs op de arbeidsmarkt en tot slot bestaat onderdeel D uit verschillende specifieke bijdragen van departementen aan voor hun relevante topsectoren. In de tabel is ook aangegeven op welk begrotingsartikel de middelen op de departementale begrotingen staan. Daar zijn de hier getoonde reeksen vaak niet één op één terug te vinden, omdat hier alleen de middelen zijn getoond die samenhangen met het bedrijfslevenbeleid en topsectoren. Een afnemend deel van de middelen is reeds belegd met uitgaven voor lopende programma's. De verantwoording over dit budget vindt plaats via de reguliere begrotingscyclus via de desbetreffende departementale begrotingen. De reeksen voor NWO en Creatief liggen vast in de BIS (2013-2016). Een deel van het geld van het regionaal investeringsfonds MBO gaat ook naar publiek-private samenwerkingsverbanden buiten de topsectoren

 
                 

Overzichtstabel bedrijfslevenbeleid en topsectoren

 

(kasbedragen x € 1 min)

2015

2016

2017

2018

2019

2020

Departement

Artikel

I Generiek

               

Al. Ondernemerschap en innovatie

182

109

117

124

105

117

   
  • • 
    Innovatiefonds MKB+

182

109

117

124

105

117

EZ

19

A2. Fiscale maatregelen

1.040

1.151

1.128

1.128

1.128

1.128

   

Research & Development Aftrek

               

(RDA)

238

             

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015-2016, 34 300 XIII, nr. 2

21

 

(kasbedragen x € 1 min)

2015

2016

2017

2018

2019

2020

Departement

Artikel

  • • 
    Aftrek speur- en ontwikke-

8

8

8

8

8

8

EZ/FIN

12,

lingswerk (WBSO)

             

belas-

               

tingplan

  • • 
    Afdracht speur- en ontwikke-

794

1.143

1.120

1.120

1.120

1.120

EZ/FIN

12,

lingswerk (WBSO)1

             

belas-

               

tingplan

A3. Internationaal

341

367

538

208

189

175

   
  • • 
    Internationaal ondernemen en
               

ontwikkelingssamenwerking

191

217

220

208

189

175

BH/OS

1,2,3

  • • 
    Dutch Good Growth Fund
               

(DGGF)

150

150

318

     

BH/OS

1

II Specifiek voor topsectoren

               

BI. Kennis en innovatie

551

551

541

539

537

537

   
  • • 
    NWO2

275

275

275

275

275

275

OCW/EZ

16

  • • 
    STW

20

26

26

26

25

25

EZ

12

  • • 
    KNAW

19

19

19

19

19

19

OCW

16

  • • 
    Toegepast onderzoek (T02: TNO,
             

12, 14,

DLO, Marin, ECN, NLR, Deltares)3

193

187

177

175

174

174

EZ

16

  • • 
    Profilering kennisinfrastructuur

44

44

44

44

44

44

OCW

16

B2. Innovatie en PPS

271

239

193

202

211

221

   
  • • 
    TKI Toeslag

51

75

94

106

114

119

EZ

12

  • • 
    MKB Innovatiestimuleringsre-
               

geling Topsectoren4

46

34

31

29

28

35

EZ

12

  • • 
    Europese Cofinanciering, afloop
               

FES en innovatieprogramma's

124

80

68

67

69

67

EZ

12

  • Investeringen in fundamenteel en
               

toegepast onderzoek5

50

50

       

EZ

19

C. Onderwijs en arbeidsmarkt

66

52

35

0

0

0

   
  • • 
    Professionele masters

7

7

7

0

0

0

OCW

6

  • • 
    Centra voor Innovatief Vakman-
               

schap

5

3

3

0

0

0

OCW/EZ

4

  • • 
    Stimuleren beta en technologie

12

0

0

0

0

0

OCW

6

  • • 
    Centers of Expertise

17

17

0

0

0

0

OCW

6

  • • 
    Regionaal investeringsfonds MBO

25

25

25

0

0

0

OCW

4

D. Specifieke bijdragen departe-

               

menten

231

235

225

205

203

175

   
  • • 
    VWS: Life Sciences & Health/zorg

67

71

54

46

48

48

VWS

1, 2, 4,

               

kader

               

Zorg

  • • 
    EZ: Energie-innovatie (excl.

111

102

105

96

93

88

EZ

 

ECN)

             

14

  • • 
    l&M: Logistiek

8

20

24

21

20

20

l&M

divers

             

H-XII,

               

IF en

               

DF

  • • 
    l&M: Water6

23

23

23

23

23

 

l&M

divers

               

H-XII,

               

IF en

               

DF

  • • 
    OCW: Creatief

11

11

11

11

11

11

OCW

14

  • • 
    Defensie

11

8

8

8

8

8

DEF

6

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015-2016, 34 300 XIII, nr. 2

22

 

(kasbedragen x € 1 min)

2015

2016

2017

2018

2019

2020

Departement

Artikel

Totaal

2.682

2.704

2.777

2.406

2.373

2.353

   

1 De bedragen per 2016 hebben betrekking op de geïntegreerde WBSO en RDA. De geïntegreerde regeling gaat onder de naam WBSO verder.

2 Inclusief reeks van opgeteld € 50 min zoals vermeld in TK, 27 406 nr. 198. Reeks inclusief middelen op de aanvullende post op de rijksbegroting.

3 Inclusief budget voor lange termijn kennisbasis. Dit zal naast topsectoren eveneens worden ingezet voor maatschappelijke thema's en wettelijke onderzoekstaken.

4 Dit betreft alleen de Rijksmiddelen.

5 Deze bedragen worden breder dan alleen topsectoren ingezet.

s Deze reeks is tot en met 2019 gegarandeerd. Voor 2020 en volgende jaren is een nieuw besluit nodig

2.1.2 Belangrijkste mutaties ontwerpbegroting 2016

 
               

UITGAVEN (x€ 1.000)

 

Art.

2015

2016

2017

2018

2019

2020

Stand Ontwerpbegroting 2015

 

4.932.315

4.816.830

4.778.368

4.976.489

5.526.494

 

Mutaties Voorjaarsnota 2015

 

250.679

44.662

7.772

  • 6.882

-4.945

 

Stand Voorjaarsnota 2015

 

5.182.994

4.861.492

4.786.140

4.969.607

5.521.549

 

Nieuwe mutaties:

             

BTW-compensatie STW en TNO

12

 

20.000

20.000

20.000

20.000

 

ICT-beleid

13

 

3.500

       

Horizontale schuif ETS-middelen

14

-20.045

 

20.045

     

Lagere uitgaven MEP

14

  • 13.400

-7.900

  • 10.900

-5.300

-5.600

 

Duurzame energie voor Caribisch Nederland

14

3.700

4.700

-3.000

2.600

2.300

 

Temporisering uitgaven Green Deal

14

2.450

-2.450

       

Intensivering onderwijstranches 2015 en 2016

17

1.174

3.736

3.738

3.686

3.645

 

Sterke regio's

18

 

5.700

  • 1.100

-2.400

  • 1.100
 

Overboeking van Provinciefonds (ANLB)

18

9.000

         

Kasschuif DVI

19

-95.000

15.000

15.000

15.000

13.000

 

Innovatiekrediet

19

1.180

  • 6.680

3.100

-200

  • 1.200
 

Herverdeling eenheidsprijzen kantoren

40

 

7.732

5.597

644

195

 

Overige

 

-988

-318

4.716

-3.063

  • 1.838
 

Stand Ontwerpbegroting 2016

 

5.071.065

4.904.512

4.843.336

5.000.574

5.550.951

6.226.508

Artikel 12

BTW-compensatie STW en TNO

Als gevolg van jurisprudentie van het Europese Hof van Justitie krijgen de kennisinstellingen Stichting Technische Wetenschappen (STW) en TNO te maken met een beperking op het recht van aftrek van BTW op inkoop-kosten. Ter compensatie wordt het budget met ingang van 2016 met € 20 min verhoogd waarvan € 17 min per jaar voor TNO en € 3 min voor de STW.

Artikel 13

ICT-beleid

Deze verhoging is bestemd voor de kosten die samenhangen met de ontwikkeling en implementatie van Generieke Digitale Infrastructuur (GDI). De GDI bestaat uit standaarden, producten en voorzieningen die gezamenlijk gebruikt worden door meerdere overheden, vele publieke organisaties en in een aantal gevallen ook door private partijen.

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015-2016, 34 300 XIII, nr. 2

23

Artikel 14

Horizontale schuif ETS-middelen

Conform afspraak blijven de middelen die in enig jaar overblijven voor Emission Trade Scheme (ETS) beschikbaar voor latere jaren. Met deze horizontale verschuiving worden de resterende middelen van 2014 die bij Voorjaarsnota reeds waren toegevoegd aan 2015 doorgeschoven naar 2017.

Lagere uitgaven MEP

In de MEP- en SDE raming 2014 is sprake van lagere uitgaven. Deze meevallers worden ingezet voor financiële tegenvallers knelpunten in de begroting van EZ. Lagere uitgaven op de MEP hebben geen consequenties voor het doelbereik duurzame energie in 2020 (14%) of 2023 (16%).

Duurzame Energie voor Caribisch Nederland

Deze middelen worden ingezet voor investeringen in duurzame energie (zon, wind) op de bovenwindse eilanden en de verplaatsing van de powerplant op Saba.

Temporisering uitgaven Green Deal

Voor de uitfinanciering van reeds aangegane verplichtingen in het kader van Green Deal is deze kasschuif noodzakelijk.

Artikel 17

Intensivering onderwijstranches 2015 en 2016

Vanuit de begroting van OCW worden de intensiveringsgelden die

betrekking hebben op groen onderwijs overgeheveld naar de

EZ-begroting.

Artikel 18

Sterke regio's

De betalingen aan de Sterke Regio's vinden versneld plaats. Deze middelen hebben betrekking op de uitfinanciering van in het verleden aangegane verplichtingen in het kader van het oplossen van knelpunten en benutten van gebiedsgerichte kansen gericht op versterking van het Nederlandse vestigingsklimaat en gebiedsprojecten die een bijdrage hebben gekregen uit het Nota Ruimte-budget van EZ.

Overboeking van Provinciefonds (ANLB)

Voor de transitieperiode Agrarisch Natuur & Landschapsbeheer (2014-2016) zijn in het kader van het Natuurpad afspraken gemaakt over de financiering van de kosten. De totale bijdrage van provincies bedraagt naar huidig inzicht € 24 miljoen. Voor 2015 gaat het om een bijdrage van € 9 min. De provincies zijn overeengekomen om het bedrag in mindering te brengen op de decentralisatie-uitkering Natuur, die al in een eerder stadium vanuit EZ is overgeheveld naar de begroting van het Provinciefonds.

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015-2016, 34 300 XIII, nr. 2

24

Artikel 19

Kasschuif DVI

Als onderdeel van het aanvullend actieplan MKB-financiering (TK, 32 637, nr. 147) is de begroting 2015 verhoogd met € 100 min ten behoeve van het Dutch Venture Initiative (DVI). Via deze mutatie wordt het kasbudget aangepast aan het verwachte uitfinancieringspatroon. Deze reeks loopt tot en met 2028.

Innovatiekrediet

De beschikbare middelen voor de Innovatiekredieten worden meerjarig in lijn gebracht met de verwachte uitgaven.

Artikel 40

Herverdeling eenheidsprijzen kantoren

Met de herziening van het rijkshuisvestingsstelsel per 1-1-2016 worden de huren van de kantoorpanden geharmoniseerd naar de nieuwe vaste huren voor: Den Haag, overig Randstad en overig Nederland. De reeks laat een aflopend beeld zien door krimp.

 

ONTVANGSTEN (x € 1.000)

             
 
 

Art.

2015

2016

2017

2018

2019

2020

Stand Ontwerpbegroting 2015

 

10.170.057

10.130.624

9.907.661

10.094.541

10.586.726

 

Mutaties Voorjaarsnota 2015

 
  • 1.188.628
  • 1.405.455
  • 1.220.455

-924.634

-969.680

 

Stand Voorjaarsnota 2015

 

8.981.429

8.725.169

8.687.206

9.169.907

9.617.046

 

Nieuwe mutaties:

             

Bijstelling aardgasbaten

14

-950.000

  • 1.700.000
  • 1.950.000
  • 1.950.000
  • 1.600.000
 

Landbouwheffingen

16

  • 242.999

-242.999

-242.999

  • 242.999

-242.999

 

Overige

 

2.530

1.300

1.300

0

0

 

Stand Ontwerpbegroting 2016

 

7.790.960

6.783.470

6.495.507

6.976.908

7.774.047

8.296.171

Bijstelling aardgasbaten

De raming van de aardgasbaten is in lijn met de uitgangspunten die het CPB heeft gebruikt bij het opstellen van de MEV. Om de veiligheid van bewoners in het gaswinningsgebied in Groningen te vergroten, heeft het kabinet in juli 2015 besloten de gaswinning in Groningen terug te brengen naar het niveau dat nodig is om de leveringszekerheid te garanderen. In 2015 is dit 30 mld m3, dat wordt aangevuld met 3 mid m3 die eenmalig beschikbaar is uit de berging Norg. In de jaren 2016-2020 wordt uitgegaan van een Groningen productie van 33 miljard kubieke meter per jaar. Daarnaast zijn ook de actuele, sterk gedaalde, gasprijzen verwerkt in de raming. Deze twee factoren verklaren een afname in de gasbaten in latere jaren. In de raming is nog geen rekening gehouden met een besluit van het kabinet over de toekomst van de gaswinning uit het Groningen gasveld, dat eind dit jaar wordt genomen.

Landbouwheffingen

Op basis van de verordening EU (nr. 2007/436/EG,Euratom) is het niet meer noodzakelijk dat invoerrechten en landbouwheffingen afzonderlijk worden verantwoord. Met ingang van 2015 worden de ontvangen landbouwheffingen op de begroting van het Ministerie van Financiën geraamd en verantwoord.

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015-2016, 34 300 XIII, nr. 2

25

Overheidsdienst Groningen/energie

In de hieronder opgenomen tabel is weergegeven welke bedragen in de begroting beschikbaar zijn voor de Overheidsdienst Groningen/energie.

 
 

Artikel

2015

2016

2017

2018

2019

1 - Overheidsdienst Groningen

40

7,0

19,0

19,0

19,0

19,0

waarvan: 1-a) Organisatie

 

4,0

72,0

72,0

72,0

72,0

waarvan: 1-b) Onderzoek (o.a. NPR, woningmarkt

 

3,0

7,0

7,0

7,0

7,0

2 - Onderzoek {seismografisch en geologisch)

14

6,0

10,0

10,0

8,0

6,0

3-Versterking energiedirecties

40

2,0

4,0

4,0

4,0

4,0

4 - Uitbreiding SodM

40

1,0

2,0

2,0

2,0

2,0

af: retributies SodM (ontvangsten)

     

-0,8

-0,8

-0,8

Totaal beschikbaar

 

16

35

34

32

30

Na de opbouwfase in 2015, werkt de Nationaal Coördinator Groningen de komende jaren voortvarend aan de realisatie van het programma Aardbevingsbestendig en Kansrijk Groningen. In samenwerking met de regionale partners, zet hij zijn mensen (€ 12 min budget in 2016) en werkbudget (€ 7 min in 2016) strategisch in. Daarmee verbetert de aanpak merkbaar voor Groningers: door het oplossen van complexe situaties en het zichtbaar bouwen aan kansen voor de regio.

Daarnaast zijn er middelen beschikbaar voor seismologisch en geologisch onderzoek.

De uitdagingen op het beleidsterrein energie zijn groot en variëren van de uitwerking van het Energieakkoord en het realiseren van vele tientallen grote energieprojecten in Nederland tot de discussie over de toekomst van de gaswinning naar aanleiding van de aardbevingen in Groningen en het Europese debat over een Energie Unie. Om deze uitdagingen goed op te pakken is een versterking van de energiedirecties onvermijdelijk. Voor extra capaciteit ter versterking van het Staatstoezicht op de Mijnen (SodM) zijn extra middelen (€ 1,2 min) ter beschikking gesteld.

2.1.3 Meerjarenplanning Beleidsdoorlichtingen

 

Artikel

2014

2015

2016

2017

2018

2019

2020

Geheel

                 

artikel?

11

Goed functionerende economie en markten

 

X

         

Ja

12

Een sterk innovatievermogen

 

X

       

X

Ja

13

Een excellent ondernemingsklimaat

 

X

       

X

Ja

14

Een doelmatige en duurzame energievoorziening

X

         

X

Ja

16

Concurrerende, duurzame en veilige agro-, visserij- en voedselketens

 

X

     

X

 

Ja

17

Groen onderwijs van hoge kwaliteit

X

       

X

 

Ja

18

Natuur en regio

 

X

         

Ja

19

Toekomstfonds

           

X

Ja

Toelichting

De beleidsdoorlichting van artikel 11 is eind 2014 gestart. Er zijn onafhankelijke deskundigen bij betrokken. De doorlichting zal voor een deel intern EZ uitgevoerd worden en gebaseerd worden op bestaand evaluatiemate-

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015-2016, 34 300 XIII, nr. 2

26

riaal. Er wordt in principe geen aanvullend evaluatieonderzoek uitgevoerd. Wel zal er een beperkte opdracht worden verstrekt aan een extern bureau dat zal bezien in hoeverre de verschillende beleidsinstrumenten van artikel 11 in hun onderlinge samenhang bijdragen aan de centrale doelstelling van artikel 11. De 20% besparingsvariant wordt ook meegenomen in de doorlichting van artikel 11.

De beleidsdoorlichtingen van artikel 12 en 13 zijn gezamenlijk uitgevoerd en op 13 mei 2015 aan de Tweede Kamer aangeboden (TK, 30 991, nr. 23).

De laatste beleidsdoorlichting van artikel 14 (energie) is op 19 december

2014 naar de Tweede Kamer gestuurd (TK, 30 991, nr. 17). Dit betrof een ex-post beleidsdoorlichting over de periode 2007-2012. De volgende beleidsdoorlichting zal logischerwijs dan de periode 2013-2018 beslaan en in 2019/2020 worden uitgevoerd.

Het Interdepartementaal Beleidsonderzoek (IBO) agro-, visserij-, en voedselketens is afgerond. Het IBO is geïntegreerd met de geplande beleidsdoorlichting van artikel 16. Het IBO is 26 juni 2015 met de kabinetsreactie aan de Tweede Kamer aangeboden (TK, 30 991, nr. 25).

De beleidsdoorlichting van artikel 17 is op 2 juni 2014 aan de Tweede Kamer aangeboden (TK, 30 991, nr. 11).

De beleidsdoorlichting van artikel 18 is in 2015 van start gegaan. Er is een onafhankelijke deskundige bij betrokken. De 20% bezuinigings- en intensiveringsvarianten worden hierin meegenomen. De planning is om in

2015 de doorlichting van artikel 18 af te ronden en aan de Tweede Kamer aan te bieden.

Voor het meest recente overzicht van de realisatie van beleidsdoorlichtingen, klik op deze link http://www.rijksbegroting.nl/node/231

Voor een verdere onderbouwing van de meerjarenprogrammering zie de bijlage «Evaluatie- en overig onderzoek» (bijlage 5.7).

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015-2016, 34 300 XIII, nr. 2

27

2.1.4 Overzicht van risicoregelingen

 

Overzicht verstre

kte garanties (bedr

aqen x€ 1.000)

           

-

                     

Artikel

Omschrijving

Uitstaande

Geraamd

Geraamd

Uit-

Geraamd

Geraamd

Uit-

Garantie-

Totaal

   

garanties

te

te

staande

te

te

staande

plafond

plafond

   

2014

verlenen

vervallen

garanties

verlenen

vervallen

garanties

2016

 
     

20151

2015

2015

2016

2016

2016

   

Artikel 13 Een

BMKB

1.911.429

425.000

622.493

1.713.936

765.000

326.047

2.152.889

765.000

 

excellent

                   

ondernemings-

                   

klimaat

                   
 

Garantie

644.334

200.000

97.334

747.000

400.000

257.000

890.000

400.000

 
 

Ondernemingsfi-

                 
 

nanciering

                 
 

Groeifaciliteit2

95.027

115.000

5.827

204.200

85.000

7.256

281.944

85.000

 
 

Microkredieten3

13.000

0

 

13.000

0

0

13.000

 

13.000

 

Garantie

10.880

104.000

0

114.880

400.000

4.000

510.880

400.000

 
 

Scheeps-

                 
 

nieuwbouw

                 
 

MKB finan-

0

400.000

0

400.000

0

0

400.000

 

400.000

 

ciering4

                 

Artikel 14 Een

Aardwarmte

49.292

31.324

7.225

73.391

93.050

27.616

138.825

93.050

 

doelmatige en

                   

duurzame

                   

energievoor-

                   

ziening

                   

Artikel 16

Garanties voor

343.781

35.000

70.000

308.781

55.000

60.000

303.781

120.214

 

Concurrerende,

investeringen en

                 

duurzame,

werkkapitaal

                 

veilige agro-,

landbouwonder-

                 

visserij- en

nemingen

                 

voedselketens

(Garantierege-

                 
 

lingen

                 
 

Landbouw en

                 
 

Garantieregeling

                 
 

Marktintroductie

                 
 

Innovatie)

                 

Artikel 18

Garantie voor

415.146

0

15.456

399.690

0

15.631

384.059

 

399.690

Natuur en regio

natuurgebieden

                 
 

en landschappen

                 
 

Totaal

3.482.889

1.310.324

818.335

3.974.878

1.798.050

697.550

5.075.378

1.863.264

812.690

1 Betrefteen inschatting van de te verlenen garanties per juli 2015.

2 Het achtergestelde leningenfonds van het NLII zal ook gebruik maken van de Groeifaciliteit. In 2016 wordt bezien met welke omvang het garantieplafond van de Groeifaciliteit opgehoogd dient te worden om dit te accommoderen. Er is vanuit het Aanvullend Actieplan MKB-financiering € 500 min garantieruimte beschikbaar. Deze ruimte is vooralsnog niet opgenomen in bovenstaand overzicht.

3 In de loop van 2015 wordt duidelijk of een garantie nodig is voor de aanvullende funding van Qredits (€ 100 min garantieruimte beschikbaar vanuit het Aanvullend Actieplan MKB-financiering). Vooralsnog is deze verlening niet opgenomen in deze tabel.

4 Naar verwachting zal er in 2015 voor € 400 min aan garanties worden verstrekt voor alternatieve aanbieders van MKB-financiering. Bij het opstellen van de ontwerpbegroting waren er nog geen garantieovereenkomsten afgesloten waardoor geen inschatting gemaakt kan worden van de omvang van te vervallen garanties in 2015 en 2016.

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015-2016, 34 300 XIII, nr. 2

28

 
 

Artikel

Omschrijving

Uitgaven

Ontvang-

Saldo

Uitgaven

Ontvang-

Saldo

Uitgaven

Ontvang-

Saldo

   

2014

sten

2014

2015

sten

2015

2016

sten

2016

     

2014

   

2015

   

2016

 

Artikel 13 Een

BMKB

97.779

30.389

-67.390

71.000

25.000

-46.000

42.594

29.000

  • 13.594

excellent

                   

onderne-

                   

mingsklimaat

                   
 

Garantie

17.875

9.380

-8.495

11.842

13.000

1.158

11.842

13.000

1.158

 

Onderne-

                 
 

mingsfinan-

                 
 

ciering

                 
 

Groeifaciliteit

2.168

2.436

268

8.616

8.000

-616

9.365

8.000

  • 1.365
 

Microkredieten

0

0

0

0

0

0

0

0

0

 

Garantie

0

46

46

3.679

4.000

321

3.679

4.000

321

 

Scheepsnieuw-

                 
 

bouwfinan-

                 
 

ciering

                 
 

MKB finan-

0

0

0

0

0

0

0

0

0

 

ciering1

                 

Artikel 14 Een

Aardwarmte

0

2.184

2.184

0

0

0

0

0

0

doelmatige en

                   

duurzame

                   

energievoor-

                   

ziening

                   

Artikel 16

Garanties voor

23.691

2.004

-21.687

19.555

2.000

  • 17.555

16.546

1.800

  • 14.746

Concurre-

investeringen

                 

rende,

en werkka-

                 

duurzame,

pitaal

                 

veilige agro-,

landbouwon-

                 

visserij- en

dernemingen

                 

voedselketens

(Garantierege-

                 
 

lingen

                 
 

Landbouw en

                 
 

Garantiere-

                 
 

geling

                 
 

Marktintro-

                 
 

ductie

                 
 

Innovatie)

                 

Artikel 18

Garantie voor

0

0

0

0

0

0

0

0

0

Natuur en

natuurge-

                 

regio

bieden en

                 
 

landschappen

                 
 

Totaal

141.513

46.439

-95.074

114.692

52.000

  • 62.692

84.026

55.800

  • 28.226

1 Er zijn bij het opstellen van de ontwerpbegroting 2016 nog geen garanties verstrekt voor alternatieve aanbieders van MKB-financiering, waardoor nog geen inschatting van ontvangsten en uitgaven gemaakt kan worden.

Artikel 13 Een excellent ondernemingsklimaat

Borgstelling MKB-kredieten (BMKB)

De BMKB biedt banken een borgstelling voor leningen aan midden- en kleinbedrijven (< 250 werknemers) voor zover deze bedrijven onvoldoende zekerheden kunnen bieden aan de bank. Het knelpunt dat met de BMKB wordt bestreden is het verschijnsel dat in de kern gezond MKB - met voldoende zicht op rentabiliteit en continuïteit - niet of onvoldoende in een kredietbehoefte kan voorzien door een tekort aan zekerheden (onderpand).

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015-2016, 34 300 XIII, nr. 2

29

De gemiddelde eenmalige premie die voor het borgstellingskrediet wordt betaald is 3,6%. De premie is afhankelijk van de looptijd van het bedrijfs-borgstellingskrediet. De premie is niet kostendekkend. Op de begroting is structureel € 8,5 min beschikbaar ter afdekking van de schades die niet door premie-ontvangsten worden gedekt.

Aangezien de inkomstenstroom uit provisies en fees vooruitlopen op de uitgaven en de uitgaven een conjunctuurgevoelig karakter hebben (in tijden van krimp en recessie hogere verliezen) is een interne begrotingsreserve gevormd, zodat deze kan worden ingezet om fluctuaties in ontvangsten en uitgaven ten opzichte van het in de begroting opgenomen bedrag op te vangen.

Momenteel loopt een pilot met openstelling van de BMKB voor niet-banken. Partijen die hiervan gebruik willen maken dienen een accreditatieproces te doorlopen. Een adviescommissie met onafhankelijke experts beoordeelt de aanvragen.

Een werkgroep heeft onderzoek gedaan daar de additionaliteit en kostendekkendheid van de BMKB. Dit rapport is in 2015 opgeleverd. De horizonbepaling voor de BMKB is juli 2017.

Het gebruik van de BMKB fluctueert sterk met de conjunctuur. Momenteel is sprake van onderbenutting, maar de verwachting is dat als de economie in de komende jaren aantrekt ook de benutting van dit instrument toeneemt. Daarom is het garantieplafond voor 2016 ongewijzigd.

Garantie Ondernemingsfinanciering (GO)

De GO-regeling is bestemd voor ondernemers die financiering willen aantrekken bij banken en is gericht op (middel)grote ondernemingen met substantiële activiteiten in Nederland en met bevredigende rentabiliteits-en continuïteitsperspectieven. De GO regeling biedt banken de mogelijkheid om nieuwe bankleningen te verstrekken en/of bankgaranties af te geven van minimaal € 1,5 min en maximaal € 50 min (tot ultimo 2015 € 150 min) met een garantie van 50% door de overheid. De overheid deelt mee in de opbrengsten uit zekerheden. De GO is door het huidige kabinet structureel gemaakt met een jaarlijks garantieplafond van € 400 min.

Het kredietbeheer ligt primair bij de bank. De bank heeft geen ander belang bij de betaling van rente en aflossing dan de overheid. Naast de 50% garantie van de overheid draagt de bank namelijk zelf eveneens 50% risico. RVO beoordeelt de kredietaanvragen en wijziging van kredieten. Daarnaast is een kredietcommissie met externe deskundigen geïnstalleerd, die de kredietvoorstellen eveneens beoordeelt. De Commissie toetst - additioneel aan RVO - het risico van het betreffende voorstel en bij fiattering wordt de premie bepaald op basis van het te lopen risico.

De premie bestaat in hoofdzaak uit de provisie op de rentemarge voor het debiteurenrisico van de bank onder aftrek van 0,25% die de bank voor haar beheersactiviteiten mag behouden. Andere bronnen van inkomsten zijn bijvoorbeeld afsluitprovisies en fees die ten gunste van bank en overheid komen. Uitgangspunt is dat de GO-regeling kostendekkend is. Een eventueel verschil tussen premieontvangsten, schades en uitvoeringskosten in enig jaar worden afgestort dan wel onttrokken aan de interne begrotingsreserve.

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015-2016, 34 300 XIII, nr. 2

30

De horizonbepaling voor de GO wordt verlengd naar juli 2020. In 2014 is de eerste evaluatie afgerond. Het gebruik van de GO fluctueert sterk met de conjunctuur. De verwachting is dat als de economie in de komende jaren aantrekt, ook de benutting van dit instrument toeneemt. Daarom is het garantieplafond voor 2016 ongewijzigd.

Groeifaciliteit

De regeling Groeifaciliteit helpt bedrijven bij het aantrekken van risicodragend vermogen door garanties te geven op achtergestelde leningen verstrekt door banken en op aandelen verstrekt door participatiemaatschappijen aan ondernemingen. De Groeifaciliteit kan ondernemingen in een groeifase, bij bedrijfsovernames en bij herstructureringen helpen bij het aantrekken van risicokapitaal.

Alleen deelnemende financiers kunnen een garantieaanvraag bij de overheid indienen. De maximumgarantie van de overheid is 50%, wat bij participaties neerkomt op maximaal € 12,5 min en bij bancaire achtergestelde leningen op maximaal € 2,5 min.

Financiers betalen om de garantie te verwerven in ieder geval een eenmalige premie van 1% van het garantiebedrag vooraf en vervolgens een premie over het uitstaande garantiebedrag. Voor participaties is voorzichtigheidshalve uitgegaan van 3% per jaar en voor achtergestelde leningen 2,5%. Het uitgangspunt is dat de Groeifaciliteit hiermee kostendekkend is. Deze jaarlijkse premie kan gedurende de looptijd van de garantiemaatregel worden herzien en zo nodig naar boven worden bijgesteld om ervoor te zorgen dat de premies de kosten van de regeling blijven dekken. Een eventueel verschil tussen premieontvangsten, schades en uitvoeringskosten in enig jaar wordt met ingang van 2014 afgestort in de interne begrotingsreserve.

De horizonbepaling voor de Groeifaciliteit wordt verlengd naar juli 2020. De laatste evaluatie is uitgevoerd in 2012. De eerstvolgende evaluatie zal in 2019 worden uitgevoerd.

Het gebruik van de Groeifaciliteit fluctueert sterk met de conjunctuur. De verwachting is dat als de economie in de komende jaren aantrekt ook de benutting van dit instrument toeneemt. Daarom is het garantieplafond voor 2016 ongewijzigd.

Op dit moment is de verwachting de Groeifaciliteit de meest effectieve manier is om achtergestelde leningen fondsen voor het MKB te stimuleren. In 2016 wordt op basis van de dan beschikbare informatie bezien met welke omvang het budget van de Groeifaciliteit meerjarig moet worden opgehoogd om deze fondsen, voor het NLII, te accommoderen. Deze verhoging wordt gedekt uit het garantiebudget van € 500 min dat in het Aanvullend actieplan MKB-financiering beschikbaar is gesteld voor achtergestelde leningenfondsen.

Garantie Scheepsnieuwbouwfinanciering

De garantieregeling Scheepsnieuwbouwfinanciering (GSF) biedt banken van in Nederland gevestigde scheepswerven de mogelijkheid om een garantie te verkrijgen op de financiering van de bouwfase van nieuwe schepen. De bank is de aanvrager van de staatsgarantie op de financie-ringsvraag, die door een scheepswerf aan de bank is voorgelegd. De maximale garantie, die de Staat kan verstrekken bedraagt 80% van de gecontracteerde bouwsom. Bij het verlenen van de financiering worden

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015-2016, 34 300 XIII, nr. 2

31

de gebruikelijke bancaire spelregels in acht genomen, waarbij het risico tussen bank en staat paritair (20/80) verdeeld is. Deze garantieregeling creëert een level playing field voor de Nederlandse scheepswerven in Europa voor de productie van nieuwe schepen. Andere Europese landen kennen voor hun nationale scheepsbouwproductiesector vergelijkbare nationale regelingen. De range van schepen waarop de regeling van toepassing is, ligt op een bouwsom per schip van € 3 min tot € 100 min. Voor de regeling is een plafond ingesteld van jaarlijks € 1 mld dat per 2015 is verlaagd naar € 400 min, waarbij één scheepswerf(groep) maximaal 30% van dit plafond mag benutten.

Het verstrekken van een garantie kan eerst plaatsvinden nadat de betrokken bankier zelf de bereidheid heeft om voor ten minste 20% een eigen risico te aanvaarden op de betreffende werf. Daarnaast adviseert een onafhankelijke kredietcommissie over de aanvraag voor een staatsgarantie.

Via een analyse van de markt is nagegaan welke faillissementen zich in Nederland hebben voorgedaan bij relevante scheepswerven en wat de gevolgen zijn voor de positie van het onderhanden werk (schepen).Uit de analyse van een periode van 15 jaar bleek dat er nagenoeg geen schade was ontstaan. Dit heeft geleid tot de inschatting dat de kans dat de borgtocht daadwerkelijk zal worden ingeroepen minimaal is. Op basis daarvan is het risico gewaardeerd op 1%. Uitgaande van het jaarlijks garantieplafond van € 400 min en het risico op inroepen van 1% wordt het uit te keren bedrag geraamd op € 4 min gemiddeld per jaar. De provisie die de staat over de garantie zal ontvangen bedraagt gemiddeld 1,5%. Om eventuele schades in de eerste jaren op te vangen is een interne begrotingsreserve ingesteld. Ultimo 2014 bevat deze reserve € 10 min. Ultimo 2014 bedroeg het bedrag aan gefiatteerde garantieaanvragen € 11 min.

De horizonbepaling voor de Garantiefaciliteit Scheepsnieuwbouwfinan-ciering is 1 november 2017.

Het plafond voor de Garantieregeling Scheepsnieuwbouw is met ingang van 2015 verlaagd van € 1 mld naar € 400 min.

MKB-financiering

In het aanvullend actieplan MKB-financiering van 8 juli 2014 heeft het kabinet aangekondigd een garantiebedrag van € 400 min ter beschikking te stellen om de funding van nieuwe aanbieders van MKB-financiering mogelijk te maken. Naast alle andere initiatieven en plannen is er behoefte aan nieuwe financiers en nieuwe financieringsmogelijkheden voor het verstrekken van vreemd vermogen aan het mkb. Het vinden van funding voor deze nieuwe mogelijkheden is echter, bij gebrek aan voldoende track-record van dergelijke financiers, lastig. Met het Aanvullend Actieplan MKB-financiering is er daarom voor goede initiatieven ruimte beschikbaar om die funding te vereenvoudigen met behulp van een overheidsgarantie. Een overheidsgarantie zal kostendekkend moeten zijn en geen staatssteun mogen inhouden. Op 30 oktober 2014 is in de Staatscourant een oproep gepubliceerd om voorstellen in te dienen om in aanmerking te komen voor een garantie uit het genoemde budget. In de periode tot mei 2015 zijn deze voorstellen grondig beoordeeld door een commissie van externe experts. Deze beoordeling heeft ertoe geleid dat 8 partijen uitgekozen zijn om de onderhandelingen over een garantie-overeenkomst mee te starten. Deze onderhandelingen kunnen nog geruime tijd vergen, onder meer omdat vastgesteld moet worden of sprake is van Staatssteun. Omdat bij het opstellen van de

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015-2016, 34 300 XIII, nr. 2

32

begroting nog geen garantieovereenkomsten zijn gesloten konden daarom in het bovenstaande garantieoverzicht derhalve geen raming van ontvangsten en uitgaven worden opgenomen.

Artikel 14 Een doelmatige en duurzame energievoorziening

Aardwarmte

Aardwarmte wordt gezien als een kosteneffectieve duurzame energiebron met potentie. Het draagt bij aan het halen van de duurzame energiedoelstelling van Nederland. Binnen de SDE+ is het één van de gunstigste opties. Aardwarmte is tevens een belangrijke optie voor het halen van de energie- en klimaatdoelen van EZ en de glastuinbouw. Het in het energieakkoord en de beleidsbrief tuinbouw aangekondigde versnellingsplan aardwarmte, is in 2014 verschenen.

Het doel van de garantieregeling aardwarmte is het afdekken van het geologisch risico dat het boren van de putten voor de toepassing van aardwarmte, niet succesvol is. Het gaat om het risico dat de volgens het plan aangeboorde aardlaag minder warm water productie oplevert en/of water van lagere temperatuur oplevert dan op basis van een gedegen geologisch vooronderzoek verwacht werd.

Het ontbreken van een (betaalbare) verzekering is nog steeds een belangrijk knelpunt voor de toepassing van aardwarmte. Door dit risico af te dekken wordt de toepassing van aardwarmte gestimuleerd. De garantieregeling dekt het risico dat een boring niet in een goede watervoerende laag uitkomt, waardoor het vermogen dat vooraf verwacht werd, niet wordt behaald. In dat geval wordt voor een deel van de gemaakte kosten een subsidie uitgekeerd, gerelateerd naar de mate waarin de aardwarmteboring mislukt is.

Er wordt een premie van 7% gevraagd.

De garantie wordt uitgekeerd wanneer projecten (deels) mislukken Met de garantiestelling worden projecten uitgelokt met een relatief klein risico (eis 90% slaagkans). Het verwacht vermogen dat aan de bodem onttrokken wordt (dit is het vermogen dat bij de aanvraag is opgegeven) is maximaal het vermogen dat met 90% zekerheid aan de ondergrond kan worden onttrokken (op basis van een locatiespecifiek geologisch onderzoek dat moet zijn opgesteld door een ISO 9001 gecertificeerde onderneming)

EZ maakt een garantieplafond en het maximaal te garanderen bedrag per boring bekend. EZ neemt binnen acht weken na de indiendatum een besluit op de aanvraag. De aanvrager moet binnen zes maanden na goedkeuring van de aanvraag starten met het boorproject. Na de aanvang van de aardwarmteboring heeft de aanvrager een jaar voor de voltooiing. Het aardwarmteproject moet binnen twee jaar leiden tot toepassing van aardwarmte in Nederland.

De premieontvangsten worden gestort in de interne begrotingsreserve. Eventuele schade-uitkeringen komen ten laste van deze reserve. In 2016 wordt deze regeling geëvalueerd.

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015-2016, 34 300 XIII, nr. 2

33

Artikel 16 Concurrerende, duurzame, veilige agro-, visserij- en voedselketens

Garanties voor investeringen en werkkapitaal landbouwondernemingen (Garantieregeling Landbouw en GMI). Het plafond voor deze garantstelingen tezamen is € 120 min.

Garantieregeling Landbouw (GL)

De garantieregeling heeft als doel de ontwikkeling van de land- en tuinbouw te bevorderen. Een garantstelling landbouw en aquacultuur wordt alleen afgegeven voor leningen ten behoeve van investeringen. De totale garantstelling van een onderneming kan maximaal 80% van € 2,5 min bedragen. De lening onder garantstelling is maximaal 2/3 van de benodigde investering, waardoor de garantie maximaal 53,6% van de benodigde financiering bedraagt.

De GL kent drie varianten:

  • Garantstelling Landbouw: Maximale garantstelling 80% van € 0,6 min.
  • Garantstelling Landbouw Jonge Landbouwers: Maximale garantstelling 80% van € 1,2 min. Lening ten behoeve van bedrijfsovername. De ondernemer mag maximaal 39 jaar oud zijn.
  • Garantstelling Landbouw Plus: Maximale garantstelling 80% van € 2,5 min. De investeringen die in aanmerking komen zijn Groen Label Kassen (GLK) en Duurzame stallen die voldoen aan de maatlat duurzame veehouderij (MDV). De Garantstelling Landbouw plus ziet ook toe op achtergestelde leningen.

De premie bedraagt 3% van het te lenen bedrag, te betalen door de ondernemer. De premie wordt gebruikt om verliesdeclaraties te betalen. De regeling is niet volledig kostendekkend. Daarom stort EZ jaarlijks aanvullend € 3 min in een interne begrotingsreserve. Het geld uit de begrotingsreserve wordt gebruikt om verliesdeclaraties te betalen. De premie en de storting door EZ komen overeen met het gemiddelde nettoverlies per jaar over de afgelopen twintig jaar.

De afgelopen jaren was het gemiddelde beroep op de GL relatief laag als gevolg van de economische crisis. Naar verwachting zal er bij een aantrekkende economie weer meer behoefte aan garantiekredieten voor investeringen zijn. In december 2013 is de regeling opnieuw goedgekeurd als steunmaatregel door de Europese Commissie. In 2018 zal deze garantieregeling geëvalueerd worden.

Garantieregeling Marktintroductie Innovatie (GMI) Er is een knelpunt geconstateerd in de marktintroductiefase van risicovolle grensverleggende innovaties. De bedrijven, die als eerste prototypen in de praktijk op het vlak van dierenwelzijn en milieu op praktijkschaal willen toepassen, worden vaak geconfronteerd met grote financiële risico's. Daardoor komt dit soort duurzame investeringen slechts beperkt van de grond. Een garantstelling door het Rijk stimuleert de investeringen op het vlak van verduurzaming en marktvernieuwing.

De deelsectoren die het aangaat betreffen: melkveehouderij, varkenshouderij, pluimveehouderij, glastuinbouw, en opengrondstuinbouw. De garantstelling wordt momenteel voor een te publiceren regelingstekst uitgewerkt met het oog op openstelling in de tweede helft van 2015. De genoemde bedragen hieronder zijn indicatief.

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015-2016, 34 300 XIII, nr. 2

34

De totale garantstelling van een onderneming kan maximaal 80% van € 2,5 min bedragen.

Naar verwachting zullen 25 initiatieven een garantstelling van gemiddeld € 1,5 min ontvangen. Het totaal risico bedraagt € 37,5 min maximaal op jaarbasis, en maximaal € 225 min over de hele POP3-periode tot en met 2020.

De ondernemers betalen premie om voor de garantstelling in aanmerking te komen, maar de regeling is niet volledig kostendekkend. Het verwachte risico voor de Staat is jaarlijks iets meer dan € 3,5 min (waarvan € 1,0 min EU-middelen uit POP en € 2,5 min nationaal). Dit bedrag zal jaarlijks aan de begrotingsreserve toegevoegd worden. Bij 3% provisie betalen de ondernemers ongeveer € 1,5 min aan premie. De premie wordt gebruikt om verliesdeclaraties te betalen. Daarmee is de totale buffer jaarlijks € 5 min. In 2013 heeft een verkenning naar deze garantieregeling plaatsgevonden.

Artikel 18 Natuur en regio

Garantie voor natuurgebieden en landschappen

Het betreft het garant staan voor de leningen die aangetrokken zijn via het Groenfonds voor het realiseren van de EHS-gronden. Deze gronden zijn opgegaan in het Natuur Netwerk Nederland.

 
           

Overzicht uitstaande leningen per ultimo 2014 Bedrag x€ 1.000

Artikel

Omschrijving

Uitstaande lening 2014

Looptijd lening

Rente percentage

Wijze van aflossing

Artikel 13

Microkrediet Nederland

 

tot en met

   

Een excellent ondernemingsklimaat

 

46.966

2029

1,2%

vanaf 2024

Artikel 14

Energieonderzoek

       

Een doelmatige en duurzame

Centrum Nederland

 

tot en met

   

energievoorziening

 

25.260

2023

5,5%

vanaf 2018

Artikel 14

Pallas

       

Een doelmatige en duurzame

   

tot en met

 

uiterlijk

energievoorziening

 

11.393

2018

1,5%

2019

Artikel 16 Concurrerende, duurzame,

Wageningen Universiteit

       

veilige agro-, visserij- en voedsel-

   

tot en met

   

ketens

 

39.152

2027

4,5%

jaarlijks

Artikel 16 Concurrerende, duurzame,

Wageningen Universiteit

       

veilige agro-, visserij- en voedsel-

   

tot en met

   

ketens

 

29.137

2027

4,5%

jaarlijks

Artikel 16 Concurrerende, duurzame,

Wageningen Universiteit

       

veilige agro-, visserij- en voedsel-

   

tot en met

   

ketens

 

15.068

2029

5,2%

jaarlijks

Artikel 16 Concurrerende, duurzame,

Wageningen Universiteit

       

veilige agro-, visserij- en voedsel-

   

tot en met

   

ketens

 

3.142

2030

5,0%

jaarlijks

Deze leningen zijn verstrekt in de context van de genoemde beleidsarti-kelen.

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015-2016, 34 300 XIII, nr. 2

35

2.2. De Beleidsartikelen

11 Goed functionerende economie en markten Algemene doelstelling

Het scheppen van voorwaarden voor een goed functionerende economie en goed functionerende markten, waaronder de markt voor elektronische communicatie.

Goed functionerende markten dragen in belangrijke mate bij aan de economische groei en innovatie. In een goed functionerende markt reageren vraag en aanbod effectief op elkaar. Consumenten en bedrijven profiteren daarvan. Op goed functionerende markten ontstaat een optimale prijs - kwaliteitverhouding van goederen en diensten en hebben gebruikers keuzevrijheid. Het slim benutten van en zorgdragen voor hoogwaardige elektronische communicatie netwerken en digitale infrastructuren waar de Nederlandse samenleving op kan bouwen én vertrouwen draagt bij aan het economisch groeivermogen en een goed functionerende economie.

Rol en verantwoordelijkheid

De Minister van EZ is op grond van de Telecommunicatiewet verantwoordelijk voor het stellen van regels voorvaste en mobiele communicatienetwerken. Daarnaast ziet de Minister van EZ het als een taak eventuele belemmeringen voor het goed functioneren van markten te verminderen of weg te nemen en heeft een systeemverantwoordelijkheid voor de statistische informatievoorziening van rijkswege. Hieruit vloeien de volgende verantwoordelijkheden voort:

Stimuleren

  • Het stimuleren van een goede balans tussen de belangen van bedrijven en consumenten met generiek consumentenbeleid waarbij de Wet handhaving consumentenbescherming centraal staat;

Financieren

  • Het bijdragen aan het goed functioneren van markten door het financieren van TenderNed (het elektronisch aanbestedingssysteem) en diverse organisaties op het gebied van metrologie, normalisatie, accreditatie en markttoezicht;
  • Het financieren van een deel van de exploitatie van het Agentschap Telecom en het verrichten van uitgaven voor opdrachten inzake beleidsvoorbereiding en evaluaties voor frequentiebeleid en veiligheid;
  • Het financieren van het CBS om het van overheidswege verrichten van statistisch onderzoek ten behoeve van praktijk, beleid en wetenschap en het openbaar maken van de op grond van zodanig onderzoek samengestelde statistieken mogelijk te maken;

(Doen) uitvoeren

  • Het tegengaan van mededingingsbeperkende gedragingen met de Mededingingswet en mededingingsbeleid in alle sectoren van de Nederlandse economie;
  • Het reguleren van de postmarkt met de Postwet 2009 waardoor een toegankelijke en betaalbare basisvoorziening voor de post is gewaarborgd (universele postdienst);
  • Het opstellen van verkeersregels voor het gebruik van de ether, door afspraken te maken in internationaal verband voor harmonisatie en door - in geval van schaarste - te bepalen op welke wijze het spectrum wordt verdeeld;

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015-2016, 34 300 XIII, nr. 2

36

  • Het inzetten op het realiseren van hoogwaardige en innovatieve breedbandige mobiele communicatie en omroeptoepassingen door verruiming van gebruiksmogelijkheden van het spectrum en door de uitgifte van beschikbare frequentieruimte;

Regisseren

  • Het bevorderen van goed functionerende markten door het scheppen van randvoorwaarden via wet- en regelgeving;
  • Het scheppen van voorwaarden waarbinnen concurrentie kan plaatsvinden door middel van de Waarborgwet, de Winkeltijdenwet, de Aanbestedingswet, de Wet aanwijzing nationale accreditatie-instantie en de Metrologiewet;
  • Het op basis van de middellange termijnvisie op de ontwikkeling van telecommunicatie, media en Internet in 2016 verder moderniseren van de regelgeving om deze te kunnen laten meegroeien met de ontwikkelingen in de markt en de behoeftes in de samenleving.

Beleidswijzigingen

Een wetsvoorstel ter verhoging van de wettelijke maxima van de ACM-boetes is in het voorjaar van 2015 ingediend bij de Tweede Kamer. Doelstelling van dit wetsvoorstel is het vergroten van de afschrikkende werking van de ACM-boetes en daarmee van de effectiviteit van het markttoezicht dat de ACM uitoefent, onder meer op het gebied van mededinging, consumentenbescherming en de regulering van de sectoren post en telecom. Naar verwachting treedt de wet in de loop van 2016 in werking.

Op 26 mei 2015 heeft de Eerste Kamer het wetsvoorstel tot modernisering en flexibilisering van de universele postdienst aangenomen. Met dit wetsvoorstel worden de eisen aan de universele postdienst meer in lijn gebracht met de snel veranderende behoeften van gebruikers, onder meer door het aanpassen van de eisen voor postvestigingen en brievenbussen en door enkele UPD-eisen niet langer op het niveau van de wet neer te leggen maar in een algemene maatregel van bestuur (het Postbesluit 2009). Inwerkingtreding zal gelijktijdig plaatsvinden met de inwerkingtreding van het aangepaste Postbesluit 2009, dat voor de zomer van 2015 voor advies naar de Raad van State is gestuurd. Als gevolg van inwerkingtreding van het wetsvoorstel krijgt de verlener van de universele postdienst meer ruimte om het aantal postvestigingen en brievenbussen te verminderen en zal gedurende de komende jaren per locatie worden bezien of locaties van postvestigingen en brievenbussen kunnen worden heroverwogen.

In 2015 wordt bij de Tweede Kamer het wetsvoorstel tot wijziging van de Aanbestedingswet 2012 ter implementatie van een drietal aanbestedingsrichtlijnen ingediend. Daardoor krijgen aanbestedende diensten meer flexibiliteit bij aanbesteden. Daarnaast wordt een nieuw aanbestedingsregime voor het verlenen van concessieopdrachten ingevoerd. De wet treedt naar verwachting in werking op 18 april 2016.

Mede naar aanleiding van de lessen uit een overnamepoging van KPN in 2013 is de Tweede Kamer in 2014 geïnformeerd over een beleidsvoornemen om de Minister van Economische Zaken extra bevoegdheden te geven indien een partij overwegende zeggenschap wil verwerven in een telecommunicatiebedrijf dat beschikt over vitale infrastructuur. In de 2e helft van 2016 zal een wetsvoorstel daartoe voor behandeling worden voorgelegd aan de Tweede Kamer.

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015-2016, 34 300 XIII, nr. 2

37

De planning is dat de Verzamelwet met diverse wijzigingen van de Telecommunicatiewet rond de zomer van 2015 aan de Tweede Kamer wordt aangeboden. In 2016 zal naar verwachting de parlementaire behandeling kunnen worden afgerond en het wetsvoorstel in werking treden.

Budgettaire gevolgen van beleid

 
 
 

2014

2015

2016

2017

2018

2019

2020

VERPLICHTINGEN

195.559

199.167

182.901

179.153

171.354

171.362

171.359

UITGAVEN

197.270

198.864

184.122

177.036

170.337

170.345

170.342

Waarvan juridisch verplicht (percentage)

   

96%

       

Subsidies

356

900

700

7.700

7.080

   

Digitalisering regionale radio

356

900

100

1.100

1.080

   

Opdrachten

6.593

8.803

7.894

7.778

6.940

8.023

8.020

Onderzoek en Opdrachten

2.833

2.318

1.458

1.458

1.458

1.458

1.458

PIANOo/TenderNed

689

943

         

Beleidsvoorbereiding en evaluaties

             

Frequenties en Veiligheid

3.071

5.542

6.436

5.660

5.482

6.565

6.562

Bijdragen aan agentschappen

16.075

79.777

15.524

15.023

14.594

14.599

14.599

Agentschap Telecom

10.735

11.526

9.539

9.044

8.615

8.620

8.620

Rijksdienst Voor Ondernemend Nederland

351

758

         

DICTU

4.989

6.833

5.985

5.979

5.979

5.979

5.979

Bijdragen aan ZBO's/RWT's

170.667

165.508

156.690

149.610

143.556

143.556

143.556

Metrologie

14.319

14.246

13.573

12.949

12.247

12.247

12.247

Raad voor Accreditatie

262

105

142

129

127

127

127

ACM

695

402

375

375

377

377

377

CBS

155.391

150.755

142.600

136.157

130.805

130.805

130.805

Bijdragen aan (inter)nationale organi-

             

saties

3.579

4.536

3.974

4.185

4.767

4.767

4.767

Nederlands Normalisatie Instituut (NEN)

1.480

1.040

1.206

1.184

1.060

1.060

1.060

Internationale organisaties

2.043

3.425

2.637

2.930

3.036

3.036

3.036

Raad van deskundigen voor de nationale

             

meetstandaarden

56

71

71

71

71

71

71

ONTVANGSTEN

58.853

37.165

59.934

30.900

30.900

30.900

30.900

Ontvangsten ACM

963

           

High Trust

34.441

31.300

31.300

30.200

30.200

30.200

30.200

Diverse ontvangsten

23.449

5.865

28.634

700

700

700

700

Budgetflexibiliteit

Subsidies: Het bedrag dat geraamd is in 2016 voor deze subsidie vloeit voort uit een verplichting die in het verleden is aangegaan; deze is dus 100% juridisch verplicht.

Opdrachten: Het geraamde bedrag voor uitgaven uit hoofde van opdrachten is voor 24% juridisch verplicht. Het betreft met name geraamde kosten voor de uitoefening van het toezicht op de post voorziening op de BES eilanden, geraamde kosten voor de Commissie van Aanbestedingsexperts en kosten in het kader van de uitvoering van de Wet informatie uitwisseling Ondergrondse Netten (WION).

Bijdragen aan agentschappen: Het budget betreft de uitfinanciering van opdrachten 2016 aan Agentschappen en is 100% juridisch verplicht.

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015-2016, 34 300 XIII, nr. 2

38

Bijdragen aan ZBO's/RWT's: Van de totaal voor 2016 geraamde uitgaven voor artikel 11 is circa € 157 min bestemd voor bijdragen aan ZBO's/ RWT's. Hiervan is 100% niet flexibel inzetbaar in 2016 als gevolg van overeenkomsten met betrokken organisaties.

Bijdragen aan (inter)nationale organisaties: Over de contributies aan (inter)nationale organisaties zijn meerjarige afspraken gemaakt, de bedragen zijn voor 88% juridisch verplicht.

Toelichting op de financiële instrumenten

Subsidies

Digitalisering regionale radio

Dit betreft de uitfinanciering van de in 2011 afgegeven subsidiebeschikking aan de Stichting Regionale Omroep Overleg en Samenwerking. Dit zal worden aangewend voor investeringen in digitale radio voor regionaal publieke omroepen.

Een indicatie voor het succes van de introductie van digitale radio is de penetratiegraad van digitale radio-ontvangers in huishoudens. Dit wordt gemonitord in de jaarlijkse uitgave «De Digitale Economie» van het CBS. Belangrijke indicator voor dit succes is het percentage huishoudens dat over een DAB+ ontvanger beschikt en daarmee toegang heeft tot digitale radio. Als dit in meer dan 50% van de huishoudens het geval is, ligt het in de rede om de analoge FM op termijn af te schakelen.

Opdrachten

Onderzoek en opdrachten

Dit betreft onderzoeksopdrachten die dienen ter ondersteuning van het beleid op het gebied van onder andere het marktordeningsbeleid, mededingingsbeleid, consumentenbeleid, aanbestedingsbeleid, Europese zaken en strategie.

PIANOo en TenderNed (aanbestedingsbeleid)

De op 1 april 2013 in werking getreden Aanbestedingswet 2012 beoogt een eenduidig en helder regelgevend kader te geven van de voorwaarden waaronder aanbestedende diensten hun opdrachten voor concurrentie moeten openstellen.

Een belangrijk element in het aanbestedingsbeleid vormt TenderNed. TenderNed is het elektronische aanbestedingssysteem, waardoor alle openbare (overheids)opdrachten op één centrale plaats te vinden zijn. TenderNed levert een belangrijke bijdrage aan de professionalisering van de overheidsinkoop, verbetering van naleving van de aanbestedingsregels en vermindering van de administratieve lasten voor ondernemers. Ondernemers kunnen dankzij de verplichting voor aanbestedende diensten om op TenderNed te publiceren alle openbare (overheids-) opdrachten vinden op één centrale plaats.

Beleidsvoorbereiding en evaluaties Frequenties en Veiligheid - De begrote bedragen zijn voor opdrachten met betrekking tot de volgende onderwerpen ten aanzien van frequenties: De (heruitgifte) van frequenties voor publieke en commerciële radio. De huidige vergunningen voor commerciële radio lopen op 1 september 2017 af. In 2016 zal verder uitvoering worden gegeven aan het medio 2015

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015-2016, 34 300 XIII, nr. 2

39

genomen besluit over de (her)uitgifte van de vergunningen voor de analoge radio via de AM en de FM en voor digitale radio via TDAB.

  • De (heruitgifte) van frequenties voor publieke en commerciële televisie. Begin 2017 lopen de huidige DVBT-vergunningen (digitale ethertelevisie) van Digitenne (KPN) en de Publieke Omroep in het UHF-spectrum af. In 2016 zal verder uitvoering worden gegeven aan het in het najaar van 2015 te nemen besluit over de (her)uitgifte van de vergunningen voor DVBT en de herbestemming van de 700 MHz-band. Dit deel van het UHF-spectrum krijgt vanaf 2020 de bestemming mobiele communicatie.
  • De in 2015 verlengde vergunningen voor de 2 GHz band lopen af op 1 januari 2021. De Europese Unie zal de 700 MHz band gaan herbe-stemmen voor mobiele communicatie. Vanaf 2020 dient de 700 MHz voor mobiel breedband beschikbaar te zijn in lidstaten. Het uitgiftebe-leid voor de frequenties in deze banden krijgt vanaf 2016 zijn uitwerking.
 

Kengetal

2011

2012

2013

2014

Ambitie 2020

Concurrentie markt mobiele telefonie (HHI-index) Bron: TNO

3.721

3.740

3.7001

n.n.b.

dalend

1 de waarde wijkt af van de in de begroting van EZ 2014 opgenomen waarde omdat deze betrekking had op het derde kwartaal van 2013

Toelichting

De Herfindahl-Hirschman Index (HHI) geeft een indicatie van de marktcon-centratie, die afhankelijk is van enerzijds het aantal partijen in de markt (hoe meer partijen, des te lager de HHI) en anderzijds de marktaandelen van deze partijen (hoe groter het marktaandeel van de marktleiders, des te hoger de HHI). Bij dalingen van de HHI kan dus gesproken worden van toegenomen concurrentie. De betreffende HHI kijkt alleen naar de markt op netwerkniveau, dat wil zeggen dat het alleen naar de marktaandelen kijkt van partijen met een eigen netwerk. In de markt voor mobiele telefonie zijn echter ook partijen aanwezig die zelf diensten aanbieden, maar dat doen via de netwerken van de drie grote aanbieders. Het streven is dat door uitgifte van frequenties voor nieuwe mobiele toepassingen ook nieuwe partijen de markt kunnen betreden. Met de veiling voor frequenties voor nieuwe generatie mobiele telecommunicatie is er een nieuwe netwerkaanbieder bij gekomen. Naarmate deze netwerkaanbieder marktaandeel gaat verwerven en vergroten zal de HHI-waarde kunnen dalen.

De begrote bedragen zijn daarnaast voor opdrachten met betrekking tot de continuïteit van netwerken internetveiligheid en cybersecurity:

  • Het verhogen van internetveiligheid onder meer in samenwerking met het Platform Internetveiligheid. Betreft onderwerpen als aanpak van botnets, het verbeteren van de intrinsieke veiligheid van software, standaardisatie van privacyvoorwaarden en de veiligheid van mobiele toepassingen.
  • De doorontwikkeling en exploitatie van de portal veiliginternetten.nl. Deze portal is er op gericht om eindgebruikers (in het bijzonder individuele gebruikers, MKB en ZZP-ers) bewust te maken van een veilig internetgebruik en hen voor te lichten over en tools te bieden voor veilig internetten en veilig online zakendoen.
  • Bijdragen aan onderzoeks- en innovatieprojecten gerelateerd aan de Nationale Cybersecurity Research Agenda.

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015-2016, 34 300 XIII, nr. 2

40

  • Het vergroten van de weerbaarheid van de samenleving door het Agentschap Telecom te ondersteunen in het onderzoek naar telekwets-baarheid, risico's voor de samenleving en het kenbaar maken van mogelijke oplossingen.

Bijdragen aan agentschappen

Agentschap Telecom

Agentschap Telecom draagt onder meer zorg voor de toelating tot het spectrum en ziet toe op het juiste gebruik daarvan. De begrote bedragen hebben betrekking op deze taken. De voornaamste uitvoeringstaken zijn voorlichting in het kader van het antennebeleid, juridische procedures en een bijdrage voor werkzaamheden in het kader van vergunningvrije toepassingen. De toezichtstaken hebben betrekking op onder meer toezicht ondergrondse netten (WION), bevoegd aftappen en dataretentie.

Bijdragen aan ZBO's/RWT's

Metrologie

Met de Metrologiewet worden nationale meetstandaarden beschikbaar gesteld, die de basis vormen van een internationaal herleidbare metrolo-gische infrastructuur. Het gebruik van gecontroleerde meetinstrumenten bij het leveren van goederen draagt onder andere bij aan eerlijke handel en consumentenbescherming.

VSL B.V. ontwikkelt, beheert en onderhoudt de nationale meetstandaarden. Verispect B.V. houdt toezicht op de Metrologiewet en de Waarborgwet. In beide gevallen gaat het om een overeenkomst voor onbepaalde tijd. In 2015 is een wetsvoorstel ingediend bij het parlement waardoor het toezicht op de Metrologiewet en Waarborgwet in 2016 wordt ondergebracht bij Agentschap Telecom.

Raad voor Accreditatie

De Raad voor Accreditatie (RvA) is een ZBO dat controleert of een keuringsinstantie, certificeringsinstantie, inspectie-instantie of een laboratorium aan de accreditatienormen voldoet. De taken van de Raad voor Accreditatie zijn vastgelegd in de Wet aanwijzing nationale accreditatie-instantie. De RvA ontvangt jaarlijks een bijdrage van de Staat voor de kosten die de RvA maakt in het kader van Europese en internationale activiteiten die relevant zijn voor de accreditatie sector als geheel. In de tweede helft van 2015 zal worden gestart met een externe evaluatie van de RvA, die in de loop van 2016 moet zijn afgerond.

Autoriteit Consument en Markt (ACM)

Sinds 1 april 2013 is de uitoefening van het markttoezicht op de niet-financiële markten opgedragen aan de Autoriteit Consument en Markt (ACM). De ACM is belast met wettelijke taken op het gebied van het generieke mededingingstoezicht (Mededingingswet), generieke consumentenbescherming (Wet handhaving consumentenbescherming) en het sectorspecifieke markttoezicht in de sectoren energie, telecommunicatie, post en vervoer.

De apparaatsuitgaven van de ACM zijn geraamd op artikel 40, voor zover de kosten van de ACM niet worden doorbelast naar marktorganisaties die onder het ACM-toezicht vallen. Het bedrag geraamd op artikel 11 betreft de geraamde kosten van de leden van het bestuur van de ACM.

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015-2016, 34 300 XIII, nr. 2

41

In 2015 wordt de eerste evaluatie van de ZBO ACM uitgevoerd. In het evaluatieonderzoek zullen conclusies worden getrokken over het functioneren van de ZBO ACM. In 2016 zal uitvoering worden gegeven aan eventuele aanbevelingen ter verbetering van het functioneren van de ZBO ACM.

Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS)

CBS publiceert als onafhankelijk kennisinstituut betrouwbare en samenhangende feitelijke informatie, gericht op het bieden van inzicht in actuele ontwikkelingen van economie en samenleving. Deze informatie omvat vele maatschappelijke aspecten, van macro-economische indicatoren als economische groei en consumentenprijzen, tot de inkomenssituatie van personen en huishoudens. Producten van CBS omvatten onder andere ruim 500 nieuwsberichten per jaar en 3.400 datasets met 14 miljard cellen die als open data beschikbaar worden gesteld. CBS-producten worden intensief benut door een breed palet van gebruikers voor onder meer het opstellen en evalueren van beleid en voor het signaleren van maatschappelijke trends. CBS staat voor de opgave verder in te spelen op de groeiende vraag naar statistische informatie, de toegankelijkheid van gegevens verder te vergroten, de kwaliteit te handhaven, en tegelijkertijd te bezuinigen.

Bijdragen aan (inter)nationale organisaties:

Nederlands Normalisatie Instituut (NEN)

Het Nederlands Normalisatie Instituut (NEN) ontvangt een bijdrage van de Staat voor het uitvoeren van bepaalde werkzaamheden die voortvloeien uit de Europese verordening voor normalisatie (Verordening (EU) Nr. 1025/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2012) en de Overeenkomst inzake technische handelsbelemmeringen die over het geven van informatie over normen gaat. Tevens is de bijdrage bedoeld voor het informeren van Nederlandse belanghebbenden over initiatieven van de Europese en mondiale normalisatie-instellingen. Daarnaast gebruikt het NEN de bijdrage voor een deel van de contributies die het NEN is verschuldigd aan de Europese en mondiale normalisatieinstellingen en voor de controle op actualiteit van verwijzingen naar normen in regelgeving en kennisgeving aan ministeries indien verwezen wordt naar ingetrokken normen. Begin 2015 is de externe evaluatie van de subsidie aan NEN aan de Tweede Kamer aangeboden (2014-2015, 34 000 XIII, nr. 148)

Internationale organisaties Dit betreft bijdragen aan:

  • Universal Postal Union (UPU): In het najaar van 2016 zal het vierjaarlijkse UPU Congres plaatsvinden, waarin afspraken worden gemaakt voor de periode 2017-2021. In 2016 zal worden gewerkt aan de voorbereidingen voor het Congres.
  • European Conference of Postal and Telecommunications Administrations (CEPT): De inzet in de ITU en UPU wordt regionaal voorbereid, voor landen in Europa is daarvoor CEPT het aangewezen kanaal. Daarnaast zal in CEPT verder worden gewerkt aan regionale afspraken over nummers en frequentieverdelingen en aan (technische) mandaten van de Europese Commissie. De rapporten die CEPT opstelt aan de hand van deze mandaten vormen een belangrijke input voor besluiten in het Radio Spectrum Comité van de EU. EZ draagt jaarlijks bij aan de kosten van ERO (het permanente ondersteunende bureau van CEPT in Kopenhagen).

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015-2016, 34 300 XIII, nr. 2

42

  • Internationale organisaties Metrologie. Het gaat om bijdragen op het gebied van metrologie die vastliggen in internationale verdragen (Organisation Internationale de Métrologie Légale (OIML), WELMEC, Bureau International des Poids et Mesures (BIPM)).
  • Nederland betaalt als lid van de International Telecommunications Union (ITU) lidmaatschap. Binnen de ITU worden internationale afspraken gemaakt over wereldwijde toewijzing van radiofrequenties aan categorieën van diensten en over de toewijzing van (schaarse) ruimteposities aan satellietsystemen.
  • EZ doneert jaarlijks een bedrag aan het secretariaat van het Internet Governance Forum (IGF). Dit forum is een uitvloeisel van het VN-top World Summit on Information Society in 2005.
  • Nederland heeft een stoel in het overheidsadviescomité binnen The Internet Corporation for Assigned Names and Numbers/Governmental Advisory Committee (ICANN/GAC). EZ financiert samen met Brazilië en Noorwegen het secretariaat van dit comité met als doel de slagkracht van overheden binnen ICANN te vergroten. Vanaf 2016 wordt deze financiering afgebouwd.

Raad van deskundigen voor de nationale meetstandaarden Het geraamde bedrag betreft vergoedingen voor de leden van de op grond van de Metrologiewet verplicht ingestelde adviesraad, kosten secretariaat en vergaderkosten. De Raad is een technisch specialistisch adviescollege als bedoeld in de Kaderwet adviescolleges. De Raad oefent toezicht uit op de verwezenlijking en het beheer van onze nationale meetstandaarden en geeft gevraagd en ongevraagd advies over meetstandaarden en grootheden.

Toelichting op de ontvangsten

High Trust

Betreft raming van ontvangsten van boetes die toezichthouders van EZ opleggen en waar - in het kader van het zogenaamde High Trust-beleid -een meerjarige raming voor wordt aangehouden. Verreweg het grootste deel van de ontvangsten betreft boetes die opgelegd worden door de ACM.

Diverse ontvangsten

Betreft ramingen voor ontvangsten uit hoofde van het beleid inzake Telecommunicatie.

Budgettair belang fiscale maatregelen

 
 
 

2014

2015

2016

2017

2018

2019

2020

BTW-vrijstelling Post

102

98

94

89

86

82

78

Een toelichting op deze fiscale regeling is opgenomen in de internet-bijlage 12 bij de Miljoenennota (Toelichting op de belastinguitgaven).

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015-2016, 34 300 XIII, nr. 2

43

12 Een sterk innovatievermogen

Algemene doelstelling

Een sterker innovatievermogen van de Nederlandse economie.

  • De ambitie is de positie van Nederland in het Innovation Union Scoreboard te verbeteren naar de groep van innovatieleiders. Nederland neemt nu de vijfde plaats in en is daarmee de hoogst scorende innovatievolger.
  • In het kader van de Europa 2020-strategie stelt Nederland zich ten doel dat in 2020 2,5% van het bruto binnenlands product aan onderzoek en ontwikkeling (R&D) wordt uitgegeven.
  • Bovendien is het een ambitie van het bedrijvenbeleid dat publieke en private partijen in 2020 voor tenminste € 800 min participeren in Topconsortia voor Kennis en Innovatie, waarvan tenminste 40% gefinancierd wordt door het bedrijfsleven.

Rol en verantwoordelijkheid

De Minister van Economische Zaken is Rijksbreed verantwoordelijk voor versterking van het innovatievermogen, in het bijzonder gericht op het bedrijfsleven, om te komen tot:

  • nieuwe of sterk verbeterde producten, processen of diensten;
  • administratieve, organisatorische of marketinginnovatie.

Samen met de bewindspersonen van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap is de Minister van Economische Zaken verantwoordelijk voor het coördineren en borgen van de publieke kennisinfrastructuur voor toegepast en fundamenteel onderzoek.

Vanuit deze verantwoordelijkheden heeft de Minister een stimulerende en regisserende rol:

Stimuleren

  • Het stimuleren van extra investeringen in R&D en innovatie in generieke zin en specifiek ten aanzien van topsectoren, door alle bedrijven, inclusief het MKB.
  • Het stimuleren van privaat-publieke samenwerking tussen kennisinstellingen en bedrijven, zoals in de topconsortia voor kennis en innovatie (TKI).
  • Het stimuleren van Europese en internationale samenwerking op het gebied van innovatie en samen met de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap het stimuleren van Europese en internationale samenwerking op het gebied van R&D.

Regisseren

  • De kabinetsbrede regie van het topsectorenbeleid en de invulling van de kennis- en innovatiecontracten.
  • Het regisseren van een effectief stelsel voor kennisbescherming en -benutting.
  • Het regisseren van het Nederlandse lucht- en ruimtevaartbeleid.

Voorts heeft de Minister een financierende en faciliterende rol bij het versterken van de innovatiekracht via het Toekomstfonds, zoals beschreven in artikel 19.

In het kader van motie Schouw (TK 21 501-20, nr. 537) worden de landenspecifieke aanbevelingen voor Nederland in de departementale

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015-2016, 34 300 XIII, nr. 2

44

begrotingen opgenomen. De Europese Commissie heeft in 2015 Nederland voor onderzoek en innovatie het volgende aanbevolen: «Overheidsuitgaven verschuiven naar de ondersteuning van investeringen in onderzoeken ontwikkeling (O&O) en werken aan randvoorwaarden voor de verbetering van particuliere O&O-uitgaven, teneinde de neerwaartse trend in de publieke O&O-uitgaven te keren en het potentieel voor economische groei te vergroten.» Hoewel de innovatiekracht van Nederland nog altijd goed is1, is het van belang om investeringen op een hoger peil te brengen om groei op lange termijn te versterken om de doelstelling in 2020 2,5% van het BBP te besteden aan onderzoek en innovatie in zicht te houden. Het kabinet stimuleert private uitgaven aan onderzoeken ontwikkeling via fiscale maatregelen die bewezen effectief zijn zoals de WBSO en de topsectorenaanpak. Met het oog op de toekomst, is het van belang om verdere mogelijkheden te benutten om zowel de publieke als private bestedingen aan onderzoek en innovatie op een hoger peil te brengen. Zo zal worden bezien in hoeverre private partijen nog meer geprikkeld kunnen worden om deel te nemen aan langjarige (meer risicovolle) PPS-programma's. Daarnaast wordt bezien in hoeverre het fiscale ondernemerschaps-instrumentarium effectiever kan worden gericht op onder andere het bereiken van meer maatschappelijk rendement in termen van innovatie, productiviteitsgroei, ondernemersklimaat en werkgelegenheid. Verder kan het goed benutten van de additionele financieringsmogelijkheden van het Europees Fonds voor Strategische Investeringen leiden tot meer investeringen in onderzoek en innovatie. Tenslotte draagt het Toekomstfonds (artikel 19) bij aan intensivering van publieke en private uitgaven aan R&D.

 

Indicator

Referentie-

Peildatum

Raming

Streef-

Planning

Bron

 

waarde1

 

2016

waarde

   

R&D-uitgaven als % van het BBP2

1,98%

2013

2,0%

2,5%

2020

CBS

-waarvan private sector

1,10%

2013

1,1%

n.v.t.

 

CBS

-waarvan publieke sector

0,88%

2013

0,9%

n.v.t.

 

CBS

1 In de meest recente R&D-cijfers van het CBS, gepubliceerd in mei 2015, heeft een methodiekverandering plaatsgevonden ten opzichte van de cijfers die in de begroting voor 2015 en het jaarverslag over 2014 zijn gepresenteerd. Diverse organisaties die eerder tot de bedrijvensector werden gerekend zijn nu als private non-profitorganisaties aangemerkt en daarmee bij de researchinstellingen ondergebracht. Het CBS publiceert geen aparte gegevens over de R&D-uitgaven in de private non-profitorganisaties. Daarom zijn deze in de onderhavige tabel meegenomen in de categorie R&D-uitgaven in de publieke sector, hoewel ze feitelijk beschouwd onder de R&D-uitgaven in de private sector vallen.

2 De getoonde uitsplitsing van R&D-uitgaven naar publieke en private sector heeft betrekking op de sector waarbinnen het onderzoek wordt uitgevoerd, niet op de financieringsbron

 

Kengetallen: Innovatieprestaties van Nederland

Kengetal

2010

2011

2012

2013

2014

Innovation Union Scoreboard: positie Nederland in de EU

Bron: Europese Commissie (Innovation Union Scoreboard 2015)

8e

7e

5e

6e

5e

Toelichting

Op 7 mei 2015 heeft de Europese Commissie de nieuwe editie van het Innovation Union Scoreboard gepubliceerd. Deze ranglijst geeft de innovatiekracht van de 28 EU-landen weer op basis van 25 indicatoren. Nederland steeg een plaats - van 6 naar 5 - en werd daarmee leider van

1 Nederland stijgt dit jaar van plaats 6 naar plaats 5 gemeten in innovatiekracht op de ranglijst van de Europese Commissie, de Innovation Union Scoreboard. En ook in het aantal aangevraagde octrooien staan we in de Europese top 3 met 8.100 patenten, hoger dan het Verenigd Koninkrijk en Zweden, achter Duitsland en Frankrijk.

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015-2016, 34 300 XIII, nr. 2

45

een groep «innovatievolgers». Dit kwam enerzijds doordat de score van Luxemburg (vorig jaar nummer 5) daalde, anderzijds steeg de score van Nederland met 0,3% iets sterker dan die van het EU-gemiddelde (0,2%) en kwam daarmee dichterbij de groep innovatieleiders. De stap naar de groep leiders is echter nog een grote. Om tot die groep te behoren moet een land tenminste 20% boven het EU-gemiddelde presteren. Binnen die groep zagen Zweden, Finland en Duitsland hun prestatie afnemen, alleen Denemarken boekte groei. Kijkend naar de ontwikkeling van de 25 onderliggende indicatoren resulteert voor Nederland een gemengd beeld wat betreft de innovatieprestatie. Sterke punten zijn onderzoekkwaliteit, octrooiaanvragen, PPS en innovatieomzet. Relatief zwak zijn bedrijfsinvesteringen in R&D en beschikbaarheid van risicokapitaal. Een uitgebreidere toelichting wordt opgenomen in de Monitor Bedrijvenbeleid 2015.

Voor de kengetallen over het aantal aangevraagde octrooien en handelsmerken, het aandeel innoverende bedrijven en de mate van samenwerking met publieke kennisinstellingen wordt verwezen naar de Monitor Bedrijvenbeleid die elk jaar in het najaar verschijnt.

Beleidswijzigingen

Samenvoeging WBSO/RDA

Het kabinet is voornemens de WBSO en de Research- & Development Aftrek (RDA) per 2016 samen te voegen tot één fiscale S&O-regeling, waarbij het financiële voordeel wordt verrekend met de loonheffing. Dit voornemen staat nader toegelicht in het Belastingplan 2016. Door de WBSO en de RDA te integreren, wil het kabinet de effectiviteit van deze regelingen verbeteren en de aanvraagprocedure voor bedrijven vereenvoudigen. De integratie leidt naar verwachting ook tot een vereenvoudiging van de werkprocessen van de Belastingdienst.

Voortzetting samenwerking Rijk/regio in de MKB innovatiestimulering Topsectoren (MIT)

De samenwerking met provincies op MIT die in 2015 ten volle is gestart wordt in 2015, het eerste uitvoeringsjaar, zorgvuldig gemonitord en geanalyseerd. Mede op basis daarvan wordt de uitvoering in 2016 waar nodig verbeterd en wordt de samenwerking met de provincies zo mogelijk verder uitgebreid.

InnovatiePrestatieContracten (IPC)

Met de toedeling van middelen op basis van het amendement Van Veen/Vos zal de IPC-regeling - net als in 2015 - ook in 2016 met een budget van € 3 min worden opengesteld. Innovatieprestatiecontracten (IPC) is een subsidie voor samenwerkende MKB-bedrijven in dezelfde regio, keten of branche die een meerjarig innovatietraject uitvoeren. De generieke IPC-regeling liep eerder van 2007-2013 en werd in 2010 positief geëvalueerd. In 2014 maakte de IPC-regeling specifiek voor topsectoren deel uit van de MIT-regeling.

Unitair octrooi

Naar verwachting zal in 2016 het nieuwe Europese octrooisysteem in werking treden, waarmee het voor personen, bedrijven of instellingen, gemakkelijker en goedkoper wordt om uitvindingen binnen Europa te beschermen.

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015-2016, 34 300 XIII, nr. 2

46

Budgettaire gevolgen van beleid

 
 

2014

2015

2016

2017

2018

2019

2020

VERPLICHTINGEN

656.850

592.947

488.218

475.366

470.568

471.324

510.251

UITGAVEN

695.721

572.543

528.564

509.118

494.663

502.001

511.530

Waarvan juridisch verplicht (percentage)

   

88%

       

Leningen1

72.107

           

Innovatiefonds (IF): innovatiekrediet

43.282

           

IF: risicokapitaal

13.430

           

IF: Dutch Venture Initiative/Fund of Funds/

             

Vroege fase/informal Investors

12.395

           

IF: Rom's

3.000

           

Subsidies

49.598

93.870

57.645

55.260

50.076

49.353

55.782

MKB Innovatiestimulering Topsectoren (MIT)

16.398

45.662

34.022

31.103

29.153

28.289

34.718

Eurostars

7.299

10.555

13.098

15.502

18.226

18.376

18.376

Lucht- en Ruimtevaart

7.317

26.224

4.874

4.302

1.798

1.798

1.798

Overig

18.584

11.429

5.651

4.353

899

890

890

Opdrachten

7.757

7.240

7.493

7.246

7.279

7.228

7.228

Onderzoek en opdrachten

1.151

1.240

1.493

1.246

1.219

1.228

1.228

Bijdragen aan agentschappen

65.706

61.823

56.727

54.745

50.859

50.877

50.726

Rijksdienst Voor Ondernemend Nederland

65.462

61.185

56.444

53.862

50.576

50.588

50.588

Agentschap Telecom

244

638

283

283

283

283

138

Bijdragen aan ZBO's/RWT's

138.851

727.747

134.750

129.131

727.079

727.079

727.079

TNO

138.851

121.747

134.750

129.131

127.019

127.019

127.019

Bijdragen aan (inter)nationale organisaties

368.312

293.863

277.949

269.336

265.490

273.530

276.775

Toeslag Topconsortia voor Kennis en Innovatie

58.011

51.346

75.364

94.196

106.340

113.598

118.598

(TKI-toeslag)

             

Internationaal Innoveren

4.539

14.039

23.679

33.707

39.724

39.724

39.724

Topsectoren overig

171.756

119.499

68.613

45.264

35.237

36.018

34.118

Marin, Deltares, NLR

43.028

44.407

32.344

30.983

30.081

30.081

30.081

Ruimtevaart (ESA)

90.154

64.061

76.776

64.013

52.935

52.936

53.081

Overig

824

511

1.173

1.173

1.173

1.173

1.173

ONTVANGSTEN

61.491

44.013

45.449

48.946

50.242

52.437

49.593

Luchtvaartkredietregeling

2.523

3.800

5.777

9.695

12.203

14.125

11.281

Technische Ontwikkelingsprojecten (TOP)

860

3.000

2.000

500

     

Rijksoctrooiwet

35.182

31.212

32.512

32.512

31.212

31.212

31.212

Innovatiekredieten

8.685

           

Seed

3.209

           

Fund of Funds

103

           

Ontvangsten ROM's

2.999

           

Eurostars

248

2.413

3.572

4.651

5.239

5.512

5.512

Diverse ontvangsten

7.660

3.588

1.588

1.588

1.588

1.588

1.588

1 Met de nota van wijziging op de Ontwerpbegroting 2015 is het onderdeel Leningen (Innovatiefonds) onderdeel geworden van artikel 19 Toekomstfonds.

Budgetflexibiliteit

Subsidies: De beleidsbudgetten worden per jaar gepubliceerd. Van het beschikbare bedrag in 2016 is 57% juridisch verplicht. Het betreft onder andere uitfinanciering van tot en met 2015 aangegane verplichtingen. Het budget van de regeling MKB Innovatiestimulering Topsectoren (totaal € 34 min) is voor € 16,7 min nog niet juridisch verplicht. Van het totale budget subsidies heeft 3% betrekking op de rente luchtvaartkredietregeling. Dit budget is bestuurlijk gebonden.

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015-2016, 34 300 XIII, nr. 2

47

Opdrachten: Van het opdrachtenbudget is 63% juridisch verplicht. Het betreft de uitfinanciering van in voorgaande jaren aangegane verplichtingen.

Bijdragen aan agentschappen: Het budget betreft de financiering van het opdrachtenpakket 2016 aan de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) en Agentschap Telecom en is 100% juridisch verplicht.

Bijdragen ZBO's/RWT's: Het budget betreft de uitfinanciering van de verplichting 2016 aan TNO. Het budget is 100% juridisch verplicht.

Bijdragen aan (inter)nationale organisaties: Van dit bedrag is 86% juridisch verplicht. Dit betreft vooral de bijdragen aan de T02-instituten, Stichting Technische Wetenschappen, verschillende Technologische Topinstituten en de uitfinanciering van verschillende innovatieprogramma's. € 27,8 min van het budget van de TKI-toeslagregeling is nog niet juridisch verplicht. Dit betreft circa 10% van het totale budget voor (inter)nationale organisaties. De juridische verplichting hiervan zal naar verwachting in 2016 worden aangegaan.

Toelichting op de financiële instrumenten

Het innovatiebeleid heeft twee sporen: het generieke spoor en het specifieke spoor. Het generieke spoor bestaat uit het fiscale innovatieinstrumentarium (WBSO, RDA, innovatiebox), het Innovatiefonds MKB+ (onderdeel van het Dutch Venture Initiative) en Eurostars. De generieke instrumenten beogen - tegen geringe uitvoeringskosten - bedrijven in de volle breedte van de economie aan te zetten tot innovatie.

