Memorie van toelichting - Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (XV) voor het jaar 2016

Deze memorie van toelichting i is onder nr. 2 toegevoegd aan wetsvoorstel 34300 XV - Vaststelling begroting Sociale Zaken en Werkgelegenheid 2016.

1.

Kerngegevens

Officiële titel Memorie van toelichting - Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (XV) voor het jaar 2016
Document­datum 15-09-2015
Publicatie­datum 02-05-2018
Kenmerk 34300-XV, nr. 2
Externe link origineel bericht
Originele document in PDF

2.

Tekst

Tweede Kamer der Staten-Generaal

2

Vergaderjaar 2015-2016

34 300 XV Vaststelling van de begrotingsstaten van het

Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (XV) voor het jaar 2016

Nr. 2 MEMORIE VAN TOELICHTING

A. ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING BIJ HET BEGROTINGSWETSVOORSTEL

Wetsartikel 1

De begrotingsstaten die onderdeel zijn van de Rijksbegroting, worden op grond van artikel 1, derde lid, van de Comptabiliteitswet 2001 elk afzonderlijk bij de wet vastgesteld. Het wetsvoorstel strekt ertoe om de onderhavige begrotingsstaat van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (XV) voor het jaar 2016 vast te stellen.

Alle voor dit jaar vastgestelde begrotingswetten tezamen vormen de Rijksbegroting voor het jaar 2016. Een toelichting bij de Rijksbegroting als geheel is opgenomen in de Miljoenennota 2016.

Met de vaststelling van dit wetsartikel worden de uitgaven, verplichtingen en de ontvangsten voor het jaar 2016 vastgesteld. De in de begrotingsstaat opgenomen begrotingsartikelen worden in onderdeel B van deze memorie van toelichting toegelicht (de begrotingstoelichting).

Wetsartikel 2

Met de vaststelling van dit wetsartikel worden de baten en lasten en de kapitaaluitgaven en -ontvangsten van het Agentschap SZW voor het jaar 2016 vastgesteld. De in die begroting opgenomen begrotingsartikelen worden toegelicht in onderdeel B (de begrotingstoelichting) van deze memorie van toelichting en wel in de paragraaf inzake de agentschappen.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, L.F. Asscher

kst-34300-XV-2 ISSN 0921 -7371 's-Gravenhage 2015

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015-2016, 34 300 XV, nr. 2

1

B. BEGROTINGSTOELICHTING

Inhoudsopgave

biz.

A. ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING BIJ BEGROTINGSWETSVOORSTEL 1

B. BEGROTINGSTOELICHTING 2

  • 1. 
    Leeswijzer 3
  • 2. 
    Het beleid 6

2.1 Beleidsagenda 6

2.2 Beleidsartikelen 27

Artikel 1 Arbeidsmarkt 27 Artikel 2 Bijstand, Participatiewet, Toeslagenwet en

Sociale Werkvoorziening 35

Artikel 3 Arbeidsongeschiktheid 50

Artikel 4 Jonggehandicapten 58

Artikel 5 Werkloosheid 62

Artikel 6 Ziekte en zwangerschap 68

Artikel 7 Kinderopvang 74

Artikel 8 Oudedagsvoorziening 80

Artikel 9 Nabestaanden 88

Artikel 10 Tegemoetkoming ouders 92

Artikel 11 Uitvoering 97

Artikel 12 Rijksbijdragen 101

Artikel 13 Integratie en maatschappelijke samenhang 104

2.3 Niet-beleidsartikelen 109

Artikel 96 Apparaatsuitgaven kerndepartement 109

Artikel 97 Aflopende regelingen 113

Artikel 98 Algemeen 114

Artikel 99 Nominaal en onvoorzien 116

  • 3. 
    Agentschappen 117
  • 4. 
    Bijlagen 123

Bijlage 1 SZA-kader inclusief verdiepingshoofdstuk 123 Bijlage 2 Sociale fondsen SZW 142 Bijlage 3 Koopkracht en specifieke inkomenseffecten 146 Bijlage 4 ZBO's en RWT's 159 Bijlage 5 Moties en toezeggingen 160 Bijlage 6 Subsidieoverzicht 204 Bijlage 7 Evaluaties en overig onderzoek 206 Bijlage 8 Horizontale overzichtsconstructie integratiebeleid etnische minderheden 208 Bijlage 9 Lijst met afkortingen 210

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015-2016, 34 300 XV, nr. 2

2

HOOFDSTUK 1: LEESWIJZER

Inleiding In de begroting wordt verwezen naar beleids- of Kamerstukken. Net als in

voorgaande jaren zijn deze beleidsstukken via de internetsite www.rijksbegroting.nl te raadplegen.

Opbouw begroting De begroting van SZW is opgebouwd uit vier hoofdstukken. Na deze

leeswijzer volgen hoofdstukken over het beleid, de baten-lastenagentschappen en de bijlagen.

2.1 Beleidsagenda

In de beleidsagenda worden de hoofdlijnen van het beleid van SZW in de huidige kabinetsperiode beschreven. Daarnaast wordt ingegaan op de budgettaire ontwikkelingen in het SZA-kader en zijn de meerjarenplanning beleidsdoorlichtingen en het overzicht garanties opgenomen.

2.2 Beleidsartikelen

De beleidsdoelstellingen van SZW zijn in afzonderlijke beleidsartikelen opgenomen. De begroting van SZW bestaat uit 13 beleidsartikelen. Alle beleidsartikelen hebben dezelfde opbouw. Allereerst wordt de algemene doelstelling en de rol en verantwoordelijkheid van de Minister toegelicht. Daarna komen de beleidswijzigingen 2016 aan de orde. Vervolgens worden de budgettaire gevolgen van beleid in tabelvorm vermeld. In zes van de dertien artikelen is naast begrotingsuitgaven sprake van premiege-financierde uitgaven, welke eveneens in tabelvorm worden weergegeven. Ten slotte wordt in elk artikel een toelichting gegeven op de financiële instrumenten. Hierbij wordt gefocust op: het doel van het financiële instrument;

  • • 
    wie ervoor in aanmerking komen;
  • • 
    de financiële regeling;
  • • 
    de budgettaire ontwikkeling;
  • • 
    de beleidsrelevante kerncijfers.

De begrotingsuitgaven en premiegefinancierde uitgaven luiden in constante prijzen. In de Miljoenennota 2016 is een voorziening gecreëerd voor de loon- en prijsbijstellingen op alle begrotingshoofdstukken. De hiervoor gereserveerde middelen worden via de eerste suppletoire wetten 2016 naar de departementale begrotingen overgeboekt. Bij de premiegefinancierde uitgaven wordt het effect van deze loon- en prijsstijging op een afzonderlijke regel «nominaal» in de tabellen van deze begroting opgenomen.

2.3 Niet-beleidsartikelen

De begroting van SZW bevat vier niet-beleidsartikelen. Deze artikelen bevatten de middelen die niet rechtstreeks aan een beleidsdoelstelling kunnen worden gekoppeld.

3. Baten-lastenagentschappen

Onder het Ministerie valt één baten-lastenagentschap, namelijk het Agentschap SZW. Van dit agentschap is een technische paragraaf opgenomen die bestaat uit een meerjarige begroting en een overzicht van indicatoren, met bij elk onderdeel een toelichting.

4. Bijlagen

De begroting van SZW bevat negen bijlagen.

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015-2016, 34 300 XV, nr. 2

3

De Minister van SZW is beleidsverantwoordelijk voor de begrotingsgefi-nancierde regelingen zoals opgenomen in deze begroting. Hij is daarnaast ook beleidsverantwoordelijk voor een aantal regelingen die niet begrotings- maar (grotendeels) premiegefinancierd zijn. In de begrotingen en de jaarverslagen van het Ministerie van SZW wordt daarom gerapporteerd over zowel begrotingsgefinancierde als premiegefinancierde regelingen. In de beleidsartikelen waar premiegefinancierde uitgaven en ontvangsten voorkomen zijn deze opgenomen in een afzonderlijke budgettaire tabel. In de beleidsagenda en in de bijlage SZA-kader inclusief verdiepingshoofdstuk wordt ingegaan op de ontwikkeling van het totaal van deze uitgaven. De beleidsagenda is hierdoor enkele pagina's langer dan de norm die de Rijksbegrotingsvoorschriften hieraan stelt.

Groeiparagraaf De (toelichting op de) algemene doelstelling van de beleidsartikelen is

aangepast in die artikelen waar de voortgang van het wetgevingsproces daar aanleiding toe heeft gegeven. Daarnaast heeft de wens tot meer consistentie in de formulering van de doelstellingen tot enkele aanpassingen geleid. Er zijn geen wijzigingen in de toedeling van de financiële instrumenten aan de artikelen. In beleidsartikel 7 (Kinderopvang) zijn, mede naar aanleiding van opmerkingen van de Algemene Rekenkamer, meer kerncijfers over het gebruik en over de financiering van de kinderopvang dan in de vorige begrotingen opgenomen. Tevens is het gebruik van hyperlinks in deze begroting op verzoek van de Tweede Kamer verder uitgebreid.

In de Comptabiliteitswet (CW) is in artikel 19 geregeld dat de Minister verantwoordelijk is voor het beheer van de begroting(en) van een Ministerie. Daarom wordt de begrotingswet ook ondertekend door de Minister. Dit komt in de beleidsartikelen tot uitdrukking onder het kopje «Rol en verantwoordelijkheid Minister». De Staatssecretaris wordt hier niet genoemd. Het begrip Staatsecretaris komt in de CW niet voor. De verhouding tussen Minister en Staatssecretaris is in de Grondwet (artikel 46) geregeld. De Staatssecretaris wordt belast met een deel van de taken van de Minister. Minister en Staatssecretaris verdelen de taken onderling op aanwijzing van de Minister. Voor SZW betekent dit dat de Staatssecretaris verantwoordelijk is voor een groot aantal beleidsinstrumenten die in de begroting zijn opgenomen, zoals in de beleidsartikelen 2 (o.a. Macrobudget participatiewetuitkeringen. Participatiewet, Wsw), 4 (Wajong), 8 (AOW, pensioenbeleid), 9 (Anw) en 11 (uitvoeringskosten SVB). Dit ongeacht het feit dat de verantwoordelijkheid van de Staatssecretaris in de beleidsartikelen niet expliciet bij «Rol en verantwoordelijkheid» wordt vermeld.

Kerncijfers handhaving Op het terrein van handhaving wordt thematisch verantwoord. Voor een

groot aantal regelingen zijn kerncijfers voor preventie, opsporing en terugvordering opgenomen. Voor de meeste kerncijfers geldt dat er nu ten minste twee metingen beschikbaar zijn. Niet altijd kan getoetst worden of geconstateerde verschillen statistisch significant zijn, omdat soms de vraagstelling is veranderd, bijvoorbeeld als gevolg van wijziging in de verplichtingen waaraan uitkeringsgerechtigden dienen te voldoen. Het vergelijken van kennis over die verplichtingen van jaar op jaar is dan lastig.

In voorliggende begroting zijn voor de tweede keer cijfers over het terugvorderen van ten onrechte betaalde uitkeringen en opgelegde boetes, ontstaan onder de Fraudewet 2013, opgenomen. Aan de hand van een representatieve steekproef van fraudevorderingen en boetes die in een bepaald jaar zijn ontstaan, wordt gedurende vijf jaren gevolgd welk

Begrotingsgefinancierde en premiegefinancierde regelingen en SZA-kader

Rol en verantwoordelijkheid: taakverdeling Ministèren Staatssecretaris

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015-2016, 34 300 XV, nr. 2

4

deel van die uitstaande vorderingen daadwerkelijk wordt geïncasseerd. Deze incassoratio's worden voor de verschillende wetten op vergelijkbare wijze berekend. De incassoratio's 2013 van de regelingen die door het UWV worden uitgevoerd zijn in 2013 iets afwijkend samengesteld dan in 2014 en geven daardoor een enigszins geflatteerd beeld. Kerncijfers handhaving worden gepresenteerd in 8 van de 13 beleidsarti-kelen. Op verzoek van de Tweede Kamer wordt op dit moment gewerkt aan een meer samenhangende presentatie van kerncijfers, waaronder ook de kerncijfers over handhaving. Over dit onderwerp zal voor de begrotingsbehandeling 2016 een brief aan de Tweede Kamer worden gestuurd.

Budgetflexibiliteit Zoals voorgeschreven wordt in de budgettaire tabellen vermeld welk

percentage van de voor het jaar 2016 geraamde uitgaven juridisch verplicht is. In de meeste beleidsartikelen is dit percentage (nagenoeg) 100, aangezien de uitgaven vrijwel volledig voortvloeien uit wet- en regelgeving. Per instrument wordt dit percentage vervolgens nader toegelicht. Het deel van de uitgaven dat niet juridisch is verplicht is veelal op andere wijze verplicht (bijvoorbeeld bestuurlijk gebonden op basis van een convenant). Dit wordt in de beleidsartikelen niet nader aangeduid.

In tabellen waarin realisatiegegevens van kerncijfers zijn opgenomen wordt in noten onder de tabel verwezen naar de bron van deze gegevens. Ramingen van de kerncijfers komen - tenzij anders vermeld - voor rekening van het Ministerie van SZW.

Motie Schouw In juni 2011 is de motie Schouw1 ingediend en aangenomen. Deze motie

zorgt er voor dat de landenspecifieke aanbevelingen van de Europese Raad op grond van de nationale hervormingsprogramma's een eigenstandige plaats krijgen in de departementale begrotingen. In de beleidsagenda wordt ingegaan op de uitwerking van de aanbevelingen.

Bronvermelding tabellen met kerncijfers

1 Tweede Kamer, 21 501-20, nr. 537.

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015-2016, 34 300 XV, nr. 2

5

HOOFDSTUK 2: HET BELEID

2.1 BELEIDSAGENDA

2.1.1 Beleidsprioriteiten

Nederland is weer op de goede weg na een aantal moeizame economische jaren. De afgelopen periode kenmerkte zich door onzekerheid. Heb ik straks werk? Kan ik mijn rekeningen betalen? Veel mensen maakten zich zorgen over die vragen. Gelukkig is het herstel ingezet: dit jaar zijn er meer banen en minder werklozen, en ook voor volgend jaar is het beeld positief. Mensen hebben bijna net zoveel vertrouwen in het economische klimaat als voor de recessie. Dit herwonnen perspectief op een betere toekomst sterkt de weerbaarheid van onze samenleving. Maar de ingezette weg omhoog is nog lang; het voorzichtige herstel is fragiel en onzeker. De jaren van economische neergang zijn niet zomaar goed gemaakt.

Consumentenvertrouwen (index)

Openstaande vacatures (x 1.000)

Werkloosheid (%)

2005

Bron: CBS, Statime

2015 jun

Hoewel meer openstaande vacatures de kansen op werk vergroten, blijft aandacht nodig voor mensen in een kwetsbare positie. De werkloosheid is relatief hoog onder arbeidsgehandicapten, flexwerkers, mensen zonder startkwalificatiejongeren en niet-westerse migranten. Mensen die tijdens de crisis hun baan verloren lopen risico op een structurele achterstand op de arbeidsmarkt. De langdurige werkloosheid is verdrievoudigd sinds 2009 en treft vooral 45-plussers2. Dit zet druk op het streven naar een samenleving waarin iedereen, ongeacht zijn of haar achtergrond, de ruimte en mogelijkheden krijgt om iets van het leven te maken. Het economische herstel biedt kansen om dit ideaal weer dichterbij te brengen; het kabinet wil die kansen volledig benutten.