Het specifieke spoor heeft betrekking op de topsectorenaanpak. De kern van het specifieke beleid is publiek-private samenwerking (PPS). Een essentieel onderdeel daarvan zijn de innovatiecontracten. Daarin formuleren bedrijven, kennisinstellingen en overheden, samen de «gouden driehoek», op het gebied van innovatie en kennis de agenda's en de programma's, waarbij ook de inzet van middelen van de betrokken partijen is bepaald. Door een intensievere samenwerking tussen de excellente Nederlandse publieke kennisinfrastructuur en bedrijven vindt de kennis beter zijn weg richting innovatieve producten en oplossingen voor maatschappelijke uitdagingen. Vanuit budgettaire optiek zijn hier de bijdragen aan de toegepaste kennisinstellingen (TNO, DLO, Deltares, Marin, ECN en NLR), de TKI-toeslag en de MIT van belang.

In figuur 1 wordt een verdeling van middelen naar generieke en specifieke instrumenten getoond. Daaruit blijkt dat 90 procent van het totale budget voor innovatie-instrumenten toegankelijk is voor alle innovatieve bedrijven. In figuur 1 zijn bijdragen aan kennisinstellingen niet meegenomen, omdat die deels onder andere begrotingsartikelen vallen. De innovatiebox is niet meegenomen, aangezien de middelen daarvoor niet binnen dit begrotingsartikel vallen. Bij de specifieke instrumenten zijn de budgetten voor TKI-toeslag, MIT, JTI's en Eurekaclusters meegeteld.

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015-2016, 34 300 XIII, nr. 2

48

Figuur 1: budget innovatie-instrumenten 2015 verdeeld naar generiek en specifiek

Generieke instrumenten

  • WBSO;
  • RDA;
  • Eurostars;
  • Innovatieprestatiecontracten Specifieke instrumenten
  • TKI-toeslag;
  • MIT;
  • JTI's/Eurekaclusters

□ generiek □ specifiek

Figuur 2a: budget innovatie-instru- Figuur 2b: privaat uitgevoerde R&D in

menten 2015 verdeeld naar MKB en Nederland, verdeeld naar MKB en

grootbedrijf (op basis van gebruik grootbedrijf (2013) in 2014)

■ aandeel MKB □ aandeel grootbedrijf

Een andere manier om naar de samenhang van middelen voor innovatiebevordering bij bedrijven te kijken, is door onderscheid te maken naar grootteklasse van de ontvangende ondernemingen. Het MKB (bedrijven met minder dan 250 werkzame personen) is in termen van uitgevoerde R&D met 41% bijna net zo belangrijk als het grootbedrijf met 59% (zie figuur 2b, bron: CBS, ICT, Kennis en economie 2015). In vergelijking hiermee, toont figuur 2a dat het MKB een relatief ruim aandeel (65%) van de innovatiemiddelen ten gunste van bedrijven ontvangt. In figuur 2a zijn de middelen voor de TKI-toeslag en de toegepaste kennisinstellingen niet meegenomen, omdat deze niet rechtstreeks aan bedrijven beschikbaar gesteld worden.

Een goede verbinding met de initiatieven van de EU en andere landen is integraal onderdeel van het Nederlandse innovatiebeleid. Essentieel is de band tussen de topsectoren en de EU-programma's op het terrein van kennis en innovatie. Het topsectorenbeleid maakt bovendien gericht werk van bilaterale contacten en economische diplomatie.

De uitgaven aan onderzoek en innovatie van alle departementen gezamenlijk worden door het Rathenau Instituut jaarlijks berekend en openbaar gemaakt in de publicatie Totale Investeringen in Wetenschap en Innovatie (TWIN).

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015-2016, 34 300 XIII, nr. 2

49

Subsidies

MKB Innovatiestimulering Topsectoren (MIT) De instrumenten onder MIT bestaan uit innovatieadviesprojecten, haalbaarheidsprojecten, R&D- samenwerkingsprojecten, en vouchers. Daarnaast kunnen TKI's binnen het MIT subsidie aanvragen voor netwerkactiviteiten en innovatiemakelaars voor het MKB. De doelstellingen van de MIT zijn:

  • 1. 
    Zoveel mogelijk MKB ondernemers aan te laten sluiten bij de topsectoren. De streefwaarde wordt uitgedrukt in aantallen deelnemers aan de MIT.
  • 2. 
    Innovatieve MKB bedrijven zoveel mogelijk te laten samenwerken bij onderzoek en innovatie, zowel met elkaar als met kennisinstellingen. Dit doel zal getoetst worden in een evaluatie, die naar verwachting in 2017 wordt afgerond. Daarnaast zal op termijn worden nagegaan waar de diverse projecten toe hebben geleid in termen van bijvoorbeeld vervolgonderzoek en ontwikkelen van nieuwe producten.

Voor 2016 wordt door EZ een budget beschikbaar gesteld van € 35,5 min waarin tevens de ophoging als gevolg van het amendement Van Veen/Vos is verwerkt. Middels cofinanciering van de regio zal dit bedrag ook in 2016 verder worden vergroot, maar de exacte omvang hiervan is nog niet bekend.

De samenwerking met de regio's is in 2015 verder uitgebouwd, daarbij geruggesteund door onder meer de motie Mulder2. Deze samenwerking wordt in dat eerste uitvoeringsjaar zorgvuldig gemonitord en geanalyseerd. Mede op basis daarvan wordt de uitvoering in 2016 waar nodig verbeterd en wordt de samenwerking met de regio's zo mogelijk verder uitgebreid.

Het aantal deelnemers in 2016 aan MIT zal naar verwachting ongeveer gelijk zijn als het aantal in 2015.

 

Indicator

Referentie-

Peildatum

Streef-

Bron

 

waarde

 

waarde

 
     

2016

 

Aantal bedrijven dat deelneemt aan MIT1

662

2014

1.7002

RVO.nl

Omvang private R&D-uitgaven ondersteund met MIT (x€ 1 min)

€ 61

2014

€ 81,5

RVO.nl

1 Ter beperking van de administratieve lasten voor de TKI's worden de activiteiten netwerkbijeenkomsten en innovatiemakelaars niet meer meegenomen in de berekening van het aantal bedrijven.

2 Dit aantal is gebaseerd op subsidiebudget van € 50,5 min - (evenals in 2015) waarvan € 35,5 min afkomstig van EZ (waarvan € 15 min ingezet als cofinanciering voor decentrale uitvoering) en € 15 min afkomstig vanuit provincies - en de gehanteerde subsidiepercentages.

Toelichting

Het aantal bedrijven dat deelneemt en daarmee de realisatiewaarde en streefwaarde, is rechtstreeks afhankelijk van de hoogte van het budget en van het budget per instrumenten. Dat kan per jaar verschillen. Naar verwachting zullen er met € 50,5 min circa 1.700 bedrijven kunnen deelnemen.

Eurostars

Eurostars is een internationaal programma dat 34 deelnemende landen en de EU gezamenlijk financieren. De regeling Eurostars is met name gericht op het hightech MKB en ondersteunt bedrijven en kennisinstellingen die met buitenlandse partijen in Europa willen samenwerken in projecten die

2 TK, 33 930-XIII, nr. 19

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015-2016, 34 300 XIII, nr. 2 50

gericht zijn op marktgericht technologisch onderzoek en ontwikkeling. Dankzij deelname aan Eurostars-projecten krijgen Nederlandse bedrijven en organisaties toegang tot de kennis en R&D-resultaten van buitenlandse bedrijven en organisaties.

Eurostars II is in 2014 gestart om vervolg te geven aan het Eurostars l-programma van de periode 2007-2013. Voor het totale beleidsbudget van Eurostars II is bijna een verdrievoudiging voorzien voor de komende zeven jaar ten opzichte van Eurostars I. Hiermee wordt tegemoetgekomen aan de grote belangstelling vanuit bedrijven en kennisinstellingen. Met de brief van 28 mei 2015 (TK, 32 637, nr. 183) is de Kamer geïnformeerd over de resultaten van Nederlandse deelnemers aan de eerste calls van Eurostars-2.

 

Indicator

Referentiewaarde

Peildatum

Streefwaarde

Planning

Bron

Aantal Nederlandse deelnemers aan Eurostars

20

2014

50

2016

RVO.nl

-waarvan bedrijven

13

 

40

   

-waarvan hightech MKB (%)

100%

 

85%

   

Door Eurostars ondersteunde private R&D-uitgaven

         

van Nederlandse deelnemers (x€ 1 min)

7

2014

20

2016

RVO.nl

Toelichting

De referentiewaarden in bovenstaande tabel hebben betrekking op alle projecten die in 2014 gerealiseerd werden. Wat het aantal deelnemers betreft tonen bovenstaande cijfers de organisaties die in 2014 succesvol aan een call hebben deelgenomen. De omvang van de ondersteunde private R&D-uitgaven is de som van de door Nederlandse deelnemers opgegeven subsidiabele kosten op het moment van commitering, verminderd met het subsidiebedrag.

De EU stelt in totaal € 287 min beschikbaar voor het Eurostars-ll-programma tijdens de looptijd van H2020. Bovengenoemde streefwaarden zijn gebaseerd op de Nederlandse financiering voor Eurostars inclusief de EU-bijdrage, die bestaat uit maximaal een derde van het bedrag dat nationale overheden aan financiering voor Eurostars-projecten toekennen.

Lucht- en Ruimtevaart

Deze post heeft betrekking op de uitfinanciering van het specifieke luchtvaartbeleid (de luchtvaartkredietregeling en het Nationaal Programma Luchtvaart).

Opdrachten

Onderzoek en opdrachten

Uit dit budget worden beleidsonderzoek, verplichte evaluaties van beleidsinstrumenten en beleidsdoorlichtingen gefinancierd.

Bijdragen aan agentschappen

Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO.nl)

De uitvoering van de meeste van de innovatie-instrumenten, zoals WBSO, Eurostars, ondersteuning van het kaderprogramma voor onderzoek en innovatie (Horizon 2020), MKB Innovatiestimulering Topsectoren en TKI Toeslag, wordt verzorgd door RVO.nl. Dit betreft activiteiten als beoor-

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015-2016, 34 300 XIII, nr. 2

51

deling van aanvragen, bedrijfscontroles, voorlichting over de instrumenten en het terugontvangen van kredieten. Daarnaast heeft RVO.nl ook andere taken:

Het netwerk van Innovatie Attachés is een onderdeel van RVO.nl en bevordert de samenwerking van Nederlandse bedrijven, kennisinstellingen en overheidsorganisaties met het buitenland met als doel het innovatievermogen van Nederland te versterken. Daarbij concentreert het zich op de internationalisering van de innovatiecontracten van de topsectoren en speelt het in op nieuwe technologische ontwikkelingen die voor de Nederlandse kenniseconomie en de hele innovatieketen van belang zijn.

Een goed functionerend stelsel van intellectuele eigendomsrechten is een belangrijke voorwaarde voor een innoverende en dynamische kenniseconomie en voor het versterken van de innovatiekracht van bedrijven. Essentieel daarbij is het vinden van de juiste balans tussen enerzijds kennisbescherming en anderzijds de verspreiding en benutting van kennis. Octrooicentrum Nederland, onderdeel van RVO.nl, is belast met het uitvoeren van taken die bij of op grond van wetten of verdragen zijn opgedragen zoals bijvoorbeeld de verlening en registratie van octrooien, de inning van taksen, de vertegenwoordiging van Nederland in Europese en mondiale organisaties en de uitvoering van andere wettelijke taken onder de Rijksoctrooiwet 1995 evenals de nakoming van Europese en internationale verplichtingen. Voor het stimuleren en het toegankelijk maken van het gebruik van het octrooisysteem en van de kennis die in octrooidatabanken is opgeslagen, geeft Octrooicentrum Nederland voorlichting en advies aan bedrijven, kennisinstellingen, overheden en uitvinders.

Agentschap Telecom

De uitvoering, het toezicht en de handhaving van de bepalingen van de Wet ruimtevaartactiviteiten wordt verzorgd door Agentschap Telecom. Het gaat om werkzaamheden die voortkomen uit aanvragen voor een ruimtevaartvergunning, registreren van ruimtevoorwerpen, deelname aan internationale gremia, adviseren en voorlichting geven over ruimtevaartactiviteiten.

Het wettelijke toezicht heeft betrekking op de afgifte van ruimtevaartvergunningen.

Bijdragen aan ZBO's/RWT's

TNO

TNO (Nederlandse Organisatie voor toegepast-natuurwetenschappelijk onderzoek) werkt samen met vijf andere instituten in de federatie Toegepaste Onderzoek Organisaties (T02). EZ investeert samen met enkele andere ministeries in deze instituten, omdat hier onafhankelijk onderzoek in Nederland plaatsvindt dat kansen kan creëren voor innovatie en economische groei en dat een bijdrage levert aan de publieke kennis op terreinen van maatschappelijk belang.

TNO bestrijkt een breed onderzoeksgebied op het terrein van meerdere topsectoren, met name HTSM, energie en agri&food. Daarnaast ontwikkelt het kennis op een aantal maatschappelijke thema's, met name defensie, maatschappelijke veiligheid, leefomgeving, en arbeid & gezondheid.

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015-2016, 34 300 XIII, nr. 2

52

Het budget voor TNO is vanaf 2016 verhoogd met € 17 min, dit in verband met de gevolgen van jurisprudentie van het Europese Hof van Justitie met betrekking tot de BTW.

Bijdragen aan (inter)nationale organisaties

Toeslag Topconsortia voor Kennis en Innovatie (TKI-toeslag) In 2013 zijn de Topconsortia voor Kennis en Innovatie (TKI's) gestart met het bundelen en stroomlijnen van de onderzoeksprogrammering in de gehele kennisketen. Mede om de werkwijze van de TKI's te vereenvoudigen hebben in 2013 alle belanghebbenden, waaronder de topteams, afspraken gemaakt over de programmering van fundamenteel en toegepast onderzoek en bijbehorende modellen voor intellectueel eigendom. In 2014 is begonnen met de verdere vereenvoudiging en uniformiteit van de werking van de TKI's en is tevens de TKI-toeslag vereenvoudigd. In 2015 is de TKI-toeslagregeling verder vereenvoudigd en geflexibiliseerd door meer ANBI (Algemeen nut beogende instellingen)-bijdragen toe te staan. In 2016 zal de TKI-regeling zo ontwikkeld zijn dat het een stevige bijdrage levert aan privaat-publieke samenwerking bij kennis en innovatie.

De TKI-regeling stimuleert privaat-publieke samenwerkingsprogramma's in lijn met de onderzoeksagenda's van de topsectoren en de maatschappelijke uitdagingen. De TKI's zijn daarbij programmerend en regisserend.

 

Indicator

Referentie-

Peildatum

Raming

Streef-

Planning

Bron

 

waarde

 

2016

waarde

   

Omvang middelen

780

2014

750

800

2020

TKI

PPS-programma's TKI (x€ 1 min)

         

(bewerking

           

RVO)

-waarvan private middelen (%)

44% (340)

2014

40%

40%

2020

TKI

           

(bewerking

           

RVO)

Toelichting

De indicator -omvang van middelen in privaat-publieke samenwerkingsprogramma's- is een schatting op basis van de door TKI's opgegeven private middelen in PPS («grondslag»). In 2014 hebben private partijen voor € 340 min cash bijgedragen aan privaat-publieke samenwerkingsprojecten op basis waarvan de TKI's toeslag hebben aangevraagd.

Op basis van eerdere programma's bedraagt het private deel van de financiering 44% van het totaal. Daarmee komt de geschatte totale PPS-projectomvang waarvoor TKI-toeslag is aangevraagd in 2014 op € 780 min. Doordat steeds meer informatie beschikbaar komt over de verhouding tussen private en publieke middelen binnen PPS projecten, kan deze indicator steeds beter geschat worden.

Horizon 2020/lnternationaal Innoveren

Horizon 2020 (H2020, looptijd 2014-2020), het Europese financieringsprogramma voor onderzoek en innovatie, is de opvolger van het Zevende Kaderprogramma voor onderzoek en ontwikkeling (KP7). Horizon 2020 omvat programma's die in KP7 zaten, de innovatie gerelateerde onderdelen die in de vorige periode waren ondergebracht in het Concurrentiekracht en Innovatie Programma (CIP) en het Europees Instituut voor Innovatie en Technologie (EIT).

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015-2016, 34 300 XIII, nr. 2

53

Het doel van H2020 is de wetenschappelijke en technologische basis van Europa te versterken, evenals de concurrentiekracht van het Europese bedrijfsleven. Daarnaast is ontwikkeling en benutting van kennis voor het oplossen van maatschappelijke uitdagingen een belangrijk uitgangspunt.

Het budget van H2020 is in het meerjarig financieel kader vastgesteld op € 70,2 mld constante prijzen en is hiermee mondiaal het grootste grensoverschrijdende programma voor onderzoek en innovatie. De verdeling van de middelen vindt plaats op basis van competitie waarbij objectieve criteria worden gehanteerd en de beste voorstellen worden gehonoreerd.

Net als in 2015 gaat voor EZ de aandacht uit naar het verbinden van H2020 met het nationale innovatiebeleid, in het bijzonder de topsectoren, het op peil houden van de deelname van Nederlandse partijen en het vergroten van de bedrijfsdeelname (vooral het MKB). Daarnaast wordt ook nadrukkelijk aansluiting gezocht met de structuurfondsen. De RVO.nl stimuleert in opdracht van EZ en andere departementen Nederlandse deelname aan H2020.

De geraamde reeks voor internationaal innoveren is gereserveerd voor de rijkscofinanciering op Nederlandse deelname in de EU-programma's Eureka en Joint Technology Initiatives.

 

Indicator

Referentiewaarde1

Peildatum

Streefwaarde2

Planning

Bron

Aantal Nederlandse deelnemers aan KP7/ H2020

493

2014

1.350

2016

RVO/EC

-waarvan bedrijven

337

 

900

   

Omvang KP7/H2020-middelen voor Nederlandse

         

deelnemers (retour in min euro)

€ 659

2014

3

2016

RVO/EC

-waarvan bedrijven (%)

26,5%

 

25%

   

Retourpercentage voor Nederland (%)

7,6%

2014

7%

2016

RVO/EC

1 De referentiewaardes betreffen de voorlopige cijfers van H2020 uit 2014 (peildatum 30 juli 2015; in deze cijfers is ook een klein deel van 2015 opgenomen).

2 De streefwaarden voor 2016 betreffen cumulatieve cijfers van H2020 (2014-2016)

3 Bij het opmaken van de begroting was nog niet bekend welk deel van de Europese H2020-middelen beschikbaar komt voor calls, waardoor deze streefwaarde nog niet kon worden vastgesteld.

Toelichting

De referentiewaardes in de bovenstaande tabel betreffen de voorlopige cijfers van H2020 uit 2014 (peildatum 30 juli 2015). De cijfers worden mogelijk aangepast wanneer de definitieve cijfers over dit jaar bekend zijn. De cijfers geven een beeld van de resultaten uit het eerste jaar bij een nieuwe structuur en opzet van Europese onderzoeks- en innovatiefinancieringsprogramma H2020.

De streefwaarden in de tabel zijn cumulatieve ramingen van deelname tot en met 2016 die gebaseerd zijn op basis van voorlopige cijfers H2020 uit 2014.

Naar verwachting zal de concurrentie met andere lidstaten in H2020 toenemen omdat ook de Midden- en Oost-Europese «nieuwe» landen kwalitatief beter worden in onderzoek en innovatie. Uit de voorlopige H2020 cijfers uit 2014 blijkt dat het aantal ingediende voorstellen dan ook is toegenomen en de gemiddelde slaagkans voor deelname omlaag is gegaan.

Voor 2016 is het streven om 7,0% retourpercentage - door Nederlandse participanten te behalen - te realiseren van het bedrag dat de Europese Commissie in calls beschikbaar stelt voor 2016. Dit bedrag is nog niet

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015-2016, 34 300 XIII, nr. 2

54

bekend. Het streven is voorts dat bedrijven een aandeel van 25% hebben in de H2020 middelen voor Nederlandse deelnemers, in lijn met de doelstellingen van H2020.

Toegepaste Onderzoek organisaties (T02)

T02 bestaat uit zes instituten. Naast TNO (Nederlandse organisatie voor Toegepast-Natuurwetenschappelijk Onderzoek) (zie «bijdragen aan ZBO's/RWT's») zijn dit:

  • Deltares (Delta Research): instituut op het gebied van deltatechnologie. Deltares levert bijdragen aan innovatieve oplossingen voor water-, ondergrond- en deltavraagstukken die het leven in delta's, kust- en riviergebieden veilig, schoon en duurzaam maken.
  • MARIN (Maritiem Research Instituut Nederland): instituut op het gebied van hydromechanisch en nautisch onderzoek.
  • NLR (Nationaal Lucht- en Ruimtevaartlaboratorium): instituut op het gebied van militaire (ten behoeve van het Ministerie van Defensie) en civiele luchtvaart (ten behoeve van het Ministerie van Infrastructuur en Milieu).
  • ECN (Energieonderzoek Centrum Nederland) en DLO (Dienst Landbouwkundig Onderzoek): deze instituten worden toegelicht in respectievelijk artikel 14 en 16.

De T02 instituten verrichten onderzoek op de uitwerking van de agenda's van de topsectoren uit het bedrijfslevenbeleid. Hiervoor zijn nadere spelregels afgesproken (TK, 28 753 nr. 30) die in publiekprivate samenwerkingsverbanden in topsectoren maatgevend zullen zijn. Daarnaast verrichten de T02-instituten onderzoek in het kader van maatschappelijke thema's zoals leefomgeving, maatschappelijke veiligheid, arbeid en gezondheid en voor onderzoek ten behoeve van (wettelijke) taken van de overheid.

Met de Kabinetsvisie op toegepast onderzoek (TK, 32 637 nr. 68) is een aantal beleidsmaatregelen aangekondigd. De belangrijkste actiepunten voor 2016 inzake toegepast onderzoek zijn:

Verdere uitwerking geven aan de rol die de instituten spelen in de innovatiecontracten en in het bijzonder de Topconsortia voor Kennis en Innovatie.

Een scherpere balans tussen een sterke publieke kennisbasis en het flexibel inspelen op en nader invullen van de vraag uit de topsectoren. De uitvoering van een uniforme evaluatie voor alle zes T02 instituten. De uitwerking van een uniform juridisch kader voor alle zes T02 instituten.

 

Indicator

Referentie-

Peildatum

Streef-

Planning

Bron

 

waarde

 

waarde

   

Klanttevredenheid Deltares

7,9'

2014

8,0

2016

Delta res

Klanttevredenheid Marin

9,0

2014

8,0

2016

Marin

Klanttevredenheid NLR

8,7

2014

8,0

2016

NLR

Klanttevredenheid TNO

8,3

2014

8,0

2016

TNO

1 De wijze waarop Deltares over 2014 klanttevredenheid heeft gemeten verschilt met de manier waarop de andere T02 instituten dat gedaan hebben en is daarom niet vergelijkbaar. Met ingang van 2015 meten alleT02 instituten klanttevredenheid op dezelfde manier. NB: Klanttevredenheid ECN is opgenomen in EZ begrotingsartikel 14. Klanttevredenheid ECN is 8,6.

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015-2016, 34 300 XIII, nr. 2

55

 

Indicator

Referentiewaarde

Peildatum

Streefwaarde

Planning

Bron

Kennisbenutting Deltares

_

_

>80%

2016

Delta res

Kennisbenutting Marin

-

-

>80%

2016

Marin

Kennisbenutting NLR

-

-

>80%

2016

NLR

Kennisbenutting TNO

-

-

>80%

2016

TNO

NB1: Kennisbenutting DLO en ECN zijn opgenomen in de EZ begrotingsartikelen 14 en 16. Kennisbenutting van door EZ gefinancierd agro onderzoek is 85% (waaronder veel onderzoek uitgevoerd door DLO). NB2: Over 2015 wordt voor het eerst kennisbenutting op een uniforme wijze gemeten. De referentiewaarde zal worden gebaseerd op die meting.

Toelichting

In 2015 zijn alle T02 instituten overgegaan op een nieuwe, uniforme methode voor het meten van klanttevredenheid en kennisbenutting. De scores in bovenstaande tabellen geven de gerealiseerde waarden van klanttevredenheid en kennisbenutting voor al het onderzoek dat de T02 in opdracht uitvoeren (het betreft dus zowel PPS onderzoek, als onderzoek in opdracht van private klanten als onderzoek in opdracht van de publieke sector, tenzij anders vermeld). Over 2014 is een uniforme meting van klanttevredenheid uitgevoerd, daarop is de referentiewaarde voor klanttevredenheid gebaseerd. In 2015 zal voor het eerst ook kennisbenutting uniform worden gemeten, dat zal de basis vormen voor de referentiewaarde van kennisbenutting. Over deze indicatoren wordt nader gerapporteerd in de monitor Bedrijfslevenbeleid. In de Visie op het toegepaste onderzoek (TK 2012-13, 32 637 nr. 68) is aangegeven dat het kabinet de instituten in de toekomst op kwaliteit en maatschappelijke impact van het onderzoek wil beoordelen. Daartoe wordt in 2015 een uniform evaluatie- en monitoringskader ontwikkeld waarmee de instituten in 2017 geëvalueerd worden. Tevens wordt in 2015 een eerste meting uitgevoerd.

Topsectoren overig

Stichting voor de Technische Wetenschappen (STW, onderdeel van NWO) financiert technisch wetenschappelijk onderzoek aan Nederlandse universiteiten en instituten. Met de bijdrage van EZ worden de Perspectiefprogramma's gefinancierd, die worden ingezet voor innovatiecontracten van topsectoren. Voor de bijdrage aan STW is structureel circa € 20 min per jaar beschikbaar.

De perspectiefprogramma's van STW worden inhoudelijk ingebed in de innovatiecontracten van de topsectoren. Dat gebeurt door de onderzoeksvoorstellen behalve op excellentie en utilisatie ook te toetsen op de mate waarin voorstellen passen in onderzoekroadmaps van topsectoren. Deze post bevat daarnaast de middelen die gereserveerd zijn voor de afbouw van een aantal FES-projecten. Ook de afbouw van de voormalige Innovatieprogramma's, waaronder Point One, wordt hier geraamd. Tot slot worden enkele kleine posten met betrekking tot het huidige topsecto-renbeleid onder deze post verantwoord.

Ruimtevaart (ESA)

De financiële bijdrage aan Ruimtevaart bestaat uit verplichte programma's (contributie) van European Space Agency (ESA) en uit gerichte inschrijving op optionele programma's van ESA. De ingeschreven middelen worden via open competitie in contracten uitgezet bij Nederlandse bedrijven en kennisinstellingen (Geo Return systeem). Daarnaast

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015-2016, 34 300 XIII, nr. 2

56

kent het Ruimtevaartbeleid een (beperkt) flankerend beleid waarin onder andere wetenschappelijke instrumenten ontwikkeld worden en de interactie met ESTEC. In dit beleid worden ook de middelen verantwoord voor de EZ-bijdrage om het TROPOMI-instrument te bouwen. Bovendien wordt in 2015 verder vorm en inhoud gegeven aan beleid om te bevorderen dat nieuwe diensten worden ontwikkeld op basis van satellietdata, die beschikbaar komen via de nieuwe Copernicus aardobservatiesatellieten van de EU en ESA en het satellietdataportaal van het Netherlands Space Office (NSO). Uitvoering van dit beleid is neergelegd bij het NSO. In 2015 en 2016 wordt gewerkt aan de voorbereiding van de ESA-Ministersconferentie, die naar verwachting eind 2016 zal plaatsvinden in Zwitserland.

Om de ambities van Nederland op het gebied van ruimtevaart financieel op peil te houden is vanaf 2018 € 13 min door het Kabinet gereserveerd op Aanvullende post van de Rijksbegroting. Het betreft de middelen die in het Regeerakkoord beschikbaar zijn gesteld voor fundamenteel onderzoek (maatregel D32).

 

Indicator

Referentiewaarde

Peildatum

Streefwaarde

Planning

Bron

Aantal Nederlandse bedrijven dat deelneemt aan ruimtevaartprogramma's ESA (1) Ruimtevaart geo-return/retour (%) (2)

n.n.b.

1,09

2015 2011

125 1

2016 2016

ESA ESA

Toelichting

  • 1) 
    In het hier weergegeven getal zijn alle contracten van Nederlandse bedrijven met ESA opgenomen, ook de contracten die niet direct aan ruimtevaartprogramma's zijn gekoppeld, maar gerelateerd zijn aan de vestiging van ESTEC in Nederland. Verschillende divisies van een bedrijf worden als afzonderlijke contractanten meegeteld. Er is geen referentiewaarde opgenomen omdat ESA in 2015 is gestart met een nieuwe, opgeschoonde database waardoor de waarde substantieel lager zal uitvallen, dan de cumulatieve waarden tot en met 2014. Bedrijven waarmee al enige tijd geen contracten zijn afgesloten zullen niet in het nieuwe databestand worden opgenomen. Het betreft een cumulatief getal op basis van databestanden van ESA vanaf 1 januari 2015.
  • 2) 
    De prestatie-indicator «ruimtevaart geo-return/retour (%)» betreft research- en leveringsopdrachten van ESA aan de Nederlandse industrie en kennisinstellingen. Deze opdrachten komen voort uit de Nederlandse contributies aan diverse ruimtevaartprogramma's van ESA. Daarbij wordt door ESA een retour van 0,9 (90%) van de bijdragen van lidstaten aan deze programma's gegarandeerd. Een hogere retour dan 1 betekent dat Nederlandse bedrijven extra succesvol zijn bij het werven van ESA-orders, maar ook dat Nederland uit eigen middelen mogelijk moet compenseren aan lidstaten met een lagere retour dan 1; vandaar de streefwaarde van 1.

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015-2016, 34 300 XIII, nr. 2

57

Budgettair belang fiscale maatregelen

I

 
 

2014

2015

2016

2017

2018

2019

2020

Aftrek speur- en ontwikkelingswerk (WBSO)1 Afdrachtvermindering speur- en ontwikkelingswerk (WBSO) 1 Research & Development Aftrek (RDA)

8

780 255

8

794 238

8

1.143

0

8

1.120

0

8

1.120

0

8

1.120

0

8

1.120

0

1 De bedragen per 2016 hebben betrekking op de geïntegreerde WBSO en RDA. De geïntegreerde regeling gaat onder de naam WBSO verder.

S&O-afdrachtvermindering (WBSO)

De WBSO is de verzamelnaam voor de faciliteit afdrachtsvermindering speur- en ontwikkelingswerk (S&O) in de Wet vermindering afdracht loonbelasting en premie volksverzekeringen en de S&O-aftrek in de Wet inkomstenbelasting. De WBSO is gericht op het stimuleren van Speur- en Ontwikkelingswerk (S&O) door het bedrijfsleven, door het verlagen van de aan S&O-gerelateerde kosten. De WBSO richt zich nu alleen op de loonkosten van S&O-medewerkers. Door de integratie met de RDA, zal de WBSO zich ook richten op de overige aan S&O-gerelateerde kosten en uitgaven. De RDA is thans vormgegeven als aftrekpost voor de winstbelasting (vennootschapsbelasting of inkomstenbelasting).

Parameters WBSO 2016

Tarief eerste schijf 32%

Tarief eerste schijf starters 40%

Loongrens eerste schijf € 350.000

Tarief tweede schijf 16%

 

Kengetallen

2010

2011

2012

2013

2014

Aantal bedrijven dat gebruik maakt van WBSO1

19.450

20.530

22.220

22.640

22.974

Door WBSO ondersteunde private R&D-uitgaven (S&O-loon, x€ 1

         

min)

3.377

3.571

3.854

3.917

3.997

Aantal bedrijven dat gebruik maakt van RDA2

n.v.t

n.v.t.

13.860

16.160

16.622

Door RDA ondersteunde private R&D uitgaven

         

(x€ 1 min)

n.v.t.

n.v.t

2.035

2.530

2.587

Bron: RVO

         

1 Hier wordt bedoeld: ondernemingen, kennisinstellingen en zelfstandig ondernemers met een S&O-verklaring.

2 Hier wordt bedoeld: ondernemingen en zelfstandig ondernemers met een RDA-beschikking.

Toelichting

Het aantal WBSO-gebruikers is in 2014 ten opzichte van 2013 met 1,5% gegroeid tot 22.974. Daarvan behoorde 97% tot het MKB. Van het toegekende budget ging 76% naar het MKB. Het aantal toegekende S&O-arbeidsjaren is met 2,2% gegroeid tot 83.468 S&O-arbeidsjaren. Aldus ondersteunde de WBSO circa € 3,4 mld van de S&O-loonuitgaven van bedrijven.

De RDA is in 2012 geïntroduceerd. Het aantal RDA-gebruikers is in 2014 is ten opzichte van 2013 met 3,1% gegroeid tot 16.622. Daarvan behoorde 98% tot het MKB. Van het toegekende RDA-bedrag ging 45% naar het MKB. De door RDA ondersteunde private R&D-uitgaven bedragen circa € 2,6 mld, 2,3% meer dan in 2013.

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015-2016, 34 300 XIII, nr. 2

58

13 Een excellent ondernemingsklimaat Algemene doelstelling

Bedrijven zijn de motor achter economische groei. De overheid zet zich in om de juiste voorwaarden voor een excellent ondernemersklimaat te creëren, zodat bedrijven kunnen investeren en groeien. Bijzondere aandacht gaat daarbij uit naar de concurrentiekracht van negen topsec-toren en naar groene groei.

Om deze doelstelling te bereiken zet de Minister van Economische Zaken financiële instrumenten in, zoals borgstellingen en garanties. De financiële instrumenten verbeteren de toegang tot financiering voor het Nederlandse bedrijfsleven.

Daarnaast maakt de Minister van Economische Zaken gebruik van niet-financiële instrumenten, zoals het terugdringen van onnodige regeldruk en het verbeteren van (digitale) dienstverlening aan bedrijven. Onder deze doelstelling valt ook het opschalen van ICT toepassingen om maatschappelijke en economische uitdagingen op te lossen, bijvoorbeeld met de ICT-doorbraakprojecten. Via onder andere het interdepartementaal programma Biobased Economy, de Green Deal aanpak en het aanpassen van belemmerende regelgeving wordt bijgedragen aan groene economische groei.

Rol en verantwoordelijkheid

De Minister van Economische Zaken is vanuit een stimulerende rol verantwoordelijk voor het scheppen van randvoorwaarden voor een excellent ondernemingsklimaat door:

Stimuleren

  • Het stimuleren van een ambitieuze en duurzame ondernemerschapscultuur.
  • Het stimuleren van de start en (internationale) doorgroei van bedrijven.
  • Het stimuleren van de implementatie en het gebruik van generieke digitale voorzieningen door alle overheidsorganisaties om de dienstverlening aan ondernemers te verbeteren, zoals eHerkenning, het digitaal Ondernemersplein, het Ondernemingsdossier en Standard Business Reporting.
  • Het stimuleren van het gebruik en kennis van ICT door het midden- en kleinbedrijf, in de topsectoren, de industrie en in sectoren als de detailhandel, logistiek, agro en het onderwijs door het in publiek-private samenwerking uitvoeren van de actieagenda Smart Industry, het Retailpact en de ICT-doorbraakprojecten.
  • De stimulering, coördinatie en facilitering van de transitie naar een biobased economy.
  • Het bevorderen van Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen.

Regisseren/faciliteren

  • Het ondersteunen van de toegang tot (risico)kapitaal voor bedrijven en de transitie op de kapitaalmarkt met voldoende ruimte voor alternatieve vormen van financiering.
  • Inzetten op verdere investeringen in Nederland onder meer via het Nederlands Investerings Agentschap (NIA) en via het private initiatief van institutionele beleggers in de vorm van de Nederlandse Investeringsinstelling {N LM).
  • Het versterken van het startup ecosysteem onder de overkoepelende term StartupDelta.

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015-2016, 34 300 XIII, nr. 2

59

  • Het verbeteren van de dienstverlening aan de ondernemers door de Kamer van Koophandel, onder andere door middel van Ondernemerspleinen.
  • De kabinetsbrede coördinatie van het topsectorenbeleid.
  • Het versterken van de bijdrage van ICT-innovatie aan de economie, onder meer door het vernieuwen van de kennis- en innovatieagenda 2016-2017 (Roadmap ICT voor de topsectoren), een topsectorenplan big data en een Human Capital agenda ICT.
  • De coördinatie en het faciliteren van het kabinetsbrede regeldrukver-minderingsprogramma «Goed Geregeld, een verantwoorde vermindering van regeldruk 2012-2017». In dit programma zijn de vakministers verantwoordelijk voor de regeldrukvermindering op hun beleidsterrein. De Minister van Economische Zaken coördineert de aanpak voor bedrijven, de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties de aanpak voor burgers en professionals, evenals het lokaal toezicht.
  • Faciliteren van het Nederlandse bedrijfsleven in hun duurzame grondstoffenvoorzieningszekerheid zoals in de grondstoffennotitie.
  • De coördinatie van het Groene Groei-traject en de Green Deal aanpak.
  • Het waarborgen van een internationaal level playing field.
  • Een betere aansluiting tussen het onderwijs en de arbeidsmarkt.
  • Het verbeteren van de match tussen vraag en aanbod op de arbeidsmarkt voor technisch personeel (Techniekpact).

Uitgangspunt is de juiste randvoorwaarden te creëren en ondernemers de ruimte te geven voor vernieuwing en groei. In dialoog met bedrijven, maatschappelijke organisaties en medeoverheden worden kansen benut en knelpunten opgelost. De Minister van EZ is gesprekspartner en aanspreekpunt voor het bedrijfsleven, sectoren, branches en individuele bedrijven. De overheid is terughoudend met ingrijpen in het bedrijfsleven, maar er kan soms een rol zijn in geval van externe effecten, informatie-asymmetrie of verstorend gedrag van (internationale) overheden. Hiervoor zet de Minister zowel financiële instrumenten in, zoals garanties en subsidies aan bedrijven en instellingen, als niet financiële instrumenten.

 

1 - Global Competitiveness Index

2011

2012

2013

2014

2015

Ambitie

Positie van Nederland

Bron: World Economie Forum (Global Competitiveness Report, 2013-2014)

7e

5e

8e

8e

n.n.b.

Top-5 in 2020

2 - Aandeel snelle groeiers1

Nederland

Bron: CBS

2007/2010 3,7%

2008/2011 3,7%

2009/2012 4,0%

2010/2013 3,2%

2011/2014 3,1%

 

1 Het CBS heeft voor de berekening van snelle groeiers in 2015 een methodische verbetering doorgevoerd waardoor bedrijven beter over de tijd te volgen zijn. Gebruikte cijfers in de begroting 2015 zijn daarmee achterhaald. Cijfers over snelle groeiers zijn inclusief bedrijven waarbij de groei, in elk geval voor een deel, is toe te schrijven aan een overname van een ander bedrijf. Indien alle bedrijven die in een onderhavige periode een overname deden buiten beschouwing worden gelaten, dan ligt het aantal snelle groeiers tussen de 0,3 en 0,5 procentpunt lager.

Toelichting

  • 1. 
    Het Nederlandse ondernemingsklimaat behoort sinds 2007 tot de top-10 volgens de Global Competitiveness Index van het World Economie Forum. Tussen 2009 en 2012 is Nederland gestegen van de 10e naar de 5e plek. In 2014 heeft Nederland een achtste plaats op de ranglijst behaald. Dit onderschrijft de noodzaak van goede financieringsmogelijkheden voor ondernemers, blijvende investeringen in onderwijs en onderzoek, vermindering van regeldruk en stimulering van innovatie.

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015-2016, 34 300 XIII, nr. 2

60

  • 2. 
    Een bedrijf wordt een snelle groeier genoemd wanneer de werkgelegenheid over een periode van 3 jaar met meer dan 72,8% toeneemt (20% per jaar). 3,1% van de bedrijven met meer dan 10 werknemers over de periode 2011-2014 kan op basis van deze definitie worden geclassificeerd als een snelle groeier. Dat aandeel ligt op een vergelijkbaar niveau als de voorgaande periode (2010-2013), maar lager dan de 3 periodes daarvoor.

Beleidswijzigingen

Actieplan MKB-financiering

Uit hoofde van het aanvullend Actieplan MKB-financiering wordt in 2015 onder meer een fundinggarantie voor nieuwe aanbieders van MKB financiering, de aanvullende funding van Qredits, de verhoging van de bijdragen aan DVI, het structureel maken van Vroege fase financiering en een aantal flankerende maatregelen geregeld. De garantie voor nieuwe aanbieders van achtergestelde leningen zal waarschijnlijk in 2016 starten en verder gebruik maken van de Groeifaciliteit. In 2016 blijft EZ inzetten op goede investeringen in Nederland, ook vanuit Europese fondsen en sluit daarbij aan op de organisatiecapaciteit van onder meer NIA.

Motorenonderhoud JSF

Het Ministerie van Economische Zaken overweegt om, naast het Ministerie van Defensie en de provincie Noord Brabant, een deel van de investering voorde F-35 motorenonderhoudsfaciliteit te financieren. In het najaar van 2015 zal een definitief besluit worden genomen. De verwerking van de bijdrage zal plaatsvinden bij Voorjaarsnota 2016.

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015-2016, 34 300 XIII, nr. 2

61

Budgettaire gevolgen van beleid

 
 

2014

2015

2016

2017

2018

2019

2020

VERPLICHTINGEN

757.490

2.470.444

1.836.610

1.829.759

1.826.524

1.830.023

1.830.397

Waarvan garantieverplichtingen

516.609

2.264.501

1.650.000

1.650.000

1.650.000

1.650.000

1.650.000

UITGAVEN

404.941

302.595

265.666

249.925

243.026

246.787

247.681

Waarvan juridisch verplicht (percentage)

   

90%

       

Garanties

153.377

95.137

67.480

62.480

62.480

62.480

62.480

BMKB

97.779

71.000

42.594

37.594

37.594

37.594

37.594

Begrotingsreserve BMKB

26.555

           

Groeifaciliteit

2.168

8.616

9.365

9.365

9.365

9.365

9.365

Garantie Ondernemings-financiering (GO)

17.875

11.842

11.842

11.842

11.842

11.842

11.842

Garantieregeling scheepsnieuwbouwfinan-

             

ciering

0

3.679

3.679

3.679

3.679

3.679

3.679

Begrotingsreserve MKB Financiering

9.000

           

Subsidies

30.567

39.187

21.486

73.158

9.973

13.673

14.573

Bevorderen ondernemerschap

8.254

24.832

10.709

6.448

7.248

11.258

12.158

Interdepartementaal Programma Biobased

             

Economy

3.509

1.589

2.884

2.384

250

   

Microkrediet

506

           

Uitfinanciering subsidies

18.298

12.766

7.893

4.326

2.415

2.415

2.415

Opdrachten

24.104

15.283

21.456

22.198

21.434

21.434

21.434

Onderzoek & ontwikkeling

2.640

1.526

1.019

1.037

910

910

910

ICT-beleid

20.001

11.537

18.111

16.770

16.068

16.068

16.068

Beleidsvoorbereiding en evaluaties

459

14

120

2.120

2.120

2.120

2.120

Regiegroep Regeldruk/ACTAL

1.004

2.206

2.206

2.271

2.336

2.336

2.336

Bijdragen aan (inter)nationale organisaties

17.034

14.148

72.379

11.991

11.991

11.991

11.991

NBTC

10.152

8.490

8.469

8.469

8.469

8.469

8.469

UNWTO

291

240

240

240

240

240

240

Bijdragen aan instituten

6.591

5.418

3.610

3.282

3.282

3.282

3.282

Bijdrage aan ZBO's/RWT's

150.288

707.747

117.606

7 75.527

774.776

774.775

774.709

Kamer van Koophandel / Ondernemerspleinen

150.288

107.741

117.606

115.527

114.716

114.715

114.709

Bijdragen aan agentschappen

29.573

37.099

25.319

24.571

22.492

22.494

22.494

Rijksdienst Voor Ondernemend Nederland

25.906

28.889

23.109

22.361

20.282

20.284

20.284

DICTU

22

         

0

Logius

3.645

2.210

2.210

2.210

2.210

2.210

2.210

ONTVANGSTEN

55.967

78.831

61.952

57.932

59.669

62.071

65.385

BMKB

30.389

25.000

29.000

29.000

29.000

29.000

29.000

Begrotingsreserve BMKB

 

25.406

5.000

       

Groeifaciliteit

2.436

8.000

8.000

8.000

8.000

8.000

8.000

Garantie Ondernemingsfinan-ciering (GO)

9.380

13.000

13.000

13.000

13.000

13.000

13.000

Begrotingsreserve GO

9.612

           

Borgstelling Scheepsnieuwbouw

46

4.000

4.000

4.000

4.000

4.000

4.000

Joint Strike Fighter

988

1.204

1.843

2.823

4.560

6.962

10.276

Diverse ontvangsten

3.116

2.221

1.109

1.109

1.109

1.109

1.109

Budgetflexibiliteit

Garanties: Het budget voor de verschillende garanties is voor 100% juridisch verplicht. Het budget is nodig om de verwachte schades te kunnen betalen op garanties die eerder zijn aangegaan.

Subsidies: De beleidsbudgetten worden per jaar gepubliceerd. Van het beschikbare bedrag 2016 is 62% juridisch verplicht. Het betreft uitfinanciering van tot en met 2015 aangegane verplichtingen. Het beschikbare budget voor het Aanvullend actieplan MKB-financiering (€ 6 min) is nog niet juridisch verplicht. Dit betreft 28% van het totale budget voor

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015-2016, 34 300 XIII, nr. 2

62

subsidies. De juridische verplichting hiervan zal naar verwachting in 2016 worden aangegaan.

Opdrachten: Van het opdrachtenbudget is 66% juridisch verplicht. Het betreft de uitfinanciering van in voorgaande jaren aangegane verplichtingen.

Bijdragen aan agentschappen: Het budget betreft de financiering van het opdrachtenpakket 2016 aan de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO.nl) en is 100% juridisch verplicht.

Bijdragen aan ZBO's/RWT's: De bijdrage aan de Kamer van Koophandel (inclusief de bijdrage voor het Nieuwe Handelsregister) is voor 100% juridisch verplicht.

Bijdragen aan (inter)nationale organisaties: Van dit bedrag is 3% juridisch verplicht en is 84% bestuurlijk gebonden. Dit betreft onder andere de bijdragen aan het Nederlands Bureau voor Toerisme en Congressen en de World Tourism Organization (UNWTO).

Toelichting op de financiële instrumenten

Ter versterking van de financiering van het bedrijfsleven en in het bijzonder het MKB beschikt EZ over een aantal instrumenten: met name de hierna opgenomen garanties en de in het Toekomstfonds opgenomen instrumenten ten aanzien van risicodragend vermogen. Om de transitie naar een meer divers financieringslandschap mogelijk te maken zijn deze instrumenten aangevuld of vooreen deel aangepast. In het kader van het aanvullend actieplan MKB-financiering zijn daarnaast een aantal primair tijdelijke maatregelen genomen. Een belangrijk deel wordt in 2015 uitgevoerd. Dat betreft de fundinggarantie voor nieuwe aanbieders van MKB -financiering, de aanvullende funding van Qredits, de verhoging van de bijdragen aan DVI, het structureel maken van Vroege fase financiering en een aantal flankerende maatregelen. Van enkele maatregelen is de inschatting dat deze over de jaargrens heen zal lopen. Zo zal de garantie voor nieuwe aanbieders van achtergestelde leningen waarschijnlijk in 2016 en verder gebruik maken van de Groeifaciliteit. In 2016 blijft EZ inzetten op goede investeringen in Nederland, ook vanuit Europese fondsen en sluit daarbij aan op de organisatiecapaciteit van onder meer de NIA.

Garanties

Borgstelling MKB-kredieten (BMKB)

De BMKB is bedoeld voor bedrijven die te weinig zekerheden (onderpand) kunnen bieden aan een kredietverstrekker. De kredietverstrekker vindt het risico dat het bedrijf zijn lening niet kan terugbetalen dan vaak te hoog. Via de BMKB staat de overheid borg voor het deel van de lening waar het bedrijf geen onderpand voor heeft. De kredietverstrekker kan voor dat deel dus terugvallen op de overheid.

De feitelijke benutting hangt af van de kredietbehoefte van het bedrijfsleven en is daarmee sterk afhankelijk van de ontwikkeling van de conjunctuur. Maximale benutting van de regeling is daarmee geen doel op zich. De mate van benutting wordt wel in het oog gehouden om te bezien of de regeling nog aansluit bij de behoefte van de markt. Deze informatie wordt halfjaarlijks in een rapportage verstrekt aan de Tweede Kamer. Als in 2016 de economie, zoals voorspeld, verder aantrekt, is de

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015-2016, 34 300 XIII, nr. 2

63

verwachting dat in 2016 ook de benutting van de BMKB weer toeneemt. Om inzicht te krijgen in de uitgaven van de BMKB is in de budgettaire tabel een splitsing gemaakt tussen de werkelijke schadebetalingen en stortingen in de interne begrotingsreserve BMKB.

 

Kengetal

2010

2011

2012

2013

2014

Verstrekte garanties BMKB, x€ 1 min

742

909

486

344

372

Totaal aantal verstrekte garanties

3.701

4.325

2.640

1.983

1.949

Bron: RVO.nl

         

Groeifaciliteit

De Groeifaciliteit richt zich op buffervermogen - zoals eigen vermogen van participatiemaatschappijen en achtergestelde leningen door banken -en is vooral gericht op de start-, groei- en expansiefase van een bedrijf. Versterking van het buffervermogen wint aan belang doordat bij bancaire financiering van bedrijven grotere buffers worden gevraagd. Achtergestelde leningen en aandelenkapitaal verstrekt door participatiemaatschappijen vallen tot maximaal € 25 min onder de garantieregeling. Een bank kan een garantiefinanciering verstrekken tot maximaal € 5 min in de vorm van achtergestelde leningen. De garantie van de overheid bedraagt 50%. De Groeifaciliteit is kostendekkend opgezet.

De feitelijke benutting van de regeling hangt onder meer af van investerings- en overnameplannen van het bedrijfsleven, en is nauw verbonden met de ontwikkeling van de conjunctuur. De mate van gebruik van deze regeling wordt halfjaarlijks in een rapportage verstrekt aan de Tweede Kamer.

Op dit moment is de verwachting de Groeifaciliteit de meest effectieve manier is om achtergestelde leningen fondsen voor het MKB te stimuleren. In 2016 wordt op basis van de dan beschikbare informatie bezien met welke omvang het budget van de Groeifaciliteit meerjarig moet worden opgehoogd om deze fondsen, voor het NLII, te accommoderen. Deze verhoging wordt gedekt uit het garantiebudget van € 500 min dat in het Aanvullend actieplan MKB-financiering beschikbaar is gesteld voor achtergestelde leningenfondsen.

 

Kengetal

2010

2011

2012

2013

2014

Verstrekte garanties Groeifaciliteit, x€ 1 min

25

12

13

8

32

Totaal aantal verstrekte garanties

32

17

21

16

20

Bron: RVO.nl

         

Garantie Ondernemingsfinanciering

De GO-regeling is ingevoerd ten tijde van de kredietcrisis en gericht op middelgrote en grote bedrijven. Via deze regeling krijgen banken een garantie van 50% van de overheid, zodat nieuwe bankleningen en/of bankgaranties kunnen worden verstrekt. In het geval van bankgaranties zijn ook schadeverzekeraars toegelaten tot de regeling. De GO-regeling is net als de Groeifaciliteit kostendekkend, met als opzet dat banken/ schadeverzekeraars er slechts gebruik van maken indien zij vanwege het risicoprofiel niet zelfstandig of onvoldoende in staat zijn in de kern gezonde bedrijven te financieren. Het gebruik volgt sterk de conjuncturele ontwikkeling. In het regeerakkoord van het huidige kabinet is afgesproken om de GO-regeling structureel te maken met een garantieplafond van € 400 min.

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015-2016, 34 300 XIII, nr. 2

64

 

Kengetal

2010

2011

2012

2013

2014

Verstrekte garanties GO, x€ 1 min

413

261

103

103

82

Totaal aantal verstrekte garanties

104

62

53

51

39

Bron: RVO.nl

         

Garantieregeling Scheepsnieuwbouwfinanciering In navolging van andere EU-landen is een garantieregeling geïntroduceerd die het bankkrediet aan de scheepsbouwer garandeert gedurende de periode van de bouw van het schip. Met de GSF kunnen banken 80% Staatsgarantie krijgen op de financiering van de bouw van een schip. Op basis van de beperkte benutting van de regeling sinds de start in 2013 is het jaarlijks garantieplafond per 2015, in overeenstemming met het garantiekader, teruggebracht tot € 400 min. Dit is ook het voorgestelde plafond voor 2016. Met stakeholders (onder andere maritieme sector en betrokken banken) is in de afgelopen periode onderzocht wat de oorzaken van het geringe gebruik zijn en wordt nog bezien of en hoe aanpassing van de regeling gewenst en mogelijk is. De regeling die een looptijd heeft van vijf jaar wordt voorlopig voortgezet.

 

Kengetal

2013

2014

Verstrekte garanties Scheepsnieuwbouw, x€ 1 min

44

0

Totaal aantal verstrekte garanties

6

0

Bron: RVO.nl

   

MKB-financiering

In het aanvullend actieplan MKB-financiering van 8 juli 2014 heeft het kabinet aangekondigd een garantiebedrag van € 400 min ter beschikking te stellen om de funding van nieuwe aanbieders van MKB-financiering mogelijk te maken. Naast alle andere initiatieven en plannen is er behoefte aan nieuwe financiers en nieuwe financieringsmogelijkheden voor het verstrekken van vreemd vermogen aan het MKB. Het vinden van funding voor deze nieuwe mogelijkheden is echter, bij gebrek aan voldoende track-record van dergelijke financiers, lastig. Met het Aanvullend Actieplan MKB-financiering is er daarom voor goede initiatieven ruimte beschikbaar om die funding te vereenvoudigen met behulp van een overheidsgarantie. Een overheidsgarantie zal kostendekkend moeten zijn en geen staatssteun mogen inhouden. Na een oproep voor voorstellen eind 2014 zijn 8 partijen uitgekozen, waarmee de onderhandelingen over een garantie-overeenkomst zullen worden gestart. Er zijn nog geen uitgaven gerealiseerd, alleen een storting in de interne begrotingsreserve MKB financiering.

Subsidies

Bevorderen Ondernemerschap

Dit budget wordt gebruikt voor diverse instrumenten die als doel hebben het ondernemingsklimaat te verbeteren. Het budget wordt gebruikt voor het realiseren van de nieuwe beleidsambities, zoals Techniekpact en Ambitieus Ondernemerschap. In het Aanvullend Actieplan MKB-financiering zijn middelen uitgetrokken voor ketenfinanciering, verbeteren kredietinformatie, het verhogen van de ambitie en verbetering groeivaardigheden in het kleinbedrijf en het stroomlijnen en toegankelijker maken van het financieringsinstrumentarium. Verder is het budget gebruikt voor (uitvoerings)bekostiging van de jaarlijkse Transparantie

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015-2016, 34 300 XIII, nr. 2

65

Benchmark, programma's voor kapitaalmarkt, zelfstandigenregeling, innovatiegericht inkopen, topsectoren en de programmakosten voor corporate governance.

Microfinanciering

Voor kleine bedrijven en startende ondernemers is het zogenaamde microfinancieringsbeleid ontwikkeld. Qredits (stichting Microfinanciering Nederland) biedt sinds 2009 microkredieten aan in heel Nederland tot maximaal € 50.000. EZ heeft hier financieel aan bijgedragen door het verstrekken van een (achtergestelde) lening en een garantstelling op de lening van de BNG aan Qredits.

Naast het krediet is coaching een belangrijk onderdeel van het microfinancieringsbeleid. Qredits heeft hiervoor de afgelopen jaren met steun van EZ onder andere een vrijwillige coachpool opgezet.

Sinds eind 2013 verstrekt Qredits ook zogenaamde MKB-kredieten tussen de € 50.000 en € 150.000. Om dit mogelijk te maken heeft het kabinet in 2013 € 30 min uitgetrokken voor de vervolgfinanciering van Qredits (stimuleringspakket, september 2013). De grens van het MKB krediet is eind 2014 opgetrokken tot € 250.000. Mede gezien de groeiende behoefte aan werkkapitaal is het de verwachting dat Qredits vanaf het najaar 2015 hier ook een financieringsproduct beschikbaar voor heeft, de zogenoemde werkkapitaal kredieten.

Het kabinet heeft € 100 min. garantieruimte beschikbaar, mocht voor het verstrekken van nieuwe funding aan Qredits een overheidsgarantie nodig zijn. De verwachting is dat hiermee minimaal € 100 min nieuwe financiering in de markt mogelijk wordt gemaakt.

 

Indicator

Referentie-

Peildatum

Raming

Bron

 

waarde

 

2016

 

Aantal verstrekte kredieten (Micro- en MKB-krediet)

610

2009

2.250

Qredits

De verwachting is dat Qredits in 2016 1.400 microkredieten en 250 MKB-kredieten en 600 werkkapitaal kredieten verstrekt en dus totaal 2.250 kredieten aan kleine en startende ondernemers. Bij de start van het microfinancieringsbeleid (en Qredits) in 2009 is een streefwaarde voor 2016 gesteld om 2.500 kredieten te verstrekken. De verwachting is dat deze niet geheel gehaald wordt, maar wel bij benadering.

Biobased Economy (BBE)

Binnen de topsectorenaanpak is biobased economy een cross-sectoraal thema voor met name de sectoren Energie, Chemie en Agrifood. Voor de uitvoering van het innovatiecontract BBE is het Topconsortium voor Kennis- en Innovatie (TKI) BBE opgericht. Voor de komende 12 jaar heeft de TKI BBE de onderzoekagenda 2015-2027 ontwikkeld, samen met DLO, TNO, NWO, ECN en VNO en ruim 180 al eerder bij de TKI betrokken bedrijven. Bedrijven hebben zich via een letter of intent bereid verklaard in totaal € 270 min bij te dragen.

De regio's in Nederland zijn voortvarend aan de slag met biobased economy. Zes actieve regionale clusters, ieder met zijn eigen specialisatie, hebben in totaal € 50 min per jaar gereserveerd in specifieke biobased investeringsfondsen.

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015-2016, 34 300 XIII, nr. 2

66

Alles bijeen zijn, in de diverse regio's, zeker 700 bedrijven betrokken en is de afgelopen drie jaar meer dan € 1,5 mld geïnvesteerd, waarvan € 1,1 mld in bio-energieprojecten.

Met het project «Ruimte in regels» worden belemmeringen in wet- en regelgeving onderzocht die bedrijven ervaren bij het doen van innovatieve investeringen. EZ zoekt samen met ondernemers naar oplossingen om investeringen mogelijk te maken of snelleren effectiever te kunnen doen. Het kabinet zet de Green Deal aanpak voort met als doel groene groei te versnellen door de creativiteit en dynamiek in de samenleving te benutten. Green Deals bieden bedrijven, maatschappelijke organisaties en andere overheden een laagdrempelige mogelijkheid om samen met de overheid te werken aan groene groei. Centrale gedachte is dat de overheid initiatieven faciliteert en versnelt door het wegnemen van knelpunten op het vlak van wet- en regelgeving, netwerkvorming, innovatie en marktprikkels. Een overzicht van de Green Deals is te vinden op www.ondernemendgroen.nl/Greendeals en in de loop van 2015 ook op www.greendeals.nl. In 2016 komen de resultaten beschikbaar van de externe effectmeting. De aanpak zal verder verbreed worden naar andere maatschappelijke domeinen, zoals gezondheid en zal internationaal onder de aandacht worden gebracht van andere EU lidstaten en de Europese Commissie.

In nauwe samenwerking met het Ministerie van Infrastructuur en Milieu (l&M) wordt gewerkt aan het aanpakken van kwetsbaarheden rond grondstoffenvoorzieningszekerheid door de innovatieve kracht van de circulaire economie in te zetten. De kennisbasis om kwetsbaarheden en circulaire kansen inzichtelijk te krijgen dient verder te worden versterkt. Een belangrijke basis zal de Monitor Materiaalstromen Plus zijn die in 2016 waar mogelijk wordt geïmplementeerd. Deze monitor vormt de basis waarop andere bronnen en analyses worden gebouwd.

Uitfinanciering subsidies

De volgende regelingen zijn inmiddels beëindigd en betreffen alleen nog uitfinanciering: Valorisatie/SKE, Innovatieve scheepsbouw en Besluit Subsidie Regionale Investeringsprojecten.

Opdrachten

Onderzoek & ontwikkeling

Uit dit budget worden beleidsonderzoek, verplichte evaluaties van beleidsinstrumenten en beleidsdoorlichtingen gefinancierd.

ICT-beleid

Voorzien wordt dat de komende decennia een vergaande digitalisering van economische en productieprocessen zal plaatsvinden. Om de Nederlandse economie hierop voor te bereiden heeft de Minister van Economische Zaken een boegbeeld ICT aangesteld die samen met de wetenschap en industrie aan de slag gaat om de economie te helpen met de inbedding van deze productieprocessen.

Voor toepassingen van (over)morgen (onder andere zorg, duurzame energie) en voor economische ontwikkeling en voor talentontwikkeling, is een sterke kennis- en innovatiebasis op ICT-gebied belangrijk. De technologie en de toepassingen ontwikkelen zich immers razendsnel, bijvoorbeeld op het gebied van big data, sensoren en cyber security. Het doel van de nieuwe Roadmap ICT voor Topsectoren (2016-2019) is dat die ICT-innovatiekansen kunnen worden benut, waarbij de overheid faciliteert

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015-2016, 34 300 XIII, nr. 2

67

dat bedrijven samenwerken met kennisinstellingen, zoals universiteiten, NWO en TNO.

Belangrijke acties op het ICT-domein zijn: Smart Industry

Met FME, VNO NCW, TNO en de Kamer van Koophandel is het Actieplan Smart Industry opgesteld met acties gericht op het verzilveren van bestaande kennis, het versnellen in fieldlabs, versterken van Research&Development en expliciete aandacht voor human capital.

ICT doorbraakprojecten

EZ werkt aan een tiental ICT-doorbraakprojecten die gericht zijn op het opschalen van ICT-toepassingen in een aantal topsectoren, zoals zorg, onderwijs en detailhandel. Het doel is om de belemmeringen voor het gebruik van ICT weg te nemen en de ICT kennis te vergroten.

Skills

Digitale vaardigheden van de (toekomstige) beroepsbevolking zijn van toenemend belang om te zorgen voor economische groei en innovatief vermogen. Het kabinet werkt met het bedrijfsleven en maatschappelijke partners aan het publiek-private programma Digivaardig en aan een Human Capital Actieagenda ICT-innovatie. Met de Human Capital Agenda ICT-innovatie wil EZ een bijdrage leveren aan voldoende ICT'ers en werknemers met de gevraagde ICT- en innovatievaardigheden (toekomstgerichte, flexibele en duurzame skills), zodat zij nu en in de toekomst goed kunnen omgaan met nieuwe, snel veranderende technologieën.

ICT onderzoek

De Nederlandse ICT infrastructuur is van hoog niveau. Om de ICT onderzoekinfrastructuur op niveau te houden zijn aanvullende innovatieinvesteringen nodig. Voor de periode 2017 tot en met 2019 dragen EZ en OCW daarom samen € 12 min bij. De structureel benodigde financiering zal volgens EZ en OCW moeten worden geregeld door de hoger onderwijs instellingen.

Digitale overheid

Het kabinet heeft de ambitie dat ondernemers en burgers in 2017 hun zaken met de overheid digitaal kunnen afhandelen, waarbij zij gebruik kunnen maken van een aantal generieke voorzieningen. Een informatieportaal (ondernemersplein.nl), een inlogvoorziening (eHerkenning/elD), een voorziening om digitaal zaken te doen met de overheid (Ondernemingsdossier), een Berichtenbox en standaarden voor informatieuitwisseling (zoals Standard Business Reporting en e-factureren) zijn onderdeel van de Generieke Digitale lnfrastructuur,waarmee ondernemers steeds meer zaken «24 uur per dag, 7 dagen per week» kunnen regelen met de overheid. Dat leidt tot meer gemak en tijdsbesparing voor zowel ondernemers als de overheid.

Ondernemingsdossier

Het Ondernemingsdossier is het generieke platform waarmee ondernemers digitaal zaken doen met de overheid. De focus ligt hierbij op MKB-ondernemers die vaak met de overheid te maken hebben. Zes nieuwe branches zijn actief, zodat inmiddels in totaal tien branches aangesloten zijn. Inmiddels is met de uitrol via brancheorganisaties en verschillende overheden zoals gemeenten een solide basis gelegd om het Ondernemingsdossier verder uit te rollen.

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015-2016, 34 300 XIII, nr. 2

68

Vermindering regeldruk

Met het kabinetsbrede programma «Goed Geregeld: een verantwoorde vermindering van de regeldruk 2012-2017» zet het kabinet in op de vermindering van regeldruk voor bedrijven, burgers en professionals. De aanpak bestaat uit zes samenhangende actielijnen:

  • 1. 
    Minder regeldruk door transparantie van wet- en regelgeving.
  • 2. 
    Structurele verlaging van de regeldruk met € 2,5 mld.
  • 3. 
    Minder regeldruk door betere (digitale) dienstverlening.
  • 4. 
    Minder stapeling, slimmer toezicht.
  • 5. 
    Merkbare vermindering regeldruk in regeldichte domeinen.
  • 6. 
    Minder regeldruk door bestuurlijke samenwerking (gemeenten en Europa).

In de aansluitende tabel is de doelstelling en raming 2016 van de kwantitatieve doelstelling van € 2,5 mld in kaart gebracht. Naar verwachting zal de realisatie eind 2016 op € 2,2 mld uitkomen.

 

Indicator

Referentiewaarde

Peildatum

Raming 2016

Streefwaarde

Planning

Bron

Netto verlaging regeldruk (cumulatief)

€ 1,153 mld

2014

€ 2,2 mld

€ 2,5 mld

2017

EZ

Gezien het steeds sneller wordende tempo van innovatie is het van belang om als overheid wendbaar te blijven, onder andere door wet -en regelgeving aan te passen aan de veranderende economische en maatschappelijke dynamiek. Daarom is een aanpak gestart waarbij ten eerste een aantal concrete casussen zijn bekeken waar wet en regelgeving innovatie belemmert. Daarnaast is gekeken hoe wet- en regelgeving in algemene zin toekomstbestendiger kan worden gemaakt, onder andere door het toepassen van concepten als doelregulering. Right to Challenge en experimenteerruimte.

Maatwerkaanpak

Het kabinet zet niet alleen in op een kwantitatieve reductie van regeldruk. Binnen de maatwerkaanpak regeldichte domeinen is het kabinet met ondernemers in dialoog om te achterhalen waar regels in de praktijk leiden tot ergernissen of onnodige regeldruk. In 2016 zullen voor de meeste maatwerksectoren, waaronder logistiek, bouw, agrofood, winkelambacht en de chemie actieplannen in uitvoering zijn en concrete resultaten kunnen worden bereikt.

Slimmer toezicht

Om een impuls te geven aan «beter, slimmer en efficiënter toezicht» is EZ met andere departementen, inspecties en bedrijfsleven via zogenaamde toezichttafels in sectoren op zoek naar mogelijkheden om de naleving van regels te verbeteren en maatschappelijke risico's te beperken.

Bijdrage aan (inter)nationale organisaties

Nederlands Bureau voor Toerisme en Congressen (NBTC) en de United Nations World Tourism Organization (UNWTO)

EZ zal voor de periode 2016-2019 een meerjarig contract met het NBTC afsluiten om het inkomend toerisme te bevorderen. EZ stelt in deze periode budget beschikbaar voor de internationale branding en marketing van Nederland en internationale congreswerving. Het budget wordt ingezet op de belangrijkste toeristische herkomstmarkten en doelgroepen.

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015-2016, 34 300 XIII, nr. 2

69

De strategie is erop gericht om internationale bezoekers te spreiden in tijd en ruimte.

UNWTO

Er wordt bijgedragen in de overheadkosten van het secretariaat van de UNWTO.

Bijdragen aan instituten

Betreft een verzamelpost van verschillende kleine bijdragen aan diverse instituten, ten behoeve van het programma-onderzoek op het terrein van MKB en ondernemerschap, het kenniscentrum MVO Nederland en de Koning-Willem I prijs.

Bijdrage aan ZBO's/RWT's

De Kamer van Koophandel voert vijf wettelijke taken uit in het kader van ondernemerschapsbeleid: houden van het handelsregister, inrichten en beheren van Ondernemerspleinen - zowel digitaal als fysiek, geven van inlichtingen en voorlichting aan ondernemers onder meer via online informatie, stimuleren van innovatie via advies en voorlichting, en regio specifieke activiteiten bijvoorbeeld door middel van regionale onderzoeken, overleggen en samenwerkingsvormen. Hiervoor krijgt de Kamer van Koophandel een rijksbijdrage, daarnaast genereert de Kamer van Koophandel eigen inkomsten uit verkoop van eigen producten en diensten. Jaarlijks wordt een activiteitenplan opgesteld. Bij het opstellen ervan spelen de Centrale Raad en de Regionale Raden met daarin onder meer ondernemers een adviserende rol. Hoe de Kamer van Koophandel presteert wordt gemonitord door middel van prestatie-indicatoren zoals bereik en de tevredenheid van ondernemers over de dienstverlening van de Kamer van Koophandel. De Kamer van Koophandel heeft vorig jaar een versnelde digitaliseringsstrategie gekozen, deze krijgt in 2016 verder vorm.

Daarnaast zal naar verwachting begin 2016 de Wijziging van de Handelsregisterwet 2007 aan de Tweede Kamer aangeboden worden. Het wetsvoorstel beoogt ter versterking van de rechtszekerheid in het economisch verkeer, de kwaliteit van het handelsregister te vergroten en de slagvaardigheid van de Kamer van Koophandel bij de uitvoering van de handelsregistertaak te verbeteren. Het handelsregister maakt als basisregistratie onderdeel uit van de Generieke Digitale Infrastructuur (GDI).

Verder wordt gewerkt aan de verdere ontwikkeling van de regionale ondernemerspleinen, het digitale ondernemersplein en het vergroten van bereik en klantwaardering. Daartoe is in 2015 ingezet op het plaatsen van meer content op het digitale ondernemersplein en de realisatie van een Engelstalige versie. In 2016 zal het digitale ondernemersplein zich verder ontwikkelen, onder andere door de ondernemer persoonlijker van dienst te zijn en hem gerichter informatie aan te bieden. De informatiebehoefte bij ondernemers is hierbij leidend.

Het digitale ondernemersplein zal faciliteren dat de content gemakkelijk door andere overheidsorganisaties op hun kanalen kan worden hergebruikt.

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015-2016, 34 300 XIII, nr. 2

70

Bijdrage aan agentschappen

Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO.nl) Deze middelen zijn grotendeels voor de uitvoering van de garantieinstrumenten, zoals BMKB, Groeifaciliteit, Garantie Ondernemingsfinanciering en de Garantiefaciliteit Scheepsnieuwbouwfinanciering, uitvoering van de IND zelfstandigen- en BBH-regeling. Dit betreft activiteiten als beoordeling van aanvragen, voorlichting over de instrumenten, terugontvangen van kredieten, etc.

Logius

De bijdrage aan Logius bestaat uit een bijdrage aan het programma (Bureau)Forum Standaardisatie.

Industrieel participatiebeleid

Het doel van het industrieel participatiebeleid (IP-beleid) is om bij een gebrek aan een open en gelijke internationale defensiemarkt de Nederlandse defensie- en veiligheid gerelateerde bedrijven te ondersteunen bij het verkrijgen van een gelijkwaardige positie op de defensiemarkt. Hiermee wordt een bijdrage geleverd aan de overheidstaken op het gebied van veiligheid van Nederland; zowel in directe zin als door deelname aan internationale samenwerkingsprogramma's. Het beleid is erop gericht om bij de aanschaf van defensiematerieel bij buitenlandse bedrijven door het Ministerie van Defensie de Nederlandse industrie en kennisinstellingen zo goed mogelijk te betrekken.

Het IP-beleid houdt in dat bij aanbestedingen van defensiematerieel per geval wordt bekeken of er industriële participatie (IP) zal worden geëist. De basis hiervoor is de Defensie Industrie Strategie (DIS) waarin prioritaire technologiegebieden zijn vastgesteld. De inhoud en omvang van de IP wordt per geval afgesproken. Verwacht wordt dat de omvang gemiddeld circa 60% van de opdrachtwaarde van Defensie zal zijn. De indicator «gerealiseerde invulling IP-verplichtingen» geeft het bedrag weer dat door buitenlandse partijen bij Nederlandse bedrijven besteed wordt als invulling van IP-afspraken. De streefwaarde voor de gerealiseerde invulling voor 2016 is gesteld op € 350 min.

 

Indicator

Referentiewaarde

Peil- datum

Raming 2016

Bron

Gerealiseerde invulling compensatie / IP-verplichting (5 jaars gemiddelde)

€ 383 min

2014

€ 350 min

EZ

Ontvangsten

De posten Begrotingsreserve BMKB en GO hebben betrekking op de geraamde onttrekkingen uit de begrotingsreserves ter dekking van de geraamde uitgaven op de ingeroepen garanties. De post «Joint Strike Fighter» betreft de geraamde afdrachten van de Nederlandse industrie aan de Staat op basis van in de Medefinancieringsovereenkomst JSF (MFO) overeengekomen afdrachtregeling over de Nederlandse industrie-inkomsten ten gevolge van uitgevoerde productie-en instandhoudingsopdrachten voor het F-35 project (JSF). In de budgettaire tabel zijn onder het kopje «ontvangsten» de interne begrotingsreserves van de BMKB en GO expliciet vermeldt om een splitsing te duiden tussen de provisie ontvangsten en onttrekkingen in de interne begrotingsreserves.

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015-2016, 34 300 XIII, nr. 2

71

Interne begrotingsreserves

Er zijn interne begrotingsreserves voor de BMKB, de regeling Garantie Ondernemingsfinanciering (GO), de Groeifaciliteit (GF), de Garantieregeling Scheepsnieuwbouwfinanciering (GSF) en de garanties voor nieuwe aanbieders van MKB-financiering. De GO, GF, GSF en de garanties voor alternatieve aanbieders van MKB-financiering betreffen kostendekkende regelingen, waarvan de te realiseren premie-ontvangsten toereikend zijn voor het afdekken van eventuele verliesdeclaraties. De interne begrotingsreserves zijn ervoor bedoeld inkomsten uit premies en uitgaven voor schades, die over de jaren kunnen fluctueren, te verevenen. In onderstaande tabel zijn de saldi van de begrotingsreserves per 31 december 2014 weergegeven.

 

Stand interne begrotingsreserves per 31 december 2014 (x € 1.000)

Interne begrotingsreserve Borgstelling MKB-kredieten

 

(BMKB)

66.555

Interne begrotingsreserve Garantie Ondernemingsfinan-

 

ciering (GO)

55.009

Interne begrotingsreserve Garantiefaciliteit Scheepsnieuw-

 

bouwfinanciering

10.044

Interne begrotingsreserve Groeifaciliteit

5.000

Interne begrotingsreserve garantie MKB-faciliteiten

9.000

Budgettair belang fiscale maatregelen

Bedragen x € 1 min

 
 

2014

2015

2016

2017

2018

2019

2020

Zelfstandigenaftrek

1.782

1.822

1.843

1.875

1.906

1.936

1.968

Extra zelfstandigenaftrek starters

109

111

113

115

117

119

121

Startersaftrek bij arbeidsongeschiktheid

2

2

2

2

2

2

2

FOR, niet omgezet in lijfrente

49

49

48

48

48

48

49

Meewerkaftrek

7

7

7

6

6

6

6

Stakingsaftrek

16

15

14

14

13

12

12

Doorschuiving stakingswinst

232

245

250

262

275

289

303

Bedrijfsopvolgingsfaciliteit in successiewet

250

250

250

250

250

250

250

Kleinschaligheidsinvesteringsaftrek

371

395

402

414

427

440

453

Willekeurige afschrijving starters

8

8

8

8

8

8

9

Persoonsgebonden aftrekpost durfkapitaal

4

3

3

2

1

0

0

Verlaagd BTW-tarief Logiesverstrekking (incl.

             

kamperen)

594

606

616

626

637

648

659

Verlaagd BTW-tarief Voedingsmiddelen horeca

1.674

1.700

1.724

1.749

1.774

1.800

1.826

BTW Kleine ondernemersregeling

130

139

147

156

166

176

186

Verlaagd accijnstarief kleine brouwerijen

1

2

2

2

2

2

2

Vrijstelling overdrachtsbelasting bedrijfsover-

             

dracht in familiesfeer

16

16

16

17

17

17

18

Een toelichting op deze fiscale regelingen is opgenomen in de internet-bijlage 12 bij de Miljoenennota (Toelichting op de belastinguitgaven).

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015-2016, 34 300 XIII, nr. 2

72

14 Een doelmatige en duurzame energievoorziening Algemene doelstelling

Een internationaal concurrerende energievoorziening die betrouwbaar, veilig en duurzaam is.

Om deze doelstelling te bereiken zet EZ financiële instrumenten in zoals subsidies en garanties, maar ook niet-financiële instrumenten zoals het stroomlijnen van energieregelgeving om de werking van de energiemarkt te verbeteren, de regeldruk te verminderen en efficiënter toezicht mogelijk te maken.

Rol en verantwoordelijkheid

De Minister van EZ is op grond van de Elektriciteitswet en de Gaswet verantwoordelijk voor het energiebeleid. Hieruit vloeien de volgende verantwoordelijkheden voort:

Financieren

  • Het voeren van het financieel instrumentarium op de beleidsterreinen hernieuwbare energie, energiebesparing en innovatieve energietechnologieën.

(Doen)Uitvoeren

  • Het vergroten van het aandeel hernieuwbare energie (conform afspraken Energieakkoord: 14% in 2020 en 16% in 2023).
  • Het vergroten van het aandeel energiebesparing (conform afspraken Energieakkoord: besparing met gemiddeld 1,5% per jaar en 100 PJ in 2020).

Regisseren

  • Het regisseren van de realisatie van grote energie-infrastructuur projecten die onder de rijkscoördinatieregeling vallen; dit betekent als projectminister, samen met de Minister van Infrastructuur en Milieu, verantwoordelijk voor de ruimtelijke inpassing van projecten en voor de coördinatie van benodigde projecten.
  • Het stimuleren van een goed werkende Europese energiemarkt met een adequate infrastructuur.
  • Het creëren van randvoorwaarden waardoor de energievoorziening internationaal kan concurreren en het verdienpotentieel van de energiesector ten volle wordt benut.
  • Het creëren van randvoorwaarden voor een doelmatige en verantwoorde winning van onze bodemschatten.
  • Het stimuleren van de transitie naar een duurzame en betrouwbare energievoorziening.
  • Het bieden van mogelijkheden aan lokale energieprojecten.
  • Het coördineren van het energiebesparingsbeleid via de verschillende vakministers en het stimuleren van energiebesparing in de industrie en energiesectoren.
  • Het stimuleren van de ontwikkeling en gebruik van innovatieve energietechnologieën.
  • Het stimuleren van de verdergaande reductie van C02- uitstoot van energiebedrijven en industrie.

Kengetal HHI en C3

De C3 is het gezamenlijk marktaandeel van de drie grootste leveranciers. De mate van concentratie op de kleinverbruikersmarkt voor elektriciteit en gas vormt een indicatie voor de concurrentie op die markten. Een indicator hiervoor is de Herfindahl-Hirschman Index (HHI). Een markt met

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015-2016, 34 300 XIII, nr. 2

73

een HHI onder de 1.800 punten wordt gezien als een competitieve markt en een markt met een index tussen de 1.800 en 8.000 punten wordt gezien als een geconcentreerde markt.

 

Kengetal

2011

2012

2013

2014

Ambitie 2016

  • 1. 
    Concentratiegraad in de retailsector elektriciteit -HHI

-C3

  • 2. 
    Concentratiegraad in de retailsector gas -HHI

-C3

Bron: ACM

2.465

85% 2.344

83%

2.338 83% 2.258

81%

2.276 81% 2.204

79%

2.230 81% 2.171

79%

Stabiliseren tussen 1.800-2.500 Daling/lager

Stabiliseren tussen 1.800-2.500 Daling/lager

 

Kengetal

   

2011

2012

2013 2014

Elektriciteitsstoring in minuten per jaar Bron: Netbeheer Nederland

   

23 min

27 min

23 min 20 min

Toelichting

Het aantal storingsminuten per huishouden per jaar geeft een indicatie van de leveringszekerheid van elektriciteit. Het aantal en de duur van de stroomstoringen was in 2014 historisch laag. Een huishouden had in 2014 gemiddeld 20 minuten geen stroom als gevolg van een storing. In 2015 heeft een stroomstoring bij Diemen grote maatschappelijke effecten gehad voor in het noorden van de Randstad. Naar verwachting zal als gevolg hiervan het aantal storingsminuten in 2015 stijgen.

Beleidswijzigingen

Groningen

Met de besluiten over het winningsplafond, de bestuurlijke akkoorden van begin 2014 en begin 2015 en het instellen van een Nationaal Coördinator Groningen (NCG) wordt gewerkt aan herstel van vertrouwen in Groningen. Vertrouwen dat noodzakelijk is om in de toekomst veilig en met draagvlak gas te kunnen winnen in Groningen. Daarmee hangen ook investeringen samen. Specifiek gaat het om de Overheidsdienst Groningen, de onderzoeksgroep energie en de versterking van het Staatstoezicht op de Mijnen (SodM).

STROOM

Het voorstel voor een Elektriciteits- en gaswet (STROOM) is op 4 mei 2015 ingediend bij de Tweede Kamer. Het streven is het wetsvoorstel per 1 januari 2016 in werking te kunnen laten treden, zodat in 2016 en de jaren daarna belangrijke stappen gezet kunnen worden in de uitvoering van het Energieakkoord. Met name voor de doelstelling voor windenergie op zee is tijdige inwerkingtreding van STROOM cruciaal.

Om tijdige inwerkingtreding van STROOM te kunnen realiseren is ervoor gekozen delen van het wetsvoorstel beleidsneutraal over te nemen uit bestaande wetten. Het voornemen is in 2016 een wetsvoorstel bij de Tweede Kamer in te dienen om de resterende wenselijke wijzigingen door te voeren in de elektriciteits- en gasregelgeving. Met name de regelgeving omtrent levering, consument en de codes van ACM zijn aan herziening toe. Met stroomlijning, optimalisering en modernisering van het resterende deel is de elektriciteits- en gasregelgeving klaar voor de toekomst met minder regeldruk voor bedrijven en de overheid.

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015-2016, 34 300 XIII, nr. 2

74

Wind op Zee

Conform de afspraken in het Energieakkoord wordt in 2016 de nieuwe aanpak voor de uitrol van wind op zee voortgezet. De wet windenergie op zee, die op 1 juli 2015 in werking is getreden, is hiervoor een belangrijke randvoorwaarde. De eerste tender voor het gebied Borssele zal eind 2015 worden opengesteld en wordt in de eerste helft van 2016 afgerond. De voorbereidingen voor de tender van het tweede park in het gebied Borssele worden in 2016 afgerond, in het bijzonder door het vaststellen van het kavelbesluit voor dit tweede park. De tender voor het tweede kavel in Borssele wordt opengesteld in de tweede helft van 2016 en sluit voor het einde van het jaar. In 2016 wordt bovendien het inpassingsplan voor het transmissiesysteem voor het gebied Borssele vastgesteld.

Energierapport

In december 2015 zal het kabinet het Energierapport met een integrale en strategische visie op de energievoorziening in Nederland uitbrengen. Het Energierapport bevat tevens specifieke thema's en dilemma's die relevant zijn richting een volledig duurzame energievoorziening in 2050. Deze zullen in 2016 tijdens een Energiedialoog met de samenleving aan de orde moeten komen. Gegeven de complexiteit van het energievraagstuk hecht het kabinet sterk aan externe inbreng. Burgers, bedrijven, andere overheden en maatschappelijke organisaties worden uitgenodigd aan de dialoog deel te nemen en hun kennis en kunde in te brengen voor de energietransitie. Uit de dialoog volgt in het najaar van 2016 een beleidsagenda. Tegelijkertijd zal de evaluatie van het Energieakkoord worden gepubliceerd.