Zo leveren hervormingen, gesteund door sociale partners in het sociaal akkoord, een belangrijke bijdrage aan het oplossen van deze maatschappelijke problemen. De Wet werk en zekerheid (Wwz) verkleint scheidslijnen op de werkvloer tussen collega's met een vast en met een flexibel contract. De Participatiewet geeft mensen met een arbeidsbeperking meer kans op werk. Maar wetgeving is slechts een eerste stap; de échte veranderingen komen in de maatschappij tot stand. Het goed laten landen van de hervormingen in de samenleving en de zorgvuldige implementatie

2 CBS Webmagazine, 13 februari 2015, «Langdurige werkloosheid neemt toe en treft vooral 45-plussers».

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015-2016, 34 300 XV, nr. 2

6

ervan hebben dan ook de volle aandacht van het kabinet. Mensen en bedrijven hebben daarbij ook een belangrijke eigen verantwoordelijkheid. Ook initiatieven om mensen naar werk te begeleiden, zoals de sectorplannen en de aanpak van werkloosheid onder jongeren en ouderen, blijven in 2016 hoog op de agenda staan.

De komende periode staat tevens in het teken van nieuwe initiatieven. Voor ons liggen nog volop mogelijkheden voor een samenleving die mensen meer welzijn en welvaart biedt, maar dat vergt wel dat we blijven nadenken over de grote vraagstukken. Wat vergroot de kans op werk voor iedereen? Hoe borgen we een inclusieve samenleving, zonder scheidslijnen naar herkomst of opleiding? Wat betekenen robotisering en technologische ontwikkeling voor de werkvloer? Hoe dragen we een solidaire en activerende sociale zekerheid over aan volgende generaties? Nu is het moment om met herwonnen perspectief te bouwen aan een betere toekomst, voor ons en de generaties na ons.

Het kabinet werkt via dialoog en draagvlak aan maatschappelijke veranderingen, en zet daarbij nieuwe stappen. Zo kiest het voor een toekomstgerichte agenda rondom het aanvullende pensioen. De belastingverlaging op arbeid schept structureel banen en versterkt de koopkracht, met name voor werkenden. De kinderopvangtoeslag gaat omhoog, er komen meer plekken voor peuteropvang en het betaald kraamverlof voor partners wordt uitgebreid naar vijf dagen. Het Europees voorzitterschap is gericht op internationale oplossingen. En nieuwe wetgeving, bijvoorbeeld over de arbeidsvoorwaarden van payrollwerk-nemers of de loontegemoetkoming, brengt een arbeidsmarkt met meer goed werk dichterbij.

Kortom, het kabinet blijft werken aan het Nederland van morgen. De drie rode draden voor het Ministerie van SZW zijn daarbij: 1) meer goed werk, 2) kansen voor iedereen en 3) met de blik op de toekomst.

Onderdeel 1: meer goed werk

Een baan staat voor een zelfstandig bestaan, inkomenszekerheid, gezondheid en zelfontplooiing; dat is zoveel meer dan alleen het loonstrookje aan het einde van de maand. Werk is én blijft het belangrijkste wapen tegen armoede en isolement. Werk verbindt ook mensen van verschillende herkomst. De economische crisis heeft mensen die zonder werk kwamen te zitten dan ook hard getroffen; niet alleen in hun inkomen, maar in hun hele welzijn. Gelukkig vertoont de arbeidsmarkt de eerste tekenen van herstel. Het kabinet zet alle zeilen bij om dit herstel tot volle bloei te laten komen. De nadruk ligt daarbij op meer goed werk; enerzijds door het stimuleren van de werkgelegenheid, anderzijds door aandacht voor de kwaliteit van arbeidsomstandigheden.

In een goede arbeidsrelatie bouwen werkgevers en werknemers samen iets op, in het besef dat investeren in elkaar in ieders belang is. Tijdelijke contracten bieden mensen een opstap om te participeren op de arbeidsmarkt. Werkgevers kunnen hiermee «ziek en piek» opvangen en zo hun bedrijf draaiend houden. Maar de sterke groei van het aantal mensen met onzeker werk brengt ook uitdagingen mee. Werknemers in tijdelijke dienst zijn aanzienlijk minder tevreden over hun contract dan hun collega's in vaste dienst. Onzeker werk kan leiden tot meer stress en minder scholing, en heeft dan risico's voor de inzetbaarheid, productiviteit en innovatie. Niemand is daarbij gebaat, ook werkgevers niet. Tegelijkertijd zou het

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015-2016, 34 300 XV, nr. 2

7

voor werknemers in vaste dienst vanzelfsprekender moeten zijn om zich, samen met werkgevers, blijvend te oriënteren op duurzame inzetbaarheid Verbetering van de balans tussen vaste en tijdelijke arbeidscontracten is nodig, om te waarborgen dat de positieve effecten van beide vormen van arbeid overheersten.

Percentage tevreden werknemers over contractvorm en baan

Het percentage werknemers dat tevreden is met de contractvorm is aanzienlijk lager voor mensen met een tijdelijk contract. Wanneer het gaat om de algehele tevredenheid over de baan, dan is het verschil duidelijk minder groot (bron: SCP, Arbeids-aanbodpanel 2012).

Het kabinet werkt aan een arbeidsmarkt met meer goed werk. ledereen op de werkvloer - en niet alleen de werknemer die in vaste dienst is -verdient perspectief en heeft recht op ontplooiing en autonomie. De potentie is er: hoewel mensen in tijdelijke dienst vaak niet tevreden over hun contract zijn, zijn ze dat meestal wel over het werk zelf. De andere uitdaging is het openzetten van de deur van de arbeidsmarkt voor mensen die nu geen werk hebben of in een uitkering zitten. Werkloosheid is niet alleen een probleem voor het individu, maar voor de maatschappij als geheel. De relatief hoge werkloosheid onder mensen met een migrantenachtergrond past bijvoorbeeld niet bij het streven naar een samenleving zonder scheidslijnen naar herkomst. Het is dan ook zaak dat het ingezette herstel van de arbeidsmarkt snel tot volle wasdom komt. Het kabinet werkt nauw samen met sociale partners om de randvoorwaarden voor meer goed werk op te stellen.

Lastenverlichting en koopkracht

De economie groeit, en de crisis lijkt gekeerd. Dankzij de gestegen werkgelegenheid zijn er nu ruim 100 duizend meer mensen met werk dan een jaar geleden3. Maar van écht herstel is pas sprake wanneer de werkloosheid verder daalt. Nog steeds zitten relatief veel mensen onvrijwillig thuis zonder baan, al is de situatie duidelijk beter dan vorig jaar. Meer perspectief voor de mensen die nu naast de zijlijn van de arbeidsmarkt staan, vraagt om extra groei van de werkgelegenheid. Hoewel bedrijven nu al veel nieuwe banen scheppen, biedt het economisch herstel potentie voor extra groei in de komende jaren. De werkgele-

3 Bron: CBS Webmagazine, 16 juli 2015, «Ruim 100 duizend werkenden meer dan jaar geleden».

Mensen met een vast contract

Mensen met een tijdelijk contract

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015-2016, 34 300 XV, nr. 2

8

genheid reageert altijd vertraagd op de economische conjunctuur, omdat bedrijven niet over één nacht ijs gaan bij het aannemen of ontslaan van personeel.

Het kabinet wil het herstel van de economie en de groei van de werkgelegenheid verder aanjagen door een forse lastenverlaging zoals voorgesteld in het belastingplan4. Zo wordt de arbeidskorting verhoogd en het belastingtarief in de tweede en derde schijf verlaagd. De lastenverlichting zorgt er, samen met de verwachte loonstijgingen, voor dat werkenden direct meer overhouden in hun portemonnee. Minder belasting geeft werkgevers financiële ruimte om personeel aan te nemen, wat bijdraagt aan structureel herstel van de arbeidsmarkt.

Speciale aandacht gaat uit naar het vergroten van de kansen op werk voor mensen met een laag inkomen. Het kabinet introduceert een tegemoetkoming voor werkgevers die de mensen aannemen met een loon tussen 100% en 120% van het minimumloon; het zogenaamde lage-inkomens-voordeel (LIV). Deze tegemoetkoming per 2017 verlaagt de loonkosten, waardoor de kansen op werk toenemen zonder de inkomenspositie van deze mensen aan te tasten. De impuls van circa € 500 miljoen is daarmee positief voor zowel werknemers als werkgevers.

Het kabinet staat voor evenwichtige koopkrachteffecten. In de voorlopige ramingen van het CPB5 kwam op dit punt geen positief beeld naar voren voor gepensioneerden en uitkeringsgerechtigden. Het kabinet heeft besloten om de koopkracht voor deze groepen in 2016 te repareren, zodat ook zij de vruchten plukken van het economisch herstel. Hiertoe wordt de bezuiniging op de huurtoeslag uitgesteld, de verhoging van de zorgtoeslag verlengd en worden de ouderenkorting en het kindgebonden budget geïntensiveerd.

Door de samenloop van verschillende maatregelen daalde de koopkracht voor alleenverdieners met kinderen in 2015. Dit is vorig jaar deels gerepareerd door het afbouwpercentage van het kindgebonden budget te verlagen. Tijdens de Algemene Politieke Beschouwingen in 2014 is aan de SGP toegezegd dat het kabinet bij de belastingherziening aandacht zal houden voor de positie van alleenverdieners met kinderen. Het kabinet komt haar toezegging na door vanaf 2016 het derde en volgende kindbedrag in het kindgebonden budget te verhogen. Dit komt vooral ten goede aan de koopkrachtontwikkeling van alleenverdieners met kinderen.

Uitwerking sociaal akkoord

De uitwerking van het sociaal akkoord gaat om meer dan alleen het naleven van de letter van de wet; het gaat om een maatschappelijke verandering waarin de waarde van werk voorop staat. Verbetering van de balans tussen vast en flexibel werk is daar onderdeel van, net als de bestrijding van schijnconstructies door ondersteuning van de handhaving van de wet- en regelgeving. De Wwz en de Wet aanpak schijnconstructies (WAS) bieden hierbij het juridisch kader. Deze hervormingen zijn met breed draagvlak door het parlement aangenomen. Het komt er nu op aan dat de hervormingen ook in de praktijk gaan werken. Het kabinet is voortdurend in contact met maatschappelijke partijen, zodat het indien nodig kan bijsturen als de wetten niet of onvoldoende bijdragen aan het

4 Voor de financiering van de lastenverlichting is niet extra bezuinigd op zorg en sociale zekerheid. Hiermee is voldaan aan de motie Voordewind (Tweede Kamer, 33 566, nr. 80).

5 CPB, 11 augustus 2015, «cMEV 2013-2016».

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015-2016, 34 300 XV, nr. 2

9

behalen van de gestelde doelen. Ook start in september 2015 een campagne die werknemers en werkgevers wil laten zien dat je met oog voor eikaars belangen kunt zoeken naar mogelijkheden om met vaste contracten toch flexibiliteit te organiseren in een bedrijf.

Het kabinet en de sociale partners hebben samen de sectorplannen opgezet om de gevolgen van de economische crisis te verzachten en de werking van de arbeidsmarkt structureel te verbeteren. Door de sectorplannen kan voorkomen worden dat werknemers die hun baan verliezen eerst werkloos moeten worden, voordat ze geholpen worden bij het vinden van ander werk. Ook kunnen dankzij de sectorplannen meer jongeren aan werk geholpen worden. Het is van belang dat zoveel mogelijk mensen profiteren van het economische herstel en dat kansen om mensen aan werk te helpen niet onbenut blijven. Voor cofinanciering van de sectorplannen stelt het kabinet in 2016 € 182 miljoen beschikbaar. De goedgekeurde sectorplannen bevatten maatregelen die ruim 400.000 deelnemers ondersteunen6.

Arbeidsvoorwaarden payrollers

Payrollwerknemers werken vaak tegen andere (veelal mindere) arbeidsvoorwaarden dan hun collega's die wel rechtstreeks in dienst zijn bij de werkgever. Deze situatie past niet bij het uitgangspunt van gelijk loon voor gelijk werk, en leidt tot ongelijke behandeling op de werkvloer. Ook ontstaat oneigenlijke concurrentie op arbeidsvoorwaarden, waardoor werkgevers die geen gebruik maken van payrolling nadeel ondervinden. Het kabinet bereidt wetgeving voor om te bewerkstelligen dat payrollwerknemers recht krijgen op dezelfde arbeidsvoorwaarden als werknemers die rechtstreeks in dienst zijn bij een opdrachtgever (de feitelijke werkgever). Dit is in lijn is met de motie Hamer7. De beoogde datum van inwerkingtreding is 1 juli 2016.

Meer goed werk in Europa

Onze arbeidsmarkt beperkt zich niet tot de landsgrenzen, en het kabinet zet zich ook internationaal in voor een fatsoenlijke arbeidsmarkt. Het kabinet richt zich tijdens het Nederlandse EU-voorzitterschap in de eerste helft van 2016 op de hoofddoelstellingen van de strategische agenda, die is vastgesteld door de Europese Raad, met bijzondere aandacht voor innovatieve groei en banen. Daarbij legt het kabinet - naast de inzet op armoedebestrijding8 - het accent op het bestrijden van uitbuiting van werknemers, het bestrijden van een neerwaartse spiraal op arbeidsvoorwaarden en het bevorderen van een gelijk speelveld voor bedrijven.

Uitgangspunt van het kabinet is dat werknemers in de EU gelijk loon moeten krijgen als zij hetzelfde werk doen op dezelfde werkplek. Verschillen in loonkosten tussen gedetacheerde en nationale werknemers moeten worden verkleind. Het kabinet zet zich in om dit te verankeren in de detacheringsrichtlijn. De Europese Commissie brengt naar verwachting eind 2015 een Arbeidsmobiliteitspakket uit, waar een evaluatie van de detacheringsrichtlijn onderdeel van is. Verder zet het kabinet in op een platform zwartwerk met een zo breed mogelijk mandaat, zodat het goed uitgerust is om de samenwerking tussen de lidstaten en de Unie te bevorderen bij de bestrijding van zwartwerk, schijnzelfstandigheid.

6 Zie voor de meest recente voortgangsrapportage over de sectorplannen Tweede Kamer, 33 566, nr. 82.

7 Tweede Kamer, 33 818, nr. 43.

8 Zie onderdeel 2 onder het kopje armoede en schulden.

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015-2016, 34 300 XV, nr. 2

10

belasting- en premieontduiking, concurrentievervalsing en brievenbusfirma's. Hiernaast wordt op Europees niveau ingezet op een verbreding van de ketenaansprakelijkheid naar andere sectoren dan alleen de bouw en naar meer schakels in de keten.

Gezond en veilig werken

Meer fatsoenlijk werk betekent ook gezonder en veiliger werk. Dit draagt bij aan meer plezier op de werkvloer en minder verzuim of permanente uitval. Werknemers en werkgevers zijn samen het best in staat om met praktische oplossingen hiervoor te komen. Het kabinet kiest voor bewustwording en ondersteuning van initiatieven uit de samenleving. De belangrijkste speerpunten voor 2016 zijn het programma zelfregulering, de arbeidsgerelateerde zorg en de ketenaanpak.

Het programma zelfregulering ondersteunt kennisdeling en innovatieve projecten in branches en bedrijven. De website

(www.gezondenveiligwerkt.nl) biedt daarbij een digitale ontmoetingsplek voor betrokken partijen. Een nieuw thema voor 2016 is gezond en veilig werken in een veranderende arbeidsmarkt. Bij arbeidsgerelateerde zorg spelen onder meer vragen rondom het tekort aan bedrijfsartsen en de melding van beroepsziekten. Het kabinet ondersteunt initiatieven gericht op preventiebeleid en slimme arrangementen voor arbodienstverlening. Nieuwe regelgeving treedt in 2016 in werking. De ketenaanpak gezond en veilig werken stimuleert opdrachtgevers aandacht te schenken aan een goede werkomgeving. De regels voor opdrachtgevers in de bouw worden doorgelicht en mogelijk aangescherpt en er komen regels voor opdrachtgevers in de asbestverwijderingsbranche.

Tijdens het Nederlandse EU-voorzitterschap geeft het kabinet speciale aandacht aan betere regelgeving op het terrein van arbeidsomstandigheden. Nederland is voorstander van meer doelregelgeving en minder middelregelgeving. Dus wel aangeven hoe hoog het beschermingsniveau moet zijn, maar aan werkgevers en werknemers - die daartoe ook beter in staat zijn - overlaten hoe zij dit doen. Daarnaast streeft het kabinet naar een betere bescherming van werknemers tegen kankerverwekkende stoffen. Hiervoor is aanpassing van de carcinogenenrichtlijn vereist.

Onderdeel 2: kansen voor iedereen

ledereen in Nederland verdient de kans om te participeren in de samenleving en om het beste uit zichzelf te halen. Een inclusieve arbeidsmarkt is daar een onderdeel van: werk biedt perspectief, reduceert het risico van armoede en levert een belangrijke bijdrage aan het welbevinden en de gezondheid. Mensen die geen baan kunnen vinden, hebben recht op bestaanszekerheid. Een goed sociaal vangnet hoort bij een samenleving waarin mensen oog hebben voor elkaar. Maar daarbij hoort ook onlosmakelijk de eigen verantwoordelijkheid om niet onnodig beroep te doen op de sociale zekerheid, en om te werken wanneer dat kan.

Een samenleving met kansen voor iedereen is geen vanzelfsprekendheid, maar verdient constante aandacht. Kwetsbare groepen staan nu nog te vaak buiten de maatschappij. Psychische en andere gezondheidsproblemen, gebrek aan opleiding, sociale factoren, taalachterstanden of schulden kunnen participatie belemmeren. Het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) constateert dat er vooral langs de lijnen van herkomst tegenstellingen zijn, wat tot uiting komt in de mate van participatie. Het

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015-2016, 34 300 XV, nr. 2

11

kabinet staat voor een inclusieve samenleving; een samenleving waarin mensen niet naast elkaar, maar met elkaar leven.

Oplossingen zijn niet eenvoudig, en échte veranderingen komen alleen in de maatschappij zelf tot stand. Het kabinet zet hierbij in op draagvlak en dialoog. Zo is het met oog op scheidslijnen in onze samenleving in gesprek met verschillende religieuze en levensbeschouwelijke stromingen, over wat ons scheidt en wat ons bindt. Om te komen tot een inclusieve arbeidsmarkt heeft het kabinet bij de banenafspraak uit het sociaal akkoord met werkgevers afgesproken dat zij meer mensen met een arbeidsbeperking aannemen. Ook wetgeving kan maatschappelijke verandering ondersteunen. Het kabinet lost bijvoorbeeld de verzilverings-problematiek voor kleine werkgevers op, waardoor het ook voor hen aantrekkelijk wordt om mensen uit kwetsbare groepen aan te nemen.

Integratie

Mensen die zich in Nederland vestigen hebben de verantwoordelijkheid om de taal te leren, te participeren en open te staan voor onze samenleving. Wanneer je in Nederland leeft, wordt er van je verwacht dat je je inzet om bij te dragen. Het uitgangspunt is daarbij: benut de vrijheden van onze rechtstaat, maar bescherm die ook voor andere Nederlanders. Van gevestigde inwoners mag verwacht worden dat zij migranten de ruimte bieden en hen als gelijken behandelen. De overheid doet er alles aan om discriminatie te bestrijden en is daar voor alle inwoners van Nederland -ongeacht hun herkomst. Deze gezamenlijke verantwoordelijkheid kent successen, maar ook uitdagingen. Het beeld van oplopende maatschappelijke spanningen is zorgelijk, zeker wanneer incidenten resulteren in angst of agressie. Dit treft zowel mensen die hier zijn geboren, als mensen die zich hier hebben gevestigd, ledereen in Nederland moet in veiligheid zichzelf kunnen zijn. We moeten deze problemen benoemen en aanpakken, juist om kansen te geven aan de vele Nederlanders die -ongeacht hun herkomst-wél iets positief van hun leven willen maken.

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015-2016, 34 300 XV, nr. 2

12

Tweede generatie niet-westerse migranten gelijk op bij startkwalificatie, maar toch vaker werkloos

Startkwalificatie onder

niet meer schoolgaanden Werkloosheid

Tweede generatie Tweede generatie

niet-westerse migranten 71,8% niet-westerse migranten 17,8%

Autochtonen 71f3% Autochtonen 6,1%

Het percentage migranten met een startkwalificatie stijgt (minimaal diploma havo, vwo, mbo-niveau 2 of hoger) en is voor de tweede generatie migranten net zo hoog als voor autochtone Nederlanders. Dat is positief. Toch is nog steeds een verdere inhaalslag nodig. Zo is het aandeel jongeren met een startkwalificatie onder die groep bijna 17% punt lager dan onder autochtone jongeren. Ook betalen de verbeterde onderwijsprestaties zich nog onvoldoende uit op de arbeidsmarkt (bron: CBS, Enquête beroepsbevolking 2014).

De betere schoolresultaten van de tweede en derde generatie migranten zijn goed nieuws, maar vertalen zich onvoldoende in lagere werkloosheid. Werk betekent meedoen en achterstanden kunnen een voedingsbodem voor maatschappelijke spanningen zijn. Hier ligt dus een grote uitdaging; zowel voor (kinderen van) migranten zelf, als voor de rest van de samenleving. Het kabinet ondersteunt waar mogelijk. Door middel van werkakkoorden voor nieuwe migranten en meer positieve aandacht voor deze groep moet hun arbeidsmarktperspectief verbeteren. Discriminatie kan kansen op participatie belemmeren. In het kader van het nieuwe actieprogramma discriminatie komt er een preventieve aanpak gericht op het verleiden van organisaties tot het beter benutten van diversiteit. Juist de meest geïntegreerde migrantengroepen - in Nederland geboren en getogen en deels ook succesvol - vinden het maatschappelijke klimaat voor hen ongunstig9. Die vicieuze cirkel met als resultaat lagere participatie moet worden doorbroken.

Kennis van de Nederlandse taal en cultuur is een voorwaarde voor participatie. Tot april 2015 liep de pilot participatieverklaring waarmee nieuwkomers werden gewezen op hun rechten en plichten en de Nederlandse waarden, om zo binding tussen hen en de Nederlandse samenleving te bevorderen. Daarna is de pilot geëvalueerd en op dit moment wordt bekeken of, en zo ja op welke manier, deze een vervolg kan krijgen. Met het brede actieprogramma Tel mee met Taal willen de Ministeries van OCW, VWS en SZW laaggeletterdheid in Nederland tegengaan en taalbeheersing en participatie bevorderen.

9 SCP, 2014, «Verschil in Nederland».

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015-2016, 34 300 XV, nr. 2

13

De aanhoudende aanwezigheid en groei van IS en andere extremistische groepen in het Midden-Oosten, en de daaraan gerelateerde aantrekkingkracht van extremisme op jonge moslims in Nederland, vraagt om aanpak van radicalisering. Gewelddadig extremisme is onaanvaardbaar; voor mensen die over de schreef gaan ligt de prioriteit op opsporen en straffen. Daarnaast is voorkomen dat mensen radicaliseren minstens zo belangrijk. Samen met het Ministerie van V&J is het Actieprogramma Integrale Aanpak Jihadisme opgesteld. De op preventie gerichte maatregelen uit deze aanpak hebben betrekking op samenwerking met islamitische gemeenschappen, ontwikkelen van tegengeluid en inzet richting onderwijs, de gezinsketen en gemeenten. In het totaal komt structureel € 128,8 miljoen extra ten goede aan versterking van opsporings- en veiligheidsdiensten en aan programmagelden bij diverse departementen en gemeenten voor preventie. Via wetgeving regelt het kabinet dat de uitkering, toeslag of studiefinanciering stopt van mensen die ons land verlaten en zich aansluiten bij terroristische groeperingen.

Kansen op werk voor kwetsbare groepen

Bij kwetsbare groepen komen factoren samen die de kansen op werk onder druk zetten; dit belemmert participatie en vergroot het risico op armoede. De Wet tegemoetkomingen loondomein (Wtl) heeft als doel om het perspectief op werk voor kwetsbare groepen op de arbeidsmarkt te vergroten. De premiekortingsregeling voor oudere werknemers, arbeidsgehandicapte werknemers en mensen die niet het minimumloon kunnen verdienen wordt toegankelijk gemaakt voor kleine bedrijven door de verzilveringsproblematiek voor hen per 2018 op te lossen. Die kleine bedrijven betalen te weinig belasting om van de huidige premiekortingsregeling te profiteren, maar de Wtl maakt het ook voor hen financieel aantrekkelijk om mensen uit kwetsbare groepen aan het werk helpen. Het kabinet dient het wetsvoorstel in 2015 bij de Tweede Kamer in.

De arbeidsmarktpositie van veel jongeren en ouderen is bijzonder kwetsbaar. Het economisch herstel biedt perspectief op verbetering, maar specifieke aandacht door maatwerk blijft nodig. De aanpak jeugdwerkloosheid met onderwijsinstellingen, het UWV, gemeenten en werkgeversorganisaties) loopt door in 2015 en 2016. Ook migrantenjongeren krijgen bijzondere aandacht. Het kabinet werkt samen met (vooralsnog) Amsterdam, Den Haag, Eindhoven, Leeuwarden en Zaanstad in een «buurtgerichte aanpak», met als doel een betere voorbereiding in het onderwijs op de arbeidsmarkt en het sneller aan het werk helpen van migrantenjongeren. Voor ouderen is het actieplan 50pluswerkt verlengd; het blijft ook in 2016 van kracht. Het doel is om ouderen aan werkte helpen, onder meer via scholingsvouchers, netwerktrainingen en een vergoeding voor begeleiding naar werk.

Participatiewet

De Participatiewet zet de deur naar werk open voor mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt, onder wie mensen met een arbeidsbe-perking. Zij staan nu nog te vaak langs de zijlijn, zonder kans om volwaardig mee te doen. De banenafspraak met sociale partners en de Wet banenafspraak en quotum arbeidsbeperkten borgen dat werkgevers ook écht banen openstellen voor deze groep. De afspraken zijn gemaakt, de wetten zijn van kracht, de aandacht gaat nu uit naar het goed in de samenleving laten landen en de zorgvuldige implementatie van de wetten en afspraken. Het structureel monitoren van de effecten is gestart; niet alleen cijfermatig, maar juist ook door cliënten, werkgevers en gemeenten te vragen naar hun ervaringen. VNG, Divosa, UWV en de Ministeries van

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015-2016, 34 300 XV, nr. 2

14

SZW en van VWS werken aan een meerjarig kennisprogramma gericht op versterking van de gemeentelijke uitvoeringspraktijken.

Gemeenten zijn primair verantwoordelijk voor de uitvoering van de Participatiewet. De 35 arbeidsmarktregio's zijn daarbij een ankerpunt in de regio waar werkgevers, werknemers, onderwijsinstellingen, UWV en gemeenten samenwerken. Het Rijk voert daarnaast met oog op de stelselverantwoordelijkheid continu overleg met maatschappelijke partijen. Dat kan indien nodig tot bijsturing van het stelsel leiden, zodat het oorspronkelijk beoogde doel wordt bereikt. Dat geldt bijvoorbeeld voor de banenafspraak en de Wet banenafspraak en quotum arbeidsgehandicapten. Het is van belang dat werkgevers, zowel die van de markt als overheid, zich blijven inspannen om voldoende banen te realiseren. Met sociale partners, VNG en UWV zijn nieuwe afspraken gemaakt over wijzigingen in de werkprocessen bij de beoordeling voor de doelgroep van de banenafspraak. Het wetsvoorstel Harmonisatie Instrumenten Participatiewet vloeit ook voort uit maatschappelijk overleg. Het regelt dat de hele doelgroep van de banenafspraak, ongeacht of iemand in de kaartenbak zit van het UWV of de gemeente, aanspraak maakt op een no-riskpolis en op dezelfde mobiliteitsbonus. Dit creëert een gelijk speelveld voor UWV en gemeenten en zorgt voor eenduidigheid voor werkgevers bij het in dienst nemen van mensen uit de doelgroep van de banenafspraak. De beoogde inwerkingtreding is 1 januari 2016. Het kabinet geeft met een investering van cumulatief € 100 miljoen in de periode 2016-2020 een impuls aan het creëren van nieuw beschut werk.

Mensen met psychische aandoeningen hebben het vaak extra lastig om aan het werk te komen én te blijven. Het stigma en gebrek aan kennis over de mogelijkheden van participatie bij zowel gemeenten, de GGZ als werkgevers spelen een belangrijke rol. Samen met het Ministerie van VWS loopt een initiatief om de participatie van mensen met psychische aandoeningen te bevorderen. Een groot aantal partijen, waaronder VNG, VNO-NCW/MKB, UWV, Geestelijke Gezondheidszorg Nederland en de cliëntenkoepel Landelijk Platform GGz, doet hieraan mee.

Armoede en schulden

De sociale zekerheid waarborgt de bestaanszekerheid voor iedereen, het is een belangrijke verworvenheid van onze samenleving. Toch kunnen armoede en schulden, ook in Nederland, een goed leven en participatie in de samenleving in de weg staan. Armoedebestrijding is - naast de inzet op een fatsoenlijke arbeidsmarkt10 - een belangrijk thema tijdens het Nederlandse EU-voorzitterschap. Nederland wil die kans benutten voor het uitwisselen van ervaringen en «best practices» over een integrale aanpak van armoede met andere lidstaten. Nederland organiseert daarnaast een «peer review» over de rol van sociale wijkteams bij de aanpak van armoede, zodat wij ook internationaal kunnen leren van eikaars ervaringen.

Met de € 100 miljoen per jaar die door het kabinet is vrijgemaakt, wordt onverminderd hard gewerkt aan de bestrijding van armoede en schulden. Het grootste gedeelte hiervan gaat naar gemeenten die hiermee maatwerk kunnen leveren voor mensen die in de problemen zijn gekomen. Het kabinet wil preventie en vroegsignalering van armoede- en schuldenproblematiek stimuleren. Onderdeel daarvan is het vergaren en verspreiden van kennis en bevordering van samenwerking tussen gemeenten.

10 Zie onderdeel 1 onder het kopje Meer goed werk in Europa.

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015-2016, 34 300 XV, nr. 2

15

woningcorporaties, zorgverzekeraars, energieleveranciers, onderwijsinstellingen en vrijwilligersorganisaties. Ook stimuleert het kabinet gemeenten om te komen tot integrale schuldhulpverlening, onder meer door het delen van goede voorbeelden. De evaluatie van de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening biedt een basis voor eventuele verdere acties. Speciale aandacht gaat uit naar de positie van kinderen. Het kabinet brengt de ervaringen met (vormen van) een kindpakket in kaart, waarin bijvoorbeeld vouchers voor kleding en zwemlessen zitten, om zo gemeenten te ondersteunen bij de vormgeving van het armoedebeleid.

Door de huidige complexiteit wordt de beslagvrije voet soms te laag vastgesteld, waardoor mensen te weinig geld overhouden om in hun levensonderhoud te kunnen voorzien. Dat zet de bestaanszekerheid onder druk. Het kabinet heeft dan ook besloten de regels rond de beslagvrije voet te vereenvoudigen. Het kabinet dient in de tweede helft van 2016 het daarvoor benodigde wetsvoorstel bij de Tweede Kamer in. Maar ook voordat die nieuwe regels rond zijn, doet het kabinet er alles aan om binnen de huidige systematiek de vaststelling van de beslagvrije voet te verbeteren. Het werkt daarbij nauw samen met partijen uit het veld, zoals de Koninklijke Beroepsorganisatie van Gerechtsdeurwaarders, het Zorginstituut Nederland, de Belastingdienst, het UWV, de SVB en gemeenten.