Europa

De transitie naar een duurzame energievoorziening en naar een C02-arme economie met 80-95% C02-reductie in 2050 is de samenbindende koers voor Nederland en voor Europa. Een goed werkende interne markt voor energie is wat Nederland betreft het belangrijkste middel om de transitie naar een C02-arme economie te faciliteren en tegelijkertijd de leveringszekerheid en de betaalbaarheid te borgen en daarmee de concurrentiekracht van de Unie te vergroten onder andere door versterking van de regionale samenwerking, zowel in het kader van het Penta-overleg als in versterking van de bilaterale samenwerking met Duitsland en België. Nederland is de eerste helft van 2016 voorzitter van de Europese Unie. In dat kader organiseert EZ op energiegebied twee grote evenementen: een Informele Energieraad en een ambtelijke bijeenkomst Energie.

Schaliegas

Het kabinet heeft besloten dat deze kabinetsperiode geen boringen naar schaliegas zullen plaatsvinden. In het Energierapport 2015 zal het kabinet een integrale visie op een duurzame energievoorziening geven. Indien daaruit blijkt dat het wenselijk is om de winning van schaliegas in Nederland als optie niet uit te sluiten, zal het kabinet participeren in breed, langjarig wetenschappelijk onderzoek in Europees verband met alleen ruimte voor boringen met een wetenschappelijk doel. De keuze die in het Energierapport over schaliegas wordt gemaakt, zal begin 2016 worden verankerd en ruimtelijk worden uitgewerkt in de structuurvisie Ondergrond. Gelet op het belang van een integrale afweging wordt geen aparte structuurvisie Schaliegas meer opgesteld. Commerciële opsporing en winning van schaliegas is de komende vijfjaar niet aan de orde. De bestaande vergunningen gericht op de opsporing van schaliegas worden dan ook niet verlengd. Nieuwe aanvragen zullen worden afgewezen. Deze aanpak biedt de gelegenheid om decentrale overheden actief te betrekken

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015-2016, 34 300 XIII, nr. 2

75

bij de besluitvorming, conform de kabinetsreactie op het rapport «Aardbevingsrisico's in Groningen» van de Onderzoeksraad voor Veiligheid (OVV) (TK, 33 529, nr. 143).

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015-2016, 34 300 XIII, nr. 2

Budgettaire gevolgen van beleid

2014 2015 2016 2017 2018 2019 2020

 

VERPLICHTINGEN

2.646.202

5.421.291

5.442.919

371.626

328.886

325.891

327.891

Waarvan garantieverplichtingen

526

31.324

93.050

       

UITGAVEN

1.441.886

1.626.999

1.830.326

1.967.843

2.207.333

2.787.041

3.453.489

Waarvan juridisch verplicht (percentage)

   

97%

       

Subsidies

1.181.789

1.390.584

1.604.948

1.735.467

1.993.971

2.578.074

3.244.974

Topsector Energie

34.925

67.862

55.840

53.688

44.090

41.490

36.490

Energie-innovatie (Innovatie Agenda

             

Energie)

27.383

7.882

2.377

2.368

2.368

2.368

2.368

Green Deal

918

4.296

16.354

       

Energieakkoord

666

35.464

48.089

53.089

49.000

49.000

49.000

MEP

432.032

364.987

278.022

187.847

54.991

47.025

40.025

S DE/S DE +

235.116

802.709

1.119.215

1.337.857

1.762.331

2.358.000

3.036.900

Interne begrotingsreserve duurzame

             

energie

369.356

           

Compensatie Energie-intensieve bedrijven

             

(ETS)

56.956

61.000

61.000

83.045

62.000

61.000

61.000

CCS

4.905

18.705

8.040

6.362

8.080

8.080

8.080

Hoge Flux Reactor

7.250

7.250

8.111

8.111

8.111

8.111

8.111

Elektrisch rijden

2.184

1.123

         

Caribisch Nederland

6.807

17.357

7.900

3.100

3.000

3.000

3.000

Overige subsidies

3.292

1.949

         

Garanties

9.206

7.000

         

Interne begrotingsreserve Aardwarmte

9.206

1.000

         

Opdrachten

28.108

24.579

25.686

77.307

77.737

9.737

9.737

O&O bodembeheer

3.843

6.272

10.768

10.768

8.768

6.768

6.768

Joint implementation

768

1.837

314

209

     

Straling

9.257

23

20

46

46

46

46

Pallas

10.004

13.538

12.034

4.011

     

Onderzoek en opdrachten

4.236

2.909

2.550

2.267

2.323

2.323

2.323

Bijdragen aan agentschappen

47.281

47.797

47.706

40.986

34.784

32.389

32.389

Rijksdienst Voor Ondernemend Nederland

41.949

39.512

39.424

39.310

33.111

30.716

30.716

Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit

692

681

678

672

669

669

669

Kern Fysische Dienst

3.690

0

0

0

0

0

0

KNMI

950

1.004

1.004

1.004

1.004

1.004

1.004

Bijdragen aan ZBO's/RWT's

770.603

113.116

113.116

113.116

113.116

113.116

113.116

Doorsluis COVA heffing

107.594

111.000

111.000

111.000

111.000

111.000

111.000

TNO Bodembeheer

3.009

2.116

2.116

2.116

2.116

2.116

2.116

Bijdragen aan mede-overheden

     

28.000

28.000

28.000

28.000

Uitkoop

     

28.000

28.000

28.000

28.000

Bijdragen aan (inter)nationale organisaties

64.899

56.523

45.470

32.973

26.325

26.325

25.873

ECN/NRG

57.903

55.867

44.487

31.936

25.288

25.288

24.836

Interne begrotingsreserve risicopremie

             

lening ECN/NRG

6.600

           

Diverse instituten

396

656

983

1.037

1.037

1.037

1.037

ONTVANGSTEN

10.801.567

7.305.411

6.386.411

6.170.411

6.659.761

7.470.761

7.993.761

COVA

107.594

111.000

111.000

111.000

111.000

111.000

111.000

SDE+

173.619

320.000

494.000

678.000

1.074.000

1.730.000

2.308.000

Interne begrotingsreserve duurzame

             

energie

 

20.000

77.000

77.000

73.000

78.000

73.000

Aa rdgasbaten

10.505.291

6.850.000

5.700.000

5.300.000

5.400.000

5.550.000

5.500.000

Ontvangsten zoutwinning

2.474

1.761

1.761

1.761

1.761

1.761

1.761

Diverse ontvangsten

12.589

2.650

2.650

2.650

     

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015-2016, 34 300 XIII, nr. 2

77

Budgetflexibiliteit

Subsidies: Van het totale subsidiebudget is 97% juridisch verplicht. Dit percentage is hoog als gevolg van uitfinanciering van tot en met 2015 aangegane verplichtingen, met name langlopende uitbetalingen op reeds afgegeven beschikkingen in het kader van de MEP/SDE en verplichtingen die in 2011, 2012, 2013, 2014 en 2015 zijn aangegaan voor de SDE+.

Opdrachten: Van het opdrachtenbudget is 80% juridisch verplicht. Het betreft uitfinanciering van in voorgaande jaren afgegeven beschikkingen, met name in het kader van Joint Implementation en Pallas.

Bijdragen aan agentschappen: Het budget betreft de financiering van de opdracht 2016 aan RVO.nl, NVWA en het KNMI en is 100% juridisch verplicht.

Bijdragen aan ZBO's/RWT's: Op dit onderdeel is geen sprake van budgetflexibiliteit. Het betreft met name de doorsluis van de COVA-heffing op aardolieproducten, bedoeld voor het dekken van de kosten van het aanhouden van voorraden. Dit is gebaseerd op nationale en internationale wetgeving.

Bijdragen (inter)nationale organisaties: Van het beschikbare budget voor (inter)nationale organisaties is 99% juridisch verplicht. De bijdrage aan ECN betreft een al langlopende gevestigde en op overeenkomsten gebaseerde subsidierelatie ten behoeve van energieonderzoek. Dit betekent dat er op dit onderdeel sprake is van enige budgetflexibiliteit, zij het beperkt op de korte termijn.

Toelichting op de financiële instrumenten

Subsidies

Topsector Energie

De Topsector Energie richt zich op de verduurzaming van de energievoorziening en de versterking van de toegevoegde waarde van de energiesector voor de Nederlandse economie. In samenwerking tussen de overheid, het bedrijfsleven en kennisinstellingen is ervoor gekozen om daarbij de focus te leggen op windenergie op zee, zonne-energie, bio-energie, energiebesparing in de industrie en de gebouwde omgeving, gas, en intelligente netten. In 2015 zijn de innovatiecontracten herzien en geaccordeerd door de Minister van EZ. Deze innovatiecontracten bevatten de gezamenlijke onderzoeks- en innovatieagenda van bedrijven en kennisinstellingen, waarmee aansluiting van onderzoek op de behoeften vanuit de markt wordt gewaarborgd. De Topconsortia voor Kennis en Innovatie (TKI's) voeren deze agenda uit. EZ stimuleert en ondersteunt de topsector energie met reguliere innovatie-middelen en een speciaal voor innovatie afgezonderd deel van de SDE+ middelen.

Het Topteam Energie ziet toe op het onderzoeks- en innovatieportfolio van de TKI's en stuurt zo nodig bij. In 2016 zullen drie TKI's fuseren tot een nieuwe overkoepelende TKI. Dit is het sluitstuk van de versterkte samenwerking tussen de TKI 's die zich richten op energiebesparing in de gebouwde omgeving, zonne-energie en intelligente netten. Daarnaast is er in 2016 veel aandacht voor de verdere uitwerking van systeemintegratie en de cross-overs tussen de verschillende topsectoren en thema's. Het thema systeemintegratie richt zich op inpassing van energie uit

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015-2016, 34 300 XIII, nr. 2

78

hernieuwbare bronnen in het energiesysteem, met specifieke aandacht voor cross-overs tussen elektriciteit, gas en warmte.

Energie-innovatie (Innovatie Agenda Energie)

De Innovatie Agenda Energie is afgerond in 2015. Dit betreft de uitfinanciering van een groot aantal specifieke innovatieprogramma's die in de periode 2008-2011 zijn opgestart met een eenmalige impuls vanuit het Fonds Economische Structuurversterking (FES). De uitkomsten uit de Innovatie Agenda Energie worden zoveel mogelijke meegenomen binnen de Topsector Energie.

 

Kengetal

2011

2012

2013

2014

2015

Ambitie 2016

Aantal deelnemende bedrijven bij TKI1

           

Bron: RvO

n.v.t.

3012

486

612

n.n.b.

700

Kwaliteit van het Nederlandse energieonderzoek gemeten

           

als retourpercentage van het Achtste EU kaderprogramma

           

thema energie3

7,4%

7,0%

6,8%

6,6%

n.n.b.

7,0%

1 In september 2012 zijn de TKI 's opgericht. Daardoor is er geen waarde beschikbaar voor 2011.

2 De oorspronkelijke waarde van 333 is bijgesteld naar 301. Oorzaken hiervoor waren: het terugtrekken van bedrijven uit samenwerkingsprojecten en goedgekeurde projecten die uiteindelijk niet zijn doorgegaan of waarvan de aanvraag is ingetrokken.

3 De cijfers betreffen cumulatieve cijfers vanaf de start van het zevende kaderprogramma in 2007.

Green Deal

De Green Deal aanpak is sinds 2011 een onderdeel van het groene groei beleid van het kabinet. Ook in het Energieakkoord zijn de Green Deals als één van de instrumenten genoemd in het streven om tot een volledig duurzame energiehuishouding te komen. De onderwerpen van deze energie deals zijn zeer divers, variërend van energiebesparing tot elektrisch vervoer. Aangezien het initiatieven uit de samenleving zijn, is er op voorhand geen inzicht mogelijk in welk type energiedeals er in 2016 zullen worden afgesloten. De deals hebben veelal een looptijd van drie jaar en zijn volop in uitvoering. Een aantal deals is in 2015 beëindigd. Sinds 2011 zijn er 105 Green Deals afgesloten met als (deel) thema energie. Een compleet overzicht van Green Deals is te vinden op: http://www.greendeals.nl.

Energieakkoord

De Demonstratieregeling Energie-innovatie (DEI) komt voort uit het Energieakkoord en is gericht op versnelling van de commercialisering van energie-innovaties voor de export. De regeling draagt bij aan de ambitie om de economische waarde van de schone energie-technologieketen in 2020 te verviervoudigen ten opzichte van 2010. De regeling is in 2014 gestart. In 2015 zijn twee tenders uitgevoerd, waarvoor in totaal € 34 min aan subsidiebudget beschikbaar was. In 2016 zal het subsidiebudget stijgen tot € 44 min.

Milieukwaliteit van de Elektriciteitsproductie (MEP)/Stimulering Duurzame Energieproductie (SDE)

Dit betreft de uitfinanciering van verplichtingen die in het verleden in het kader van de Milieukwaliteit van de Elektriciteitsproductie (MEP) en Stimulering Duurzame Energieproductie (SDE) zijn aangegaan. MEP-subsidie is verleend aan elektriciteitsproducenten met wind- en zon-energie, waterkracht en biomassa. Projecten ontvangen MEP-subsidie tot aan het einde van de subsidietermijn. De MEP-subsidie geldt voor een periode van tien jaar. Aan het eind van de looptijd wordt de definitieve subsidie vastgesteld.

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015-2016, 34 300 XIII, nr. 2

79

De SDE-regeling is de opvolger van de MEP. De SDE is een exploitatiesubsidie die het verschil vergoedt tussen de kostprijs van hernieuwbare energie en de marktprijs (de onrendabele top) voor projecten op het gebied van hernieuwbaar gas en hernieuwbare elektriciteit. De regeling is daarmee breder dan de MEP. Met ingang van 2011 is de SDE omgevormd en aangepast tot de SDE+.

Stimulering Duurzame Energieproductie+ (SDE+) In het Energieakkoord voor duurzame energie is afgesproken dat Nederland in 2020 een aandeel van 14% hernieuwbare energieproductie heeft. Verder is afgesproken dat dit aandeel in 2023 16% zal zijn. Het belangrijkste instrument dat het kabinet heeft om dit te realiseren is de SDE+. De SDE+ richt zich op de opties hernieuwbare elektriciteit, groen gas en hernieuwbare warmte en subsidieert het verschil tussen de kostprijs van hernieuwbare energie en de marktprijs, de zogenaamde onrendabele top. Doordat in de SDE+ goedkopere projecten voorrang hebben bij het verkrijgen van subsidie en er concurrentie is tussen verschillende vormen van hernieuwbare energie, zal op de meest kosteneffectieve wijze de productie van hernieuwbare energie worden gestimuleerd. De totale uitgaven zijn afhankelijk van de beschikbare projecten en de ontwikkeling van de energieprijs. Voor 2016 is voor de tender wind op zee een verplichtingenbedrag van € 5 mld opgenomen. Daarnaast zal in het najaar van 2015 de Tweede Kamer worden geïnformeerd over het bedrag dat voor de reguliere SDE+ in 2016 gepubliceerd zal worden.

 

Indicator

Referentie-

Peildatum

Streef-

Planning

Bron

 

waarde

 

waarde

   

Duurzame energieproductie

4,5%

2013

16%

2023

CBS

Compensatie indirecte kosten ETS elektriciteitsgrootverbruikers Door de introductie van het Europese Emissiehandelssysteem (ETS) wordt de C02-prijs door de elektriciteitsproducenten aan de elektriciteitsgrootgebruikers doorberekend. Elektriciteitsgrootgebruikers die internationaal concurreren kunnen in veel gevallen die C02-kosten (ook wel indirecte kosten genoemd) niet doorberekenen omdat de concurrenten buiten de EU die kosten niet hebben. Naast verstoring van het gelijke speelveld leidt dit tot een C02-weglek risico (het verplaatsen van bedrijven met veel directe of indirecte C02 uitstoot naar landen waar de uitstoot van C02 geen prijs heeft). Voor de compensatie van de indirecte kosten in het kader van het ETS is in 2016 een bedrag beschikbaar van € 61 min op de EZ begroting. Dit budget neemt de komende jaren af in verband met het niveau van de C02- prijs.

Afvang en opslag van C02

Om op de lange termijn te komen tot een volledig duurzame energievoorziening zal afvang, gebruik en opslag van C02 (CCS) onvermijdelijk zijn. CCS kan worden toegepast bij de industrie en ook bij gas- en kolencentrales. De rijksoverheid heeft het initiatief genomen voor een lange termijn visie over CCS. De visie CCS is een bouwsteen voor het Energierapport 2015. De relevante acties uit deze visie CCS zullen in 2016 in gang worden gezet. De rijksoverheid heeft reeds eerder toegezegd € 150 min aan cofinanciering bij te dragen aan het grootschalige CCS demonstratieproject ROAD. Het gaat hierbij om het afvangen van C02 bij de nieuwe E.ON kolencentrale op de Maasvlakte die vervolgens buiten de kust in een

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015-2016, 34 300 XIII, nr. 2

80

leeg gasveld wordt opgeslagen. Begin 2016 zal er door de initiatiefnemers een definitief investeringsbesluit worden genomen.

Hoge Flux Reactor (HFR)

De HFR in Petten is eigendom van de Europese Commissie en wordt geëxploiteerd door de Nucleair Research and consultancy Group (NRG). De exploitatie van de HFR wordt ondersteund door een reeks aanvullende onderzoeksprogramma's. De voor de HFR opgenomen middelen betreft de Nederlandse bijdrage aan het «aanvullend programma» van het Joint Research Centre van de Europese Commissie, dat in de HFR wordt uitgevoerd. Het voornaamste doel van het aanvullend onderzoeksprogramma van de HFR, is een constante en betrouwbare neutronenflux voor experimentele doeleinden te leveren.

Elektrisch rijden

Het project Elektrisch Rijden is onderdeel van het Energieakkoord voor duurzame groei. Uiterlijk 1 januari 2016 ligt er een nieuw beleidsplan dat volwaardig invulling geeft aan de voorzetting van het programma Elektrisch Vervoer en aansluit bij de plannen van het Formule E-team. Dit plan is tot stand gekomen onder meer op basis van de Actie-agenda Brandstoffenvisie die het kader vormt voor het Elektrisch Vervoerbeleid. Het beleidsplan heeft als focus het verzilveren van het verdienpotentieel, het adequaat faciliteren van het totale innovatiesysteem en de inpassing van de verdergaande elektrificering van mobiliteit in het energiesysteem. Het beleidsplan houdt de uitrol van voertuigen op een pad richting het doel van 2035 dat alle nieuwe personenauto's in staat moeten zijn tot zero-emissie rijden. De uitwerking vindt vooral plaats door gebruikte maken van bestaande beleids- en ondersteuningsinstrumenten. Nederland probeert haar positie in de kopgroep van de uitrol van voertuigen en laadinfrastructuur te behouden en zich te blijven profileren als een interessante plek om innovaties te testen en te demonstreren. Dit vereist gunstige randvoorwaarden.

Caribisch Nederland

Per 1 januari 2014 is het Gemeenschappelijk Energie Bedrijf (GEBE) van de bovenwindse eilanden ontvlochten en opgesplitst in drie bedrijven voor ieder van de eilanden één. Op Saba en St. Eustatius ontstonden de verzelfstandigde bedrijven Saba Electric Company (SEC) en Statia Utility Company (STUCO). Al vóór de ontvlechting van GEBE zijn beslag kreeg was duidelijk dat SEC en STUCO hun tarieven fors zouden moeten verhogen om een sluitende begroting te hebben, want de impliciete subsidie van St. Maarten aan Saba en St. Eustatius verdween door de ontvlechting.

De kosten van energievoorzieining op de eilanden van Caribisch Nederland zijn relatief hoog. De beperkte schaalgrootte, het insulair karakter alsook de sociaal-economische omstandgheden zijn van dien aard dat de netwerkkosten op de eilanden substantieel hoger zijn dan in Europees Nederland. Een forse verhoging van de tarieven werd zowel door de Eilandbesturen als door het Ministerie van Economische Zaken onwenselijk geacht. Mede daarom zal de Elektriciteits en Drinkwaterwet BES ruimte bieden de hoge netwerkkosten (tijdelijk) te subsidiëren, de subsidie wordt over een periode van tien jaar afgebouwd. Door de subsidie voor de netwerkkosten zullen de netwerktarieven voor elektriciteit op de eilanden ongeveer even hoog zijn als in Europees Nederland. Daarnaast wordt ingezet op kostprijsverlaging door introductie van duurzame energie (zon, wind) en verplaatsing en modernisering van de elektriciteitscentrale Saba. In 2014 is begonnen met de verplaatsing van

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015-2016, 34 300 XIII, nr. 2

81

de elektriciteitscentrale op Saba. In 2015 zijn aanbestedingen gehouden op Saba en St. Eustatius voor grootschalige parken met zonne-energie. De subsidies worden gespreid over de jaren beschikbaar gesteld, naarmate de werkzaamheden vorderen. Naar verwachting worden de werkzaamheden in 2016 afgerond.

Overige subsidies

Dit betreft de uitfinanciering van verplichtingen van reeds beëindigde subsidieregelingen. Dit betreft met name de uitfinanciering van het Besluit Subsidies Investeringen Kennisinfrastructuur (BSIK), transitiemanagement en duurzame warmte.

Garanties

Aardwarmte

Aardwarmte of Geothermie betreft het winnen van warmte uit diepe aardlagen. Het potentieel van aardwarmte is 11 petajoule (PJ) in 2020. Het ontbreken van een (betaalbare) verzekering is een belangrijk knelpunt voor de toepassing van aardwarmte. De garantieregeling aardwarmte heeft als doel het afdekken van het risico dat het boren van putten voor de toepassing van aardwarmte niet succesvol is. De overheid dekt dit risico af door middel van het uitgeven van garanties aan marktpartijen die hiervoor een premie betalen.

In 2015 is de garantieregeling opnieuw opengesteld. Ook in 2016 is openstelling van de regeling wenselijk, aangezien de verzekeringsmarkt het geologisch risico nog niet afdekt en voor financiering van de projecten een garantstelling vereist is.

Opdrachten

O&O bodembeheer

Dit betreft opdrachten ten behoeve van de Mijnraad en de Technische commissie bodembeweging (Tcbb).

Joint implementation

De Joint Implementation aankoopprogramma's die gericht waren op het aankopen van C02- rechten voor het door Nederland nakomen van de Kyoto-doelstelling zijn afgesloten. Voor een aantal van de in de programma's gesteunde projecten lopen nog financiële verplichtingen en voor één project loopt nog een juridisch traject.

Pallas

Het kabinet en de provincie Noord-Holland investeren elk maximaal € 40 min in het project Pallas met als doel de realisatie van een nieuwe onderzoeksreactor in Petten. Deze bijdrage in de periode 2013-2017 is bedoeld voor het ontwerp, de aanbesteding en de vergunningprocedure van de reactor. Voor de realisatie van de onderzoeksreactor is in 2013 de onafhankelijke Stichting Voorbereiding Pallas-reactor opgericht. In 2016 verwacht de stichting het ontwerp van de onderzoeksreactor te kunnen aanbesteden, een start te maken met het aanvragen van de nodige vergunningen en de strategie voor het verwerven van de benodigde financiering uit te werken op basis van een geactualiseerde business case. Uitgangspunt van het kabinet is dat de bouw en exploitatie van de reactor met privaat en risicodragend kapitaal wordt gefinancierd, waarbij de gemaakte kosten voor ontwerp, aanbesteding en vergunningprocedure moeten worden terugbetaald.

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015-2016, 34 300 XIII, nr. 2

82

Onderzoek en opdrachten

Dit betreft kleinere onderzoeksopdrachten- veelal met een looptijd van minder dan één jaar- die dienen ter ondersteuning van het energiebeleid en die veelal gericht zijn op beantwoording van één specifieke vraag (al dan niet op verzoek van de Tweede Kamer).

Bijdrage aan agentschappen

Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO.nl) Dit betreft vooral de kosten van uitvoering door RVO.nl van energiesubsidieregelingen, waaronder de Milieukwaliteit van de Elektriciteitsproductie (MEP) en Stimulering Duurzame Energieproductie(+) (SDE(+)). Voor een klein deel heeft het betrekking op voorbereidende en ondersteunende werkzaamheden van RVO.nl op het gebied van het energiebeleid.

Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) NVWA voert het toezicht uit op de naleving van de Wet Implementatie EU-richtlijnen energie-efficiëntie. De werkzaamheden van NVWA in dat kader betreffen het uitvoeren van inspecties en producttesten, internationale contacten en samenwerking, interventies bij niet-naleving, het volgen van marktontwikkelingen en het geven van voorlichting. De vergoeding betreft de kosten van de werkzaamheden, alsmede de kosten van aanschaf van te testen apparatuur.

Bijdragen aan ZBO's/RWT's

Doorsluis Centraal Orgaan Voorraadvorming Aardolieproducten (COVA) heffing

Het crisisbeleid op het gebied van de olievoorzieningszekerheid dient verstoringen in de olieaanvoer op te vangen. Door de Stichting Centraal Orgaan Voorraadvorming Aardolieproducten (COVA) en het oliebedrijfsleven worden in opdracht van EZ strategische olievoorraden aangehouden in lijn met hetgeen hierover geregeld is in de Wet voorraadvorming aardolieproducten (Wva) 2012. De uitgavenreeks op de EZ-begroting betreft de doorsluis van de ontvangen voorraadheffingen naar de COVA. De voorraadheffing is een heffing ingesteld op aan accijns van minerale oliën onderworpen aardolieproducten. De heffing bedraagt momenteel € 8,- per 1.000 liter benzine en diesel en wordt door de Minister van Financiën geheven en ingevorderd door de Belastingdienst. De Minister van EZ keert de opbrengst van heffing uit aan de stichting COVA ter dekking van de operationele kosten en financieringslasten van de COVA. Per 1 april 2013 is de Wva 2012 van kracht geworden en in lijn met de bepalingen in de nieuwe Wva 2012 is een verhoging van de voorraadheffing doorgevoerd. In deze wet is onder andere de EU Richtlijn 2009/119/EU over strategische aardolievoorraden geïmplementeerd.

Bijdrage TNO-AGE

Dit betreft een bijdrage aan TNO-AGE voor de adviestaak voortvloeiend uit de Mijnbouwwet en Mijnbouwregeling. De adviserende taak ligt op het vlak van het opsporen en winnen van delfstoffen (olie, gas en steenzout) en aardwarmte en het opslaan van stoffen in de (diepe) ondergrond van Nederland.

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015-2016, 34 300 XIII, nr. 2

83

Bijdragen aan medeoverheden

Verkabeling regeling

Het Rijk maakt het vanaf 2017 mogelijk om 140 kilometer aan bestaande hoogspanningslijnen van 50, 110 en 150 kV, die in de buurt van woningen staan, gedeeltelijk onder de grond te brengen (verkabelen). De verkabeling gaat alleen door als de gemeente een bijdrage wil leveren. Gemeenten dragen niet langer alle kosten, maar slechts 25%. Netbeheerder TenneT mag de overige 75% van de transportkosten van elektriciteit doorberekenen aan klanten.

De regeling heeft een looptijd van vijftien jaar. Waar ondergrondse hoogspanningslijnen niet mogelijk zijn of financieel niet wenselijk, kunnen bewoners met een woning recht onder een hoogspanningsverbinding worden uitgekocht (TK, 31 574, nr. 29; TK, 34 199).

Uitkoopregeling

Woningen die direct onder de hoogspanningslijnen staan van 220 en 380 kV verbindingen en 110 en 150 kV buiten de bevolkingskernen, komen in aanmerking voor uitkoop. Het Rijk stelt vanaf 2017 geld beschikbaar voor een vrijwillige uitkoopregeling onder de voorwaarde dat de betrokken gemeenten besluiten tot verwijderen van de woonfunctie. De regeling wordt samen met de betrokken gemeenten uitgewerkt en heeft een looptijd van vijf jaar (TK, 31 574, nr. 29).

Bijdragen aan (inter)nationale organisaties

Energie Onderzoekcentrum Nederland (ECN)/Nuclear Research and consultancy Group (NRG)

ECN ontwikkelt hoogwaardige kennis en technologie voor een efficiënte en duurzame energievoorziening en brengt deze naar de markt. Het onderzoeksprogramma van ECN wordt in overleg met de Topsector Energie vormgegeven. Daarnaast ondersteunt ECN de ontwikkeling en uitvoering van energiebeleid. Voor NRG betreft het onderzoeksactiviteiten op het gebied van de nucleaire veiligheid, radioactief afval en stralingsbescherming. Centraal daarbij staat de ontwikkeling van kennis, producten en processen voor veilige toepassing van nucleaire technologie voor energie, milieu en gezondheid. In de Visie op het toegepaste onderzoek is aangegeven dat het kabinet de T02-instituten in de toekomst op kwaliteit en maatschappelijke impact van het onderzoek wil beoordelen. Voor 2016 maakt EZ hier voor zover mogelijk al concrete prestatieafspraken over met ECN, naar aanleiding van de prestatiemeting in het najaar van 2015.

 

Indicator: klanttevredenheid en kennisbenutting

         
           

Indicator

Referentie-

Peildatum

Streef-

Planning

Bron

 

waarde

 

waarde

   

Klanttevredenheid ECN

8,6

2014

8,0

2016

ECN

Kennisbenutting ECN

-

-

>80%

2016

ECN

Toelichting

In 2015 zijn alle T02 instituten overgegaan op een nieuwe, uniforme methode voor het meten van klanttevredenheid en kennisbenutting. De scores in bovenstaande tabellen geven de gerealiseerde waarden van klanttevredenheid en kennisbenutting voor al het onderzoek dat de T02 in opdracht uitvoeren (het betreft dus zowel Publiek-private samenwerking (PPS) onderzoek, als onderzoek in opdracht van private klanten als

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015-2016, 34 300 XIII, nr. 2

84

onderzoek in opdracht van de publieke sector, tenzij anders vermeld). Over 2014 is al wel een uniforme meting van klanttevredenheid uitgevoerd, daarop is de referentiewaarde voor klanttevredenheid gebaseerd. In 2015 zal voor het eerst ook kennisbenutting uniform worden gemeten, dat zal de basis vormen voor de referentiewaarde van kennisbenutting. Over deze indicatoren wordt nader gerapporteerd in de monitor Bedrijfsle-venbeleid. In de Visie op het toegepaste onderzoek (TK, 2012-13, 32 637 nr. 68) is aangegeven dat het kabinet de instituten in de toekomst op kwaliteit en maatschappelijke impact van het onderzoek wil beoordelen. Daartoe wordt in 2015 een uniform evaluatie- en monitoringskader ontwikkeld waarmee de instituten in 2017 geëvalueerd worden. Tevens wordt in 2015 een eerste meting uitgevoerd.

Diverse instituten

Nederland participeert in een aantal internationale organisaties of programma's, die zich bezig houden met voorzieningszekerheid. Het gaat dan om het International Energy Agency (IEA), het Energy Charter Treaty (ECT), het International Energy Forum, het Gas Exporting Countries Forum (GECF) en het Nederlands Polair Programma (NPP). Daarnaast is Nederland samen met het Ministerie van Buitenlandse Zaken en een aantal bedrijven partner in het Clingendael International Energy Programme (ClEP).

In het Pentalateraal Energieforum wordt in 2016 gewerkt aan de implementatie van het vastgestelde programma in de politieke verklaring van juni 2015. Dit betreft drie werkterreinen:

marktintegratie, leveringszekerheid en flexibiliteit. Op het terrein van marktintegratie zullen de resultaten van het «flow based-marktkoppelingssysteem» worden gemonitord en zal dit systeem waar mogelijk in samenwerking met netbeheerders, beurzen en toezichthouders verder worden verbeterd. Het systeem van flow based marktkop-peling is in mei 2015 van start gegaan. Hiermee wordt de beschikbare capaciteit van de netwerken nog efficiënter benut dan voorheen. Op het terrein van leveringszekerheid zal worden bezien welke verbeteringen mogelijk zijn in de regionale leveringszekerheidsanalyse die in 2017 opnieuw door de netwerkbeheerders (TSO's) in de pentalaterale regio zal worden uitgevoerd. Daarnaast zullen er afspraken gemaakt worden over grensoverschrijdende deelname aan capaciteitsmechanismen in de Noordwest-Europese regio en over het beperken van marktverstorende grensoverschrijdende effecten van deze mechanismen. Tot slot zullen in een nieuwe werkgroep afspraken worden gemaakt gericht op toename van flexibiliteit in het energiesysteem. Daarbij gaat het bijvoorbeeld om het creëren van efficiëntere balanceringsmarkten, de ontwikkeling van vraagzijderespons en de bevordering van mogelijkheden voor de opslag van elektriciteit. Daarnaast zal gewerkt worden aan versterkte operationele samenwerking tussen TSO's in de Noordwest-Europese regio ter bevordering van leveringszekerheid en flexibiliteit.

Toelichting op de ontvangsten

CO VA

Betreft ontvangsten uit hoofde van de voorraadheffing COVA, zoals toegelicht bij de uitgavenpost «Doorsluis COVA heffing».

SDE+

De uitgaven van de SDE+ subsidie worden gefinancierd via een opslag op de energierekening. Deze opslag is in 2013 ingevoerd.

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015-2016, 34 300 XIII, nr. 2

85

Aardgasbaten

Het kabinet heeft besloten om de gaswinning uit het Groningenveld voor 2015 terug te brengen tot 30 miljard m3. De landelijk gasnetbeheerder. Gas Transport Services, heeft immers aangegeven dat uit oogpunt van leveringszekerheid in een koud jaar een volume van 33 miljard m3 gaswinning uit het Groningenveld noodzakelijk is (zie bijlage 2, Kamerstukken II 2014/15, 33 529, nr. 96). Aangezien de gasopslag Norg aan het eind van 2014 is uitgebreid en daardoor een tijd buiten gebruik is geweest wegens werkzaamheden, is er in 2015 de eenmalige mogelijkheid om 3 miljard m3 meer gas uit Norg te betrekken. In lijn met het besluit over 2015 is voor de berekening van de gasbaten voor de jaren 2016-2020 voor het Groningenveld voorlopig uitgegaan van het niveau dat noodzakelijk is voor de leveringszekerheid (33 mld m3). Er loopt inmiddels een tweetal onderzoeken naar respectievelijk een verantwoord niveau van gaswinning en omkering van het systeem van gaslevering om eind 2015 tot een goed besluit te kunnen komen over de gaswinning in 2016 en de jaren daarna (TK 33 529 nr. 174). De raming van de aardgasbaten voor 2015 en verder is gebaseerd op het meest recente scenario van het CPB uit de Macro Economische Verkenning (MEV).

 

Verwachting 2015-2016

2015

2016

Productie aardgas totaal (in Groningen equivalenten)

55

55

Euro/dollarkoers

1,11

1,09

Olieprijs (dollar/vat)

57,7

60,0

Beursprijs van TTF-gas (eurocent/ m3)

21

20

Kengetallen

2011

2012

2013

2014

  • 1. 
    Gewonnen volume aardgas kleine velden (in Nm3)1
       

Bron: TNO

28 mld Nm3

26 mld Nm3

26 mld Nm3

24 mld Nm3

  • 2. 
    Aantal boringen exploratie onshore en offshore
       

Bron: TNO

18

162

9

21

  • 3. 
    Aantal boringen productie onshore en offshore
       

Bron: TNO

39

193

18

32

  • 4. 
    Productie aardgas totaal (in Nm3)1
       

Bron: TNO

74 mld Nm3

74 mld Nm3

80 mld Nm3

66 mld Nm3

  • 5. 
    Euro/dollarkoers
       

Bron: CBS/CPB

1,39

1,284

1,33

1,33

  • 6. 
    Olieprijs (dollar/vat) Bron: CBS/CPB

111,3

111,7

108,7

101,4

  • 7. 
    Beursprijs van TTF-gas (eurocent/ m3)
       

Bron: APX Endex

22,95

24,05

26,0

21,3

1 De reeks wijkt af van de in de Rijksbegroting 2015 opgenomen waarden. Er is voor gekozen om de waarden op te nemen in Nm3 in plaats van Sm3 omdat Nm3 beter aansluit bij de eenheid waarin de productie van het Groninger gas wordt uitgedrukt; de «Groningen equivalenten».

2 De waarde wijkt af van de in de Rijksbegroting 2014 opgenomen waarde. Uit een in februari 2014 ontvangen TNO-rapportage blijkt dat een correctie, in de tabel van 2012, van 1 is doorgevoerd in verband met een indeling in de verkeerde categorie.

3 De waarde wijkt af van de in de Rijksbegroting 2014 opgenomen waarde. Uit een in februari 2014 ontvangen TNO rapportage blijkt dat een correctie, in de tabel van 2012, van 10 is doorgevoerd in verband met een rekenfout.

4 De waarde van de euro/dollarkoers wijkt af van de in de Rijksbegroting opgenomen waarde. Deze waarde was gebaseerd op een raming van het CBS/CPB.

5 De waarden van 2011 en 2012 wijken af van de in de Rijksbegroting 2014 opgenomen waarden. Dit is veroorzaakt door het in het verleden toepassen van een onjuiste correctiefactor.

1 t/m 4 In het kader van voorzieningszekerheid is het van belang dat het aardgas dat zich bevindt in de Nederlandse kleine velden ook wordt gewonnen. Dit omvat zowel het produceren van reeds ontdekte velden (kengetal 1,3 en 4) als het exploreren van nieuwe velden (kengetal 2). EZ stelt de randvoorwaarden middels een concurrerend mijnbouwklimaat, marktpartijen nemen de productie en exploratie voor hun rekening. Kengetal 1 geeft de totale hoeveelheid gewonnen gas uit kleine velden (onshore en

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015-2016, 34 300 XIII, nr. 2

86

offshore). Kengetal 4 geeft de totale aardgasproductie in Nederland weer in standaard m3, dus aardgas gewonnen uit kleine velden en het Groningerveld. 5 t/m 7 De bepalende factoren voor de geraamde aardgasbaten zijn de aardgasprijs en het volume van de verkopen. De aardgasprijs is gerelateerd aan enerzijds de prijs van olie in dollars in combinatie met de euro/dollar-koers en anderzijds aan de prijs van gas die onafhankelijk van de olieprijs op de markt tot stand komt op onder andere gasbeurzen.

Interne begrotingsreserves

De interne begrotingsreserve voor duurzame energie is bestemd voor onbesteed gebleven middelen als gevolg van vertraging bij projecten waaraan reeds subsidie is toegekend en reeds verplichte projecten die niet tot uitvoering komen en door andere projecten moeten worden vervangen met het oog op het bereiken van de doelstelling. Via de reserve blijven de middelen beschikbaar tot het moment dat ze alsnog zullen worden uitbetaald. De interne begrotingsreserve voor de garantieregeling Aardwarmte is bedoeld om het budget voor deze regeling meerjarig in te kunnen zetten en een eventuele mismatch in de tijd tussen inkomsten en uitgaven op te vangen. Om gebruikte kunnen maken van de garantieregeling Aardwarmte betalen marktpartijen een premie aan de uitvoerder van de regeling (Rijksdienst voor Ondernemend Nederland) die wordt gestort in de interne begrotingsreserve.

 

Stand i

iterne begrotingsreserve per31 december 2014 (x € 1.000)

 

Interne Interne Interne

begrotingsreserve duurzame energie begrotingsreserve Aardwarmte begrotingsreserve ECN verstrekte leningen

594.363 20.037 6.600

Budgettair belang fiscale maatregelen

 
 
 

2014

2015

2016

2017

2018

2019

2020

Energie-investeringsaftrek (EIA) Lokaal opgewekte duurzame energie

124 0

106 0

101 1

101 1

101 2

101

3

101 5

Met de energie-investeringsaftrek (EIA) stimuleert EZ investeringen in energiebesparing in of bij bedrijfsgebouwen, processen en transportmiddelen, duurzame energie en energie-advies. De EIA maakt het mogelijk om een extra fiscale aftrek te genieten op de gedane investeringen die leiden tot energiebesparing. Ten opzichte van het historisch verbruik of het gemiddeld gangbare energiegebruik bij nieuwbouw moeten investeringen in energiebesparing per jaar per geïnvesteerde euro een bepaalde hoeveelheid energie besparen. Alleen de nieuwste typen bedrijfsmiddelen komen hierdoor in aanmerking. De EIA stimuleert zo de marktintroductie van een nieuwe generatie efficiënte bedrijfsmiddelen. Om meer middelen beschikbaar te houden voor investeringen in energiebesparing en energie-efficiëntieverbetering in het bedrijfsleven, is in het Energieakkoord voor duurzame groei opgenomen dat de ElA-regeling zoveel mogelijk wordt gericht op investeringen in energiebesparing. Sinds 2014 komen projecten die een SDE+ subsidie krijgen niet meer in aanmerking voor de EIA. Daarom zijn sinds 2014 in de SDE+-regeling iets hogere

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015-2016, 34 300 XIII, nr. 2

87

basisbedragen vastgesteld, omdat het voordeel van de EIA niet meer wordt meegerekend.

Overzicht maatregelen ten behoeve van het Energieakkoord

Conform de motie Leegte (TK, 2014-2015, 30 196 nr. 278) is onderstaand een totaaloverzicht opgenomen van alle maatregelen van alle ministeries ten behoeve van het Energieakkoord. De maatregelen zijn gegroepeerd op basis van de doelstelling uit het Energieakkoord waaraan de maatregelen het meest direct bijdragen. Veel maatregelen dragen echter bij aan meerdere doelen.

In de begrotingen van Infrastructuur en Milieu en van Wonen en Rijksdienst zijn verwijzingen naar dit totaaloverzicht opgenomen. De betreffende maatregelen die op deze begrotingen staan zijn in onderstaand overzicht opgenomen. Achter de maatregelen in dit overzicht wordt aangegeven op welke begroting en beleidsartikel de maatregelen feitelijk staan.

De budgettaire gevolgen van het Energieakkoord zijn als bijlage bij de aanbiedingsbrief van het Energieakkoord gevoegd (TK, 30 196, nr. 202). Hierin zijn ook de fiscale maatregelen vermeld die onderdeel vormen van het Energieakkoord. De budgettaire gevolgen van deze aanpassingen zijn niet veranderd ten opzichte van het afsluiten van het Energieakkoord. Deze aanpassingen zijn derhalve niet meegenomen in dit overzicht en worden ook niet apart vermeld in de begroting van Financiën (IX).

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015-2016, 34 300 XIII, nr. 2

88

2015 2016 2017 2018 2019 2020

ENERGIEBESPARING

 

MJA3 / MEE (EZ, art.14)

3.551

2.377

2.238

2.238

2.238

2.238

EIA(EZ, art. 14)

106.000

101.000

101.000

101.000

101.000

101.000

Compensatie indirecte kosten ETS (EZ, art. 14)

61.000

61.000

83.045

62.000

61.000

61.000

Demo Schoon en Zuinig (EZ, art. 16)

1.035

-

-

-

-

-

Innovatieagenda Energie (EZ, art.16)

1.213

1.629

1.628

2.908

2.908

2.908

Marktintroductie energie innovaties (MEI) (EZ, art. 16)

5.636

3.689

1.289

4.735

5.539

5.539

Investeringsregeling Energiebesparing (IRE) / Investerings-

           

regeling Milieuvriendelijke Maatregelen (IMM) (EZ, art. 16)

1.918

3.710

4.819

4.900

4.900

4.900

Wet Milieubeheer energiebesparing (lenM, art. 19)

3.050

425

425

-

-

-

Openbare verlichting decentrale overheden (lenM, art. 19)

35

-

-

-

-

-

Revolverend fonds: Energiebespaarfonds (NEF) (WenR,

           

art. 2)

25.000

-

-

-

-

-

(Voorlopig) Energielabel (WenR, art. 2)

9.300

-

-

-

-

-

Subsidieregeling STEP (WenR, art. 2)

-

-

-

195.000

200.000

-

VNG: ondersteuningsstructuur energieke samenleving

           

(WenR, art. 2)

5.000

5.000

-

-

-

-

Revolverend fonds; leningen VvE's (WenR, art. 2)

35.000

-

-

-

-

-

Revolverend fonds; leningen verhuurders (WenR, art. 2)

72.800

-

-

-

-

-

HERNIEUWBARE ENERGIE

           

MEP (EZ, art. 14)

364.987

278.022

187.487

54.991

47.025

40.025

SDE/SDE+ (EZ, art.14)

802.709

1.119.215

1.337.857

1.762.331

2.358.000

3.036.900

Storting in Interne begrotingsreserve duurzame energie

           

(EZ, art. 14)

           

Garantieregeling aardwarmte (EZ, art. 14)

1.000

-

-

-

-

-

Storting in Interne begrotingsreserve

           

Garantieregeling aardwarmte (EZ, art. 14)

           

ENERGIE-INNOVATIE

           

Topsector Energie (EZ, art.14)

25.623

11.000

30.088

30.770

31.490

31.490

Demonstratieregeling Energie-innovaties (EZ, art. 14)

34.000

44.000

49.000

49.000

49.000

49.000

Innovatiemiddelen SDE+ (EZ, art. 14)

42.239

44.840

23.600

13.320

10.000

5.000

MOBILITEIT

           

Elektrisch rijden (EZ, art. 14)

1.123

-

-

-

-

-

Lean and Green Personal Mobility (lenM, art. 14)

600

-

-

-

-

-

Meerjaren bewustwording champagne «Hopper» (lenM,

           

art. 14)

50

35

-

-

-

-

Organisatiekosten Green Deal Autodelen (lenM, art. 14)

60

-

-

-

-

-

Campagne veilige, zuinige, stille banden op spanning

           

(lenM, art. 19)

200

-

-

-

-

-

OVERIGE

           

Bijdrage RVO uitvoeringslasten Energieakkoord (EZ, art.

           

14)

5.200

5.200

5.200

-

-

-

Uitvoering revolverend fonds (RVO) (WenR, art. 2)

400

400

400

400

400

-

Ondersteunende activiteiten t.b.v. Energieakkoord (WenR,

           

art. 2)

2.219

7.535

7.069

6.749

6.450

6.445

Uitvoering STEP (RVO) (WenR, art. 2)

750

300

200

3.500

370

-

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015-2016, 34 300 XIII, nr. 2

89

16 Concurrerende, duurzame, veilige agro-, visserij- en voedselketens

Algemene doelstelling

EZ streeft naar internationaal toonaangevende, concurrerende, sociaal verantwoorde, veilige, en dier- en milieuvriendelijke agro-, visserij- en voedselketens.

Rol en verantwoordelijkheid

De Minister van EZ is verantwoordelijk voor:

Stimuleren

  • Het versterken van de positie van de Nederlandse agro-, visserij- en voedselketens en het stimuleren van groene economische groei via energie- en klimaatbeleid voor de landbouw en de voedings- en genotmiddelen industrie.
  • Het stimuleren van een adequate en duurzame voedselvoorziening/ voedselzekerheid, voedselkwaliteit op Europees en mondiaal niveau evenals het bijdragen aan het Europese en internationale landbouw-en visserijbeleid.
  • Het stimuleren van marktgedreven verduurzaming van de veehouderij door de ontwikkeling van onderscheidende duurzame marktconcepten, nieuwe vormen van ketensamenwerking en nieuwe marktstrategieën.

Regisseren

  • Het borgen van voedselveiligheid. Producenten en partijen uit de voedselketen zijn primair verantwoordelijk voor hun producten en productiewijze. Zij opereren op basis van normen en kaders die de overheid stelt en die goeddeels hun grondslag vinden in internationale, vooral Europese regelgeving. De Minister van VWS is verantwoordelijk voor wetgeving voor voedselveiligheid, met uitzondering van wetgeving voor het slachten van dieren en het keuren en uitsnijden van vlees, waar de Minister van EZ verantwoordelijk voor is.
  • Het zeker stellen van goede gewasbescherming, evenals het borgen van plant- en diergezondheid en dierenwelzijn.

Uitvoeren

  • Het uitvoeren van een effectief mestbeleid ter realisatie van de doelstellingen uit de Europese Nitraatrichtlijn (91/676/EEG).
  • Het uitvoeren van adequaat veterinair en fytosanitair beleid.
  • De controle op en handhaving van de regels voor de veiligheid van voedsel in de primaire productie en slachterijfase.
  • Het handhaven van de regelgeving op gebied van dier- en plantge-zondheid, zorgvuldig gebruik van antibiotica en dierenwelzijn.
  • Het uitvoeren van kennisontwikkeling en financieren van innovatie ten behoeve van het groene domein.
  • Het uitvoeren van een gemeenschappelijk landbouw- en visserijbeleid.

Bij het verder vormgeven van het Europees Landbouwbeleid voor de periode 2014-2020 heeft de Minister de rol om de Nederlandse inbreng goed tot zijn recht te laten komen. Vereenvoudiging is hierbij een belangrijk onderwerp van discussie. In de Beleidsagenda en bijlage Europese geldstromen wordt hier nader op ingegaan.

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015-2016, 34 300 XIII, nr. 2

90

Beleidswijzigingen

Op de volgende speerpunten en beleidswijzigingen wordt ingezet in 2016:

  • Vanaf 1 januari 2015 wordt de sectorbijdrage aan het Diergezondheids-fonds (DGF) door middel van heffingen op grond van de Gezondheids-en welzijnswet voor dieren (Gwwd) door EZ geïnd. Op basis van de huidige Gwwd staat een heffing voor 3 jaar vast. Beoogd wordt om onder andere de heffingssystematiek voor zowel de reguliere- als de crisiskosten in de Gwwd meer flexibel te maken, zodat beter ingespeeld kan worden op actuele ontwikkelingen. De meer flexibele systematiek zal zo spoedig mogelijk, naar verwachting met ingang van 1 januari 2018, toegepast worden.
  • Het kabinet komt met een reactie op het WRR-Advies «Naar een voedselbeleid». In 2016 geeft het kabinet een vervolg aan de voedse-lagenda en de daarin vermelde acties en activiteiten. Naar aanleiding van het onderzoek naar de risico's in de vleesketen van de Onderzoeksraad voor Veiligheid zal keuring en toezicht en de aanpak van fraude verder vorm worden gegeven door de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) (TK, 2013-2014, 26 991, nr. 418).
  • De uitvoering van de beleidsbrief dierenwelzijn van 4 oktober 2013 (TK, 2013-2014, 28 286, nr. 651) die toeziet op de verbetering van dierenwelzijn, onder andere door het uitfaseren van ingrepen bij landbouwhuisdieren, het stimuleren van een maatschappelijk geaccepteerde fokkerij, het tegengaan van impulsaankopen en welke dieren gehouden mogen worden. De huisdierenlijst voor zoogdiersoorten is in 2015 van kracht geworden. Deze lijst wordt in 2016 nader ingevuld. Op basis van de ervaringen zal gekeken worden naar een huisdierenlijst vogels, reptielen en amfibieën.
  • In nauw overleg met de partners van het Convenant Weidegang worden maatregelen uitgewerkt waarmee het gewenste ambitieniveau van 80% weidegang voor melkvee in 2020 wordt gerealiseerd.
  • Het Platform Varkensketen geeft in samenwerking met EZ en andere betrokken partijen uitvoering aan de Innovatie- en uitvoeringsagenda van de toekomstvisie Recept voor Duurzaam Varkensvlees. Doel is een hoogwaardig, duurzaam producerende en toekomstbestendige Nederlandse varkensketen in 2020 die maatschappelijk wordt gewaardeerd.
  • Parlementaire behandeling van het wijzigingsvoorstel van de Wet dieren houdende bepalingen betreffende de regulering van aantallen productiedieren in relatie tot de volksgezondheid. Hiermee krijgen de provincies de mogelijkheid om vanuit een oogpunt van volksgezondheid de omvang van de veehouderij in een aangewezen gebied te reguleren.
  • In 2014 zijn de WOT's Besmettelijke Dierziekten, Voedselveiligheid en Genetische bronnen geëvalueerd. In 2015 worden de WOT's Visserijon-derzoek en Economische Informatievoorziening geëvalueerd. Voor de WOT Besmettelijke Dierziekten is inmiddels een nieuwe uitvoeringsovereenkomst opgesteld. Op basis van de evaluaties zal voor de andere vier geëvalueerde WOT's in 2015 en 2016 eveneens nieuwe uitvoeringsovereenkomsten worden opgesteld. In 2016 zal als laatste het WOT-programma Natuur en Milieu worden geëvalueerd.

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015-2016, 34 300 XIII, nr. 2

91

 

Kengetal

2011

2012

2013

2014

  • 1. 
    Maatschappelijke appreciatiescore

Geen

7,5

7,6

Geen

Bron:TNS/NIPO

meting

   

meting

  • 2. 
    Mate van vertrouwen consumenten in voedsel
 

Geen

 

Geen

Bron:NVWA monitor

3,4

meting

3,2

meting

  • 3. 
    Export van agrarische producten uit Nederland (bedragen x miljoen)
       

Duitsland

18.613

19.731

20.758

 

België

7.483

7.811

8.425

Nog

Verenigd Koninkrijk

6.970

7.431

7.838

niet

Frankrijk

7.154

7.204

7.434

bekend

Italië

3.736

3.703

3.742

 

Overige landen

27.633

28.987

30.855

 

Totaal

71.589

74.867

79.052

 

Bron: UN Comtrade via http://www.agrimatie.nl/Data.aspx

Toelichting

  • 1. 
    De maatschappelijke appreciatiescore is een rapportcijfer voor de waardering van de Nederlandse samenleving voor de agrarische- en visserijsector, productiewijzen en de verwerking van agrofood en visproducten. Basis is periodiek door TNS/NIPO uitgevoerd onderzoek.
  • 2. 
    De NVWA meet op een schaal van 1-5 het vertrouwen van de consument in de veiligheid van voedsel. Sinds 2013 vindt de meting tweejaarlijks plaats. Als gevolg op de paardenvlees- en eierenfraude en enkele voedselincidenten in 2013, is de ambitie het licht gedaalde vertrouwen weer terug te brengen op de waarde van 2011.

Budgettaire gevolgen van beleid

 
               
 

2014

2015

2016

2017

2018

2019

2020

VERPLICHTINGEN

729.130

708.480

636.548

615.104

616.117

602.036

602.036

Waarvan garantieverplichtingen

28.537

131.408

131.610

132.062

133.167

133.150

133.150

UITGAVEN

660.124

626.078

544.121

506.777

494.637

487.008

487.008

Waarvan juridisch verplicht (percentage)

   

88%

       

Subsidies

73.559

76.813

40.817

34.517

30.352

30.577

30.577

Duurzame veehouderij

6.256

8.058

10.320

6.081

402

402

402

Investeringsregeling duurzame stallen

2.076

3.215

4.458

2.940

     

Regeling fijnstofmaatregelen

1.491

1.825

4.720

2.014

     

Overig

2.689

3.018

1.142

1.127

402

402

402

Plantaardige productie

12.724

11.917

9.063

6.437

10.183

10.987

10.987

Investeringsregeling Milieuvriendelijke

             

Maatregelen (IMM)

2.068

4.475

5.100

5.100

5.400

5.400

5.400

Marktintroductie energie innovaties (MEI)

8.642

5.636

3.689

1.289

4.735

5.539

5.539

Overig

2.014

1.806

274

48

48

48

48

Visserij

5.416

7.854

6.518

7.320

5.315

5.315

5.315

Regelingen onder het nieuwe EFMZV

0

5.017

5.779

7.320

5.315

5.315

5.315

Overige (uitfinanciering regelingen onder EVF)

5.416

2.837

739

       

Agrarisch ondernemerschap

8.824

8.507

6.535

6.518

6.518

6.518

6.518

Brede weersverzekering

1.403

6.019

6.518

6.518

6.518

6.518

6.518

Investeringsregeling Jonge Agrariërs

2.235

2.488

17

       

Overig

5.186

           

Kennisontwikkeling en (agrarische) innovatie

2.091

4.241

1.092

872

645

   

Overig

2.091

4.241

1.092

872

645

   

Apurement

35.247

7.289

7.289

7.289

7.289

7.289

7.289

Regeling apurement

35.247

7.289

7.289

7.289

7.289

7.289

7.289

Interne begrotingsreserves

3.001

28.947

         

Interne begrotingsreserve landbouw

2.511

           

Interne begrotingsreserve apurement

490

28.947

         

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015-2016, 34 300 XIII, nr. 2

92

 
 

2014

2015

2016

2017

2018

2019

2020

Garanties

27.797

24.569

21.560

18.552

15.543

9.326

9.326

Bijdrage begrotingsreserve Borgstellingsfaci-

             

liteit

3.056

5.014

5.014

5.014

5.014

5.014

5.014

Verliesdeclaraties Borgstellingsfaciliteit

24.135

17.048

14.039

11.031

8.022

1.805

1.805

Garantstelling Marktintroductie Innovaties

             

(GMI)

0

2.507

2.507

2.507

2.507

2.507

2.507

Opdrachten

767.779

740.757

121.899

717.940

777.023

116.008

116.008

Duurzame veehouderij

2.908

4.766

4.139

2.383

2.436

1.734

1.734

Mestbeleid

13.007

8.930

9.318

9.606

7.576

7.576

7.651

Plantaardige productie

5.334

1.784

1.877

1.875

3.166

3.166

3.166

Plantgezondheid

1.605

2.219

2.023

1.980

2.078

2.453

2.453

Diergezondheid en dierenwelzijn

13.895

12.688

11.967

12.539

11.638

11.708

11.708

Voedselveiligheid- en kwaliteit

5.909

5.298

4.572

4.359

4.558

4.558

4.558

Voedselzekerheid en internationaal en

             

Europees landbouwbeleid

4.382

2.396

3.587

3.626

3.730

3.730

3.730

Visserij

1.388

1.117

1.202

1.196

1.251

1.251

1.251

Agrarisch ondernemerschap

2.547

3.034

2.409

2.398

2.507

2.507

2.507

Kennisontwikkeling en (agrarische) innovatie

110.804

98.519

80.805

77.978

78.083

77.325

77.250

Bijdragen aan ZBO's/RWT's

105.610

83.235

83.206

74.239

73.998

73.396

73.396

Medebewind en overige voormalige publieke

             

PBO-taken

25.477

4.500

5.631

4.961

5.160

5.160

5.160

Dienst Landbouwkundig Onderzoek

77.341

76.120

75.646

67.584

65.272

65.272

65.272

Zon-MW (dierproeven)

0

0

0

0

1.885

1.885

1.885

College Toelating Gewasbeschermingssmid-

             

delen en Biociden

2.792

1.693

1.007

972

959

357

357

Centrale Commissie Dierproeven

0

922

922

722

722

722

722

Bijdragen aan andere begrotingshoofdstukken

3.745

4.778

4.040

4.022

4.206

4.206

4.206

Diergezondheidsfonds

3.145

4.778

4.040

4.022

4.206

4.206

4.206

Bijdragen aan (inter)nationale organisaties

10.647

77.032

8.861

9.707

9.303

9.303

9.303

FAO en overige contributies

10.647

11.032

8.861

9.101

9.303

9.303

9.303

Bijdragen aan agentschappen

278.193

284.900

263.738

248.406

244.212

244.258

244.258

Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit

130.740

130.803

124.786

116.761

112.266

112.291

112.291

Rijksdienst Voor Ondernemend Nederland

138.948

144.398

131.887

124.580

124.881

124.902

124.902

Dienst Landelijk Gebied

222

1.933

         

Rijksrederij

8.283

7.766

7.065

7.065

7.065

7.065

7.065

ONTVANGSTEN

357.416

100.146

64.078

56.247

50.999

42.906

42.906

Mestbeleid

5.884

6.509

7.209

7.209

7.209

7.209

7.209

Diergezondheid en dierenwelzijn

3.932

700

500

500

500

500

500

Voedselveiligheid en kwaliteit

94

500

0

0

0

0

0

Voedselzekerheid en internationaal en

             

Europees landbouwbeleid

228.287

44.173

15.926

15.926

15.926

15.926

15.926

Visserij

8.891

5.693

4.993

4.993

4.993

4.993

4.993

Agrarisch ondernemerschap

3.430

618

245

245

245

245

245

Kennisontwikkeling en (agrarische) innovatie

20.884

13.010

12.380

12.380

12.233

12.233

12.233

Garanties (provisies)

2.004

2.000

1.800

1.800

1.800

1.800

1.800

Agentschappen

15

           

Begrotingsreserves

83.995

26.943

21.025

13.194

8.093

   

Opmerking: Voor EFMZV, Brede weersverzekering en GMI geldt dat de bedragen betrekking hebben op de nationale cofinanciering van een Europese subsidieregeling in kader van het GLB.

Budgetflexibiliteit

Het budget 2016 is voor circa € 480 min (88%) juridisch verplicht. Dat komt met name door de verplichtingen die rusten op het onderdeel Kennis (meerjarige programma's en wettelijke onderzoekstaken bij de Stichting Dienst Landbouwkundig Onderzoek (DLO). Ook voor het onderdeel Agentschappen zijn de verplichtingen al in het voorafgaande jaar aangegaan.

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015-2016, 34 300 XIII, nr. 2

93

De feitelijke budgetflexibiliteit is veel lager omdat naast de zaken die al juridisch zijn aangegaan, er politieke en bestuurlijke toezeggingen liggen die nog tot een juridische verplichting gaan leiden.

Subsidies: Van het beschikbare budget 2016 is circa 53% juridisch verplicht. Het betreft de uitfinanciering van tot en met 2015 aangegane verplichtingen op subsidieregelingen.

Garanties: Bijdrage aan de begrotingsreserve Borgstellingsfaciliteit is geraamd op basis van meerjarig structureel benodigd budget. De verliesdeclaratie 2016 betreft een raming van de verplichte betalingen aan banken voor bedrijven die niet meer aan hun betalingsverplichtingen kunnen voldoen.

Opdrachten: Van het budget 2016 is circa 85% juridisch verplicht. Het betreft de uitfinanciering van verplichtingen die tot en met 2015 zijn aangegaan.

Bijdragen aan ZBO's/RWT's: Betreft bijdragen aan vooral DLO (Kennisbasis, Wettelijke onderzoekstaken).

Bijdragen aan agentschappen: Het budget betreft de financiering van het opdrachtenpakket voor 2016 aan de NVWA, Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO.nl) en de Rijksrederij, inclusief de kosten van uitvoering van EU-regelingen. Op basis van het offertetraject is het budget voor 2016 100% juridisch verplicht.

Toelichting op de financiële instrumenten (per beleidsthema geordend)

Duurzame veehouderij

De inzet van EZ voor de veehouderij is gericht op een transitie naar een toekomstbestendige duurzame en maatschappelijk gewaardeerde veehouderij in 2020. Dit vraagt een integrale aanpak naar een veehouderij met aandacht voor effecten op de volksgezondheid, dierenwelzijn, emissies naar het milieu, gebruik van duurzaam geproduceerde grondstoffen en de directe leefomgeving. In de Uitvoeringsagenda Duurzame Veehouderij (UDV) (TK, 2008-2009, 28 973, nr. 34) zijn de uitdagingen en speerpunten beschreven. Een belangrijk aspect van verduurzaming wordt gevormd door de stal(systemen) waarin dieren worden gehouden.

De partners in de UDV hebben afgesproken dat vanaf 2015 elke ondernemer bij nieuwbouw duurzaamheidsstappen zet waarbij de plusstal geldt als basisniveau voor verduurzaming in de veehouderij. Voor de plusstal is een apart certificaat uitgewerkt waarmee kan worden aangetoond dat een stal voldoet aan de criteria. Het plusstalcertificaat zal onder meer dienen als basisvoorwaarde voor de garantstelling voor de nieuw- en verbouw van stallen (Regeling garantstelling landbouw). Daarnaast kunnen ondernemers kiezen voor de realisatie van integraal duurzame stallen die voldoen aan de Maatlat Duurzame Veehouderij, Milieukeur en andere geborgde ketenconcepten of biologische regelgeving.

Vanwege de mogelijke effecten van zoönosen uit veehouderijen op de volksgezondheid, bereidt het kabinet een wijzigingsvoorstel van de Wet dieren voor dat provincies de mogelijkheid biedt, grenzen te stellen aan de omvang van de veehouderij in bepaalde gebieden. In 2013 werd 70% van de koeien geweid (op basis van gegevens CBS). EZ is in overleg met

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015-2016, 34 300 XIII, nr. 2

94

de partners van het Convenant Weidegang om het aandeel weidegang te verhogen naar 80% in 2020.

 

Indicator

Referentie-

Peildatum

Raming

Bron

 

waarde

 

2016

 

Percentage integraal duurzame stallen

0%

2008

14%

WUR

Subsidies

De begrote bedragen betreffen uitfinanciering op eerdere openstellingen van de subsidieregelingen duurzame stallen en fijnstofmaatregelen. Onder de categorie overig valt de uitfinanciering op de regelingen kleine en grote netwerken, beroepsopleiding en voorlichting, meetprogramma duurzame stallen, duurzame veehouderij (UDV), beëindigings- en saneringsregeling en de Subsidieregeling Stimulering Biologische Productie (SSBP).

Opdrachten

Het budget heeft betrekking op opdrachten en bijdragen aan derden die ondersteunend zijn voor de beleidsontwikkeling en -uitvoering, zoals projecten op het gebied van intensieve veehouderij en biologische landbouw, ontwikkeling duurzame stallen, uitrijden van dierlijke mest en voer- en managementmaatregelen.

Mestbeleid

Met het nationale mestbeleid wordt invulling gegeven aan de verplichtingen die volgen uit de Nitraatrichtlijn (91/676/EG). Doel van het mestbeleid is een verbetering van de kwaliteit van het grond- en oppervlaktewater door het bevorderen van een effectief en efficiënt gebruik van meststoffen in de landbouw. Daartoe kent de Meststoffenwet vier stelsels. Het stelsel van gebruiksnormen en voorschriften stuurt rechtstreeks op de hoeveelheid meststoffen en de wijze en het moment van toediening, het stelsel van varkens- en pluimveerechten stuurt op de productie van dierlijke mest en de stelsels van verplichte mestverwerking en verantwoorde groei melkveehouderij sturen op een verantwoorde afzet van dierlijke mest.

De jaarlijkse derogatierapportages en de vierjaarlijkse evaluatie van de Meststoffenwet worden altijd aan de Tweede Kamer aangeboden. De vierjaarlijkse Nitraatrichtlijnrapportage (waarvoor het Ministerie van l&M eerstverantwoordelijk is) en de resultaten Landelijk Meetnet effecten Mestbeleid staan op de site van het RIVM.

Opdrachten

De bedragen onder Mestbeleid hebben voor het grootste deel betrekking op de financiering van het Landelijk Meetnet effecten Mestbeleid, waarbinnen monitoring plaatsvindt van de kwaliteit van grond- en oppervlaktewater op landbouwbedrijven om het effect van het mestbeleid te kunnen evalueren en te kunnen voldoen aan de monitoringsverplich-tingen van de Europese Commissie.

Ontvangsten

De ontvangsten betreffen de boete-inkomsten in het kader van de handhaving van het mestbeleid en de bijdrage van agrarische bedrijven aan de kosten van het derogatiemeetnet binnen het Landelijk Meetnet effecten Mestbeleid.

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015-2016, 34 300 XIII, nr. 2

95

Plantaardige productie

De inzet van EZ is gericht op het in stand houden van een Nederlandse plantaardige sector die wereldwijd bekend staat om de kwaliteit van productie en productietechnologie voor voedings- en siergewassen. Plantenveredeling en duurzame intensivering van de teelt zijn van fundamenteel belang voor het vergroten van (mondiale) voedselzekerheid en concurrentiekracht van de betrokken sectoren. In de beleidsbrief tuinbouw (TK, 2013-2014, 32 627, nr. 14) staat aangegeven dat nieuwe verdienmodellen noodzakelijk zijn om het perspectief van de tuinbouw te versterken. Dat is primair een opgave voor het bedrijfsleven zelf. De overheid wil dat stimuleren. Doel is te komen tot samenwerkende tuinbouwketens die toonaangevend zijn in concurrentiekracht en duurzaamheid. Het keteninnovatieprogramma uit de beleidsbrief is in 2015 begonnen en de uitvoering hiervan loopt door in 2016. De ambitieuze klimaat- en energiedoelen die voor de tuinbouw gesteld zijn, worden conform de Meerjarenafspaak Energietransitie glastuinbouw 2014 - 2020 en bijbehorende versnellingsplannen uitgewerkt. Voor de overige landbouwsectoren en de voedings- en genotmiddelenindustrie zal uitvoering worden gegeven aan de ambities en doelen van respectievelijk het herijkte convenant Schone en Zuinige Agrosectoren en de geactualiseerde Meerjarenafspraken Energiebesparing (MEE en MJA3). Verder stelt EZ een nieuwe nationale strategie voor de Gemeenschappelijke Marktordening Groenten en Fruit op met daarin focus op marktgericht produceren, afzetstructuur en duurzaamheid.

 

Indicator

Referentiewaarde

Peildatum

Raming 2016

Streefwaarde

Planning

Bron

Totale C02-emissie glastuinbouw

Energie-efficiency index voedings- en genotmiddelenindustrie (VGI)

Circa 7,5 Mton

100%

2013 2005

6,9 Mton

82%

6,2 Mton 70%

2020 2020

LEI RVO.nl

Toelichting

De indicatoren geven inzicht in de voortgang van de verduurzaming op energie- en klimaatgebied van deze twee sectoren.

Subsidies

De begrote bedragen betreffen betalingen op zowel eerdere als nieuwe openstellingen van de regeling Marktintroductie energie innovaties (MEI) en de module energie-efficiëntie en hernieuwbare energie glastuinbouw van de Investeringsregeling milieuvriendelijke maatregelen (voorheen Investeringsregeling energiebesparing (IRE)). Onder de categorie overig vindt nog de uitfinanciering plaats van de eerder opengestelde en inmiddels afgesloten Demoregeling Schoon en Zuinig en de uitfinanciering van de set aside regeling en de regeling verbetering honingpro-ductie.

Opdrachten

Het budget heeft betrekking op (onderzoeks)opdrachten op het gebied van de innovatieagenda energie en energietransitie.

Plantgezondheid

Een hoogwaardige kwaliteit en een hoog plantgezondheidsniveau van plantaardige producten zijn voor de Nederlandse concurrentiekracht van groot belang. Belangrijke speerpunt is het voorkomen van de in- en

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015-2016, 34 300 XIII, nr. 2

96

uitsleep van plantenziekten in Nederland, bijvoorbeeld door het in 2016 tussen EZ en de plantaardige sector op te stellen convenant Preventie en Risicobeheer Plantgezondheid. Ook de bevordering van markttoegang voor Nederlands uitgangsmateriaal en plantaardige producten door gerichte inzet in prioritaire landen blijft van belang. Beschermen van gewassen en teelten tegen ziekten, plagen en onkruiden is een belangrijke randvoorwaarde om een hoogwaardige productie te blijven realiseren. Over het verminderen van de milieulast van gewasbeschermingsmiddelen en de concrete gestelde beleidsdoelen is de beleidsnota duurzame gewasbescherming 2013-2023 «Gezonde groei, duurzame oogst» (TK, 2012-2013, 27 858 nr. 146) het kader. Daarnaast zet EZ beleidsmatig in op een transitie naar een duurzamere gewasbescherming en een versnelling van de «vergroening» van gewasbeschermingsmiddelen, zowel nationaal, als ook in de EU.

Opdrachten

De nadruk ligt op het versnellen van de transitie naar verduurzaming van gewasbescherming. Daartoe wordt het gebruik van laag-risico middelen en basisstoffen gefaciliteerd en geïntensiveerd via een Green Deal met de sector en via een EU-spoor. Ook wordt de toelating voor kleine toepassingen gestimuleerd via het Fonds kleine toepassingen. Tenslotte wordt het budget voor opdrachten benut voor en het goed functioneren van het in 2015 ingerichte EU-coördinatiepunt voor kleine toepassingen en hoogwaardige teelten.

Diergezondheid en dierenwelzijn

Aandacht voor dierenwelzijn en -gezondheid van landbouwhuisdieren is van belang voor een sterke duurzame veehouderij en komt tegemoet aan de toenemende belangstelling vanuit de samenleving voor de veehouderij. Tevens neemt de politieke en maatschappelijke aandacht voor gezelschapsdieren en paarden toe. EZ richt zich op de bevordering van verbetering van dierenwelzijn door implementatie van (Europese) wetgeving en door het stimuleren van (keten)partijen. Op Europees niveau wordt in 2016 ingezet op de nadere uitwerking van de Verklaring van Vught (dierenwelzijnsconferentie 2014) en de onderliggende positionpapers over het verbeteren van welzijn van varkens, het verbeteren van transport en het oprichten van een structureel EU-platform waarin de lidstaten met de Europese Commissie overleggen over onderwerpen met betrekking tot dierenwelzijn. Nationaal wordt gewerkt aan het verbeteren van dierenwelzijn door uitvoering te geven aan de beleidsbrief dierenwelzijn, waarbij wordt ingezet op het uitfaseren van ingrepen, het stimuleren van een maatschappelijk geaccepteerde fokkerij van vooral honden, het tegengaan van impulsaankopen en de huisdier-lijsten waarop is aangegeven welke dieren gehouden mogen worden, vroegtijdige signalering en vermindering van mishandeling en verwaarlozing en het verbeteren van brandveiligheid van veestallen.

 

Indicator

Referentiewaarde

Peildatum

Raming 2016

Streefwaarde

Planning

Bron

EU-OIE vrije status

7

2009

7

7

Jaarlijkse vaststelling

EU en OIE

Toelichting

Dierziektenvrije status; deze indicator geeft het aantal ziekten weer, waarvoor Nederland een officiële EU en/of OIE dierziektenvrije status heeft.

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015-2016, 34 300 XIII, nr. 2

97

Opdrachten

Het budget voor opdrachten wordt ingezet voor de volgende activiteiten:

  • Uitvoeren van de actiepunten uit de beleidsbrief Dierenwelzijn (TK 2013-2014, 28 286 nr. 651).
  • Bijdrage aan de Landelijke Inspectiedienst Dierenbescherming voor handhavingsactiviteiten op terrein gezelschapsdieren en het Landelijke Informatie Centrum Gezelschapsdieren (LICG) voor communicatie- en voorlichtingsdoeleinden.
  • Bijdrage aan het loket Welzijn landbouwhuisdieren.
  • Bijdrage aan het CIBG (VWS) voor het in stand houden van het register van diergeneeskundigen.
  • Voorlichting en communicatie over de preventie van dierziekten en diergezondheid.
  • Early warning, monitoring en bewaking van dierziekten en zoönosen. Bijdragen aan onder andere de Gezondheidsdienst voor Dieren (GD) en het Dutch Wildlife Health Centre (Universiteit Utrecht).
  • Het aanhouden van een crisisorganisatie bij de GD, waardoor direct gekwalificeerd personeel beschikbaar is om de NVWAte assisteren bij verdenkingen.
  • De uitvoering van de Regeling In Beslag Genomen goederen. Dit is een vergoeding voor kosten van opvang van in beslag genomen gezelschapsdieren en landbouwhuisdieren.

Ontvangsten

De ontvangsten hebben vooral betrekking op op overtreders verhaalde kosten en dwangsommen die worden opgelegd in het kader van de handhaving van de Gwwd.

Voedselveiligheid en voedselkwaliteit

Borging van voedselveiligheid en het tegengaan van voedselfraude draagt bij aan het verkleinen van risico's voor de volksgezondheid, het vergroten van het vertrouwen in voedsel en het versterken van de positie van de agrofoodketen. Het beleid op deze thema's is integraal op de ketens gericht, inclusief onderdelen als diervoeders, diergeneesmiddelen en dierlijke bijproducten. EZ geeft mede vorm aan het anticiperen, monitoren en beheersen van mogelijke risico's op het gebied van voedselveiligheid en -integriteit. Europese wetgeving is hierbij het kader en bedrijven in de voedselketen zijn primair verantwoordelijk.

Het verduurzamen van de voedselketen is belangrijk om te komen tot een toekomstbestendig voedselsysteem. In zijn reactie op het WRR-advies «Naar een voedselbeleid» zal het kabinet aangegeven kansen te zien om het voedselbeleid nog steviger en in nog meer samenhang uit te voeren. Daartoe zal het kabinet de contouren van een «voedselagenda» gepresenteerd. Het kabinet wil met de verschillende actoren in de voedselketen in gesprek om te komen tot een breed gedragen voedselagenda, die toewerkt naar een gezonde, ecologische houdbare en robuuste voedselvoorziening. Dat betekent werken aan vertrouwen, het organiseren van maatschappelijk debat en maatschappelijke betrokkenheid, het waarborgen van transparantie en het agenderen en stimuleren van de verduurzaming van voedsel en voedingspatronen, nationaal en internationaal. In 2016 zal vervolg worden gegeven aan de «voedselagenda» en de daarin vermelde acties en activiteiten.

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015-2016, 34 300 XIII, nr. 2

98

 

Indicator

Referentiewaarde

Peildatum

Raming 2016

Streefwaarde

Planning

Bron

  • 1. 
    Mate van afname van antibiotica-

Antibiotica-

2009

p.m.

70%

2015

SDa

gebruik in de dierhouderij

gebruik in

   

reductie

   
 

2009

   

(t.o.v. 2009)

   
  • 2. 
    Nalevingsniveau HACCP-

80%

April 2009

90%

90%

2018

NVWA

verplichting

           

Toelichting

  • 1. 
    Het betreft de reductie van het antibioticagebruik in de dierhouderij ten opzichte van 2009. De raming 2016 is afhankelijk van het vervolgbeleid 2016-2020. Daarover wordt de Kamer begin 2016 geïnformeerd.
  • 2. 
    Het betreft het percentage van het totale aantal gecontroleerde bedrijven met een wettelijk verplicht Hazard Analysis and Critical Control Points (HACCP)-systeem uit het eerste deel van de vleesketen (slachthuizen, uitsnijderijen en koel- en vrieshuizen) dat aan alle controle-items voor HACCP voldoet.

Opdrachten

Het budget voor opdrachten heeft onder andere betrekking op:

  • Diverse projecten zorgvuldig antibioticagebruik die bijdragen aan een vervolgbeleid voor 2016-2020 dat meer gericht is op vermindering van resistentierisico's en meer sectorspecifiek is.
  • Bijdrage aan de jaarlijkse organisatie van de Codex Alimentaris Commission.
  • Beleidsadvisering door het Bureau Diergeneesmiddelen.
  • Herziening van Europese regels voor vleeskeuring en (risicogebaseerd) toezicht in de pluimveesector (zogenaamde Hygiënepakket).
  • Monitoring van alimentaire zoönosen (zoals salmonella).
  • Versoepeling van beheersingsmaatregelen op het gebied van TSE/BSE.
  • Informatievoorziening aan consumenten over voedselveiligheid, voedselkwaliteit en voedselverspilling via het Voedingscentrum Nederland.
  • Monitoring verduurzaming voedselproductie en monitoring voedselverspilling
  • Aanpassing van regelgeving gericht op een veilige en duurzame toepassing van nieuwe technologieën in de agrosector, zoals ggo's.

Voedselzekerheid en internationaal en Europees landbouwbeleid

Nederland hoort bij de grootste agro-exporteurs van de wereld. Daardoor heeft het de mogelijkheid om een belangrijke bijdrage te leveren aan de uitdaging om op duurzame wijze de voedselproductie in de wereld te verhogen. Het bedrijfsleven speelt hierin een sleutelrol en EZ ondersteunt ondernemers in hun internationale ambities en werkt daarbij nauw samen met het Ministerie van Buitenlandse Zaken (BuZa). Hierbij is de gezamenlijke brief van EZ en BuZa over de «Nederlandse inzet voor wereldwijde voedselzekerheid (TK, 33 625, nr. 147 van 18/11/2014) van eind 2014 het uitgangspunt.

Opdrachten

Het budget voor opdrachten wordt ingezet voor de volgende activiteiten:

  • Internationale programma's van de topsectoren Agro&Food en Tuinbouw en Uitgangsmateriaal die zich richten op het versterken van de landbouwsector in ontwikkelende en ontwikkelingslanden.
  • Samenwerking met transitielanden en ontwikkelingslanden op het gebied van voedselzekerheid.

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015-2016, 34 300 XIII, nr. 2

99

  • Nieuwe initiatieven en partnerschappen op het gebied van mondiale voedselzekerheid en duurzame economische ontwikkeling op de volgende pijlers: klimaatslimme landbouw. Oceanen, Biodiversiteit (uitgangsmateriaal en genetische bronnen), beperken van voedselver-liezen.
  • Daarnaast streeft EZ, in samenwerking met de topsectoren, naar duurzame veehouderijontwikkeling, verbeterde bodemvruchtbaarheid, versterking van de zaadsector in ontwikkelingslanden en verbetering van gewasbeschermingssystemen.
  • Bijdrage aan het Kennisloket Steunpunt Schoolfruit van de Wagenin-gen Universiteit.

Ontvangsten

De ontvangsten betreffen voornamelijk de productieheffing op suiker die via de begroting van Buitenlandse Zaken worden afgedragen aan de Europese Commissie. Daarnaast zijn er (forfaitaire) ontvangsten op basis van aan boeren opgelegde sancties in het kader van GLB-inkomenssteun en door het betaalorgaan op bedrijven ingehouden waarborgsommen voor verleende exportrestituties die ten onrechte zijn uitgekeerd. Tot en met 2014 werden de invoerheffingen op landbouwproducten op de begroting van EZ verantwoord die via de begroting van Buitenlandse zaken werden afgedragen aan de Europese Commissie. Op basis van EU wetgeving wordt door de douane vanaf 2015 geen onderscheid meer gemaakt tussen landbouwrechten en invoerrechten. Omdat de Minister van Financiën verantwoordelijk is voor de heffing en inning van de douanerechten worden deze ontvangsten vanaf 1 januari 2015 verantwoord op de begroting van Financiën.

Visserij

Centraal onderdeel van de in 2014 ingezette hervorming van het Gemeenschappelijk Visserij Beleid is de invoering van een aanlandplicht. Vissoorten waarvoor vangstbeperkingen gelden mogen niet meer teruggegooid te worden, maar dienen te worden aangeland. Doel van de aanlandplicht is de verdere verduurzaming van de visserij en het tegengaan van voedselverspilling. De besluitvorming over de precieze invulling van de aanlandplicht vindt in hoofdzaak in regionaal verband van de lidstaten (onder andere de Noordzee) plaats. EZ faciliteert de introductie van de aanlandplicht door de sector te ondersteunen in de omschakeling naar meer selectieve vistechnieken en aanpassingen aan boord en in de visketen. Hiervoor kan Nederland het Europese Fonds voor Maritieme Zaken en Visserij 2014-2020 (EFMZV) inzetten. Het EFMZV omvat ook de fondsen voor datacollectie (gegevensverzamelingen in Europees verband), visserij controle en de uitgaven voor het Geïntegreerd Maritiem Beleid. Op 25 februari 2015 is het Nederlandse Operationeel Programma EFMZV door de Europese Commissie goedgekeurd. Hierover is de Kamer op 18 maart 2015 geïnformeerd (TK, 2014-2015, 32 201, nrs.

). Vanaf de tweede helft van 2015 zullen de eerste openstellingen plaatsvinden voor subsidies uit het EFMZV. Bij The International Council for the Exploration of the Sea (ICES) is informatie te vinden omtrent internationale adviezen en de ontwikkeling van vispopulaties.

Subsidies

In 2016 vindt nog de laatste uitfinanciering plaats op subsidieregelingen die onder het Europees Visserijfonds (EVF) vallen. Daarnaast zullen nieuwe openstellingen plaatsvinden van regelingen die onder het EFMZV vallen, gericht op duurzame innovaties en investeringen, op rendementsverbetering in de visserij en aquacultuur en op controle en datacollectie.

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015-2016, 34 300 XIII, nr. 2

100

Opdrachten

Het budget heeft betrekking op opdrachten aan derden die ondersteunend zijn voor de beleidsontwikkeling op visserijgebied, zoals monitoringactivi-teiten en het flankerend beleid voor schubvissers op het IJsselmeer.

Ontvangsten

De ontvangsten hebben met name betrekking op de geïnde leges van afgegeven visserij-vergunningen (zoals mosselpercelen).

Agrarisch ondernemerschap

Vergroting van het concurrentievermogen is essentieel voor het agrocomplex. Het beleid is gericht op goed en duurzaam presterende agrarische ondernemers.

 

Indicator

Referentiewaarde

Peildatum

Raming 2016

Streefwaarde

Planning

Bron

Verhouding duurzame -totale investeringen

36%

2013

27%

30%

2016

LEI

Toelichting

Duurzame investeringen omvatten investeringen in duurzame productiemiddelen zoals bedrijfsgebouwen, glasopstanden en installaties. De totale investeringen in de land-, tuinbouw en visserij nemen de afgelopen jaren af, waardoor het percentage duurzame investeringen toeneemt. In het laatste onderzoek over het jaar 2013 waren de totale investeringen € 2,7 mld en de duurzame investeringen bijna € 1 mld. Hierdoor was het aandeel duurzame van de totale investeringen in de land-, tuinbouw en visserij 36%.

Subsidies

In 2016 wordt de subsidieregeling Brede Weerverzekering opnieuw opengesteld, waarmee de beschikbaarheid van brede verzekeringen tegen weerschade in de open teelten wordt gefaciliteerd.