Onderdeel 3: met de blik op de toekomst

De Nederlandse sociale instituties zijn in de vorige eeuw zorgvuldig opgebouwd; zij borgen solidariteit, activering en bestaanszekerheid in onze samenleving. Mensen delen risico's met elkaar: wanneer iemand wordt getroffen door werkloosheid of ziekte, dan helpen we hem of haar. Cao's en wetgeving bewaken gebalanceerde afspraken over de arbeidsvoorwaarden. Ouderen mogen rekenen op voldoende inkomen dankzij de AOW en het pensioenstelsel. Dit zijn belangrijke verworvenheden van onze samenleving; we hebben de verantwoordelijkheid om die ook aan de volgende generaties door te geven.

Die volgende generaties groeien op in een veranderende samenleving. Het aantal zzp'ers is in twintig jaar meer dan verdubbeld11. Vergrijzing leidt tot een permanent hoger aandeel gepensioneerden. Migratie beïnvloedt de samenstelling van onze bevolking. Sinds 1960 is het percentage werkende vrouwen bijna verdrievoudigd12. En door robotisering en technologische ontwikkelingen verandert niet alleen het leven van alle dag fundamenteel, maar ook de arbeidsmarkt. De vraag is: hoe zorgen we voor solidariteit, activering en bestaanszekerheid in de 21e eeuw?

Zeker is dat onze sociale instituties moeten meebewegen met ontwikkelingen in de samenleving en op de arbeidsmarkt. Met de Wwz, de Participatiewet, verhoging van de AOW-leeftijd en aanpassing van het fiscale kader voor het aanvullende pensioen (het Witteveenkader) zijn belangrijke hervorming ingezet. Maar daarmee is Nederland niet klaar. Ook op thema's als duurzame inzetbaarheid, kinderopvang, minimumloon en het aanvullende pensioen worden stappen gezet naar een toekomstbe-stendig stelsel. De waarde van onze sociale instituties is groot; het kabinet

11 CBS Webmagazine, 15 december 2014, «Zzp'-ers: een groep met vele gezichten».

12 Nationaal Kompas Volksgezondheid, http://www.nationaalkompas.nl/participatie/ arbeidsparticipatie/omvang/.

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015-2016, 34 300 XV, nr. 2

16

benut de mogelijkheden die er liggen om die waarde te bestendigen ofte vergroten, ook voor komende generaties.

Robotisering

Dankzij technologische ontwikkeling, robotisering en automatisering is de welvaart toegenomen. We beschikken over producten, zoals computers, mobiele telefoons en medische apparatuur, die enkele decennia geleden nog onvoorstelbaar waren. Ook de wijze waarop we werken is veranderd: we kunnen meer doen, in minder tijd, met minder mensen. En door nieuwe technologie zijn de arbeidsomstandigheden verbeterd; werk in de 21e eeuw is veiliger, gezonder en vaak interessanter. Dit biedt ook perspectief voor de toekomst.

Maar robotisering komt ook met uitdagingen en onzekerheden. Kan ik mijn werk ook in de toekomst doen? En zo nee, kan ik nieuw werk vinden? De vraag voor onze samenleving is hoe kansen op de arbeidsmarkt eruit zien in een tijdperk van technologische ontwikkeling. Een uitdaging is daarbij dat werkenden een soepele overgang naar nieuw werk moeten kunnen maken. Het onderwijs moet leerlingen voorbereiden op een wendbare arbeidsmarkt. En ook tijdens het werkzame leven moeten we kennis en vaardigheden blijven ontwikkelen. Een belangrijke stap in dat kader is de transitievergoeding uit de Wwz die investeringen in scholing stimuleert.

Op de langere termijn zijn mogelijk meer maatregelen nodig om fatsoenlijk werk voor iedereen te borgen. Gezien de onzekerheden op de lange termijn is het belangrijk om breed advies in te winnen. Het CPB gaat verder met onderzoek naar de impact van technologie op de arbeidsmarkt. De SER is om advies gevraagd over hoe Nederland zich kan voorbereiden op de veranderingen die technologische ontwikkelingen met zich meebrengen. En verschillende departementen verkennen de mogelijke gevolgen van technologische ontwikkelingen op hun beleidsterrein. Robotisering raakt vrijwel al het beleid en het vraagt om een nieuw perspectief op onze samenleving en arbeidsmarkt.

Pensioen

Het pensioenstelsel geeft mensen de kans om van een goede oude dag te genieten. De AOW is het fundament, en daarbovenop zorgt het aanvullende pensioen dat mensen na pensionering hun levensstandaard kunnen handhaven. Mensen worden steeds ouder; het is dus logisch en nodig dat we langer doorwerken. Het kabinet heeft daarom de AOW-leeftijd versneld verhoogd naar stapsgewijs 66 jaar in 2018 en 67 jaar in 2021. Een ruimere overbruggingsregeling voorkomt dat mensen die zich niet konden voorbereiden, tegen een grote inkomensachteruitgang aanlopen als zij bijvoorbeeld gebruikmaken van een vut- of prepensioenregeling die afloopt voordat zij hun AOW-leeftijd bereiken.

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015-2016, 34 300 XV, nr. 2

17

Een toekomstbestendig aanvullend pensioen

Voor een toekomstbestendig aanvullend pensioen wil het kabinet de sterke elementen van het huidige pensioenstelsel behouden en nieuwe elementen ter versterking toevoegen (bron: SZW).

Een goed pensioen, ook voor onze kinderen, moet aansluiten op de samenleving en arbeidsmarkt van de 21e eeuw. Tijdens de Nationale Pensioendialoog is gesproken met burgers, sociale partners, pensioendeskundigen, de pensioensector, denktanks en toezichthouders over de maatschappelijke houdbaarheid van het aanvullende pensioenstelsel. Hoewel Nederland een sterk stelsel kent, kwamen ook knelpunten naar voren13. Het kabinet heeft daarom gekozen voor een toekomstgerichte agenda: een toereikend pensioen voor alle werkenden, afschaffing van de doorsneesystematiek en een transparant, persoonlijk pensioencontract met ruimte voor solidariteit, collectiviteit en maatwerk. In het najaar van 2015 volgt een werkprogramma dat de stappen voor verdere uitwerking uiteenzet.

Zzp'ers

De groei van het aantal zzp'ers is een onmiskenbare trend op de arbeidsmarkt. Het zzp-schap biedt kansen voor mensen om zich te ontplooien, maar kan ook onzekerheid meebrengen. Dit alles noopt tot nadenken over de vormgeving van sociale voorzieningen en verzekeringen, de regels op de arbeidsmarkt, de fiscale wetgeving omtrent werkenden en de belem-

13 Ook de Europese Raad wijst op een aantal van die knelpunten in de landenspecifieke aanbevelingen (motie Schouw, Tweede Kamer, 21 501-20, nr. 537).

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015-2016, 34 300 XV, nr. 2

18

meringen tot het in dienst nemen van personeel. In het Interdepartementaal Beleidsonderzoek (IBO) Zzp komen deze vragen aan de orde.

Het is van belang dat ook zzp'ers pensioen opbouwen, zodat zij er bij pensionering niet fors in inkomen op achteruit gaan. Tot nu toe moesten zzp'ers vaak hun pensioen opeten als ze een beroep deden op de bijstand, omdat het derde pijlerpensioenvermogen (lijfrenten, koopsommen en levensverzekeringen) niet is vrijgelaten. Er is een wetsvoorstel bij de Tweede Kamer in behandeling waardoor vrijlating van dat pensioenvermogen onder voorwaarden plaatsvindt. Het kabinet heeft gemeenten gevraagd hier in 2015 al rekening mee te houden. Gemeenten worden gecompenseerd voor de extra kosten die hiermee samenhangen. Dit schept meer ruimte voor zzp'ers voor een goed pensioen.

Kinderopvang

Toegankelijke en betaalbare kinderopvang stelt beide partners in staat om te werken. Dit biedt hen de kans om niet alleen ouder te zijn, maar zich ook te ontplooien tijdens hun werkzame leven. Ook voor de samenleving is dit wenselijk; het vergroot de welvaart. Het kabinet investeert hierom circa € 290 miljoen in verhoging van de kinderopvangtoeslag. Daarnaast houden werkende ouders meer geld over dankzij een impuls in de inkomensafhankelijke combinatiekorting van € 300 miljoen14. Het kabinet bereidt de rechtstreekse financiering van kinderopvanginstellingen voor, om ouders te ontlasten bij de administratieve rompslomp. Ook wordt de uitvoering van de financiering gestroomlijnd en krijgen fraudetoezicht- en handhaving een extra impuls. In 2016 zal het kabinet hiervoor een wetsvoorstel aanbieden aan de Tweede Kamer. Het kabinet zal het beoogde stelsel nog toetsen op de uitvoeringskosten, de inrichting van de toezichtketen en de ICT- infra struct uur.

Steeds meer kinderen brengen een deel van hun tijd door op de kinderopvang. Ouders moeten erop kunnen vertrouwen dat dit in een veilige, vertrouwde omgeving gebeurt, met aandacht voor de ontwikkeling van het kind. Vanuit het project «Het Nieuwe Toezicht» wordt in 2016 wetgeving bij de Tweede Kamer ingediend voor kwaliteitsverhoging, het verminderen van de regeldruk, meer maatwerk door de instellingen en voor een professioneel oordeel door de toezichthouder. Daarnaast komt er in 2016 wetgeving voor de harmonisatie van peuterspeelzalen en kinderopvang. Het huidige gefragmenteerde stelsel van voorschoolse voorzieningen is onoverzichtelijk voor ouders en leidt tot tweedeling.

Goede kinderopvang draagt bij aan een goede start voor kinderen in de maatschappij, leder kind heeft het recht op een goede basis. Naar schatting zit circa 15% van de peuters niet op een voorschoolse voorziening. Het is onwenselijk dat er voor sommige kinderen geen plek is, terwijl ouders wel hun kind naar een voorschoolse voorziening willen brengen. Dit leidt ook tot segregatie tussen de doelgroepen. Het kabinet investeert € 60 miljoen waarmee gemeenten een aanbod kunnen doen voor peuters die nu nog geen geburik maken van een voorschoolse voorziening, zodat alle peuters naar een dergelijke voorziening kunnen gaan.

14 Hiermee is tevens voldaan aan de motie Van Weyenberg-Tellegen die verzocht om voorstellen om meer uren werken voor de minstverdienende partner veel meer lonend te maken (Tweede Kamer, 33 716, nr. 27).

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015-2016, 34 300 XV, nr. 2

19

Uitbreiding kraamverlof partners

Het verlof na de geboorte bevordert de hechting van de partner aan het kind en gewenning aan de nieuwe situatie thuis. De huidige voorziening van twee dagen betaald en drie onbetaald verlof is in de ogen van het kabinet (te) beperkt. Van de partners maakt 75% geen gebruik van de mogelijkheid tot drie dagen onbetaald verlof, waarbij financiële overwegingen waarschijnlijk vaak een rol spelen. Dit terwijl OESO-onderzoek15 (OESO working paper 140) aantoont dat kraamverlof voor partners een positief effect heeft op de keuzes die vaders later maken bij de invulling van hun zorgtaken. Daaruit blijkt namelijk dat vaders die de eerste periode na de geboorte van hun kind verlof opnemen ook later meer gebruik maken van het ouderschapsverlof en meer betrokken zijn bij de opvoeding. Met het oog op het belang van de specifieke rol van de vader bij de opvoeding van kinderen is dit een belangrijke constatering. Het kabinet wil het kraamverlof voor partners uitbreiden van twee naar vijf dagen, wat de partner meer ruimte geeft om aanwezig te zijn bij de eerste dagen in het leven van zijn of haar kind. Circa 165.000 partners per jaar hebben baat bij deze uitbreiding.

Minimumloon

Het wettelijk minimumloon is opgesteld toen een 40-urige werkweek de standaard was. Vandaag de dag ziet de arbeidsmarkt er anders uit: mensen werken vaak in deeltijd of doen losse klussen. Het gevolg is een grotere variatie van de (in cao's afgesproken) lengte werkweek tussen werknemers. Nederland is één van de weinige landen met een minimumloon op dag- week of maandbasis, waardoor de hoogte van het minimumloon per uur afhankelijk is van de cao-arbeidsduur. Het minimumloon sluit hierdoor niet langer aan op de praktijk en bemoeilijkt de handhaving. In het najaar van 2015 stuurt het kabinet een verkennende notitie over de herziening van het wettelijk minimumloon naar de Tweede Kamer. Daarbij zal het kabinet onder meer ingaan op de wenselijkheid en de mogelijkheid om te komen tot een wettelijk minimumuurloon, het minimumjeugdloon, het stukloon en de reikwijdte van het wettelijk minimumloon.

Duurzame inzetbaarheid

De verhoging van de AOW-leeftijd en de snel veranderende arbeidsmarkt vergroten de noodzaak voor werkgevers en werknemers om werk te maken van duurzame inzetbaarheid, zodat werknemers niet al voor hun pensioen uitvallen. Tijdig investeren is voor werknemers nodig om wendbaar te blijven op de arbeidsmarkt, uitval te voorkomen en productiviteit te bevorderen. Het programma duurzame inzetbaarheid stimuleert dit via een aantal sporen. Zo heeft het kabinet met MKB-Nederland afspraken gemaakt om ook in het midden- en kleinbedrijf werkte maken van duurzame inzetbaarheid. Nu zijn hiervoor bij die bedrijven vaak minder middelen beschikbaar dan bij grote ondernemingen. Het project «Werkend leren» stimuleert het (informeel) leren op het werk. De campagne rondom werkstress loopt door en geeft in 2016 in het bijzonder aandacht aan psychosociale arbeidsbelasting veroorzaakt door ongewenste omgangsvormen als discriminatie en seksuele intimidatie. In 2016 krijgt het vroegtijdig, in het (beroeps)onderwijs, aanleren van de juiste competenties ten aanzien van gezond en veilig werken extra aandacht. Tot slot komt er een nader onderzoek naar de duurzame inzetbaarheid van kwetsbare werknemers.

15 OESO, 2013, «Fathers» Leave, Fathers» Involvement and Child Developments, OECD Social, Employment and Migration Working Papers N° 140

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015-2016, 34 300 XV, nr. 2

20

Bestuurlijke organisatie

De wensen uit de samenleving veranderen; de behoefte aan maatwerk neemt toe. Het effectief en efficiënt organiseren van onze sociale instituties in die veranderende wereld is een belangrijk bestuurlijk vraagstuk voor het Ministerie van SZW. Regionaal georganiseerde dienstverlening in arbeidsmarktregio's staat dichtbij mensen en bedrijven, en komt daarmee tegemoet aan de wens om maatwerk te leveren. In de 35 arbeidsmarktregio's komt dienstverlening en samenwerking tussen gemeenten, werkgevers, werknemers, onderwijsinstellingen en UWVtot stand. Het Ministerie van SZW ondersteunt dit. Daarnaast spelen er ook andere organisatorische vraagstukken, bijvoorbeeld rondom de rol van de uitvoeringsdiensten, gemeenten en e-dienstverlening in de sociale zekerheid. De uitkomsten van de nu lopende evaluatie van de Wet Suwi en de beleidsdoorlichting van artikel 11 van de SZW-begroting zijn een aangrijpingspunt voor verdere verberingen van het beleid en de uitvoering.

2.1.2 Budgettaire ontwikkeling SZA-kader

2.1.2.1 Inleiding

De Minister van SZW is binnen het kabinet verantwoordelijk voor het uitgavenkader SZA. In deze paragraaf wordt een beeld gegeven van de ontwikkelingen binnen deze sector. De bewindspersonen van SZW hebben op basis van het regeerakkoord en het aanvullende pakket wetsvoorstellen uitgewerkt. Veel van deze voorstellen zijn al geïmplementeerd. Dit betreft bijvoorbeeld de Participatiewet, de Wwz en de hervorming kindregelingen.

De SZA-sector is conjunctuurgevoelig doordat de werkloosheidsuitgaven in dit kader zijn opgenomen. De werkloosheid bevindt zich thans op een hoog niveau. De werkloze beroepsbevolking raamt het CPB op 6,9% in 2015 en 6,7% in 2016.