Opdrachten

Het budget heeft betrekking op de overheidsinzet voor agrarisch Nederland wereldwijd bij het opzetten, verbeteren en versterken van duurzame ketens. Dit in nauwe samenwerking met het Landbouwradennetwerk.

Kennisontwikkeling en (agrarische) innovatie

Kennisontwikkeling en agrarische innovatie leveren een belangrijke bijdrage aan de oplossing van maatschappelijke vraagstukken die zich voordoen in het groene agro- en natuurdomein.

Daarnaast draagt een goed functionerend kennissysteem bij aan de economische positie van de Nederlandse agro-, visserij- en voedselketens en aan de natuurdoelstellingen. Veel bedrijven in de voedselverwerkende industrie hebben hun onderzoeks- en innovatieafdelingen in Nederland geplaatst. Samen met Wageningen UR heeft Nederland een toonaangevende landbouwuniversiteit en onderzoekscentrum in huis.

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015-2016, 34 300 XIII, nr. 2

101

 

Indicator

Referentie-

Peildatum

Raming

Streef-

Planning

Bron

 

waarde

 

2016

waarde

   

1 Vraagsturing van groen onderzoek

           

door maatschappelijke actoren

           

(beleid, bedrijfsleven en maatschap-

           

pelijke organisaties)

80%

2013

>85%

>85%

2020

PROSU

2 Kennisbenutting door beleid,

           

bedrijfsleven en maatschappelijke

           

organisaties

88%

2013

>85%

>85%

2020

PROSU

3 Percentage innoverende

           

agrarische bedrijven

11,6%

2006

10%

10%

2016

LEI

Toelichting

  • 1. 
    In 2013 betrof het voor 49% van de projecten vraagsturing door (nationaal) beleid en voor 31% vraagsturing door maatschappelijke organisaties en bedrijfsleven. In andere gevallen was er sprake van indirecte vraagsturing, bijvoorbeeld een vraag volgend op voorafgaand onderzoek.
  • 2. 
    In 2015 zijn alle T02 instituten overgegaan op een nieuwe, uniforme methode voor het meten van klanttevredenheid en kennisbenutting. Vanaf de begroting 2017 zullen de resultaten van die meting worden weergegeven. Een uitgebreide toelichting staat bij de tabel in artikel 12.
  • 3. 
    Dit geeft het percentage van de bedrijven weer dat product- of procesinnovaties heeft doorgevoerd. Het gaat hierbij zowel om bedrijven die als eerste bedrijf iets nieuws hebben doorgevoerd als om innovatieve volgers (vroege volgers).

Subsidies

De begrote bedragen betreffen de uitfinanciering op de subsidieregelingen Samenwerking bij innovatie, VAMIL-compensatie3 en Functionele Agrobiodiversiteit.

Opdrachten

Het budget voor opdrachten is bestemd voor:

  • De innovatie-agenda's van de topsectoren Agri & Food en Tuinbouw en Uitgangsmaterialen;
  • De ondersteuning van beleidsontwikkeling en politieke besluitvorming voor onder andere internationale markt en handelstoegang in relatie tot veterinaire en fytosanitaire problematiek, de relatie volksgezondheid en intensieve veehouderij, waarborgen voedselveiligheid en diergezondheid, welzijn van landbouwhuisdieren en gezelschapsdieren, platteland en omgeving, vermaatschappelijking natuur, natuurin-clusieve landbouw, voedselverspilling en voedselzekerheid;
  • Internationale samenwerking in Joint Programming Initiatives (JPI's) en European Research Area Network (ERA-Net) en multilaterale samenwerking op het gebied van voedselzekerheid.
  • Het uitvoeren van evaluaties, de projectbijdrage aan het Nederlands Agrarisch Jongeren Kontakt (NAJK) en opdrachten voor agrarische innovatie, waarbij de focus ligt op de nieuwe uitdagingen van het GLB: klimaat, hernieuwbare energie, water en biodiversiteit.

3 Compensatie van ondernemers die in 2007 of 2008 hebben geïnvesteerd in een stal of een kas en voor die jaren niet in aanmerking kwamen voor de VAMIL-regeling.

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015-2016, 34 300 XIII, nr. 2

102

Ontvangsten

De ontvangsten hebben betrekking op terugontvangen rente en aflossing van DLO en diverse ontvangsten samenhangend met de onderzoeksfinanciering.

Apurement

De Europese Commissie voert in bepaalde gevallen financiële correcties door op door Nederland ingediende declaraties bij Europese Fondsen, wanneer de uitvoering in de ogen van de Commissie niet volgens Europese regelgeving heeft plaatsgevonden (apurement-procedure). Zo kunnen er in het kader van de Gemeenschappelijke Marktordening Groenten en Fruit naar aanleiding van audits uitgevoerd in 2009 en 2011 correcties worden opgelegd. Hierover vindt nog hoor- en wederhoor plaats (stand van zaken juni 2015). De hoogte van de correcties is vooraf moeilijk in te schatten, daarom wordt jaarlijks een bedrag in de begrotingsreserve gestort om deze op peil te houden om toekomstige correcties uit te kunnen betalen.

Nederland zet zich overigens op Europees niveau in voor aanpassing van de GMO-regelgeving om deze beter uitvoerbaar te maken en daarmee EU-conforme uitvoering te bevorderen en het risico op correcties te verkleinen.

Garanties

EZ verleent steun aan bedrijven in de primaire sector (agrariërs en vissers) door het verstrekken van garanties op leningen voor investeringen. Hierdoor wordt de financiering mogelijk gemaakt van investeringen die in de markt niet tot stand komen vanwege een tekort aan zekerheden die de betreffende bedrijven kunnen bieden. Tegelijkertijd wordt er met deze faciliteit een extra stimulans gegeven aan de verduurzamingsopgave van de primaire sector. Jaarlijks vindt er, naast de premieontvangsten van € 1,8 min, een storting plaats van € 3 min in de begrotingsreserve Borgstellingsfaciliteit om de begrotingsreserve op peil te houden, zodat verliesdeclaraties van uitstaande garanties onder de Garantieregelingen Landbouw en Landbouw-plus opgevangen kunnen worden.

Medio 2015 is de garantstelling Marktintroductie Innovaties gepubliceerd als onderdeel van het Nederlandse POP3-programma. Hiermee beoogt EZ specifieke investeringen te stimuleren gericht op de introductie van systeem-innovaties die kansen bieden voor producten met meer toegevoegde waarde in de markt. Voor deze regeling wordt jaarlijks € 2,5 min in de begrotingsreserve Borgstellingsfaciliteit gestort.

Ontvangsten

De ontvangsten betreffen inkomsten uit door agrariërs betaalde provisies voor door het ministerie afgegeven garantstellingen aan banken.

Bijdragen aan ZBO's/RWT's

Medebewind en overige voormalige publieke PBO-taken In 2014 zijn publieke taken van de PBO's overgaan naar de centrale overheid. Het begrote bedrag is onder meer bestemd voor vereffening van de opgeheven PBO's, ICT/transitiekosten voor inbedding van voormalige PBO-taken in de EZ-organisatie en afvloeiingskosten van medebewindspersoneel dat al vóór de opheffing boventallig is verklaard.

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015-2016, 34 300 XIII, nr. 2

103

Dienst Landbouwkundig Onderzoek

Dit betreft zowel funderend onderzoek als wettelijke onderzoekstaken (WOT). Wageningen UR heeft een nieuw strategisch plan ontwikkeld voor de jaren 2015-2018. De nieuwe ontwikkellijnen zijn basis voor het nieuwe vierjarig programma Kennisbasisonderzoek dat in 2015 is gestart. Wettelijke onderzoekstaken vloeien voort uit (inter)nationale wetten, verordeningen en verdragen.

ZonMW dierproeven

Tot en met 2017 is het budget overgeheveld naar VWS/ZonMW voor ontwikkeling en uitvoering van alternatieven voor dierproeven. Voor de jaren erna is het budget gereserveerd voor verdere ontwikkeling en uitvoering alternatieven voor dierproeven.

College Toelating Gewasbeschermingsmiddelen en Biociden (Ctgb) Het betreft, mede namens de ministeries van SZW, VWS en l&M, de opdracht aan het Ctgb, met name op het gebied van beleidsadvisering.

Centrale Commissie Dierproeven (CCD)

De CCD verstrekt vergunningen voor het mogen verrichten van dierproeven.

Bijdragen aan andere begrotingshoofdstukken

Dit betreft de EZ-bijdrage aan de DGF-begroting voor de monitoring en bestrijding van bestrijdingsplichtige dierziekten, het aanhouden van een calamiteitenreserve bij destructiebedrijf Rendac en het voorraadbeheer van vaccins voor bestrijding dierziekten bekostigd.

Bijdragen aan agentschappen

Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) De bijdrage aan de NVWA is onder andere bestemd voor de handhaving van de wet- en regelgeving en het toezicht op het gebied van dier- en plantgezondheid, dierenwelzijn, diervoeders, diergeneesmiddelen, dierlijke bijproducten, dierproeven, mest, natuur en de veiligheid van voedsel en consumentenproducten. Het Plan van Aanpak NVWA (TK, 2013-2014, 33 835 nr. 1) heeft een looptijd van 2014 tot en met 2018 en legt prioriteit bij versterking van het toezicht op vijf domeinen (vee en vlees, exportcertificering, plantaardig, tweedelijnstoezicht zuivel en consument & veiligheid) en het versterken van de organisatie. In maart 2015 is de tweede voortgangsrapportage aan de Tweede Kamer gestuurd (TK, 2014-2015, 33 835 nr. 12). Daaruit blijkt dat, over de hele linie bezien, het Plan van Aanpak goed op koers ligt. Belangrijk onderdeel van het Plan van Aanpak NVWA is ook de herbezinning op de inrichting van het systeem van keuring en toezicht. Het kabinet zal voor de zomer van 2016 de vernieuwde inrichting van het systeem van keuring en toezicht presenteren.

Rijksdienst Voor Ondernemend Nederland (RVO.nl) De bijdrage aan RVO.nl is onder andere bedoeld voor de uitvoering van zijn taak als Europees betaalorgaan. Vanwege deze status kan RVO.nl Europese subsidies uitbetalen, bijvoorbeeld de basisbetaling, de betaling voor jonge landbouwers en de betaling voor klimaat- en milieuvriendelijke landbouwpraktijken en de uitvoering van het Europese Fonds Maritieme Zaken en Visserij. Naast de Europese subsidieregelingen voert RVO.nl ook nationale subsidieregelingen uit, zoals de regelingen voor innovaties en het visserijbeleid, energiebesparing en voor investeringen in

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015-2016, 34 300 XIII, nr. 2

104

duurzaamheid evenals maatregelen in het versterken van de innovatie en concurrentiekracht van de landbouw in het kader van de cofinanciering van inzet van Europese middelen.

Voorts worden taken uitgevoerd betreffende identificatie en registratie van dieren en het mestbeleid. Daarnaast verleent RVO.nl bepaalde vergunningen voor agrarische ondernemers en voor bezit en handel in beschermde plant- en diersoorten. Verder fungeert RVO.nl als thuishaven voor het landbouwradennetwerk.

Vanaf 2015 is een aantal onderwerpen en taken toegevoegd aan het werkpakket van RVO.nl. Dit zijn de in medebewind gegeven taken en de autonome publieke taken van de (voormalige) PBO's, taken die zijn overgekomen als gevolg van de opheffing van de Dienst Landelijk Gebied en de visserij-uitvoeringstaken die overgekomen zijn vanuit het beleidsde-partement.

Rijksrederij

De bijdrage aan de Rijksrederij is bestemd voor de inzet van schepen en bemanning voor het uitvoeren van taken op het gebied van visserijon-derzoek en het beheer en de inspectie voor natuur en visserij.

Interne begrotingsreserves

Naast het reguliere financiële instrumentarium zijn er begrotingsreserves. Hier kan ten behoeve van artikel 16 geld uit worden onttrokken. Ook kan vanuit artikel 16 hierin geld gestort worden (voeding). Door middel van de begrotingsreserves worden uitgaven opgevangen die jaarlijks sterk in omvang kunnen variëren.

 

Stand interne begrotingsreserves per 31 december 2014

238.268

(x€ 1.000)

 

Interne begrotingsreserve Landbouw

33.249

Interne begrotingsreserve Visserij

13.425

Interne begrotingsreserve Borgstellingsfaciliteit

41.290

Interne begrotingsreserve Apurement

150.304

  • Met de interne begrotingsreserve Landbouw wordt stabiliteit en zekerheid gecreëerd voor de uitfinanciering van omvangrijke en sterk fluctuerende transitie-uitgaven voor verduurzaming en innovatie in de landbouwsector. Het betreft uitgaven voor al aangegane verplichtingen, onder andere op het terrein van energietransitie in de glastuinbouwsector, jonge agrariërs, duurzame stallen, investeringen in milieuvriendelijke maatregelen, fijnstofmaatregelen en de VAMIL-compensatieregeling.
  • De interne begrotingsreserve Visserij is bestemd voor de nationale cofinanciering die benodigd is voor de uitfinanciering van subsidieregelingen die onder het EVF worden uitgevoerd.
  • De interne begrotingsreserve Borgstellingsfaciliteit is bedoeld om de verliesdeclaraties te betalen voortvloeiend uit garantstellingen aan banken waarmee innovatieve en duurzame investeringen in de landbouw en visserij worden gefaciliteerd. De komende jaren wordt rekening gehouden met een omvangrijk bedrag aan uit te keren verliesdeclaraties, waardoor de begrotingsreserve aanzienlijk in omvang zal afnemen. Tegenover deze onttrekking staan een jaarlijkse reguliere storting van € 3 min en van € 1,8 min aan van agrariërs ontvangen provisies. Vanaf 2015 wordt verder jaarlijks € 2,5 min in de begrotingsreserve gestort voor de Garantieregeling marktintroductie innovaties (GMI). Tenslotte wordt een jaarlijkse storting van € 2 min

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015-2016, 34 300 XIII, nr. 2

105

van 2011 tot en met 2024 voorzien voor het flankerend beleid voor het verbod op de pelsdierhouderij (amendement Van Gerven/Dijsselbloem, TK, 2010-2011,32 609 XIII, nr. 4). - De interne begrotingsreserve Apurement is bestemd voor het

terugbetalen van financiële correcties van de Europese Commissie en is gebaseerd op de in recente jaren ontvangen correctievoorstellen van de Europese Commissie. EZ heeft maatregelen genomen om de risico's op toekomstige financiële correcties te verkleinen door interpretaties van EU-regelgeving zoveel mogelijk vooraf aan de Europese Commissie ter verduidelijking voor te leggen. In de gevallen waarin de Europese subsidie op onrechtmatige wijze is verkregen, vordert EZ deze subsidie terug van de ontvanger.

Ontvangsten

De ontvangsten hebben betrekking op onttrekkingen uit de interne begrotingsreserves Landbouw, Visserij, Borgstellingsfaciliteit en Apurement die zijn toegevoegd aan de begroting van artikel 16.

Budgettair belang fiscale maatregelen

 

Bedragen x € 1 min

 
   

2014

2015

2016

2017

2018

2019 2020

Landbouwvrijstelling

1.299

1.324

1.350

1.377

1.405

1.433 1.462

Verlaagd tarief glastuinbouw

81

79

81

81

81

82 82

Verlaagd tarief sierteelt

227

231

233

236

238

240 243

Landbouwregeling

 

19

17

17

16

15

15 14

Vrijstelling cultuurgrond

104

110

115

117

120

123 125

Een toelichting op de fiscale instrumenten is opgenomen in de internet-

bijlage 12 bij de Miljoenennota (Toelichting op de belastinguitgaven).

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015-2016, 34 300 XIII, nr. 2 106

17 Groen onderwijs van hoge kwaliteit Algemene doelstelling

Groen onderwijs van hoge kwaliteit. Hierbij streeft het Ministerie van Economische Zaken (EZ) naar:

  • Voldoende gekwalificeerde beroepsbeoefenaren voor het agrofood-complex en de groene ruimte.
  • Vergroten van de kennisverspreiding en -benutting voor het agrofood-complex en de groene ruimte.

Hiermee draagt groen onderwijs bij aan de doelstellingen van de artikelen 16 (Concurrerende, duurzame, veilige agro-, visserij- en voedselketens) en

18 (Natuur en regio).

Rol en verantwoordelijkheid

De Minister van EZ is verantwoordelijk voor:

Voldoende gekwalificeerde beroepsbeoefenaren voor het agrofood-complex en de groene ruimte.

Stimuleren

  • Stimuleren van een hoog kwaliteitsniveau van onderwijs en wetenschappelijk onderzoek.
  • Stimuleren van voorwaarden om te voldoen aan de vervangingsvraag en de transitie naar een groene economie. Afspraken maken met instellingen over bevorderen doorstroom, verminderen aantal voortijdige schoolverlaters, leven lang leren door om- her- en bijscholing, versterken doorlopende leerlijnen binnen de groene beroepskolom, bevorderen van cross-overs met het overig beroepsonderwijs en vakinhoudelijke vernieuwing van het groen onderwijs.
  • Stimuleren, in overleg met de instellingen, van ondernemerschap en internationalisering waardoor leerlingen/studenten na afronding van hun opleiding een basis hebben voor de start van een eigen bedrijf in het groene domein.

Regisseren

  • Met de instellingen en het bedrijfsleven zorgdragen voor het versterken van gekwalificeerde functies binnen het domein voedsel, natuur en leefomgeving door het groen (voorbereidend) beroepsonderwijs en van de kennisverspreiding binnen de groene kennisinfrastructuur.

Financieren

  • De groene instellingen functioneren binnen het wettelijk stelsel dat voor het gehele onderwijs geldt.

Kennisverspreiding en -benutting voor het agrofoodcomplex en de groene ruimte (natuur en groene leefomgeving), onder meer door actieve inzet van het groen onderwijs om beleidsdoelen te realiseren.

Stimuleren

  • Stimuleren van vraaggestuurde landelijke Centra voor Innovatief Vakmanschap (CIV) voor het MBO en Centers of Expertise (CoE) voor het HBO op een achttal expertisethema's: Biobased Economy, Greenports, Agrodier, Food, Open teelten. Natuur en groene Leefomgeving, Agri&Food en Tuinbouw en Uitgangsmaterialen. Daarbij worden verbindingen gemaakt tussen regionaal opererende organisaties en wordt landelijke afstemming gezocht tussen onderwijs.

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015-2016, 34 300 XIII, nr. 2

107

regionaal Midden- en Kleinbedrijf (MKB), maatschappelijke organisaties en lagere overheden (stimuleren van de gouden driehoek in de groene sector). Belangrijke speerpunten zijn het opleiden van talent dat aansluit bij de innovatieopgaven van ondernemers, zwaartepuntvorming onderwijs en onderzoek, stimuleren van ondernemerschap en excellent praktijkgericht onderzoek samen met bedrijfsleven.

  • Stimuleren van het innovatief vermogen van het MKB door het instrument van groene plus lectoraten in het groene Hoger beroepsonderwijs meer vraaggestuurd in te zetten voor kennisvragen vanuit het MKB.
  • Stimuleren van activiteiten gericht op het verspreiden, doorstromen en benutten van kennis voor doelgroepen die deelnemen aan de Nederlandse samenleving.
  • Stimuleren van educatieve activiteiten (gericht op sociale innovatie) voor een groene economie (onder andere via het programma DuurzaamDoor in het onderwijs, bij en met andere overheden, bedrijven en maatschappelijke organisaties, zowel landelijk als op regionaal niveau).
 

Kengetal

2010

2011

2012

2013

2014

Ambitie

Adequaat aanbod aan de vraag op de arbeidsmarkt Bron: The Research Centre for Education and the Labour Market (ROA)

 

1%

 

52%

 

60%

Toelichting

Adequaat aanbod wordt tweejaarlijks gemeten door middel van de Indicator Toekomstige Knelpunten in de Personeelsvoorziening naar Beroep (ITKB). Deze indicator geeft aan in welke mate het voor werkgevers mogelijk is om binnen beroepsgroepen de gewenste personeelssamenstelling naar opleidingsachtergrond te realiseren, rekening houdende met vraag en aanbod verhoudingen voor de verschillende opleidingstypen. Een laag percentage betekent een groot verwacht tekort van mensen met de vereiste specifieke kennis en vaardigheden.

Beleidswijzigingen

Algemeen

Het jaar 2016 staat voor het Groen onderwijs in het teken van consolidatie en verder bouwen aan de kennis- en innovatieopgave binnen het groene domein. De resultaten van de Meerjarige Investeringsprogramma's (MIP 2013 - 2015) zullen worden ingebed in een kennisbasisinfrastructuur waarop na 2015 verder kan worden gebouwd. Het Groen onderwijs zal hieraan invulling geven in samenwerking met het bedrijfsleven, maatschappelijke organisaties en EZ. De meerjarige sectorplannen van de AOC's, de HASsen en het strategisch plan Wageningen Universiteit bieden een goed vertrekpunt om te komen tot de vernieuwingsslag van het Groen onderwijsmodel.

In 2016 zal ook uitvoering worden gegeven aan het vervolg van de motie Van Veldhoven/Lodders4 en het bekostigingsonderzoek onderwijs (Panteia-rapport). De beleidsreactie van het kabinet verschijnt tezamen met de bijbehorende rapporten voor de begrotingsbehandeling.

4 TK, 34 000 XIII, nr.75

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015-2016, 34 300 XIII, nr. 2

108

Voorbereidend Middelbaar Beroepsonderwijs (VMBO) Het Groene VMBO gaat in 2016 zijn examenprogramma vernieuwen en op basis van de nieuwe profielen VMBO-breed invoeren. Invoering voor het profiel Groen is voorzien per 1 augustus 2016. De Agrarische Opleidings Centra (AOC) en de groene afdelingen van de scholengemeenschappen kunnen met het nieuwe profiel Groen en de keuzedelen een betere aansluiting tot stand brengen op het Middelbaar Beroepsonderwijs (MBO) en de regionale arbeidsmarkt.

MBO

Het MBO voert ingaande het schooljaar 2015-2016 de nieuwe kwalificatiestructuur in. In dat schooljaar kunnen de instellingen de nieuwe kwalificaties aanbieden naast de «oude» competentiegerichte kwalificaties. In de nieuwe kwalificatiestructuur is veel aandacht besteed aan het borgen van wettelijke beroepsvereisten vanuit wetgeving van EZ. Deze zijn veelal ondergebracht in herkenbare onderdelen van kwalificaties waaraan een certificaat kan worden verbonden.

Per 1 augustus 2015 zijn de wettelijke taken van de Kenniscentra Beroepsonderwijs - Bedrijfsleven KBB overgedragen aan de Samenwerkingsorganisatie Beroepsonderwijs - Bedrijfsleven SBB. Binnen SBB wordt één van de acht Sectorkamers verantwoordelijk voor het onderhoud en de ontwikkeling van de «groene» kwalificaties en voor een voldoende aanbod van leerbedrijven in de groene sector. EZ is mede-opdrachtgever van SBB, subsidieert dit voor het «groene» aandeel en onderhoudt een bestuurlijke relatie met deze Sectorkamer.

De AOC's ontwikkelen in 2015 vanuit een gezamenlijke missie en positionering een sectorplan. In 2016 worden gezamenlijke acties vanuit dit plan uitgevoerd.

Hoger onderwijs

Op 17 februari 2015 is het tweede Sectorplan voor het Groene HBO, Impact door samenwerking, gepresenteerd. Het Sectorplan is gericht op de periode 2015-2019 en is input voor de Strategische Agenda Hoger Onderwijs waaraan OCW en EZ gezamenlijk werken. Het sectorplan is ook gevoed vanuit de strategische discussie van het veld met OCW/EZ.

Het plan richt zich op de onderstaande doelen en resultaten:

  • 1. 
    Vergroten van de instroom van groene HBO'ers in lijn met de behoefte van de arbeidsmarkt.
  • 2. 
    Doorontwikkeling van de samenwerking tussen de Groene Hogescholen op basis van ontwikkel- en uitvoeringsdoelmatigheid.
  • 3. 
    Betere aansluiting op arbeidsmarkt, meer praktijkgerichtheid van het onderwijs door aansluiting op kennisvragen van de arbeidsmarkt (via het lectoratenprogramma).
  • 4. 
    Ontwikkelen van crossovers in opleidingsportfolio in combinatie met andere disciplines.

Wageningen Universiteit zet in haar Strategisch Plan voor de periode 2015-2018 extra in op (inter)nationale economische en maatschappelijke waardecreatie, gericht op bijdragen aan innovatie van bedrijven en de dialoog met de maatschappij. Onderdeel hiervan is een nieuwe onderwijsaanpak om in de komende jaren de goede balans te vinden tussen de groei van het aantal studenten en de onderwijskwaliteit (One Wageningen Education System).

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015-2016, 34 300 XIII, nr. 2

109

Versterken verticale onderwijskolom

De afzonderlijke Sectorplannen c.q. Strategisch Plan vanaf MBO tot aan WO zullen ook in onderlinge samenhang worden bezien om te komen tot samenwerking in de groene onderwijskolom met het doel de doorlopende leerlijnen zo goed mogelijk op elkaar aan te laten sluiten en het vakonderwijs op alle niveaus te vernieuwen en gereed te maken voor de toekomstige opgaven. De Groene tafel (GT) speelt hierbij een belangrijke rol. De kennisinstellingen in het groene onderwijs hebben met de oprichting van de GT onderstreept, dat zij de samenwerking in de onderwijskolom belangrijk vinden voor de samenhang, kwaliteit en continuïteit van het groene onderwijs. De GT heeft de ontwikkelrichtingen van het Groene onderwijs vastgelegd in de Strategische Ontwikkelagenda. De GT organiseert ook de vraagsturing richting de ondersteunende instellingen en functies. Beoogd resultaat hiervan is een systeemontwerp voor kennisdoorstroom en innovatie vanaf 2016.

Met het programma DuurzaamDoor wordt ook bijgedragen aan de maatschappelijke discussie over de toekomstgerichtheid van het curriculum en de invulling van de nieuwe kwalificatiestructuur MBO, met name daar waar het gaat om het thema duurzaamheid. In internationaal perspectief is DuurzaamDoor het platform waarop het Global Action Plan 2015-2020 van UNESCO vorm krijgt, evenals de invulling van de Sustainable Development Goals (SDG), waarvan SDG 4 «educatie-.n» betreft. In 2016 zal daar binnen de bestaande mogelijkheden nadrukkelijk aandacht aan worden geschonken.

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015-2016, 34 300 XIII, nr. 2

110

Budgettaire gevolgen van beleid

 
 

2014

2015

2016

2017

2018

2019

2020

VERPLICHTINGEN

862.305

903.178

842.665

836.893

819.705

808.263

798.109

UITGAVEN

807.497

847.809

796.001

785.897

765.963

753.725

743.524

Waarvan juridisch verplicht

   

100%

       

Leningen

             

Schatkistbankieren

             

Bekostiging

739.107

778.752

761.219

756.558

739.977

728.625

778.477

WO-groen

169.299

173.519

176.986

180.560

181.313

182.250

182.672

HBO-groen

84.478

91.017

80.912

76.871

76.330

77.362

77.274

MBO-groen

153.186

180.456

165.447

163.814

160.248

152.119

151.323

Voorbereidende en Ondersteunende Activi-

             

teiten (VOA)

12.733

           

Wachtgelden

13.966

13.977

13.977

13.977

13.977

13.977

13.977

VMBO-groen

297.706

314.801

321.163

318.754

305.620

300.516

290.934

Aequor

7.739

4.982

2.734

2.582

2.483

2.401

2.291

Subsidies

66.194

67.203

33.540

29.303

25.956

25.064

25.017

Aansturing collectieve ondersteuning

3.325

4.057

         

School als Kenniscentrum

23.851

27.103

1.554

       

Kennisverspreiding en innovatie groen

             

onderwijs

2.044

716

98

       

Aanvullende onderwijssubsidies

33.272

30.617

27.200

24.891

21.544

20.652

20.605

Ontwikkeling en beheer natuurkwaliteit

2.435

1.501

1.201

1.201

1.201

1.201

1.201

Educatie

1.267

3.209

3.487

3.211

3.211

3.211

3.211

Opdrachten

646

672

 

36

36

36

36

Kennisverspreidingsprojecten

646

612

 

36

36

36

36

Bijdragen aan agentschappen

7.550

1.242

1.242

       

Rijksdienst Voor Ondernemend Nederland

1.550

1.242

1.242

       

ONTVANGSTEN

231

75

75

75

75

75

75

Budgetflexibiliteit

De volgende uitgaven zijn juridisch verplicht:

  • Aanpassing van de bekostiging (€ 761,2 min) en het OCW-volgende deel van de aanvullende onderwijssubsidies (€ 21,3 min) vereist aanpassing van de relevante regelgeving.
  • Voor de overige begrotingsonderdelen is het budget vastgelegd in meerjarige verplichtingen (€ 13,5 min).

Toelichting op de financiële instrumenten

Bekostiging

Rijksbijdrage WO-groen, HBO-groen, MBO-groen, Wachtgelden, VMBO-groen en SBB

Het betreft normatieve bekostiging gebaseerd op de onderwijswetgeving. EZ bekostigt groen wetenschappelijk onderwijs, 5 HBO-instellingen, 12 Agrarische Opleidingscentra voor Voorbereidend Middelbaar Beroepsonderwijs/Middelbaar Beroepsonderwijs (VMBO/MBO), de groene MBO-opleiding aan Regionaal Opleidingscentrum (ROC) Landstede, 36 groene afdelingen van scholengemeenschappen en de stichting Samenwerking Beroepsonderwijs Bedrijfsleven (SBB). SBB voert sinds 1 augustus 2015 de wettelijke taken uit van Aequor, het voormalig Kenniscentrum Beroepsonderwijs Bedrijfsleven (KBB) voor de groene

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015-2016, 34 300 XIII, nr. 2

111

sector. Hierdoor is SBB verantwoordelijk voor de kwalificatiedossiers voor het MBO en het aanbod en de kwaliteit van leerbedrijven.

 
             

Bekostigde aantallen in het groen onderwijs in 2016

         

Instrument

Type studenten/ getuigschriften/ promoties

 

Aantallen

Prijs

Bedrag

Uitgaven

           

2016

         

e 1.000

 
           

e 1.000

Bekostiging WO-groen

Inschrijvingen

 

6.028

5.180

31.225

 
 

Graden Bachelor

 

866

8.204

7.105

 
 

Graden Master

 

1.035

11.228

11.621

 
 

Promoties

 

287

93.756

26.908

 
 

Vaste componenten

     

100.127

176.986

Bekostiging HBO-groen

Inschrijvingen hoog

 

8.254

6.684

55.170

 
 

Graden hoog

 

1.491

6.684

9.966

 
 

Vaste componenten

     

15.776

80.912

Bekostiging MBO-groen

Deelnemers beroepsopleidende leerweg

 

20.000

7.038

140.763

 
 

Deelnemers beroepsbegeleidende leerweg

 

6.000

4.114

24.684

165.447

Wachtgelden

Vaste component

       

13.977

Bekostiging VMBO-groen

Leerlingen VMBO/VBO

 

21.800

7.240

157.832

 
 

Leerlingen VMBO/LWOO+PRO

 

14.300

11.422

163.331

321.163

SBB

Vaste component

       

2.734

Totaal

         

761.219

 

Bekostigde aantallen studenten in het groen onderwijs tot en met 2020

         
             

Onderwijssoort

2014 2015

2016

2017

2018

2019

2020

WO

7.500 8.300

9.000

8.700

8.800

8.900

9.100

HBO

9.300 10.000

10.500

10.000

10.000

10.100

10.200

MBO

28.900 27.900

26.000

25.600

25.600

25.300

25.400

VO

34.000 35.300

36.100

35.900

34.900

33.900

32.800

Als gevolg van de geraamde toename van de leerlingen- en studentaantallen in het Groen onderwijs stijgen de kosten voor de jaren 2015 tot en met 2022. Deze problematiek is opgelost door inzet van incidentele meevallers binnen de EZ-begroting en een kasschuif ten laste van latere jaren wanneer de toename van de leerlingen- en studentenaantallen weer afvlakt.

 

Kengetal

2010

2011

2012

2013

2014

Ambitie

% afgestudeerden dat minimaal werkt op niveau van opleiding

Bron: The Research Centre for Education and the Labour Market (ROA)

76%

71%

72%

70%

71%

85%

Toelichting

De waarde is een gemiddelde van het cijfer voor niveau 4 van de Beroepsopleidende leerweg (BOL 4) en HBO in het groen onderwijs.

 

Kengetal

2010

2011

2012

2013

2014

Ambitie

Kwaliteitsniveau groen onderwijs Bron: Inspectie voor het onderwijs

88%

82%

83%

88%

89%

90%

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015-2016, 34 300 XIII, nr. 2

112

Toelichting

De inspectie voor het onderwijs bepaalt periodiek op basis van meerdere gestandaardiseerde criteria welk percentage groene scholen voldoende kwaliteit heeft. Hoe hoger het percentage, hoe meer groene scholen voor Middelbaar Beroepsonderwijs (MBO) en Voorbereidend Middelbaar Beroepsonderwijs (VMBO) gemiddeld genomen een voldoende scoren op kwaliteit. De opgenomen waarden zijn het gemiddelde van VMBO en MBO, in 2014 respectievelijk 86,4% en 91,6%.

Subsidies

School als Kenniscentrum, Kennisverspreiding en innovatie groen onderwijs

Met Groen Kennisnet (GKN), het Ontwikkelcentrum (OC) en het Onderwijsvernieuwingsprogramma (OVP) werkt het Groen onderwijs aan de vraagsturing voor wat betreft de ondersteuningsbehoefte bij de AOC. In 2015 is het vraagsturingsproces ingericht en dit zal in 2016 tot uitvoering worden gebracht. Resultaat van deze aanpak is dat er nu met de Groene Tafel afgestemde werkplannen voor 2016 liggen, die invulling geven aan meer vraaggestuurd werken en aan alternatieve vormen van financiering.

Aanvullende onderwijssubsidies

  • Subsidies toetsing en examinering (CITO);
  • Subsidieregelingen van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap voor onderwijsvernieuwing onder andere: internationale mobiliteit, verhoging van opleidingsniveau, deelname leven lang leren, carrièrepatroon docenten;
  • Subsidies van EZ voor Groene plus lectoraten. Centra voor Innovatief Vakmanschap en Centres of Expertise. Doel is om het beroepsonderwijs te vernieuwen door kenniscirculatie tot stand te brengen binnen de gouden driehoek.
 

Kengetal

2010

2011

2012

2013

2014

Ambitie

Voortijdig schoolverlaten Bron: DUO

4,4%

4,6%

4,3%

3%

2,8%

2,5%

Toelichting

Het betreft het percentage leerlingen VMBO leerjaar 3 en 4 plus MBO leerlingen dat zonder startkwalificatie (minimaal MBO-2 niveau) het onderwijs verlaat ten opzichte van het totaal aantal VMBO 3-4 plus MBO leerlingen.

Ontwikkeling en Beheer Natuurkwaliteit

Het betreft subsidies voor het ontwikkelen van maatregelen om negatieve gevolgen van verdroging, vermesting en verzuring tegen te gaan. Het levert kennis op voor de implementatie van belangrijke beleidsitems zoals Natura 2000, realiseren van natuurterreinen en leefgebiedplannen. Sinds 1 januari 2014 coördineert de VBNE (Vereniging van bos en natuurterreineigenaren) het OBN.

Educatie

Het betreft subsidies ten behoeve van samenwerkingsovereenkomsten met organisaties (scholen, maatschappelijke organisaties, andere overheden, bedrijven en coalities daarvan) die educatieactiviteiten organiseren. Het kennisprogramma DuurzaamDoor richt zich op het bredere concept duurzaamheid, het organiseren van netwerken en

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015-2016, 34 300 XIII, nr. 2

113

coalities die - met coproductie en cofinanciering met provincies - op lokaal/regionaal niveau duurzaamheidsprojecten organiseren (zie TK, 20 487, nr 41).

Opdrachten

Kennis versp reidingsprojecten

Hiermee zet EZ in op een betere ontsluiting van kennis voor gebruik door ondernemers en maatschappelijke groepen. Kennisverspreidingsprojecten richten zich op thema's als dierenwelzijn, klimaat en milieu, en multifunctionele landbouw.

Bijdragen aan agentschappen

Dit betreft de bijdrage aan Rijksdienst voor Ondernemend Nederland ten behoeve van het educatie-programma DuurzaamDoor.

EZ staat garant voor het in gebreke blijven van de groene onderwijsinstellingen die gebruik maken van de regeling schatkistbankieren. De premies van instellingen worden jaarlijks via het Ministerie van Financiën aan EZ overgemaakt en in het jaarverslag verwerkt.

Stand interne begrotingsreserves per31 december 2014 (x€ 1.000)

Interne begrotingsreserve schatkistbankieren Groen Onderwijs

83

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015-2016, 34 300 XIII, nr. 2

114

18 Natuur en regio

Algemene doelstelling

EZ streeft naar een concurrerende ruimtelijk-economische structuur, een veelzijdige natuur en een wederzijdse versterking van ecologie en economie.

Rol en verantwoordelijkheid

De Minister van EZ is verantwoordelijk voor:

Een concurrerende ruimtelijk-economische structuur Stimuleren en financieren

  • De Minister is systeemverantwoordelijk voor een gezonde ruimtelijke economische structuur en stimuleert en financiert daarbinnen de versterking van de regionale en ruimtelijke uitwerking van het EZ beleid. Hierbij is het van belang om agenda's van verschillende overheden te verbinden ten einde schaalvoordelen te benutten, overheidsinspanningen te versterken en versnippering tegen te gaan.

Regisseren en financieren

  • De Minister is lidstaatverantwoordelijk en heeft een regisserende rol voor het Europees Fonds Regionale Ontwikkeling (EFRO). Binnen EFRO bestaan, behalve de nationale programma's, ook vier grensoverschrijdende programma's (INTERREG A- ETS) Dit zijn: Euregio Maas-Rijn, Duitsland-Nederland, Vlaanderen-Nederland en Twee Zeeën. De Minister stelt budget beschikbaar in het kader van de nationale cofinanciering voor de landsdelige en de grensoverschrijdende programma's.

Een veelzijdige natuur en een wederzijdse versterking van ecologie en economie

Stimuleren

  • Om de wederzijdse versterking van ecologie en economie te bevorderen en de maatschappij meer te betrekken bij natuur (Rijksnatuurvisie «Natuurlijk Verder»), stimuleert het rijk acties en initiatieven van bedrijven, natuurorganisaties en andere maatschappelijke actoren. Met behulp van een subsidieregeling worden innovaties op het gebied van groene groei gestimuleerd. In de uitvoeringsagenda natuurvisies wordt verder invulling gegeven aan stimuleringsacties.

Regisseren

  • De Minister van EZ is systeemverantwoordelijk voor het behoud en duurzaam gebruik van de nationale biodiversiteit - mede als natuurlijke hulpbron - en voor de zekerstelling van de aanwezigheid van natuur op lange termijn.
  • De Minister van EZ is tevens medeverantwoordelijk voor het behoud en duurzaam gebruik van de internationale biodiversiteit. Op grond daarvan is de Minister verantwoordelijk voor het stellen van kaders voor de omvang en kwaliteit van natuurgebieden, voor soortenbescherming zowel op het land, in de zee, als ook overzees in Caribisch Nederland en voor Europese en internationale afspraken over de handel in en het gebruik van planten, dieren en natuurlijke grondstoffen zoals bijvoorbeeld tropisch hardhout.

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015-2016, 34 300 XIII, nr. 2

115

(Doen) Uitvoeren

  • Onderdeel van de decentralisatieafspraken over natuur (Bestuursakkoord Natuur en Natuurpad) is dat provincies binnen de gestelde rijkskaders verantwoordelijk zijn voor het realiseren en beheren van het Natuurnetwerk Nederland en de daarin gelegen N2000 gebieden en, naar aanleiding van het regeerakkoord: herstelbeheer, soortenbeleid binnen en buiten het Natuurnetwerk Nederland en agrarisch natuurbeheer.

Prestatiemeting

 

Kengetal

2011/2012

2012/2013

2013/2014

Ambitie 2016

Niveau Clusterontwikkeling

4.9

5.2

5.3

5.3

NL positie

15

9

7

7

Bron: The World Competitiveness report, World

       

Economie Forum

       

Toelichting

Het beleid richt zich op het verbinden van de regionale en ruimtelijke aspecten van het EZ-beleid om de concurrentiepositie te versterken. In internationale vergelijking is de mate van clustervorming (specialisatie en samenhang tussen bedrijven, kennisinstellingen, diensten, infrastructuur) in Nederland relatief hoog en er is sprake van een positieve trend.

 
 

1995

2006

2014

61,4%

61,2%

61,8%

Bron: CBS

   

Toelichting

Voor een aantal beleidsrelevante soortgroepen in Nederland bestaan Rode Lijsten van bedreigde planten- of diersoorten (onderverdeeld naar de ernst van de bedreiging: gevoelig, kwetsbaar, bedreigd, ernstig bedreigd, verdwenen uit Nederland). Het aantal soorten dat op een Rode Lijst staat is een maat voor de toestand van de Nederlandse biodiversiteit: hoe minder soorten bedreigd zijn, des te beter staat de natuur ervoor en andersom. Tot en met de rijksbegroting 2015 is deze indicator gebaseerd op gegevens van broedvogels, zoogdieren en dagvlinders, en werd deze gepresenteerd als een indexcijfer. Voor deze begroting is de indicator uitgebreid met nog vier soortgroepen: libellen, vaatplanten, amfibieën en reptielen. De indicator wordt de komende jaren verder doorontwikkeld. Voor een betere duiding is nu gekozen voor de weergave van het percentage niet bedreigde soorten. Deze Rode Lijst Indicator geeft het percentage soorten dat NIET op de Rode Lijst staat. Bij een waarde van 100% staan er geen zoogdieren, vogels, reptielen, amfibieën, vlinders, libellen of vaatplanten meer op een Rode Lijst.

Beleidswijzigingen

  • Natuur, de biodiversiteit in het bijzonder, is essentieel voor een gezonde leefomgeving en heeft een grote economische waarde; Het kabinet heeft in het regeerakkoord de ambitie uitgesproken om de Nederlandse natuur verder te versterken door middel van een robuust Natuurnetwerk Nederland, natuur meer te integreren met andere maatschappelijke belangen en meer ruimte en ondersteuning te

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015-2016, 34 300 XIII, nr. 2

116

bieden aan ondernemerschap en initiatieven van burgers en andere private partijen. Om die ambitie waar te kunnen maken zijn nationale, Europese en internationale bestuurlijke en juridische kaders onmisbaar. Het is voor die ambitie ook noodzakelijk om onderhoud te blijven plegen op die kaders. Daarom hecht het Kabinet belang aan een goede aanpak van de fitness check van de Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn, aan voortgang in de herziening van het stelsel voor agrarisch natuur-en landschapsbeheer, en aan effectieve implementatie van de nieuwe natuurwet. Deze nieuwe wet geeft invulling aan de decentralisatieafspraken, vereenvoudigt en moderniseert het huidige stelsel en sluit beter aan op het EU- en omgevingsrecht. Met de implementatie wordt ingezet op een zorgvuldige overdracht van bevoegdheden aan de provincies.

  • Dit kabinet heeft op basis van de Rijksnatuurvisie «Natuurlijk Verder» in 2014 een maatschappelijk proces in gang gezet om de wederzijdse versterking van ecologie en economie te bevorderen en de maatschappelijke betrokkenheid bij natuur te versterken. Op basis van de uitvoeringsagenda natuurvisies wordt in 2016 verder invulling gegeven aan stimuleringsacties. Hierover wordt een jaarlijkse rapportage opgesteld.
  • De onder het vorige kabinet in gang gezette decentralisatie naar provincies van de uitvoering van het gebiedsgerichte natuurbeleid wordt in 2016 verder vormgegeven. Tussen Rijk en IPO gemaakte afspraken over decentralisatie en bevoegdheidsverdeling zijn verankerd in de Wet Inrichting Landelijk gebied en de nieuwe Wet Natuurbescherming die naar verwachting in 2016 in werking zal treden.

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015-2016, 34 300 XIII, nr. 2

117

Budgettaire gevolgen van beleid

2014 2015 2016 2017 2018 2019 2020

 

VERPLICHTINGEN

392.375

179.346

151.579

139.263

127.688

116.880

116.880

UITGAVEN

337.416

268.059

210.728

178.982

164.383

158.879

158.879

Waarvan juridisch verplicht

   

86%

       

Subsidies

75.285

81.820

49.987

35.637

34.180

28.562

28.405

Zuiderzeelijn

5.490

6.315

3.835

       

Cofinanciering EFRO, incl. ETS

44.461

54.432

29.590

31.246

31.657

26.118

25.961

Bijdrage aan ROM's

5.205

5.337

6.337

1.000

     

Pieken in de Delta

13.391

10.372

6.226

       

Programma Natuurlijk Ondernemen en Green

             

Deals

1.591

1.481

1.098

802

     

Beheer Kroondomein

749

772

772

772

772

772

772

Regelingen Natuur (Burgereducatie, RDN, SBL,

             

VNBL)

4.398

3.111

2.129

1.817

1.751

1.672

1.672

Leningen

30.489

28.747

29.775

30.745

30.745

30.745

30.745

Rente en aflossingen voor bestaande leningen

             

(EHS & PNB)

30.489

28.747

29.175

30.745

30.745

30.745

30.745

Opdrachten

33.579

37.350

33.520

36.980

36.617

38.462

38.619

Onderzoeksmiddelen

30

672

460

498

490

490

490

NURG/Maaswerken

9.354

8.015

3.815

2.835

2.840

4.505

4.505

Mainport Rotterdam

7.102

7.269

7.410

7.560

7.701

7.859

8.016

Nationale parken

 

1.000

         

Programma Rijke Waddenzee

1.627

623

623

623

623

623

623

Deltaprogramma

1.424

           

Programma Natuurlijk Ondernemen en Green

             

Deals

3.647

3.175

4.035

4.452

4.031

4.091

4.091

Natuurvisie

450

4.593

7.220

9.349

9.275

9.360

9.360

Regiekosten regionale functie

968

746

886

1.166

1.166

765

765

Kaderrichtlijn Marine Strategie/Noordzee

315

579

569

623

623

998

998

Natura 2000

441

3.212

2.149

2.149

2.149

2.149

2.149

Monitoring

2.469

2.264

1.672

3.980

3.980

3.980

3.980

Internationale biodiversiteit

41

362

362

362

362

362

362

Caribisch Nederland

980

781

1.137

1.538

1.538

1.538

1.538

Overig

4.671

4.059

3.182

1.845

1.839

1.742

1.742

Bijdragen aan medeoverheden

33.599

17.654

22.355

74.792

4.268

2.660

2.660

Uitfinanciering Sterke Regio's en Nota Ruimte

27.849

8.900

10.664

3.914

1.611

0

0

Programmatische Aanpak Stikstof

5.171

6.097

2.507

2.507

2.507

2.510

2.510

Westerschelde

0

0

7.028

6.117

0

0

0

Caribisch Nederland

579

2.507

2.006

1.504

0

0

0

Decentralisatiemiddelen natuur

0

150

150

150

150

150

150

Bijdragen aan ZBO's/RWT's

26.604

29.776

25.947

24.885

24.471

24.471

24.471

Staatsbosbeheer

26.604

29.776

25.947

24.885

24.471

24.471

24.471

Bijdragen aan (inter)nationale organisaties

785

7.267

7.7 75

7.075

7.007

7.007

7.007

Diverse contributies

785

1.261

1.115

1.075

1.007

1.007

1.007

Bijdragen aan agentschappen

737.735

77.457

48.629

35.468

33.095

32.972

32.972

DLG

75.291

6.173

0

0

0

0

0

Rijksdienst Voor Ondernemend Nederland

52.719

56.085

39.284

26.206

24.135

24.010

24.010

Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit

9.125

9.193

9.345

9.262

8.960

8.962

8.962

ONTVANGSTEN

118.525

121.907

100.957

64.282

51.380

39.061

32.703

Landinrichtingsrente

51.357

42.161

42.161

40.161

37.259

34.940

31.418

Jachtakten

913

1.031

1.031

1.031

1.031

1.031

1.031

Verkoop gronden

58.177

45.000

50.000

20.000

10.000

0

0

Overige

8.078

33.715

7.765

3.090

3.090

3.090

254

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015-2016, 34 300 XIII, nr. 2

118

Budgetflexibiliteit

Het budget 2016 is voor circa € 182 min (86%) juridisch verplicht. Dat komt met name door de verplichtingen die rusten op de onderdelen rente en aflossing, cofinanciering EFRO, bijdrage aan ZBO en Agentschappen.

Subsidies: van het voor subsidies beschikbare budget is 96% juridisch verplicht. Het betreft de uitfinanciering van tot en met 2015 aangegane verplichtingen op subsidieregelingen.

Leningen: Het budget betreft die middelen die nodig zijn voor de betaling van rente en aflossingen van door het Rijk via het Groenfonds aangegane leningen ter realisatie van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) en is 100% verplicht.

Opdrachten: Van het voor opdrachten beschikbare budget is 51% juridisch verplicht. Het (nog) niet verplichte budget is noodzakelijk voor het nakomen van diverse Europese en internationale verplichtingen en afspraken op het terrein van natuur en biodiversiteit en ten behoeve van de regionale functie. Verder betreft het de uitfinanciering van verplichtingen die tot en met 2015 zijn aangegaan.

Bijdragen aan medeoverheden: Het beschikbare budget betreft de financiering van decentrale overheden voor de uitvoering van diverse programma's en projecten uit hoofde van wettelijke regeling, bestuursovereenkomst en bestuurlijke afspraken met provincies met betrekking tot de decentralisatie van natuurtaken en is 58% verplicht.

Bijdragen aan ZBO's/RWT's: Betreft de financiering van de opdracht 2016 aan SBB en is 100% verplicht.

Bijdragen aan agentschappen: Het budget betreft de financiering van het opdrachtenpakket voor 2016 aan de NVWA en Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO), inclusief de kosten van uitvoering van (EU-)subsidie regelingen. Op basis van het offertetraject is het budget voor 2016 100% juridisch verplicht.

Toelichting op de financiële instrumenten

Subsidies

Zuiderzeelijn

Dit betreft uitfinanciering van in voorgaande jaren aangegane subsidieverplichtingen.

Cofinanciering EFRO, inclusief Europese territoriale Samenwerking (ETS) EZ heeft Rijkscofinanciering beschikbaar voor projecten die worden gefinancierd vanuit het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling (EFRO). Er is zowel een bedrag beschikbaar voor de vier landsdelige programma's Noord, Oost, Zuid en West als voor de vier grensoverschrijdende programma's (ETS) Duitsland-Nederland, Twee Zeeën, Euregio Maas Rijn en Nederland-Vlaanderen. In de programmaperiode 2014-2020 worden de EFRO-middelen ingezet op twee doelen: innovatie en koolstof-arme economie. Het MKB is de belangrijkste doelgroep. Daarnaast heeft EZ middelen op de begroting voor de uitvoeringskosten van deze programma's, waarbij EZ functioneert als opdrachtgever voor de audit- en certificeringsautoriteit.

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015-2016, 34 300 XIII, nr. 2

119

De regio's zelf zijn verantwoordelijk voor de uitvoering van deze programma's. Hiervoor zijn inmiddels goedgekeurde operationele programma's ontwikkeld. Nog meer dan in het verleden is hierin aandacht voor focus en resultaat. In de programma's zijn zowel resultaat- als outputindicatoren opgenomen om het effect van EFRO te kunnen monitoren. De cofinancieringsmiddelen voor EFRO richt EZ op projecten die de regionaal economische dynamiek van de topsectoren versterken. Bezien wordt daarbij in hoeverre het mogelijk is EFRO ook op nationaal niveau te monitoren met vergelijkbare indicatoren voor zowel de landsdelige als de grensoverschrijdende programma's.

Bijdrage aan Regionale Ontwikkelingsmaatschappijen (ROM's) Deze middelen hebben tot doel de economische krachten in de regio te versterken en te bundelen met sectorale initiatieven vanuit het topsector-beleid en ander generiek beleid. Met de subsidierelatie worden de Regionale Ontwikkelingsmaatschappijen NOM (Noord), BOM (Brabant), LIOF (Limburg) Oost NV (Oost) en InnovationQuarter (IQ) ondersteund. Verder is voorzien in eventuele ondersteuning van een nog op te richten ROM voor de Noordvleugel en zijn er middelen beschikbaar gesteld voor samenwerking met Zeeland.

De ROM's spitsen hun activiteiten toe op de topsectorenaanpak in het kader van het bedrijvenbeleid. Binnen die context spelen zij in aanvulling op de eerstelijns advisering aan MKB-ondernemers via het Ondernemersplein een rol in de tweedelijnsadvisering, waarbij zij een goede verbinding leggen tussen regionale en sectorale agenda's. Taken die daarbinnen passen zijn de advisering aan innovatieve koplopers en het leggen van de verbinding met de TKI's, ontwikkeling van innovatieprojecten en daaruit voortvloeiende valorisatie-inspanningen. Zij vormen een belangrijke schakel in de keten van onderzoek, innovatie, valorisatie en marktintroductie. Ook zoeken de ROM's proactief naar bovenregionale samenwerking in een landsdekkende structuur.

Pieken in de Delta

Dit betreft uitfinanciering van in voorgaande jaren aangegane subsidieverplichtingen.

Programma Natuurlijk Ondernemen en Green Deals Als onderdeel van een Green Deal met het Platform Biodiversiteit, Ecosystemen en Economie (BEE) voert het ministerie een subsidieregeling uit voor innovatieve projecten van ondernemers, gericht op het zorgvuldiger omgaan met biodiversiteit en natuurlijke hulpbronnen. Zie verder toelichting onder «Opdrachten».

Beheer Kroondomein

Kroondomein Het Loo is een landgoed van circa 10.400 hectare en bestaat uit twee deelgebieden: de Staatsdomeinen bij Het Loo (afdeling Hoog Soeren en afdeling Paleispark, circa 3.650 hectare) en het eigenlijke Kroondomein (circa 6.750 hectare). Het Kroondomein is al meer dan 300 jaar verbonden met het Huis Oranje-Nassau. Het beheer van het Kroondomein wordt namens de Kroon uitgevoerd door de rentmeester. Voor het gehele Kroondomein bestaat eenheid van beheer.

Bij de Staatsdomeinen bij Het Loo zijn de baten en lasten voor rekening van de Staat. De baten en lasten van het eigenlijke Kroondomein zijn voor rekening van de Kroondrager. De Kroondrager is economisch eigenaar van het eigenlijke Kroondomein en heeft hierop het vruchtgebruik en gebruikersrechten. Het bloot eigendom berust bij de Staat.

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015-2016, 34 300 XIII, nr. 2

120

Het Rijk verstrekt jaarlijks een subsidie van circa € 770.000,- aan de Kroondrager, als privaatrechtelijk vruchtgebruiker van het eigenlijke Kroondomein, voor beheers- en inrichtingsmaatregelen van Kroondomein Het Loo. De Kroondrager kan, net als iedere andere private exploitant van bos- en natuurterreinen, onder dezelfde voorwaarden gebruikmaken van de betreffende subsidieregelingen. De subsidie betreft derhalve geen uitgaaf die samenhangt met de uitoefening van het koningschap. Op de subsidie zijn de voorwaarden van de provinciale subsidieverordeningen Natuur- en Landschapsbeheer en Kwaliteitsimpuls Natuur en Landschap van toepassing.

Regelingen Natuur

Burgereducatie: Er wordt een subsidie van € 1,0 min verleend aan het Instituut voor Natuureducatie en duurzaamheid (IVN) ten behoeve van ondersteuning van de educatie- en communicatiefunctie in de Nationale Parken.

Uitfinanciering:

Voor het overige betreft het hier de uitfinanciering van de subsidieregelingen:

  • Stimulering bosuitbreiding op landbouwgronden (SBL);
  • Regeling draagvlak natuur (RDN);
  • Tijdelijke regeling Particulier Natuurbeheer (TRPN).

Leningen

Rente en aflossingen voor bestaande leningen (EHS & PNB) Ten behoeve van realisatie (verwerving en doorlevering van gronden) van de EHS zijn in het verleden verschillende leningen verstrekt met tussenkomst van het Groenfonds. Het Rijk gaat als gevolg van de decentralisatie van het natuurbeleid naar de provincies geen nieuwe leningen meer aan ten behoeve van Natuur. EZ draagt zorg voor (af)betaling van rente en aflossingen van bestaande leningen.

Opdrachten

Onderzoeksmiddelen

Op basis van de politiek-bestuurlijke context en aansluitend op de regionale functie van EZ worden op vijf prioritaire beleidsthema's middelen aangewend voor beantwoording van strategische vraagstukken en kennisvragen. Hieronder valt bijvoorbeeld onderzoek ter ondersteuning van het EZ-beleid en de uitwerking daarvan in regionale en ruimtelijke aspecten ter versterking van de concurrentiepositie van Nederland. Ten aanzien van deze middelen is verder sprake van een blijvende focus op: mainports, brainports en greenports; Europa in de regio (grensoverschrijdend); wederzijdse versterking van economie en ecologie; economie van stedelijke clusters en agglomeraties en ruimte en water voor EZ-doelen.

NURG/Maaswerken

In het kader van de Nadere Uitwerking Rivierengebied (NURG) werken l&M en EZ gezamenlijk aan projecten ter verbetering van de hoogwaterveiligheid en ontwikkeling van natuur in rivierengebieden. Er worden rivier verruimende maatregelen uitgevoerd om de veiligheid in het rivierengebied te vergroten. I&M en EZ hebben verder afgesproken om 6.687 hectare nieuwe natuur te realiseren in de uiterwaarden van de Rijntakken en de bedijkte Maas. De projecten met een taakstelling voor

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015-2016, 34 300 XIII, nr. 2

121

waterstandsverlaging uit de Planologische Kernbeslissing (PKB) Ruimte voor de Rivier worden met voorrang gerealiseerd, de overige daarna.

Project Mainport Rotterdam

De ontwikkeling van de Mainport Rotterdam kent met het Project Mainportontwikkeling Rotterdam (PMR) een dubbeldoelstelling van zowel de versterking van de economische positie van de Mainport Rotterdam als de verbetering van de kwaliteit van de leefomgeving in Rijnmond. Project Mainportontwikkeling Rotterdam (PMR) 750 is één van de drie deelprojecten die voortvloeien uit de planologische kernbeslissing «PKB-plus: Project Mainportontwikkeling Rotterdam Deel 4» van 26 september 2003. Dit deelproject behelst de ontwikkeling van 750 hectare nieuwe natuur- en recreatiegebieden in de Rotterdamse regio. De provincie Zuid-Holland is coördinerend opdrachtnemer en één van de uitvoerende partijen.

Nationale Parken

In 2015 is, naar aanleiding van een amendement, het Programma Nationale Parken gestart. De belangrijkste opgave voor het programma is om een nieuwe standaard voor Nationale Parken in Nederland te ontwikkelen, die betekenis moet geven aan een aantal (natuur)gebieden in Nederland als «places to be», en deze in een aantal te selecteren gebieden te implementeren. Dat betekent dat deze gebieden zich zowel vanuit het perspectief van natuur en landschap, als vanuit recreatief-toeristisch en bedrijfsmatig perspectief internationaal moeten onderscheiden, waarbij het (natuurlijke) karakter en de waarden van deze gebieden leidend zijn. Dit betekent dat geïnvesteerd moet worden in een grotere kwaliteit, uitstraling en toegankelijkheid van deze gebieden voor de binnen- en buitenlandse toerist. Branding, governance en het ontwikkelen van nieuwe verdienmodellen zijn daarbij sleutelbegrippen.

Programma Rijke Waddenzee

Het Ministerie van EZ is verantwoordelijk voor de trilaterale samenwerking tussen Denemarken, Duitsland en Nederland voor de Waddenzee en is tevens de siteholder (voor Nederland) van dit internationale UNESCO Werelderfgoedgebied. De Nederlandse delegatie bestaat uit vertegenwoordigers van het Rijk (EZ en l&M), de waddenprovincies en -gemeenten. Tot en met 2018 is Nederland voorzitter van deze trilaterale samenwerking. Een belangrijk speerpunt van de Nederlandse inzet is om een Wadden Foundation op te richten om het werelderfgoed op een duurzame en toonaangevende manier (inter)nationaal te promoten met inzet van bedrijfsleven en overheden.

Het Programma naar een Rijke Waddenzee (PRW) is een uitvoeringsprogramma dat loopt tot en met 2018. Het is een programma dat lopende en nieuwe initiatieven voor natuurherstel en duurzaam gebruik in de Waddenzee met elkaar verbindt, nieuwe samenwerkingsverbanden vorm kan geven en begeleidt en nieuwe projecten voor natuurherstel in combinatie met een duurzaam gebruik van de Waddenzee initieert. PRW voert daarnaast het secretariaat van de Beheerraad en de Samenwer-kingsagenda beheer Waddenzee.

PRW is een gezamenlijk programma van Rijk (EZ en l&M), provincies en natuurorganisaties (verenigd in de Coalitie Wadden Natuurlijk). Vanuit een gedeelde verantwoordelijkheid voor natuurherstel en duurzaam gebruik in de Waddenzee leveren de Waddenprovincies en l&M gezamenlijk een vergelijkbare bijdrage aan het programma.

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015-2016, 34 300 XIII, nr. 2

122

Het Programma naar een Rijke Waddenzee komt voort uit het Convenant transitie mosselsector en natuurherstel Waddenzee. In 2016 zal specifiek aandacht worden besteed aan de ontwikkeling en uitvoering van de visstrategie en internationale «Fly Way» voor vogels in het waddengebied.

Programma Natuurlijk Ondernemen en Green Deals Het kabinet is in 2012 het programma Natuurlijk Ondernemen gestart, een innovatieprogramma gericht op ondernemers die (willen) bijdragen aan behoud en ontwikkeling van natuur en biodiversiteit door uit eigen belang te investeren in het (ontzien van) natuurlijk kapitaal. De Green Deals geven invulling aan het programma evenals het programma «The Economics of Ecosystems and Biodiversity» (TEEB). Het TEEB programma komt voort uit de eerder gedane studies en geeft inzicht in de waarde van natuur bij besluitvormingstrajecten voor zowel bedrijven als overheden. In 2016 blijft EZ inzetten op praktische afspraken met bedrijfsleven, kennisinstellingen en andere overheden. De nieuwe afspraken zijn erop gericht om opgedane handelingsperspectieven doorwerking te geven in sectoren en zo opschaling te bewerkstelligen. Het verder verduurzamen van agroketens en het beheer van bossen zal dit jaar extra aandacht krijgen.

Natuurvisie

Om veranderingen verder op gang te helpen en te faciliteren wordt, conform de maatschappelijke uitvoeringsagenda van de rijksnatuurvisie «Natuurlijk Verder», extra ingezet op stimulering van:

  • groen ondernemerschap (waaronder «ontwikkelen en bouwen voor natuur»);
  • natuurinclusieve landbouw;
  • gebiedsgerichte natuurontwikkeling;
  • groener wonen en werken.

De middelen die hiervoor ingezet worden richten zich overwegend op het verder brengen van maatschappelijke initiatieven (via verkenningen, pilot-ontwikkeling, onderzoeken procesondersteuning).

Regiekosten regionale functie

Deze reservering is bedoeld om de regioambassadeurs van EZ te ondersteunen in de contact- en netwerkfunctie die ze voor EZ in de regio vervullen. De regioambassadeurs signaleren, verbinden en interveniëren ten einde de implementatie van EZ-beleid in de regio te bevorderen en versnellen. Daarbij participeren zij in activiteiten in de regio die tot doel hebben de regionale agenda's te verbinden met de EZ-agenda.

Kaderrichtlijn Mariene Strategie/ Noordzee

Deel I van de EU-Kaderrichtlijn Mariene Strategie (KRM) beschrijft de huidige toestand van het mariene systeem, de gewenste toestand in 2020 en de daarbij behorende doelen en indicatoren. In 2014 is een monito-ringsprogramma vastgesteld (Deel 2 KRM). Het KRM programma van maatregelen (KRM Deel 3) is onderdeel van het Nationaal Waterplan 2016-2021. Het Nationaal Waterplan en het KRM programma van Maatregelen zullen waarschijnlijk eind 2015 in de ministerraad worden vastgesteld. EZ draagt samen met RWS bij aan het Informatiehuis Marien, een gemeenschappelijk initiatief van l&M en EZ om alle mariene informatie en onderzoeksgegevens over de Noordzee op één plek toegankelijk te maken voor belangstellenden, overheden en professionals. Tevens heeft het Informatiehuis Marien een coördinerende rol in de uitvoering van het KRM-monitoringsprogramma toebedeeld gekregen, waar EZ ook aan bijdraagt.

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015-2016, 34 300 XIII, nr. 2

123

Natura 2000

Natura 2000 heeft tot doel Europees belangrijke natuurwaarden te beschermen. Dit gebeurt door middel van het aanwijzen van gebieden en het gericht beheer van deze gebieden. De aanwijzing van de gebieden is de verantwoordelijkheid van EZ evenals het opstellen van een kwart van de beheerplannen voor de 160 Natura 2000- gebieden. EZ is tevens verantwoordelijk voor rapportage aan de Europese Commissie betreffende de «staat van instandhouding».

 

Indicator

Referentie-

Peildatum

Raming

Streef-

Planning

Bron

 

waarde

 

2016

waarde

   

Aantal definitief aangewezen Natura

           

2000 gebieden

34

2010

160

160

2016

EZ

Aantal definitief vastgestelde EZ-

           

beheerplannen

0

2010

40

40

2016

EZ

Toelichting

  • In Nederland worden in het kader van de Vogel- en Habitatrichtlijn ruim 160 gebieden aangewezen. Besluitvorming over de aanwijzingen van de meeste gebieden heeft in 2013 en 2014 plaatsgevonden. Het streven is om alle aanwijzingen in 2016 definitief te maken.
  • Voor elk N2000 gebied dient een beheerplan te worden vastgesteld. EZ is voortouwnemer bij het opstellen van 40 beheerplannen in 2016.

Monitoring

Het verzamelen van gegevens over planten, dieren en habitats (monitoring) is nodig voor het volgen van internationale natuurdoelen en het opstellen van de internationale rapportages op het gebied van natuur-en biodiversiteit (waaronder de EU-richtlijnen, CBD, Verdrag van Bern, Bonn, Waddenverdrag). Deze worden vooral via het Netwerk Ecologische Monitoring (NEM) verzameld. In aanvulling hierop leveren de provincies informatie over habitattypen en in toenemende mate over natuurkwaliteit. Het CBS zorgt voor de statistische bewerking van deze natuurgegevens tot trends, omvang populaties en verspreidingsbeelden. De gegevens worden toegankelijk gemaakt voor derden via de Nationale Databank Flora en Fauna (NDFF). EZ is medefinancier van het onderhoud en de exploitatie van deze databank.

Internationale biodiversiteit

Dit budget wordt onder meer gebruikt voor de uitvoering van acties die zijn afgesproken in het kader van internationale verdragen, zoals de Conventie inzake Biologische Diversiteit (CBD), IPBES, CITES, CMS, Ramsar en IWC, en in 2016 in het bijzonder voor internationale bijeenkomsten die in het kader van het Nederlands EU-voorzitterschap nodig worden geacht.

Caribisch Nederland

Op grond van de Wet grondslagen natuurbeheer en bescherming BES is EZ verantwoordelijk voor de implementatie van internationale verdragen (CBD, Cartagena/ SPAW protocol, CITES, CMS, IAC en Ramsar) in Caribisch Nederland (Bonaire, Saba en Sint Eustatius). Uitvoering betreft een wettelijke verplichting gericht op onder meer de ontwikkeling van een natuurbeleidsplan, monitoring, rapportage, onderzoek & educatie, toezicht, handhaving en vergunningverlening. Het natuurbeleidsplan Caribisch Nederland richt zich op bescherming van kwetsbare soorten en

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015-2016, 34 300 XIII, nr. 2

124

gebieden (koraalriffen), afspraken met landen in de regio en de balans tussen biodiversiteit, recreatief gebruik en toerisme.

Overig

Dit begrotingsinstrument bevat onder andere de middelen voor kosten voor «in beslag genomen goederen» (IBG), twee kleine opdrachten in het kader van soortenbeleid (hamsterbeheer en beheer genenbank) en voor de Leerstoel agrarisch natuurbeheer.

Bijdragen aan medeoverheden

Uitfinanciering Sterke Regio's en Nota Ruimte Deze middelen hebben betrekking op de uitfinanciering van in het verleden aangegane verplichtingen in het kader van het oplossen van knelpunten en benutten van gebiedsgerichte kansen gericht op versterking van het Nederlandse vestigingsklimaat en gebiedsprojecten die een bijdrage hebben gekregen uit het Nota Ruimte-budget van EZ. Het Nota Ruimte-budget voor Brainport Avenue Eindhoven (€ 4,75 min) wordt in 2016 gedecentraliseerd.

Programmatische Aanpak Stikstof (PAS)

Nederland zet de Programmatische Aanpak Stikstof in voor het realiseren van de Natura 2000-doelen, terwijl tegelijkertijd economische ontwikkeling mogelijk wordt gemaakt. Het Programma Aanpak Stikstof is op 1 juli 2015 in werking getreden. De beschikbare middelen worden onder andere ingezet voor het meten van effecten van het PAS op de stikstof en ammoniakconcentraties, kosten voor herzieningen van het plan als gevolg van monitoring en bijsturing, en het beheer van het rekeninstrument Aerius.

 

Indicator

Referentiewaarde

Peildatum

Streefwaarde

Planning

Bron

% stikstofgevoelige N2000 gebieden waar PAS ontwikkelingsruimte creëert

0

2015

> 95%

2016

Aerius (PBL)

Toelichting

Tot inwerkingtreding van het Programma Aanpak Stikstof 2015-2021 per 1 juli 2015 worden bij 117 gebieden slechts moeizaam vergunningen verleend vanwege onduidelijkheid over de stikstofproblematiek. Deze gebieden vormen samen de populatie van gebieden (100%), waarvan het percentage wordt bepaald van gebieden die ontwikkelingsruimte krijgen via het Programma per 1 juli 2015.

Westerschelde

Sinds 2006 wordt het Natuurherstel Programma Westerschelde (NPW) uitgevoerd. Door middel van diverse projecten, waaronder de Hedwige-polder, wordt minimaal 600 hectare nieuwe estuariene natuur gecreëerd. De planvorming is nagenoeg afgerond en het Rijk stelt de middelen beschikbaar aan de provincie Zeeland die de diverse projecten uitvoert.

Caribisch Nederland

De ontwikkeling van natuur, landbouw en visserij krijgt in 2016 meer geïntegreerde aandacht in het licht van het beleid gericht op versterking van de economische situatie op de eilanden Bonaire, Sint Eustatius en Saba. De ontwikkeling van de landbouw en de visserij biedt kansen voor werkgelegenheid en het verbeteren van de zelfvoorziening in voedsel. De

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015-2016, 34 300 XIII, nr. 2

125

eilanden zijn hiervoor zelf verantwoordelijk. EZ zal hierbij ondersteuning bieden indien de eilandelijke overheden dat wensen.

Op grond van de Wet grondslagen natuurbeheer en bescherming BES is EZ verantwoordelijk voor de implementatie van Internationale verdragen (CBD, Cartagena/ SPAW protocol, CITES, CMS, IAC en Ramsar) in Caribisch Nederland. Uitvoering is gericht op onder meer de uitvoering van het Natuurbeleidsplan Caribisch Nederland, daarin staan doelen op het gebied van monitoring, rapportage, onderzoek & educatie, toezicht, handhaving en vergunningverlening. Het natuurbeleidsplan Caribisch Nederland richt zich op duurzaam gebruik van biodiversiteit als economische bron, bescherming van kwetsbare soorten en gebieden (koraalriffen), en afspraken met landen in de regio hieromtrent.

Bijdrage ZBO's/RWT's:

Staatsbosbeheer

Het betreft een bijdrage aan de organisatiekosten van SBB en voor aanvullende opdrachten en projecten zoals het beheer van rijksmonumenten.

Bijdragen aan agentschappen:

Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO.nl) De bijdrage is onder meer voor de uitvoering van taken voor het versterken van de ecologie, het versterken van de relatie van de ecologie met de economie, uitvoering van de natuurwetgeving, uitvoering van CITES, de uitvoering van agrarisch natuurbeheer en activiteiten voor de omslag naar een collectief agrarisch natuurbeheer.

Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) Met de handhaving op de Flora- en Faunawet, Natuurbeschermingswet 1998, FLEGT en CITES-regelgeving, levert de NVWA ook een bijdrage aan het tegengaan van illegale handel en bezit van bedreigde dier- en plantensoorten en producten daarvan, tegengaan van illegale handel in hout(producten) en toezien op rechtmatig gebruik van natuursubsidies. De NVWA opereert in een handhavingsketen van partijen zoals Douane, Politie, OM, Staatsbosbeheer, Kustwacht, RVO.nl en omgevingsdiensten.

Toelichting op de ontvangsten

Landinrichtingsrente

Tot aan de start van het ILG in 2007 werd wettelijke landinrichting uitgevoerd op basis van de Landinrichtingswet. Op grond van deze wet schiet het Rijk de kosten van een landinrichting voor en worden de kosten daarna door de gezamenlijke eigenaren terugbetaald. Dit gebeurt in 26 jaar door middel van de landinrichtingsrente. Op dit moment zijn er nog diverse projecten op basis van de Landinrichtingswet in uitvoering. Op basis hiervan wordt voorzien dat het Rijk nog circa 30 jaar landinrichtingsrente zal ontvangen.

Verkoop gronden

Op grond van het regeerakkoord uit 2010 is sprake van een inkomstentaakstelling uit de verkoop van gronden van ZBO's (Bureau Beheer Landbouwgronden en Staatsbosbeheer), of via overige inkomstenbronnen.

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015-2016, 34 300 XIII, nr. 2

126

Budgettair belang fiscale maatregelen

Naast onderstaande regelingen neemt ook de Natuurschoonwet een belangrijke plaats in. Deze Nederlandse wet biedt fiscale voordelen aan eigenaars van landgoederen.

2014 2015 2016 2017 2018 2019 2020

Vrijstelling landinrichting 1

Vrijstelling Bureau Beheer Landbouwgronden 8

Bosbouwvrijstelling 1

Vrijstelling vergoeding bos- en natuurbeheer 7 Vrijstelling bos- en natuurterreinen forfaitaire

rendement 6

Vrijstelling natuurgrond 3

111111 4

111111

6 6 6 6 6 6

6 7 7 7 7 7

3 4 4 4 4 4

Een toelichting op de fiscale instrumenten is opgenomen in de internet-bijlage 12 bij de Miljoenennota (Toelichting op de belastinguitgaven).

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015-2016, 34 300 XIII, nr. 2

127

19 Toekomstfonds Algemene Doelstelling

Versterken van de innovatieve kracht van Nederland door het beschikbaar stellen van financiering voor innovatief en snelgroeiend MKB en voor fundamenteel en toegepast onderzoek en het behouden van vermogen voor toekomstige generaties.

Rol en verantwoordelijkheid

De Minister van Economische Zaken is rijksbreed verantwoordelijk voor versterking van het innovatievermogen, in het bijzonder gericht op het bedrijfsleven en verantwoordelijk voor het scheppen van randvoorwaarden voor een excellent ondernemingsklimaat.

De Minister van EZ en de bewindslieden van OCW coördineren en borgen de publieke kennisinfrastructuur voor toegepast en fundamenteel onderzoek.

Vanuit deze verantwoordelijkheden heeft de Minister een financierende en faciliterende rol, samenhangend met de stimulerende, regisserende en faciliterende rollen zoals vermeld in de artikelen 12 en 13 van deze begroting:

Financieren/faciliteren

  • Het mede-financieren van investeringen in R&D en innovatie.
  • Het faciliteren van toegang tot en financieren van (risico)kapitaal voor bedrijven.
  • Het mede-financieren van Europese en internationale samenwerking op het gebied van onderzoek en innovatie.

Beleidswijzigingen

Toekomstfonds

Het Toekomstfonds heeft een startkapitaal van € 200 min en wordt gevoed door mogelijke meevallers in de gasbaten. Ook de begrotingsmiddelen voor het Innovatiefonds MKB+ en de participatie van het Rijk in de Regionale Ontwikkelingsmaatschappijen (ROM's) zijn in het Toekomstfonds ondergebracht.

Voor behoud van vermogen wordt vanaf 2018 een buffer opgebouwd van € 50 min voor de niet renderende investeringen in fundamenteel en toegepast onderzoek. De middelen voor deze buffer van € 5 min per jaar vanaf 2018 gedurende tien jaar zijn beschikbaar op een aanvullende post van de Rijksbegroting. Het betreft de middelen die in het Regeerakkoord beschikbaar zijn gesteld voor fundamenteel onderzoek (maatregel D 32).

In 2017 zal worden onderzocht of de voedingssystematiek en gover-nancestructuur van het Toekomstfonds goed functioneren. In 2020 volgt een evaluatie van de werking van het gehele fonds.

Vroegefasefinanciering

Met ingang van 2 juli 2015 is de regeling voor Vroegefasefinanciering (VFF) enigszins aangepast. In navolging tot de aanvragen van academische starters wordt ook over de VFF-aanvragen van MKB-ondernemers en innovatieve starters voortaan geadviseerd door een adviescommissie met inhoudelijke deskundigen. Tevens is de samenwerking met het eco-systeem verstevigd door de opzet van regionale teams die samen-

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015-2016, 34 300 XIII, nr. 2

128

werken op gebied van voorlichting en screening en scouting van ondernemers die van VFF gebruik willen maken.

Budgettaire gevolgen van beleid

2014 2015 2016 2017 2018 2019 2020

 

VERPLICHTINGEN UITGAVEN

Waarvan juridisch verplicht (percentage)

336.529 238.020

158.184 164.741

59%

71.247 121.978

73.778 128.827

67.765 110.168

75.266 122.315

Leningen

/ MKB-FINANCIERING

Volledig revolverend

Dutch Venture Initiative/Fund of Funds

Regionale Ontwikkelingsmaatschappijen

232.176

32.400 42.000

159.418

36.700

116.655

32.600

123.504

26.392

104.845

23.392

116.992

24.392

Gedeeltelijk revolverend Innovatiekrediet Risicokapitaal (seed capital) Vroege fasefinanciering

76.340 18.567 12.869

41.025 20.079 11.614

52.024 20.417 11.614

46.718 28.278 22.116

38.864 26.474 16.115

49.210 27.275 16.115

// INVESTERINGEN IN FUNDAMENTEEL EN TOEGEPAST ONDERZOEK

Met vermogensbehoud

50.000

50.000

       

III Staatsobligaties Toekomstfonds

           

Subsidies

IV Reëel rendement voor onderzoek

           

Bijdragen Agentschappen

Bijdrage Rijksdienst voor Ondernemend Nederland

5.844

5.844

5.323

5.323

5.323

5.323

5.323

5.323

5.323

5.323

5.323

5.323

ONTVANGSTEN

MKB-FINANCIERING BESTAND INSTRUMENTARIUM

Regionale Ontwikkelingsmaatschappijen Fund of Funds (DVI I/Business Angels) Innovatiekredieten Seed

63.188

42.000

18.788 2.400

32.088

25.388 6.700

33.388

100 25.288 8.000

40.588

800 30.688 9.100

42.588

2.800 31.188 8.600

47.600

7.800 30.400 9.400

MKB-FINANCIERING INCIDENTELE MIDDELEN Ontvangsten DVI II

Ontvangsten fundamenteel en toegepast onderzoek

Renteontvangsten Toekomstfonds

Het Innovatiefonds werd in het verleden geraamd en verantwoord op artikel 12. Met de nota van wijziging op de Ontwerpbegroting 2015 is het Innovatiefonds onderdeel geworden van het Toekomstfonds op artikel 19. Hieronder zijn de realisatiegegevens van het Innovatiefonds in de periode 2012 tot en met 2014 weergegeven.

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015-2016, 34 300 XIII, nr. 2

129

2012 2013 2014

 

VERPLICHTINGEN UITGAVEN

168.892 39.646

83.841 99.539

103.106 72.107

Leningen

I MKB-FINANCIERING Volledig revolverend

 

34.073

15.395

Gedeeltelijk revolverend

39.646

65.466

56.712

II INVESTERINGEN IN FUNDAMENTEEL EN TOEGEPAST ONDERZOEK Met vermogensbehoud

     

ONTVANGSTEN

43.351

35.916

14.996

Budgetflexibiliteit

Leningen: Het budget in 2016 is voor 57% juridisch verplicht. Het budget voor fundamenteel en toegepast onderzoek (€ 50 min) is nog niet juridisch verplicht. Het betreft 31% van het budget voor leningen. De juridische verplichting zal naar verwachting in 2016 plaatsvinden.

Bijdragen aan agentschappen: Het budget betreft de financiering van het opdrachtenpakket 2016 aan de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO.nl) en is 100% juridisch verplicht.

Toelichting op de financiële instrumenten

Leningen

Binnen de structuur van het in 2014 gevormde Toekomstfonds (TK, 34 000-XIII-5), bestaat het Innovatiefonds MKB+ uit het volledig revolverende instrumenten (het Dutch Venture Initiative (DVI) en de Regionale Ontwikkelingsmaatschappijen) en gedeeltelijk revolverende instrumenten (Innovatiekrediet, de Seed capital-regeling (risicokapitaal), en de regeling Vroegefasefinanciering).

MKB-financiering: volledig revolverend

  • Het Dutch Venture Initiative stelt risico-kapitaal beschikbaar voor doorgroei van het innovatieve MKB. Het DVI-1 wordt samen met het Europees Investeringsfonds (EIF) en het participatiefonds PPM Oost uitgevoerd. Naast de € 130 min bijdrage vanuit het Rijk dragen het EIF € 67,5 min en de BOM € 5 min bij, waarmee in totaal een investeringsfonds van € 202,5 min actief is. Hiermee wordt geïnvesteerd in private investeringsfondsen die zich richten op innovatief en snel groeiend MKB. Private investeerders, als niet institutionele investeerders, spelen ook een belangrijke rol in de toegang van het MKB tot risicokapitaalfinanciering. Naast deze middelen is met het Aanvullend Actieplan MKB-financiering nog eens € 100 min extra beschikbaar gesteld in 2014 voor het DVI-2 voor investeringen in participatiemaatschappijen en private investeerders. De inzet van het kabinet is geslaagd, om evenals bij de eerste investering in DVI, het Europees Investeringsfonds/EIF weer mee te laten investeren. De bijdrage vanuit het EIF zal nu € 100 min zijn.
  • Naast het DVI worden de eventuele participaties in de ROM's onder de revolverende investeringen verantwoord.

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015-2016, 34 300 XIII, nr. 2

130

MKB-financiering: gedeeltelijk revolverend

  • Het Innovatiekrediet vergemakkelijkt de toegang tot vreemd vermogen voor het innovatieve MKB en het grootbedrijf. De verhoging van de Innovatiekredietbijdrage is eind 2014 permanent verhoogd van 35% naar maximaal 50% voor MKB-samenwerkingsprojecten en het maximum subsidiebedrag is verhoogd van € 5 min naar € 10 min om bedrijven ruimere mogelijkheden te bieden bij de financiering van innovatieprojecten.
  • De Seed capital-regeling (risico-kapitaal) ondersteunt starters in high tech en creatieve sectoren bij het verwerven van risico-kapitaal.
  • De nieuwe regeling Vroege Fase Financiering is onderdeel van het Innovatiefonds MKB+. Het biedt financiering -in de vorm van een geldlening- voor academische starters, voor innovatieve starters en kleine bedrijven in een vroege ontwikkelingsfase: van validatie en onderbouwing van een business case, van idee naar concept. Hierdoor wordt ook de toegang tot vervolgfinanciering gefaciliteerd. Dit initiatief wordt door RVO en de Stichting Technische Wetenschappen (STW) uitgevoerd.

Bovengenoemde instrumenten versterken en stimuleren private vermogensverschaffers om innovatieprojecten van bedrijven te financieren en voorzien in de behoefte van bedrijven voor een betere toegang tot risicokapitaal voor innovatie.

De instrumenten voor MKB-financiering hebben een revolverend karakter, waarbij naar verwachting gemiddeld 60-80% van de investeringen wordt terugbetaald. Opbrengsten van succesvolle innovaties vloeien zo terug in het Toekomstfonds, zodat ze weer opnieuw kunnen worden ingezet. Het fonds is daarmee additioneel aan de markt: de overheid neemt het grootste risico, waardoor private investeerders kunnen mee-investeren in innovatieve ondernemingen. De overheid deelt echter mee in de opbrengsten van geslaagde innovaties, waardoor deze middelen opnieuw kunnen worden ingezet voor het vergroten van het beschikbare risicokapitaal voor innovatieve bedrijven.