2.1.2.2 Uitgaven SZA-kader 2015-2020

In onderstaande tabel worden de ontwikkelingen in de SZA-uitgaven voor 2015-2020 per cluster van regelingen getoond. De uitgaven zijn gesaldeerd met de ontvangsten. De totale SZA-uitgaven van € 75,9 miljard in 2015 stijgen naar € 80,1 miljard in 2020. Dit is een toename van € 4,2 miljard in vijf jaar tijd. Deze stijging wordt veroorzaakt door de aanpassing van de uitgaven SZA aan de loon- en prijsontwikkeling. Hiervoor is aan het slot van de tabel een algemene post nominale ontwikkeling opgenomen. Deze post bedraagt € 4,8 miljard in 2020. Gecorrigeerd voor de nominale ontwikkeling dalen de uitgaven SZA.

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015-2016, 34 300 XV, nr. 2

21

 

Tabel 2.1.2.1 SZA-uitaaven 2015-2020 (x€ 1 mld)

           
             
 

2015

2016

2017

2018

2019

2020

Werkloosheid

WW-uitgaven (werkloosheid) Bijstandsuitgaven

6,6 5,6

6,3 5,6

6,1 5,7

5,9 5,8

5,6 6,0

5,2 6,1

Arbeidsongeschiktheid / ziekte en zwangerschap / Wajong

WAO/WIA/WAZ

Wajong

ZW/WAZO

9,0 3,0 2,6

9,1 3,0 2,6

9,1 3,1 2,6

9,2 3,0 2,6

9,3 3,1 2,6

9,4 3,1 2,6

Ouderdom / nabestaanden AOW

Inkomensondersteuning AOW Anw

34,9 0,8 0,5

35,0 0,9 0,4

35,0 0,9 0,4

34,9 0,9 0,4

34,9 1,0 0,4

34,9 1,0 0,4

Kinderopvang en kindregelingen KOT

AKW/WKB/TOG

1,7 5,1

2,0 5,1

2,1 5,1

2,1 5,0

2,1 5,0

2,1 5,0

Re-integratie / Participatie Re-integratieuitgaven arbeidsongeschiktheid Integratie-uitkering sociaal domein

0,2 2,9

0,3 2,7

0,2 2,5

0,2 2,4

0,2 2,3

0,2 2,2

Uitvoeringskosten en overige uitgaven Uitvoeringskosten (UWV/SVB etc.) Overige uitgaven

2,0 1,0

1,9 1,1

1,8 1,1

1,8 1,2

1,7 1,2

1,7 1,3

Nominale ontwikkeling

0,0

1,5

2,4

3,2

4,0

4,8

Totaal SZA-uitgaven

75,9

77,5

78,2

78,7

79,4

80,1

Werkloosheid De werkloosheid bevindt zich op een hoog niveau, maar vanaf 2015 daalt

de werkloosheid. Deze daling is ook zichtbaar in de ontwikkeling van de Werkloosheidswetuitgaven van € 6,6 miljard in 2015 naar € 5,2 miljard in 2020. De effecten van de maatregelen uit de Wwz op de WW-uitgaven treden op langere termijn op en zijn nog nauwelijks zichtbaar in de ontwikkelingen tot en met 2020.

De daling in de werkloosheid werkt ook door naar de ontwikkeling in de bijstandsuitgaven. Gemeenten krijgen tegelijkertijd extra geld om nieuwe mensen, die voorheen in aanmerking zouden komen voor Wajong en Wsw, met loonkostensubsidie aan het werkte helpen. Daarnaast komen meer mensen in aanmerking voor bijstand omdat derdepijler pensioenvermogen onder bepaalde voorwaarden niet meer betrokken wordt bij de vermogenstoets. Per saldo leiden deze ontwikkelingen tot een stijging van de bijstandsuitgaven.

Arbeidsongeschiktheid en ziekte. De uitgaven aan arbeidsongeschiktheid laten in de periode 2015-2020 een Wajong stijging zien, terwijl de uitgaven aan de ZW/WAZO in deze periode gelijk

blijven. Voor de WAZO wordt het zwangerschapsverlof van vrouwen die in verwachting zijn van een meerling uitgebreid met 4 weken. Vanaf 1 april 2016 krijgen deze vrouwen recht op een vervroeging van het zwangerschapsverlof.

De uitgaven aan de Wajong stijgen in de periode 2015-2020 licht. Met de invoering van de Participatiewet is de groei beheerst doordat de regeling alleen nog zal gelden voor jonggehandicapten die duurzaam geen arbeidsvermogen hebben.

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015-2016, 34 300 XV, nr. 2

22

Ouderdom en nabestaanden De AOW-uitgaven blijven in de periode 2015-2020 constant. In deze

raming is rekening gehouden met de geleidelijke leeftijdsverhoging naar 67 jaar in 2021. Voor de langere termijn wordt hiermee de automatische kostenstijging uit hoofde van de vergrijzing beheerst. Daarnaast is een regeling inkomensondersteuning ouderen ingevoerd welke naar rato van de AOW-opbouw wordt uitgekeerd. De uitkeringslasten Anw dalen ten opzichte van 2015 voornamelijk doordat de groep Anw-gerechtigden die voor 1950 geboren is volledig is uitgestroomd op 1 april 2015.

Kinderopvang en kindregelingen De weergegeven ontwikkeling van de kinderopvangtoeslag betreft een

saldo van uitgaven en ontvangsten. Mede door verscherpt toezicht en een versnelling in het afrekenproces bij de Belastingdienst zijn ontvangsten naar voren gehaald en nemen de ontvangsten in latere jaren af. De uitgaven nemen beperkt toe door dalende werkloosheid en stijgende geboortecijfers vanaf 2014. Vanaf 2016 worden extra middelen geïnvesteerd in de kinderopvangtoeslag (oplopend naar€ 0,3 miljard in 2020). Per saldo leidt dit tot een stijging van de uitgaven. Ter ondersteuning van de inkomenspositie van gezinnen wordt het tweede kindbedrag eenmalig in 2016 verhoogd. Het bedrag voor derde kinderen en vierde en volgende kinderen wordt per 2016 structureel verhoogd. Door demografische ontwikkelingen neemt het aantal kinderen met recht op kinderbijslag de komende jaren af. De uitgaven AKW en WKB blijven in de jaren 2015-2020 per saldo stabiel.

Re-integratie en Participatie De uitgaven aan re-integratie van arbeidsongeschikten dalen licht in de

komende jaren. In het kader van de activering van het zittend bestand «oude Wajong» zijn extra middelen beschikbaar gesteld. In het kader van de Participatiewet zijn het macrobudget Wsw en het Participatiebudget gemeenten structureel overgeboekt naar de integratieuitkering sociaal domein van het Gemeentefonds. Voor de periode 2015 -2017 blijven deze middelen onderdeel uitmaken van het SZA-kader. Daarbij blijven de Minister en Staatssecretaris van SZW aanspreekbaar op het stelsel en de omvang van dit budget.

Uitvoeringkosten De uitvoeringskosten van het UWV zijn verlaagd als gevolg van de

opgelegde taakstellingen en dalen ook verder vanwege de dalende werkloosheidsuitgaven. De uitvoeringskosten bij de SVB laten twee tegengestelde ontwikkelingen zien, die per saldo leiden tot een afname van de kosten. Implementatietrajecten van nieuwe wetgeving leiden tot hogere uitvoeringskosten. Daartegenover is ook bij de SVB sprake van een afname van de uitvoeringskosten als gevolg van de ingeboekte taakstellingen.

2.1.2.3 Mutaties uitgaven SZA-kader 2015-2020

In het actuele uitgavenbeeld SZA zijn ten opzichte van de vorige begroting meevallers opgetreden. Op dit moment tekenen zich immers gunstiger economische ontwikkelingen af. Verwacht wordt dat de economische groei zich geleidelijk zal herstellen naar 2,4% in 2016. Hierdoor verbeteren de overheidsfinanciën. De omvang van de SZA-sector wordt thans geraamd op € 77,5 miljard in 2016 terwijl in de vorige begroting nog werd uitgegaan van € 77,8 miljard. Dit wordt hoofdzakelijk veroorzaakt door lagere werkloosheidsuitgaven dan eerder geraamd. In het voorjaar van 2015 is de raming van de kinderopvangtoeslag neerwaarts bijgesteld. Hier tegenover staat een intensivering in de uitgaven kinderopvangtoeslag. Per saldo zijn de uitgaven voor kinderopvangtoeslag lager uitgevallen dan eerder geraamd.

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015-2016, 34 300 XV, nr. 2

23

Tabel 2.1.2.2 Mutaties SZA-uitgaven sinds vorige Ontwerpbegroting (x € 1 mld)

 
 

2015

2016

2017

2018

2019

2020

SZA-uitgaven ontwerpbegroting 2015

77,0

77,8

78,6

79,5

80,2

 

Werkloosheid (WW+ Bijstand)

-0,5

-0,8

-0,9

  • 1,1
  • 1,0
 

Kinderopvangtoeslag

-0,3

-0,1

-0,1

-0,2

-0,2

 

AOW

0,0

0,1

0,2

0,1

0,1

 

Nominalen

-0,2

0,2

0,3

0,2

0,2

 

Overig

-0,1

0,2

0,2

0,1

0,1

 

Extrapolatie

         

80,1

SZA-uitgaven ontwerpbegroting 2016

75,9

77,5

78,2

78,7

79,4

80,1

2.1.2.4 Uitgavenplafond SZA-kader en toetsing aan uitgavenplafond

Uitgavenplafond en kadertoetsing Het uitgavenplafond wordt jaarlijks conform de begrotingsregels

bijgesteld voor prijsontwikkelingen (op grond van prijs Nationale Bestedingen), overboekingen en statistische correcties. Op basis van de prijsontwikkeling is het SZA-kader met € 0,8 miljard verlaagd. Tegelijkertijd is vanaf 2016 het kader met € 0,2 miljard verhoogd in verband met de intensivering van de kinderopvangtoeslag. Deze mutaties hebben geleid tot een neerwaartse aanpassing van de ijklijn met € 0,5 miljard in 2016 ten opzichte van het uitgavenplafond bij de vorige begroting. De budgettaire ontwikkelingen in het afgelopen jaar ter voorbereiding van de begroting 2016 zijn vervolgens ingepast binnen het vastgestelde uitgavenkader SZA.

 

I Tabel 2.1.2

 

rties ijklijn (Uitgavenplafond) sinds vorige Ontwerpbegrotinc

   
         

2015 2016 2017

Ijklijn SZA-kader ontwerpbegroting 2015 77,1 78,6 79,0

Correcties (waaronder bijstelling pNB-raming) -0,8 -0,5 -0,5

Ijklijn SZA-kader ontwerpbegroting 2016 76,3 78,1 78,5

De actuele uitgavenramingen, zoals deze zijn weergegeven in tabel 2.1.2.2, dienen volgens de regels budgetdiscipline te worden getoetst aan het actuele kader SZA zoals weergegeven in tabel 2.1.2.3. Deze kadertoetsing wordt weergegeven in tabel 2.1.2.4. De SZA-uitgaven zijn in 2016 bijgesteld naar € 77,5 miljard, terwijl het kader uitkomt op € 78,1 miljard. Hiermee wordt het kader SZA in 2016 met € 0,6 miljard onderschreden.

Tabel 2.1.2.4 Toetsing SZA-uitgaven aan ijklijn (x€ 1 mld)

:

2015

2016

2017

Totale SZA-uitgaven Ijklijn SZA-uitgaven Over/onderschrijding ijklijn SZA

75,9 76,3 -0,4

77,5 78,1 -0,6

78,2 78,5 -0,3

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015-2016, 34 300 XV, nr. 2

24

2.1.3 Meerjarenplanning beleidsdoorlichtingen

 

Tabel 2.1.3 Meeriarenplanninq beleidsdoorlichtinqen

           

-

 

2014

2015

20161

2017

2018

2019

2020

Geheel artikel?

  • 1. 
    Arbeidsmarkt
         

X2

Ja

  • 2. 
    Bijstand, Participatiewet, Toeslagenwet
             

en Sociale Werkvoorziening

     

X

   

Ja

  • 3. 
    Arbeidsongeschiktheid x
   

X

     

Ja

  • 4. 
    Jonggehandicapten
   

X

     

Ja

  • 5. 
    Werkloosheid
 

X

       

Ja

  • 6. 
    Ziekte en zwangerschap
   

X3

     

Ja

  • 7. 
    Kinderopvang

X

         

Ja

  • 8. 
    Oudedagsvoorziening
       

X

 

Ja

  • 9. 
    Nabestaanden
       

X

 

Ja

  • 10. 
    Tegemoetkoming ouders
     

X

   

Ja

  • 11. 
    Uitvoering

X

         

Ja

  • 12. 
    Rijksbijdragen4
           

nvt

  • 13. 
    Integratie en maatschappelijke
             

samenhang

 

X

       

Ja

1 De opzet en de vraagstelling van de beleidsdoorlichtingen die in 2016 starten zijn medio 2015 naar de Tweede Kamer gestuurd. Zie: Kamerbrief Artikel 5. Van de overige brieven is nog geen Kamerstuknummer beschikbaar.

2 De doorlichting van Artikel 1 zal in tegenstelling tot wat in de Begroting 2015 is gemeld niet in 2019 maar in 2020 plaatsvinden, zodat de uitkomsten van de evaluatie in 2020 van de Wet Werk en Zekerheid meegenomen kunnen worden.

3 De doorlichting van Artikel 6 zal in tegenstelling tot wat in de Begroting 2015 is gemeld niet in 2016 maar in 2017 afgerond worden. De evaluatie Modernisering Ziektewet is belangrijke input voor de beleidsdoorlichting Artikel 6. De evaluatie wordt eind 2016 afgerond daarom is besloten de doorlichting medio 2017 op te leveren.

4 Het artikel Rijksbijdragen is een technisch artikel. Er wordt op basis van dit artikel geen specifiek beleid gevoerd. Om die reden wordt dit artikel niet doorgelicht. De evaluatie van het beleid waarvoor deze rijksbijdragen zijn bedoeld, vindt plaats wanneer de artikelen waar dit beleid onderdeel van is worden doorgelicht.

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015-2016, 34 300 XV, nr. 2

25

c

  • 0) 
    O)

c

(A O)

O

u ra

c

O

IA U

c

CS

co

O)

O N 0)

> O

t3 c o

<D C CM CC CC

t3 CD c cd

"o CD c cd

CC CC

CD co

"o CD t—

c ~ O

It c cm

cc cc

co cc

t <

C/3 O

 

c

 

0)

 
   

0)

 
   

c

 

0)

 

CD

 

_03

 

oo

 

0)

 

o

 

1-

 
 

CD

0)

c

 

'c

 

0)

   
   

Cl

o

o

 

>

t

 

, Pa

 

nd

 

03

03

00

 

o

(f)

CC CO fsj

t <

C/3 O

 

c

 

0)

 
   

0)

 
   

c

 

0)

 

o)

 

_03

 

00

 

<u

 

o

 

H

 

+j-

o)

0)

c

 

'c

 

0)

   

03

 

Cl

o

o

 

>

t

 

, Pa

Wer

nd

 

03

03

00

 

o

(f)

ra c

<o

  • 2

^ </>

o ra

f-l_

» 2 °

03 03

03

03

T3 O c O 03 > q. O

ra ra

■- CO 03 o

£ n ci

TO

is c

TO 2 03

1 <n 03

o |=r

lu ^ 03

lil

IE 03 O ° 2,

> M ra

ra ' c

03

> ra

03

03 J2

co

.- O

S o

03

° -S 03

ro^ -O

*T c

o ° O

£ ~ ra

"f-= ra a

o

ra 03 D

E ^ c

ra 03

c 03

c

03 >

03

c T3

n O

c 03

s 21

j i

03 >

n >

03 <£

■o E

c '03

O ö

® 03

c O

o . c

03

0 "3

03 ^ 03

---. it! ^

0! > CO

" > ^

i- c

03 03 03 >

E C

c

03 03 03 co

O 03 D

E

03 c k_ 03 T3 c O 03

0 TO Cl

tra co

03 03 ^ > c co S 03 ra 3 "O c 2 c — c o

c _

03 03 -SE

w ra —

  • c §3 .E 03 03 = T3

0> «

CO

ra

03 CO 03 03 —

'43 co

03

ra

03

to ra tS .E

03 Q)

E 2

TO 03

to "O

03 c

Q 03

| 1 _ XI

| .2

o c

> 4-j

£. i

§.E

03

03

03

O XJ

> to c

N .2.»