 

Indicator

Referentiewaarde

Peildatum

Raming 2016

Bron

Aantal bedrijven dat Innovatiekrediet gebruikt

42

2014

>30

RVO

Omvang private R&D-uitgaven ondersteund met een Innovatie-

       

krediet (x€ 1 min)

123

2014

>120

RVO

Aantal participaties via SEED en Fund of Funds

32

2014

45

RVO/El F

Omvang gestimuleerd risicokapitaal voor innovatieve bedrijven

       

door SEED en Dutch Venture Initiative/Fund of Funds (x € 1 min)

257

2014

390

RVO/El F

Aantal ondernemers dat Vroege Fase Financiering gebruikt

-

-

>30

RVO/STW

Toelichting

EZ hanteert voor de innovatiekredieten een indicator die aangeeft hoeveel private R&D-uitgaven worden ondersteund met het innovatiekrediet. De streefwaarde voor 2016 (> € 120 min) is vastgesteld op basis van het beschikbare verplichtingenbedrag voor innovatiekredieten in 2016 (€ 60 min) en het feit dat EZ maximaal 50% van de subsidiabele innovatieprojectkosten financiert. De verwachting is dat hiermee in 2016 ongeveer 37 bedrijven kunnen starten met hun innovatieprojecten.

Voor het stimuleren van de risicokapitaalmarkt via de SEED-capitalregeling en het DVI is een relevante indicator hoeveel participaties de overheid genomen heeft via private risicokapitaalfondsen.

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015-2016, 34 300 XIII, nr. 2

131

Daarnaast wordt een indicator gehanteerd die aangeeft hoeveel risicokapitaal in totaal (private en overheidsbijdrage) beschikbaar komt voor innovatieve ondernemingen. De streefwaarde voor 2016 is minimaal € 390 min.

De streefwaarde voor het aantal ondernemers dat Vroegefasefinanciering gebruikt, is gebaseerd op het beschikbaar budget en een maximale leningsomvang van de ondernemer. Naar verwachting kan aan circa 36 ondernemers Vroegefasefinanciering verstrekt worden.

Investeringen in fundamenteel en toegepast onderzoek (met vermogensbehoud)

Vanuit het onderzoeksdeel van het Toekomstfonds wordt geïnvesteerd in nieuwe onderzoeksfaciliteiten en upgrading van bestaande. De behoefte aan investeringen in hoogwaardige onderzoeksfaciliteiten in Nederland betreft vooral toegepaste onderzoeksinstellingen en HBO-instellingen. De onderzoeksfaciliteiten kunnen worden benut voor fundamenteel en toepassingsgericht (toegepast- en praktijkgericht) onderzoek. Daarnaast wordt vanuit het onderzoeksdeel geïnvesteerd in specifieke thema's.

De investeringen uit het toekomstfonds versterken het innovatievermogen van Nederland en bieden perspectief op nieuwe producten, diensten en maatschappelijke innovaties.

Van de € 100 min startkapitaal wordt in 2015 € 80 miljoen in gelijke delen beschikbaar gesteld op onderzoeksfaciliteiten respectievelijk op de thema's Smart Industry, Proof of Concept en Thematische Technology Transfer. De toedeling van de resterende € 20 min vindt in een volgende tranche plaats, waarbij ook rekening gehouden kan worden met de ervaringen van het Toekomstfonds.

 

Indicator

Streefwaarde

Planning

Bron

Verstrekte leningen onderzoeksinfrastructuur

40 min

2016

RVO

Uitgelokte investeringen in onderzoeksinfrastructuur

> 40 min

2016

RVO

Toelichting

Vanuit het onderzoeksdeel van het Toekomstfonds wordt geïnvesteerd in onderzoeksinfrastructuur waarbij de mate waarin leningen passend binnen de criteria verstrekt kunnen worden een indicatie is van de bijdrage van de regeling aan het op peil houden van de publieke kennisinfrastructuur. Het streven is dat dit minimaal een gelijk volume aan uitgelokte investeringen met zich meebrengt.

Na verdere uitwerking van de andere onderdelen van het onderzoeksdeel Toekomstfonds worden hiervoor aanvullende indicatoren opgenomen.

Investeringen in fundamenteel en toegepast onderzoek (zonder vermogensbehoud)

De reële rendementen uit het Toekomstfonds worden ingezet voor fundamenteel en toegepast onderzoek (waaronder ook Europese co-financiering) zonder de voorwaarde van vermogensbehoud. Vooralsnog worden dergelijke rendementen niet geraamd, zodat er voor deze uitgavencategorie geen raming is opgenomen.

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015-2016, 34 300 XIII, nr. 2

132

Procedure staatsobligaties

Het Toekomstfonds wordt gevoed met mogelijke meevallers in de gasbaten vanaf 2014. Er is sprake van meevallers wanneer de gerealiseerde gasbaten in een bepaald jaar hoger zijn dan de gasbaten zoals die geraamd zijn in de onderstaande tabel5. De motie Pechtold c.s. (Kamerstukken II, 2013/14, 27 406, nr. 210) vraagt om het inzetten van de gasbaten met vermogensbehoud. Daarom worden de meevallers in de gasbaten belegd in Nederlandse staatsobligaties. Voor een nadere beschrijving van de procedure voor het beleggen in staatsobligaties wordt verwezen naar de nota van wijziging op de ontwerpbegroting 2015 (TK, 34 000-XIII, nr. 11).

Toelichting ijklijn gasbaten

Het Toekomstfonds wordt mede gevoed met eventuele meevallers uit de aardgasbaten. Er is sprake van meevallers wanneer de gerealiseerde aardgasbaten in een bepaald jaar hoger zijn dan de aardgasbaten zoals die voor dat betreffende jaar geraamd zijn in de Miljoenennota 2015. Deze raming wordt herijkt als er beleidsmatige aanpassingen van de gasproductie plaatsvinden (Kamerstukken II, 2014/15, 34 000 XIII, nr.5).

Bij Voorjaarsnota 2015 is de raming herijkt naar aanleiding van de naar beneden bijstellen van de gasproductie in Groningen (Kamerstukken II, 2014/15, 33 529 XIII, nr. 91).

 
 
 

2014

2015

2016

2017

2018

2019

2020

Raming aardgasbaten Miljoenennota 2015

10.750

9.100

8.900

8.550

8.350

8.200

 

Bijstelling n.a.v. beleidsmatige aanpassingen

             

(volume-effect) bij Voorjaarsnota 2015

 
  • 450
  • 350
  • 100
  • 150
  • 150
 

Ijklijn aardgasbaten Voorjaarsnota 2015

10.750

8.650

8.550

8.450

8.200

8.050

6.800

Bijstelling n.a.v. beleidsmatige aanpassingen

             

(volume-effect) bij Miljoenennota 2016

 

-900

  • 1.300
  • 1.050

-900

-500

-300

Nieuwe ijklijn aardgasbaten Miljoenennota

             

2016

 

7.750

7.250

7.400

7.300

7.550

6.500

Daarnaast heeft het kabinet eind juni 2015 besloten om de gaswinning uit het Groningenveld voor 2015 terug te brengen tot 30 miljard m3. In lijn met het besluit over 2015 is voor de berekening van de gasbaten voor de jaren 2016-2020 voor het Groningenveld voorlopig uitgegaan van het niveau dat noodzakelijk is voor de leveringszekerheid (33 mld m3) (Kamerstukken II, 2014/15, 33 529 XIII, nr. 174). Dit heeft gevolgen voor de ijklijn die van invloed is voor de bepaling van de voeding van het Toekomstfonds. Er is sprake van meevallers wanneer de gerealiseerde gasbaten in een bepaald jaar hoger zijn dan de gasbaten zoals in bovenstaande tabel is opgenomen (nieuwe ijklijn aardgasbaten Miljoenennota 2016).

Deze nieuwe ijklijn wijkt af van de raming van de aardgasbaten op beleidsartikel 14 omdat voor het Toekomstfonds alleen de beleidsmatige aanpassingen van de gasproductie van toepassing zijn. Bij het vaststellen van de gasbatenraming op beleidsartikel 14 spelen onder andere de euro/dollar koers en de olieprijs een rol. Deze blijven bij de berekening van de ijklijn voor het Toekomstfonds buiten beschouwing.

5 De raming wordt herijkt als er beleidsmatige aanpassingen van de gasproductie plaatsvinden, zoals recent het plafond op gaswinning uit het Groningerveld is aangepast.

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015-2016, 34 300 XIII, nr. 2

133

2.3. De niet-beIeidsartikelen

40 Apparaat

Op dit artikel zijn de personele- en materiële uitgaven en ontvangsten van EZ geraamd, voor zover die betrekking hebben op het kerndepartement (Directoraten-Generaal en stafdirecties) en de diensten van EZ (ACM6, CPB, SodM en PIANOo). De uitgaven aan externe inhuur, de uitgaven aan ICT en de bijdragen aan shared service organisaties (SSO's) worden apart inzichtelijk gemaakt en meerjarig geraamd. Tevens bevat dit artikel onder SSO DICTU een raming voor de bijdragen aan agentschappen voor zover het opdrachten betreft ten behoeve van het kernministerie EZ.

Apparaatsuitgaven kerndepartement en diensten

 

Bedragen x€ 1.000

2014

2015

2016

2017

2018

2019

2020

VERPLICHTINGEN

390.795

390.098

380.243

345.780

331.405

334.997

331.740

UITGAVEN

390.795

390.098

380.243

345.780

331.405

334.997

331.740

Personele uitgaven

253.428

261.426

252.733

234.640

234.697

237.780

234.352

-waarvan eigen personeel

225.397

208.649

206.892

199.242

191.754

191.707

191.496

-waarvan externe inhuur

7.004

6.290

6.090

5.890

5.690

5.690

5.690

-Waarvan overige

             

personele uitgaven

21.027

46.487

39.751

29.508

37.253

40.383

37.166

Materiële uitgaven

137.367

128.672

727.570

77 7.740

96.708

97.277

97.388

-waarvan ICT1

9.678

7.065

7.065

7.065

7.065

7.065

7.065

-waarvan bijdrage aan

             

SSO's (exclusief DICTU)

52.083

40.722

40.722

40.634

40.616

40.616

40.616

-waarvan SSO DICTU

42.046

45.636

35.251

29.850

29.197

29.197

29.197

-waarvan overige materiële

             

uitgaven

33.560

35.249

44.472

33.591

19.830

20.339

20.510

ONTVANGSTEN

31.607

40.224

32.526

33.326

33.294

33.248

33.248

1 Het totaal van de ICT uitgaven van het kerndepartement en buitendiensten bestaan uit de ICT-uitgaven geraamd onder de post materiële uitgaven en de bijdrage aan de SSO DICTU.

Toelichting Personele uitgaven

Betreft alle personeelsuitgaven voor het kerndepartement en de diensten. In de begroting 2016 zijn de ramingen voor ambtelijk personeel en de ramingen voor externe inhuur apart gespecificeerd. In deze begroting is de personele component van de overheidsdienst Groningen verwerkt, evenals een intensivering van de Energiedirectie. Onder de overige personele uitgaven zijn de uitgaven van het sociaal plan voor onder andere afronding uitvoeringsorganisatie DLG en de wachtgelduitgaven geraamd.

Materiële uitgaven

Betreft de materiële uitgaven van de ondersteunende processen voor het kerndepartement en de buitendiensten. Dit omvat onder andere huisvesting, communicatie, ICT en de bijdrage aan het Inkoopuitvoerings-centrum (IUC) dat gepositioneerd is bij de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland. Vanaf de begroting 2014 zijn de uitgaven voor ICT en bijdrage aan shared service organisaties (SSO's) apart zichtbaar gemaakt. ICT bevat zowel de uitgaven voor projecten als structurele uitgaven

De leden van de Raad van Bestuur ACM vormen een ZBO. De uitgaven voor dit ZBO zijn geraamd op beleidsartikel 11.

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015-2016, 34 300 XIII, nr. 2

134

(onderhoud, licenties en vervanging). De bijdragen aan SSO's betreffen onder andere het RijksVastgoedbedrijf (RVB), FM-Haaglanden, Expertisecentrum/Ontwikkelingscentrum Rijken Dienst ICT Uitvoering (DICTU). De bijdrage aan DICTU is bestemd voor ICT-dienstverlening aan het kerndepartement. Het betreft hier werkplekservices, infrabeheer en applicatieservices. In deze begroting is de materiële component van de uitgaven voor de overheidsdienst Groningen verwerkt.

Ontvangsten

De ontvangsten betreffen bij de ACM de bijdrage voor telecommunicatie en post. Bij de SODM betreft het de kosten die zijn doorberekend aan de markt voor vergunningverlening en taken die volgen uit de (nieuwe) Europese Richtlijn 2013/30/EU. Bij het CPB gaat het om doorbelaste werkzaamheden voor onder andere facilitaire kosten huisvesting en functioneel beheer ICT-systemen.

Totaaloverzicht apparaatsuitgaven/kosten inclusief agentschappen, ZBO's en RWT's

De onderstaande tabel geeft de totale apparaatsuitgaven voor EZ weer. Hierbij zijn de apparaatsuitgaven voor het kernministerie en de buitendiensten alsmede de apparaatskosten van de agentschappen en de ZBO's en RWT's (voor zover deze via de Rijksbegroting gefinancierd worden) weergegeven.

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015-2016, 34 300 XIII, nr. 2

135

 

Totaaloverzicht apparaatsuitgave

m/kosten inclusief agentschappen, ZBO's en RWT's

     
               

Bedragen x€ 1.000

2014

2015

2016

2017

2018

2019

2020

  • 1. 
    Apparaatsuitgaven
             

Departement

             

Kerndepartement (beleid en

             

staf)

298.661

303.499

296.933

265.153

255.783

259.375

256.118

Apparaatsuitgaven diensten

             

Centraal Planbureau (CPB)

14.852

15.400

14.743

14.432

12.844

12.844

12.844

Autoriteit Consument en

             

Markten (ACM) 1)

67.879

61.501

59.736

57.227

53.822

53.822

53.822

Staatstoezicht op de Mijnen

             

(SodM)

7.074

7.453

7.741

7.887

7.888

7.888

7.888

PIANOo (exclusief Programma)

2.329

2.245

1.090

1.081

1.068

1.068

1.068

  • 2. 
    Apparaatskosten Agent-
             

schappen

             

Rijksdienst voor Ondernemend

             

Nederland (RVO.nl)

395.615

459.170

432.347

399.991

387.318

387.328

387.328

Agentschap Telecom (AT)

30.465

31.028

33.993

32.987

30.585

29.813

29.813

Dienst ICT Uitvoering (DICTU)

188.891

186.901

188.200

186.600

186.600

186.700

186.700

Dienst Landelijk Gebied (DLG)

83.226

21.384

0

0

0

0

0

Nederlandse Voedsel- en

             

Warenautoriteit (NVWA)

303.408

304.657

285.347

271.173

263.350

260.401

262.863

  • 3. 
    Apparaatskosten ZBO's en
             

RWT's

             

Centraal Bureau voor de

             

Statistiek

175.202

178.050

         

Stichting COVA

1.214

1.440

         

VSL inclusief Verispect

13.3952

n.n.b.

         

Raad voor Accreditatie

12.233

12.904

         

Raad van bestuur Autoriteit

             

Consumenten Markt

695

402

         

TNO

424.261

442.735

         

Staatsbosbeheer

59.551

60.712

         

Raad voor Plantenrassen

679

854

         

Ctgb (College voor de toelating

             

van gewasbeschermingsmid-

             

delen en biociden)

12.508

12.306

         

Kamers van Koophandel

175.700

197.900

         

Stichting Dienst Landbouw-

             

kundig Onderzoek (DLO)

232.774

230.500

         

2 Aangezien de cijfers over 2014 nog niet bekend zijn is het bedrag uit 2013 opgenomen.

  • 1) 
    Om invulling te geven aan de Kaderrichtlijn, 2002/21/EG, zoals

gewijzigd door 2009/140/EG, artikel 3 inclusief considerans 13, wordt opgemerkt dat van het totaalbedrag voor de apparaatsuitgaven van de ACM, een bedrag van circa € 13,3 min in 2016 specifiek voor toezicht op de elektronische communicatiesector wordt geraamd (inclusief betreffende kosten van het bestuur van de ACM).

Toelichting

In de tabel zijn onder andere de personele en materiële apparaatskosten van de agentschappen, ZBO's en RWT's vermeld. Echter, deze apparaatskosten worden niet alleen door EZ gefinancierd, maar ook door andere opdrachtgevende ministeries en derden. In de betreffende agentschapsparagrafen en de bijlage ZBO's en RWT's wordt dit nader toegelicht.

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015-2016, 34 300 XIII, nr. 2

136

Tabel apparaatsuitgaven per dienstonderdeel van het kerndepartement en diensten

Budgettaire gevolgen (x€ 1.000) 2016

Totaal apparaat 380.243

DG Energie, Telecom en Mededinging 16.721

DG Bedrijfsleven en Innovatie 23.636

DG Agro & Natuur 29.206

Kerndepartement overig en diensten 310.680

Toelichting

Dit betreft de personeelsuitgaven van het kerndepartement en diensten. Materiële kosten worden verantwoord op het onderdeel kerndepartement en diensten.

Taakstelling Rijksdienst van het huidige kabinet

In de Ontwerpbegroting 2014 was de Taakstelling Rijksdienst van het huidige kabinet reeds pro forma ingevuld. De definitieve Taakstelling Rijksdienst is als volgt ingevuld ten laste van het centrale apparaatsartikel 40 en ten laste van de bijdragen aan ZBO's en agentschappen op de diverse beleidsartikelen.

2016 2017 2018 Struc-

tureel

Departementale taakstelling Rijksdienst

Totaal kerndepartement en diensten

Agentschappen

DICTU

AT

RVO.nl NVWA

Totaal Agentschappen ZBO's en RWT's CBS

Verispect/VSL

TNO

KvK

DLO

SBB

overig

Totaal ZBO's en RWT's

 

45.267

79.141

102.698

102.698

17.206

24.631

35.089

35.089

3.193

5.506

7.422

7.422

289

552

845

845

9.823

15.665

19.551

19.551

503

1.227

1.480

1.480

13.808

22.950

29.298

29.298

4.627

10.556

12.869

12.869

555

1.113

1.330

1.330

3.026

6.903

8.416

8.416

1.618

3.691

4.500

4.500

2.912

6.643

8.099

8.099

827

1.886

2.299

2.299

688

768

798

798

14.253

31.560

38.311

38.311

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015-2016, 34 300 XIII, nr. 2

137

41 Nominaal en onvoorzien

2014 2015 2016 2017 2018 2019 2020

VERPLICHTINGEN 0 0 0 0 0 0 0

UITGAVEN 0 0 0 0 0 0 0

41.10 Prijsbijstelling 41.20 Loonbijstelling 41.30 Onvoorzien 41.40 Nog te verdelen

Toelichting

Dit niet-beleidsartikel bevat in beginsel ramingen voor prijsbijstelling, loonbijstelling, onvoorzien en nog te verdelen posten. De prijsbijstellingstranche 2015 (€ 3,2 min) is verdeeld over de relevante artikel onderdelen. De Loonbijstellingstranche 2015 voor contractloonstijging en sociale lasten (€ 6,9 min) is verdeeld over de relevante artikel onderdelen.

Na verwerking van de hiervoor genoemde mutaties bevat artikel 41 meerjarig een «nulraming».

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015-2016, 34 300 XIII, nr. 2

138

  • 3. 
    DE AGENTSCHAPPEN

3.1 Aansluiting raming begroting agentschappen met financiering door moederdepartement EZ

A - Begroting agentschappen 2016

mf.

 
 

Bijdrage

Bijdrage

Bijdrage

Overige

Totale baten

 

moederde-

overige

derden

baten

 
 

partement

departe-

     
 

(EZ)

menten

     

Agentschap Telecom (AT)

11.294

0

21.352

350

32.996

Dienst ICT Uitvoering (DICTU)

173.400

30.000

800

0

204.200

Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA)

125.425

78.813

90.740

5.250

300.228

Rijksdienst voor Ondernemend Nederland

         

(RV0.nl)

293.045

110.126

42.269

10

445.450

Totaal

603.164

218.939

155.161

5.610

982.874

B - Bijdragen aan agentschappen per begrotingsartikel EZ (begroting 2016)

 
 
 

Raming ontwerp-

 

begroting 2016

Agentschap Telecom (AT)

11.072

art. 11 Goed functionerende economie en markten

9.539

art. 12 Sterk innovatievermogen

283

Beschikbare ruimte voor frequentie en veiligheid (art 11 en 12)

1.250

Dienst ICT (DICTU)

173.400

art. 11 Goed functionerende economie en markten

5.985

art. 40 Apparaat

35.251

Bijdrage agentschappen en diensten

132.164

Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA)

123.475

art. 14 Doelmatige en duurzame energievoorziening

678

art. 16 Agro-, visserij- en voedselketens

124.786

art. 18 Natuur en Regio

9.345

Af: BTW-compensatie

-6.134

Af: Bijzondere baten

-5.200

Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO.nl)

301.758

art. 12 Sterk innovatievermogen

56.444

art. 13 Excellent ondernemingsklimaat

23.109

art. 14 Doelmatige en duurzame energievoorziening

39.424

art. 16 Agro-, visserij- en voedselketens

131.887

art. 17 Groen onderwijs van hoge kwaliteit

1.242

art. 18 Natuur en Regio

39.284

art. 19 Toekomstfonds

5.323

art. 40 Apparaat

5.045

Sub-totaal

609.705

af: Geraamde bijdragen agentschappen en diensten aan DICTU1

  • 132.164

Totaal geraamde bijdrage ten laste van de begrotingsartikelen

477.541

1 Een deel van de bijdrage aan DICTU wordt verstrekt door andere agentschappen van EZ. Om een juist totaalbedrag voor de bijdrage van EZ aan agentschappen te laten zien, wordt voor deze dubbeltelling gecorrigeerd

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015-2016, 34 300 XIII, nr. 2

139

Opmerkingen bij verschillen tussen ramingen in tabel A en tabelB

Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (IMVWA)

De begroting 2016 van de NVWA bevat enkele begrotingswijzigingen die nog niet verwerkt zijn in de begrotingsramingen van de beleidsartikelen op de EZ-begroting. Het betreft een overboeking van het Ministerie van Veiligheid en Justitie met betrekking tot het programma «Afpakken» (€ 0,6 min), een compensatie retributies kleine slagers (€ 0,85 min) en een verhoging voor certificering op afstand (€ 0,5 min). Deze wijzigingen (€ 1,95 min) zullen met de 1e suppletoire begroting 2016 op beleidsartikel 16 worden verwerkt.

Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO.nl)

De omzet moederdepartement RVO.nl is € 8,7 min lager geraamd dan de Bijdragen aan RVO.nl ten laste van de beleidsartikelen. Dit komt doordat de bijdrage Subsidieregeling Natuur en Landschap (SNL) ad € 17 min wordt geraamd onder «Omzet derden». De bijdrage voor de overdracht van taken vanuit DLG ad € 8,3 min wordt in de 1e suppletoire begroting 2016 verwerkt in de raming van de omzet van RVO.nl.

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015-2016, 34 300 XIII, nr. 2

140

3.2 Agentschap Telecom (AT)

Begroting agentschap 2016

 
 
 

2014 Stand Slotwet

2015 Vastgestelde begroting

2016

2017

2018

2019

2020

Baten

             

Omzet moederdepartement

11.217

11.068

11.294

10.887

10.458

10.461

10.461

Omzet overige departementen

8

0

0

0

0

0

0

Omzet derden

20.800

20.629

21.352

21.352

21.352

21.352

21.352

Rentebaten

33

16

50

50

50

50

50

Vrijval voorzieningen

0

0

0

0

0

0

0

Bijzondere baten

468

100

300

300

300

300

300

Totaal baten

32.526

31.813

32.996

32.589

32.160

32.163

32.163

Lasten

             

Apparaatskosten

30.465

31.028

33.993

32.987

30.585

29.813

29.813

  • Personele kosten

20.129

19.917

21.293

20.568

20.121

19.686

19.475

- waarvan eigen personeel

79.567

19.019

18.681

17.997

77.579

77.737

16.967

- waarvan externe inhuur

568

898

778

750

732

774

707

- waarvan overige personele kosten

   

1.833

1.822

1.810

1.836

1.801

  • Materiële kosten

10.336

11.111

12.700

12.419

10.463

10.126

10.338

- waarvan apparaat ICT

0

0

0

0

0

0

0

- waarvan bijdrage aan SSO's

4.972

5.590

5.197

5.126

4.962

4.962

4.962

- waarvan overige materiële kosten

5.364

5.521

7.503

7.293

5.501

5.164

5.376

Rentelasten

32

184

50

50

150

150

150

Afschrijvingskosten

1.612

1.956

1.600

1.950

2.100

2.125

2.125

  • Materieel

1.463

1.665

1.500

1.650

1.650

1.650

1.650

- waarvan apparaat ICT

             
  • Immaterieel

149

291

100

300

450

475

475

Overige kosten

268

75

75

75

75

75

75

- dotaties voorzieningen

268

75

75

75

75

75

75

- bijzondere lasten

0

0

0

0

0

0

0

Correctie kosten GAMMA

-932

 

-2.000

  • 1.500

-750

0

0

Totaal lasten

31.445

33.243

33.718

33.562

32.160

32.163

32.163

Saldo van baten en lasten

1.081

-1.430

-722

-973

0

0

0

Voor de jaren 2016 en 2017 zijn de kosten hoger dan de baten. Op deze manier wordt de post «Te verrekenen met vergunninghouders» op de balans van AT afgebouwd. Deze kosten komen voort uit het ICT-systeem GAMMA. Met GAMMA kunnen vergunninghouders hun vergunningen in de toekomst elektronisch aanvragen en verlengen. Wanneer in 2018 de investeringen in het ICT-systeem GAMMA zijn afgerond en de post «Te verrekenen met vergunninghouders» is afgebouwd keert het agentschap terug naar een situatie waarin de baten en lasten in evenwicht zijn.

AT ontwikkelt een nieuw kostprijsmodel met onder andere als doel de post «Te verrekenen met vergunninghouders» af te bouwen. De tarieven zullen in 2016 alvast dalen.

AT bereidt zich in 2015 voor op het overnemen van de taken op het gebied van de waarborg en metrologiewet die nu nog worden uitgevoerd door Verispect en het overkomen van de 27 medewerkers daarvan.

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015-2016, 34 300 XIII, nr. 2

141

Toelichting op de baten

Omzet moederdepartement

 
 
 

2014

2015

2016

2017

2018

2019

2020

 

Stand

Vastge-

         
 

Slotwet

stelde

         
   

begroting

         

Structurele bijdragen moederdepartement

             

Beleidsopdrachten

 

4.894

4.713

4.514

4.305

4.305

4.305

Toezichttaken

 

5.174

4.981

4.773

4.553

4.556

4.556

Subtotaal structurele bijdragen

 

10.068

9.694

9.287

8.858

8.861

8.861

Incidentele bijdragen

             

Projecten

 

1.000

1.600

1.600

1.600

1.600

1.600

Subtotaal projecten

 

1.000

1.600

1.600

1.600

1.600

1.600

Verrekeningen op bijdragen

             

Totaal omzet moederdepartement

 

11.068

11.294

10.887

10.458

10.461

10.461

Omzet derden

Bedragen x 1.000

             
               
 

2014

2015

2016

2017

2018

2019

2020

 

Stand

Vastge-

         
 

Slotwet

stelde

         
   

begroting

         

Vergunninghouders en overige:

             

- vaste verbindingen

4.577

3.672

3.000

3.000

3.000

3.000

3.000

- mobiele communicatie

4.497

4.659

4.029

4.029

4.029

4.029

4.029

- (openbare) (mobiele) elektronische commu

             

nicatie

1.906

1.963

1.889

1.889

1.889

1.889

1.889

- radiodeterminatie

61

62

39

39

39

39

39

- radiozendamateurs

7

5

4

4

4

4

4

- omroep

5.369

5.516

5.080

5.080

5.080

5.080

5.080

- overige/verlengingen

0

38

37

37

37

37

37

- certificaten

133

138

134

134

134

134

134

- verklaringen, keuringen en erkenningen

4

4

4

4

4

4

4

- randapparatuur

1.510

1.638

1.568

1.568

1.568

1.568

1.568

Satellietoperators

196

261

254

254

254

254

254

Ministerie van Defensie

1.284

1.322

1.285

1.285

1.285

1.285

1.285

Ministerie van Veiligheid en Justitie

   

229

229

229

229

229

Ministerie van Infrastructuur en Milieu

   

475

475

475

475

475

Registraties rzam en maritiem

   

2.255

2.255

2.255

2.255

2.255

Caribisch Nederland

1.077

1.221

1.070

1.070

1.070

1.070

1.070

Ministerie van BZK

46

47

         

Landelijke eenheid Nationale Politie

139

143

         

Totaal omzet derden

20.800

20.629

21.352

21.352

21.352

21.352

21.352

In lijn met het kabinetsbeleid om werkzaamheden kostendekkend door te belasten aan de markt zullen de vergoedingen voor radiozendamateurs (rzam) en maritiem worden geherintroduceerd in 2016. De kosten voor deze vergunningverlening werden sinds 2008 betaald door het moederdepartement. In 2016 wordt ook het tarief voor de vaste (point-to-point straalverbindingen verlaagd.

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015-2016, 34 300 XIII, nr. 2

142

Toelichting op de lasten

Personele kosten

De verwachte bezetting voor 2016 is 274,4 fte waarvan 263,4 fte ambtelijk personeel. De gemiddelde loonkosten per fte worden voor ambtelijk en niet-ambtelijk personeel begroot op € 70.931.

Materiële kosten

De bijdrage SSO's betreft voornamelijk de bijdrage aan DICTU (€ 5,0 min). Rentelasten

De rente betreft de vergoeding die AT betaalt voor leningen bij het Ministerie van Financiën om investeringen in vaste activa te financieren.

A fschrijvingskosten

De afschrijvingskosten immaterieel nemen in de jaren 2016 tot met 2020 geleidelijk toe door de investeringen die worden gedaan in het kader van het project GAMMA. De afschrijvingskosten van het project GAMMA betreffen de kosten die niet ten laste van de post «Te verrekenen met vergunninghouders» worden gebracht en bedragen gemiddeld € 0,475 min per jaar (afschrijvingstermijn 10 jaar).

Dotaties voorzieningen

Voor 2015 is de dotatie voorzieningen dubieuze debiteuren en ambtsjubilea € 0,1 min.

Kasstroomoverzicht over het jaar 2016

 

Bedragen x€ 1.000

             
 
 

2014 Stand Slotwet

2015 Vastgestelde begroting

2016

2017

2018

2019

2020

  • 1. 
    Rekening courant RHB 1 januari +
             

depositorekeningen

10.378

7.534

7.368

7.674

7.454

8.124

8.601

  • 2. 
    Totaal operationele kasstroom

820

526

878

977

2.100

2.125

2.125

-/-totaal investeringen

-2.041

  • 6.300

-5.000

-3.000

  • 1.750
  • 1.500
  • 1.500

+/+ totaal boekwaarde desinvesteringen

0

 

0

0

0

0

0

  • 3. 
    Totaal investeringskasstroom

-2.041

  • 6.300
  • 5.000
  • 3.000

-1.750

-1.500

  • 1.500

-/-eenmalige uitkering aan moederde-

             

partement

0

 

0

0

0

0

0

+/+ eenmalige storting door moederde-

             

partement

0

 

0

0

0

0

0

-/- aflossingen op leningen

-271

-692

-572

  • 1.197
  • 1.430
  • 1.649
  • 1.781

+/+ beroep op leenfaciliteit

0

6.300

5.000

3.000

1.750

1.500

1.500

  • 4. 
    Totaal financieringskasstroom

-271

5.608

4.428

1.803

320

-149

-281

  • 5. 
    Rekening courant RHB 31 december +
             

stand depositorekeningen (=1+2+3+4)

8.886

7.368

7.674

7.454

8.124

8.601

8.944

Het kasstroomoverzicht geeft een analyse van de liquiditeitsontwikkeling.

Operationele kasstroom

De operationele kasstroom bestaat uit het geraamde saldo van baten en lasten, gecorrigeerd voor afschrijvingen en mutaties in de voorzieningen en het werkkapitaal.

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015-2016, 34 300 XIII, nr. 2

143

Investeringskasstroom

In 2016 wordt een investering begroot van € 3,5 min te investeren in materiële vaste activa zoals elektronische apparatuur, uitgaven naar aanleiding van de verhuizing van het agentschap en voor het project GAMMA. In de leenfaciliteit wordt daarnaast rekening gehouden met een eenmalig bedrag van € 1,5 min voor investeringen op het gebied van huisvesting.

Financieringsstroom

Voor de financiering van de begrote investeringen moet een beroep worden gedaan op de leenfaciliteit bij het Ministerie van Financiën.

 

Overzicht doelmatigheidsindicatore

 
   

2014 Slotwet

2015 Vastgestelde begroting

2016

2017

2018

2019

2020

Inputindicatoren

               

Kernindicatoren

Verhouding direct/indirect (in fte)

 

177,4/ 82,8

178,2/ 76,3

191,4/ 82,9

186,3/ 78,0

183,8/ 74,4

180,9/ 70,7

180,9/ 68,2

Verklarende/achterliggende variabelen Personeelskosten per fte Totaal aantal fte's (excl. externe inhuur) Kosten inhuur externen (PAO-definitie; x € 1.000)

€ 70.931 248,4

€ 568

€ 70.584 241,8

€ 898

€ 70.931 263,4

€ 778

€ 70.931 253,7

€ 750

€ 70.931 247,8

€ 732

€ 70.931 241,6

€ 714

€ 70.931 239,2

€ 707

Outputindicatoren

Uurtarief (wijziging in reële termen) Aantal declarabele uren (per fte en totaal)

Norm declarabiliteit per fte Aantal werkbare /beschikbare uren: -werkbare uren

  • bruto beschikbare uren
  • netto beschikbare uren Verklarende/achterliggende variabelen Bedrijfsresultaat (x€ 1.000)

Omzet

  • 0,66% 1.450/ 1.660

1.829 1.660 1.585

1.081 32.526

0,00% 1.453/ 1.667

1.836 1.667 1.588

  • 1.430 31.813

0,00% 1.450/ 1.660 1.106

1.829 1.660 1.585

-722 32.996

0,00% 1.450/ 1.660 1.117

1.829 1.660 1.585

-973 32.589

  • 2,62% 1.450/ 1.660 1.128

1.829 1.660 1.585

0

32.160

  • 0,46% 1.450/ 1.660 1.140

1.829 1.660 1.585

0

32.163

0,00% 1.450/ 1.660 1.151

1.829 1.660 1.585

0

32.163

Kwaliteitsindicatoren

               

Kernindicatoren Klanttevredenheid:

 

Niet in 2014

>3,5

>3,5

>3,5

>3,5

>3,5

>3,5

Doorlooptijd primaire processen:

Vergunningaanvragen binnen 8 weken

Reactietijd storingsklachten

Klachten van levensbelang < 4 uur

Klachten van maatschappelijk belang < 12 uur

Klachten van individueel belang < 3

werkdagen

89%

100% 75%

85%

95%

100% 98%

90%

95%

100% 98%

90%

95%

100% 98%

90%

95%

100%

98%

90%

95%

100% 98%

90%

95%

100% 98%

90%

Gegrond verklaarde bezwaarschriften aantal

11

<5%

<5%

<5%

<5%

<5%

<5%

Aantal klachten Medewerkertevredenheid

 

5,6% Niet in 2014

<7 >7

<7 >7

<7 >7

<7 >7

<7 >7

<7 >7

Verklarende/achterliggende variabelen Ziekteverzuim

3,0%

<4,1%

<4,1%

<4,1%

<4,1%

<4,1%

<4,1%

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015-2016, 34 300 XIII, nr. 2

144

Voor de sturing op de declarabiliteit van AT is het kengetal «Norm declarabiliteit per fte» toegevoegd. Voor 2016 is de norm 1.106 uur per fte. In de jaren hierop volgend wordt de norm jaarlijks met 1% verhoogd.

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015-2016, 34 300 XIII, nr. 2

145

3.3 Dienst ICT Uitvoering (DICTU)

Begroting agentschap 2016

 
 
 

2014

2015

2016

2017

2018

2019

2020

 

Stand

Stand

         
 

Slotwet

1e

         
   

supple-

         
   

toire

         
   

begroting

         

Baten

             

Omzet moeder departement

180.997

173.111

173.400

169.800

169.800

169.800

169.800

Omzet overige departementen

16.569

27.898

30.000

33.600

33.600

33.600

33.600

Omzet derden

1.854

709

800

800

800

800

800

Rentebaten

0

0

0

0

0

0

0

Vrijval voorzieningen

0

0

0

0

0

0

0

Bijzondere baten

34

0

0

0

0

0

0

Totaal baten

199.454

201.718

204.200

204.200

204.200

204.200

204.200

Lasten

             

Apparaatskosten

188.891

186.901

188.200

186.600

186.600

186.700

186.700

  • Personele kosten

107.239

90.156

101.400

99.600

99.000

99.000

99.000

- waarvan eigen personeel

35.438

43.641

52.300

58.900

62.200

62.200

62.200

- waarvan externe inhuur

10.292

1.800

2.600

2.000

1.800

1.800

1.800

- waarvan overige personele kosten

61.509

44.715

46.500

38.700

35.000

35.000

35.000

  • Materiële kosten

81.652

96.745

86.800

87.000

87.600

87.700

87.700

- waarvan apparaat ICT

34.523

33.842

33.000

33.100

33.900

33.900

33.900

- waarvan bijdrage aan SSO's

8.373

10.076

13.800

13.800

13.800

13.800

13.800

- waarvan overige materiële kosten

38.756

52.827

40.000

40.100

39.900

40.000

40.000

Rentelasten

189

200

200

200

200

200

200

Afschrijvingskosten

10.379

14.117

14.800

16.400

16.400

16.300

16.300

  • Materieel

4.653

6.329

7.400

7.400

7.400

7.400

7.400

- waarvan apparaat ICT

4.653

6.329

7.400

7.400

7.400

7.400

7.400

  • Immaterieel

5.726

7.788

7.400

9.000

9.000

8.900

8.900

Overige kosten

987

500

500

500

500

500

500

- Dotaties voorzieningen

801

500

500

500

500

500

500

- Bijzondere lasten

186

0

0

0

0

0

0

Totaal lasten

200.446

201.718

203.700

203.700

203.700

203.700

203.700

Saldo van baten en lasten

-992

0

500

500

500

500

500

Toelichting op de baten

Omzet moederdepartement

 
 

2014 Stand Slotwet

2015 Stand 1e

supple-toire begroting

2016

2017

2018

2019

2020

Applicatiebeheer

19.639

16.078

15.710

15.710

15.710

15.710

15.710

Ontwikkelopdrachten

47.595

44.478

44.030

44.030

44.030

44.030

44.030

Infrabeheer

41.046

39.352

38.530

36.550

36.550

36.550

36.550

Werkplekservices

33.444

33.926

33.930

32.930

32.930

32.930

32.930

Overige omzet

9.266

3.950

3.960

3.960

3.960

3.960

3.960

Generieke eBS

7.044

7.080

7.030

7.030

7.030

7.030

7.030

Indirect

22.963

28.247

30.210

29.590

29.590

29.590

29.590

Totaal

180.997

173.111

173.400

169.800

169.800

169.800

169.800

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015-2016, 34 300 XIII, nr. 2

146

DICTU levert voor EZ zowel de werkplekdiensten als de ICT die de primaire processen en bedrijfsvoering processen ondersteunen. De verwachte omzet moederdepartement daalt de komende jaren licht. Met de ontwikkeling van een eigen Cloud is de verwachting dat het product Infrabeheer goedkoper gaat worden. Dit leidt bij gelijkblijvende dienstverlening tot een daling van de omzet moederdepartement. Hetzelfde geldt voor het product Werkplekservices.

Omzet overige departementen

 
 

2014 Stand Slotwet

2015 Stand 1e

supple-toire begroting

2016

2017

2018

2019

2020

Applicatiebeheer

314

4.020

3.930

3.930

3.930

3.930

3.930

Ontwikkelopdrachten

14.587

14.095

14.440

14.025

14.025

14.025

14.025

Infrabeheer

525

5.231

4.000

4.000

4.000

4.000

4.000

Werkplekservices

0

0

2.400

5.800

5.800

5.800

5.800

Overige omzet

0

0

0

0

0

0

0

Generieke eBS

0

0

0

0

0

0

0

Indirect

1.143

4.552

5.230

5.845

5.845

5.845

5.845

Totaal

16.569

27.898

30.000

33.600

33.600

33.600

33.600

DICTU verwacht in 2016 en verder een lichte omzetstijging bij overige departementen. De grootste opdrachtgevers zijn de Rijksdienst voor Identiteitsgegevens (RvIG) van BZK (onder andere de referendumapplicatie RAPP) en de Inspectie van SZW (de ICT-ondersteuning van de bijzondere opsporingsdienst). DICTU gaat vanaf 2016 werkplekservices leveren aan OCW.

Toelichting op de lasten

Personele kosten

De verwachte bezetting voor 2016 is 985 fte waarvan 630 fte eigen personeel en 355 fte externe inhuur. De gemiddelde loonkosten per fte worden voor eigen personeel begroot op € 83.016 en voor externe inhuur op€ 138.310.

DICTU heeft een verambtelijkingsdoelstelling opgenomen van 80 fte per jaar voor 2016 en 2017. Dit omdat DICTU veel waarde hecht aan het borgen van ICT-kennis in de eigen organisatie. Dit leidt vanaf 2016 tot een stijging van de kosten van eigen personeel.

Materiële kosten

Onder materiële kosten zijn onder andere begroot: uitbestede werkzaamheden, onderhoud, licenties en aanschaffingen. Tevens zijn onder deze post kosten voor huisvesting aan het Rijksvastgoedbedrijf en de kosten voor (eigen) werkplekken begroot.

In de loop van 2016 gaat DICTU over naar een nieuwe werkplekken. De materiële kosten en de afschrijvingskosten zijn in de begroting nog niet aangepast omdat de effecten hiervan nog niet in voldoende mate bekend zijn.

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015-2016, 34 300 XIII, nr. 2

147

Toelichting op het saldo baten en lasten

DICTU begroot structureel een positief resultaat van € 0,5 min. DICTU heeft begin 2015 een aanvulling op het eigen vermogen ontvangen van het moederdepartement van € 1,0 min, ter aanvulling van het negatief eigen vermogen. Dit bedrag wordt in de jaren 2016 en 2017 in twee tranches terugbetaald. Daarna zal DICTU het positieve resultaat aanwenden om het eigen vermogen aan te sterken, als buffer voor onvoorziene tegenvallers, om de organisatie duurzaam te laten functioneren.

Kasstroomoverzicht over het jaar 2016

 
                 
   

2014

2015

2016

2017

2018

2019

2020

   

Stand

Stand

         
   

Slotwet

1e

supple-toire begroting

         

i.

Rekening courant RHB 1 januari +

             
 

deposito rekeningen

478

0

0

0

0

500

1.000

2.

Totaal operationele kasstroom

18.175

14.117

15.300

16.900

16.900

16.800

16.800

 

-/-totaal investeringen

  • 16.312
  • 14.117
  • 25.000
  • 15.000
  • 15.000
  • 15.000
  • 15.000
 

+/+ totaal boekwaarde desinvesteringen

             

3.

Totaal investerings kasstroom

-/-eenmalige uitkering aan moeder departement

+/+ eenmalige storting door moeder departement

-16.312

-14.117

  • 25.000

-500

-15.000

-500

-15.000

-15.000

-15.000

 

-/- aflossingen op leningen

-9.250

  • 14.117
  • 14.800
  • 16.400
  • 16.400
  • 16.300
  • 16.300
 

+/+ beroep op leenfaciliteit

9.000

14.117

25.000

15.000

15.000

15.000

15.000

4.

Totaal financierings-kasstroom

-250

0

9.700

-1.900

-1.400

-1.300

  • 1.300

5.

Rekening courant RHB 31 december +

             
 

stand deposito rekeningen (=1+2+3+4)

2.091

0

0

0

500

1.000

1.500

Toelichting

Investeringskasstroom

De hogere investeringskasstroom in 2016 wordt veroorzaakt door investeringen in life cycle management en de Cloud.

Financieringskasstroom

De aflossingen op leningen uit de financieringskasstroom lopen gelijk met de afschrijvingskosten uit de begroting van DICTU. In 2016 en 2017 lost DICTU € 0,5 min af van de in 2015 van het moederdepartement ontvangen aanvulling op het eigen vermogen. Het beroep op de leenfaciliteit loopt gelijk met de investeringen. De hogere investeringen in life cycle management en de Cloud in 2016 leiden in de volgende jaren tot een verhoging van de afschrijvingskosten en daarmee de aflossingen op leningen.

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015-2016, 34 300 XIII, nr. 2

148

Overzicht doelmatigheidsindicatoren

 

Omschrijving

2014 Slotwet

2015 Stand 1e

supple-toire begroting

2016

2017

2018

2019

2020

  • 1. 
    Kostprijzen per product (groep)
             
  • a. 
    Basistarief werkplek (gemiddeld per stuk x
             

€)

2.415

2.520

2.500

2.500

2.500

2.500

2.500

  • b. 
    Aantal Werkplekken

12.332

11.250

11.500

11.500

11.500

11.500

11.500

  • c. 
    Infrastructuur (x€ 1.000)

42.399

44.841

42.895

40.915

40.915

40.915

40.915

  • d. 
    Productieve uren

1.468.476

 

1.517.700

1.515.300

1.514.100

1.514.100

1.514.100

 

(89%)

88%

(88%)

(88%)

(88%)

(88%)

(88%)

  • 2. 
    Tarieven/uur
             
  • a. 
    Senior medew. (ontwikkeling)

86

108

111

111

111

111

111

  • b. 
    Medior medew. (bouw)

77

84

86

86

86

86

86

  • c. 
    Junior medew. (test en beheer)

77

84

86

86

86

86

86

  • 3. 
    gem. bezetting FTE-totaal (excl. externe
             

inhuur)

429

533

630

710

750

750

750

  • 4. 
    Saldo baten en lasten

-€ 1,0

€ 0

€ 0,5

€ 0,5

€ 0,5

€ 0,5

€ 0,5

 

min

min

min

min

min

min

min

Toelichting

De verambtelijkingsdoelstelling van 80 fte per jaar in 2016 en 2017 leidt tot een stijging van de gemiddelde fte-bezetting.

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015-2016, 34 300 XIII, nr. 2

149

3.4 Dienst Landelijk Gebied (DLG)

Begroting agentschap 2016

Op 1 maart 2015 heeft DLG zijn bedrijfsactiviteiten gestaakt. Het proces

 
 

om DLG ingaande 1 juli 2015 op te heffen, is in gang gezet. Daartoe is een

 

slotbalans naar de stand van 30 juni 2015 opgesteld. EZ zal de activa en

 

passiva van die balans op 1 juli 2015 overnemen en in de tweede helft van

 

2015 afwikkelen. Op grond van de Regeling agentschappen is opstellen

 

van een begroting 2016 verplicht, maar vanwege de opheffing van DLG in

 

2015 is dit een nulbegroting.

 
 
 

2014

2015 2016 2017 2018 2019 2020

 

Stand

Begroting

 
 

Slotwet

t/m 1e

 
   

supple-

 
   

toire

 
   

begroting

 

Baten

     

Omzet moederdepartement

55.762

8.503

0

Omzet overige departementen

6.421

 

0

Omzet derden

12.753

1.645

0

Rentebaten

70

 

0

Vrijval voorzieningen

16.591

 

0

Bijzondere baten

0

   

Totaal baten

91.597

10.148

0

Lasten

     

Apparaatskosten

83.226

21.384

0

Personele kosten

60.059

17.668

0

- waarvan eigen personeel

56.983

9.334

0

- waarvan externe inhuur

3.004

1.091

0

- waarvan overige personele kosten

72

7.243

0

Materiële kosten

23.167

3.716

0

- waarvan apparaat ICT

4

158

0

- waarvan bijdrage aan SSO's

7.095

2.005

0

- waarvan overige materiële kosten

16.068

1.553

0

Rentelasten

44

0

0

Afschrijvingskosten

2.042

1.546

0

Materieel

1.788

1.521

0

- waarvan apparaat ICT

 

12

0

Immaterieel

254

25

0

Overige kosten

10.946

 

0

- dotaties voorzieningen

70.900

 

0

- bijzondere lasten

46

 

0

Totaal lasten

96.258

22.930

0

Saldo van baten en lasten

  • 4.661
  • 12.782

0

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015-2016, 34 300 XIII, nr. 2

150

Kasstroomoverzicht over het jaar 2016

2014 2015 2016 2017 2018 2019 2020

Stand Begroting Slotwet

  • 1. 
    Rekening courant RHB 1 januari +

depositorekeningen 41.139 41.487 0

  • 2. 
    Totaal operationele kasstroom - 9.632 0 0

-/-totaal investeringen 0

+/+totaal boekwaarde desinvesteringen 377

  • 3. 
    Totaal investeringskasstroom 377 0 0 -/-eenmalige uitkering aan moederdepartement 0

+/+ eenmalige storting door moederdepartement 18.200 0 0 -/-aflossingen op leningen -2.547 0 0 +/+ beroep op leenfaciliteit 0 0 0

  • 4. 
    Totaal financieringskasstroom 15.653 0 0
  • 5. 
    Rekening courant RHB 31 december +

stand depositorekeningen (=1+2+3+4) 47.537 41.487 0

 

Overzicht doelmatigheidsindicatoren

 
 

2014 2015 2016 2017 2018 2019 2020

 

Slotwet Vastge-

 

stelde

 

begroting

Kostprijzen per product (groep)

 

Tarieven

 

Tarieven/uur

€110,30 €108,50

Index in reële termen t.o.v. 2014 (2014 = 100) 100 99,4

Fte

 

Fte-totaal (excl. externe inhuur)

763 700

Personeelskosten per fte

71.628 69.000

Verhoudingen direct/ indirect (excl. externe

inhuur)

76/24

Saldo van baten en lasten

 

Saldo van baten en lasten (% van totale baten) - 5,1% - 21,2%

Kwaliteit

 

Klanttevredenheid

-

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015-2016, 34 300 XIII, nr. 2

151

3.5 Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (IMWVA) Begroting agentschap 2016

2014 Stand Slotwet

2015 eg roting (stand 1e

supple-toire eg roting 2015)

2016

2017

2018

2019

:

2020

 

Baten

             

Omzet moederdepartement

119.113

135.786

125.425

119.705

117.155

117.382

117.382

Omzet overige departementen

77.481

81.658

78.813

78.798

78.617

78.617

78.617

Omzet derden

93.863

89.210

90.740

90.740

90.990

90.990

90.990

Rentebaten

65

25

50

50

50

50

50

Vrijval voorzieningen

4.226

0

0

0

0

0

0

Bijzondere baten

12.008

7.500

5.200

2.700

200

0

0

Totaal baten

306.756

314.179

300.228

291.993

287.012

287.039

287.039

Lasten

             

Apparaatskosten

303.408

304.657

285.347

271.173

263.350

260.401

262.863

  • Personele kosten

192.060

197.055

187.421

176.188

170.282

168.327

169.902

- waarvan eigen personeel

177.556

183.798

174.353

163.903

158.409

156.590

158.055

- waarvan externe inhuur

14.504

13.257

13.068

12.285

11.873

11.737

11.847

-waarvan overige personele kosten

0

0

0

0

0

0

0

  • Materiële kosten

111.348

107.602

97.926

94.985

93.068

92.074

92.961

- waarvan apparaat ICT

0

0

0

0

0

0

0

- waarvan bijdrage aan SSO's

40.967

38.864

31.218

27.831

24.931

24.931

24.931

- waarvan overige materiële kosten

70.381

68.738

66.708

67.154

68.137

67.143

68.030

Rentelasten

482

541

320

331

434

536

571

Afschrijvingskosten

10.041

11.281

14.230

20.158

22.897

25.771

23.274

  • Materieel

5.052

6.579

8.029

9.676

11.320

13.239

13.787

- waarvan apparaat ICT

0

0

0

0

0

0

0

  • Immaterieel

4.989

4.702

6.201

10.482

11.577

12.532

9.487

Overige kosten

407

500

500

500

500

500

500

- dotaties voorzieningen

407

500

500

500

500

500

500

- bijzondere lasten

0

0

0

0

0

0

0

Totaal lasten

314.338

316.979

300.397

292.162

287.181

287.208

287.208

Saldo van baten en lasten

-7.582

  • 2.800

169

169

169

169

169

Toelichting op de baten Omzet moederdepartement

De NVWA bewaakt de veiligheid van voedsel, de gezondheid van dieren en planten, het dierenwelzijn en handhaaft de natuurwetgeving. De post omzet moederdepartement ad € 125,4 min is gerelateerd aan de opbrengsten voortvloeiend uit het opdrachtenpakket dat met het moederdepartement is afgesproken, inclusief de bijdragen voor het Plan van Aanpak7 (PvA), ad € 34,1 min in 2016. De omzet is inclusief de aanvullende bijdrage van € 1,1 min voor de uitvoering van de overgenomen PBO-taken (inclusief structurele bijdrage salarissuppletie van overgenomen ex-PBO medewerkers). De totale bijdrage voor de overname van PBO-taken komt hiermee op € 8,7 min. Daarnaast is rekening gehouden met de versoberingtaakstelling van ruim € 0,2 min en ontvangen loon- en prijscompensatie van € 0,5 min. In de omzet moederdepartement zijn voorts bijdragen opgenomen in verband met

7 TK, 33 835, nr. 1

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015-2016, 34 300 XIII, nr. 2

152

niet-kostendekkende tarieven voor kleine slagers ad € 0,8 min. Certificering op Afstand € 0,5 min en ook voor de handhaving van de Wet natuurbescherming en de Flora & faunawet € 0,2 min.

In de onderstaande tabel is de verwachte omzet moederdepartement per product opgenomen. Onder de post «Overig» zijn opbrengsten geraamd die niet op basis van een uurtarief in rekening worden gebracht, zoals directe bijdragen voor uitbesteed onderzoek en voor andere kosten.

Omzet moederdepartement

 
 

2014 Stand Slotwet

2015 Stand 1e

supple-toire begroting

2016

2017

2018

2019

2020

Advies & vertegenwoordiging

6.480

7.259

6.905

6.803

6.710

7.103

7.103

Communicatie

1.157

1.175

1.118

1.101

1.086

1.150

1.150

Incident- & crisismanagement

3.570

3.086

2.935

2.892

2.853

3.020

3.020

Inlichtingen & opsporing

11.036

12.285

11.685

11.514

11.355

12.021

12.021

Kennis & Expertise

3.572

2.507

2.385

2.350

2.317

2.453

2.453

Klantinteractie & dienstverlening

7.160

6.583

6.262

6.170

6.085

6.442

6.442

Laboratoriumonderzoek

3.571

2.977

2.832

2.790

2.752

2.913

2.913

Toezicht

69.430

77.149

73.380

72.308

71.310

75.495

75.495

Overig

13.137

22.764

17.923

13.777

12.687

6.785

6.785

Totaal

119.113

135.786

125.425

119.705

117.155

117.382

117.382

Omzet overige departementen

De NVWA bewaakt de veiligheid van voedsel en consumentenproducten. De omzet overige departementen bestaat uit de bijdrage van VWS en van het Diergezondheidsfonds (DGF). De bijdrage VWS van € 78,3 min is inclusief het budget van € 10 min voor het PvA, € 1,3 min voor de uitvoering van voormalige PBO-taken en € 6,6 min voor onderzoek bij het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM). Voor de omzet van het DGF is structureel € 0,5 min begroot.

In de onderstaande tabel is de verwachte omzet overige departementen per product opgenomen. Onder de post «Overig» zijn opbrengsten geraamd die niet op basis van een uurtarief in rekening worden gebracht. Hieronder vallen vooral directe bijdragen voor uitbesteed onderzoek en voor andere kosten.

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015-2016, 34 300 XIII, nr. 2

153

Omzet overige departementen

 
 

2014 Stand Slotwet

2015 Stand 1e

supple-toire begroting

2016

2017

2018

2019

2020

Advies & vertegenwoordiging

1.750

2.128

2.109

2.151

2.145

2.187

2.187

Communicatie

484

432

428

437

435

444

444

Incident- & crisismanagement

2.689

1.030

1.025

1.036

1.034

1.045

1.045

Inlichtingen & opsporing

1.205

1.541

1.527

1.558

1.553

1.583

1.583

Kennis & Expertise

4.767

3.499

3.469

3.538

3.529

3.596

3.596

Klantinteractie & dienstverlening

6.340

6.808

6.748

6.883

6.864

6.996

6.996

Laboratoriumonderzoek

11.525

10.824

10.729

10.944

10.914

11.124

11.124

Toezicht

37.834

41.301

40.938

41.755

41.647

42.446

42.446

Overig

10.887

14.095

11.840

10.496

10.496

9.196

9.196

Totaal

77.481

81.658

78.813

78.798

78.617

78.617

78.617

Omzet derden

De omzet derden bestaat uit retributies NVWA, retributies Kwaliteitskeuring Dierlijke Sector (KDS) en overige baten. Het bedrijfsleven betaalt retributies voor de diensten die de NVWA en KDS verrichten, bijvoorbeeld voor toezicht in de vorm van inspecties en keuringen bij import, export en slachthuizen. Uitgaande van een stabiele marktvraag en de tarieven 2015 wordt een omzet geraamd van € 72,2 min aan retributies NVWA en € 15,6 min aan retributies KDS.

Naast de retributieopbrengsten realiseert de NVWA ook nog voor€ 2,9 min aan overige baten derden. Deze bestaan voornamelijk uit opbrengsten voor de uitvoering van (inter)nationale projecten.

Rentebaten

Door de lage rentepercentages zijn de rentebaten gering. De rentepercentages worden door het Ministerie van Financiën dagelijks vastgesteld en variëren afhankelijk van de looptijd tussen net onder of boven 0%.

Bijzondere baten

De bijdrage van het moederdepartement in de kosten DICTU van € 5,2 min is, in lijn met de jaarrekening 2014, opgenomen onder de bijzondere baten.

Toelichting op de lasten Personele kosten

De verwachte gemiddelde bezetting voor 2016 is 2.331 fte, waarvan 2.237 fte eigen (ambtelijk) personeel. De gemiddelde totale ambtelijke personeelskosten in 2016 zijn € 77.940 per fte.

De inhuur van externen betreft tijdelijke inhuur voor uitvoering van het PvA en externen die productieve werkzaamheden verrichten of worden ingezet voor ondersteuning van het primaire proces.

Materiële kosten

De materiële kosten bestaan uit bijdragen aan Shared Service Organisaties (SSO's) en overige kosten. Voor SSO's is € 31,2 min aan kosten

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015-2016, 34 300 XIII, nr. 2

154

begroot. Dit betreft de bijdrage aan DICTU in het kader van ICT € 21,6 min en huurkosten voor kantoorpanden en laboratoria aan het Rijks Vastgoed Bedrijf (RVB) € 9,6 min (inclusief energiekosten). De NVWA heeft geen panden in eigendom.

De overige kosten bestaan uit specifieke kosten € 49,4 min (waaronder circa € 17,4 min voor uitbesteed onderzoek, € 15,6 min KDS, € 6,1 min practitioners en € 10,3 overige specifieke kosten), huisvestingskosten € 3,0 min, bureaukosten € 3,5 min en diverse materiële kosten € 10,8 min.

Rentelasten

De rentelasten vloeien voort uit rente- en aflossingsdragend vermogen waarvan het rentepercentage varieert tussen de 0,06% en 4,45%.

A fschrijvingskosten

De afschrijvingskosten voor materiële en immateriële activa bedragen respectievelijk € 8,0 en € 6,2 min. De toename van de materiële afschrijvingskosten wordt veroorzaakt door de uitbreiding van het wagenpark in 2015 als gevolg van het verplicht gestelde gebruik door inspecteurs van een dienstauto. De toename van de immateriële afschrijvingskosten is het gevolg van de investeringen in het kader van het PvA om de ICT-voorziening binnen de NVWA op voldoende niveau te brengen. De materiële vaste activa worden lineair afgeschreven waarbij de afschrijvingstermijn van de verschillende soorten activa ligt tussen 4 en 10 jaar. De immateriële vaste activa hebben een afschrijvingstermijn van 4 jaar.

Dotaties aan voorzieningen

Dit betreft de dotatie aan de voorziening claims, geschillen en rechtsgedingen.

Saldo van baten en lasten

Op basis van de beschikbare budgetten resulteert een negatief saldo van bijna € 0,2 min. Dit negatieve resultaat is het gevolg van het doorhuren van het pand in Groningen in plaats van de aanvankelijke geplande afkoop. Deze kosten worden, via het eigen vermogen van de NVWA, gedekt uit middelen die voor afkoop ter beschikking zijn gesteld. Deze middelen zijn toereikend om dit voorziene meerjarige tekort te dekken. Ten opzichte van de ontwerpbegroting 2015 valt het tekort lager uit omdat voor een ander NVWA-pand een voordeligere aanwending kon worden gerealiseerd.

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015-2016, 34 300 XIII, nr. 2

155

Kasstroomoverzicht

 
   

2014

2015

2016

2017

2018

2019

2020

   

Stand

Stand 1e

         
   

Slotwet

suppletoire begroting

         

1.

Rekening courant RHB 1 januari

             
 

2014 + depositorekeningen

58.414

60.029

35.346

13.818

21.557

29.815

40.653

2.

Totaal operationele kasstroom

10.370

  • 9.945

2.509

19.989

22.728

25.603

23.106

 

-/-totaal investeringen

  • 11.131

-28.730

-29.305

-21.555

  • 22.420
  • 19.544
  • 11.937
 

+/+ totaal boekwaarde desinveste-

             
 

ringen

1.316

1.600

1.360

3.551

2.140

3.076

3.821

3.

Totaal investeringskasstroom

  • /- eenmalige uitkering aan

moederdepartement

+/+ eenmalige storting door

moederdepartement

-9.815

-27.130

  • 27.945

-18.004

  • 20.280
  • 16.468

-8.116

 
  • /- aflossingen op leningen

-9.940

  • 11.530
  • 12.447
  • 15.801
  • 16.610
  • 17.841

-20.219

 

+/+ beroep op leenfaciliteit

11.000

23.922

16.355

21.555

22.420

19.544

11.937

4.

Totaal financieringskasstroom

1.060

12.392

3.908

5.754

5.810

1.703

  • 8.282

5.

Rekening courant RHB 31 december 2014 + stand depositorekeningen

             
 

(=1+2+3+4)

60.029

35.346

13.818

21.557

29.815

40.653

47.361

Operationele kasstroom

De operationele kasstroom 2016 van € 2,5 min bestaat uit de som van het saldo van baten en lasten ad - € 0,2 min, de afschrijvingskosten ad € 14,2 min, uitgaven ten laste van de voorziening leegstand gebouwen ad -€ 11,5 min.

Investeringskasstroom

Materiële activa

Naast geringe uitbreiding van het aantal dienstauto's, als gevolg van het PvA, is voor vervanging van de dienstauto's een investeringsbedrag nodig van € 4,1 min. De restwaarden van de ingeleverde dienstauto's geven de bedragen van de desinvesteringen weer. De investeringen in laboratori-umapparatuur bedragen € 2,7 min en de investeringen in aanpassingen van gebouwen, laboratorium- en kantoorinventaris en controleapparatuur € 1,5 min.

Immateriële activa

De NVWA is in 2014 gestart met het uitbouwen van de kennis en vaardigheden en het implementeren van de onderliggende processen en de informatiearchitectuur (programma «Blik op 2017»). Hiermee samenhangend is in 2016 een aanzienlijke investering in ICT begroot van € 21,0 min die voor een belangrijk deel voortvloeit uit het PvA.

Financieringskasstroom

De financieringskasstroom geeft het saldo weer van de benodigde leningen en de aflossing op de lopende leningen. Van de ruim € 29 min aan investeringen in 2016 wordt bijna € 16 min gefinancierd uit leningen en circa € 13 min uit eigen middelen.

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015-2016, 34 300 XIII, nr. 2

156

Overzicht doelmatigheidsindicatoren

 
 

2014 Slotwet

2015 Stand 1e

supple-toire begroting

2016

2017

2018

2019

2020

Gemiddelde kostprijs (€/uur)

95,6

96,32

98,06

98,06

98,06

98,06

98,06

Tarieven

             

Index 2012 =€ 94,07 = 100

101,62

102,39

104,25

104,25

104,25

104,25

104,25

Omzet per productgroep (x min)

             

Advies en Vertegenwoordiging

8,5

9,8

9,5

9,4

9,3

9,8

9,8

Communicatie

1,6

1,6

1,5

1,5

1,5

1,6

1,6

Incident en crisismanagement

6,3

4,1

4,0

3,9

3,9

4,1

4,1

Inlichtingen en opsporing

12,2

13,8

13,2

13,1

12,9

13,6

13,6

Kennis en expertise

9,1

7,1

7,0

7,0

7,0

7,2

7,2

Klantinteractie en dienstverlening

22

24,4

24,3

24,3

24,3

24,8

24,8

Laboratoriumonderzoek

20,7

20,0

19,8

20,0

19,9

20,3

20,3

Toezicht

168,4

188,2

185,2

184,9

184,0

189,0

189,0

FTE

             

Aantal FTE (excl. externe inhuur)

2.229

2.303

2.237

2.103

2.033

2.009

2.028

Verhouding FTE direct/indirect (excl externe

             

inhuur)

1.842/387

1.849/454

1760/477

1645/446

1590/431

1572/426

1586/430

Personeelskosten per fte

74.217

73.755

72.374

72.374

72.374

72.374

72.374

Saldo van baten en lasten

             

Saldo van baten en lasten als % van de totale

             

baten

  • 2,47%
  • 0,89%
  • 0,06%
  • 0,06%
  • 0,06%
  • 0,06%
  • 0,06%

Kwaliteit

             

Afhandelsnelheid informatieverzoeken,

             

klachten en meldingen

71%

95%

95%

95%

95%

95%

95%

Tijdig betaalde facturen (< 30 dagen).

n.v.t.

90%

95%

95%

95%

95%

95%

Toelichting

De NVWA wil snel blijven reageren naar aanleiding van verzoeken, klachten en meldingen en wil 95% binnen de behandeltermijn van 6 weken afhandelen.

Het is van belang dat de overheid facturen op tijd betaalt. De NVWA streeft ernaar dat minimaal 95% van de facturen binnen een periode van 30 dagen wordt betaald.

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015-2016, 34 300 XIII, nr. 2

157

3.6 Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO.nl)

Begroting agentschap 2016

 
 
 

2014

2015

2016

2017

2018

2019

2020

 

Stand

Stand

         
 

Slotwet

1e

         
   

supple-

         
   

toire

         
   

begroting

         

Baten

             

Omzet moederdepartement

303.448

327.389

293.045

276.675

263.341

263.341

263.341

Omzet overige departementen

83.206

104.616

110.126

108.626

108.626

108.626

108.626

Omzet derden

15.639

43.566

42.269

27.369

27.369

27.369

27.369

Rentebaten

184

10

10

10

10

10

10

Vrijval voorzieningen

8.714

0

0

0

0

0

0

Bijzondere baten

0

0

0

0

0

0

0

Totaal baten

411.191

475.581

445.450

412.680

399.346

399.346

399.346

Lasten

             

Apparaatskosten

395.615

459.170

432.347

399.991

387.318

387.328

387.328

Personele kosten

259.455

260.866

244.988

227.380

219.972

219.982

219.982

- waarvan eigen personeel

177.726

206.268

204.247

194.035

188.214

188.214

188.214

- waarvan externe inhuur

65.938

42.936

35.545

22.325

21.155

21.155

21.155

- waarvan overige personele kosten

15.791

11.662

5.196

11.020

10.603

10.613

10.613

Materiële kosten

136.160

198.304

187.359

172.611

167.346

167.346

167.346

- waarvan apparaat ICT

0

0

0

0

0

0

0

- waarvan bijdrage aan SSO's

82.192

81.000

83.111

76.568

74.094

74.094

74.094

- waarvan overige materiële kosten

53.968

117.304

104.248

96.043

93.252

93.252

93.252

Rentelasten

193

115

66

28

2

0

0

Afschrijvingskosten

11.060

16.295

13.037

12.661

12.026

12.018

12.018

  • Materieel

1.843

2.564

2.461

2.360

2.348

2.340

2.340

- waarvan apparaat ICT

             
  • Immaterieel

9.217

13.731

10.576

10.301

9.678

9.678

9.678

Overige kosten

281

0

0

0

0

0

0

  • dotaties voorzieningen

281

0

0

0

0

0

0

  • bijzondere lasten

0

0

0

0

0

0

0

Totaal lasten

407.149

475.581

445.450

412.680

399.346

399.346

399.346

Saldo van baten en lasten

4.042

0

0

0

0

0

0

Toelichting op de baten

Omzet moederdepartement

 
 
 

2014 Stand Slotwet

2015 Stand 1e

supple-toire begroting

2016

2017

2018

2019

2020

Agro & Natuur

152.395

189.314

162.471

150.786

149.016

149.016

149.016

Bedrijfsleven & Innovatie

92.954

93.304

84.876

81.546

76.181

76.181

76.181

Energie, telecom & Mededinging

40.001

38.438

39.411

39.298

33.099

33.099

33.099

Overig

18.098

6.333

6.287

5.045

5.045

5.045

5.045

Totaal

303.448

327.389

293.045

276.675

263.341

263.341

263.341

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015-2016, 34 300 XIII, nr. 2

158

Agro & Natuur

RVO.nl is onder andere belast met de uitvoering van de Europese Landbouwsubsidies en Mestwetgeving. In 2015 is het werkpakket uitgebreid met taken van de Productschappen en van voormalig DLG. Voor 2016 krimpt de reguliere opdracht met ongeveer € 5,5 min ten opzichte van 2015 als gevolg van de taakstelling Rutte II. Daarnaast is in de begrotingsstand 2015 € 17 min voor de Subsidieregeling Natuur en Landschap (SNL) verwerkt, die ook is opgenomen onder omzet derden. Dit zal worden hersteld bij Najaarsnota 2015.

Bedrijfsleven & Innovatie

RVO.nl is belast met taken ter stimulering van innovatie zoals S&O-afdrachtvermindering (WBSO), kennisbescherming- en benutting en het Innovatiefonds Midden- en Kleinbedrijf (MKB+). Daarnaast wordt samenwerking bevorderd binnen de driehoek van bedrijfsleven, kennisinstellingen en overheid, met name binnen de negen topsectoren. De daling van het opdrachtenpakket houdt verband met onder meer de lagere omzet Special envoy voor start-ups. Daarnaast was in 2015 nog sprake van eenmalige investeringen NL Octrooicentrum. Ook daalt de opdracht als gevolg van de Rutte II taakstelling (€ 2,1 min), die wordt ingevuld door een korting op Communicatie, Beleidsinformatie, Antwoord voor Bedrijven, Liaisonofficers, Biobased Economy, GreenDeals, Eureka/ Eurostars, H2020 en WBSO.

Energie, Telecom & Mededinging

Het werkpakket voor Energie, Telecom & Mededinging (ETM) kent zes thema's: Duurzame energieproductie. Energiebesparing, Energieinnovatie, Energiemarkt en Infrastructuur, Internationaal en Telecom en Mededinging.

Omzet overige departementen

 
 
 

2014

2015

2016

2017

2018

2019

2020

 

Stand

Stand

         
 

Slotwet

1e

supple-toire begroting 2015

         

BZ

55.696

83.233

82.400

80.900

80.900

80.900

80.900

BZK

12.858

8.000

12.100

12.100

12.100

12.100

12.100

l&M

10.120

8.677

11.000

11.000

11.000

11.000

11.000

OCW

2.643

2.924

2.850

2.850

2.850

2.850

2.850

V&J

481

1.402

375

375

375

375

375

SZW

385

380

1.401

1.401

1.401

1.401

1.401

VWS

302

0

0

0

0

0

0

Overige

721

0

0

0

0

0

0

Totaal

83.206

104.616

110.126

108.626

108.626

108.626

108.626

Ministerie van BZ

RVO.nl voert activiteiten uit op de beleidsterreinen van de Minister van Buitenlandse Zaken (BZ) en de Minister van Buitenlandse Handel & Ontwikkelingssamenwerking. De expertise en inzet van RVO.nl is vooral toegespitst op Duurzame handel en investering en Duurzame ontwikkeling, voedselzekerheid en water. BZ zet voor duurzame handel en investeringen in op synergie tussen handel en ontwikkelingssamen-

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015-2016, 34 300 XIII, nr. 2

159

werking. Het omvat de versterking van internationale handelssystemen, de Nederlandse handelspositie, het stimuleren van duurzame economische ontwikkeling - waaronder private sectorontwikkeling en verbetering van het lokale investeringsklimaat - in ontwikkelingslanden en het Dutch Good Growth Fund. Met uitzondering van de versterking van internationale handelssystemen zien we al deze pijlers in het opdrachtenpakket terug. BZ zet voor duurzame ontwikkeling, voedselzekerheid en water in op een toename van voedselzekerheid en op verbeterd waterbeheer, drinkwater en sanitatie. Daarnaast onder duurzame ontwikkeling op duurzaam gebruik van natuurlijke hulpbronnen, het tegengaan van klimaatverandering en het vergroten van de weerbaarheid van de bevolking tegen onafwendbare klimaatverandering. De omvang van de opdracht van BZ stijgt ten opzichte van Slotwet 2014 door de overgedragen opdracht van haar agentschap (CBI) aan RVO.nl.

Ministerie van BZK

De opdracht van BZK betreft onder meer de implementatie van de herziene Europese richtlijn energieprestatie gebouwen EPBD (Energy Performance of Buildings Directive; waaronder het energielabel voor woonconsumenten), de implementatie van het SER-akkoord voor het onderdeel «gebouwde omgeving», het begeleiden van expertteams op het gebied van kantorentransformatie, particulier opdrachtgeverschap en de uitvoering van het programma bevolkingsdaling.

Ministerie van l&M

Het opdrachtenpakket is gebundeld rondom vier hoofddoelen van het l&M: klimaat en energie, circulaire economie, water en mobiliteit. Het werkpakket bestaat uit opdrachten die gerelateerd zijn aan de Groene Groei brief, het programma Van Afval naar Grondstof, de Klimaatagenda en het Nationaal Energie Akkoord. Het l&M-opdrachtenpakket heeft veel synergie met aanpalende opdrachten van andere opdrachtgevers als EZ, BZK en BZ bijvoorbeeld op het vlak van energie en klimaat, biobased waar in de uitvoering ook de verbinding over de departementen heen wordt gelegd.

Omzet derden

Bedragen x€ 1.000

 
 

2015 Begroting (stand 1e

supple-toire begroting 2015)

2016

2017

2018

2019

2020

EU

2.476

3.234

3.234

3.234

3.234

3.234

Leges dierenregistraties

6.000

6.000

6.000

6.000

6.000

6.000

Leges Overige regelingen AGRO

1.900

2.900

2.900

2.900

2.900

2.900

Leges Mest

1.600

600

600

600

600

600

Vergunningen

423

423

423

423

423

423

Provincies

29.100

27.000

12.100

12.100

12.100

12.100

Overig

2.066

2.112

2.112

2.112

2.112

2.112

Totaal

43.566

42.269

27.369

27.369

27.369

27.369

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015-2016, 34 300 XIII, nr. 2

160

De omzet derden heeft betrekking op opdrachten voor de Europese Unie, een bijdrage van derden in de uitvoeringskosten die in opdracht van het moederdepartement plaatsvinden (bijvoorbeeld heffingen en retributies) en diverse overige opdrachtgevers. De begroting 2016 is in lijn met de begroting 2015.

Rentebaten

Gelet op de huidige en verwachte rentepercentages voor deposito's blijven de rentebaten beperkt tot € 0,01 min.

Toelichting op de lasten

Personele kosten

De personele kosten dalen in 2016 ten opzichte van 2015 met € 8,9 min door een verminderd opdrachtenpakket. De personele kosten bewegen mee met de ontwikkelingen in het opdrachtenpakket. Door de verschillende invaringen is het aantal ambtenaren minder hard gedaald dan verwacht. Er is sprake van een daling van de flexibele schil van inhuurkrachten.

De verwachte bezetting voor 2016 is 3.236 fte, waarvan 2.730 fte ambtelijk personeel en 506 fte externe inhuur. De gemiddelde loonkosten per fte over 2016 worden geraamd op € 75.000 voor ambtelijk personeel en € 70.000 voor inhuurkrachten.

Materiële kosten

De totale materiele kosten dalen in 2016, als gevolg van de daling van het opdrachtenpakket, ten opzichte van 2015 met € 9,2 min. De materiële kosten zijn onder te verdelen in directe en indirecte materiële kosten.

Directe materiële kosten zijn kosten die direct verband houden met de uitvoering van opdrachten. Vooral de directe materiele kosten bewegen mee met de ontwikkelingen in het opdrachtenpakket. Hiertoe behoren onder andere kosten ten behoeve van de exploitatie van de Netherlands Business Support Offices, de buitenkantoren van de Foreign Investment Agency (NFIA) en Technisch Wetenschappelijke Attaché (TWA) en kosten voor de uit te voeren regelingen. In 2016 worden de directe materiële kosten op € 100 min geraamd.

Indirecte materiële kosten zijn kosten die niet direct verband houden met een opdracht. In 2015 worden de indirecte materiële kosten geraamd op € 87 min. Deze kosten bestaan voornamelijk uit kosten voor producten en diensten van de Shared Service Organisaties (SSO's) DICTU (€ 58 min) en Rijksvastgoedbedrijf (€ 24 min).

Rentelasten

Het bedrag aan opgenomen rentelasten betreft rente op de leningen bij het Ministerie van Financiën. De terugloop in de rentelasten wordt veroorzaakt door een beperkter beroep op de leenfaciliteit. Daarnaast is er sprake van een lage rentestand.

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015-2016, 34 300 XIII, nr. 2

161

Kasstroomoverzicht over het jaar 2016

2014 2015 2016 2017 2018 2019 2020

stand Stand slotwet 1e supple-toire begroting 2015

1 Rekening courant RHB 1 januari +

 
 

depositorekeningen

111.264

90.305

78.400

69.487

64.125

58.140

52.177

2

Totaal operationele kasstroom

7.494

5.295

3.037

4.661

4.025

4.017

4.017

 

-/-totaal investeringen

  • 18.900

-9.950

-9.950

-9.950

-9.950

-9.950

-9.950

 

+/+ totaal boekwaarde desinvesteringen

-382

0

0

0

0

0

0

 

Totaal waardeverminderingen

27

           

3

Totaal investeringskasstroom

-19.255

  • 9.950
  • 9.950

-9.950

-9.950

-9.950

  • 9.950
 

-/- eenmalige uitkering aan moederde-

             
 

partement

0

  • 4.356

0

0

0

0

0

 

+/+ eenmalige storting door moederde-

             
 

partement

0

0

0

0

0

0

0

 

-/- aflossing op leningen

-2.966

  • 2.894

-2.000

-73

-60

-30

0

 

+/+ beroep op leenfaciliteit

0

0

0

0

0

0

0

4

Totaal financieringskasstroom

  • 2.966
  • 7.250
  • 2.000

-73

-60

-30

0

5

Rekening courant RHB 31 december +

             
 

stand depositorekeningen

             
 

(=1+2+3+4)

96.537

78.400

69.487

64.125

58.140

52.177

46.244

Toelichting

Operationele kasstroom

De operationele kasstroom bestaat uit het geraamde saldo van baten en lasten, gecorrigeerd voor afschrijvingen en mutaties in voorzieningen en het werkkapitaal.

Investeringskasstroom

De voor 2016 geraamde investeringen (€ 10,0 min) bestaan uit investeringen in ICT-systemen ten behoeve van de uitvoering van regelingen (€ 9,5 min) en vervangingsinvesteringen in installaties en inrichtingen (€ 0,5 min).

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015-2016, 34 300 XIII, nr. 2

162

Overzicht doelmatigheidsindicatoren

2014 2015 2016 2017 2018 2019 2020

Slotwet Begroting

Inputindicatoren

Kernindicatoren

Verhouding direct/indirect personeel 81,2% 85% 85% 85% 85% 85% 85%

Outputindicatoren

Kernindicatoren

Tariefindex in reële termen 101,1 100 100 100 100 100 100

Totaal aantal ambtelijk fte werkzaam exclusief

externe inhuur 2.611 2.539 2.675 2.675 2.675 2.675 2.675

Saldo baten en lasten als percentage van

totale baten 0,70% 0% 0% 0% 0% 0% 0%

Kwaliteitsindicatoren

Kernindicatoren

Klanttevredenheid 7,3 7,3 7,3 7,3 7,3 7,3 7,3

Gehonoreerde bezwaarschriften 30% 25% 25% 25% 25% 25% 25%

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015-2016, 34 300 XIII, nr. 2

163

  • 4. 
    BEGROTING DIERGEZONDHEIDSFONDS

Doel van het Diergezondheidsfonds

Het fonds heeft als doel het betalen van kosten in verband met de bestrijding, bewaking en preventie van, en onderzoek naar besmettelijke dierziekten, zoönosen en ziekteverschijnselen in brede zin. Uitbraken van dierziekten hebben een grote impact op de Nederlandse samenleving als geheel en op de agrarische sector, inclusief de aanverwante verwerkende voedselindustrie in het bijzonder. Voor dergelijke potentieel snel om zich heen grijpende dierziekten gelden speciale bestrijdings- en preventieregimes die grotendeels hun wortels kennen in Europese regelgeving. Voor veel van deze dierziekten bevat de Europese regelgeving een plicht tot bestrijding. Daarnaast kan sprake zijn van verplichtingen tot preventieve maatregelen zoals onderzoek naar de aan-of afwezigheid van een dierziekte via het monitoren van (een selectie van) ogenschijnlijk gezonde dieren.

Het Diergezondheidsfonds is een begrotingsfonds dat tot 1 januari 2015 onder andere werd gevuld met de opbrengst van heffingen die door het Productschap Zuivel, het Productschap Vee en Vlees en het Productschap Pluimvee en Eieren werden opgelegd. Vanwege de opheffing van de productschappen is de voeding van het Diergezondsheidsfonds vanaf 2015 voor wat betreft het sectoraandeel nader geregeld. De Gezondheids-en welzijnswet voor dieren (Hoofdstuk VIII Gwwd, artikel 95b, onderdelen a tot en met d,) geeft de mogelijkheid een heffing in te stellen voor het houden van dieren. Hiervan is gebruik gemaakt, waarbij is aangesloten bij de heffingsystematiek zoals deze door de productschappen werd gehanteerd. De inkomsten van de heffingen worden in het fonds gestort. Hiermee worden vanaf 2015 de ontvangsten van het fonds gevormd door jaarlijkse bijdragen vanuit de begroting van EZ, de heffingen op grond van de Gwwd en de middelen die de Europese Unie ter beschikking stelt in verband met het weren en bestrijden van besmettelijke dierziekten. Uit de bijdragen van de sectoren worden vanaf 2016 crisisreserves gevormd ter grootte van 20% van de begrote bestrijdingskosten per sector in de convenantsperiode met als doel om de bestrijdingskosten direct te kunnen betalen nadat deze zijn ontstaan.

Het beleid dat aan de basis ligt van de inzet van het DGF is weergegeven in beleidsartikel 16 van de EZ-begroting. Relevante prestatie-indicatoren en kengetallen zijn derhalve daar ondergebracht. De kosten voor inzet van de crisisorganisatie worden eveneens op beleidsartikel 16 begroot en verantwoord.

De begroting van het DGF bevat sinds 2015 ook de kosten van het voorkomen en bestrijden van dierziekten waarvoor de bestrijding en de financiering door EZ zijn overgenomen van de productschappen, waaronder de Ziekte van Aujeszky, Salmonella (Se en St), Leukose en Mycoplasma. De totale begroting van het DGF valt daardoor substantieel hoger uit dan in voorgaande jaren.

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015-2016, 34 300 XIII, nr. 2

164

4.1 Beleidsartikel 1 Bewaking en bestrijding van dierziekten en voorkomen en verminderen van welzijnsproblemen

Algemene doelstelling

Bewaking en bestrijding van bepaalde dierziekten en het voorkomen en verminderen van welzijnsproblemen.

Rol en verantwoordelijkheid

De Minister van EZ is verantwoordelijk voor:

  • Het bestrijden van dierziekten die op basis van wetgeving verplicht moeten worden bestreden en indirect verantwoordelijk voor welzijnsaspecten bij de bestrijding.
  • Het tijdig signaleren en afhandelen van verdenkingen en besmettingen door onderzoek en monitoring/bewaking van bepaalde dierziekten (bijvoorbeeld scrapie, blauwtong, brucella melitensis, klassieke en Afrikaanse varkens pest, MKZ, Al, Ziekte van Aujeszky, salmonella en Mycoplasma en BSE).
  • Effectieve en doelmatige crisisorganisatie bij dierziektenuitbraken.

Telkens na een uitbraak van een besmettelijke dierziekte vindt een evaluatie plaats op alle onderdelen van bestrijdingsmaatregelen, welzijnsmaatregelen en crisisorganisatie.

Beleidswijzigingen

Beleidswijzigingen op het terrein van het diergezondheid worden opgenomen onder artikel 16 «Concurrerende, duurzame, veilige, agro-,visserij- en voedselketens» van de EZ-begroting.

Budgettaire gevolgen van beleid

2014 2015 2016 2017 2018 2019 2020

01 Bewaking en bestrijding van dierziekten en voorkomen en verminderen van welzijnsproblemen

 

Verplichtingen

13.751

42.824

30.620

30.620

30.620

30.620

30.620

Uitgaven

13.751

42.824

30.620

30.620

30.620

30.620

30.620

waarvan juridisch verplicht

   

63%

       

Beginsaldo

9.294

19.064

         

Programma-uitgaven

13.751

42.824

30.620

30.620

30.620

30.620

30.620

Opdrachten

13.751

42.824

30.620

30.620

30.620

30.620

30.620

  • 1. 
    Bewaking van dierziekten

4.531

9.307

17.707

17.707

17.707

17.657

17.657

  • 2. 
    Bestrijding van dierziekten

9.147

33.517

12.553

12.553

12.553

12.603

12.603

  • 3. 
    Voorkomen en verminderen van welzijns-
             

problemen

-

-

-

-

-

-

-

4.0verig

73

-

360

360

360

360

360

Ontvangsten

23.521

42.824

30.620

30.620

30.620

30.620

30.620

Eindsaldo

19.064

           

Specificatie ontvangsten:

             

Ontvangsten van EZ1

   

10.486

10.486

10.486

10.486

10.486

Ontvangsten van EU m.b.t. salmonella

             

bewaking en bestrijding

   

2.750

2.750

2.750

2.750

2.750

Ontvangsten van sector

             

(bewaking)2

   

9.799

9.799

9.799

9.799

9.799

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015-2016, 34 300 XIII, nr. 2

165

 
 

2014

2015

2016

2017

2018

2019

2020

Ontvangsten van sector (bestrijding)2

   

7.585

7.585

7.585

7.585

7.585

1 Dekking uit artikel 16,onderdeel «bijdrage aan andere begrotingshoofdstukken» (in 2016 € 4,040 min), het restant uit andere instrumenten van artikel 16.

2 De ontvangsten van sector uit de heffingen en / of sectorreserves moeten op basis van het in het voorjaar van 2015 afgesloten convenant de komende periode worden uitgewerkt in wet- en regelgeving. Mede op basis hiervan kunnen de komende jaren nog verschuivingen optreden in de financiering door EZ en sector.

Budgetflexibiliteit

Er is sprake van doorlopende contracten met bedrijven om bewakingsprogramma's uit te voeren en/of om beschikbaar te zijn voor dienstverlening tijdens crises, waardoor uitgaven voor ruwweg 63% juridisch verplicht zijn. De resterende 37% is op basis van het convenant aan bestuurlijke afspraken gebonden en betreft de jaarlijks terugkerende bestrijdings-kosten, de subsidie basismonitoring, die EZ al jaren verleent en waarover met sectoren afspraken zijn gemaakt over continuering van hun bijdragen (en die van EZ) via het DGF en de sectorbijdragen aan de Stichting Diergeneesmiddelen Autoriteit (SDa).

Financiering DGF

De middelen ter financiering van de uitgaven van het DGF zijn afkomstig van het Rijk, van het bedrijfsleven (middels een heffing of uit sectorreserves) en van de Europese Unie. De bijdrage van het Rijk wordt geraamd en verantwoord in het beleidsartikel 16 van de EZ-begroting. De afspraken over de bijdrage van het bedrijfsleven aan het DGF zijn vastgelegd in het op 30 april 2015 ondertekende vierde «Convenant financiering bestrijding besmettelijke dierziekten 2015-2019» tussen EZ en de sectorpartijen vereniging ZuivelNL, stichting Brancheorganisatie Kalversector, stichting AVINED, Producentenorganisatie Varkenshouderij, LTO Nederland (vakgroepen Schapenhouderij, Melkgeitenhouderij en Vleesveehouderij) en het Platform Kleinschalige Schapen- en Geitenhouders (TK, 29 683, nr. 198).

Het vorige convenant tussen de overheid en de productschappen voor de veehouderijsectoren rund, varken, schapen en geiten en pluimvee eindigde tegelijk met het opheffen van de productschappen per 31 december 2014. Soortgelijke convenanten hebben sinds het jaar 2000 voorzien in de afspraken over de medefinanciering door de sectoren aan de verplichte, door EZ uitgevoerde, dierziektebestrijding. Om vanaf 1 januari 2015 de afspraken rondom de financiering van de dierziektenbe-strijding in te vullen zijn de veterinair inhoudelijke en financiële wensen met de sector afgestemd. Tevens is er een nieuwe heffingsgrondslag gekozen na het wegvallen van de PBO-heffing: een heffing van EZ op basis van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren. De inkomsten uit de heffing worden geraamd op het ontvangstenartikel DGF

Het convenant werkt terug tot en met 1 januari 2015 om de continuïteit van de afspraken te waarborgen. Nieuw in dit convenant is dat er nu ook afspraken gemaakt zijn over de financiering van overgenomen PBO-taken, zoals de basismonitoring, de kosten voor de Stichting Diergeneesmiddelen Autoriteit en kosten voor de preventie en bestrijding van Salmonella Se/St, Mycoplasma Gallisepticum, Ziekte van Aujeszky, Leukose en voor de monitoring van Aviaire Influenza en Newcastle Disease.

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015-2016, 34 300 XIII, nr. 2

166

Het convenant beschrijft wie (sector en/of overheid) voor welke kosten aan de lat staat en bepaalt hoeveel de deelsectoren maximaal zelf moeten betalen (de plafondbedragen).

De nieuwe plafondbedragen voor de periode 2015 tot en met 2019 zijn vastgesteld op:

(* € 1.000). De bedragen worden jaarlijks geïndexeerd aan de hand van de omvang van de veestapel en het consumentenprijsindexcijfer alle huishoudens (art. 7 convenant).

 

Sector

Plafond

Toelichting

Runderen (melkkoeien, vleeskalveren en vleesvee)

23.540

 

Varkens

53.447

waarvan 30.000 voor AVP en SVD

Pluimvee

47.138

waarvan 2.113 voor NCD

Schapen en geiten

5.074

 

In het convenant is verder bepaald dat met ingang van 2016 in de begroting van het Diergezondheidsfonds crisisreserves worden gevormd en in stand gehouden uit de bijdragen van de sectoren ter grootte van 20% van de begrote bestrijdingskosten per sector in de convenantsperiode. De reserves zijn bedoeld om in geval van een crisis direct de bestrijdingskosten te kunnen betalen. Echter de begrote ontvangsten voorzien nog niet in een component «opbouw reserves»; deze zal bij een eerstvolgende tariefswijziging worden meegenomen.

De opbrengsten uit de diergezondheidsheffing worden aangewend voor die sectoren waarvan de middelen afkomstig zijn. In de administratie van inkomsten en uitgaven van het fonds worden daartoe per diersoort de daaraan gerelateerde inkomsten en uitgaven geadministreerd.

Toelichting op de instrumenten

  • 1. 
    Bewaking van dierziekten

Het signaleren van (mogelijke) dierziekten vindt plaats door houders van dieren, dierenartsen en/of medewerkers van laboratoria/ onderzoeksinstellingen, hetzij op basis van klinische verschijnselen dan wel op basis van de uitkomsten van laboratoriumonderzoek. In het geval deze verschijnselen kunnen wijzen op een aangifteplichtige ziekte, dient dit onmiddellijk bij de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) te worden gemeld. Naast de meldplicht worden in opdracht van EZ bewakings- en monitoringsprogramma's uitgevoerd die deels door de Europese Unie (EU) verplicht zijn gesteld ter behoud van de dierziektevrij-status. Door bewakingsonderzoeken uit te voeren wordt het risico dat een ziekte niet of niet tijdig wordt opgemerkt gereduceerd. Bewakingsprogramma's ondersteunen tevens de preventie van de betreffende dierziekten.

Streefwaarden

  • Behoud van de huidige, officieel door de EU en door de Wereldorganisatie voor diergezondheid (OIE) verleende, status vrij te zijn van een aantal dierziekten.

Beleidsinstrumenten

De EU en de OIE verlenen onder bepaalde voorwaarden aan lidstaten officiële erkenningen voor het vrij zijn van besmettelijke dierziekten. Deze door de EU erkende statussen «vrij van dierziekten» worden bewaakt op

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015-2016, 34 300 XIII, nr. 2

167

basis van meldingen van actuele uitbraken en voor bepaalde dierziekten door het periodiek uitvoeren van bewakingsprogramma's. Lidstaten en bij de OIE aangesloten landen zijn verplicht om uitbraken van ziekten direct te melden aan de OIE en EU.

Om de door de EU en de OIE verleende erkenningen «vrij van dierziekten» dan wel «verwaarloosbaar risico» te behouden worden bewakingsprogramma's voor de volgende zes dierziekten uitgevoerd: Brucella melitensis, Brucellose, Blauwtong, BSE, Ziekte van Aujeszky en Aviaire Influenza (Al).

Naast deze officiële vrijstatus zijn er andere redenen voor het uitvoeren van monitoringprogramma's, bijvoorbeeld de volksgezondheid of nationale diergezondheidsbelangen. Zo is voor Nederland de monitoring op Q-koorts, Mycoplasma gallisepticum en Salmonella St/Se belangrijk. In 2015 worden deze monitoringsprogramma's voortgezet.

Voor een snelle opsporing van dierziekten is de overheid in sterke mate afhankelijk van de opmerkzaamheid van veehouder en dierenarts en van hun bereidheid een verdenking te melden. In aanvulling op de monitoringsprogramma's worden daarom zogenaamde «early warning»-programma's uitgevoerd voor Al en KVR Deze bieden de mogelijkheid om bij een eventuele verdenking van een infectie (een) monster(s) op te sturen voor uitsluitingsdiagnostiek.

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015-2016, 34 300 XIII, nr. 2

168

 

Bewaking van dierziekten

Bedrijven

Dieren

Uitgaven

 

(aantallen)

(aantallen)

(x

     

€ 1.000,-)

Basismonitoring

   

3.800

Brucella (schaap, geit)

1.500

14.000

400

Blauwtong (rund, schaap, geit)

291

387

100

BSE rund, bij destructor en bij

     

noodslachting

 

48.000

1.950

TSE schaap/geit, bij destructor1

 

3.000

40

KVP (varkens)

     

-Veehouderij (early warning)

 

540

 

-Veehouderij (tonsillen)

 

4.600

300

-Wilde zwijnen

 

500

150

Al

     

Bedrijfsmatig pluimvee: early warning

 

1.400

 
  • Insturen monsters (swabs)

1.500

 

100

  • Melding afwijkende verschijnselen
     

(bij GD)

1.200

   

-Bedrijfsmatig pluimvee: monitoring

     

serologische testen

2.700

170.000

850

Wilde vogels:

     
  • Monitoring levende wilde vogels
 

5.000

 
  • Monitoring dode vogels
 

500

105

Q-koorts (melkmonsters)

380

 

915

Subtotaal

   

7.860

Overgenomen Productschapstaken

     

Basismonitoring2

   

4.600

Leukose

 

26.000

450

Ziekte van Aujeszky (varken)

   

40

Salmonella Se St (pluimvee)

     
  • Bewaking en preventie3
 

9.358

484

  • verificatieonderzoek VB

58

 

36

  • verificatieonderzoek Leg

26

 

121

  • vaccinatie

2.000

   
 

koppels leg

   
 

en 693

   
 

koppels

   
 

vermeer-

   
 

dering

 

4.0004

Mycoplasma

   

116

Subtotaal

   

9.847

Totaal bewaking van dierziekten

   

17.707

Begrote sectorbijdrage

     

Rund (inclusief leukose monitoring)

   

3.539

Varken (inclusief ziekte van Aujeszky)

   

1.429

Schapen en geiten

   

1.134

Pluimvee (inclusief Salmonella Se St

     

en mycoplasma)

   

3.697

1 In 2013 is het monitoringsprogramma voor TSE bij schapen en geiten aangepast, omdat door de gedaalde omvang van het schapen- en geitenbestand conform EU-wetgeving volstaan kan worden met een kleiner aantal monsters. Hiermee is in de begroting rekening gehouden

2 Betreft 50% sectoraandeel plus de BTW.

3 Verwachting 2016: vleeskuikens 85 detectie en 5 serotypering; kalkoenen 6 detectie en 2 seroty-pering, Vermeerdering 5.600 detectie en 60 serotypering; leg 3.500 detectie en 100 serotypering. Totaal 9.358 monsters die genomen worden.

4 50% Cofinanciering door EU en 50% door sector.

Bron: Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (BSE en TSE), Erasmus MC (onderzoek levende wilde vogels), SOVON en CVI (onderzoek dode wilde vogels), Nederlandse Schapen- en Geitenfokkers Organisatie (Brucella) en Gezondheidsdienst voor Dieren (overig).

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015-2016, 34 300 XIII, nr. 2

169

De aantallen bedrijven en dieren in bovenstaande tabel zijn indicatief en gebaseerd op realisatiecijfers in voorgaande jaren en een inschatting van de ontwikkelingen.

De Europese cofinanciering voor de uitvoering van BSE- en TSE-tests wordt afgebouwd van 100% in 2015 naar de reguliere 50% in 2017 (2016: 75%). EZ en sector zullen de lagere Europese vergoeding ieder voor de helft compenseren door hogere bijdragen.

  • 2. 
    Bestrijding van dierziekten

Onder de bestrijding van dierziekten vallen:

  • Onderzoek naar verschijnselen die kunnen duiden op een aangifte-plichtige dierziekte na een melding door een (vee)houder en/of door een dierenarts;
  • Onderzoek van verdachte dieren;
  • Treffen van voorzieningen om onmiddellijk te kunnen bestrijden;
  • Bestrijding van besmettelijke dierziekten zoals Q-koorts, tuberculose, brucellose en leukose;
  • Bestrijding van zeer besmettelijke dierziekten zoals Al, MKZ en KVR

Als veehouders verschijnselen signaleren bij hun dieren die kunnen duiden op een aangifteplichtige dierziekte, is melding daarvan verplicht. Het onderzoeken van deze meldingen is een belangrijke structurele taak van de NVWA. Naast dit structureel onderzoeken van verschijnselen bij dieren als gevolg van een melding, wordt structureel onderzoek uitgevoerd naar brucellose bij runderen als deze runderen binnen een bepaalde periode hun vrucht hebben verloren. Ook bij een positief testresultaat in een bewakingsonderzoek van een aangifteplichtige ziekte wordt dit gemeld bij de NVWA. Indien een bevestigingstest positief is, wordt het bedrijf door de NVWA besmet verklaard en wordt tot bestrijding overgegaan.

De bestrijding van dierziekten omvat feitelijk twee fasen, de eerste fase (de verdenkingsfase) vangt aan als verschijnselen, informatie of resultaten van onderzoek worden gemeld die kunnen duiden op een aangifteplichtige dierziekte, de tweede fase (de bestrijdingsfase) vangt aan als een besmetting is vastgesteld of als er zodanige aanwijzingen zijn dat moet worden uitgegaan van een besmetting.

Zodra sprake is of moet worden uitgegaan van een besmetting, worden onmiddellijk bestrijdingsmaatregelen getroffen door de (permanente) crisisorganisatie van EZ. Vertraging van de bestrijding leidt tot meer besmettingen en daarmede tot langduriger bestrijdingsmaatregelen. Door EZ zijn contracten gesloten met bedrijven voor de beschikbaarstelling van mensen en middelen die een kritische rol vervullen in het bestrijdings-proces. Bestrijding vindt plaats volgens Europese bestrijdingsrichtlijnen. De aanpak is geregeld in diverse draaiboeken van het ministerie. Op www.rijksoverheid.nl staan de actuele draaiboeken. In bepaalde gevallen kan de inzet van beschermende noodvaccinatie (vaccinatie «voor het leven») een effectieve bestrijdingsmethode zijn. In plaats van het in grote aantallen ruimen van dieren kan de uitbraak bij bepaalde dierziekten tot staan worden gebracht door vaccinatie, in een bepaalde cirkel rondom besmette bedrijven. Gezonde gevaccineerde dieren worden niet meer gedood. Op basis van de huidige EU-regelgeving is beschermende noodvaccinatie mogelijk bij de bestrijding van uitbraken van MKZ, KVP en Al. Deze aanpak is op dit moment alleen uitvoerbaar bij dierziekten waarvoor een effectief vaccin beschikbaar is, te weten MKZ en

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015-2016, 34 300 XIII, nr. 2

170

KVR De mogelijkheid van noodvaccinatie is vastgelegd in de betreffende beleidsdraaiboeken.

Streefwaarden

  • Zo snel en effectief mogelijk bestrijden van dierziekten.

Concreet houdt dit in dat bij een melding een onderzoek wordt ingesteld. Voor zover de melding betrekking heeft op verschijnselen die duiden op een zeer besmettelijke dierziekte, moet binnen 3 uur een deskundigenteam ter plaatse een onderzoek instellen.

Beleidsinstrumenten

Voor de bestrijding van dierziekten staan onder andere de volgende instrumenten ter beschikking:

  • wettelijke verplichting van houders van dieren en dierenartsen om verschijnselen die duiden op een aangifteplichtige dierziekte te melden;
  • klinische inspectie door een team van dierenartsen op bedrijven waar mogelijk sprake is van aangifteplichtige dierziekten;
  • monsternames door een team;
  • diagnostisch onderzoek van afgenomen monsters bij dieren;
  • instellen van stand-still, vervoersverboden, compartimenten;
  • vaccineren van dieren;
  • onderzoek van dieren op buurtbedrijven en andere relevante bedrijven;
  • tracering van een besmetting (van en naar);
  • doden van besmette dieren;
  • doden van dieren die een reëel gevaar zijn voor verspreiding van de besmetting;
  • destructie van (besmette) dieren;
  • reinigen en ontsmetten van bedrijven;
  • schadeloosstellen van houders voor gedode dieren.

De grondslag voor de inzet van bovenstaande instrumenten zijn:

  • EU-richtlijnen en EU-verordeningen;
  • Gwwd;
  • (beleids)draaiboeken;
  • crisisorganisatie en voorzieningen.

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015-2016, 34 300 XIII, nr. 2

171

 
 

Bestrijding van dierziekten

Uitgaven1

Verdenkingen

 
  • Brucellose (verwerpersonderzoek)2

1.000

-KVP

100

  • MKZ (rund, schaap, geit)

15

-Al (LPAI)

300

  • BSE (rund)

20

  • TSE (schaap, geit)

15

  • Diagnostiek verdenkingen3

600

Voorzieningen

 

-AUV

300

  • Calamiteitenreserve destructie

1.890

  • Waakvlamcontracten

650

-Voorziening vaccinatie ZvA, MKZ en KVP

 
  • Overige voorzieningen

2.400

Bestrijding

 

Jaarlijks terugkerende kosten bestrijding

2.700

Subtotaal

9.990

Overgenomen Productschapstaken

 

Bestrijding Ziekte van Aujeszky

760

Bestrijding Salmonella

 
  • ruimingskosten

303

  • vergoeding waarde dieren4

1.500

Subtotaal

2.563

Totaal

12.553

Begrote sectorbijdrage5

 

Rund

2.122

Varken (inclusief ziekte van Aujeszky)

1.835

Schapen en geiten

420

Pluimvee (inclusief Salmonella)

3.208

1 Begrote bedragen gebaseerd op gerealiseerde kosten 2011-2013 (zie jaarverslagen DGF), daarbij rekening houdend met meerjarige trends en structurele veranderingen.

2 Aantal bemonsterde dieren geraamd op 11.000.

3 Met betrekking tot de diagnostiek verdenkingen is een contract gesloten met het CVI waarbij naar schatting € 0,6 min ten laste van bestrijding dierziekten komt. De kosten worden uiteindelijk afgerekend per diersoort.

4 50% Cofinanciering door EU en 50% door sector.

5 De geraamde sectorbijdragen bevatten nog geen component «reserve bestrijdingskosten» vanwege de latere afspraken die hierover zijn gemaakt (na de vaststelling van de tarieven en de afspraken over de bijdragen uit sectorale reserves rund en varken).

Toelichting

Kosten van verdenkingen en bestrijding van overige relevante dierziekten worden opgenomen in de suppletoire wetten en in de verantwoording, indien zich hierbij uitgaven voordoen.

  • 3. 
    Voorkomen en verminderen van welzijnsproblemen

Bij uitbraken van wettelijk te bestrijden dierziekten treden - op basis van het draaiboek - diverse veterinaire maatregelen in werking. Eén van de maatregelen is het instellen van een vervoersverbod waardoor in bepaalde gebieden het vervoer van bepaalde diercategorieën niet meer is toegestaan dan wel aan stringente voorwaarden is gebonden. Als gevolg van het vervoersverbod kunnen in deze gebieden welzijns- en huisvestingsproblemen ontstaan (meer of grotere dieren dan de beschikbare

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015-2016, 34 300 XIII, nr. 2

172

hokcapaciteit toelaat, met als gevolg onder andere gezondheidsproblemen, agressiviteit, stress etc). Ter vermindering van de meest urgente welzijnsproblemen kan worden besloten om dieren op te kopen en gecontroleerd af te voeren.

Streefwaarden

Beperken van de welzijnsproblemen bij dieren in geval van een dierziekte uitbraak.

Beleidsinstrumenten

Opkoopregeling

Een opkoopregeling wordt toegepast als sprake is van of een situatie ontstaat van overvolle stallen als direct gevolg van de bestrijdingsmaatregelen. Bij het instellen van een opkoopregeling kunnen veehouders in een afgebakend gebied hun dieren op vrijwillige basis aan de overheid aanbieden. Hier staat een financiële bijdrage tegenover waarbij aanvullende voorwaarden kunnen worden gesteld.

  • 4. 
    Overig

Dit artikel is voor de financiering van overige uitgaven, zoals de sectorbij-dragen aan de SDa, eventuele terugstorting van de voorfinanciering naar de begroting van EZ en uitgaven die onder andere betrekking hebben op de voedselveiligheid en daarmee samenhangend de diergezondheid. Omdat het karakter van dergelijke uitgaven op voorhand niet is te voorspellen, kunnen geen streefwaarden worden opgenomen.

Ontvangsten

De ontvangsten betreffen bijdragen van het bedrijfsleven en van het Rijk. De huidige verdeling van de kosten tussen bedrijfsleven en het Rijk is vastgelegd in het «Convenant financiering bestrijding besmettelijke dierziekten 2015-2019». De kosten van bewaking van dierziekten worden in beginsel 50% door het Rijk en 50% door het bedrijfsleven gefinancierd met uitzondering van de bewakingsprogramma's die EZ heeft overgenomen van de productschappen. De basismonitoring blijft 50/50 gefinancierd. De financiering van de kosten van bestrijding is afhankelijk van de soort dierziekte en de noodzakelijke voorzieningen. In aanleg worden deze kosten - tot een per diersoort afgesproken plafond - voor 100% doorberekend aan de veehouderijsectoren. Behalve de kosten van de voorzieningen; deze worden gefinancierd door overheid en sector, beide voor 50%. Boven deze plafonds draagt de overheid de resterende kosten in de betreffende convenantsperiode. Voor de basismonitoring zijn de plafonds niet van toepassing.

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015-2016, 34 300 XIII, nr. 2

173

  • 5. 
    BIJLAGEN

5.1 Bijlage ZBO's en RWT's

Onderstaand zijn alle ZBO's en RWT's van het Ministerie van EZ opgenomen. Voor een overzicht van de stichtingen die gelieerd zijn aan het Ministerie van EZ wordt verwezen naar het volgende overzicht: http://www.rijksoverheid.nl/ministeries/eleni/organisatie/stichtingen-ministerie-eleni

 
 

Externe organisatie

RWT

ZBO

Functie

Begro-

Begrotings-

Verwijzing

 

(met wettelijke en/ of

     

tingsar-

ramingen

(URL-link) naarwebsite

 

bestuurlijke taak)

     

tikelen)

x€ 1.000

RWT/ZBO

1

Agrarische Opleidingscentra (13)

X

X7X2

De AOC's zijn de kennisinstellingen / opleidingsinstituten voor voeding, natuur en milieu op MBOA/MBO-niveau.

17

500.302

 

2

Bureau Beheer Landbouwgronden/ Commissie Beheer Landbouwgronden

X

X2

BBL is belast met de verwerving van onroerend goed voor het realiseren van overheidsdoelen in het landelijk gebied met betrekking tot de thema's natuur, landbouw, recreatie, landschap, water en milieu.

 

Geen bijdrage

www.dlg.nl www.rvo.nl

3

Centraal Bureau voor de Statistiek

X

X

Het verzamelen, bewerken en publiceren van statistieken ten behoeve van praktijk, beleid en wetenschap. Naast de

verantwoordelijkheid voor de nationale (officiële) statistieken is het CBS ook belast met de productie van Europese (communautaire) statistieken. De wettelijke grondslag voor het CBS is de «Wet op het Centraal Bureau voor de Statistiek».

11

142.600

www.cbs.nl

4

Centrale Commissie voor de Statistiek

 

X

Het, als onafhankelijke commissie, bewaken van de

onafhankelijkheid, onpartijdigheid, relevantie, kwaliteit en continuïteit van het statistische programma van het CBS.

 

Geen

directe

bijdrage

zie www.cbs.nl

5

Centrale Commissie Dierproeven

 

X

De CCD verleent vergunningen voor het verrichten van dierproeven op basis van adviezen van een van de

Dierexperimenten Commissies (DEC).

16

922

www.centralecom-missiedierproeven.nl/

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015-2016, 34 300 XIII, nr. 2

174

 
 

Externe organisatie

RWT

ZBO

Functie

Begro-

Begrotings-

Verwijzing

 

(met wettelijke en/ of

     

tingsar-

ramingen

(URL-link) naarwebsite

 

bestuurlijke taak)

     

tikelen)

x€ 1.000

RWT/ZBO

6

College Toelating Gewasbeschermingsmiddelen en Biociden (vh. CTB)

X

X

Het Ctgb oordeelt over de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden.

16

1.007

www.ctgb.nl

7

AOC Raad (Bureau Erkenningen)

X

 

Bureau Erkenningen (BE) van de AOC Raad is in de Regeling gewasbeschermingsmiddelen en biociden (Rgb), aangewezen als instantie voor het verstrekken van vakbekwaamheidsbewijzen gewasbescherming.

 

Geen

directe

bijdrage

www.erkenningen.nl

8

Edelmetaal Waarborg

X

X

Het keuren van alle

 

Geen

www.ewnederland.nl

 

Nederland

   

gouden, zilveren en platina voorwerpen boven een bepaalde gewichtsdrempel en alvorens zij op de Nederlandse markt worden gebracht, te voorzien van één of meerdere stempel-merken (het waarborgen).

 

bijdrage

 

9

Examinerende instanties als bedoeld in artikel 19 van de Examenregeling frequentiegebruik 2008

X

 

Het afnemen van examens ter verkrijging van vergunningen voor het gebruik van frequentieruimte.

 

Geen bijdrage

 

10

Faunafonds

X

X2

Het Faunafonds is belast met het toekennen van tegemoetkomingen in door beschermde diersoorten aangerichte schade, het bevorderen van maatregelen ter voorkoming en bestrijding van dergelijke schade en advisering aan gedeputeerde staten van provincies en de Minister van Economische Zaken.

 

3

www.faunafonds.nl

11

Grondkamers (5)

 

X

Bevorderen van goede pachtverhoudingen in Nederland, toetsen van de inhoud van pachtovereenkomsten aan de dwingend rechtelijke bepalingen van de Pachtwet, uitvoeren van een prijstoetsing en toetsen van overeenkomsten van korte duur, bepalen van verpachte waarde.

 

Geen bijdrage

www.grondkamers.nl

12

Herin richtingscom missie Oost-Groningen & Drents-Groningse Veenkoloniën4

 

X2

   

Geen bijdrage

 

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015-2016, 34 300 XIII, nr. 2

175

Externe organisatie (met wettelijke en/ of bestuurlijke taak)

RWT ZBO Functie

Begrotingsartikelen)

Begrotingsramingen x€ 1.000

Verwijzing

(URL-link) naarwebsite RWT/ZBO

13 Hogere Agrarische

Onderwijsinstellingen (6)

14 Kamer voor de Binnenvisserij

15 Kamer van Koophandel

16

Keuringsinstanties als bedoeld in artikel 10.3 Telecommunicatiewet6

17

Raad voor de Accreditatie

X7X2 De HAS'en zijn de 17

kennisinstellingen /

opleidingsinstituten

voor voeding, natuur en

milieu op HBO-niveau. X2 Toetsen van

overeenkomsten van

huur en verhuur van

visrechten en het

goedkeuren van

toestemmingen om te

vissen, uitgegeven door

visrechthebbenden;

beide met het oog op

een doelmatige

bevissing van

binnenwateren. X Het ondersteunen van 13

ondernemers en

eerstelijns

aanspreekpunt van de overheid voor ondernemers. Wettelijke taken volgens de Wet op de Kamer van Koophandel zijn: het voeren van een handelsregister, onderhouden van een digitaal en fysieke ondernemerspleinen, geven van voorlichting, innovatietaak en regiostim uleringstaak. X2 Het afgeven van advies in het kader van rapporten, certificaten of EG-typeverklaringen voor

radiozendapparaten en randapparaten. Het doen van onafhankelijke onderzoeken naar de overeenstemming van producten of diensten met de geldende regelgeving. X Verifiëren dat 11

instellingen die actief zijn op het gebied van laboratoriumtesten, inspecteren, kalibreren en certificeren aan accreditatienormen voldoen. De taken van de Raad voor Accreditatie zijn vastgelegd in de Wet aanwijzing nationale accreditatie-instantie.

85.829

Geen bijdrage

113.4885

www.kvk.nl

Geen bijdrage

212

www.rva.nl

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015-2016, 34 300 XIII, nr. 2

176

Externe organisatie (met wettelijke en/ of bestuurlijke taak)

RWT ZBO Functie

Begrotingsartikelen)

Begrotingsramingen x€ 1.000

Verwijzing

(URL-link) naarwebsite RWT/ZBO

18

Raad van Bestuur Autoriteit Consument en Markt (ACM)

19

Raad voor de Planten-rassen

20 Rendac BV

21 Staatsbosbeheer

22 Stichting X X

Bloembollenkeuringsdienst

23 Stichting Centraal Orgaan

Kwaliteitsaangelegenheden Zuivel

X X

Doel van de ACM is 11 vergroting van de effectiviteit en de efficiëntie van het markttoezicht op de niet-financiële markten in Nederland. Het betreft drie typen van markttoezicht die tot doel hebben om markten goed te laten werken: mededingings-toezicht, sectorspecifiek markttoezicht en consumentenbescherming.

De Raad voor planten- 16 rassen geeft uitvoering aan de Zaaizaad- en Plantgoedwet 2005 op het gebied van toelating van plantenrassen en verlening van intellectuele eigendomsbescherming m.b.t. plantenrassen (kwekersrecht).

Ophalen, verwerken en (laten) vernietigen van dierlijke restmaterialen en kadavers (categorie 1- en 2-materiaal, niet bestemd voor consumptie).

Staatsbosbeheer richt 18

zich op de volgende

hoofddoelstellingen:

het instandhouden,

herstellen en

ontwikkelen van natuur-,

landschaps- en

cultuurhistorische

waarden in de gebieden

van Staatsbosbeheer;

het bevorderen van

recreatie in zo veel

mogelijk gebieden van

Staatsbosbeheer;

het leveren van een

bijdrage aan de

productie van

milieuvriendelijke en

vernieuwbare

grondstoffen zoals hout.

Stichting BKD geeft

uitvoering aan de

Landbouwkwaliteitswet

(Plantenziektenwet) in

de sector bloembollen.

Stichting COKZ geeft 16

uitvoering aan de

Landbouwkwaliteitswet

in de zuivelsector en in

de sector pluimvee en

eieren (COKZ/NCAE).

375

www.acm.nl

824

www.plantenrassen.nl

Geen bijdrage

25.947

www.rendac.nl

www.staatsbosbeheer.nl

Geen bijdrage

165

www. bloem bollen keuringsdienst.nl

www.cokz.nl

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015-2016, 34 300 XIII, nr. 2

177

 
 

Externe organisatie

RWT

ZBO

Functie

Begro-

Begrotings-

Verwijzing

 

(met wettelijke en/ of

     

tingsar-

ramingen

(URL-link) naarwebsite

 

bestuurlijke taak)

     

tikel(en)

x€ 1.000

RWT/ZBO

24

Stichting COVA

X

 

Er voor zorgen dat Nederland te allen tijde een minimum voorraad aardolieproducten heeft, om in tijden van crises te kunnen voldoen aan de aardolievraag.

14

111.000

www.cova.nl

25

Stichting Dienst

Landbouwkundig

Onderzoek

X

 

In het algemeen belang bijdragen aan strategisch en toepassingsgericht onderzoek op het gebied van productie, verwerking, afzet en handel van agrarische producten, van de visserij, van het natuur-en milieubeheer, van de openluchtrecreatie en van het beheer en de inrichting van het landelijk gebied.

16

145.241

www.wur.nl

26

Stichting Skal

X

X

Stichting Skal geeft uitvoering aan de Landbouwkwaliteitswet m.b.t. biologische productiemethoden.

 

Geen bijdrage

www.skal.nl

27

Stichting Kwaliteits-Controle-Bureau

X

X

Stichting KCB geeft uitvoering aan de Landbouwkwaliteitswet en de Plantenziektenwet in de sector groenten en fruit.

16

130

www.kcb.nl

28

Stichting Nederlandse Algemene Kwaliteitsdienst Tuinbouw

X

X

Stichting Naktuinbouw geeft uitvoering aan de Zaaizaad- en Plant-goedwet 2005 (en de Plantenziektenwet) m.b.t. teeltmateriaal in de sectoren tuinbouw-en de bosbouwge-wassen.

 

Geen bijdrage

www. naktuinbouw.nl

29

Stichting Nederlandse Algemene Keuringsdiensten (Zaaizaad en Pootgoed Landbouwgewassen)

X

X

Stichting NAK geeft uitvoering aan de Zaaizaad- en Plant-goedwet 2005 (en de Plantenziektenwet) m.b.t. zaaizaad en pootgoed in de sector landbouwgewassen.

 

Geen bijdrage

www.nak.nl

30

TNO

X

X2

TNO is een onafhankelijke onderzoeksorganisatie die op basis van haar expertise en onderzoek een belangrijke bijdrage levert aan de concurrentiekracht van bedrijven en organisaties, aan de economie en aan de kwaliteit van de samenleving als geheel.

12

134.7507

www.tno.nl

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015-2016, 34 300 XIII, nr. 2

178

 
 

Externe organisatie

RWT

ZBO

Functie

Begro-

Begrotings-

Verwijzing

 

(met wettelijke en/ of

     

tingsar-

ramingen

(URL-link) naarwebsite

 

bestuurlijke taak)

     

tikelen)

x€ 1.000

RWT/ZBO

31

VSL

X

 

Het onderhouden en verwezenlijken van nationale meetstan-daarden zoals vastgelegd in de Metrologiewet. Op grond van artikel 3 van deze wet is VSL door de Minister van EZ hiervoor aangewezen.

11

13.5738

www.vsl.nl

32

Verispect

X

X

Het uitoefenen van het toezicht op de naleving van de Metrologiewet. Op grond van artikel 27 van deze wet is Verispect door de Minister van EZ hiervoor aangewezen. Daarnaast de uitvoering van het toezicht op de Waarborgwet zoals vastgelegd in de Waarborgwet.

11

Zie VSL

www.verispect.nl

33

De in het kader van de Metrologiewet art. 11 en 12 aangewezen

 

X2

Het optreden als onafhankelijke toetsende instantie bij

 

Geen bijdrage

 
 

instanties en erkende

   

overeenstemming beoordelingen

   
 

keurders9

   

van meetinstrumenten. De werkzaamheden die zij verrichten kunnen per

     
       

overeenstemming beoordeling

   
       

verschillen maar omvat

     
       

o.a. het beoordelen van

     
       

kwaliteitssystemen, het

     
       

afgeven van certificaten

     
       

van typeonderzoek of

     
       

ontwerponderzoek en

     
       

het keuren van

     
       

meetinstrumenten.

     

34

WaarborgHolland

X

X

Het keuren van alle gouden, zilveren en platina voorwerpen boven een bepaalde gewichtsdrempel en alvorens zij op de Nederlandse markt worden gebracht, te voorzien van één of meerdere

stempelmerken (het waarborgen).

 

Geen bijdrage

www.waarborgholland.nl

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015-2016, 34 300 XIII, nr. 2

179

 

Externe organisatie

RWT ZBO

Functie

Begro-

Begrotings-

Verwijzing

(met wettelijke en/ of

   

tingsar-

ramingen

(URL-link) naarwebsite

bestuurlijke taak)

   

tikelen)

x€ 1.000

RWT/ZBO

35 Wageningen Univer-

X X7X2

Wageningen Universiteit

17

176.986

www.wur.nl

siteit

 

is de belangrijkste Europese Universiteit op het gebied van de Life Sciences. Onderzoekers en studenten van Wageningen Universiteit richten zich op onderwerpen op het terrein van de voeding, gezondheid, natuur en leefomgeving.

     

1 De onderwijsinstellingen zijn partieel ZBO, namelijk voor het deel waarin zij examens afnemen en beoordelen.

2 Valt niet onder Kaderwet ZBO.

3 Bijdrage loopt via de provincies die de financiële verantwoordelijkheid voor het Faunafonds hebben overgenomen van het Rijk (zie Besluit Faunafonds). Met het van kracht worden van de Wet natuurbescherming zullen de taken van het Faunafonds formeel bij de provincies zijn belegd.

4 Opheffing voorgenomen. Commissie verricht alleen nog afrondende werkzaamheden.

5 Betreft Rijksbijdrage voor 2016 groot € 113.488.000,-. Dit bedrag is exclusief de budgetfinanciering van het Handelsregister groot € 4.118. s Het gaat hierbij om het volgende cluster aan ZBO's: Telefication BV, TÜV Rheinland EPS BV, Kiwa Nederland BV, DEKRA Certification BV, D.A.R.E.Ü Consultancy en Thales Nederland BV.

7 Aan TNO-AGE (een aparte organisatie-eenheid binnen TNO, begrotingsartikel 14) wordt een aparte bijdrage (€ 2.116 in 2016) verstrekt.

8 Dit bedrag betreft niet alleen het instituut VSL, maar omvat ook de bijdrage aan Verispect en de verplichte bijdrage aan de internationale organisaties BIPM, OIML en Welmec.

9 Het gaat hierbij om het volgende cluster aan deeltijd-ZBO's: Kalibra International BV, Kema Nederland BV, Kiwa NV Certificatie en Keuringen, NMI Certin BV en SGS Nederland BV.

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015-2016, 34 300 XIII, nr. 2

180

Uitgaven beleidsartikel (Bedragen x€ 1.000]

5.2 Verdiepingsbijlage bij de begrotingsartikelen Beleidsartikel 11 Goed functionerende economie en markten

:

 
   

2015

2016

2017

2018

2019

2020

Stand ontwerpbegroting 2015 Mutatie 1e suppletoire begroting 2015 Nieuwe mutaties: Loon- en prijsbijstelling Overig

Stand ontwerpbegroting 2016

 

192.483 5.346

700 335 198.864

183.123 328

671

184.122

175.774 620

642

177.036

168.998 726

613

170.337

169.003 79

616 647 170.345

170.342

 

Ontvangsten beleidsartikel (Bedragen x€ 1.000)

 
   

2015

2016

2017

2018

2019

2020

Stand ontwerpbegroting 2015 Mutatie 1e suppletoire begroting 2015 Stand ontwerpbegroting 2016

 

52.265 - 15.100 37.165

43.434 16.500 59.934

30.200 700 30.900

30.200 700 30.900

30.200 700 30.900

30.900

Beleidsartikel 12 Een sterk innovatievermogen

 

Uitgaven beleidsartikel (Bedragen x€ 1.000)

 
 

2015

2016

2017

2018

2019

2020

Stand Ontwerpbegroting 2015

Mutatie 1e suppletoire begroting 2015

Nieuwe mutaties:

Bijdrage aan TNO

TKI Toeslag

Bijdrage RVO.nl

Topsectoren overig

Overig

Stand Ontwerpbegroting 2016

569.897 2.991

522.728 - 17.337

500.555 -14.682

483.311 -11.467

486.882 -7.712

151 171 304 -580 -391 572.543

18.151 -5.617 6.873 4.450 -684 528.564

18.896 - 6.827 6.863 5.156 -843 509.118

18.145 -677 577 5.142 -368 494.663

18.145 -669 577 5.144 -366 502.001

511.530

Toelichting Bijdrage aan TNO

De mutatie betreft met name de BTW-compensatie met ingang van 2016 van € 17 min per jaar. Als gevolg van gewijzigde regelgeving hebben kennisinstellingen geen vooraftrek van BTW voor zover deze op activiteiten die buiten het economisch verkeer plaatsvinden (gesubsidieerde onderzoeksactiviteiten).

TKI Toeslag

In 2016 en 2017 wordt € 5 min vanuit de TKI Toeslag overgeboekt naar Bijdrage RVO.nl voor de uitvoeringkosten van de WBSO.

Bijdrage RVO.nl

Naast de hierboven genoemde € 5 min voor de uitvoeringskosten WBSO worden de extra inkomsten vanuit de Rijksoctrooiwet (€ 1,3 min in 2016 en 2017) ingezet voor de uitvoering hiervan.

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015-2016, 34 300 XIII, nr. 2

181

Topsectoren overig

De mutatie betreft met name de BTW-compensatie met ingang van 2016 van € 3 min per jaar voor STW. Als gevolg van gewijzigde regelgeving hebben kennisinstellingen geen vooraftrek van BTW voor zover deze ziet op activiteiten die buiten het economische verkeer plaatsvinden (gesubsidieerde onderzoeksactiviteiten). Hiernaast een herverdeling als gevolg van de definitieve toedeling van de taakstelling Rutte II op onderzoeksbudgetten. Deze taakstelling was in afwachting van een nadere, EZ-brede verdeling geparkeerd op Top-sectoren overig.

 
           

-

 
 

2015

2016

2017

2018

2019

2020

Stand Ontwerpbegroting 2015

42.013

44.149

47.646

50.242

52.437

 

Mutatie 1e suppletoire begroting 2015

2.000

         

Nieuwe mutaties:

           

Rijksoctrooiwet

 

1.300

1.300

     

Stand Ontwerpbegroting 2016

44.013

45.449

48.946

50.242

52.437

49.593

Toelichting Rijksoctrooiwet

Voor 2016 en 2017 worden hogere octrooi-ontvangsten verwacht dan de huidige raming.

Beleidsartikel 13 Een excellent ondernemingsklimaat

 
                 

uitgaven DeieiasartiKe

i (Bedragen xfe

           
     

2015

2016

2017

2018

2019

2020

Stand Ontwerpbegroting 2015

306.921

264.751

247.691

242.996

246.998

Mutatie 1e suppletoire begroting 2015

  • 5.367

-2.996

1.825

510

259

Nieuwe mutaties:

         

Bevorderen Ondernemerschap

  • 1.652

-59

18

1.018

1.028

Bijdrage RVO.nl

2.170

377

36

33

33

Kamer van Koophandel

300

977

971

969

969

ICT beleid

985

3.257

7

6

6

Uitfinanciering subsidies

15

8

8

  • 1.896
  • 1.896

Overig

-777

-649

-631

-610

-610

Stand Ontwerpbegroting 2016

302.595

265.666

249.925

243.026

246.787

Toelichting

Bevorderen Ondernemerschap

De mutatie bestaat met name uit de uitvoeringskosten voor TedX, funding garanties, risicomanagement en het Netherlands EFSI Investment Agency. Een deel van de raming voor uitfinanciering subsidies (2018 en 2019) wordt toegevoegd aan het budget voor Bevorderen Ondernemerschap.

Bijdrage RVO.nl

Naast de hierboven genoemde uitvoeringskosten betreft dit ook de uitvoeringskosten voor de Groeifaciliteit.

Kamer van Koophandel

Deze mutatie bestaat uit een bijdrage vanaf 2016 vanuit het Gemeentefonds aan het Nieuw Handelsregister en een prijsbijstelling met betrekking tot 2015.

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015-2016, 34 300 XIII, nr. 2

182

ICT beleid

De mutatie van € 3,2 min betreft het saldo van een overboeking van € 3,5 min uit de aanvullende post bij het Ministerie van Financiën voor de Generieke Digitale Infrastructuur voor beheer en toezicht elD, en een overboeking van € 0,25 min naar RVO.nl voor de uitvoering van Digital Gateway.

 

Ontvangsten beleidsartikel (Bedraqen x€ 1.000)

           
 
 

2015

2016

2017

2018

2019

2020

Stand Ontwerpbegroting 2015

78.041

61.952

57.932

59.669

62.071

 

Mutatie 1e suppletoire begroting 2015

790

         

Stand Ontwerpbegroting 2016

78.831

61.952

57.932

59.669

62.071

65.385

Beleidsartikel 14 Een doelmatige en duurzame energievoorziening

2015 2016 2017 2018 2019 2020

Stand Ontwerpbegroting 2015 1.619.026 1.833.256 1.965.105 2.228.005 2.810.679

Mutatie 1e suppletoire begroting 2015 35.682 3.163 -6.348 - 15.704 - 18.370

Nieuwe mutaties:

Lagere uitgaven MEP - 13.400

Duurzame Energie voor Caribisch Nederland 3.700

Temporisering uitgaven Green Deal 2.450

Horizontale schuif ETS-middelen - 20.045

Overige -414

Stand Ontwerpbegroting 2016 1.626.999

Toelichting Lagere uitgaven MEP

In de MEPraming 2014 is sprake van lagere uitgaven ten opzichte van de bestaande meerjarencijfers. Deze lagere uitgaven hebben geen consequenties voor het doelbereik duurzame energie in 2020 (14%) of 2023 (16%).

Duurzame Energie voor Caribisch Nederland

Deze middelen worden ingezet voor investeringen in duurzame energie (zon, wind) op de bovenwindse eilanden en de verplaatsing van de powerplant op Saba.

Temporisering uitgaven Green Deal

Voor de uitfinanciering van reeds aangegane verplichtingen in het kader van Green Deal is deze kasschuif noodzakelijk.

Horizontale schuif ETS-middelen

Conform afspraak blijven de middelen die in enig jaar overblijven voor Emission Trade Scheme (ETS) beschikbaar voor latere jaren. Met deze horizontale verschuiving worden de resterende middelen van 2014 die bij Voorjaarsnota reeds waren toegevoegd aan 2015 doorgeschoven naar 2017.

-7.900 4.700 -2.450

-443 1.830.326

■10.900

20.045 -59 1.967.843

  • 5.300

332 2.207.333

-5.600

332 2.787.041

3.453.489

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015-2016, 34 300 XIII, nr. 2

183

 

Ontvanasten beleidsartikel (Bedraaen x€ 1.000)

           
             
 

2015

2016

2017

2018

2019

2020

Stand Ontwerpbegroting 2015 Mutatie 1e suppletoire begroting 2015 Nieuwe mutaties: Bijstelling aardgasbaten Stand Ontwerpbegroting 2016

9.535.411 - 1.280.000

-950.000 7.305.411

9.509.411

  • 1.423.000
  • 1.700.000 6.386.411

9.343.411

  • 1.223.000
  • 1.950.000 6.170.411

9.536.761 -927.000

  • 1.950.000 6.659.761

10.042.761 -972.000

  • 1.600.000 7.470.761

7.993.761

Toelichting

Bijstelling aardgasbaten

De raming van de aardgasbaten is in lijn met de uitgangspunten die het CPB heeft gebruikt bij het opstellen van de MEV. Om de veiligheid van bewoners in het gaswinningsgebied in Groningen te vergroten, heeft het kabinet in juli 2015 besloten de gaswinning in Groningen terug te brengen naar het niveau dat nodig is om de leveringszekerheid te garanderen. In 2015 is dit 30 mld m3, dat wordt aangevuld met 3 mid m3 die eenmalig beschikbaar is uit de berging Norg. In de jaren 2016-2020 wordt uitgegaan van een Groningen productie van 33 miljard kubieke meter per jaar. Daarnaast zijn ook de actuele, sterk gedaalde, gasprijzen verwerkt in de raming. Deze twee factoren verklaren een afname in de gasbaten in latere jaren. In de raming is nog geen rekening gehouden met een besluit van het kabinet over de toekomst van de gaswinning uit het Groningen gasveld, dat eind dit jaar wordt genomen.

Beleidsartikel 16 Concurrerende, duurzame, veilige agro-, visserijen voedselketens

 
 

2015

2016

2017

2018

2019

2020

Stand Ontwerpbegroting 2015

585.628

539.687

505.568

492.139

484.196

 

Mutatie 1e suppletoire begroting 2015

36.109

1.281

472

1.821

1.315

 

Nieuwe mutaties:

           

Loon- en prijsbijstelling

1.821

1.689

1.581

1.521

1.497

 

Wettelijke taken DLO

 

2.308

       

Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO.nl)

2.600

         

Overige

-80

-844

-844

-844

0

 

Stand Ontwerpbegroting 2016

626.078

544.121

506.777

494.637

487.008

487.008

Toelichting

Wettelijke taken DLO

Dienst Landbouwkundig Onderzoek voert op grond van zijn Wettelijke Onderzoekstaken (WOT) Natuur en Milieu in 2016 taken uit van het Netwerk Ecologische Monitoring (NEM) voor het berekenen van trends van plantensoorten en diersoorten. Dit budget was oorspronkelijk geraamd op artikel 18 Natuur en Regio.

Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO.nl)

De gemiddelde kosten van RVO voor opdrachten van de per 1 maart 2015 opgeheven Dienst Landelijk Gebied (DLG) zijn op basis van de offerte hoger dan oorspronkelijk geraamd. Op grond hiervan wordt de bijdrage aan RVO met € 0,9 min verhoogd en de bijdrage aan voormalig DLG voor de eerste twee maanden met € 0,2 min.

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015-2016, 34 300 XIII, nr. 2

184

Voor ICT-aanpassingen voor uitvoering van de rijksopdrachten die voorheen door DLG werden uitgevoerd is € 1,5 min nodig.

Ontvangsten beleidsartikel (Bedragen x € 1.000)

 
 

2015

2016

2017

2018

2019

2020

Stand Ontwerpbegroting 2015

313.058

307.360

299.529

294.428

286.335

 

Mutatie 1e suppletoire begroting 2015

30.087

-283

-283

-430

-430

 

Nieuwe mutaties

           

Landbouwheffingen

-242.999

  • 242.999

-242.999

-242.999

-242.999

 

Stand Ontwerpbegroting 2016

100.146

64.078

56.247

50.999

42.906

42.906

Toelichting

Landbouwheffingen

Op basis van de verordening EU (nr. 2007/436/EG,Euratom) is het niet meer noodzakelijk dat invoerrechten en landbouwheffingen afzonderlijk worden verantwoord. Met ingang van 2015 worden de ontvangen landbouwheffingen op de begroting van het Ministerie van Financiën geraamd en verantwoord.

Beleidsartikel 17 Groen onderwijs van hoge kwaliteit

 
 
 

2015

2016

2017

2018

2019

2020

Stand Ontwerpbegroting 2015

839.465

762.581

754.511

748.656

730.534

Mutatie 1e suppletoire begroting 2015

4.321

26.503

24.502

10.498

16.498

Nieuwe mutaties:

         

WO groen

755

721

720

728

734

HBO groen

365

307

303

306

310

MBO groen

713

682

667

667

623

VMBO groen

1.280

1.305

1.293

1.262

1.221

Aanvullende onderwijssubsidies

660

3.824

3.828

3.773

3.732

Overig

250

78

73

73

73

Stand Ontwerpbegroting 2016

847.809

796.001

785.897

765.963

753.725

Toelichting

De mutaties op de onderdelen van bekostiging betreffen loon- en prijsbijstelling.

Ontvanqs

Vanuit de begroting van OCW worden de intensiveringsgelden die betrekking hebben op groen onderwijs overgeheveld naar de EZ-begroting ten gunste van de aanvullende onderwijssubsidies.

2015

2016

2017

2018

2019

2020

Stand Ontwerpbegroting 2015 75 75 75 75 75

Mutatie 1e suppletoire begroting 2015

Stand Ontwerpbegroting 2016 75 75 75 75 75 75

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015-2016, 34 300 XIII, nr. 2

185

Beleidsartikel 18 Natuur en regio

Stand Ontwerpbegroting 2015 Mutatie 1e suppletoire begroting 2015 Nieuwe mutaties: Loon- en prijsbijstelling Wettelijke taken DLO (zie artikel 16) Sterke regio's

Overboeking van Provinciefonds (ANLB) Overige

Stand Ontwerpbegroting 2016

293.151 - 33.346

749

9.000 - 1.495 268.059

249.155 -41.313

468 -2.308 5.700

-974 210.728

220.228 -41.353

413 1.100

794 178.982

208.023 -41.421

395 -2.400

-214 164.383

200.872 -41.046

367 ■1.100

-214 158.879

158.879

Toelichting Sterke regio's

 
 

De betalingen aan de Sterke Regio's vinden versneld plaats. Deze middelen hebben betrekking op de uitfinanciering van in het verleden aangegane verplichtingen in het kader van het oplossen van knelpunten en het benutten van gebiedsgerichte kansen gericht op versterking van het Nederlandse vestigingsklimaat en gebiedsprojecten die een bijdrage hebben gekregen uit het Nota Ruimte-budget van EZ.

 

Overboeking van Provinciefonds (ANLB)

Voor de transitieperiode Agrarisch Natuur & Landschapsbeheer (2014 -2016) zijn in het kader van het Natuurpad afspraken gemaakt over de financiering van de kosten. De totale bijdrage van provincies bedraagt naar huidig inzicht € 24 miljoen. Voor 2015 gaat het om een bijdrage van € 9 min. De provincies zijn overeengekomen om het bedrag in mindering te brengen op de decentralisatie-uitkering Natuur, die al in een eerder stadium vanuit EZ is overgeheveld naar de begroting van het Provinciefonds. Het bedrag wordt toegevoegd aan de bijdrage aan RVO.

Ontvangsten beleidsartikel (Bedragen x € 1.000)

2015 2016 2017 2018 2019 2020

Stand Ontwerpbegroting 2015 Mutatie 1e suppletoire begroting 2015 Stand Ontwerpbegroting 2016

96.707 100.957 64.282 51.380 39.061 25.200

121.907 100.957 64.282 51.380 39.061 32.703

Beleidsartikel 19 Toekomstfonds

Uitgaven beleidsartikel (Bedragen x € 1.000)

 
 

2015

2016

2017

2018

2019

2020

Stand Ontwerpbegroting 2015

176.728

127.842

98.129

100.528

88.521

 

Mutatie 1e suppletoire begroting 2015

157.062

28.530

5.699

13.434

9.788

 

Nieuwe mutaties:

           

Fund to Fund

-95.000

15.000

15.000

15.000

13.000

 

ROM's

-2.000

         

Innovatiekrediet

1.194

-6.670

3.110

  • 191
  • 1.192
 

Overig

36

39

40

56

51

 

Stand Ontwerpbegroting 2016

238.020

164.741

121.978

128.827

110.168

122.315

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015-2016, 34 300 XIII, nr. 2

186

Toelichting

Fund to fund

De raming van de middelen voor het Dutch Venture Initiative (€ 100 min) wordt aangepast aan het verwachte uitfinancieringspatroon. Deze reeks loopt tot en met 2028.

ROM's

De verkoop van de aandelen LIOF (ontvangstmutatie) zal € 2 min minder opbrengen dan aanvankelijk geraamd. Hierdoor is er ook € 2 min minder beschikbaar voor eventuele kapitaalstortingen in de ROM's.

Innovatiekrediet

De beschikbare middelen voor de Innovatiekredieten worden in lijn gebracht met de verwachte uitgaven.

 
             

Ontvangsten beleidsartikel (Bedragen x€ 1.000)

 

2015

2016

2017

2018

2019

2020

Stand Ontwerpbegroting 2015

21.188

32.088

33.388

40.588

42.588

 

Mutatie 1e suppletoire begroting 2015

44.000

         

Nieuwe mutaties:

           

ROM's

-2.000

         

Stand Ontwerpbegroting 2016

63.188

32.088

33.388

40.588

42.588

47.600

Toelichting ROM's

De verkoop van de aandelen LIOF zal € 2 min minder opbrengen dan aanvankelijk geraamd.

Artikel 40 Apparaat

 

Uitgaven niet-beleidsartikel (Bedragen x€ 1.00

 
   

2015

2016

2017

2018

2019

2020

Stand Ontwerpbegroting 2015 Mutatie 1e suppletoire begroting 2015 Nieuwe mutaties: Diversen apparaat Loonbijstellingstranche 2015 Prijsbijstellingstranche 2015 Herverdeling eenheidsprijzen kantoren ACM uitvoeringstoets Caraibisch Nederland Overig

Stand Ontwerpbegroting 2016

349.016 37.697

333.707 36.948

310.807 27.768

303.833 25.618

308.809 25.251

1.930 1.183 179

400 -307 390.098

0

1.173 346

7.732 800

-463 380.243

0

1.116 413

5.597 400

-321 345.780

0

1.121

389 644

-200 331.405

0

1.127

381 195

-766 334.997

331.740

Toelichting Diversen apparaat

Binnen de raming voor apparaatsuitgaven zijn herschikkingen aangebracht, onder meer voor een verhoging in 2015 voor het budget van Sociaal Flankerend Beleid en voor ICT-voorzieningen. Dekking is onder meer afkomstig uit een hogere ontvangstenraming op artikel 40 als gevolg van het afromen van eigen vermogen van de agentschappen RVO.nl en AT.

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015-2016, 34 300 XIII, nr. 2

187

Verdeling loonbijstellingstranche 2015

De loonbijstellingstranche 2015 voor contractloonontwikkeling en sociale lasten is verdeeld over de relevante artikelen.

Verdeling prijsbijstellingstranche 2015

De prijsbijstellingstranche 2015 is verdeeld over de relevante artikelen. Herverdeling eenheidsprijzen kantoren

Met de herziening van het rijkshuisvestingsstelsel per 1-1-2016 worden de huren van de kantoorpanden geharmoniseerd naar de nieuwe vaste huren voor: Den Haag, overig Randstad en overig Nederland. De reeks laat een aflopend beeld zien door krimp.

ACM uitvoeringstoets Caribisch Nederland

Betreft de personele inzet van ACM voor het opstellen van een uitvoerings- en handhavingstoets voor het introduceren en uitvoeren van wet- en regelgeving op het gebied van Energie en Drinkwater in Caribisch Nederland, met als doel dat een betrouwbare, betaalbare en duurzame dienstverlening tot stand komt.

 

Ontvangsten niet-beleidsartikel (Bedragen x€ 1.000

 
 

2015

2016

2017

2018

2019

2020

Stand Ontwerpbegroting 2015

31.299

31.198

31.198

31.198

31.198

 

Mutatie 1e suppletoire begroting 2015

4.395

1.328

2.128

2.096

2.050

 

Nieuwe mutaties:

           

Desaldering RVO.nl en AT

4.530

         

Stand Ontwerpbegroting 2016

40.224

35.626

33.326

33.294

33.248

33.248

Toelichting

Desaldering RVO en AT

Het overschot op het eigen vermogen van RVO en AT is ingezet voor het oplossen van apparaatsproblematiek op artikel 40.

Artikel 41 Nominaal en Onvoorzien

 
             

Uitgaven niet-beleidsartikel (Bedragen x€ 1.000)

 

2015

2016

2017

2018

2019

2020

Stand Ontwerpbegroting 2015

0

0

0

0

0

0

Mutatie 1e suppletoire begroting 2015

10.184

9.483

9.197

9.031

8.921

 

Nieuwe mutaties:

           

Verdeling loonbijstellingstranche 2015

-6.940

-6.239

  • 5.999

-5.925

-5.962

 

Verdeling prijsbijstellingstranche 2015

-3.254

-3.244

-3.198

-3.106

-3.059

 

Stand Ontwerpbegroting 2016

0

0

0

0

0

0

Toelichting

Verdeling loonbijstellingstranche 2015

In de begroting 2015 is de loonbijstellingstranche 2015 voor contractloonstijging en sociale lasten verdeeld over de relevante artikelonderdelen.

Verdeling prijsbijstellingstranche 2015

In de begroting 2015 is de prijsbijstellingstranche 2015 ingezet voor het oplossen van diverse beleids- en apparaatsknelpunten.

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015-2016, 34 300 XIII, nr. 2

188

5.3 Verdiepingsbijlage bij het Diergezondheidsfonds

Beleidsartikel 01 Bewaking en bestrijding van dierziekten en voorkomen en verminderen van welzijnsproblemen

 
             

I A. Opbouw uitgaven artikel 1 (x € 1.000)

           
 

2015

2016

2017

2018

2019

2020

Stand Ontwerpbegroting 2015 21.860 21.860 21.860 21.860 21.860 21.860

Mutatie 1e suppletoire begroting 2015 20.964

Nieuwe mutaties: 8.760 8.760 8.760 8.760 8.760

Stand Ontwerpbegroting 2016 42.824 30.620 30.620 30.620 30.620 30.620

2015 2016 2017 2018 2019 2020

Stand Ontwerpbegroting 2015 21.860 21.860 21.860 21.860 21.860 21.860

Mutatie 1e suppletoire begroting 2015 20.964

Nieuwe mutaties: 8.760 8.760 8.760 8.760 8.760

Stand Ontwerpbegroting 2016 42.824 30.620 30.620 30.620 30.620 30.620

Toelichting

Het bedrag aan nieuwe mutaties betreft de basismonitoring en de sectorbijdragen aan de Stichting Diergeneesmiddelen Autoriteit (SDa).

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015-2016, 34 300 XIII, nr. 2

189

5.4 Moties en toezeggingen

 

Moties EZ Tweede Kamer parlementair jaar 2014-2015

   

-

   

Indiener(s)

Omschrijving

Datum stemming

Kamerstuk

Stand van zaken

Leegte, R.W.

Verzoekt de regering, te onder-

09-09-2014

32 849, nr. 31

Onderhanden.

(VVD)

zoeken in hoeverre de regels ten

   

Er is opdracht gegeven tot

Öztürk, S. (GrKÖ)

aanzien van afwikkeling van

   

vergelijkend onderzoek. Zodra

 

schadeclaims ten gevolge van

   

de resultaten van dit

 

mijnbouwactiviteiten meer in lijn

   

onderzoek bekend zijn, worden

 

kunnen worden gebracht met de

   

deze met de Kamer gedeeld.

 

rechtsregels die in Duitsland

     
 

gelden en de Kamer daarover te

     
 

zijner tijd te informeren.

     

Dijkgraaf, prof. dr.

Verzoekt de regering, voor

09-09-2014

33 910, nr. 14

Afgedaan.

E. (SGP)

1 januari 2015 producenten- en

   

Kamerstuk 33 910, nr. 22, d.d.

Geurts, J.L. (CDA)

brancheorganisaties die erkenning

   

19 december 2014

 

hebben aangevraagd erkend te

     
 

hebben; verzoekt voorts,

     
 

producenten- en brancheorgani-

     
 

saties conform de EU-verordening

     
 

1308/2013 te erkennen zonder

     
 

verzwarende nationale

     
 

voorschriften.

     

Dikkers, drs. ing.

Verzoekt de regering om, het

09-09-2014

33 910, nr. 18

Afgedaan.

S.W. (PvdA)

regeldrukeffect van de overge-

   

Kamerstuk 29 515, nr. 362, d.d.

Ziengs, E. (VVD)

nomen taken spoedig te inventari-

   

12 juni 2015

 

seren en met de Kamer te delen en

     
 

de ontwikkeling ervan te

     
 

monitoren.

     

Ouwehand, E.

Verzoekt de regering, haar inzet

10-09-2014

28 286, nr. 754

Afgedaan.

(PvdD)

voor dolfijnen waar te maken en

   

Kamerstuk 34 000 XIII, nr. 125,

 

de resolutie van Monaco te

   

d.d. 14 november 2014

 

steunen.

     

Ouwehand, E.

Verzoekt de regering, om

11-09-2014

28 286, nr. 763

Afgedaan.

(PvdD)

verhoging van vangstquota voor

   

Kamerbrief 34 000-XIII-125,

 

walvissen zowel op de IWC als

   

d.d. 14 november 2014

 

binnen Europees verband ter

     
 

discussie te stellen en waar

     
 

mogelijk tegen te gaan.

     

Ouwehand, E.

Verzoekt de regering, haar inzet

11-09-2014

28 286, nr. 755

Afgedaan.

(PvdD)

voor walvissen waar te maken en

   

Kamerbrief 34 000-XIII-125,

 

de resolutie van Nieuw-Zeeland te

   

d.d. 14 november 2014

 

steunen in de huidige vorm.

     

Ojik, drs. A. van

Verzoekt de regering, de inzet op

18-09-2014

34 000, nr. 21

Afgedaan.

(GL)

energiebesparing te intensiveren

   

Kamerstuk II 2014/2015,

 

en concrete en specifieke

   

30 196, nr. 258, d.d.

 

maatregelen te nemen om de

   

13 november 2014

 

doelstellingen te realiseren.

     

Slob, drs A. (CU)

Verzoekt de regering, ruimte te

18-09-2014

34 000, nr. 10

Afgedaan.

Samsom, ir. D.M.

zoeken binnen de bestaande

   

Kamerbrief 29 697-17, d.d.

(PvdA)

kaders om initiatieven die de

   

20 oktober 2014

Staaij, mr. C.G.

werkgelegenheid in de regio op

     

van der (SGP)

peil houden, zoals het Pact van het

     
 

Noorden, maximaal te onder-

     
 

steunen.

     

Slob, drs A. (CU)

Verzoekt de regering, in Europees

18-09-2014

34 000, nr. 16

Afgedaan.

Roemer, E.G.M.

verband actief te streven naar een

   

Kamerbrief betreffende moties

(SP)

substantiële vermindering van

   

en toezeggingen rond het

Thieme, mr. M.L.

energieafhankelijkheid binnen tien

   

energie-, mededingings-,

(PvdD)

jaar; verzoekt de regering tevens,

   

aanbestedings- en postbeleid,

Pechtold, drs. A.

op basis van het toegezegde

   

d.d. 13 juli 2015

(D66)

onderzoek, nog voor de

     

Ojik, drs. A. van

Voorjaarsnota met een voorstel te

     

(GL)

komen om transparantie van de

     
 

Nederlandse brandstofmix te

     
 

verbeteren.

     

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015-2016, 34 300 XIII, nr. 2

190

 

Indiener(s)

Omschrijving

Datum stemming

Kamerstuk

Stand van zaken

Schouw, dr. A.G.

Verzoekt de regering in samen-

23-09-2014

31 490, nr. 160

Onderhanden.

(D66)

werking met de betreffende

     

Geurts, J.L. (CDA)

plantaardige agrarische keurings-

     
 

diensten de borging van de

     
 

publieke belangen in de gover-

     
 

nance structuur te verbeteren en

     
 

de huidige uitvoeringstructuur in

     
 

stand te laten.

     

Dekken, T.R. van

Verzoekt de regering om samen

23-09-2014

33 792, nr. 3

Onderhanden.

(PvdA)

met de sector en de betreffende

   

In de beantwoording Kamer-

 

provincies te onderzoeken welke

   

vragen van 16 juni 2015 van de

 

mogelijkheden er zijn om de

   

leden Van Dekken en Leenders

 

productie in bestaande oude

   

(Aanhangsel 2576) is aange-

 

varkens- en pluimveestallen

   

geven dat de Staatssecretaris

 

versneld te stoppen.

   

in overleg met de LTO

       

vakgroep varkenshouderij en

       

de NVV de mogelijkheden aan

       

het onderzoeken is om te

       

komen tot een vitaliseringsslag

       

naar een toekomstbestendige

       

varkenshouderij die goed is

       

ingepast in het landelijk

       

gebied. De komende periode

       

zal een concrete aanpak

       

worden uitgewerkt met de

       

betrokken partijen.

Dekken, T.R. van

Verzoekt de regering, binnen drie

23-09-2014

28 286, nr. 761

Onderhanden.

(PvdA)

jaar een wettelijke verplichting

   

De Staatssecretaris is

 

voor gps-apparatuur in veetrans-

   

voornemens om het gebruik

 

portwagens en een centrale

   

van gps-apparatuur in

 

database voor verzameling en

   

transportwagens verplicht te

 

analyse van de gps-gegevens ter

   

stellen en een centrale

 

verbetering van de handhaving te

   

database in te richten als één

 

realiseren.

   

van de van de voorwaardes

       

voor private kwaliteitssys-

       

temen.

Thieme, mr. M.L.

Verzoekt de regering, zich in te

23-09-2014

28 286, nr. 753

Afgedaan.

(PvdD)

zetten voor een Europees

   

Kamerstuk 28 286, nr. 777, d.d.

Gerven, drs. H.P.J.

importverbod op angorawol.

   

18 december 2014

van (SP)

       

Thieme, mr. M.L.

Verzoekt de regering zich sterk te

23-09-2014

28 286, nr. 766

Afgedaan.

(PvdD)

maken voor een Europees

 

(was nr. 758)

Kamerstuk 28 286, nr. 777, d.d.

Gerven, drs. H.P.J.

handels- en importverbod op

   

18 december 2014

van (SP)

wasbeerhonden bont.

     

Dekken, T.R. van

Verzoekt de regering, in de

23-09-2014

28 286, nr. 760

Onderhanden.

(PvdA)

evaluatie inzichtelijk te maken met

     
 

welk percentage het aantal

     
 

routinematige keizersneden bij

     
 

vleesrunderen is verminderd als

     
 

gevolg van de verandermaatre-

     
 

gelen; verzoekt de regering voorts,

     
 

tijdig een wettelijk verbod op het

     
 

fokken met deze soorten vleesrun-

     
 

deren voor te bereiden zodat er

     
 

een fokverbod kan intreden als uit

     
 

de evaluatie blijkt dat bij de

     
 

verlaging van het percentage

     
 

routinematige keizersneden bij

     
 

vleesrunderen in 2018 onvol-

     
 

doende voortgang is geboekt.

     

Dekken, T.R. van

Verzoekt de regering om, alle

23-09-2014

28 286, nr. 762

Onderhanden. Maakt

(PvdA)

noodzakelijke maatregelen te

   

onderdeel uit van het Plan van

 

nemen om de situatie in de

   

Aanpak NVWA. De Kamer

 

praktijk aan de tolerantiegrens te

   

heeft op 20 maart 2015 de 2"

 

laten voldoen.

   

voortgangsrapportage

       

ontvangen (TK 33 835, nr 12).

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015-2016, 34 300 XIII, nr. 2

191

 

Indiener(s)

Omschrijving

Datum stemming

Kamerstuk

Stand van zaken

Liefde, B.C. de

Verzoekt de regering, zich tegen

01-10-2014

21 501, nr. 504

Afgedaan.

(VVD)

het voorstel van het Italiaans

   

Kamerstuk 21 501-33, nr. 510,

Oosenbrug, R.F.A.

voorzitterschap uit te spreken,

   

d.d. 20 oktober 2014

(PvdA)

onder andere tijdens de Informele

     
 

Telecomraad op 2 en 3 oktober in

     
 

Milaan, en vastte blijven houden

     
 

aan netneutraliteit en de

     
 

afschaffing van hogere roamingta-

     
 

rieven.

     

Tongeren, drs. L.

Verzoekt de regering, binnen

07-10-2014

33 858, nr. 23

Afgedaan.

van (GL)

Europa te pleiten voor een

   

Kamerbrief 33 858, nr. 29, d.d.

Dik-Faber, R.K.

bindende doelstelling voor

   

13 oktober 2014

(CU)

duurzame energie per lidstaat.

     

Veldhoven, S. van

Verzoekt de regering zich niette

16-10-2014

21 501-08, nr.

Afgedaan.

(D66)

verzetten tegen een hogere

 

533

Kamerbrief 21 501-08-543, d.d.

 

Europese doelstelling voor

   

9 december 2014

 

energiebesparing, als dat niet een

     
 

terugverdientijd van 20 jaar niet

     
 

tot onaanvaardbare kosten voor de

     
 

Nederlandse samenleving leidt.

     
 

Verzoekt de regering zich bij de

     
 

onderhandelingen over het ETS

     
 

vervolgens in te spannen om een

     
 

hoger doel voor energiebesparing

     
 

te vertalen in een adequaat

     
 

instrumentarium.

     

Veldhoven, S. van

Verzoekt de regering met de NAM

16-10-2014

33 529, nr. 85

Onderhanden.

(D66)

en de uitvoeringsorganisatie tot

   

De Tweede Kamer wordt

Vos, Jan C. (PvdA)

een plan te komen waardoor alle

   

hierover geïnformeerd in het

 

preventieve maatregelen die

   

meerjarenprogramma van de

 

noodzakelijk zijn voor de veiligheid

   

Nationaal Coördinator

 

van de mensen in Groningen vóór

   

Groningen, dat eind december

 

2020 zijn uitgevoerd.

   

2015 naar de Kamer wordt

       

gestuurd.

Veldhoven, S. van

Verzoekt de regering het mogelijk

16-10-2014

29 659, nr. 136

Afgedaan.

(D66)

te maken dat Staatsbosbeheer

   

Kamerbrief 29 659, nr. 139, d.d.

Dik-Faber, R.K.

geen ministeriële goedkeuring

   

29 juni 2015

(CU)

hoeft te vragen voor de verkoop

     
 

en ruil van gronden aan/met

     
 

natuurbeheerders, waaronder ook

     
 

drinkwaterbedrijven, mits de

     
 

kwaliteit en toegankelijkheid van

     
 

de natuur voldoende gewaarborgd

     

Ouwehand, E.

IS.

Verzoekt de regering om, minimaal

16-10-2014

21 501-20, nr.

Afgedaan.

(PvdD)

de voorgestelde klimaat- en

 

918

Kamerbrief 33 858, nr. 31, d.d.

 

energiedoelen van de Europese

   

23 oktober 2014

 

Commissie te steunen, of zich er in

     
 

ieder geval niet tegen te verzetten.

     

Gesthuizen,

Verzoekt de regering, snelle en

28-10-2014

34 000-XIII-37

Afgedaan.

S.M.J.G. (SP)

laagdrempelige toegang tot

   

Kamerstuk II 2014/2015,

Schouten, CJ.

onafhankelijk advies bij de

   

32 440, nr. 89, d.d. 1 april 2015

(CU)

Commissie van Aanbestedingsex-

     
 

perts te waarborgen en zo nodig

     
 

extra financiële middelen in te

     
 

zetten om de capaciteit te kunnen

     
 

uitbreiden.

     

Tongeren, drs. L.

Verzoekt de regering, een

28-10-2014

34 000-XIII-39

Afgedaan.

van (GL)

arbeidsmarktverkenning naar de

   

Kamerstukken II 2014/2015,

 

deeleconomie te laten uitvoeren,

   

29 544, nr. 581, d.d.

 

bijvoorbeeld door de Sociaal-

   

19 december 2014

 

Economische Raad te vragen, dit

     
 

mee te nemen in de al aange-

     
 

vraagde studie naar de circulaire

     
 

economie.

     

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015-2016, 34 300 XIII, nr. 2

192

 

Indiener(s)

Omschrijving

Datum stemming

Kamerstuk

Stand van zaken

Gesthuizen,

Verzoekt de regering, een

28-10-2014

34 000-XIII-21

Afgedaan.

S.M.J.G. (SP)

aanvullend onderzoek te doen

   

Kamerstuk 29 517, nr. 97, d.d.

Mulder, Agnes H.

naar de technische mogelijkheden

   

14 april 2015

(CDA)

en de kosten voor het verzorgen

     
 

van meer of volledige mobiele

     
 

dekking in Nederland en het

     
 

bestaande onderzoek van TNO en

     
 

Agentschap Telecom hierbij te

     
 

betrekken.

     

Verhoeven, K.

Verzoekt de regering, de British

28-10-2014

34 000-XIII-33

Onderhanden, zie Kamerstuk

(D66)

Business Bank te zien als een

   

32 637, nr. 162.

Vos, Jan C. (PvdA)

inspiratiebron voor de manier

     
 

waarop Nederlandse ondernemers

     
 

in de financiering van hun eigen

     
 

vermogen en vreemd vermogen

     
 

kunnen worden voorzien.

     

Tongeren, drs. L.

Verzoekt de regering, te onder-

28-10-2014

34 000-XIII-40

Afgedaan.

van (GL)

zoeken hoe het aandeel innovatie-

   

Kamerstuknummer 33 043, nr.

 

subsidies dat bijdraagt aan de

   

42, d.d. 18 juni 2015

 

verduurzaming vergroot kan

     
 

worden.

     

Ouwehand, E.

Verzoekt de regering, te bezien

28-10-2014

34 000-XIII-55

Onderhanden.

(PvdD)

welke rol de Nederlandse

   

De Tweede Kamer is met

Graus, D.J.G.

Mededingingsautoriteit kan spelen

   

Kamerstukken II 22 112, nr.

(PVV)

bij het aanpakken van ongewenste

   

1984, d.d. 8 juni 2015

Dijkgraaf, prof. dr.

overschrijding van wettelijke

   

geïnformeerd dat er een

E. (SGP)

betalingstermijnen voor trans-

   

onderzoek wordt gedaan naar

Gesthuizen,

acties tussen bedrijven onderling.

   

de aard van de problematiek.

S.M.J.G. (SP)

     

Voorde begrotingsbehan-

Tongeren, drs. L.

     

deling zal de Tweede Kamer

van (GL)

     

worden geïnformeerd over het

Verhoeven, K.

     

vervolg.

(D66)

       

Schouten, C.J.

       

(CU)

       

Mulder, Agnes H.

       

(CDA)

       

Schouten, C.J.

Verzoekt de regering, samen met

28-10-2014

34 000-XIII, nr.

Afgedaan.

(CU)

de grensregio's een economische

 

36

Brief aan de Tweede Kamer

Mulder, Agnes H.

agenda voor de grensregio's op te

   

d.d. 17 juli 2015 inzake

(CDA)

stellen, met daarin voorstellen om

   

Grensoverschrijdende

 

ondernemerschap te stimuleren,

   

samenwerking op het gebied

 

de belemmeringen in wet- en

   

van economie en arbeid.

 

regelgeving voor de arbeidsmarkt

     
 

en de economie weg te nemen en

     
 

de Kamer hierover in het voorjaar

     
 

van 2015 te informeren.

     

Öztürk, S. (GrKÖ)

Verzoekt de regering, data voor en

28-10-2014

34 000-XIII-25

Onderhanden.

 

over ambachtsbranches te

   

De Tweede Kamer wordt

 

behouden en periodiek te updaten;

   

hierover in september 2015

 

verzoekt de regering tevens,

   

geïnformeerd.

 

daartoe in overleg te gaan met

     
 

(vertegenwoordigers dan wel

     
 

samenwerkingsverbanden van) de

     
 

brancheorganisaties en overige

     
 

kenniscentra op het gebied van

     
 

ambachten om specifieke

     
 

behoeften en de invulling daarvan

     
 

te inventariseren en daarover aan

     
 

de Kamer te rapporteren voor het

     
 

einde van het jaar.

     

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015-2016, 34 300 XIII, nr. 2

193

 

Indiener(s)

Omschrijving

Datum stemming

Kamerstuk

Stand van zaken

Geurts, J.L. (CDA)

Verzoekt de regering, de besteding van interne begrotingsreserves van artikel 16 voor 2014 en volgende jaren inzichtelijk te maken.

04-11

■2014

34 000-XIII-64

Afgedaan.

In de suppletoire begrotingswetsvoorstellen (1e en 2e suppletoire begroting) van EZ zijn de geraamde mutaties (onttrekkingen en stortingen) in de interne begrotingsreserves inzichtelijk gemaakt.

Dijkgraaf, prof. dr.

Verzoekt de regering, de volgende

04-11

■2014

34 000-XIII-63

Afgedaan.

E. (SGP)

onderwerpen ook op de agenda te

     

Kamerstuk 28 286, nr. 776,

Geurts, J.L. (CDA)

zetten bij deze top:-omgaan met vlees van gevaccineerde dieren en de financiële gevolgen voor individuele veehouders bij dierziekte-uitbraken;-en de toelating van eieren uit derde landen in de Europese Unie met lagere dierenwelzijnseisen dan minimaal vereist in de Europese Unie.

     

d.d.14 december 2014 over de uitkomsten van de dierenwel-zijnsconferentie.

Lodders, W.J.H.

Verzoekt de regering, het

04-11

■2014

34 000-XIII-60

Afgedaan.

(VVD)

experiment «Regels wieden» te starten waar belangenorganisaties, maar bovenal de individuele ondernemers, in een platform hun suggesties voor verbeteringen van overbodige regels, conflicterende regelgeving of onpraktische procedures in de land- en tuinbouw en visserij kunnen melden; verzoekt de regering tevens, de uitkomsten en concrete suggesties van het experiment «Regels wieden» binnen een jaar met de Kamer te delen.

     

Kamerstuk 29 515, nr. 360, d.d. 28 april 2015

Leenders, H.J.M.

Verzoekt de regering, te komen

04-11

■2014

34 000-XIII-65

Onderhanden.

(PVDA)

met een voedselvisie en daar het WRR-rapport Naar een voedsel-beleid bij te betrekken.

     

Zoals aangegeven in de Kamerbrief van 3 juni 2015 (TK 31 532, nr 149) wordt de reactie rond het zomerreces aan de Kamer gestuurd.

Thieme, mr. M.L.

Verzoekt de regering, een

04-11

■2014

34 000-XIII-84

Afgedaan.

(PvdD)

einddatum vast te stellen waarop het couperen van biggenstaartjes in Nederland beëindigd moet zijn.

     

De Kamer is geïnformeerd met de brieven van 4 april 2014 (TK

2013- 2014 28 286, nr. 729), 2 december 2014 (TK

2014- 2015 28 286, nr. 773) en 30 maart 2015 (28 286, nr. 799).

Graus, D.J.G.

Verzoekt de regering, de aange-

04-11

■2014

34 000-XIII-82

Afgedaan.

(PVV)

nomen motie stromest (33 037, nr.

     

Kamerstuk 33 037, nr. 54, d.d.

Dijkgraaf, prof. dr.

  • 127) 
    op de kortst mogelijke termijn
     

10 november 2014

E. (SGP)

uit te voeren.

       

Lodders, W.J.H.

         

(VVD)

         

Dik-Faber, R.K.

         

(CU)

         

Geurts, J.L. (CDA)

         

Klaveren, drs. J.J.

         

van (GrBvK)

         

Vliet, mr. R.A. van

         

(VAN VLIET)

         

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015-2016, 34 300 XIII, nr. 2

194

 

Indiener(s)

Omschrijving

Datum stemming

Kamerstuk

Stand van zaken

Klaver, J.F. (GL)

Verzoekt de regering, de ontwikke-

04-11

■2014

34 000-XIII-81

Afgedaan.

 

laars van de Marker Wadden te

     

Kamerstuk 33 576, nr. 45, d.d.

 

helpen bij de verdere realisatie van

     

26 juni 2015

 

dit unieke project, bijvoorbeeld

       
 

door te zorgen dat TKI-gelden

       
 

gebruikt kunnen worden voor de

       
 

ontwikkeling van de Marker

       
 

Wadden.

       

Klaver, J.F. (GL),

Verzoekt de regering, regelgeving

04-11

■2014

34 000-XIII-80

Onderhanden.

Thieme, mr. M.L.

voor te bereiden of afspraken te

     

De Kamer is met de brieven

(PvdD)

maken om te zorgen voor

     

van 29 maart (TK 33979-73) en

Gerven, drs. H.P.J.

weidegang voor alle Nederlandse

     

14 juli jl. (TK 33979-99)

van (SP)

koeien.

     

geïnformeerd over de inzet van

         

het kabinet om weidegang te

         

stimuleren.

Klaver, J.F. (GL)

Verzoekt de regering, bij de

04-11

■2014

34 000-XIII-77

Afgedaan.

Dik-Faber, R.K.

volgende update van de Monitor

     

Kamerstuknummer 34 087, nr.