(/) co c

® O

TO £

> ü

03

  • i Ü3

■o 13 c

CO 03 03

o t s

O 'v

£ E Ê

c

03 >

03 T3

T3

03

k_

T3

^ q)

c O

03 "5

c —

0 <-

03 03

^ c

■= O

■4—"

03 c

£ 03

c tS

03 O >

g 03

o ra

El.

0 ■+=

  • 03

1 E o _o ra q.

E 7 ■E h c Z

£ O

O Q. _03

ra ^ qj

ra "o

^ c

o 'c

ro o t

03 ra 03

Sc § d

c T3 «

03 03 -jT 03

0 _c Sr *j

_ > 03

03 E -Q

» O S 03

03 5

" o ° ?

c .2 03 2

; l 'E 03

.2 03 .X *^

> 'n "53

.2 03 03 5

u ^ 03 ra

O _Q cc

CO 03 c ■=

lc 1^

03 — 03

TO n) 03 "D

> c «

c c

03

a

c 03 0 T3

n c

X 03 03 O

-jr. ^

£ § .2 c

Q. °

ra <o .E o E

3 > X2 c

■- .2

03 'c

T3 03

CO

0 03

o ra

.2 £

o —

-O C/3

.E5 c

s s,

o ra

1- co

o o ra

« 5

< 2

c c

O 03 ■

"O O

O n

5 &

O O

■4-> l_ .

ro c-

"3 E 03

03 03

"2? O

E <=

o c ■ E

'c o '

® E

O O

21

c 3

03 03

T3 'c :

c 03

03 ra

03 '>-

J= o ■

0J ^

X O

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015-2016, 34 300 XV, nr. 2

26

2.2 BELEIDSARTIKELEN

Artikel 1. Arbeidsmarkt

Algemene doelstelling De overheid draagt bij aan evenwichtige arbeidsverhoudingen en

-voorwaarden door kaders te stellen en waar van toepassing toe te zien op de naleving daarvan. De overheid bevordert en stimuleert gezonde en veilige arbeidsomstandigheden.

De overheid bevordert het functioneren van de arbeidsmarkt door bescherming te bieden en de belangen van werknemers te waarborgen in evenwicht met de belangen van de onderneming. De overheid voorziet hierbij in een minimumniveau van arbeidsrechtelijke bescherming, onder andere ten aanzien van de arbeidsomstandigheden, arbeidsverhoudingen en arbeidsvoorwaarden, met inachtneming van de eigen verantwoordelijkheid van werkgevers en werknemers. Daarnaast draagt zij zorg voor een op de arbeidsmarkt toegesneden arbeidsmigratiebeleid.

De overheid vindt het belangrijk dat werknemers en zelfstandigen hun werk onder goede condities kunnen verrichten. Dit is ook van belang voor het vergroten van de arbeidsparticipatie en de arbeidsproductiviteit, het beperken van uitval door ziekte en arbeidsongeschiktheid, en het bevorderen van de duurzame inzetbaarheid van werknemers.

De overheid geeft invulling aan bovenstaand beleid door de vormgeving van een stelsel van wet- en regelgeving. Ook ziet de overheid toe op de naleving daarvan. Concreet gaat het daarbij om:

Gezond en veilig werken, waaronder de Arbeidsomstandighedenwet

(Arbowet) en de Arbeidstijdenwet (ATW);

  • • 
    Arbeidsverhoudingen, waaronder de Wet op de collectieve arbeidsovereenkomst (cao), de Wet op het algemeen verbindend en het onverbindend verklaren van bepalingen van collectieve arbeidsovereenkomsten (avv) en de Wet op de ondernemingsraden (WOR);
  • • 
    Arbeidsrechtelijke bescherming, waaronder de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag (WML), wet- en regelgeving met betrekking tot gelijke behandeling en de Wet allocatie arbeidskrachten door intermediairs (Waadi);
  • • 
    Toelating van arbeidsmigranten, waaronder de Wet arbeid vreemdelingen (Wav).

Bij het realiseren van deze doelstelling is een belangrijke taak weggelegd voor sociale partners. Zij zijn verantwoordelijk voor het maken van onderlinge afspraken over arbeidsvoorwaarden en arbeidsverhoudingen en het bieden van veilige en gezonde werkomstandigheden. De overheid bevordert dat sociale partners hier vorm en uitvoering aan geven en voert hiertoe overleg met hen.

Rol en Verantwoordelijkheid De Minister stimuleert met financiële instrumenten initiatieven die

bijdragen aan gezonde en veilige arbeidsomstandigheden en aan goede arbeidsverhoudingen en arbeidsvoorwaarden. De Minister regisseert met wet- en regelgeving het stelsel van minimumeisen. Hij is in deze rollen verantwoordelijk voor:

De vormgeving, het onderhoud en de werking van dit stelsel;

De vaststelling van de hoogte van het wettelijk minimumloon (WML)

en het maximumdagloon;

Het bevorderen van goede arbeidsverhoudingen, onder andere door het recht op onderhandeling door sociale partners te waarborgen en

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015-2016, 34 300 XV, nr. 2

27

het in stand houden van een adequate overlegstructuur met de sociale partners;

Het bevorderen dat werkgevers en werknemers gezonde en veilige arbeidsomstandigheden en een goed werktijden- en verzuimbeleid realiseren;

Het bevorderen dat werkenden gezond en vitaal kunnen doorwerken tot de pensioengerechtigde leeftijd;

Het zorgdragen voor gelijke kansen voor en tijdens arbeidsdeelname; Het stimuleren en faciliteren van postinitiële scholing ten behoeve van het optimaal functioneren van de arbeidsmarkt; De handhaving van de wet- en regelgeving door de Inspectie SZW.

De Minister van Financiën is primair verantwoordelijk voor de fiscale weten regelgeving. Wanneer fiscale instrumenten worden ingezet om doelstellingen in het kader van het arbeidsmarktbeleid te realiseren, is de Minister van SZW hiervoor medeverantwoordelijk.

Beleidswijzigingen Belangrijke wijzigingen op dit beleidsterrein zijn:

Wet aanpak schijnconstructies

Op 1 januari 2016 treden de laatste onderdelen van de Wet aanpak schijnconstructies16 in werking. De eerste onderdelen zijn al op 1 juli 2015 in werking getreden. De onderdelen die per 1 januari 2016 in werking treden betreffen de wijzigingen van het WML. Ten minste het gedeelte van het loon gelijk aan het wettelijk minimumloon moet dan giraal worden uitbetaald. Daarnaast mogen er geen bedragen meer worden ingehouden op of verrekend met het wettelijk minimumloon. Ten slotte dienen werkgevers te zorgen voor een heldere en transparante loonstrook door op de loonstrook te specificeren welke onkostenvergoedingen, verrekeningen en inhoudingen er zijn. SER-advies Arbeidsmigratie

Naar aanleiding van het advies van de SER zal het kabinet verschillende maatregelen nemen17. De maatregelen hebben onder andere tot doel om zoveel als mogelijk ook voor arbeidsmigranten van binnen de EU «gelijk loon voor gelijk werk op dezelfde plaats» te realiseren. Daarnaast worden belemmeringen weggenomen voor werknemers van buiten de EU die in het kader van internationale handelscontacten naar Nederland komen. Implementatie handhavingsrichtlijn

Op uiterlijk 18 juni 2016 dient de Europese handhavingsrichtlijn te zijn geïmplementeerd. De detacheringsrichtlijn geeft instrumenten voor handhaving van waarborgen ter bescherming van gedetacheerde werknemers en ter voorkoming van sociale dumping. Om een betere handhaving mogelijk te maken zijn onder meer gegevensuitwisseling, grensoverschrijdende boete-inning en de mogelijkheid voor ketenaansprakelijkheid voor loon en een notificatieplicht in de richtlijn opgenomen.

Wet werken na de AOW-gerechtigde leeftijd Deze wet18 strekt ertoe het (door)werken na de AOW-gerechtigde leeftijd op basis van een arbeidsovereenkomst te faciliteren, waar AOW-gerechtigden nu vaak werkzaam zijn op basis van een uitzend-overeenkomst of als zzp'er. Hiertoe wordt per 1 januari 2016 een aantal arbeidsrechtelijke bepalingen in verschillende wetten gewijzigd.

16 Tweede Kamer, 34 108, nr. 1.

17 Tweede Kamer, 29 861, nr. 38.

18 Tweede Kamer, 34 073, nr. 2.

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015-2016, 34 300 XV, nr. 2

28

Tegelijkertijd worden maatregelen getroffen om verdringing van nog niet AOW-gerechtigde werknemers tegen te gaan. Toekomst van de arbeidsgerelateerde zorg en aanpak beroepsziekten Naar aanleiding van het SER-advies «Betere zorg voor werkenden» is een wetsvoorstel gemaakt dat erop gericht is zowel de kwaliteit van het handelen van bedrijfsartsen als de werking van het stelsel van arbeidsgerelateerde zorg te verbeteren. Parallel worden sociale partners gestimuleerd en waar nodig gefaciliteerd om aan de slag te gaan met sectorale en regionale initiatieven onder andere gericht op preventie. Daarnaast zal samenwerking tussen bedrijfsgezondheidszorg en reguliere zorg, instroom van bedrijfsartsen en melding van beroepsziekten verder worden gestimuleerd. Ketenaanpak

Vanwege de grote invloed van opdrachtgevers op de arbeidsomstandigheden wordt hieraan in 2016 nadrukkelijk aandacht besteed. De aanpak zal bestaan uit onderzoeken van mogelijkheid tot aanpassen en uitbreiden van regelgeving, stimuleren van zelfregulering en kennis-en informatie-uitwisseling tussen en binnen sectoren. Payrolling

Het kabinet dient een wetsvoorstel in om te bewerkstelligen dat payrollwerknemers recht krijgen op dezelfde arbeidsvoorwaarden als werknemers die rechtstreeks in dienst zijn van een opdrachtgever (zie ook de beleidsagenda).

Budgettaire gevolgen van beleid

-

Tabel 1.1 Begrotingsuitgaven en -ontvangsten artikel 1 (x€ 1.000)

artikelonderdeel 2014 2015 2016 2017 2018 2019 2020

 

Verplichtingen

16.545

18.226

21.333

19.951

20.619

20.799

20.919

Uitgaven

14.103

18.604

21.233

19.751

21.619

20.799

20.919

waarvan juridisch verplicht (%)

   

59%

       

Subsidies

2.090

3.607

2.796

3.709

3.020

2.325

2.445

Opdrachten

11.823

14.794

13.422

77.597

13.554

13.429

13.429

Bekostiging

190

203

203

203

203

203

203

Bijdrage aan andere begrotingen

0

0

4.812

4.842

4.842

4.842

4.842

Ministerie van EZ

0

0

3.890

3.890

3.890

3.890

3.890

Ministerie van VWS

0

0

922

952

952

952

952

Ontvangsten

29.645

25.470

29.636

36.067

36.067

36.067

36.067

Budgetflexibiliteit Subsidies:

De subsidies zijn voor 55% juridisch verplicht. Het juridisch verplichte deel betreft voornamelijk financiering van tot en met 2018 aangegane verplichtingen. Opdrachten:

Het juridisch verplichte deel van het beschikbare bedrag voor opdrachten bedraagt 45%. Dit betreft, naast financiering van tot en met 2016 aangegane verplichtingen, onder andere de jaarlijkse bijdrage aan het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) en het Nederlands Centrum voor Beroepsziekten (NCvB). Bekostiging:

Deze middelen dienen voor de bekostiging van de Commissie Klachtenbehandeling Aanstellingskeuringen (CKA) en zijn 100% juridisch verplicht.

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015-2016, 34 300 XV, nr. 2

29

Bijdragen aan andere begrotingen:

De bijdragen aan andere begrotingen zijn voor 100% juridisch verplicht. Dit betreft jaarlijkse bijdragen aan TNO, de Gezondheidsraad en aan het College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden (Ctgb).

Toelichting financiële instrumenten A. Subsidies

Het subsidiebudget is in 2016 ongeveer € 0,8 miljoen lager dan in 2015. Dit is een gevolg van een herschikking in de vorm van opdrachten en vanwege de taakstelling op dit budget.

Voor het programma Zelfregulering Gezond en Veilig Werken wordt € 1,1 miljoen ingezet voor het ondersteunen van branches en bedrijven bij het ontwikkelen en implementeren van instrumenten van zelfregulering op het terrein van gezond en veilig werken. Deze activiteiten zijn erop gericht partijen te stimuleren en te faciliteren om zelf initiatieven te nemen om veilig en gezond werken blijvend te verbeteren. In 2016 ligt de focus op het actief verspreiden van goede praktijken en het ontwikkelen en implementeren van effectieve instrumenten van zelfregulering in kansrijke branches. € 0,4 miljoen wordt ingezet voor subsidies gezond en veilig werken. Dit betreffen vooral subsidies die veilige omgang met gevaarlijke stoffen zoals asbest, nanomaterialen en explosieven moeten bevorderen. Voor het programma Duurzame Inzetbaarheid wordt € 0,7 miljoen besteed aan het project «Duurzame Inzetbaarheid in het mkb. Het doel is te bewerkstelligen dat binnen het mkb structureel aandacht komt voor duurzame inzetbaarheid. De subsidieregeling Kwaliteit Arbeidsverhoudingen betreft een regeling (€ 0,3 miljoen) die tot doel heeft projecten te ondersteunen die de kwaliteit van de arbeidsverhoudingen in Nederland verbeteren. Met de regeling worden, in de regel op basis van medefinanciering van minimaal 50%, eenmalige innovatieve projecten gesubsidieerd.

B. Opdrachten

Een belangrijk deel van het budget voor opdrachten (circa € 3,8 miljoen) is de jaarlijkse opdrachtverlening aan het RIVM voor het programma gezond en veilig werken. Tevens is een bedrag van € 0,6 miljoen beschikbaar voor de jaarlijkse bijdrage aan het NCvB. Een bedrag van € 0,5 miljoen is bestemd voor het Arboportaal. Dit portaal dient als startpunt voor werkgevers, werknemers en preventiemedewerkers voor informatie over arbeidsomstandigheden. Doel is om werkgevers, werknemers en preventiemedewerkers te informeren over gezond en veilig werken en waar relevant door te verwijzen naar andere relevante bronnen. Een bedrag van € 1,3 miljoen wordt ingezet voor het programma Zelfregulering. Een bedrag van € 1,0 miljoen wordt besteed aan het onderhoud van de normalisatie infrastructuur, de beleidsintensivering certificatie en aan activiteiten die de implementatie van de EU Seveso richtlijn (Brzo) moeten faciliteren.

Voor het programma Duurzame Inzetbaarheid wordt € 1,7 miljoen besteed aan het vergroten van de bewustwording bij werkgevers en werknemers van psychosociale arbeidsbelasting en het stimuleren en faciliteren dat zij hiermee aan de slag gaan. In aanvulling op de lopende thema's pesten, agressie en geweld en werkstress is de campagne in 2016 gericht op seksuele intimidatie en discriminatie binnen het brede thema ongewenst gedrag.

Veder is voor € 1,7 miljoen aan verplichtingen aangegaan ten behoeve van onder andere onderzoek naar en voorlichting over de Wet werk en zekerheid. Jaarlijks wordt ruim € 0,4 miljoen besteed aan onderzoek op het terrein van pensioenen. Het resterende opdrachtenbudget wordt

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015-2016, 34 300 XV, nr. 2

30

besteed aan verschillende kleinere onderzoeken, stimuleringsprogramma's en voorlichtingsprojecten.