(CU)

Voedselverspilling (met daarin

     

3, d.d. 23 april 2015

 

cijfers over 2013) in overleg met

       
 

de Alliantie Verduurzaming

       
 

Voedsel met concrete maatregelen

       
 

te komen om voedselverspilling

       
 

tegen te gaan, indien blijkt dat

       
 

geen significante verbetering is

       
 

opgetreden ten opzichte van 2012.

       

Lodders, W.J.H.

Verzoekt de regering, vanuit de

04-11

■2014

34 000-XIII-75

Onderhanden.

(WD)

ministeries van EZ en OCW in

     

De beleidsreactie van het

Veldhoven, S. van

kaartte brengen wat de voor- en

     

kabinet verschijnt tezamen met

(D66)

nadelen zijn van de huidige

     

de bijbehorende rapporten

 

situatie en te onderzoeken op

     

voor de begrotingsbehan-

 

welke wijze het onderwijs in de

     

deling.

 

toekomst het best in de begroting

       
 

kan worden ondergebracht;

       
 

verzoekt de regering voorts, de

       
 

Kamer over de uitkomsten van dit

       
 

onderzoek te informeren voor het

       
 

zomerreces van 2015.

       

Veldhoven, S. van

Verzoekt de regering, actiefin te

04-11

■2014

34 000-XIII-74

Onderhanden.

(D66)

zetten op kennisontwikkeling voor

     

De Tweede Kamer wordt

Geurts, J.L. (CDA)

de veredeling en teeltoptimalisatie

     

hierover geïnformeerd d.m.v.

 

van eiwitgewassen.

     

de kabinetsreactie op het

         

rapport van de WRR «Naar een

         

Voedselbeleid», welke rond het

         

zomerreces aan de Kamer

         

wordt gestuurd.

Jacobi, L. (PvdA)

Verzoekt de regering om, dit gilde

04-11

■2014

34 000-XIII-66

Onderhanden.

 

van de traditioneel werkende

       
 

herders te steunen; verzoekt de

       
 

regering tevens om, middelen te

       
 

zoeken voor een bijdrage in de

       
 

kosten die deze traditionele

       
 

herders maken om hun cultuurhis-

       
 

torische waarde in stand te

       
 

houden in aanvulling op de

       
 

bekostiging van het natuurbeheer

       
 

(SNL).

       

Graus, D.J.G.

Verzoekt de regering, te bezien of

04-11

■2014

34 000-XIII-70

Afgedaan.

(PW)

naast onze eeuwenoude (natuur-

     

Kamerstuk 33 348, nr. 11 en 21,

Dijkgraaf, prof. dr.

lijke) bejaag- en verjaagmethoden

     

resp. d.d. 11 december 2014 en

E. (SGP)

middels de valk en havik, ook de

     

27 mei 2015

 

buizerd en arend kunnen worden

       
 

opgenomen in het huidige

       
 

opleidingsstelsel van valkerij-akte.

       

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015-2016, 34 300 XIII, nr. 2

195

 

Indiener(s)

Omschrijving

Datum stemming

Kamerstuk

Stand van zaken

Graus, D.J.G.

Verzoekt de regering, zich blijvend

04-11-2014

34 000-XIII-94

Afgedaan.

(PVV)

en maximaal in te spannen hoe we

   

Kamerstuk 33 037, nr. 145, d.d.

Dijkgraaf, prof. dr.

primaire levensbehoeften als zeer

   

24 februari 2015

E. (SGP)

schaarse fosfaten kunnen

     

Geurts, J.L. (CDA)

extraheren, scheiden en opslaan

     
 

uit dierlijke afvalstoffen en voor de

     
 

inzet van concentraten als

     
 

kunstmestvervanger en de Kamer

     
 

zo spoedig mogelijk over de

     
 

voortgang te rapporteren.

     

Tongeren, drs. L.

Verzoekt de regering om met de

11-11-2014

33 529, nr. 89

Afgedaan.

van (GL)

Provincie Groningen, de initiatief-

   

Kamerstukken II 2014/2015,

Veldhoven, S. van

nemers van de Stroomversnelling

   

33 529, nr. 96, d.d. 9 februari

(D66)

en met alle overige betrokken

   

2015

Dik-Faber, R.K.

partijen ervoor te zorgen dat het

     

(CU)

Noorden een grootschalige pilot

     

Vos, Jan C. (PvdA)

kan worden voor nieuwe

     
 

concepten van zeer energiezuinige

     
 

dan wel Co2- neutrale bouw, en

     
 

daarmee gelijktijdig de werkgele-

     
 

genheid in Noord-Nederland

     
 

blijvend te versterken.

     

Dikkers, drs. ing.

Roept de regering op, te laten

25-11-2014

33 979, nr. 52

Afgedaan.

S.W. (PvdA)

berekenen wat de effecten zijn van

   

Kamerstuk 33 979 , nr. 70, d.d.

Smaling, E.M.A.

verschillende kilo-per-

   

11 december 2014

(SP)

hectarescenario's of equivalente

     
 

routes met dezelfde milieuef-

     
 

fecten, blijvend binnen het

     
 

fosfaatplafond, zowel op econo-

     
 

misch gebied als voor grondge-

     
 

bondenheid; roept de regering

     
 

vervolgens op, na overleg met

     
 

bedrijfsleven en maatschappelijke

     
 

organisaties, vóór behandeling

     
 

van het wetsvoorstel in de Eerste

     
 

Kamer met een hoofdlijnenbrief de

     
 

Tweede Kamer te informeren hoe

     
 

de AMvB ingevuld zal worden.

     

Leegte, R.W.

Verzoekt de regering, dit samen-

27-11-2014

34 000 XIII, nr.

Afgedaan.

(VVD)

hangende plan van aanpak samen

 

108

Kamerstukken II 2014/2015,

Vos, Jan C. (PvdA)

met de relevante partijen van het

   

30 196, nr. 305, d.d. 2 april

 

energieakkoord op te stellen en

   

2015

 

voor 1 april 2015 naar de Kamer te

     
 

sturen.

     

Leegte, R.W.

Verzoekt de regering: in de verdere

27-11-2014

34 000 XIII, nr.

Afgedaan.

(VVD)

uitwerking van de zesde variant

 

130

Kamerstukken II 2014/2015,

Vos, Jan C. (PvdA)

voor de locatie N33 in overleg met

   

33 612, nr. 49, d.d. 3 april 2015

Vries, Albert A. de

de provincie Groningen eventuele

     

(PvdA)

hinder en schade voor bewoners

     
 

zo veel mogelijk te voorkomen en

     
 

te beperken; in de verdere

     
 

uitwerking van het plangebied

     
 

Veenkoloniën, conform de eerder

     
 

door de Kamer aangenomen

     
 

motie, zo veel mogelijk rekening te

     
 

houden met de door de provincie

     
 

Drenthe vastgestelde gebiedsvisie

     
 

en bij de verdere uitwerking

     
 

daarvan in te zetten op het

     
 

voorkomen en beperken van

     
 

eventuele hinder en schade voor

     
 

de bewoners in de bovenge-

     
 

noemde woonkernen.

     

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015-2016, 34 300 XIII, nr. 2

196

 

Indiener(s)

Omschrijving

Datum stemming

Kamerstuk

Stand van zaken

Tongeren, drs. L.

Verzoekt de regering, af te zien van

27-11-2014

34 000 XIII, nr.

Afgedaan.

van (GL)

besteding of voorbereidende

 

120

Kamerstukken II 2014/2015,

Dik-Faber, R.K.

activiteiten voor besteding van

   

31 239, nr. 184, d.d. 9 januari

(CU)

SDE+ in het buitenland.

   

2015

Veldhoven, S. van

Verzoekt de regering om, een

27-11-2014

34 000 XIII, nr.

Onderhanden.

(D66)

inschatting te maken van de

 

115

 
 

hoeveelheid geld voor funda-

     
 

menteel en toegepast onderzoek

     
 

die de komende tien jaar nodig is

     
 

voor het behalen van de

     
 

2050-doelstellingen, en dat af te

     
 

zetten tegen huidige geldstromen.

     

Veldhoven, S. van

Verzoekt de regering, onderzoek te

27-11-2014

34 000 XIII, nr.

Onderhanden.

(D66)

laten doen naar de mogelijkheden

 

132

Momenteel bevinden een

 

en baten van gelijkstroom en de

   

proeftuin en een Green Deal

 

uitkomst hiervan met de Kamer te

   

op het gebied van gelijkstroom

 

delen.

   

zich in de afrondende fase. De

       

resultaten hiervan zullen

       

worden benut bij de uitvoering

       

van de motie.

Smaling, E.M.A.

Verzoekt de Minister, gedurende

16-12-2014

33 952, nr. 29

Afgedaan.

(SP)

deze periode ook geen proefbo-

 

(was nr. 28)

Kamerstukken II 2014/2015,

 

ringen te laten plaatsvinden.

   

33 952, nr. 30, d.d. 11 februari

       

2015 en Kamerstukken II

       

2014/2015, 33 952, nr. 32, d.d.

       

10 juli 2015

Jacobi, L. (PvdA)

Verzoekt de regering, de provin-

16-12-2014

33 576, nr. 21

Onderhanden.

Heerema, R.J.

ciale vrijstellingslijst te evalueren

   

In Kamerstuk 33 348, nr. 18,

(WD)

en aan te passen opdat deze beter

   

d.d. 29 mei 2015 geïnformeerd

 

aansluit bij de voorkomende

   

over de voortgang.

 

overlast en/of schade, zoals die

     
 

van steenmarters, zilvermeeuwen

     
 

en kleine mantelmeeuwen.

     

Jacobi, L. (PvdA)

Verzoekt de regering om, binnen

16-12-2014

33 576, nr. 22

Afgedaan.

Heerema, R.J.

de PKB PMR, in lijn met het

   

Kamerstuk 33 576, nr. 46,

(WD)

advies-Veerman, creatief invulling

   

13 juli 2015.

 

te geven aan de integrale opgave

     
 

voor het Buijtenland van Rhoon.

     

Graus, D.J.G.

Verzoekt de regering, ten aanzien

16-12-2014

33 576, nr. 23

Onderhanden.

(PW)

van de Engbertsdijksvenen het

     

Dijkgraaf, prof. dr.

mogelijk te maken dat maximaal

     

E. (SGP)

gebruikgemaakt kan worden van

     

Geurts, J.L. (CDA)

de mogelijkheden van het

     

Heerema, R.J.

omwisselbesluit om zodoende

     

(WD)

alternatieven goed in te kunnen

     
 

vullen; verzoekt de regering

     
 

voorts, hierover in overleg te

     
 

treden met belanghebbenden, de

     
 

Kamer over de uitkomsten te

     
 

informeren en tot die tijd geen

     
 

onomkeerbare beslissingen te

     
 

nemen.

     

Ouwehand, E.

Verzoekt de regering, ook de

16-12-2014

33 576, nr. 25

Onderhanden.

(PvdD)

andere provincies te wijzen op de

     
 

bevindingen in Gelderland en hen

     
 

te wijzen op hun verantwoorde-

     
 

lijkheid voor de Natura

     
 

2000-doelen, die inhoudt dat

     
 

teelten met een hoog bestrijdings-

     
 

middelengebruik in de werkings-

     
 

sfeer van Natura 2000-gebieden

     
 

aan een passende beoordeling

     
 

moeten worden onderworpen.

     

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015-2016, 34 300 XIII, nr. 2

197

 

Indiener(s)

Omschrijving

Datum stemming

Kamerstuk

Stand van zaken

Jacobi, L. (PvdA)

Verzoekt de regering, de

16-12-2014

33 576, nr. 37

Afgedaan.

Dik-Faber, R.K.

monitoring van zoutwinning

 

(was nr. 27)

Kamerstuk 32 849, nr. 38, d.d.

(CU)

minstens van gelijke zwaarte te laten zijn als de monitoring van gaswinning, zodat monitoring daadwerkelijk kan plaatsvinden volgens het hand-aan-de-kraanprincipe.

   

12 mei 2015

Jacobi, L. (PvdA)

Verzoekt de regering, in de

16-12-2014

33 576, nr. 38

Afgedaan.

Dik-Faber, R.K.

vergunning voor zoutwinning aan

 

(was nr. 28)

Kamerstuk 32 849, nr. 38, d.d.

(CU)

Frisia vergelijkbare monitoring-voorwaarden op te leggen als die er gesteld zijn in de vergunning voor de gaswinning.

   

12 mei 2015

Jacobi, L. (PvdA)

Verzoekt de regering, met het oog

16-12-2014

33 576, nr. 29

Afgedaan.

Veldhoven, S. van

op de doelmatige inzet van

   

Kamerstuk 30 825, nr. 214, d.d.

(D66)

rijksmiddelen, concrete, kwalitatieve afspraken te maken met elke provincie over de doelen die met de inzet van de rijksmiddelen gehaald dienen te worden, en daarop bij de driejaarlijkse doorlichting van het Natuurpactte toetsen.

   

24 maart 2015

Geurts, J.L. (CDA)

Verzoekt de regering, niet in te stemmen met het huidige voorstel voor managementzones Natura 2000 voor de Doggersbank, ten aanzien van het Nederlandse deel van de Doggersbank managementzones vast te stellen zoals recentelijk voorgesteld door de visserijsector, waarmee ecologisch kwetsbare gebieden en de gevolgen voor de visserij worden beperkt, en er bij het Verenigd Koninkrijk op aan te dringen eveneens het voorstel van de visserijsector over te nemen.

16-12-2014

33 576, nr. 36

Afgedaan.

Kamerbrief 33 576-42, d.d. 14 april 2015

Smaling, E.M.A.

Verzoekt de regering in kaart te

18-12-2014

27 858, nr. 283

Afgedaan.

(SP)

brengen hoe groot het gat is tussen laboratorium, collegezaal en praktijk en aan te geven welke stappen gezet zullen worden om dit beter op elkaar aan te laten sluiten.

   

Kamerstuk 27 858, nr. 309, d.d. 12 mei 2015

Leenders, H.J.M.

Verzoekt de regering om in overleg

18-12-2014

27 858, nr. 291

Onderhanden.

(PVDA)

met de sector te treden om te komen tot een betere vorm van informatieverschaffing naar omwonenden over toepassing van Metam-Natrium, waarmee zij de kans krijgen maatregelen te nemen tegen eventuele negatieve effecten op hun gezondheid, en daarover de Kamer te informeren

   

De Tweede Kamer is op 10 juli 2015 d.m.v. Kamerstuk 27 858-323 geïnformeerd over de voortgang van de uitvoering van deze motie.

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015-2016, 34 300 XIII, nr. 2

198

 

Indiener(s)

Omschrijving

Datum stemming

Kamerstuk

Stand van zaken

Dijkgraaf, prof. dr.

Verzoekt de regering zich, in

18-12-2014

27 858, nr. 287

Onderhanden.

E. (SGP)

overleg met LTO en Bionext, in

   

De Tweede Kamer is op 10 juli

Dik-Faber, R.K.

Europees verband in te zetten voor

   

jl. d.m.v. Kamerstuk 27 858-323

(CU)

een versnelling van de registratie

   

geïnformeerd over de

 

van basisstoffen, waarbij de

   

voortgang van de uitvoering

 

registraties van specifieke

   

van deze motie.

 

basisstoffen en de daarmee

     
 

gepaard gaande lasten tussen

     
 

landen worden verdeeld, en de

     
 

Kamer voor het meireces te

     
 

informeren over de voortgang.

     

Dekken, T.R. van

Verzoekt de regering, in overleg

20-01-2015

28 973, nr. 152

Onderhanden.

(PvdA)

met de retailsector het stunten met

     

Dikkers, drs. ing.

goedkoop vlees te stoppen.

     

S.W. (PvdA)

       

Veldhoven, S. van

Verzoekt de regering, bij de

20-01-2015

30 196, nr. 277

Onderhanden.

(D66)

maatregelen die uit het energieak-

   

De Tweede Kamer wordt

Leegte, R.W.

koord voortvloeien concreet in

   

hierover begin 2016 geïnfor-

(WD)

euro's aan te geven wat de kosten

   

meerd.

 

per vermeden ton C02 van de

     
 

maatregel zijn.

     

Ouwehand, E.

Verzoekt de regering, in alle

20-01-2015

30 196, nr. 278

Afgedaan.

(PvdD)

relevante begrotingen een

   

In artikel 14 van de

Tongeren, drs. L.

herkenbare regel op te nemen

   

EZ-begroting voor 2016 is een

van (GL)

waarin de maatregelen die uit het

   

overzicht opgenomen. De

Veldhoven, S. van

energieakkoord voortvloeien

   

begrotingen van lenM en

(D66)

worden gepresenteerd; verzoekt

   

WenR bevatten verwijzingen

Leegte, R.W.

de regering tevens, in de

   

naar dit overzicht.

(WD)

begroting van het Ministerie van

     

Klever, R.J. (PW)

EZ een totaaloverzicht van alle

     

Mulder, Agnes H.

maatregelen van alle ministeries

     

(CDA)

vanwege het energieakkoord op te

     

Vos, Jan C. (PvdA)

nemen.

     

Smaling, E.M.A.

       

(SP)

       

Veldhoven, S. van

Spreekt uit dat de vrijstelling van

20-01-2015

30 196, nr. 281

Onderhanden.

(D66)

de kolenbelasting wordt

   

De AMvB ter vaststelling van

Vos, Jan C. (PvdA)

ingetrokken indien per 1-1-2016 de

   

de rendementseisen voor

 

afgesproken drie kolencentrales en

   

kolencentrales is voor advies

 

per 1-7-2017 de twee overgebleven

   

voorgelegd aan de Raad van

 

kolencentrales niet zijn gesloten.

   

State.

Veldhoven, S. van

Verzoekt de regering om, de

20-01-2015

30 196, nr. 283

Afgedaan.

(D66)

energiebedrijven en de milieuor-

   

Kamerstukken II 2014/2015,

Vos, Jan C. (PvdA)

ganisaties nogmaals te verzoeken

   

30 196, nr. 300, d.d. 18 maart

 

om met elkaar in gesprek te gaan

   

2015

 

en uiterlijk voor 1 maart tot

     
 

overeenstemming te komen;

     
 

verzoekt de regering tevens om,

     
 

subsidies uit de SDE+ tot die tijd

     
 

niet beschikbaar te stellen voor de

     
 

meestookvan biomassa.

     

Jacobi, L. (PvdA)

Verzoekt, de regering om, met in

20-01-2015

30 196, nr. 287

Afgedaan.

Monasch, drs. MA

achtneming van de doelen uit het

 

(was 282 + 286)

Kamerstukken II 2014/2015,

J.S. (PvdA)

energieakkoord, zo veel mogelijk

   

33 612, nr. 49, d.d. 3 april 2015

Vos, Jan C. (PvdA)

rekening te houden met de

     

Vries, Albert A. de

gewenste variant van de provincie

     

(PvdA)

Friesland over de inpassing van

     
 

windmolens in het IJsselmeer c.q.

     
 

op of langs de Afsluitdijk.

     

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015-2016, 34 300 XIII, nr. 2

199

 

Indiener(s)

Omschrijving

Datum stemming

Kamerstuk

Stand van zaken

Dikkers, drs. ing.

Verzoekt de regering, zich bij de

27-01-2015

26 991, nr. 459

Afgedaan.

S.W. (PvdA)

Europese Commissie in te

   

Nederland heeft per brief op

Lodders, W.J.H.

spannen voor (meer) onaangekon-

   

23 juni 2015 de Europese

(WD)

digde controles door de FVO.

   

inspectiedienst FVO aandacht gevraagd voor de inspectiemissies in derde landen inzake paardenvlees en het belang van onaangekondigde controles hierbij. Zie ook Kamerbrief 28 286 nr. 776, d.d. 2 juni 2015.

Jacobi, L. (PvdA)

Verzoekt de regering, mede aan de

27-01-2015

33 888, nr. 8

Onderhanden.

Bashir, F. (SP)

hand van buitenlandse

   

Er heeft dit voorjaar overleg

Helvert, M.J.F.

voorbeelden en de resultaten van

   

tussen EZ en het IPO plaatsge-

van (CDA)

de evaluatie van de Natuur-schoonwet 1928, te onderzoeken in welke vorm de toegankelijkheid van paden in beheer bij boeren en andere particuliere eigenaren het beste in Nederland georganiseerd kan worden; verzoekt de regering tevens, zich samen met het Interprovinciaal Overleg (IPO) in te spannen voor het zo veel mogelijk uniformeren en structureel maken van regelingen op dit terrein; verzoekt de regering voorts, de voorwaarden bij de regelingen beter uit te werken ten bate van logische doorgaande routes waarbij de toegankelijkheid niet nodeloos beperkt wordt.

   

vonden over de uitvoering van de Boerenlandwandelpadenre-geling. De Kamer wordt over de uitkomsten hiervan in het najaar geïnformeerd.

Liefde, B.C. de

Verzoekt de regering, te onder-

29-01-2015

34 024, nr. 17

Onderhanden.

(WD)

zoeken hoe postzegels met verschillende snelheden en prijzen binnen de UPD gerealiseerd kunnen worden.

   

De Tweede Kamer wordt voor het einde van het jaar geïnformeerd over de uitkomst.

Vos, Mei Li (PvdA)

Verzoekt de Minister, te onderzoeken hoe de aansprakelijkheid bij zoekgeraakte aangetekende brieven kan worden aangepast naar een reëler bedrag, bijvoorbeeld door het introduceren van meerdere categorieën aangetekende brieven.

29-01-2015

34 024, nr. 19

Afgehandeld.

Kamerstukken II 2014/2015, 34 024, nr. 28, d.d. 2 juni 2015

Geurts, J.L. (CDA)

Verzoekt de regering de mogelijk-

10-02-2015

21 501-32, nr.

Afgedaan.

Jacobi, L. (PvdA)

heden te onderzoeken voor een noodfaciliteit via het Borgstellingsfonds voor de getroffen gebieden; verzoekt voorts in overleg te treden met de diverse betrokken overheden, zoals de provincies voor de mogelijkheden voor financiële steun via bijvoorbeeld het Faunafonds.

 

829 (was 823)

Kamerstuknummer 27 858 nr. 298, d.d. 13 maart 2015

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015-2016, 34 300 XIII, nr. 2

200

 

Indiener(s)

Omschrijving

Datum stemming

Kamerstuk

Stand van zaken

Ouwehand, E.

Verzoekt de regering om schadeaf-

12-02-2015

33 529, nr. 122

Onderhanden.

(PvdD)

handeling van aardbevingsschade

     

Tongeren, drs. L.

en bodemdaling en versterking

     

van (GL)

van het onroerend goed zoveel

     

Veldhoven, S. van

mogelijk integraal af te handelen.

     

(D66)

       

Dik-Faber, R.K.

       

(CU)

       

Klever, R.J. (PW)

       

Mulder, Agnes H.

       

(CDA)

       

Smaling, E.M.A.

       

(SP)

       

Bosnian, André

Verzoekt de regering, bij de

12-02-2015

33 529, nr. 104

Onderhanden.

(VVD)

beslissing van 1 juli de maatschap-

   

De Tweede Kamer is op 23 juni

Vos, Jan C. (PvdA)

pelijke effecten voor de inwoners

   

jl. d.m.v. Kamerstuk 33 529-174

 

mee te wegen, en niet alleen de

   

geïnformeerd over de

 

veiligheid en de winning, als

   

voortgang van de uitvoering

 

vergelijkbaar met een MKBA.

   

van deze motie.

Bosman, André

Verzoekt de regering, voor de

12-02-2015

33 529, nr. 116

Afgedaan.

(VVD)

gaswinning na 1 juli een winnings-

   

Kamerstukken II, 33 529 nr.

Vos, Jan C. (PvdA)

besluit voor te bereiden dat uitgaat

   

174, 23 juni 2015

 

van het laagst mogelijke niveau

     
 

gaswinning dat noodzakelijk is

     
 

voorde leveringszekerheid en de

     
 

veiligheid; verzoekt de regering

     
 

tevens, inzichtelijk te maken hoe

     
 

de gaswinning na 1 januari 2016

     
 

nog verder verlaagd kan worden.

     

Ouwehand, E.

Verzoekt de regering:- ervoor zorg

12-02-2015

33 529, nr. 107

Onderhanden.

(PvdD)

te dragen dat de NAM de kosten

   

De Tweede Kamer wordt

Tongeren, drs. L.

voor behoud en herstel van

   

hierover geïnformeerd in het

van (GL)

monumentaal erfgoed betaalt;- bij

   

meerjarenprogramma van de

Veldhoven, S. van

herstel en behoud niet slechts

   

Nationaal Coördinator

(D66)

economische afwegingen, maar

   

Groningen, dat eind december

Dik-Faber, R.K.

ook de monumentale waarde en

   

2015 naar de Kamer wordt

(CU)

de waarde voor het landelijk

   

gestuurd.

 

gebied en de identiteit van

     
 

Groningen mee te wegen;- zorg te

     
 

dragen voor een speciaal team bij

     
 

de Nationaal Coördinator

     
 

Groningen voor het herstel en de

     
 

preventie van schade aan

     
 

monumenten en erfgoed.

     

Tongeren, drs. L.

Constaterende dat de Onder-

10-03-2015

33 529, nr. 125

Afgedaan.

van (GL)

zoeksraad Voor Veiligheid vijf

   

Kamerstukken II 2014/2015,

Veldhoven, S. van

aanbevelingen doet om het

   

33 529, nr. 143 d.d. 2 april 2015

(D66)

veiligheidsbelang te versterken,

     

Mulder, Agnes H.

om onzekerheid te erkennen en

     

(CDA)

om beter te communiceren;

     

Öztürk, S. (GrKÖ)

verzoekt de regering, alle

     

Smaling, E.M.A.

aanbevelingen over te nemen.

     

(SP)

       

Krol, H. (50PLUS)

       

Slob, drs A. (CU)

Overwegende dat de Onder-

10-03-2015

33 529, nr. 138

Afgedaan.

Bosman, André

zoeksraad Voor Veiligheid

   

Kamerstukken II 2014/2015,

(VVD)

concludeert dat bij de gaswinning

   

33 529, nr. 143 d.d. 2 april 2015

Dijkgraaf, prof. dr.

betrokken partijen niet zorgvuldig

     

E. (SGP)

zijn omgegaan met de veiligheid

     

Vos, Jan C. (PvdA)

van bij de gaswinning betrokken

     
 

burgers; verzoekt het kabinet, alle

     
 

aanbevelingen over te nemen en

     
 

daarover zo spoedig mogelijk,

     
 

doch uiterlijk binnen zes weken,

     
 

aan de Kamer te rapporteren.

     

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015-2016, 34 300 XIII, nr. 2

201

 

Indiener(s)

Omschrijving

Datum stemming

Kamerstuk

Stand van zaken

Tongeren, drs. L.

Verzoekt de regering om, ruim

26-03-2015

34 058, nr. 31

Onderhanden.

van (GL)

voor de behandeling van STROOM

     

Veldhoven, S. van

de Kamer een overzicht van de

     

(D66)

gevolgen van de voorgenomen

     

Dik-Faber, R.K.

kostenverrekening te sturen met in

     

(CU)

ieder geval de volgende gegevens:

     

Klever, R.J. (PW)

de financiële gevolgen voor

     

Mulder, Agnes H.

huishoudens en bedrijven van een

     

(CDA)

kostenverrekening via de SDE+ in

     

Smaling, E.M.A.

vergelijking met een kostenverre-

     

(SP)

kening via de netwerktarieven; de

     
 

gevolgen van een kostenverre-

     
 

kening via de SDE+ voor het

     
 

budget van de SDE+ dat

     
 

beschikbaar is voor duurzame-

     
 

energiedoelstellingen en het

     
 

mogelijk effect op het aandeel

     
 

duurzame energie dat met het

     
 

huidige voorgenomen budget

     
 

gerealiseerd kan worden.

     

Ouwehand, E.

Verzoekt de regering, de Kamer

26-03-2015

34 058, nr. 33

Afgedaan.

(PvdD)

mede te delen wat de totale

   

Brief aan de Tweede Kamer

Tongeren, drs. L.

investeringskosten en operationele

   

d.d. 22 juli 2015 inzake

van (GL)

kosten van het net op zee zijn en

   

Actualisatie kosten netwerk op

Veldhoven, S. van

van het net naar de eerste kavel

   

zee.

(D66)

Borssele.

     

Dik-Faber, R.K.

       

(CU)

       

Klever, R.J. (PW)

       

Mulder, Agnes H.

       

(CDA)

       

Veldhoven, S. van

Verzoekt de regering om, deze

26-03-2015

34 058, nr. 30

Onderhanden.

(D66)

zaken nader te onderzoeken en de

     

Mulder, Agnes H.

resultaten daarvan uiterlijk voor

     

(CDA)

het voorgenomen besluit over de

     
 

locaties van de windmolenparken

     
 

naar de Kamer te sturen.

     

Dik-Faber, R.K.

Verzoekt de regering, bij het

26-03-2015

34 058, nr. 29

Afgedaan.

(CU)

ontwikkelen van de kavelbesluiten

   

Kamerstukken II 2014/2015,

 

in een vroeg stadium te

   

33 561, nr. 19 d.d. 19 mei 2015

 

overleggen met de belangheb-

     
 

benden over medegebruik van de

     
 

Noordzee en de mogelijkheid te

     
 

geven om voorstellen te doen om

     
 

de schade te minimaliseren of het

     
 

medegebruik te verbeteren.

     

Ouwehand, E.

Verzoekt de regering bij mogelijke

26-03-2015

34 058, nr.23

Afgedaan.

(PvdD)

significante gevolgen van

   

Kamerstukken II 2014/2015,

Veldhoven, S. van

windmolens op Natura

   

33 561, nr. 19 d.d. 19 mei 2015

(D66)

2000-gebieden op zee te kiezen

     
 

voor mitigerende maatregelen.

     

Ouwehand, E.

Verzoekt de regering, in de

26-03-2015

34 058, nr. 24

Afgedaan.

(PvdD)

voorschriften en de subsidiere-

   

Kamerstukken II 2014/2015,

Veldhoven, S. van

geling voor windenergie op zee op

   

33 561, nr. 19 d.d. 19 mei 2015

(D66)

te nemen dat er gebruik gemaakt

     
 

wordt van minder vervuilende

     
 

manieren om roest van

     
 

windmolens te voorkomen.

     

Veen, M.S. van

Verzoekt de regering om, te

31-03-2015

32 637, nr. 172

Onderhanden, zie Kamerstuk

(WD)

onderzoeken of deze legeskosten

   

29 861, nr. 38, d.d. 17 juni 2015

 

omlaag kunnen zonder afbreuk te

     
 

doen aan het kostendekkende

     
 

karakter van deze leges.

     

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015-2016, 34 300 XIII, nr. 2

202

 

Indiener(s)

Omschrijving

Datum stemming

Kamerstuk

Stand van zaken

Vos, Mei Li (PvdA)

Verzoekt de regering om, in overleg met de regio te treden over deze werkgelegenheidsplannen, daar waar nodig ondersteuning te bieden en de Kamer hierover te rapporteren; verzoekt de regering tevens om, de ervaring die door het ministerie is opgedaan bij interventies bij andere bedrijven, zoals Nedcar, NRG, ALDEL en Thermphos, hierin mee te nemen; verzoekt de regering voorts om, na te gaan of er ruimte is op de begroting en daarbij te betrekken de niet-gereserveerde middelen en de eindejaarsreserve.

31-03-2015

32 637, nr. 171

Onderhanden.

Schouten, CJ.

Verzoekt de regering, de regio

31-03-2015

32 637, nr. 173

Onderhanden.

(CU)

Emmen-Coevorden-Hoogeveen-

 

(was 170)

 

Mulder, Agnes H.

Hardenberg te ondersteunen in het

     

(CDA)

benutten van EFRO-subsidie, INTERREG-subsidie en nationale regelingen voor het verbeteren van het vestigingsklimaat en het investeringsklimaat voor bedrijven.

     

Verhoeven, K.

Verzoekt de regering, het

21-04-2015

32 637, nr. 180

Onderhanden.

(D66)

rendement van het eerste Dutch Venture Initiative openbaar te maken en de Kamer hierover voor het einde van het jaar te informeren.

   

De Tweede Kamer zal worden geïnformeerd d.m.v. van het goedgekeurde jaarverslag dat in het 3e kwartaal van 2015 wordt verwacht.

Ziengs, E. (VVD)

Verzoekt de regering, deze inbesteding terug te draaien en zich in te spannen voor een eerlijke en transparante aanbestedingsprocedure voor haar digitaliseringswerkzaamheden.

21-04-2015

32 637, nr. 178

Zie brief van de Minister van OCWd.d. 23 juni jl.

Verhoeven, K.

Verzoekt de regering om in de

21-04-2015

32 637, nr. 177

Onderhanden.

(D66)

toekomstige voortgangsrappor-

   

Deze wijze van rapporteren zal

Ziengs, E. (VVD)

tages over regeldruk ook

   

ingaan in 2016.

Mulder, Agnes H.

systematisch en transparant te

     

(CDA)

rapporteren over de omvang van de eenmalige kosten van nieuwe of gewijzigde wet- en regelgeving en over de nalevingskosten van wet- en regelgeving met een Europese oorsprong.

     

Dekken, T.R. van

Spreekt uit dat het verbod niet

21-04-2015

28 286, nr. 802

Afgedaan.

(PvdA)

uitgebreid zal worden naar andere

   

Kamerstuk 28 286, nr 797, d.d.

Heerema, RJ.

wilde diersoorten en dat het

   

13 maart 2015

(VVD)

verbod beperkt blijft tot het circus, optochten, reclames en tentoonstellingen.

     

Geurts, J.L. (CDA)

Verzoekt de regering, de economische gevolgen van een hoogspannings-tracé mee te wegen in het Tracébesluit.

28-04-2015

29 023, nr. 190

Onderhanden.

Dik-Faber, R.K.

Verzoekt de regering om, de

28-04-2015

29 023, nr. 189

Afgedaan.

(CU)

kosten van verkabeling van hoogspanningslijnen voor de betreffende gemeenten inzichtelijk te maken en de Kamer hierover voorafgaand aan de behandeling van het wetsvoorstel STROOM te informeren.

   

Kamerstukken II 2014/2015, 29 023, nr. 198, d.d. 1 juli 2015

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015-2016, 34 300 XIII, nr. 2

203

 

Indiener(s)

Omschrijving

Datum stemming

Kamerstuk

Stand van zaken

Tongeren, drs. L.

Verzoekt de regering, te onder-

28-04-2015

34 041, nr. 33

Onderhanden.

van (GL)

zoeken of het nodig is om

     
 

belastingregels voor schenkingen

     
 

zo aan te passen dat zij geen rem

     
 

op schadevergoeding en

     
 

-preventie bij mijnbouwactiviteiten

     
 

zetten.

     

Tongeren, drs. L.

Verzoekt de regering, alle

28-04-2015

34 041, nr. 32

Onderhanden.

van (GL)

niet-bedrijfsgevoelige informatie

     

Veldhoven, S. van

van het SodM over de naleving

     

(D66)

van de relevante wetgeving

     
 

stapsgewijs openbaar te maken en

     
 

te ontsluiten via de website.

     

Dijkgraaf, prof. dr.

Verzoekt de regering, alle andere

28-04-2015

33 979, nr. 95

Afgedaan.

E. (SGP)

reële opties om de fosfaatpro-

   

Kamerstukken II 2014/2015,

Dik-Faber, R.K.

ductie door de melkveehouderij te

   

33 979, nr. 98, d.d. 2 juli 2015.

(CU)

reguleren uit te werken en de

     

Geurts, J.L. (CDA)

Kamer hierover uiterlijk eind mei

     
 

te informeren

     

Bommel, drs. H.

verzoekt de regering voor elk van

28-04-2015

29 023, nr. 194

Onderhanden.

van (SP)

de alternatieven in kaartte

     

Veldhoven, S. van

brengen in hoeverre natuur

     

(D66)

doorkruist wordt, huizen gevoelige

     

Vries, Albert A. de

bestemming worden etc, conform

     

(PvdA)

de leidende principes zoals

     

Veldman, H.S.

opgesteld in de startnotitie voor de

     

(VVD)

mer (paragraaf 3.5.2), alvorens de

     
 

keuze te maken welke alterna-

     
 

tieven in de mer zullen worden

     
 

meegenomen; verzoekt de

     
 

regering om de bewoners bij het

     
 

gehele proces van de beoordeling

     
 

te blijven betrekken en de Kamer

     
 

over de uitkomst welke alterna-

     
 

tieven in de mer worden meege-

     
 

nomen te informeren.

     

Ouwehand, E.

Verzoekt de regering, alle

28-04-2015

33 450, nr. 44

Afgedaan.

(PvdD)

vergunningsaanvragen voor

   

Kamerstukken II 2014/2015,

Tongeren, drs. L.

proefboringen of gaswinning in en

   

34 041, nr. 39 d.d. 25 april 2015

van (GL)

nabij de Waddenzee en de

     

Veldhoven, S. van

Waddeneilanden op te schorten of

     

(D66)

aan te houden, in ieder geval tot

     

Dik-Faber, R.K.

de Energievisie 2015 en

     

(CU)

aanpassing van het gasgebouw

     

Vos, Jan C. (PvdA)

met de Kamer zijn besproken.

     

Öztürk, S. (GrKÖ)

       

Smaling, E.M.A.

       

(SP)

       

Krol, H. (50PLUS)

       

Bosman, André

Verzoekt de regering om verschil-

30-04-2015

33 529, nr. 167

Onderhanden.

(VVD)

lende scenario's te onderzoeken

 

(was 150)

 

Tongeren, drs. L.

over hoe de rol van de Groningers

     

van (GL)

in de besluitvorming over de

     

Veldhoven, S. van

gasproductie in hun regio kan

     

(D66)

worden versterkt en de Kamer

     

Dik-Faber, R.K.

hierover in het najaar te infor-

     

(CU)

meren.

     

Klever, RJ. (PW)

       

Mulder, Agnes H.

       

(CDA)

       

Vos, Jan C. (PvdA)

       

Smaling, E.M.A.

       

(SP)

       

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015-2016, 34 300 XIII, nr. 2

204

 

Indiener(s)

Omschrijving

Datum stemming

Kamerstuk

Stand van zaken

Veldhoven, S. van

Verzoekt de regering om, het

30-04-2015

33 529, nr. 152

Afgedaan.

(D66)

onderzoek naar de verjaring van

   

Kamerstuk II 2013/2014,

Klever, R.J. (PW)

mijnbouwschade als uitvoering

   

32 849, nr. 21, d.d. 20 juni 2014

Mulder, Agnes H.

van de motie-Agnes Mulder

     

(CDA)

(29 023, nr. 157) voorafgaand aan

     

Smaling, E.M.A.

de voorgenomen wetswijziging

     

(SP)

van de Mijnbouwwet toe te sturen

     
 

aan de Kamer.

     

Smaling, E.M.A.

Spreekt uit dat de begrippen

30-04-2015

33 529, nr. 159

Afgedaan.

(SP)

«veiligheid», «risico» en

   

Kamerstukken II 2014/2015,

 

«onzekerheid» zodanig en in

   

33 529, nr. 143 d.d. 2 april 2015

 

zodanig begrijpelijke taal worden

     
 

gedefinieerd dat opsporings- en

     
 

winningsbesluiten hieraan

     
 

getoetst kunnen worden.

     

Tongeren, drs. L.

Verzoekt de Minister diverse opties

30-04-2015

33 529, nr. 167

Onderhanden.

van (GL)

om SodM onafhankelijker te

 

(was 155)

 

Vos, Jan C. (PvdA)

positioneren dan nu uit te werken,

     
 

waarbij voor- en nadelen

     
 

inzichtelijk worden gemaakt, en

     
 

deze opties uiterlijk na de zomer

     
 

aan de Kamer voor te leggen.

     

Vos, Jan C. (PvdA)

Verzoekt de regering, snel bouw-

30-04-2015

33 529, nr. 154

Onderhanden.

 

en veiligheidsnormen te ontwik-

     
 

kelen voor de industriële

     
 

installaties, infrastructuur en

     
 

overige bebouwing.

     

Verhoeven, K.

Verzoekt de regering, te komen tot

01-07-2015

32 637, nr. 186

Onderhanden.

(D66)

een eenduidige definitie van

   

De Tweede Kamer zal hierover

 

startups en het Nederlandse

   

worden geïnformeerd in de

 

startup-ecosysteem van startups,

   

Voortgangsrapportage

 

investeerders, incubators en

   

Bedrijfslevenbeleid die in

 

accelerators in kaartte brengen.

   

oktober 2015 wordt verstuurd.

Verhoeven, K.

Verzoekt de regering nogmaals te

01-07-2015

32 637, nr. 188

Onderhanden.

(D66)

kijken naar kwetsbaarheden voor

     
 

identiteitsfraude bij zzp'ers als

     
 

gevolg van de koppeling van het

     
 

BTW en BSN-nummer en de

     
 

vermelding van de geboortedatum

     
 

en het privéadres in het

     
 

KvK-handelsregister en de Kamer

     
 

te informeren over mogelijke

     
 

oplossingen.

     

Verhoeven, K.

Verzoekt de regering, de streef-

01-07-2015

32 637, nr. 190

Onderhanden.

(D66)

waarde van betalingen binnen 30

     

Mulder, Agnes H.

dagen bij de overheden te

     

(CDA)

verhogen van 90% naar 95%.

     

Tongeren, drs. L.

Verzoekt de regering, de impact

01-07-2015

32 637, nr. 191

Onderhanden.

van (GL)

van het valorisatieprogramma op

     
 

de kwaliteit en opbouw van

     
 

academische kennis te onder-

     
 

zoeken, bijvoorbeeld via een

     
 

steekproefsgewijze benadering.

     

Tongeren, drs. L.

Verzoekt de regering, te bezien of

01-07-2015

30 196, nr. 338

Onderhanden.

van (GL)

er systeemrisico's zijn voor

     

Vos, Jan C. (PvdA)

Nederlandse investeringsinstel-

     
 

lingen bij het beleggen in gas, olie

     
 

en kolen.

     

Veldhoven, S. van

Verzoekt de regering, de werking

01-07-2015

33 348, nr. 174

Onderhanden.

(D66)

van het nieuwe systeem in den

 

(tvv 147)

 

Dik-Faber, R.K.

brede te evalueren en de Kamer

     

(CU)

daarover te informeren.

     

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015-2016, 34 300 XIII, nr. 2

205

 

Indiener(s)

Omschrijving

Datum stemming

Kamerstuk

Stand van zaken

Geurts, J.L. (CDA)

Verzoekt de regering, provincies te

01-07-2015

33 348, nr. 127

Onderhanden.

 

ondersteunen bij het

     
 

regeldruk-luw maken van de

     
 

faunabeheerplannen en de

     
 

uitvoering daarvan.

     

Thieme, mr. M.L.

Verzoekt de regering om, dit jaar

01-07-2015

33 348, nr. 140

Onderhanden.

(PvdD)

met een plan van aanpak te komen

     

Heerema, R.J.

om de import van de jachttro-

     

(WD)

feeën, bijvoorbeeld ivoor en

     
 

tijgerhuiden, in nationaal dan wel

     
 

Europees verband aan te pakken

     
 

en de Kamer daarover te

     
 

informeren.

     

Veldhoven, S. van

Verzoekt de regering, er zorg voor

01-07-2015

33 348, nr. 146

Onderhanden.

(D66)

te dragen dat het monitorings-

     

Grashoff, R (GL)

systeem naast kwantiteit eveneens

     

Dik-Faber, R.K.

aandacht heeft voor kwaliteit;

     

(CU)

verzoekt de regering, externe

     

Smaling, E.M.A.

experts zoals de Algemene

     

(SP)

Rekenkamer en het Planbureau

     
 

voor de Leefomgeving te

     
 

betrekken bij het opstellen van het

     
 

monitoringssysteem.

     

Grashoff, R (GL)

Verzoekt de regering, in overleg te

01-07-2015

33 348, nr. 130

Onderhanden.

Leenders, H.J.M.

treden met de provincies met als

     

(PVDA)

doel voor de begrotingsbehan-

     
 

deling van 2016 met landsdek-

     
 

kende voorstellen te komen die

     
 

gericht zijn op instandhouding en

     
 

herstel van de weidevogelpopu-

     
 

laties.

     

Smaling, E.M.A.

Verzoekt de regering, warmteaan-

01-07-2015

30 196, nr. 344

Onderhanden.

(SP)

sluiting niette laten concurreren

     
 

met woningisolatie, bijvoorbeeld

     
 

volgens het model Stroomver-

     
 

snelling.

     

Vos, Jan C. (PvdA)

Verzoekt de regering, zich in te

02-07-2015

33 529, nr. 193

Onderhanden.

Smaling, E.M.A.

spannen om de chemische

   

Over de stand van zaken over

(SP)

installaties in Delfzijl met spoed

   

het aardbevingbestendig

 

aardbevingsbestendig te maken.

   

maken van industriële

       

installaties is de Kamer

       

geïnformeerd via Kamerbrief

       

33 529-174.

Bosman, André

Verzoekt de regering om in

02-07-2015

33 529, nr. 194

Onderhanden.

(VVD)

adequate bijstand te voorzien voor

   

De Tweede Kamer wordt

Vos, Jan C. (PvdA)

bewoners van het Groninger

   

hierover geïnformeerd in het

 

bevingsgebied die te maken

   

meerjarenprogramma van de

 

hebben met bevingsschade of hun

   

Nationaal Coördinator

 

woning tijdelijk of permanent

   

Groningen, dat eind december

 

dienen te verlaten en daarvoor in

   

2015 naar de Kamer wordt

 

gesprek te gaan met de Nationaal

   

gestuurd.

 

Coördinator Groningen.

     

Bosman, André

Verzoekt de regering, het SodM in

02-07-2015

33 529, nr. 195

Onderhanden.

(VVD)

overleg met risico-experts van de

     

Vos, Jan C. (PvdA)

NAM voor november tot een

     
 

goede methode voor risicoverge-

     
 

lijking te laten komen en daarbij

     
 

ook de mogelijkheid en betekenis

     
 

van berekening van het groeps-

     
 

risico in beeld te brengen.

     

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015-2016, 34 300 XIII, nr. 2

206

 

Indiener(s)

Omschrijving

Datum stemming

Kamerstuk

Stand van zaken

Gesthuizen,

Verzoekt de regering in overleg

02-07-2015

24 095, nr. 385

Onderhanden.

S.M.J.G. (SP)

met de marktpartijen te komen tot

   

De Tweede Kamer zal kort na

Verhoeven, K.

een besluit waarbij clausulering

   

het zomerreces worden

(D66)

voor landelijke kavels wordt

   

geïnformeerd over de

Liefde, B.C. de

afgeschaft, met uitzondering van

   

gesprekken die hierover

(WD)

nieuws en Nederlandstalige

   

plaatsvinden.

Mulder, Agnes H.

muziek; wijziging van eigendoms-

     

(CDA)

beperking van landelijke kavels

     

Oosenbrug, R.F.A.

van maximaal één ongeclausu-

     

(PvdA)

leerd kavel én één geclausuleerd

     
 

kavel naar maximaal vier kavels;

     
 

en de vergunningen ten behoeve

     
 

van het uitzenden op de FM-band

     
 

worden verlengd; verzoekt de

     
 

regering met de marktpartijen in

     
 

overleg te treden om tot overeen-

     
 

stemming te komen over

     
 

beslechting dan wel beëindiging

     
 

van de huidige juridische

     
 

geschillen en de waardebepaling

     
 

van de kavels zoveel mogelijk aan

     
 

te laten sluiten bij de huidige

     
 

vergoedingen die door marktpar-

     
 

tijen worden betaald, en de Kamer

     
 

vóór 1 september 2015.

     

Jacobi, L. (PvdA)

Verzoekt de regering, in kaart te

02-07-2015

29 664, nr. 129

Afgedaan. De Tweede Kamer is

Dijkgraaf, prof. dr.

brengen hoe het visseizoen binnen

   

geïnformeerd met brief

E. (SGP)

Nederland voor aal aan verande-

   

«Flexibiliteit in het aalbe-

Geurts, J.L. (CDA)

rende omstandigheden onder-

   

heerplan», d.d. 26-8-2015.

Visser, B. (WD)

hevig is en de Kamer te infor-

     
 

meren hoe binnen het

     
 

aalbeheerplan er eventueel nog dit

     
 

jaar rekening gehouden kan gaan

     
 

worden met deze veranderende

     
 

omstandigheden.

     

Liefde, B.C. de

Verzoekt de regering, in het reeds

02-07-2015

34 214, nr. 8

Onderhanden.

(WD)

toegezegde onderzoek in ieder

     

Leenders, H.J.M.

geval te betrekken: de financiële

     

(PVDA)

gevolgen voor verschillende

     
 

sectoren in Nederland, waaronder

     
 

de land- en tuinbouw, de

     
 

vleesverwerkende industrie en de

     
 

Rotterdamse haven, de werkgele-

     
 

genheidseffecten voor Nederland

     
 

en de gevolgen voor de Neder-

     
 

landse export.

     

Tongeren, drs. L.

Verzoekt de regering om, samen

02-07-2015

33 529, nr. 196

Onderhanden.

van (GL)

met de lokale bestuurders, de

 

(tvv 177)

 

Veldhoven, S. van

Nationaal Coördinatoren de NAM,

     

(D66)

ervoor te zorgen dat deze gevallen

     

Dik-Faber, R.K.

nog voor 2016 zijn opgelost

     

(CU)

       

Tongeren, drs. L.

Verzoekt de regering om daar

02-07-2015

33 529, nr. 178

Onderhanden.

van (GL)

steeds naar te handelen en

     

Veldhoven, S. van

daartoe adequate maatregelen te

     

(D66)

nemen ofte laten nemen.

     

Dik-Faber, R.K.

       

(CU)

       

Mulder, Agnes H.

       

(CDA)

       

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015-2016, 34 300 XIII, nr. 2

207

Indiener(s)

Omschrijving

Datum stemming

Kamerstuk Stand van zaken

 

Ouwehand, E.

verzoekt de regering, te reageren

02-07-2015

33 529, nr. 186

Onderhanden.

(PvdD)

op het ECN-rapport Reductie

     

Tongeren, drs. L.

gasvraag Nederland en daarbij in

     

van (GL)

te gaan op de uitvoerbaarheid van

     

Veldhoven, S. van

elk van de genoemde besparings-

     

(D66)

maatregelen

     

Dik-Faber, R.K.

       

(CU)

       

Mulder, Agnes H.

       

(CDA)

       

Vos, Jan C. (PvdA)

       

Smaling, E.M.A.

       

(SP)

       

Smaling, E.M.A.

Verzoekt de regering, zeer

02-07-2015

33 529, nr. 192

Onderhanden.

(SP)

terughoudend te zijn in het aanwijzen van nog meer commissies en bestuurders.

   

De Tweede Kamer wordt hierover geïnformeerd in het meerjarenprogramma van de Nationaal Coördinator Groningen, dat eind december 2015 naar de Kamer wordt gestuurd.

Moties EZ Eerste Kamer parlementair jaar 2014-2015

Indiener(s)

Omschrijving

Datum stemming

Kamerstuk

Stand van zaken

 

Reuten, dr.

Vraagt de regering om, mocht het

17-12-2014

33 979, G

Onderhanden.

G.A.T.M. (SP)

wetsvoorstel worden aanvaard,

     

Graaf, mr. Th.C.

tegelijk met de uitwerking van de

     

de (D66)

voorgenomen algemene

     

Schaap, prof. dr.

maatregel van bestuur een

     

ing. S. (VVD)

wijzigingswet voor te bereiden

     

Terpstra, drs. G.H.

waarmee de essentie van de

     

(CDA)

algemene maatregel van bestuur

     

Koffeman, drs.

en de betekenis van grondgebon-

     

N.K. (PvdD)

denheid opgenomen worden in de

     

Thissen, CR (GL)

wet.

     

Koning, drs. ir.

Verzoekt de regering om het

26-05-2015

34 024, G

Onderhanden.

A.L. (PvdA)

parlement bij de eerstvolgende

     

Reuten, dr.

versobering of, indien deze zich

     

G.A.T.M. (SP)

eerder aandient, de evaluatie over

     

Vos, ir. M.B.

drie jaar, inzage te verschaffen in

     

(GroenLinks)

de genoemde kosten- en batenopbouw en het rendement van de UPD, opdat op grond daarvan gesproken kan worden over de eventuele aanpassing van de UPD.

     

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015-2016, 34 300 XIII, nr. 2

208

Overzicht toezeggingen parlementair jaar 2014-2015

In het parlementaire jaar 2014-2015 zijn ruim 500 toezeggingen aan de Eerste en Tweede Kamer gedaan. In de onderstaande tabel staat de stand van zaken rond de uitvoering van een aantal toezeggingen op de verschillende EZ-beleidsterreinen. De tabel biedt daarmee geen uitputtend overzicht, maar geeft een beeld van de wijze waarop een aantal toezeggingen is/wordt afgehandeld.

 

EK/TK

Toezegging gedaan bij:

Omschrijving

Stand van zaken

Economie en innovatie

   

TK

Parlementaire agenda [04-09-2014]

De Minister zal bezien (o.a. via

Voldaan met Kamerstuk 33 043, nr.

 

-AO Groene Groei

VNG en IPO) of er behoefte is bij

42, d.d. 18 juni 2015.

   

lokale overheden en bedrijfsleven

 
   

om tot een loket te komen waar zij

 
   

terecht kunnen voor informatie en

 
   

ondersteuning voor het verlenen

 
   

van vergunningen (Green Deal).

 

TK

Parlementaire agenda [02-10-2014]

De Minister zal de Kamer voor de

Voldaan met Kamerstuk 26 643, nr.

 

-Wijziging van de Telecommunica-

Kerst informeren over de

345, d.d. 23 december 2014.

 

tiewet

uitvoering van de motie De Liefde

 
   

over modernisering van de

 
   

telecom wetgeving.

 

TK

Parlementaire agenda [14-10-2014]

De Minister zal bij evaluatiemo-

Modernisering van wet- en

 
  • EZ begroting (E&l deel)

menten van wetgeving bekijken

regelgeving is een doorlopend

 

&

wat er qua modernisering

proces. De Kamer is bij brief d.d.

 

Parlementaire agenda [11-06-2015]

wenselijk en mogelijk is en zal

20 juli jl. geïnformeerd over de

 

-AO Bedrijfslevenbeleid

daarnaast aan de hand van

voortgang waarmee aan de

   

concrete cases kijken naar

toezegging is voldaan.

   

modernisering van wetgeving. De

 
   

Minister zal de Kamer voor het

 
   

Kerstreces informeren over een

 
   

selectie van wetten waarnaar in

 
   

eerste instantie gekeken wordt. De

 
   

Minister zal de Kamer medio 2015

 
   

informeren over de modernisering

 
   

van wetgeving.

 

TK

Parlementaire agenda [14-10-2014]

De Minister zal in de evaluatie van

Voldaan met Kamerstuk 34 252, nr.

 
  • EZ begroting (E&l deel)

de Aanbestedingswet extra

1, d.d. 8 juli 2015.

   

aandacht besteden aan de klachten

 
   

over de EMVI-criteria.

 

TK

Parlementaire agenda [14-10-2014]

De Minister zal de Kamer zo snel

Voldaan met Kamerstuk 32 637, nr.

 
  • EZ begroting (E&l deel)

mogelijk informeren over het

162, d.d. 31 december 2014.

   

beleid voor startups, incl. de

 
   

speciale samenwerking met

 
   

Amsterdam en wie de rol van

 
   

special envoy zal gaan vervullen.

 

TK

Parlementaire agenda [12-11-2014]

De Minister zal het wetsvoorstel

Voldaan. De Kamer is per brief van

 

-AO Telecommunicatie

voor diverse aanpassingen van de

12 december 2014 (Kamerstuk

   

Telecommunicatiewet, waarin o.a.

24 095, nr. 377) over de planning

   

de motie De Liefde over

van het wetsvoorstel geïnfor-

   

overstappen zakelijke gebruikers

meerd.

   

tot uitvoering wordt gebracht, naar

 
   

verwachting in het voorjaar van

 
   

2015 bij de Kamer indienen en zal

 
   

de Kamer nader informeren over

 
   

de planning en de mogelijke

 
   

inwerkingtreding.

 

TK

Parlementaire agenda [19-11-2014]

De Minister zal de Kamer in het

Voldaan met Kamerstuk 29 826, nr.

 

-AO Bedrijfslevenbeleid en

eerste kwartaal van 2015 infor-

63, d.d. 22 januari 2015.

 

Innovatie

meren over de 10 te realiseren

 
   

fieldlabs naar aanleiding van de

 
   

Actieagenda Smart Industry.

 

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015-2016, 34 300 XIII, nr. 2

209

 

EK/TK

Toezegging gedaan bij:

Omschrijving

Stand van zaken

TK

Parlementaire agenda [16-12-2014]

De Minister zal bezien hoe

Onderhanden. De Kamer wordt

 
  • Mondelinge vragen van het lid

doorlooptijden van aanvragen voor

hierover in het najaar van 2015

 

VERHOEVEN (D66) aan de Minister

regelingen (onder andere WBSO)

geïnformeerd.

 

van Financiën, bij afwezigheid van

versneld kunnen worden en of een

 
 

de Minister van Economische

«fast lane» voor starters gecreëerd

 
 

Zaken, over het bericht «Startups

kan worden.

 
 

raken verstrikt in oerwoud aan

   
 

subsidies (FD, 16 december 2014)

   

TK

Parlementaire agenda [04-02-2015]

Diverse toezeggingen ten aanzien

De Kamer is geïnformeerd over de

 
  • Dertigledendebat over de

van grensoverschrijdende arbeid,

voortgang met Kamerstukken

 

«Grenseffectentoets»

onder andere inzake de werkwijze

32 851, nr. 25, d.d. 28 april 2015 en

   

rond controles bij grensoverschrij-

32 851, nr. 27, d.d. 17 juli 2015.

   

dende arbeid (o.a. minimumloon)

 
   

en inzake een proef om

 
   

BBL-leerlingen en werkzoekenden

 
   

bij Duitse bedrijven te detacheren.

 

TK

Parlementaire agenda [10-03-2015]

De Minister zal voor de zomer een

Voldaan met Kamerstuk 31 288, nr.

 

-AO Bedrijfslevenbeleid &

nadere uitwerking van het

474, d.d. 8 juni 2015.

 

Innovatie

toekomstfonds (regelingen en

 
   

criteria) naar de Kamer sturen.

 

TK

Parlementaire agenda [10-03-2015]

De Minister zal de Kamer binnen

Onderhanden. De Kamer wordt

 

-AO Bedrijfslevenbeleid &

een jaar informeren over (transpa-

voor eind februari 2016 geïnfor-

 

Innovatie

rantie rond) de benutting van

meerd.

   

octrooien.

 

TK

Parlementaire agenda [10-03-2015]

De Minister zal de Kamer in mei

Voldaan met Kamerbrief 32 637, nr.

 

-AO Bedrijfslevenbeleid &

informeren over de uitkomsten/

181, d.d. 19 mei 2015.

 

Innovatie

plannen van de taskforce Wientjes.

 

TK

Parlementaire agenda [30-04-2015]

De Minister zal de Kamer aan het

Onderhanden. De Kamer wordt

 

-AO mobiele bereikbaarheid 112

eind van het jaar informeren over

voor het eind van 2015 geïnfor-

 

in grensgebieden en plattelandsge-

de actuele stand van zaken van de

meerd over de stand van zaken.

 

meenten

mobiele bereikbaarheid van 112.

 
   

De Minister zal daarbij ingaan op

 
   

de lokale ontwikkelingen naar

 
   

aanleiding van de overleggen

 
   

tussen gemeenten en operators,

 
   

waarbij Agentschap Telecom

 
   

desgevraagd technische onder-

 
   

steuning biedt. De Minister zal ook

 
   

ingaan op de aanbevelingen in het

 
   

rapport van Agentschap Telecom,

 
   

de tariefstelling voor het plaatsen

 
   

van antennes op Rijksgebouwen en

 
   

de stand van zaken van bellen via

 
   

4G, waarover de Minister in

 
   

gesprek gaat met providers.

 

TK

Parlementaire agenda [18-06-2015]

De Minister zal de optie van

Onderhanden.

 

-AO Marktwerking en

«app-neutraliteit» (in navolging

 
 

Mededinging

van netneutraliteit) nader bekijken

 
   

en de Kamer daarover informeren.

 

TK

Parlementaire agenda [18-06-2015]

De Minister zal de Kamer over een

Onderhanden.

 

-AO Post

halfjaar informeren in hoeverre

 
   

zelfstandige pakketbezorgers voor

 
   

PostNL gebruik hebben gemaakt

 
   

van het aanbod om in vaste dienst

 
   

te treden.

 

TK

Parlementaire agenda [02-07-2015]

De Minister zal bekijken of in

Onderhanden.

 

-AO Telecommunicatie

Benelux-verband roamingtarie-

 
   

venzo snel mogelijk afgeschaft

 
   

kunnen worden, vooruitlopend op

 
   

de afschaffing in EU-verband.

 

Energie

     

TK

Parlementaire agenda [09-10-2014]

De Minister zal binnen enkele

Voldaan met Kamerstuk 33 529, nr.

 
  • Debat Groningen

weken de bindendheid van advies

87, d.d. 29 oktober 2014.

   

van de Tcbb inzake schadegevallen

 
   

door aardbevingen regelen

 
   

(bindende arbitrage).

 

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015-2016, 34 300 XIII, nr. 2

210

 

EK/TK

Toezegging gedaan bij:

Omschrijving

Stand van zaken

TK

Parlementaire agenda [17-11-2014]

De Minister zal in gesprek gaan

Voldaan met Kamerstuk 33 561, nr.

 

-WGO Energie

met de industrie over mogelijke lagere kosten van gebieden voor wind op zee die verder uit de kust liggen, zoals IJmuiden Ver. Cijfers die door de industrie worden aangedragen zullen worden gecheckt om vervolgens voor de zomer van 2015 te besluiten over eventuele bouw van windparken op zee in verder uit de kust gelegen gebieden zodat de 12-mijlszone kan worden ontzien.

18, d.d.24 april 2015.

TK

Parlementaire agenda [17-11-2014]

De Minister zal een moreel appèl

Voldaan in de reguliere overleggen

 

-WGO Energie

doen op windmoleneigenaren om niet met gebruikmaking van SDE+ oude windmolens te vervangen door nieuwe, aangezien het gemeenschapsgeld daar niet voor bedoeld is.

tussen het ministerie en de windenergiesector.

TK

Parlementaire agenda [17-11-2014]

De Minister zal de Kamer na

Voldaan met Kamerbrief, d.d.

 

-WGO Energie

uitspraak van de Hoge Raad over de Wet onafhankelijk netbeheer informeren over de uitspraak met een appreciatie, waarbij hij ook in zal gaan op de effecten voor de werkgelegenheid bij Delta en Eneco.

29 juni 2015.

TK

Parlementaire agenda [03-12-2014]

Samen met de Staatssecretaris van

Voldaan met Kamerstuk 21 501-08,

 

-AO Energieraad

lenM zal de Minister de Kamer informeren over de kabinetsinzet ten aanzien van de verbetering van het Europese emissiehandelssysteem.

nr. 543, d.d. 9 december 2014.

TK

Parlementaire agenda [03-12-2014]

De Minister zal de Kamer bij

Betreft een doorlopende

 

-AO Energieraad

geannoteerde agenda's, verslagen en ook tussentijds zo goed mogelijk informeren over ontwikkelingen in de EU, conform de afspraken uit het AO informatievoorziening, en zal daarbij ook steeds het krachtenveld in Europa schetsen.

toezegging. Voorbeelden van waarop aan de toezegging wordt voldaan zijn het verslag van de Telecomraad van 27 november 2014 (Kamerstuk 21 501-33, nr. 518) en het verslag van de Energieraad van 5 maart 2015 (Kamerstuk 21 501-33, nr. 535).

TK

Parlementaire agenda [04-02-2015]

De Minister zal de Kamer na afloop

Voldaan met Kamerstuk 33 561, nr.

 
  • Dertigledendebat over het

van de gesprekken over compen-

15, d.d. 23 maart 2015.

 

schrappen van subsidie voor

satie van bestaande vergunning-

 
 

windmolens op zee

houders voor wind op zee informeren over de uitkomsten, incl. de kosten.

 

EK

Parlementaire agenda [10-02-2015]

De Minister zal de Kamer in het

Onderhanden. Het Energierapport

 
  • Energie Efficiency (33 913)

Energierapport 2015 informeren over de vervanging van bestaande gasnetten in relatie tot de transitie naar meer duurzame energie (33.913) (T02094).

2015 wordt in december gepubliceerd.

TK

Parlementaire agenda [12-02-2015]

De Minister zal de Kamer binnen 2

Voldaan met Kamerstuk 32 849, nr.

 
  • Debat Groningen

maanden informeren over de voor-en nadelen van omkering van bewijslast en de praktijk in het buitenland, mede met het oog op de behandeling van de wijziging van de Mijnbouwwet.

37, d.d. 13 april 2015.

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015-2016, 34 300 XIII, nr. 2

211

EK/TK

Toezegging gedaan bij:

Omschrijving

Stand van zaken

 

TK

Parlementaire agenda [25-03-2015]

De Minister zal bij het wetsvoorstel

Voldaan met wetsvoorstel

 
  • Plenair debat Wind op Zee

STROOM ingaan op het inrichten van een compensatieregeling voor exploitanten van windparken op zee bij te late oplevering van de netaansluiting doorTenneT.

STROOM dat momenteel bij de Tweede Kamer aanhangig is, Kamerstuk 34 199, nrs. 2 en 3.

TK

Parlementaire agenda [07-04-2015]

De Minister zal de Kamer infor-

Onderhanden. De Kamer wordt

 
  • AO 380 kV

meren over de weging van de alternatieve tracés voor de hoogspanningsverbinding in West-Brabant en welke alternatieve tracés in het MER-onderzoek worden meegenomen en daarbij ook informatie geven over de mogelijkheden voor ondergrondse verkabeling.

kort na het zomerreces geïnformeerd.

TK

Parlementaire agenda [09-04-2015] -AO Energie

De Minister zal de Kamer kort na de zomer informeren over zijn visie op omgevingsmanagement en zal gebiedscoördinatoren aanstellen bij RCR-windparken daar waar dat meerwaarde heeft, conform de motie Van Veldhoven. Daarbij is het uitgangspunt om standaard een gebiedscoördinator aan te bieden. Voor de windparken in Drenthe en Friesland worden gebiedscoördinatoren aangewezen.

Onderhanden.

TK

Parlementaire agenda [09-04-2015]

De Minister zal de Kamer voor de

Voldaan met Kamerstuk 30 196, nr.

 

-AO Energie

zomer informeren over de 1-op-1 afspraken inzake energiebesparing in de industrie.

346, d.d. 29 juni 2015.

TK

Parlementaire agenda [16-04-2015]

De Minister spant zich ervoor in

Onderhanden. Het wetsvoorstel

 
  • Debat Mijnbouwwet (34 041)

om half oktober het wetsvoorstel

wordt momenteel via internet

 

&

voor wijziging van de

geconsulteerd en ligt op schema

 

Parlementaire agenda [01-07-2015]

Mijnbouwwet ter implementatie

om half oktober bij de Tweede

 
  • Debat Gaswinning Groningen

van de kabinetsreactie op het OW-rapport bij de Kamer in te dienen.

Kamer ingediend te kunnen worden.

TK

Parlementaire agenda [16-04-2015]

De Minister zal de Kamer nader

Voldaan met Kamerstuk 34 000 XIII,

 

-AO Energie Unie + Stas IM

informeren over de afstemming tussen lidstaten ten aanzien van energieonderzoek en daarbij in het bijzonder ingaan op het onderzoek naar energieopslag en naar Thorium.

nr. 153, d.d. 13 juli 2015.

TK

Parlementaire agenda [27-05-2015]

De Minister zal de Kamer infor-

Onderhanden. Moment waarop de

 
  • 2e termijn AO Energie (nav AO

meren wanneer er duidelijkheid is

Kamer geïnformeerd kan worden is

 

9/4)

van de Europese Commissie over of de subsidiëring van bij- en meestook voldoet aan de staatssteunregels.

afhankelijk van de besluitvorming door de Europese Commissie.

EK

Parlementaire agenda [16-06-2015]

De Minister zal de Eerste Kamer

Voldaan met Kamerbrief, d.d.

 
  • Plenair debat EK wind op zee

informeren over de planning van de evaluatie van het Energieakkoord, het tijdpad van de besluiten m.b.t. de locaties voor de Hollandse Kust en de relatie tussen beide.

19 juni 2015.

TK

Parlementaire agenda [01-07-2015]

De Minister zal de Kamer infor-

Voldaan met Kamerstuk 34 000 XIII,

 
  • Debat Gaswinning Groningen

meren over het proces met betrekking tot het vaststellen van de NPR (normen voor aardbeving-bestendig bouwen).

nr. 153, d.d. 13 juli 2015.

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015-2016, 34 300 XIII, nr. 2

212

 

EK/TK

Toezegging gedaan bij:

Omschrijving

Stand van zaken

TK

Parlementaire agenda [02-07-2015]

De Minister zal de Kamer een

Onderhanden. De Kamer ontvangt

 

-Vervolg AO Energie/SDE+

helderen gestructureerd overzicht geven van de besteding van SDE-middelen en de realisatie van de doelstelling hernieuwbare energie.

in oktober het toegezegde overzicht.

TK

Parlementaire agenda [02-07-2015] -Vervolg AO Energie/SDE+

De Minister zal de Kamer vóór de behandeling van de herziening van het Nationaal Waterplan informeren over het aanvullend onderzoek naar effecten op werkgelegenheid en economie in de kustgemeenten van het plaatsen van windmolens in de strook tussen 10 en 12 mijl uit de kust (n.a.v. motie MulderA/an Veldhoven).

Onderhanden.

TK

Parlementaire agenda [02-07-2015]

De Minister zal de Kamer infor-

Voldaan met Kamerstuk 30 196, nr.

 

-Vervolg AO Energie/SDE+

meren over het tijdschema met betrekking tot de evaluatie van het Energieakkoord in 2016.

355, d.d. 13 juli 2015.

Landbouw en Visserij

   

EK

Parlementaire agenda [03-09-2014]

De Minister zal de Eerste en

Betreft een doorlopende

 

-Wijziging Wet op bedrijfsorgani-

Tweede Kamer bij gebruikmaking

toezegging. Op dit moment is van

 

satie/opheffing bedrijfslichamen

van de mogelijkheid tot het afgeven van een algemeen verbindend verklaring steeds informeren (33 910) (T02101).

deze mogelijkheid nog geen gebruik gemaakt.

TK

Parlementaire agenda [03-09-2014]

De Minister zal de regeling met

Voldaan met Kamerstuk 33 910 nr.

 

-Wijziging Wet op bedrijfsorgani-

betrekking tot de erkenning van

20, d.d. 22 september 2014.

 

satie/opheffing bedrijfslichamen

PO's en BO's en de criteria voor AW's binnen 2 weken naar de Kamer sturen. Dit gebeurt voor publicatie, zodat de Kamer dan nog kan besluiten om over de regeling te debatteren.

Vervolgens heeft een SO plaatsgevonden.

EK

[28-04-2015] - Plenair debat AMvB grondgebonden groei Melkveehouderij

Uitvoering van de motie Reuten door een wetsvoorstel op te stellen dat een 1-op-1 vertaling is van de inhoud van de AMvB grondgebon-denheid. De Staatssecretaris spant zich ertoe in om dit wetsvoorstel zo snel mogelijk aan de Tweede Kamer aan te bieden.

Onderhanden.

TK

[17-06-2015]-AO GGO's + Stasl&M

De Staatssecretaris zal een impact assessment light uitvoeren om de consequenties, zowel financieel als anderszins van het Commissievoorstel Herziening besluitvorming gebruik ggo's in kaartte brengen voor Nederland.

Toezegging is onder handen.

TK

[10-06-2015] - Dertig leden debat

De Staatssecretaris informeert de

De Kamer is op 14-7 jl. geïnfor-

 

over het aanvragen voedselpa-

Kamer per brief over de stand van

meerd over het actieplan van de

 

tenten door multinationals

zaken rondom de uitgebreide veredelingsvrijstelling en haar actieplan betreffende haar (Europese) inzet.

Staatssecretaris (TK 27 428-308).

TK

[28-05-2015] - Debat over het

De Kamer informeren over het

De Kamer zal na het zomerreces

 

middel Round Up + Stasl&M

oordeel van het Ctgb over het rapport van de EASAC over neonicotinoïden en de gegevens over normoverschrijdingen van deze stoffen in het oppervlaktewater.

worden geïnformeerd.

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015-2016, 34 300 XIII, nr. 2

213

 

EK/TK

Toezegging gedaan bij:

Omschrijving

Stand van zaken

TK

[01-06-2015] - Kamerbrief Tweede

De Kamer informeren over de

De Kamer is op 2 juli jl. geïnfor-

 

prognose van het CBS van de

invulling van productiebegrenzing

meerd over de invulling van

 

fosfaatproductie van de Neder-

via de Meststoffenwet in het geval

productiebegrenzende maatre-

 

landse veehouderij over het jaar

er onvoldoende garanties zijn dat

gelen in de melkveehouderij (TK

 

2014.

de zuivelketen er in zal slagen de

33 979-98).

   

fosfaatproductie te verminderen.

 

TK

[04-12-2014] - AO Gewasbescher-

De Kamer informeren over de

De Kamer is geïnformeerd met de

 

mingsmiddelen met Staatssecre-

verschillen in toelatingsbeoorde-

brief «Gelijk speelveld van

 

taris Mansveld

lingen tussen Nederland en

Nederland met omringende landen

   

omringende landen, evenals over

en wederzijdse erkenningen van

   

de wederzijdse erkenning.

gewasbeschermingsmiddelen van

     

12 mei 2015 (Kamerstuknr. 27 858,

     

nr. 310).

TK

Parlementaire agenda [05-11-2014]

De Staatssecretaris zal de Kamer in

De Kamer is geïnformeerd op

 

-AO Landbouw- en Visserijraad 10

december een brief sturen over de

16 december 2014 met Kamerstuk

 

en 11 november

rendac-tarieven en daarbij ingaan

34 000-XIII, nr. 141.

   

op de aanbevelingen van het LEI

 
   

en op de suggestie om de markt

 
   

open te stellen voor mogelijke

 
   

concurrenten.

 

TK

Parlementaire agenda [16-10-2014]

De Staatssecretaris zal binnen een

De Kamer heeft op 12 februari 2015

 

-AO Huiselijk geweld en Dieren-

maand een reactie sturen op het

het projectplan ontvangen

 

welzijn

advies van de RDA over agressieve

(Kamerstuk 28 286, nr. 782).

   

honden en daarbij het plan De

 
   

gezonde(re) en sociale hond in

 
   

Nederland meesturen.

 

TK

Parlementaire agenda [04-09-2014]

De AMvB inzake de pelsdierhou-

De Kamer heeft het ontwerpbesluit

 

-AO Dierenwelzijn

derij zal dit najaar aan de Kamer

op 4 maart 2015 ontvangen (TK

   

worden voorgehangen met een

30 826, nr 38). De voorhangpro-

   

officiële notificatie.

cedure is op 15 april 2015

     

afgerond.

TK

Parlementaire agenda [03-12-2014]

De Staatssecretaris zal de Kamer

De Kamer heeft de reactie op

 

-AO Dierproeven

een reactie doen toekomen op het

2 februari 2015 ontvangen

   

rapport van de stichting Een Dier

(Kamerstuk 32 336, nr. 139).

   

Een Vriend «het bedrog van

 
   

dierproeven».

 

TK

Parlementaire agenda [10-12-2014]

De Staatssecretaris zal de Kamer

De Kamer is geïnformeerd op

 

-AO Dierziekten, Antibiotica en

de rapporten van de commissie

13 april 2015 (Kamerstuk 28 807, nr.

 

Vogelgriep (Aviaire Influenza)

Dierenwelzijn over de vogelgriep

190).

   

doen toekomen als deze gereed

 
   

zijn. Hieronder wordt ook ingegaan

 
   

op het proces van vergassing.

 

TK

Parlementaire agenda [20-01-2015]

De Staatssecretaris gaat bij de

In een recente brief aan de

 
  • Plenair debat Toelaatbaarheid

Europese Commissie aandringen

Europese inspectiedienst FVO heeft

 

Paardenvlees op NL markt

op meer onaangekondigde

Nederland aandacht gevraagd voor

   

controles van de FVO. Hier zoekt de

de inspectiemissies in derde

   

Staatssecretaris tevens steun voor

landen inzake paardenvlees en het

   

zoeken bij de lidstaten en bij de

belang van onaangekondigde

   

collega's in de Landbouwraad. Het

controles hierbij.

   

betreft onaangekondigde controles

 
   

binnen het programma van

 
   

(aangekondigde) FVO missies.

 

TK

Parlementaire agenda [28-01-2015]

De Kamer wordt in april op de

De Kamer is geïnformeerd met de

 

-AO Paardenhouderij

hoogte gebracht van het komende

brief van 28 mei 2015 over de

   

gesprek tussen de NVWA en de

toezeggingen van het AO

   

sector, waarin duidelijk zal worden

paardenhouderij (Kamerstuk

   

gemaakt op grond van welke

28 286, nr. 813).

   

regelgeving kan worden gehand-

 
   

haafd. In die brief zal ook het

 
   

alerter handhaven en het couperen

 
   

van staarten worden meege-

 
   

nomen.

 

TK

Parlementaire agenda [23-06-2015]

De Staatssecretaris zal na de zomer

Onderhanden.

 

-AO Dierenwelzijn

een brief aan de Kamer sturen over

 
   

de mogelijkheden en de termijn

 
   

om te komen tot een verbod op

 
   

zwanendriften.

 

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015-2016, 34 300 XIII, nr. 2

214

 

EK/TK

Toezegging gedaan bij:

Omschrijving

Stand van zaken

TK

Parlementaire agenda [23-06-2015]

De Staatssecretaris zal met de

De Kamer is geïnformeerd op

 

-AO Dierenwelzijn

Staatssecretaris van OCW in de zomer een brief over het BPRC aan de Kamer sturen.

26 augustus 2015.

TK

Parlementaire agenda [23-06-2015] -AO Dierenwelzijn

De Staatssecretaris zal na de zomer een brief sturen over het convenant onbedwelmd slachten. De brief over het convenant zal ook vergezeld zijn van de wetenschappelijke onderzoeken.

Onderhanden.

TK

Parlementaire agenda [21-01-2015]

In de kwartaalrapportage GVB

De Kamer is geïnformeerd via de

 

-AO Landbouwraad 26 januari

(april 2015) zal specifiek aandacht worden besteed aan de stand van zaken van de voorbereiding aanlandplicht voor de kottersector.

Kwartaalraportage GVB van 12 mei 2015 (Kamerstuknr. 32 201, nr. 76).

TK

Parlementaire agenda [10-12-2014]

De Staatssecretaris stuurt begin

De Kamer is hierover geïnformeerd

 

-AO Dierziektes, Antibiotica en

2015 een plan van aanpak voor

met de brief «Versterking

 

Vogelgriep (Al)

opening van markten naar de Kamer. Dit mede n.a.v. het sluiten van de grens door België voor export pluimvee(producten) naar aanleiding van de uitbraak vogelgriep.

exportpositie Nederlandse agrosector» van 2 februari 2015 (Kamerstuknr. 31 985, nr. 25).

TK

Parlementaire agenda [10-03-2015]

De Kamer zal voor het zomerreces

De Kamer is geïnformeerd met de

 

-AO Landbouwraad

2015 geïnformeerd worden over de pilot met cameratoezicht op de pelagische aanlandplicht.

Geannoteerde Agenda Landbouw-en Visserijraad van 16 juni 2015 (Kamerstuknr. 21 501-32, nr. 845).

TK

Parlementaire agenda [10-03-2015]

De Staatssecretaris zal de Kamer

De Kamer is geïnformeerd over de

 

-AO Landbouwraad

informeren over de vereenvoudi-gingsvoorstellen inzake het GLB, waarbij het resultaat per vereen-voudigingsvoorstel wordt opgenomen.

vereenvoudigingsvoorstellen met het Verslag Landbouw- en Visserijraad van 16 maart 2015 (Kamerstuknr. 21 501-32, nr. 834).

TK

Parlementaire agenda [10-12-2014]

De Tweede Kamer zal worden

De Kamer is hierover geïnformeerd

 

-AO Landbouw- en Visserijraad

geïnformeerd over de resultaten van gesprekken over het opzetten van een garantstelling in het kader van de Russische boycot van agrarische producten.

met de brief «Toetsingskader risicoregelingen rijksoverheid voor de Garantstelling Landbouwondernemingen Werkkapitaal» van 17 december 2014 (Kamerstuknr. 34 000-XIII, nr. 143).

TK

Parlementaire agenda [14-01-2015]

De Kamer wordt binnen drie

De Kamer is geïnformeerd met de

 
  • Debat Intensieve veehouderij

maanden geïnformeerd over de stand van zaken rondom de afspraken over import soja en het gesprek wat de Staatssecretaris hierover voert met de sector over het niet nakomen hiervan.

brief van 2 juni 2015 betreffende dit onderwerp (Kamerstuknr. 28 973, nr. 166).

TK

Parlementaire agenda [10-12-2014]

De Staatssecretaris zal de Kamer

De Kamer is geïnformeerd met de

 

-AO Landbouw- en Visserijraad

informeren over het proces van controle van de Europese Commissie op nationale rapporten over de capaciteit van de Europese vloot.

Geannoteerde agenda Landbouw-en Visserijraad van 16 juni 2015 (Kamerstuknr. 21 501-32, nr. 845).

Natuur

     

TK

[10-03-2015] - AO Landbouw- en

De Staatssecretaris zal de Kamer

De Kamer is geïnformeerd met de

 

Visserijraad

voor het meireces 2015 een brief sturen met haar inzet voor de Fitness Check van de Vogel- en Habitatrichtlijn. Hierbij zal zij ook de beantwoording van de vragenlijst, uitgezet door de Europese Commissie, meesturen.

brief «Nederlandse inzet in de Fitness Check Vogel- en Habitatrichtlijn» van 18 mei 2015 (Kamerstuknr. 33 576, nr. 43).

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015-2016, 34 300 XIII, nr. 2

215

 

EK/TK

Toezegging gedaan bij:

Omschrijving

Stand van zaken

TK

[28-10-2014]-Behandeling

De Staatssecretaris heeft

Het Programma Nationale Parken,

 

Landbouw & Natuurdeel van de

toegezegd tijdens een zogenaamde

ingesteld maart 2015, werkt samen

 

EZ-begroting 2015

natuurtafel het gesprek aan te gaan over de ontwikkeling van nationale parken, nieuwe stijl, gericht op hoe strakke regie gevoerd kan worden en wat het Rijk, provincies, terreinbeherende organisaties en de recreatieve sector gezamenlijk kunnen doen aan de zogenaamde nationale branding.

met genoemde partijen aan een nieuwe standaard voor Nationale Parken.

De Kamer zal over de voortgang hiervan in het najaar, na afloop van het eerste bestuurlijk overleg, worden geïnformeerd.

TK

[02-10-2014]-AO Natuurbeleid

De Kamer ontvang voor het kerstreces een brief over de aansluiting tussen het agrarisch natuurbeheer en de vergroening van de eerste pijler.

De Kamer is geïnformeerd met de brief «Aansluiting vergroening GLB en agrarisch natuur- en landschapsbeheer» van 18 december 2014 (Kamerstuknr. 28 625, nr. 220).

TK

[01-07-2015] - AO Verzamel AO

De Staatssecretaris informeert de

De Kamer wordt voor het einde

 

Landbouw inclusief mestbeleid

Kamer voor einde van het

van het zomerreces geïnformeerd.

 

met Stas Mansveld (l&M)

zomerreces over het PAS, waaronder een appreciatie van de beleidsregels provincies inzake PAS, de voortgang na de eerste termijn en beantwoording schriftelijke vragen van het lid Lodders.

 

TK

[02-10-2014]-AO Natuurbeleid

De Staatssecretaris zegt toe de relatie tussen regeldruk en soortenbescherming inzichtelijk te maken.

De Kamer is geïnformeerd met brief «Advies ACTAL Rapport regeldruk wetsvoorstel» van 24 mei 2015 (Kamerstuknr. 33 348, nr. 17).

TK

[28-05-2015] - AO Natuurbeleid en

De Staatssecretaris zal in oktober

De Kamer zal hierover in het najaar

 

Biodiversiteit

een verkenning naar de Kamer sturen van de mogelijkheden om de invoer van jachttrofeeën verder te verbieden/verminderen.

worden geïnformeerd.