C. Bekostiging

Het bedrag voor bekostiging betreft de jaarlijkse bijdrage aan de SER Commissie Klachtenbehandeling Aanstellingskeuringen.

D. Bijdrage aan andere begrotingen

Het Ministerie van SZW levert jaarlijks een bijdrage van € 3,7 miljoen aan TNO en € 0,2 miljoen aan de financiering van het College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen (Ctgb). De bijdragen aan andere begrotingen bestaat daarnaast uit een jaarlijkse bijdrage aan het Ministerie van VWS van € 0,8 miljoen in de kosten van de Gezondheidsraad.

E. Ontvangsten

De realisaties van de boeteontvangsten laten vooralsnog niet de stijging zien die was verwacht op grond van de Fraudewet van 2013. Een mogelijke oorzaak hiervoor is een gedragseffect als gevolg van de Fraudewet. De daling van de boeteontvangsten in 2015 ten opzichte van 2014 komt door een hogere restitutie dan gebruikelijk vanwege rechterlijke uitspraken. Op grond van het voorgaande zijn de voor 2016 verwachte boeteontvangsten gelijkgesteld aan de in 2014 gerealiseerde boeteontvangsten. In het voorjaar van 2016 wordt de raming aan de hand van realisatiegegevens tot en met 2015 meerjarig aangepast.

Kerncijfers Gezond en veilig werken

In 2014 hebben zeventien op de duizend werknemers een arbeidsongeval gehad met ten minste een dag verzuim. Het ziekteverzuim is in 2014 verder gedaald naar 3,8%. Het aantal incidenten met gevaarlijke stoffen en de naleving zorgplicht Arbowet laten een vrijwel stabiel beeld zien. De naleving zorgplicht Arbowet is gebaseerd op de zorgplicht van de werkgever zoals vermeld in artikel 3 van de wet.

 

Tabel 1.2 Kerncijfers gezond en veilig werken

     
       
 

Realisatie

Realisatie

Realisatie

 

2012

2013

2014

Arbeidsongevallen onder werknemers dat verzuim tot gevolg heeft (%r

3,0

2,7

1,72

Ziekteverzuim (%)3

4,0

3,9

3,8

Aantal incidenten met grote hoeveelheden gevaarlijke stoffen4

4

3

4

Naleving zorgplicht Arbowet (%)5

78

-

79

CBS/TNO, nationale enquête arbeidsomstandigheden.

Door gewijzigde opzet en vraagstelling van de enquête is het percentage in 2014 niet goed vergelijkbaar met eerdere jaren. CBS, kwartaalenquête ziekteverzuim. Inspectie SZW administratie.

Inspectie SZW, monitor Arbo in bedrijf. De monitor wordt tweejaarlijks uitgevoerd.

Arbeidsverhoudingen en voorwaarden

Het bruto WML voor personen van 23 jaar en ouder bedraagt per 1 juli 2015 € 1.507,80 per maand. De bruto minimum vakantiebijslag bedraagt 8% van het bruto WML. Het WML wordt in 2016 conform de geldende systematiek twee maal per jaar geïndexeerd. Het (bruto) maximum dagloon bedraagt per 1 juli 2015 € 199,95 (inclusief vakantiebijslag) en volgt dezelfde indexering.

Het gebruik van de instrumenten van cao en avv varieert door de jaren heen. Mede door de crisis, de onzekere economische verwachtingen en de ruimte op de arbeidsmarkt is de laatste jaren een lager aantal cao's

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015-2016, 34 300 XV, nr. 2

31

afgesloten. Het aantal tewerkstellingsvergunningen is onder andere afhankelijk van de krapte op de arbeidsmarkt. Sinds 1 januari 2014 geldt vrij verkeer van personen uit Roemenië en Bulgarije. Werknemers uit deze landen hoeven geen tewerkstellingsvergunning meer aan te vragen.

Tabel 1.3 Kerncijfers arbeidsverhoudingen en voorwaarde

Realisatie 2012

Realisatie 2013

Realisatie 2014

Aantal werknemers onder cao1 (x 1.000) 6.003 5.895 5.486

  • • 
    waarvan direct gebonden bedrijfstak-en ondernemings-cao's (x 1.000) 5.501 5.260 4.850
  • • 
    waarvan gebonden door algemeen verbindend verklaring (x 1.000) 502 635 636 Aantal verleende tewerkstellingsvergunningen (twv)2 (x 1.000) 11 9 73

1 SZW, rapportage cao-afspraken (2012, 2013) en SZW administratie (2014) peildatum 1-1-2015.

2 UWV, jaarverslag.

3 Inclusief de gecombineerde vergunning voor verblijf en arbeid die sinds 1 april 2014 een deel van de twv's vervangen.

Handhaving

De Inspectie SZW is de toezichthouder op het terrein van het Ministerie van SZW. Zij werkt aan eerlijk, gezond en veilig werk en bestaanszekerheid voor iedereen. Op basis van risico- en omgevingsanalyses zet de Inspectie toezicht en opsporing in waar de meest hardnekkige problemen voorkomen en waar de kans op effect groot is.

De Inspectie bestrijkt het gehele SZW-terrein: arbeidsomstandigheden, arbeidsmarkt, arbeidsverhoudingen en sociale zekerheid. Hiernaast is de Inspectie ook aangewezen als opsporingsorganisatie voor het Ministerie van VWS voor pgb-fraude en declaratiefraude. De Inspectie SZW heeft de afgelopen jaren geïnvesteerd in risicogericht en programmatisch werken om de aandacht te richten op de aanpak van notoire overtreders en misstanden.

In toenemende mate stuit de Inspectie SZW op complexe fenomenen, waaronder schijnconstructies. Het kost steeds meer tijd om deze complexe verschijnselen te doorgronden. Dergelijke constructies richten zich op ontduiking van regelgeving zoals de Wav en de WML en kunnen in de ernstigste vorm leiden tot arbeidsuitbuiting. Ook op het gebied van arbeidsomstandigheden komen complexere situaties voor. Op bouwlocaties bevinden zich steeds meer partijen die in allerlei constructies van onderaanneming het werk verrichten. Daarbij ziet de Inspectie dat klussen met grote risico's voor arbeidsveiligheid steeds vaker worden verricht door zzp-ers. Het kost de Inspectie meer tijd om in het ongevalsonderzoek scherp in beeld te krijgen wie als werkgever verantwoordelijk is.

Het toezicht juridiseert en het opleggen van zware instrumenten als hoge boetes of stilleggingen van bedrijven roept een tegenreactie op. Bedrijven zetten vaker juristen in, regelmatig al tijdens inspecties. Het aantal WOB-verzoeken in letstelschadezaken stijgt. Ook stijgt het aantal gevallen waarin bedrijven bezwaar maken of in beroep gaan tegen sancties. Deze ontwikkeling van juridisering doet zich voor op nagenoeg alle domeinen van het toezicht. Dit zorgt ervoor dat inspecteurs meer tijd kwijt zijn aan het verzamelen en vastleggen van informatie en het behandelen van bezwaarschriften en beroepszaken.

Omdat onzeker is in welke mate de hiervoor genoemde ontwikkelingen de productie beïnvloeden, kiest de Inspectie SZW er voor om de voorgenomen productie met betrekking tot het aantal inspecties in 2016 in een bandbreedte te begroten. Overigens zal vanaf 2016 zowel de doorwerking van de taakstelling als het aflopen van tijdelijke uitbreidingen gevolgen voor de productie hebben.

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015-2016, 34 300 XV, nr. 2

32

Zie het Jaarplan 2016 van de Inspectie SZW voor meer informatie. Het Jaarplan 2016 van de Inspectie SZW wordt tegelijk met de begroting van SZW aan de Tweede Kamer aangeboden.

Tabel 1.4 Kerncijfers handhavin

 
 

Realisatie

Raming

Raming

 

2014

2015

2016

Aantal inspecties en onderzoeken arbeidsomstandigheden

   

15.500-

 

17.134

16.000

16.500

Percentage inspecties waarbij overtreding arbeidsomstandigheden is vastgesteld

60

55

57

Aantal inspecties en onderzoeken binnen bedrijven die vallen onder het Besluit

     

risico's zware ongevallen 2015 (Brzo)

453

400

380-420

Percentage inspecties waarbij overtreding Brzo is vastgesteld

43

38

40

Aantal inspecties Wav, WML of Waadi

5.054

4.500

3.800-4.800

Percentage inspecties waarbij overtreding Wav, WML of Waadi is vastgesteld

19

20

20

Programmarapportages Werk en Inkomen

6

7

6

Overige producten Werk en Inkomen

10

23

18

Opsporing: aantal afgeronde opsporingsonderzoeken

57

56

56

Opsporing: aantal bij het OM aangemelde verdachten

221

145

130-170

Opsporing: vastgesteld nadeel (min. €)

32

35

25-35

1 Inspectie SZW, jaarverslag.

Budgettair belang buiten de Mobiliteitsbonus oudere werknemers arbeidsgehandicapten

begroting Om duurzame inzetbaarheid te vergroten en te zorgen dat minder mensen

langs de kant blijven staan, zijn er mobiliteitsbonussen voor het in dienst houden en in dienst nemen van oudere uitkeringsgerechtigden en arbeidsgehandicapten. Als onderdeel van het pensioenakkoord is de leeftijdsgrens van de mobiliteitsbonus voor oudere uitkeringsgerechtigden vanaf 2015 verhoogd van 50 jaar naar 56 jaar. Per 1 januari 2018 worden de premiekortingen oudere werknemers en arbeidsgehandicapte werknemers omgevormd naar loonkostenvoordelen. Met deze omvorming wordt de verzilveringsproblematiek van kleine werkgevers opgelost en wordt de systematiek eenvoudiger, robuuster en fraudebestendiger. Deze wijziging is reeds aangekondigd door de Minister van SZW in een brief aan de Tweede Kamer van 6 februari 201519 en wordt geregeld in de Wet tegemoetkomingen loondomein. Deze wet regelt ook de introductie van het lage-inkomensvoordeel - een gericht loonkostenvoordeel om het voor werkgevers aantrekkelijker te maken mensen met lage inkomens aan te nemen of in dienst te houden - per 1 januari 2017.

Premiekorting jongeren

In 2014 is een premiekorting jongeren geïntroduceerd. Met deze maatregel wordt uitwerking gegeven aan de afspraak uit de Begrotingsafspraken 2014 om de arbeidsmarkt voor jongeren te versterken met een premiekorting. De premiekorting geldt, onder bepaalde voorwaarden, voor iedere werkgever die tussen 1 januari 2014 en 31 december 2015 een uitkeringsgerechtigde tussen de 18 en 27 jaar aanneemt. De premiekorting mag maximaal twee jaar toegepast worden. De raming van de uitgaven aan premiekorting jongeren is naar beneden bijgesteld op basis van realisatiecijfers.

Werkbonus

In 2013 is de gewijzigde werkbonus ingevoerd. Deze is van toepassing voor werkenden die bij aanvang van het kalenderjaar een leeftijd hebben van minimaal 60 en maximaal 63 jaar.

19 Tweede Kamer, 29 544, nr. 588.

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015-2016, 34 300 XV, nr. 2

33

Overgangsregeling voor de levensloopregeling De levensloopregeling is per 1 januari 2012 afgeschaft. Er is een overgangsregeling die loopt tot 1 januari 2022 voor deelnemers die minimaal € 3.000 hebben gespaard en hun tegoed nog niet opnemen. Deze deelnemers kunnen doorsparen tot 1 januari 2022. Hiervoor is een budget beschikbaar van € 15 miljoen per jaar.

Levensloopverlof korting

Om de aantrekkelijkheid van de levensloopregeling als alternatief voor het spaarloon te vergroten, konden werknemers een tegemoetkoming in de vorm van een levensloopverlofkorting van maximaal € 201 per gespaard jaar ontvangen. De levensloopregeling is per 1 januari 2012 afgeschaft voor nieuwe gevallen. Voor deelnemers aan de levensloopregeling die op 31 december 2011 een aanspraak ingevolge levensloopregeling hebben opgebouwd waarvan de waarde in het economische verkeer op 31 december 2011 minimaal € 3.000 bedroeg geldt een overgangsregeling. Deze deelnemers kunnen tot 31 december 2021 doorgaan met het sparen overeenkomstig de op 31 december 2011 geldende voorwaarden. Een uitzondering geldt voor de levensloopverlofkorting. Sinds 1 januari 2012 wordt bij inleg in de levensloopregeling geen levensloopverlofkorting meer opgebouwd. De op 31 december 2011 opgebouwde rechten op de levensloopverlofkorting vervallen niet en worden verzilverd bij de opname van het levenslooptegoed.

Startersaftrek bij arbeidsongeschiktheid

Om de arbeidsparticipatie van gedeeltelijk arbeidsongeschikten te bevorderen bestaat een fiscale stimulans. Door handicap of ziekte kunnen gedeeltelijk arbeidsongeschikten veelal niet voldoen aan het gebruikelijke urencriterium dat geldt voor de startersaftrek. Daarom kunnen zij in de eerste drie jaren van hun onderneming een beroep doen op de regeling «startersaftrek bij arbeidsongeschiktheid», waarbij een verlaagd urencriterium geldt.

Laag BTW-tarief arbeidsintensieve diensten

Om de werkgelegenheid binnen sectoren met arbeidsintensieve diensten te ondersteunen geldt er binnen de omzetbelasting een verlaagd BTW-tarief van 6 procent voor arbeidsintensieve diensten (onder andere kappers en fietsenmakers).

 

Tabel 1.5 Fiscale uitaaven1 (lopende Driizen x € '

             
 
 

2014

2015

2016

2017

2018

2019

2020

Mobiliteitsbonus arbeidsgehandicapten en

             

oudere werknemers

293

309

336

311

0

0

0

Premiekorting jongeren

5

17

20

5

0

0

0

Werkbonus

70

47

27

14

0

0

0

Overgangsregeling voor de levensloopre-

             

geling

15

15

15

15

15

15

15

Levensloopverlofkorting

13

17

11

11

11

11

11

Startersaftrek bij arbeidsongeschiktheid

2

2

2

2

2

2

2

Laag BTW tarief arbeidsintensieve diensten

874

765

650

661

672

683

694

1 Ministerie van Financiën, Belastingdienst.

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015-2016, 34 300 XV, nr. 2

34

Artikel

  • 2. 
    Bijstand, Participatiewet, Toeslagenwet en Sociale Werkvoorziening

Algemene doelstelling De overheid ondersteunt bij het vinden van werk en biedt

inkomensondersteuning en aangepaste arbeid aan hen die dat nodig hebben.

Wie kan werken, moet dat ook doen. Dit is in de eerste plaats in het belang van de betrokkene zelf: werk zorgt voor economische en financiële zelfstandigheid, draagt bij aan het gevoel van eigenwaarde en biedt kansen om volop mee te doen in de samenleving. De overheid streeft naar een transparant en activerend sociaalzekerheidsstelsel dat mensen enerzijds de zekerheid biedt van een adequaat vangnet als dat echt nodig is, en dat hen anderzijds prikkelt om (weer) aan het werk te gaan als dat kan.

Mensen hebben de verantwoordelijkheid om in het eigen inkomen te voorzien en nemen daartoe zelf het initiatief. Alleen als het vinden van werk op eigen kracht niet lukt, helpt de overheid hierbij door ondersteuning bij re-integratie of beschut werk aan te bieden. Aan mensen die (tijdelijk) niet in hun eigen levensonderhoud kunnen voorzien biedt de overheid een sociaal vangnet in de vorm van bijstand. Daarbij streeft de overheid er in de vormgeving naar om het aantal loketten waar uitkeringsgerechtigden mee te maken hebben te beperken.