TK

[28-05-2015] - AO Natuurbeleid en

De Staatssecretaris zal met

De Kamer zal hierover eind 2015

 

Biodiversiteit

betrekking tot de Maatschappelijke Uitvoeringsagenda aan het eind van 2015 een overzicht van alle activiteiten aan de Kamer sturen waarin ook de ervaringen van de initiatiefnemers worden opgenomen.

worden geïnformeerd.

TK

[02-10-2014]-AO Natuurbeleid

De Kamer zal ieder jaar een voortgangsrapportage ontvangen over de voortgang van het Natuurpact.

De Kamer is geïnformeerd met de brief «Zevende voortgangsrapportage Groot Project EHS en evaluatiekader Natuurpact» van 24 maart 2015 (Kamerstuknummer 30 825, nr. 214).

TK

[15-06-2015] - Wetgevingsoverleg Natuurbeschermingswet

De Staatssecretaris zegt toe met provincies in gesprek te gaan en gezamenlijk te bekijken welke ideeën voor landschappen er zijn, met meenemen van het hele thema agrarisch natuurbeheer, gemeenschappelijk landbouwbeleid, synergie met landschap en weidevogels.

De toezegging is onderhanden.

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015-2016, 34 300 XIII, nr. 2

216

5.5 Europese geldstromen Inleiding

Deze bijlage biedt inzicht in de Europese geldstromen die relevant zijn voor de beleidsterreinen van EZ. Er wordt ingegaan op het Meerjarig Financieel Kader 2014-2020, op een aantal EU-fondsen en EU-programma's voor de periode 2014-2020 en op de Eigen Middelen van de EU.

Meerjarig Financieel kader 2014-2020

In het Meerjarig Financieel Kader (MFK) worden zowel de maximale omvang van de jaarbegrotingen als de verdeling van de middelen over de hoofdthema's van het beleid vastgelegd. Voor de volledige zeven jaar komt de meerjarenbegroting uit op een bedrag van € 1.083 mld (lopende prijzen). Dat is 1 procent van het BNP van alle lidstaten bij elkaar. Het MFK is vastgelegd in een verordening. Parallel hieraan wordt in het Eigen Middelen Besluit de financiering van het EU-beleid geregeld. Deze afspraken worden aangevuld met een Interinstitutioneel Akkoord over begrotingsaangelegenheden tussen Europese Commissie, Europees Parlement en Raad. Zoals in de MFK-verordening vastgelegd zal de Europese Commissie voor het eind van 2016 een tussentijdse evaluatie van het Meerjarig Financieel Kader presenteren.

De verschillende EU-programma's en EU-fondsen

Voor de uitvoering in gedeeld beheer van het Europees Beleid worden vanuit de Europese Commissie eisen gesteld aan de uitvoering door de lidstaten. Deze eisen zijn vastgelegd in Raadsverordeningen en uitgewerkt in Commissieverordeningen en bijbehorende richtsnoeren. De lidstaten zijn verantwoordelijk voor de geharmoniseerde en éénduidige uitvoering van het EU-beleid.

Voor de uitvoering van het EU beleid stelt de Europese Commissie een

aantal Europese Fondsen aan de lidstaten beschikbaar.

Voor EZ zijn de volgende EU-programma's en EU-fondsen relevant:

  • 1. 
    Gemeenschappelijk Landbouwbeleid 1e pijler (GLB): het Europees Landbouwgarantiefonds (ELGF);
  • 2. 
    Gemeenschappelijk Landbouwbeleid 2e pijler (POP): het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling (ELFPO);
  • 3. 
    Gemeenschappelijk Visserijbeleid (GVB): het Europees Fonds voor Maritieme Zaken en Visserij (EFMZV);
  • 4. 
    Europees Structuurbeleid: Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling (EFRO);
  • 5. 
    Horizon 2020 (periode 2014-2020).

Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB) 2014-2020

Binnen het GLB zijn twee pijlers te onderscheiden. De 1e pijler bestaat uit directe inkomenssteun aan agrariërs en markt- en prijsbeleid. Met behulp van vooral rechtstreekse inkomenssteun richt deze pijler zich op het stabiliseren van landbouwinkomens. De 2e pijler betreft het plattelandsbeleid. Deze pijler richt zich op de kwaliteit van alle plattelandsgebieden in de EU.

1.GLB pijler 1: het Europees Landbouwgarantiefonds (ELGF)

De Kamer is geïnformeerd over de implementatie in Nederland van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB) voor de periode 2014-2020 (TK, 28 625, nrs. 168, 189, 194 en 216).

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015-2016, 34 300 XIII, nr. 2

217

Hieronder volgen de belangrijkste maatregelen: la. Inkomenssteun voor boeren

Het nieuwe GLB stuurt op de omvorming van op historische referentie gebaseerde directe betalingen naar een gelijke hectarebetaling binnen lidstaten. Op Europees niveau is vastgelegd dat landbouwbedrijven die gebruik willen maken van de directe betalingen in het nieuwe GLB verplicht zijn om vergroeningsmaatregelen toe te passen. Hiervoor is 30% van het budget voor directe betalingen bestemd.

Er zijn drie generieke vergroeningsmaatregelen Europees vastgesteld.

  • 1. 
    Gewasdiversificatie. Bedrijven moeten op bouwland minstens drie gewassen telen. Met name voor kleine bedrijven bestaan hierop enkele uitzonderingen.
  • 2. 
    Behoud van blijvend grasland.
  • 3. 
    Ecologische aandachtsgebieden met een omvang van 5% van het bouwlandoppervlak. Hierbij kunnen de lidstaten kiezen uit een aantal opties waaronder landschapselementen, akkerranden, bufferstroken, vanggewassen en stikstofbindende gewassen.

Om te voldoen aan de vergroeningsverplichting is het mogelijk dat lidstaten, naast bovengenoemde maatregelen en na goedkeuring door de Europese Commissie, equivalente maatregelen toevoegen aan de Europese lijst. Nederland maakt daar gebruik van.

1b. Extra ondersteuning jonge boeren

Meer dan twee-derde van de Europese boeren is ouder dan 55 jaar. Om de toekomst van de sector zeker te stellen wil de Commissie jonge boeren gedurende de eerste vijf jaar van het bestaan van hun bedrijf extra financiële ondersteuning bieden. Lidstaten worden verplicht extra steun aan jonge boeren te geven via een zogenaamd «top-up» op directe betalingen. Hiervoor dient maximaal 2% van de enveloppe voor directe betalingen (1e pijler GLB) te worden aangewend. Daarnaast is besloten dat via het plattelandsbeleid (2e pijler GLB) jonge boeren extra steun kunnen ontvangen. Conform de wens van de Kamer komt er een landsdekkende jongeboerenregeling gericht op innovatieve investeringen, en wel voor € 5,2 min per jaar, waarvan de provincies € 2,6 min cofinan-cieren. Conform de motie Dik-Faber (TK, 33 750-XIII, nr. 65) heeft de Staatssecretaris van EZ met de provincies afgesproken dat ze streven naar een zo gelijk mogelijke uitvoering van de regeling. Omdat het karakter van de regeling zich richt op innovaties kunnen per provincie wel accentverschillen aangebracht worden zodat beter ingespeeld kan worden op regionale behoeften.

  • 2. 
    Markt- en prijsbeleid

Met de nieuwe integrale Gemeenschappelijke Marktordening (iGMO) is een belangrijke stap gezet naar verdere marktoriëntatie. Het nieuwe wetgevingspakket voor markt- en prijsbeleid is grotendeels in werking getreden op 1 januari 2014. De quotaregeling voor melk is per 1 april 2015 beëindigd en de quotaregeling voor suiker loopt door tot 1 oktober 2017.

Een belangrijke wijziging ten opzichte van de vorige iGMO is dat nu voor alle agrarische sectoren de mogelijkheid bestaat om producenten- en brancheorganisaties op te richten. Onder bepaalde voorwaarden kunnen deze organisaties toestemming krijgen om regels algemeen verbindend te verklaren (AVV). Een AVV kan onder meer betrekking hebben op regels op het gebied van dier- en plantgezondheid en voedselveiligheid.

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015-2016, 34 300 XIII, nr. 2

218

Financieel overzicht

Onderstaand overzicht geeft de voor Nederland beschikbaar komende EU budgetten voor de directe betalingen (Zie ook bijlage 2 van Verordening 1307/2013).

 

Directe betalingen (x € 1 min):

Kalenderjaar

2015

2016

2017

2018

2019

2020

Nationale enveloppe directe betalingen

749

737

724

713

701

732

  • 2. 
    GLB pijler 2: Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling (ELFPO)

De Kamer is geïnformeerd over het Plattelands Ontwikkelings Programma (POP3) 2014-2020 (TK, 28 625, nrs. 168, 189 en 194). Met de provincies is een akkoord bereikt over de invulling van het Plattelandsprogramma voor de periode 2014-2020. Eind 2014 is het Nederlandse POP3 voor goedkeuring verzonden aan de Europese Commissie. Op 13 februari 2015 heeft de Europese Commissie het Nederlandse POP3 goedgekeurd.

POP3 wordt ingevuld door de provincies en aangevuld door het Rijk. Hiermee kunnen gebiedsspecifieke behoeftes in de landbouw worden aangepakt. Aan generieke behoeftes wordt landsdekkend invulling gegeven. Met deze combinatie kan optimaal ingespeeld worden op het bevorderen van een gelijk speelveld. De provincies leveren het grootste deel van de benodigde nationale middelen cofinanciering voor POP 3, aangevuld met co-financiering door de waterschappen (verbetering waterkwaliteit).

Het standaard cofinancieringspercentage van de Europese Unie voor POP3 bedraagt maximaal 53%. Voor investeringen en maatregelen ten behoeve van milieu, klimaatadaptatie en klimaatmitigatie is een uitzondering gemaakt en besloten tot maximaal 75% Europese cofinanciering. Inmiddels heeft Nederland gekozen voor een cofinancieringspercentage van 50% met uitzondering van agrarisch natuurbeheer. Hier is het 75%. In overleg met de provincies is besloten POP3 concreet te richten op de volgende thema's:

  • 1) 
    Versterken van innovatie, verduurzaming en concurrentiekracht;
  • 2) 
    Jonge boeren;
  • 3) 
    Natuur en landschap (zoals afgesproken in het Natuurpad);
  • 4) 
    Verbetering van de waterkwaliteit;
  • 5) 
    LEADER (inclusief projecten onder het programma Duurzaam Door).

Met ingang van 2016 zullen in het POP3 wijzigingen worden doorgevoerd. In verband met de convergentie naar een gelijke hectare premie in 2019 is besloten tot een herschikking van de beschikbare middelen van de eerste pijler. Hiervan komt € 10,5 min ten behoeve van enkele sectoren die te maken krijgen met een substantiële vermindering van directe betalingen (zonder nationale co-financiering). Daarnaast wordt extra geld aangewend voor watermaatregelen (€ 20 min) (aangevuld met € 20 min nationale co-financiering door de waterschappen/provincies). Een andere aanpassing betreft de overgang naar een stelsel van collectief agrarisch natuurbeheer met ingang van 2016 (TK, 33 576, nr 3).

Onderstaand volgt een overzicht van de bedragen die gemiddeld per jaar voor het Plattelandsontwikkelingsprogramma 2014 -2020 (POP3) beschikbaar zijn (bedragen x€ 1 min):

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015-2016, 34 300 XIII, nr. 2

219

 

Kalenderjaar

2014

2015

2016

2017

2018

2019

2020

totaal

Bijdrage EU

87,0

87,0

118,5

118,4

118,3

118,1

118,0

765,3

Bijdrage provincies

82,1

82,1

102,1

102,1

102,1

102,1

102,1

674,7

Bijdrage Rijk

9,7

9,7

9,7

9,7

9,7

9,7

9,7

67,9

Het bedrag dat voor Nederland vanuit het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling (ELFPO) beschikbaar is voor POP3 bedraagt € 765 min voor de periode 2014-2020. Dat is circa € 110 min per jaar. De nationale co-financiering ligt in dezelfde orde van grootte, welke grotendeels voor rekening komt van de provincies en waterschappen. Het EZ aandeel bedraagt circa € 9,7 min per jaar en deze uitgaven worden verantwoord in het jaarverslag van EZ (artikel 16). Het Rijksaandeel heeft betrekking op regeling garantstelling marktintroductie risicovolle innovaties en op de regeling brede weersverzekering. Vanaf 2016 is EZ eveneens verantwoordelijk voor de uitvoering van de regelingen voor de kalversector, aardappelzetmeelsector en vleesveesector. Deze regelingen worden alleen via de EU gefinancierd, de hiervoor benodigde middelen zijn vanuit GLB pijler 1 overgeheveld naar pijler 2.

  • 3. 
    Gemeenschappelijk Visserij Beleid (GVB): Europees Fonds voor Maritieme Zaken en Visserij (EFMZV)

Het GVB is in de eerste plaats gericht op de ontwikkeling van een verantwoorde visserijketen waarmee een evenwichtige en duurzame exploitatie van de visstand wordt bevorderd. Hiertoe zijn in EU-verband regels opgesteld, zoals beperkingen voor bepaalde visserijmethoden. Tevens zijn afspraken gemaakt ten aanzien van controle & handhaving, datacollectie en ter bevordering van de stabiliteit van de vismarkt.

Ontwikkelingen EFMZV 2014-2020

Met de brief van 18 maart 2015 (TK, 32 201, nr. 75) is de Kamer op de hoogte gesteld dat het Nederlandse Operationeel Programma (OP) van het EFMZV is goedgekeurd door de Europese Commissie. Op 1 juli 2015 (TK, 32 201, nr. 77) is de Kamer geïnformeerd over de inzet van EZ ten aanzien van het EFMZV.

Hoofddoel van het EFMZV is het bijdragen aan de verwezenlijking van de doelstellingen van het hervormde GVB, dat wil zeggen aan de verdere verduurzaming en versterking van de concurrentiekracht van de visserij en aquacultuur. Het EFMZV biedt de sector kansen om initiatieven voor meer duurzaamheid, kostprijsverlaging en kwaliteitsverbetering te ontwikkelen en deze te implementeren. Het fonds wordt eveneens ingezet om uitdagingen op te pakken en oplossingen aan te dragen voor de invoering van de aanlandplicht.

Het Nederlandse OP geeft voor de komende jaren richting en sturing aan de inzet van het EFMZV in Nederland. In het OP is het EFMZV-instrumentarium gericht op 3 hoofdthema's:

  • 1. 
    Invoering van de aanlandplicht;
  • 2. 
    Verdere verduurzaming van de visserij- en aquacultuur;
  • 3. 
    Verbetering van de rendementen in de visserij- en aquacultuurketen.

Financieel overzicht Operationeel Programma

De Minister van EZ heeft voor de uitvoering van het EFMZV een Operationeel programma opgesteld voor de periode 2014-2020. De verdeling van de kosten van dit programma tussen overheid en begunstigden

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015-2016, 34 300 XIII, nr. 2

220

 
 

bedraagt in de meeste gevallen 50-50. Van het overheidsdeel komt gemiddeld 75% uit het EFMZV, de resterende 25% is nationale cofinanciering.

 

De voor Nederland beschikbaar komende EU-budgetten voor het EFMZV (2014-2020) zijn (x€ 1 min):

Kalenderjaar

2014 2015 2016 2017 2018 2019 2020 totaal

EFMZV middelen

13,9 14,1 14,2 14,5 14,8 14,9 15,1 101,5

Op de begroting van EZ zijn op artikel 16 voor de cofinanciering van het GVB 2014-2020 de volgende nationale middelen beschikbaar (x€ 1 min):

Kalenderjaar

2014 2015 2016 2017 2018 2019 2020 totaal

Rijksmiddelen co-financiering GVB

5,0 5,8 7,3 5,3 5,3 1,3 30,0

  • 4. 
    Europese Structuur en Investeringsfondsen

De Europese Structuur en Investeringsfondsen (ESI) hebben tot doel om de economische concurrentiekracht, werkgelegenheid en cohesie in Europa te versterken. Onder de ESI-fondsen vallen het ELFPO en EFMZV (hierboven toegelicht), het Europees Sociaal Fonds (dat valt onder SZW) en EFRO en INTERREG.

De Kamer is geïnformeerd over de structuurfondsen voor de periode 2014-2020 met TK 22 112 nr 1246; 21 501-08 nr392; 21 501-08 nr 423; 21 501-08 nr 461; 21 501-08 nr 470; 21 501-08-489; 21 501-08 nr 493; 21 501-08 nr 497; 21 501-08 nr 536; 21 501-08 nr 564 en tot slot de brief van 17 juli 2015 (TK, 32 851, nr. 27).

Het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling (EFRO) wordt in Nederland gebruikt voor regionale projecten op het gebied van innovatie en de koolstofarme economie (met name duurzame energie en energie efficiëntie). Uitgangspunt voor het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling (EFRO) is dat wordt bijgedragen aan de nationale doelen in het kader van de Europa 2020 strategie. Met EFRO worden vier lands-delige programma's gefinancierd, te weten Noord-Nederland, Oost-Nederland, West-Nederland en Zuid-Nederland. Daarnaast worden vier grensoverschrijdende programma's ondersteund. Dit zijn de programma's Duitsland-Nederland, Euregio Maas-Rijn, Vlaanderen-Nederland en Twee Zeeën.

Voor de nieuwe programmaperiode 2014-2020 zijn de gezamenlijke hoofddoelen van Rijk en regio voor de landsdelige programma's vastgesteld op innovatie en koolstofarme economie. Het MKB is een belangrijke doelgroep. Belangrijke thema's binnen Interreg zijn grensoverschrijdende innovatiesamenwerking, koolstofarme economie en arbeidsmobiliteit.

Besloten is om de decentrale uitvoering van de landsdelige programma's te continueren. Ook is afgesproken dat de landsdelige beheersautoriteiten nauwer gaan samenwerken en een uniforme werkwijze hanteren. Een aparte afdeling binnen EFRO zijn de programma's voor Europese Territoriale Samenwerking, ook wel INTERREG genoemd. INTERREG A, de samenwerking met de buurlanden, valt onder EZ. INTERREG B en C, samenwerking in grotere verbanden met minder betrokkenheid van het bedrijfsleven, valt onder l&M. Nederland neemt deel aan vier grensover-

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015-2016, 34 300 XIII, nr. 2

221

schrijdende INTERREG A programma's. Dit zijn de programma's Duitsland-Nederland, Euregio Maas-Rijn, Vlaanderen-Nederland en Twee Zeeën. Belangrijke thema's binnen Interreg zijn grensoverschrijdende innovatiesamenwerking, koolstofarme economie en arbeidsmobiliteit.

Nederland ontvangt aan EFRO voor de nieuwe programmaperiode 2014-2020 € 507,3 min (in lopende prijzen) voor de landsdelige programma's en € 389,7 min (in lopende prijzen) voor de grensoverschrijdende samenwerking. EZ stelt voor de uitvoering van de nieuwe programmaperiode 2014-2020 in totaal € 91 min aan Rijkscofinanciering beschikbaar voor de vier landsdelige programma's en € 49 min voor de grensoverschrijdende programma's (exclusief uitvoeringskosten). De landsdelige EFRO-programma's zijn in 2014 goedgekeurd door de Europese Commissie.

Voor Interreg geldt dat Duitsland-Nederland en Vlaanderen-Nederland zijn goedgekeurd, voor Twee Zeeën en Euregio Maas Rijn vindt dit in de tweede helft van 2015 plaats. Voor nadere informatie over de landsdelige programma's EFRO wordt verwezen naar de Kamerbrieven (TK, 21 501-08, nrs. 489, 507 en 525).

Voor de cofinanciering van het EFRO 2014-2020 zijn de volgende Rijksmiddelen (inclusief uitvoeringskosten) op de begroting van EZ (artikel 18) beschikbaar (x € 1 min):

 

Kalenderjaar

2014

2015

2016

2017

2018

2019

2020

2021

2022

Totaal

Rijksmiddelen

co-financiering

EFRO

11,0

16,9

17,2

31,2

31,2

23,1

23,1

11,0

11,0

175,7

  • 5. 
    Horizon 2020 (kaderprogramma voor onderzoek en innovatie) periode 2014-2020

Horizon 2020 is het programma van de Europese Commissie om Europees onderzoek en innovatie te stimuleren. Horizon 2020 loopt sinds 1 januari 2014 en is de opvolger van het Zevende Kaderprogramma (KP7). Het budget van Horizon 2020 is in het meerjarig financieel kader vastgesteld op € 70,2 mld constante prijzen. Met Horizon 2020 willen de Europese Commissie en het kabinet wetenschap en innovatie stimuleren bij het bedrijfsleven en de academische wereld. Zo kunnen zij het concurrentievermogen van Europa vergroten. De RVO.nl is nationaal contactpunt voor dit programma.

Horizon 2020 bestaat uit 3 pijlers. Deze sluiten aan bij de Europese doelen voor werkgelegenheid en groei (Europe 2020) en het bijbehorende vlaggenschip Innovation Union. De eerste pijler. Excellente Kennisbasis, is gericht op wetenschap. De tweede pijler. Industrieel leiderschap, wil investeringen aanjagen in de belangrijkste industriële technologieën. Dat gebeurt door Europese bedrijven te stimuleren om te groeien tot wereldleiders op hun gebied. Jaarlijks worden verscheidene oproepen opengesteld waarop projectvoorstellen kunnen worden ingediend. Deze voorstellen worden door een onafhankelijke groep van deskundigen beoordeeld. De beste voorstellen worden gefinancierd tot het maximum beschikbare budget van € 300-350 min. Er is geen nationale allocatie. De derde pijler. Maatschappelijke Uitdagingen, zet in op ontwikkeling en benutting van kennis voor het oplossen van maatschappelijke uitdagingen. Zie ook de toelchting op het onderwerp H2020 bij beleidsartikel 12.Naast bijdrages aan projecten draagt de Europese Commissie vanuit

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015-2016, 34 300 XIII, nr. 2

222

het Kaderprogramma ook bij aan publiekpublieke en publiekprivate programma's met een eigen Europese rechtsgrondslag: de publiekpublieke programma's zijn gebaseerd op artikel 185 van het EU-Werkingsverdrag en worden ook nationaal gecofinancierd. EZ cofinanciert één daarvan direct, het artikel 185 initiatief Eurostars, dat gericht is op het MKB. Indirect (via het standaardeninstituut VSL) wordt het artikel 185 initiatief European Metrology Research Programme door EZ gecofinancierd.

De publiekprivate programma's, zogenaamde Joint Technology Initiatives (JTI), zijn gebaseerd op artikel 187 van het EU-Werkingsverdrag en wordt in een geval eveneens nationaal gecofinancierd. Tijdens de periode van Horizon 2020 betreft dit het JTI ECSEL. Dit JTI wordt door EZ gecofinancierd. In samenhang met deze communautaire samenwerkingsvormen bestaat er gouvernementele samenwerking in Eureka-clusters om de mondiale concurrentiekracht van ICT industrie te versterken.

 
               

Middelen voor cofinanciering Horizon2020 op begroting EZ (bedragen x € l.mln)

 

2015

2016

2017

2018

2019

2020

2021

JTI/Eureka

             

(Internationaal Innoveren)

14,0

23,7

33,7

39,7

39,7

39,7

39,7

Eurostars

10,6

13,1

15,5

18,2

18,4

18,4

18,4

Totaal

24,6

36,8

49,2

58,0

58,1

58,1

58,1

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015-2016, 34 300 XIII, nr. 2

223

O N O

>

O

a

ja

'ü .o

3

C/5 (O ifl

O

s

cu ra c

T3 O

ü cu

4-j

CO

cu

cu c

cu

E

cu ra

cu

T3

C

CD >

cu

T3

cu ja co .Q

d

co

cu Q

c

cu

E ■§

c < <U _ ~>CN

2*

0 "*

N cu LU

C 't

g -2 w ra

1 §

d CD

CO a

3ip

N

cu ra

CD

CO

c

cu

™ cu

15 t

cu

o cu

N —

CU c

■a ü=

c 0

£ T3

CD C

3

  • 0) 
    ■Q C cd

O Q)

ca

I c

cd cd

  • 0) 
    ■Q C

c

'5

js

u

cd 0)

"cd cd Q. Q)

-Q

Q. O

ca o

O 4-j

  • Q) 
    ■C

Q> ■

^ c

c ai

° £

"O

co 0)

0)

-o c

  • 0) 
    -Q 0) ■

O O ■Q

c

0)

ca

c

CD

Q> CD

■Q ■Q

O 3

^5) -

■q 8

S -Q

.1 ^

h= .c

CL c

O ^

^tf CD

CD k.

CD O

o. §

co

c ca

CD C CD

«> -2

Q cu

s -Q

cu

cu

 
 

co

 

cu

 

4-j

 

CD

 

CO

 

'c

 

CD

 

ra

 

l_

 

0

 

cu

 

CD

 

c

 

O

   
 

CD

 

C

 

i—

 

cu

 

4-j

 

c

   
 

c

 

CD

 

CD

 

CO

 

cu

 

ja

 

co

   
 

d

 

CO

 

cu

 

a

 

c

 

cu

 

co

 

cu

 

ja

 

co

   
 

d

 

CO

   
 

cu

 

cu

 

4-j

 

c

 

cu

 

a

 

'o

 

c

co

~

cu

cu

 

ja

ra

co

i—

 

cu

d

>

C/3

O

 

CN

cu

" cu

cu *;

3 ü

  • c

co — cu

— cu

P ra co

.Q cu

d >

C/3 O

cu cu ^

O O

ra ra

cu cu

CD CD

ü ü

CU CU

a -a

c

:CU CU k_

O

ra

cu

CD ü

CU

ra l_

cu > O

a>

"° O

-g N c

O

cu cu

^ c

— CD

CU CD

O

i- ü .Q CU

4^

CU a

CD ^3

~ 'w

O .Q

.- d

CD (/)

4-« „

ra ._ ■a

  • c

O cu > cu

4-« m—

0 O

'c c ra 2

'i: ü

1 2 co "a - o.

o

T3

o cu

■a -e

c

CD CD

cu a

co

CD ü

o cu

CD CD

cd -n

c

cd

o cd

ra —

ra ^

.E -4=

■- cd

cd o

  • g

ra ^

O co

E a

_ T3

> cu

O

N C

cn cd

~ >

o cu

'm ra

O O

> >

o cu

cu ra '_q

cu ■£

> >

° E

cu O c

c cu

— ra

  • c

co -n

2 3

'tï £

■S2 tn

c i-

CD fU

ï

o ja

cu co

■I c

^ s

s =

CD

O

C CD

c 13

CD CD

cu cu

■n cd

cu

■g cu

">

co cu

-S3

CU T3

S ra

co cu

cu ra

d CU

CO T3

ra

cu c

c

cu co

Ö 00 N c

CD CD

C

cu ra

CD

cu Q

co

2 ja co

d

CO

u>

CD

a

cu

cu >

2 'c co f-

§

QC

c

cu co

b

00 N c

CD CD

O .

ra lo cu ra

CD

CD k_

p_

!5 ._

cu S ■a _

c £ ra

M CD

c —

CU J2

O co

raH

cu > oo Er

"E c

o a

0 co

§ b

ra N

1 « T3

cu c

c cu T3 c

  • ■>

c ^1 cu — > cu o ra ■ ra o -o c Qü ra c = ESiö)

t CD .E

ra T3 c c

_ 'z CD O CU CD

5 'o cu

TO c T3 n ra ^ O c CU

c ü= p

c

cu a

5 D 2 I

5 bi

i2 -

co ra

O c

cu

o ra

o

ra

ra o c

cd cd

CD

a

cu ra ™ ra

^ O >

cd o cu

cd ~a ra

cd

C cd

^ § c

S, ° =

ra +j m

_ co ™

o cu E

o ra o

E, E

cu

c :=

a c

C CD CU d

ra cu ■a T3 c

cu

, cu ra — ra ■

ge

o cu

cu IP,

cd

3 cu ra >

cu Id cd

1.2

a T3

o cu

> p S ^ 03

cu 3 ra ^

c

cu

E

o c

cu

ra o ° „ S cu

CO T3

cu 0

~ d T3

g CO CO

'co T3

.Q _CU

3 CU

1 E ^

ÏP^

" O c

C CD

_cu

cu

C Q.

0 cu cu

o ^ ra

c cu

T3

CD CD

O — O *

>

CD CD

E P § » 'D

5 ^ T3 3 cu

co 03

« S S

— CD CD

P "3 ra co K *;

■EE"0

w 5 .S2

® « o

® 1 p

O

c c

ö ^2

c ra

" co

  • E

ra cd

TL O.

C

o cu cu

i_ > T3

O CU c

O co cu

> ra

c == 9

0 CD

Is

cu 11

al

CD E T3

ra cu "cü

±i — -0

o £

cu d,

fl-

O b) 13 ^ .Q -

■a d ra co c

cu 'c

CD ^

O O

>

c

■>

ra ^

cu

ra £ T3

c

'c c

o cu

— cu

^ CD

cu > _

co co 5,

CD CU CD

_CD CD

CU £ Q

■a Q. a

~ <" c

ra ■-

■a j2 E

E ra o

S ra >

ra > £

o c co

E m S

E CU

<" =5

  • ~ o c

cu > O

C T3

i s

cu

rö c <£.

o < ra

£E <= ='

5^E^ a -Q o T3

C ^ C O O ® Q.Q.

Q E o k

E □

CD

a a

c

cu a l_ o

~ 5 cu c

O CD

> ^

*j co

8 b

>

c

cu

O

c

cu O

> cu a c cu ra

o > cu a c

CD

>

"3

a a

o o a c cu > cu ra

ra

ra c

ra c

Ic

o co cu

.Q

cu

a c

'>

co

CD _CD

Q.

ra c

^ ■-

co .Q d

CO

c

cu cu

t3 cu

.2 'c

cu a c cu

cu

cu

cu a c

CD CD

ra

_CD

co cu O

cu a c

CD

>

CD CD

§

cu a

CD

c

c

cu cu

ra c

"3

a

'd

a l_

cu >

cu a

CD

c

ra o c

.tt 'd

CU d T3

■a c

O cu

cu >

a

O

§

2 ja co .Q d CO

cu a

*

 
     

co

 

CD

   
 

wa

 

co

 

a l_

ba

   

o

 
 

bel

<ko

do

 

CD

<

ra

CD

 

aire

rgie

oesl

   

cu

4-i

 

cu

c

 
 

ra

LU

 
 

■a

_

H

 

CD

cu

   

CD

a

 

cu a

C

 

ra

O

l_

cu

 

4-i

>

c

c

CD

O

CD

Z

 

cu

>

 

c

ra

 

4-i

cu

cu

 

co

.c

E

l_

cu

cu

c

O

 

a

 

c

sa

i bsi

O

4—

cu ra

c

c

Q.

pe

 

co

o

cu

E

orie <

a

-4^

co

oer

ma

c

ra

>

o

4—

cu

 

cu

cu

CD ü

ra

C

a

+^

 

o

CU

'd

4-i

ra T3

4-i

a

ü

c

 

l_

 
 

cu

0

cu

 

a

5

^>

bet re

ng on

eling'

idieo'

heeft

rami

iereg

subs

cu

c

a

4-j

cu

ja

cu cu

bsi

CD

c

co

Ü=

 

cu

co

 

d

l_

cu

co

CO

   

cu

a

4-i

cu

   

O

a

*

*

co

*

*

*

4-i

*

*

*

,o

*

*

*

H

a c

cu

cu ra

o

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015-2016, 34 300 XIII, nr. 2

224

t

., <" <D "O _Q O) CD

CD "co

_2> CD "3 O > —

> o>

  • O) 
    o

CD CD ~CD

'co

-Q

CO

E

S I

cd cd c

,c

"C co

"> is

S3

c S

t <

ld la cd CO

cn cn

5 2

o

*- CO

«-=.<»

CD '-^

CO

™ i. .Q

t « 3

< £ w

o O cd CO o O

o O cd CO o O

o O cd CO o O

8>

O

■S "ï5 c

O

cd CO o O cm CM

o O o O

o O

00 00

CO

co ^

-Q .2!

c Ë

!S -d Z _

co c ^ cc

■o «5;

S <S 5 S

"U .q

CD co 3

  • 0) 
    Z £ 05

c

cn od

cCD

.E o

  • 2. 
    £ c

O CD CD t> ^ CD

CD

 
 

cn

o

o

o

g>

o

o

oq

cn

o

 
         

o

   

ld

     

o

o

o

o

o

o

o

o

o

o

o

cn

cn

cn

cn

cn

cn

cn

cn

o

cn

cn

cn

               

cn

     

00

o

00

co

o

cn

00

o

cn

 

cd

 

00

co

cn

     

00

g>

     

cn

00 o 00 o ld 00

r-. cn

00 o 00 o ld 00

r-. cn

00 o g> ld

r-. cn

o o

o Ln

o cn

O cl

« E

03 J0

1 m»»5SJ>.2£ v Q.-s ï >- co s t: ü

CD CD C ui

o? E S

S2 °> CD CD

si 2 j ;

CD <D

CD .

"U ^co

£= Q_

O O

CD ~

£ co

O Q.

cd cn

s. *

Ïd B

^ co

(/> T3 O) O

.E ° "cd

1 O

Q. LU Z _I

^ CD CD CD

CD E c

> CO t

O C CD jS c

-E Q (/>(/> .E

  • E "S S

ü 3 CD

.E bB E

<L> .0)

  • -Q < to

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015-2016, 34 300 XIII, nr. 2

225

t

ï( 0) (D "ö _Q CD CO

CD "uj

o o o o cm cm cm cm

«5

c c c c

c c c c c c

_2> nj cd O > — > o>

  • O) 
    o
 
 

T—

 

T—

cm

+-|

0Q

cm

cm

cm

cm

cm

cm

cm

cm

cm

cm

cm

cm

cm

cm

cm

cm

cm

cm

           

ld

                                   

O

O

O

O

O

c

O

O

O

O

O

O

O

O

O

O

O

O

O

O

O

O

O

O

cm

cm

cm

cm

cm

 

o

cm

cm

cm

cm

cm

cm

cm

cm

cm

cm

cm

cm

cm

cm

cm

cm

cm

cm

           

cm

                                   

o

 

cm

co

     

00

cd

 

cm

             

ld

cd

o

   

id

 
                     

cm

           

cd

       

id

 

cd co cm

r-. o o

cd cm cd

CD CO CM

r-. o o

CD CM CD

co od

CD CO CM

r-. o o

CD CM CD

co od

O CO CM

r-. cm -=t

o cm id 00 cm cd

00 00 00 o 00 ^ cd cm f-

cd cd o o cm id

CO CO

O

■5ï

"cc

c

O

00

a ld

CO 00 cd o o cd CO cd

CD cm r-. r-. *=t o cm o r--

CD f- CD ID

CO 00 CD O) h- CO CO

O CD 00 CD t— CM I-- 00 IT) ^ O) h-

  • o) 
    r- o

CD CD ID

CO ID CO CD

O CD CD CM

ID CO O CD

LD O CO 00

r~- o o cm

CO Lfl LO CM h- LO O CM CM CO CD CM h- CD CM CD ^ O

CD CD CD

"<D

I SI

E -C Q.

en a

IS ».C

z S S

cd co

cd *j

~2 si

3

3 t/5

3 t

ï °

C at

<t> c

  • 0) 
    O

.3! 9.

— CO

Id cd

£ -a

ü cd

-2 O

cj C (d t v

O q.

"3 JS C 2 Z £ cd

z tr ^

q_

£2 o

CD

CD CD

E =

CD '43 CD W 15 =

CD <_> °

o cc O

co <

CD CD

2

q.

■2 E

cd cd

q_ i

555

2 3 cd o. o

o cd

'tj cd

CD 2 3 "O

ü CD

O . O ■ _l

<

o '

I 8

  • O) 
    X O „

_ cm o

O)

o

i_ u) i- i— q..> q. cd

w cd o

cd 3)

> 5 > c E <S

C C cd

t x o o- £ <

m O ■

cd cd ~ (f)

_2> LU <

(/} cd GO I— l

cd >

.0)

t <

cm cm cm cm

cm cm cm cm

cm cm cm cm cm

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015-2016, 34 300 XIII, nr. 2

226

t

., <" <D "o _q o) cd

CD "co

w i— co cm o

^ O O O O I cm cm cm cm

O cm

O O cm cm

O cm

_H> cd "3 o > —

> o>

00 00 is> t; t;

S5m

  • o) 
    o
 

0Q

 

T—

Ln

o

o

 

o

cm

co

Ln

                 

O

O

o

O

O

O

O

O

O

o

cm

cm

cm

cm

cm

cm

cm

cm

cm

cm

                 
 

cd

co

 

cm

o

co

co

co

 

co

id

               
 

0Q

<-

0Q

<-

 

0Q

O

 

0Q

0Q

0Q

 
 

Ln

O

in

O

O

in

O

O

in

in

in

 
   

cm

 

cm

cm

 

cm

cm

       
 

o

o

o

o

O

O

 
 

cm

 

cm

   

cm

   

cm

cm

cm

 
 

cm

in

o

       

co

cm

cd

cm

 
     

cm

             

cm

 

CO

     

cd

           

cd

CM

r-

     

cd

   

c

     

cd

r-

LO

           

c

         

co cd cm

00

o cd

o r--

O CM

co 00

cm cd co 00

oo in

-=t cd cd -=t cd

in o o in i-

cm in in cd

od co co

<— cd

00 cd cd 00

O

■S "<S c o

CO CO 00 O l~- CO

cd cd

Id

T3

I SI

E -c Q.

cd o

z S S

< d-

CO >

üi >

CD to CD o) +-

  • o

_

^ = :=• 3

I- oc cn c/5

■o c

o

■£

 

CD

     

E

     

CD

     

C

     

CD

 

E

 

"D

 

o

 

C

 

c

 

o C

 

Eco

iet

CD

     

er

 

ed

CD

   

CO

 

or

q.

CD

O

CD

-Q

 

Bev

sch

Bio

Mic

s

o _q

CO

»g-

CD

CD "o C

O

O)

1

c

CO

CD cd

  • CO -c < P CD _ rt m

_0 o -q CO CO CD C -g ' > cq O co 1

CO c

"a. c cd co

cd C/5 o cd 3 S

■j= oa < c cn a.

  • w

j CO

o to

CO

o

CD .2

« co

> 3

O c/5

8 q.

-Q i

2 <

  • ■- o « ! .S> a> ^ > Q £ m

7* «3 q. CO ' c CD "ö o

«jd-d.ce; c

— cd 2 cd

cd <d

o a ~

_ CD C_)

c co 4= O

E S ° <"

cd ~0

o

  • j. 
    cd > cd

i= c a> <i> EE

o a ® <"

CO > £

"c <u

c L= "a

CD CD c

r r (D <C .t CD (0 C 5 > » O Ï 5

O (o O .E < u o)

t <

  • -Q < CO

co co co co co

  • 0) 
    .0)

co co co co

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015-2016, 34 300 XIII, nr. 2

227

t

ï( 0) (D "ö _Q CD CC

CD "(/)

IT) « t

_03 nj 03 O > — > 0)

  • O) 
    O

IT) CD O c O

O CM

00 -q

c

o c CM

O CM

 

>

>

 

>

>

>

>

>

>

>

>

>

>

>

 

>

>

>

 

c

c

O

c

c

c

c

c

   

c

 

c

c

 

c

c

c

 
   

CN

                               
 

CD

00

ID

CD

co

CM

O

   

CD

 

ID

   

CD

O

O

 

I--

CO

   

CO

00

                         
 

CM

   

O

                           
       

LD

                           

o

00

O

O

ID

O

O

     

O

O

O

 

*t

CD

O

O

CO

CD

CD

 

O

CM

O

00

     

O

     

r-

CO

 

O

co

 

CO

 

O

CD

O

O

     

O

     

o>

00

 

O

00

CD

C\j

 

CD

CD

<—^

00

00

   

CO

     

*t

   

00

CM

CO

     

r--

CD

               

*t

CN

 

CN

Lfï

       

O

                 

CM

       
       

CO

                 

cd

       

O

00

O

O

ID

O

O

     

O

O

O

 

*t

00

O

O

00

CD

CD

 

O

CM

O

00

     

O

     

r-

00

 

O

00

 

CO

 

O

O

O

O

*—

   

O

     

o

CN

 

O

CM

 

CM

 

CD

LD

<—^

00

cd

   

co

     

00

LD

 

00

CO

       

O

CD

               

r-

CN

 

CN

Lfï

                           

Lfï

       
       

CM

                 

c\j

       

O

00

O

O

CM

O

O

     

O

O

O

 

^

00

O

O

00

CD

CD

 

O

CM

O

00

     

O

     

r-

00

 

O

00

O

CO

 

O

CO

O

O

*—

   

O

     

o>

CN

 

O

CM

 

CN

 

CD

 

CM

00

co

   

co

     

cd

LD

 

00

CO

         

CD

               

CD

CN

 

CN

Lfï

       

00

                 

CD

       
                           

^

       

00

00

O

CD

 

ID

CM

     

O

O

O

 

CM

CD

T_

O

r-

00

CD

 

00

O

 

CD

     

O

     

CM

CO

 

O

*t

CD

CO

 

O

r--

O

CO

*—

   

*—

     

*t

CD

O

O

CD

CO

CN

 

co

LD

CO

CD

cd

   

cd

     

Lfi

<—^

 

00

CO

ID

   

ID

CM

00

                 

CO

 

CN

CO

       

LD

                 

r-»

       
       

T~

                           

O

r--

 

CD

r--

O

O

   

O

O

O

O

 

co

r--

 

O

 

O)

r- £

CO 00 CD 03 i— CD I— O) CD

00 00

co

CM O ^ CN I— CO 00 Tt

8>

O

■S "cS c

O

 
 

00

O

Lfï

CD

CO

 

O

00

LD

 

*t

LD

CO

 

CD

LD

   

CO

CO

 

O

r-

O

O

 

o

CD

O

 

CD

 

ö

 

p-^

LD

   

CO

CD

£ 8 35 c

I SI

E -C Q.

en +- a

z S S

■o n

a> a>

D)

a> O ■o

Q. CD O C

t <

N

O

O vt

> .<»

.2 -3 P 5

S -Q

c =

o to

CD "O <D c CC

Q. —

O Q.

'T3 ° C "ö

u

C

CD CO

O i-

)TJt£ C CD '

2 E §

°: .1

C * "O

CO * C ,

  • tl cu "Z. i
  • -5 ■ rr O)
  • O Ü ^ Q]

— S ^ o ^

  • 0) 
    -r ■-« (D i-□ O) O

£ 'ö> <u i- c

CD O) C

C0 0)

cl

CD

'cd

  • CD
  • c ï c

O LU C/) LU

Ü

cd CO

.E 5

cd "i-

co 5 o

CD

5 E

5 x "£iö*

^.cd o b

03 P > ^ c "O CD'1- "C3 CD

O 7- 0) r t c Sec

^cïo^«CD-g^.^-gcD ^^ZiCDCDc^^5

^ cdQZcü ojZÜ

S .2 -q cd o

- i_ o co

3 E CO c CD

<f) CD O ü- cc

CO

.2 ï S

C Z CD i

2 O) > 3

H < O «5

cc C C CD O

i o o

c 'cd

cc

q.

co =

O , O

CD

— ï ,°J ^

CD .0)

O

CD JC ü

CD "ö co

C CD CD

■£ i- c E

g>£ aï S

«lil \p cc ~ .= 3 - «5

CD i- co ~ 3

nrOi/lLD c

CD

E

Ë g

3 CD

c ■o

a> a>

O ■=

0 a>

1 >

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015-2016, 34 300 XIII, nr. 2

228

t

., <" <D "O _Q O) CD

CD "co

_2> CD "3 O > —

> o>

  • O) 
    o

CD O) CO CO CD CM

CD

£ S 35 c

CD *

CD

■o _

1 § i |

  • ® £ -2

I si

E -C Q.

CD O

z S S

>

a> —

CO CO

cd ij-

E .2 E :=-

n 2 S »

  • 1. 
    » " -D

3 -Q 3 3

3 3 3 O

Q 0) TJ r

— — 3

cd cd O) O) cd cd cd "d

CD iE -J- -Q CO O

ff E

c I 8

  • a) 
    Cl

CD <U

3 2

 

cd

E

   

c

     
 

"—

   
 

en

 

c

     

<u

q.

de

 

cd

c

a)

     

c

0

   

"cd

_c

 

"cd

  • a)

vee

 

sopi

 

en

*

ep

     

0

— .q

a)

 

CD 3

0

<u

 

5

cm

0q

  • O) 
    CD

E "a

c ~0 3 c

cd 3 T3 —

1- o o ^ jc 5

o cd Q. cd -5; —

■ = .

CD

03

Z~ CD 1= O c

CO * "o Q_ O CQ

~ o 3

CO

CD CD > CD'

  • 2 E

cd .?.

CO

c

O

£.£

CD Ü

CD 2>

E .E -5 =.E

o 5 ;

c o !»

CD

CO Q. CD Ö) « c

CD

.2 .- T3

CD

c = c ™ » =

(0 0> -ft!

CD C/D CD 3 CO CO ff > Z _c

CD

is

t <

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015-2016, 34 300 XIII, nr. 2

229

t

., <" <d "O _Q O) cd

cd "co

CO CO

O O CM CM

CO CO

O O CM CM

_H> cd "3 O > —

> o>

  • O) 
    o C CM
 
     

CD

00

           

CD

r-

     

O

             

00

 
     

O

LD

           

CN

LD

     

CM

CD

             

csi

                       

CO

     

CD

00

           

CD

r-

     

O

             

00

 
     

O

ID

           

CN

LD

     

CN

CD

             

csi

                       

CO

     

CD

00

       

ID

 

CD

CM

     

O

             

00

LD

     

O

ID

       

CD

 

CN

CO

     

CN

CD

             

©

                       

CO

     

CD

00

       

CN

 

CD

CO

     

O

         

r--

 

00

CM

     

O

ID

       

00

 

CN

LD

     

CN

CD

             

CO

                       

CO

CD

   

CD

00

r--

     

CN

 

CD

CO

CD

   

O

         

CD

 

00

CM

CM

   

O

ID

       

O

 

CN

00

     

CN

CD

       

^

   

CM

                       

*t

00

   

CD

CD

00

   

CD

ID

O

CD

CM

   

CD

O

 

00

   

CD

r--

O

00

r-

   

CM

O

O

     

CD

CD

CD

CN

00

     

CN

CD

CN

           

oS

                       

*t

LD

CO

CO

O

CO

ID

CD

O

r--

O

 

r--

00

CO

LD

CM

O

O

CO

00

 

00

 

O

 

LD

CD

CD

 

O

 

CN

*—

 

r--

 

CO

CM

LD

     

CN

 

CN

CO

 

<—^

   

ID

Ö

                     

CO

r-

cd CD cd

"<d

I SI

E -C Q.

cd o

■z. E S

cd cd w cd cd

cd £ > ® <o

cd cd

cd "5 E

  • O <

c 3 « O « 3 cd <f) "> O "> <f)

cd o cd ■

cd W O) CD c >

CD

E

CD

  • D) 
    c

.= 5

» « o |||

CO e 1- m.

w n o> .E (3 <

ö) CÜ cfl

  • c o
  • O O f£

■5È "~>

cd cd

J J C 5

  • g. 
    cd cd

S2 ram

cd —

O Q.

J2- 2

m

—' CD

O ■■=

c n :=•

cS > -Q

-a 2 ra

  • O) 
    1 ~r

cd (j

O

*— cd

9 8lï

"a S P E

°> o c :=• >

■S o .2 £

cd ü

a .32, [

  • U) 
    cd

< CO

<= **

cd c O) CD

  • O) 
    CD cd .51 E? O cd >- i- i-"O 3 ^ 0) cd .Q

a a. > > = = < < O O t/5

t <

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015-2016, 34 300 XIII, nr. 2

230

t

., <" <d "O _Q O) cd

cd "co

_2> cd "3 O > —

> o>

  • O) 
    o

cd

— -Q

cd

; c ■S

co

co

cd o

z S S

,g__cö

■§■§ o s-

W = O -

cd l_

cd 0)

c o i -

D _ o

is » i ^

  • 0) 
    o

_0 <d w O *"

N

5 ic

CO Q O

c

co

.-■DC

cq c O c O

O N O ° Iff

> Q_ CÜ

cd O cd

~_:S E . S ™ 2 o

co cd £ t

cd a 0 c I— .= Q i

=1 — Q £

O CO |sj P c

.£ E w u o>

ï m cd a) 3

cd O "

O O

E =

E — ■=•

c "43 :

"3 T3 .2 =

cd ■- co '™

x °

cd -o '

o cd

T3Ü5I

3 > O

  • a) 
    -o -o a)

.2 § §"§ Q > > Z

i 2

  • a) 
    a)

cd

Q O

cd

O <"

> z

ü ^ co 'i: ^

■fT C cd ü Ü

Soon

Q.O > (/> T3

.E cd cd

ÖEN

5 o

2 2 =

12 "So

cd

cd

c O c o

1 = s = " g

° <= a>.2> c

t cd ™-Z = T3 ^ O) ~ <D 2, c

2 "3 ■£ -c-z co

  • 1) 
    £ 0) s j! Ü

co .0)

t <

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015-2016, 34 300 XIII, nr. 2

231

t

., <" <D "O _Q C3) CD

CD "co

_2> CD "3 O > —

> o>

  • O) 
    o

CO O

in © <- CO

CD o

O O

to

CO

; c ■S

CD

CO

CD a

z S S

- - :>

F 10 5

F u Z

1 o = -1

' M- co -t-^

i c 1) l)

  • o v 5
  • Ü CD E-

I < > CD

is otj

■ O = ^

< CB

ü O c ^

CB CO CO

a) <

CD CO

> e

o o e

o tj Z

1*3

  • a) 
    a)

-c o

t 3

03

>

o

a)

Q. O i _cb .e

a)

co CO CB CO

'5 O O

e e ._ .

— i- co

.. $ -Q -O

I > CB > 3 =

  • (/) \P O co «5

■o c

O

3 CB

to to

^ co »

s < 1?

ï ï o

a 3 co

  • O) 
    o- >

.e cb

"53 g 8

5> o =

CB — i» O

£ c/3

co £

cb co

cb -a c O

  • q. 
    3 jo cj

co O

CB CB

c o :

CB

ü CB '

CD O) -

CB'

o=öiqCO)£oc)q

O CB

CB CB Q.

CB CB

c dl S >

<

O

0C O) o 0C O)^ 0C codOC O) o 0C i> O £. C/)

t <

  • -Q

< to

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015-2016, 34 300 XIII, nr. 2

232

t

., <" <D "O _Q O) CD

CD "co

o o o o) ^

00 o o cm

_H> CD "3 O > — > <»

O O

  • O) 
    o

CM CM © CO Lfï

O LD CM CO

CO 00

CM CM O t— CO Lfï

CM CM CO

^ co ai

CM

O LD CM CO

O LD CM CO

O LD CM CO

LD CM CO CM 00

CO CM CO CM CD CD

O LD CM CO

«- Oï co o o O ID CM CM

m h- Tj-CO CD 0) (M r

CM CO CO

co ld

cd

CM CO LD CO

o ld cd o

00 CM

CD

; c

:

  • c
  • *C
  • 0)

CO _Q o)

  • > o) .t =

2; ^

co

c -CO-

en a

z S S

o a)

  • O) 
    S

■> 3 = O C CD "3 3

O c Z «5

O O cc cc

  • O

cd ca

li!

  • q. 
    cd 'cd

.o '5

CD

CO

Jr CD CD |

-g .E .E 4

._ M— M— T—

3 O O o <U

N ü ü CN CC

(D 0 O E q_ ÜÜ

35

03__,

CD

c +2 03

CD CD ^ <U

II i 8

t: ^ cd

o cd c i-

<= 2 °> m

CO

p

O) ^

E o

3 <=

E ^

■J= Q.

(/> O

_ CD

CD _CD

to Q-

o "> ^ a>

c

CD

~ 3 c c

cu O _Q CD ■-

i- O fll ^ ï

T3 > » C C

CD

CD CD

CD

CD

ü c ° CO C "O

O CD O

CD C0 O CD O

03-Q -fc? Q. o

CD 3 .« X £1

a: e/) jz lu ^

03

1 03 (0

S o

CD O)

'co .E ^ CD ~

-Q ü O) 33 -Q

3 5 ï • 3 J

  • B) 
    i/) e d »

Q.

O

— iS

co co

°> i- co -TT *!

  • 1) 
    U J £

-2 > 33 Ö 3

» O o) m «)

c

"O

t <

  • -q < v)

00 00 00 00

.0)

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015-2016, 34 300 XIII, nr. 2

233

t

., <" <D "O _Q O) CD

CD "co

_2> CD "3 O > —

> o>

  • O) 
    o

CD

; c ■S

CO

CO

CD a

z S S

t <

>- «- 00 O O CO

Ifl If) Ï-

co

o

co ci

oo

00

d

o

co

>- «- oo

O O CM LO Lf> ^

CO CO LA

I—

rsj

r- r- m o o o oom 4 Tt cd oo oo

O O CO

q © r-;

^"

co co

O

C\i

O O O) O O LA <- >- CD

CD

.3! ü=

» i

1- w

.S O) O)

.S> -9 .= «

  • 0) 
    w

> —

O ,0>

£ =

CO CO CO O)

3 c —

  • v) 
    O) _ co o

co > co s

« > (j) f m

c

co co c *i *i en

■2 ü ^ C = = 30

C/5 ™ cfl

c

o) ^

«- CO "ö>

5o

c

co

  • E

° «

» ■£

Ui -Q

01

c co

CO

co co

cc CO r-

11

ID NU

O -O

.°3

•Q dj 'C

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015-2016, 34 300 XIII, nr. 2

234

Topconsortia Kennis en Innovatie

Topconsortia voor Kennis en Innovatie (TKI's) zijn stichtingen die ten behoeve van de diverse topsectoren de kennis- en innovatieagenda vormgeven en (laten) uitvoeren. Hiertoe voeren de TKI's programmaondersteunende activiteiten uit gericht op het samen met de relevante bedrijven en kennisinstellingen voor hun thema programmeren van activiteiten, bouwen van PPS-consortia om innovatie vorm te geven, informeren, coördineren en enthousiasmeren van partijen om een bijdrage te leveren aan de kennis- en innovatieagenda. Eén van de instrumenten hiervoor betreft de TKI-toeslag.

De TKI-toeslag is bedoeld om privaat-publieke samenwerking op het gebied van onderzoek en innovatie in Topconsortia voor Kennis en Innovatie (TKI) te stimuleren. Voor de TKI-toeslag komen uitsluitend TKI's in aanmerking die zijn opgenomen in de begrotingswet van het jaar waarop de aanvraag voor de TKI-toeslag betrekking heeft. In de begrotingswet voor 2016 zijn 12 TKI's erkend die elk betrekking hebben op één van de innovatiecontracten van de topsectoren of een onderdeel daarvan (zie onderstaande tabel). De topsectoren zijn Agrifood, Tuinbouw en Uitgangsmaterialen, High Tech Systemen en Materialen (HTSM), Energie, Logistiek, Creatieve industrie, Life Sciences & Health, Chemie en Water; voor ICT en Biobased Economy (BBE) zijn onder regie van respectievelijk HTSM en Chemie ook Innovatiecontracten opgesteld. Het TKI BBE werkt voor drie topsectoren (Agrifood, Chemie en Energie).

Om als TKI opgenomen te worden in de begroting moet het aan de volgende criteria voldoen:

  • Het TKI is een rechtspersoon zonder winstoogmerk die bestemd is voor het tot stand brengen en doen uitvoeren van een meerjarig onderzoeksprogramma, waarin ondernemers, publiekrechtelijke rechtspersonen en publiek gefinancierde onderzoeksorganisaties participeren.
  • Het onderzoeksprogramma vindt plaats voor gezamenlijke rekening en risico van bedrijven en publieke kennisinstellingen.
  • De minimale omvang van het jaarlijkse onderzoeksprogramma bedraagt € 5 min.
  • Het onderzoeksprogramma dat het TKI voorstaat voorziet in een behoefte en is nog niet afgedekt door andere TKI's.
  • Bij een TKI zijn minimaal 3 ondernemingen en 3 publiek gefinancierde onderzoeksorganisaties betrokken.
  • Het is transparant en onder redelijke voorwaarden mogelijk voor bedrijven en kennisinstellingen om aansluiting te krijgen bij een TKI.
  • Binnen een TKI is een goede vertegenwoordiging van het Midden- en kleinbedrijf (MKB). Een TKI wordt dan ook geacht betrokkenheid van het MKB actief te bevorderen.
  • De kwantitatieve inzet van private partijen binnen de TKI's bedraagt in 2015 en verder 40%. De TKI's geven in hun meerjarenprogramma aan hoe dit gerealiseerd gaat worden.

Periodiek wordt bezien of de TKI's aan de voorwaarden voldoen om in de begroting opgenomen te blijven.

In 2013 is de TKI-toeslag geïntroduceerd. De kenmerken van de regeling zijn:

  • De toeslag is een generiek vormgegeven instrument: grondslag van de toeslag is de cash-bijdrage van bedrijven aan het TKI voor het, door het TKI opgestelde, privaat-publieke samenwerkingsprojecten die

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015-2016, 34 300 XIII, nr. 2

235

onderdeel uitmaken van een meerjarig onderzoeksprogramma op het gebied van onderzoek en innovatie en de cash-bijdrage van bedrijven aan onderzoeksopdrachten die voor het TKI onderzoeksprogramma relevant zijn. Hiervan mag een beperkt aandeel in natura in aanmerking worden genomen.

  • Het toeslagpercentage is 25%.
  • Het voor de toeslag beschikbare verplichtingenbudget is € 119 min in 2016, oplopend naar € 125 min vanaf 2017.
  • De toeslag wordt niet door bedrijven afzonderlijk aangevraagd maar door het TKI, die de toeslag ook krijgt uitgekeerd.
  • De TKI-samenwerkingsprojecten waarover de toeslag kan worden verkregen betreft fundamenteel onderzoek, industrieel onderzoek en experimentele ontwikkeling.

Hieronder volgen de TKI's die in aanmerking komen voor TKI-toeslag. Al deze TKI's kunnen bovendien subsidie aanvragen voor hun programmaondersteunende activiteiten tot maximaal € 400.000,- per TKI (voor topsector Water geldt dit bedrag voor het cluster TKI's). De programmaondersteunende activiteiten moeten direct verband houden met de jaarlijkse onderzoeksprogramma's die met de TKI-toeslag worden ondersteund of moeten bijdragen aan de voorbereiding van die programma's dan wel het aanvragen, besteden of verantwoorden van de TKI-toeslag. Deze subsidie wordt verstrekt voor zover in de subsidieaanvraag voldoende onderbouwd met activiteiten, voor zover deze activiteiten passen binnen de staatssteunkaders en voor zover voor deze activiteiten niet uit andere hoofde reeds een vergoeding van de overheid wordt verkregen.

De drie TKI's genoemd onder 10a, b en c vormen een bij elkaar horend cluster ten behoeve van de topsector Water.

 
 

Statutaire naam

1

Stichting TKI Agri&Food

2

Stichting TKI Biobased Economy (BBE)

3

Stichting TKI Chemie

4

Stichting TKI CLICKNL

5

Stichting TKI Energie

6

Stichting TKI HTSM

7

Stichting Life Sciences Health - TKI

8

Stichting TKI Logistiek

9

Stichting TKI Tuinbouw en Uitgangsmaterialen

10a

Stichting TKI Maritiem

10b

Stichting TKI Deltatechnologie

10c

Topconsortium for knowledge and Innovation Watertechnology

TKI Energie

De Topsector Energie hanteert een dubbele doelstelling: zowel versterking van de energiesector als ook versnelling van de energietransitie. Daartoe zijn op grond van begrotingsartikel 14 specifieke energie-innovatiemiddelen beschikbaar. Het TKI Energie dat voor de Topsector Energie de programma-ondersteunende activiteiten uitvoert, doet ook de voorstellen voor de inzet van de energie-innovatiemiddelen. Omdat hiermee subsidiegeld gemoeid is, worden aan deze TKI hoge eisen gesteld op het punt van onafhankelijkheid, transparantie en zorgvuldigheid. Dit impliceert dat deze activiteiten niet door partijen kunnen worden uitgevoerd die (direct) baat hebben bij de uitkomsten van die

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015-2016, 34 300 XIII, nr. 2

236

activiteiten - dat zou immers de schijn van belangenverstrengeling kunnen wekken. Om het TKI goed te laten functioneren en ook een stimulerende rol te laten vervullen in het betrekken van bedrijfsleven en kennisinstellingen bij de innovaties benodigd voor de energietransitie wordt een nader te bepalen, aanvullend subsidiebedrag beschikbaar gesteld bovenop de bijdrage vanuit artikel 12. Die extra financiering komt uit de beschikbare energie-innovatiemiddelen op artikel 14. De hoogte van die bijdrage wordt op advies van het Topteam Energie nader vastgesteld.

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015-2016, 34 300 XIII, nr. 2

237

 
 

5.7 Evaluatie- en overig

onderzoek

   

Artikel 11 Goed functionerende economie en

       
         

Soort Titel/onderwerp

Artikel

Start

Afronding

Vindplaats

onderzoek

       
  • 1. 
    Onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid
     

1a. Beleidsdoorlichtingen

       

Goed functionerende economie

11

2014

2015

 

en markten

       

1b. Ander onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

     

De doeltreffendheid en de effecten

11

2013

2014

TK, 29 502, nr. 114

van de Postwet 2009 in de praktijk

       

Evaluatie Metrologiewet

11

2014

2015

 

Evaluatie Frequentiebeleid

11

2015

2015

 

Autoriteit Consument en Markt

11

2015

2015

 

(ACM)

       

Raad voor de accreditatie

11

2015

2015

 

De doelmatigheid en doeltref-

11

2016

2016

 

fendheid van het functioneren van

       

het CBS

       

Evaluatie van de aangewezen

11

2019

2019

 

instanties metrologiewet

       

Raad voor Accreditatie

11

2020

2020

 

Autoriteit Consument en Markt

11

2020

2020

 

(ACM)

       

Bijdrage Nederlands Normalisatie

11

2022

2022

 

Instituut (NEN)

       
  • 2. 
    Overig onderzoek
       

Aanbestedingswet 2012

11

2014

2015

 

Evaluatie wet markt en overheid

11

2015

2015

 

Universele postdienst (UPD)

11

2016

2016

 

Agentschap Telecom

11

2017

2017

 

Aanbestedingswet op defensie- en

11

2018

2018

 

veiligheidsgebied

       
 

Artikel 12 Een sterk innovatievermogen

Soort Titel/onderwerp

Artikel

Start

Afronding

Vindplaats

onderzoek

       
  • 1. 
    Onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid
     

1a. Beleidsdoorlichtingen

       

Doorlichting artikel 12 en 13

12

2014

2015

TK, 30 991, nr. 23

1b. Ander onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

     

Evaluatie MIT

12

2016

2017

 

Ruimtevaart

12

2017

2017

 

Toegepast onderzoek; O-meting

12/14/16

2015

2015

 

T02's (TNO, Deltares, Marin, NLR,

       

ECN, DLO)

       

Tussenevaluatie Topconsortia

12

2016

2016

 

Kennis en Innovatie

       

STW

12

2016

2016

 

Intellectueel Eigendomsbeleid

12

2018

2018

 

WBSO/RDA

12

2018

2018

 
  • 2. 
    Overig onderzoek
       

2a. MKBA's

       

Ruimtevaart

12

2015

2016

 

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015-2016, 34 300 XIII, nr. 2

238

excellent onderneminasklimaa

Soort Titel/onderwerp onderzoek

Artikel

Start

Afronding

Vindplaats

  • 1. 
    Onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

1a. Beleidsdoorlichtingen

Doorlichting artikel 12 en 13 12 1b. Ander onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

Microkredieten BMKB

Groeifaciliteit

Garantiefaciliteit Ondernemersfinanciering

Scheepbouwgarantieregeling Digitale agenda Evaluatie Actal / regeldruk Valorisatie

13 13 13 13

13 13 13 13

2014

2015 2019 2019 2019

2016 2015 2015 2014

2015

2015 2019 2019 2019

2017 2016 2016 2015

TK, 30 991, nr. 23

Toerisme (NBTC) Ondernemerspleinen / KVK IBO Zelfstandigenaftrek plus aanverwante maatregelen Overige fiscale ondernemerschapsregelingen ICT-beleid 2. Overig onderzoek

BMKB (additionaliteit) Onderwijs en Ondernemerschap (OESO case study) Kenniscentrum MVO

13 13 13

13

13

13 13

13

2015 2017 2015

2015

2017

2014 2015

2014

2015 2017 2015

2016

2017

2015 2015

2015

Artikel 14 Een doelmatige en duurzame energievoorziening

|

Soort Titel/onderwerp Artikel Start Afronding Vindplaats

onderzoek

 
  • 1. 
    Onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid
   

1a. Beleidsdoorlichtingen

     

Een doelmatige en duurzame

14

2019

2020

energievoorziening

     

1b. Ander onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

   

Elektrisch rijden

14

2015

2015

Innovatie agenda energie

14

2015

2016

Green Deals

14

2015

2015

Proeftuinen Smart Grids

14

2015

2015

Warmtewet

14

2015

2016

Rijkscoördinatieregeling

14

2015

2016

Garantieregeling aardwarmte

14

2015

2016

Topsector Energie

14

2016

2016

Energieakkoord

14

2016

2016

SDE+

14

2016

2016

ECN/NRG

14

2017

2017

Wet voorraadvorming Aardolie-

14

2017

2017

producten (Wva 2012)

     

ETS indirecte kostencompensatie

14

2018

2018

Pallas

14

2018

2019

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015-2016, 34 300 XIII, nr. 2

239

 

Artikel 16 Concurrerende, duurzame en veilige agro-

, visserij- en voedselketens

     
   

Soort Titel/onderwerp onderzoek

Artikel

Start

Afronding

Vindplaats

1 Onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

     

1a Beleidsdoorlichtingen

       

Concurrerende, duurzame en

16

2013

2014

IBO agro is voor het

veilige agro, visserij en voedsel-

     

zomerreces 2015 naar

keten

     

TK gestuurd. Zie

       

hyperlink.

1b Ander onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

     

Integrale POP 2 evaluatie

16

2016

2016

 

(waaronder Investeringsregeling

       

Jonge Agrariërs, subsidieregeling

       

kleine en grote netwerken,

       

subsidieregeling beroepsopleiding

       

en voorlichting, Demonstratiere-

       

geling, Stimuleringssubsidie

       

biologische Productie, Samen-

       

werking bij innovatie NU,

       

functionele agrobiodiversiteit,

       

demoregeling proefprojecten GLB,

       

demoregeling Schoon en Zuinig)

       

Brede weerverzekering

16

2015

2016

 

Garantieregeling Landbouw (GL)

16

2018

2018

 

en Garantieregeling Marktintro-

       

ductie Innovatie (GMI)

       

Fijnstofmaatregelen en lucht-

16

2015

2016

 

wassers

       

Meetprogramma duurzame stallen

16

2016

2016

Zal in evaluatie van de

       

PAS regeling

       

meelopen (zie artikel

       

18).

Subsidie marktintroductie

16

2017

2017

 

energie-innovaties (glastuinbouw)

       

(MEI)

       

Set aside regeling

16

   

De set aside regeling is

       

in 2007/2008 door

       

Europa geëvalueerd.

       

Zie hyperlink. De

       

regeling is niet

       

gecontinueerd. Om

       

deze reden komt de

       

oorspronkelijk in 2014

       

geplande evaluatie te

       

vervallen.

Investeringsregeling energiebe-

16

2014

2015

 

sparing (IRE) en Nu duurzaam-

       

heidsinvesteringen

       

Eindevaluatie Europees Visse-

16

2016

2017

 

rijfonds

       

Inbeslaggenomen goederen (IBG)

16

2015

2016

Deze evaluaties

en Landelijke Inspectiedienst

     

vormen onderdeel van

Dierenbescherming (LID)

     

de brede evaluatie met

       

V&J naar de handha-

       

vingsketen dieren-

       

welzijn.

Ondersteuning biologische sector

16

2015

2015

 

Consumentenbond Voedselon-

16

2015

2015

 

derzoek

       

Landelijk Informatiecentrum

16

2016

2016

 

Gezelschapsdieren (LICG)

       

Stichting Zeldzame Huisdierrassen

16

2014

2015

 

(SZH)

       

GD basismonitoring en Dierge-

16

2017

2017

 

zondheidsfonds (DGF)

       

Regeling Stidug

16

2015

2015

 

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015-2016, 34 300 XIII, nr. 2

240

Soort Titel/onderwerp onderzoek

Artikel

Start Afronding

Vindplaats

 

Verlaagd tarief glastuinbouw

16

2015

2015

 

Regeling subsidie Stichting Dienst

16

2015

2015

 

Landbouwkundig Onderzoek

       

(DLO)

       

Meststoffenwet

16

2015

2016

 

Programma Internationale

16

2015

2016

 

Aangelegenheden (PIA)

       

Voedselzekerheid

16

2018

2018

 

Raad voor de Plantenrassen

16

2017

2017

 

College voor de toelating van

16

2016

2016

 

gewasbeschermingsmiddelen en

       

biociden

       

Voedingscentrum

16

2017

2017

 

Centrale commissie dierproeven

16

2020

2020

 

2 Overig onderzoek

       

WOT Genetische bronnen

16

2014

2014

Zie hyperlink.

WOT Visserijonderzoek

16

2014

2015

 

WOT Economische informatie-

16

2015

2015

 

voorziening

       

WOT Voedselveiligheid

16

2014

2014

Zie hyperlink.

WOT Diergezondheid

16

2014

2014

Zie hyperlink.

WOT Natuur en milieu

16

2016

2016

 

Stichting Diergeneesmiddelen

16

   

Een Commissie van

autoriteit (SDa)

     

Toezicht houdt toezicht op het functioneren van de SDa en hierover wordt aan VWS en EZ gerapporteerd. Deze rapportage mondt jaarlijks uit in brief aan de TK (bijvoorbeeld TK, 2014-2015, 29 683 nr. 194).

 

Artikel 17 Groen onderwijs van hoge kwaliteit

 

Soort Titel/onderwerp

Artikel

Start

Afronding

Vindplaats

onderzoek

       

1 Onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

     

la Beleidsdoorlichtingen

       

Groen onderwijs van hoge

17

2012

2014

Zie hyperlink.

kwaliteit

       

Groen onderwijs van hoge

17

2019

2019

 

kwaliteit

       

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015-2016, 34 300 XIII, nr. 2

241

Soort Titel/onderwerp onderzoek

Artikel

Start Afronding

Vindplaats

 

1 Onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

     

1a Beleidsdoorlichtingen

       

Natuur en regio

18

2014

2015

 

1b Ander onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

     

Evaluatie EFRO/Interreg (door

18

2015

2016

 

Europese Commissie)

       

Evaluatie Rijkscofinanciering

18

2016

2016

 

EFRO/Interreg (2007-2013)

       

Regionale ontwikkelingsmaat-

18

2015

2016

 

schappijen

       

Kroondomeinen

18

2016

2017

 

Beleids- en wetsevaluatie

18

2014

2014

TK33 962, nr 11

landinrichtingsinstrumenta rium

       

Wet inrichting landelijk gebied

       

Natuurschoonwet 1928

18

2014

2015

 

Programmatische Aanpak Stikstof

18

2016

2016

 

inclusief meetprogramma

       

duurzame stallen.

       

Staatsbosbeheer (SBB)

18

2018

2018

In 2014 is de positio-

       

nering van SBB

       

opnieuw bepaald (zie

       

TK, 29 659, nr. 122).

       

Geen evaluatie in 2014,

       

nieuwe werkwijze te

       

evalueren in 2018.

Programma naar een rijke

18

2018

2018

 

Waddenzee

       

Evaluatie Natuurbeleidsplan

18

2017

2017

 

Caribisch Nederland

       

Programma natuurlijk onder-

18

2018

2018

 

nemen (waaronder Subsidiere-

       

geling innovatieve projecten

       

biodiversiteit)

       

Evaluatie Natuurpact

18

2016

2016

 

Natuurvisie

18

   

Na de zomer van 2015

       

komt het PBL met een

       

voorstel voor

       

uitwerking evaluatie

       

van de Natuurvisie.

Burgereducatie/IVN

18

2017

2017

 

Wet natuurbescherming

18

2016

2017

 

In Beslag genomen Goederen

18

2016

2016

 

(IBG)

       

Vrijstelling vergoeding bos- en

18

2015

2016

 

natuurbeheer

       

Vrijstelling bos- en natuurterreinen

18

2015

2016

 

forfaitair rendement

       

Vrijstelling landinrichting

18

2015

2016

 

Vrijstelling Bureau Beheer

18

2015

2016

 

Landbouwgronden

       

Vrijstelling natuurgrond

18

2015

2016

 

Bosbouwvrijstelling

18

2015

2016

 

2 Overig onderzoek

       

Balans van de leefomgeving

18

2015

2016

Door PBL.

Actualisatie Kaderrichtlijn Mariene

18

   

Zie lenM begroting.

Strategie (KRM)

       

Groot Project EHS 2013

18

2013

2014

TK, 30 825, nr. 214

EHS Groot project 2014

18

2014

2015

Afhankelijk van

       

besluitvorming over

       

voortzetting EHS als

       

groot project.

Voortgangsrapportage Natuurpact

18

   

Jaarlijks vanaf 2015.

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015-2016, 34 300 XIII, nr. 2

242

Soort Titel/onderwerp Artikel Start Afronding Vindplaats

onderzoek

  • 1. 
    Onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

1a. Beleidsdoorlichtingen

Doorlichting artikel 19 19 2020 2020

1b. Ander onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

 

Innovatiekrediet

19

2016

2017

Seed-regeling

19

2016

2017

Fund to Fund

19

2016

2017

Vroege fase financiering

19

2017

2018

Kapitaalverstrekking ROM's

19

2015

2016

Business Angels / Informal

     

investors

19

2016

2017

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015-2016, 34 300 XIII, nr. 2

243

5.8 Lijst van afkortingen

ACM Autoriteit Consument en Markt

Al Aviaire Influenza

ANVS Autoriteit Nucleaire Veiligheid en Stralingsbescherming

AVP Afrikaanse Varkenspest

BBL Beroeps Begeleidende Leerweg

BBP Bruto Binnenlands Product

BEE Biodiverstiteit, Ecosystemen en Economie

BES Bonaire, Sint Eustatius, Saba

BMKB Borgstellingsregeling Midden en Kleinbedrijf

BNP Bruto Nationaal Product

BOL Beroeps Opleidende leerweg

BSE Bovine Spongiforum Encephalopathy

BSIK Besluit subsidies investeringen kennisinfrastructuur

BT Blauwtong

BZ Ministerie van Buitenlandse Zaken

BZK Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties

CBD Convention on Biological Diversity

CBS Centraal Bureau voor de Statistiek

CCCF Codex Alimentarius comité voor contaminanten

CCEURO Coördinator van de Europese Codex Regio

CCS Carbon Capture Storage

CEPT Europese Commissie en de Europese Conferentie van administraties voor Post en Telecommunicatie

CIEP Clingedael Inernational Energy Programme

CIP Concurrentiekracht en Innovatieprogramma

CITES Convention on International Trade in Endangered Species

of Wild Flora and Fauna

CITO Ontwikkeling examens en toetsing

CMS Convention on the Conservation of Migratory

Species of Wild Animals

COVA Centraal Orgaan Voorraadvorming Aardolieproducten

CPB Centraal Planbureau

CPVO Community Plant Variety Office

CVI Centraal Veterinair Instituut

CV01 Civiele VliegtuigOntwikkeling

DGB&I Directoraat-Generaal Bedrijfsleven en Innovatie

DGF Diergezondheidsfonds

DICTU Dienst ICT Uitvoering

DIS Defensie Industrie Strategie

DLG Dienst Landelijk Gebied

DLO Dienst Landbouwkundig Onderzoek

DUO Dienst Uitvoering Onderwijs

ECN EnergieonderzoekCentrum Nederland

ECT Energy Charter Treaty

EFMZV Europees Fonds voor Maritieme Zaken en Visserij

EFRO Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling

EFSA European Food Safety Authority

EGM Effect Gerichte Maatregelen

EHS Ecologische Hoofdstructuur

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015-2016, 34 300 XIII, nr. 2

244

 

EIA

Energie- Investeringsaftrek

EIF

Europees Investeringsfonds

EIT

Europees Instituut voor Innovatie en Technologie

EM

Energiemarkt

ESA

European Space Agency

ESTEC

European Space Research and Technology Centre

ETS

Emision Trading Scheme

EU

Europese Unie

EVF

Europees Visserijfonds

EZ

Ministerie van Economische Zaken

FES

Fonds Economische Structuurversterking

GD

Gezondheidsdienst voor Dieren

GIS

Geografische Informatiesystemen

GKC

Groene Kennis Coöperatie

GLB

Gemeenschappelijk Landbouw Beleid

GO

Garantie Ondernemingsfinanciering

GTI

Grote Technologishe Instituten

GVB

Gemeenschappelijk Visserij Beleid

GWWD

Gezondheids- en welzijnswet voor dieren

HACCP

Hazard Analysis and Critical Control Points

HBO

Hoger Beroeps Onderwijs

HFR

Hedge Fund Research

HHI

Herfindahl Hirschman Index

HTSM

HighTech Systems & Materials

l&M

Ministerie van Infrastructuur en Milieu

IAC

Internationale Arbeidsconferentie

IAEA

International Atomic Energy Agency

ICANN/GAC

The Internet Corporation for Assigned Names and

 

Numbers/Governmental Advisory Committee

ICT

Informatie Communicatie Technologie

IEA

International Energy Agency

IGF

Internet Governance Forum

ILG

Investeringsbudget Landelijk Gebied

IMM

Investeringsregeling Milieuvriendelijke Maatrege-Ion

IPBBE

Interdepartementaal Programma Biobased

 

Economy

IP-beleid

industrieel participatiebeleid

IPC

Innovatieprestatiecontract

IPO

Interprovinciaal Overleg

IRRS

Integrated Regulatory Review Service

ITKB

Indicator Toekomstige Knelpunten in de Perso-

 

neelsvoorziening naar Beroep

ITU

International Telecommunications Union

IUS

Innovation Union Scoreboard

IVN

Vereniging voor natuur- en milieueducatie

Jl

Joint Implementation

JSF

Joint Strike Fighter

JTI

Joint Technology Initiatives

KBB

Kenniscentrum Beroepsonderwijs Bedrijfsleven

KBB

Kenniscentrum Beroepsonderwijs Bedrijfsleven

KNAW

Koninklijke Nederlandse Agrarische Wetenschap-

 

pen

KP7

Zevende kaderprogramma voor onderzoek en

 

technologische ontwikkeling

KRM

Kaderrichtlijn Mariene Strategie

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015-2016, 34 300 XIII, nr. 2

245

 

KTP

Korte Termijn Projecten

KVP

Klassieke Varkenspest

KvK

Kamer van Koophandel

LEI

Landbouw-Economisch Instituut

LICG

Landelijke Informatie Centrum Gezelschapsdieren

LvDO

Leren voor duurzame ontwikkeling

LWOO

Leerweg Ondersteunende Onderwijs

MARIN

Maritime Research Institute Netherlands

MBO

Middelbaar beroepsonderwijs

MEI

Marktintroductie en innovatie

MEP

Milieukwaliteit Elektriciteitsproductie

MER

Milieueffectrapportage

MEV

Macro-Economische Verkenning

MIP

Meerjaren Investerings Programma

MIT

MKB innovatiestimulering Topsectoren

MJA

Meerjarige Afspraken

MKB

Midden- en Kleinbedrijf

MKZ

Mond- en Klauwzeer

MVO

maatschappelijk verantwoord ondernemen

NAP

Nationaal Actieplan Duurzame Gewasbescher-

 

mingsmiddelen

NBTC

Nederlands Bureau voor Toerisme en Congressen

NCD

Newcastle Disease

NEN

Nederlands Normalisatie-instituut

NFIA

Netherlands Foreign Investment Agency

NIA

Nederlands Investerings Agentschap

NIPO

Nederlands Instituut voor Publieke Opinie

NIV

Nucleaire Installaties en Veiligheid

NL-OC

Nederlands Octrooicentrum

NLR

Nationaal Lucht- en Ruimtevaartlaboratorium

NME

Natuur en Milieueducatie

NRG

Nuclear Research Group

NSO

Netherlands Space Office

NURG

Nadere Uitwerking Rivierengebied

NVWA

Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit

NWO

Nederlandse Organisatie voorwetenschappelijk

 

Onderzoek

O&O

Onderwijs en Ondernemen

OBN

Kennisnetwerk Ontwikkeling en Beheer van

 

Natuurkwaliteit

OCW

Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

OD

Operationele Doelstelling

OHIM

Office for Harmonisation in the Internal Market

OIE

Office Internationale des Epizoöties

OIML

Organisation Internationale de Métrologie Légale

OPTA

Onafhankelijke Post en Telecommunicatie Autoriteit

OTO

Opleiden, Trainen en Oefenen

PAS

Programmatische Aanpak Stikstof

PBL

Plan Bureau voor de Leefomgeving

PBO

Publiekrechtelijke bedrijfsorganisatie

PCT

Patent Cooperation Treaty

PGO

Particuliere Gegevens Organisatie

PIANOo

Professioneel en Innovatief Aanbesteden Netwerk

 

voor Overheidsopdrachtgevers

PJ

petajoule

PKB

Planologische kernbeslissing

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015-2016, 34 300 XIII, nr. 2

246

 

PMR

Project Mainportontwikkeling Rotterdam

PNB

Particulier Natuurbeheer

POP

Plattelandsontwikkelingsprogramma

PPP

Purchasing power parity

PRW

Programma naar een Rijke Waddenzee

R&D

Research and Development

RDA

Research & Development Aftrek

RDN

Regeling Draagvlag Natuur

RGD

Rijksgebouwendienst

RIVM

Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu

ROC

Regionaal Opleidingscentrum

ROM

Regionale Ontwikkleingsmaatschappijen

RvA

Raad voor Accreditatie

RWT

Rechtspersonen met een Wettelijke taak

Salmonella Se/St

Salmonella serotype Enteritdis/Typhimurium

SBB

Staatsbosbeheer

SBL

Stimulering bosuitbreiding op landbouwgronden

SBR

Standard Business Reporting

SDa

Stichting Diergeneesmiddelen Autoriteit

SDE

Stimulering Duurzame Energieproductie

SER

Sociaal-Economische Raad

SKE

Subsidieprogramma Kennis Exploitatie

SodM

Staatstoezicht op de Mijnen

SSO

Shared Service Organisatie

STW

Stichting voor de Technische Wetenschappen

SVD

Swine Vesicular Disease (Blaasjesziekte)

TCBB

Technische Commissie Bodembeweging

TEEB

The Economics of Ecosystems and Biodiversity

TKI

Topconsortia voor Kennis en Innovatie

TNO

Nederlandse Organisatie voor toegepast-

 

natuurwetenschappelijk onderzoek

TNS

Taylor Nelson Sofres

TOP

Technische Ontwikkelprojecten

TSE

Transmissible Spongiform Encephalopathies

TTF

Title Transfer Facility

TTI

Technologisch Topinstituut

UDV

Uitvoeringsagenda Duurzame Veehouderij

UMTS

Universal Mobile Telecommunications System

UNWTO

United Nations World Tourism Organization

UPD

Universele Postdienst

UPU

Universal Postal Union

UVD

Uitvoeringsagenda Duurzame Veehouderij

VAMIL

Regeling Vervroegde Afschrijving Milieu-

 

investeringen

VGI

Voedings- en genotmiddelenindustrie

VMBO

Voortgezet Middelbaar Beroepsonderwijs

VO

Voortgezet Onderwijs

VOA

Voorbereidende en Ondersteunende Activiteiten

VSL

Van Swinden Laboratorium

VWS

Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport

WABO

Wet Algemene Bepalingen Omgevingsrecht

WBSO

S&O-af drachtvermindering

WEF

World Economie Forum

WIPO

World Intellectual Property Organization

WRC

Wereld Radio Conferentie

WSIS

World Summit on the Information Society

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015-2016, 34 300 XIII, nr. 2

247

WU Wageningen Universiteit

WUR Wageningen Universiteit Researchcentrum

Wva Wet voorraadvorming aardolieproducten

ZBO Zelfstandig Bestuursorgaan

ZvA Ziekte van Aujeszky

ZZP Zelfstandige Zonder personeel

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015-2016, 34 300 XIII, nr. 2

248


 
 
 

3.

Meer informatie

 

4.

Parlementaire Monitor

Met de Parlementaire Monitor volgt u alle parlementaire dossiers die voor u van belang zijn en bent u op de hoogte van alles wat er speelt in die dossiers. Helaas kunnen wij geen nieuwe gebruikers aansluiten, deze dienst zal over enige tijd de werkzaamheden staken.