De overheid biedt inwoners van Caribisch Nederland waar nodig re-integratieondersteuning en inkomensondersteuning op grond van de Onderstandsregeling.

Rol en verantwoordelijkheid De Minister stimuleert het vinden van werk door middelen beschikbaar

te stellen aan gemeenten ten behoeve van re-integratieinspanningen, sociale werkvoorziening en loonkostensubsidies. De Minister financiert de inkomensondersteuning. Hij20 is in deze rollen verantwoordelijk voor: De vormgeving, het onderhoud en de werking van het stelsel van weten regelgeving;

De vaststelling van de hoogte van de algemene bijstandniveaus; Het ter beschikking stellen aan en verdelen van middelen onder gemeenten voor de inkomensvoorziening vanuit de Participatiewet, waarin begrepen zijn de IOAW, IOAZ en algemene bijstand voor startende zelfstandigen; Het houden van systeemtoezicht;

De budgetmutaties van het gebundeld participatiebudget, dat onderdeel uitmaakt van de integratie-uitkering sociaal domein, en de verdeling daarvan die aansluit bij de gedecentraliseerde taak; Het terugvorderen van onrechtmatig bestede middelen van het participatiebudget en het terugvorderen van middelen van niet-gerealiseerde plekken in de Wsw over de uitvoeringsjaren tot en met 2014;

De sturing van en het toezicht op de rechtmatige, doeltreffende en doelmatige uitvoering door de SVB (AIO, bijstand buitenland) en het UWV (TW);

De organisatie van de eigen uitvoering binnen het verband van de Rijksdienst Caribisch Nederland (RCN).

Voor een toelichting wordt verwezen naar de leeswijzer.

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015-2016, 34 300 XV, nr. 2

35

Het Rijk verschaft gemeenten middelen voor de uitvoering en geeft de wet- en regelgeving vorm waarbinnen deze uitvoering plaatsvindt. Het Rijk stelt een toereikend macrobudget voor de gemeenten beschikbaar om loonkostensubsidies en bijstanduitkeringen te betalen. Dit budget wordt zoveel mogelijk op basis van objectieve factoren over de gemeenten verdeeld. Het Rijk houdt systeemtoezicht. Bij ernstige tekortkomingen in de gemeentelijke uitvoering van de Participatiewet kan het Rijk aanwijzingen geven aan gemeenten over de uitvoering van de Participatiewet of ingrijpen in de uitvoeringsorganisatie.

Gemeenten zijn verantwoordelijk voor de rechtmatige en doeltreffende uitvoering van de Participatiewet en aan genoemde wet verwante wetten en voorzieningen. Gemeenten zijn daarnaast verantwoordelijk voor de handhaving van de naleving door personen die een beroep doen op deze wetten.

Beleidswijzigingen Belangrijke wijzigingen op dit beleidsterrein zijn:

• Jeugdwerkloosheid

In de brief van 31 maart 2015 aan de Tweede Kamer21 hebben de Ministers van SZW en OCW de aanpak jeugdwerkloosheid voor de periode tot en met 2016 uiteengezet. Een van de speerpunten betreft de gezamenlijke regionaal gedragen plannen van gemeenten en UWV om jongeren met een kwetsbare positie op de arbeidsmarkt actief te bemiddelen naar werk. In het kader van de aanpak jeugdwerkloosheid zijn daarnaast Werkakkoorden met werkgevers gesloten. Tenslotte is er nog de uitvoering van de sectorplannen met onder meer de extra instroom via leerbanen van jongeren bij bedrijven. Daarmee blijven in 2016 werkgevers gestimuleerd om vacatures open te stellen voor jongeren van 18 tot 27 jaar. De Minister van SZW heeft voor 2015 en 2016 een bedrag van € 3,5 miljoen per jaar beschikbaar gesteld aan de 35 arbeidsmarktregio's voor de uitvoering van de regionale plannen. Voor de actieve bemiddeling van jongeren met een WW-uitkering heeft de Minister daarnaast in diezelfde periode jaarlijks € 3,7 miljoen beschikbaar gesteld aan het UWV.

Wetsvoorstel tot harmonisatie van instrumenten in de Participatiewet De doelgroep van de banenafspraak bestaat uit mensen die door het UWV aan werk worden geholpen (Wajongers) en mensen die door gemeenten worden geholpen (mensen met een Wsw-indicatie, met een WIW/ID-baan of uit de Participatiewet die minder dan het wettelijk minimumloon kunnen verdienen). Het instrumentarium dat daarbij door het UWV en gemeenten ingezet kan worden verschilt van elkaar. Met gemeenten en sociale partners zijn in de Werkkamer afspraken gemaakt om dit instrumentarium voor de gehele doelgroep van de banenafspraak zoveel mogelijk te harmoniseren. De afspraken zijn uitgewerkt in een wetsvoorstel tot harmonisatie van instrumenten in de Participatiewet22 dat in behandeling is bij het parlement. Het wetsvoorstel voorziet allereerst in de uniforme no-riskpolis van het UWV voor werkgevers die mensen uit de Participatiewet in dienst nemen die behoren tot de doelgroep banenafspraak. Deze no-riskpolis is al beschikbaar voor Wajongers. De tweede wijziging betreft een uniforme mobiliteitsbonus voor werkgevers die Wajongers of mensen uit de doelgroep banenafspraak vanuit de Participatiewet in dienst nemen. Het wetsvoorstel kent een horizonbepaling en geldt voor de periode 2016-2020. Na drie jaar vindt een evaluatie plaats.

21 Tweede Kamer, 29 544, nr. 599.

22 Tweede Kamer, 34 194, nr. 2 en Tweede Kamer, 34 194, nr. 7.

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015-2016, 34 300 XV, nr. 2

36

Versterking prikkelwerking Participatiewet

In de begrotingsafspraken 2014 is afgesproken om de prikkelwerking van de Participatiewet te verbeteren waardoor gemeenten actiever proberen om het aantal bijstandsontvangers te beperken. Dit zou moeten leiden tot een besparing op de gebundelde uitkering in het kader van de Participatiewet van structureel € 80 miljoen vanaf 2017. In 2016 bedraagt de besparing € 40 miljoen vanwege gewenningseffecten. Deze besparing kan nu worden ingevuld doordat de maatstaf bijstandsontvangers in de verdeelsystematiek van het Gemeentefonds vanaf 2016 is aangepast. Het aandeel van de maatstaf bijstandontvangers is in de verdeling van het Gemeentefonds verkleind en daarnaast wordt voor de maatstaf bijstandsontvangers een driejarig gemiddelde ingevoerd. Door deze maatregelen wordt de demping van de prikkel die uitgaat van de bekostigingssystematiek van de Participatiewet geneutraliseerd. Wet taaleis Participatiewet

De Wet taaleis Participatiewet regelt dat bijstandsgerechtigden die onvoldoende de Nederlandse taal beheersen en daardoor worden belemmerd bij hun inschakeling op de arbeidsmarkt, de verplichting wordt opgelegd om de Nederlandse taal te leren. De verplichting geldt vanaf 1 januari 2016 voor de nieuwe instroom in de bijstand en vanaf 1 juli voor alle bijstandgerechtigden. Zonder Nederlands te begrijpen en te spreken is het immers veel moeilijker om werkte vinden en daarmee uit de bijstand te komen. Het is zaak dat men zich binnen een redelijke termijn inspant om een basisniveau te bereiken. Als iemand aantoonbaar en verwijtbaar niets of te weinig doet om het gewenste taalniveau te bereiken, dan kan dit leiden tot een verlaging van de uitkering. Daarbij moet de gemeente altijd rekening houden met de persoonlijke omstandigheden van de bijstandsgerechtigde. Bescherming pensioenopbouw zelfstandigen

Het streven is per 1 januari 2016 het wetsvoorstel vrijlating lijfrenteop-bouw en inkomsten uit arbeid en bevordering vrijwillige voortzetting pensioenopbouw in werking te laten treden (zie ook artikel 8). Met het wetsvoorstel wordt in de Participatiewet geregeld dat lijfrenten binnen zekere grenzen niet als vermogen worden aangemerkt. Dit zal tot gevolg hebben dat meer mensen recht hebben op bijstand. De hiermee gepaard gaande extra uitgaven aan uitkeringslasten en uitvoeringskosten bedragen structureel € 150 miljoen. Daarnaast regelt de wetswijziging dat de vrijlating voor inkomsten uit arbeid binnen de Participatiewet wordt verruimd. Momenteel kan de vrijlating slechts worden toegepast gedurende een periode van maximaal zes aaneengesloten maanden. Met de wetswijziging kan de maximale duur van 6 maanden ook op afzonderlijke perioden worden toegepast. Vereenvoudiging beslagvrije voet en beslagregister De beslagvrije voet wordt regelmatig te laag vastgesteld. Hierdoor houden mensen onvoldoende over om in de (basale) kosten van levensonderhoud te voorzien. Dat is onwenselijk. Daarom heeft het kabinet besloten om de regels rond de beslagvrije voet te vereenvoudigen. Een interdepartementale projectgroep werkt een nieuw, eenvoudig systeem uit om de beslagvrije voet te berekenen. In relatie tot een betere bescherming en naleving/handhaafbaarheid van de beslagvrije voet worden ook de bijzondere incassobevoegdheden bezien. Naar verwachting kan de benodigde wetswijziging, waaronder van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, in 2016 aan de Tweede Kamer worden gezonden.

Het kabinet heeft de Koninklijke Beroepsorganisatie van Gerechtsdeurwaarders gevraagd het door hen ontwikkelde beslagregister te

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015-2016, 34 300 XV, nr. 2

37

monitoren. Op grond daarvan kan het kabinet in 2016 bezien hoe de overheidsorganisaties daarop kunnen worden aangesloten met oog op een correcte toepassing van de beslagvrije voet. Breed Moratorium

Met het Breed Moratorium wordt de gemeente bij schuldhulpverlening de mogelijkheid geboden om bij de rechter een verzoek in te dienen tot opschorting van alle incassoactiviteiten voor een maximale duur van 6 maanden. Het Breed Moratorium moet de gemeentelijke schuldhulpverlening aldus de mogelijkheid bieden om de financiële situatie van de schuldenaar te stabiliseren, daar waar dit door een aanhoudende stroom van incassoactiviteiten niet tot de mogelijkheden behoort. De hiervoor benodigde regelgeving wordt in 2016 voorbereid. Besluit gegevensuitwisseling

Om de uitvoering van de wet gemeentelijke schuldhulpverlening te vereenvoudigen is een Amvb Gegevensuitwisseling gemeentelijke schuldhulpverlening in voorbereiding. Daarin wordt vastgelegd welke gegevens die gemeenten voor de sector werk en inkomen al beschikbaar hebben en op welk moment en met welk doel deze gegevens elektronisch mogen worden uitgewisseld ter verificatie van de door de klant geleverde informatie. De beoogde datum van inwerkingtreding is 1 juli 2016.

Evaluatie Wet gemeentelijke schuldhulpverlening De Wet gemeentelijke schuldhulpverlening wordt geëvalueerd. Voor 1 juli 2016 ontvangt de Tweede Kamer een verslag van de doeltreffendheid en de effecten van de wet in de praktijk.

Budgettaire gevolgen van beleid

 

Tabel 2.1 Begrotingsuitgaven en -ontvanj

jsten artikel 2 (x € 1.000)

         
     

artikelonderdeel

2014

2015

2016

2017

2018

2019

2020

Verplichtingen

6.333.698

6.571.830

6.435.802

6.529.792

6.692.097

6.822.849

6.943.585

waarvan garantieverplichtingen

-617

           

Uitgaven

9.732.855

6.523.133

6.611.078

6.719.127

6.722.097

6.822.849

6.943.585

waarvan juridisch verplicht (%)

   

99%

       

Inkomensoverdrachten

9.653.128

6.398.736

6.408.332

6.497.790

6.668.277

6.799.029

6.919.765

Macrobudget participatiewetuitkeringen1

5.736.429

5.595.160

5.618.137

5.712.244

5.842.389

5.973.173

6.095.799

Participatiebudget

694.832

0

0

0

0

0

0

WSW

2.389.997

21.019

21.019

3.005

3.005

3.005

3.005

TW

555.000

480.218

474.055

469.866

499.775

493.926

490.542

AIO

208.000

234.209

242.325

259.842

270.224

275.988

279.660

Bijstand zelfstandigen

66.216

64.993

47.373

47.369

47.369

47.369

47.369

Repatriëringsregelingen

5

10

0

0

0

0

0

Bijstand buitenland

1.400

1.600

1.600

1.600

1.600

1.600

1.600

Onderstand en re-integratie (Caribisch

             

Nederland)

1.249

1.527

3.823

3.864

3.915

3.968

1.790

Garanties

0

300

750

50

0

0

0

Subsidies

77.047

117.820

184.361

197.803

30.028

0

0

Opdrachten

2.376

5.973

17.931

23.180

23.488

23.516

23.516

Bekostiging

304

304

304

304

304

304

304

Nibud

304

304

304

304

304

304

304

Ontvangsten

106.277

42.717

3.475

2.572

2.572

2.572

0

1 Inclusief Bijstand overig (zie tabel 2.2).

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015-2016, 34 300 XV, nr. 2

38

Budgetflexibiliteit Inkomensoverdrachten:

De inkomensoverdrachten zijn voor 100% juridisch verplicht. De rijksbijdragen aan de uitvoerende instellingen (gemeenten, UWV en SVB) worden ruim voor het begrotingsjaar bekend gemaakt. Voor zover de uitkeringsrechten worden gedeclareerd, zijn deze vastgelegd in wet- en regelgeving en derhalve voor 100% juridisch verplicht. Garanties:

De garanties zijn voor 100% juridisch verplicht. Het betreft garanties in het kader van de Tijdelijke SZW-borgstellingsregeling ondernemers 2009-2010. Subsidies:

De subsidies zijn voor 86% juridisch verplicht. Het betreft subsidies in het kader van de sectorplannen en het tegengaan van armoede- en schuldenproblematiek. Opdrachten:

De opdrachten zijn voor 9% juridisch verplicht. Het betreft met name overlopende verplichtingen. Verder is 54% bestuurlijk gebonden voor kennisprogramma ZonMw, ondersteuning voor de Participatiewet en de quotumwet en voor Armoede- en schuldhulpverlening. Bekostiging:

Het budget is 100% juridisch verplicht. Het betreft een instellingssubsidie voor het Nibud.

Toelichting financiële instrumenten A. Inkomensoverdrachten

A1. Macrobudget participatiewetuitkeringen

Vanaf 2010 zijn de bijdragen aan gemeenten voor de uitvoering van diverse wetten samengevoegd in een gebundelde uitkering. Vanaf 2015 met de inwerkingtreding van de Participatiewet is het macrobudget participatiewetuitkeringen bedoeld voor het verstrekken van bijstandsuitkeringen en loonkostensubsidies door gemeenten. Voor 2016 wordt het macrobudget geraamd op € 5.618 miljoen. Hiervan wordt een bedrag van € 44 miljoen gereserveerd voor de in 2016 uit te keren incidentele (IAU) en meerjarige aanvullende uitkeringen (MAU) over het jaar 2014. De IAU en MAU betreffen incidentele en meerjarige aanvullende uitkeringen voor gemeenten die tekort komen op hun deel van het Macrobudget participatiewetuitkeringen en die voldoen aan een aantal nadere voorwaarden. In tabel 2.2 worden de uitgaven gespecificeerd.

 

Tabel 2.2 Extracomptabel overzicht Macrobudget |

participatiewetuitkeringen (x€ 1.000)

     
             
 

2014 2015

2016

2017

2018

2019

2020

Macrobudget participatiewetuitkeringen

Algemene bijstand en loonkostensubsidies1

IOAW

IOAZ

Bbz-levensonderhoud startende ondernemers

5.595.160

5.276.957 258.906 27.734 31.513

5.618.137

5.273.454 284.206 28.964 31.513

5.712.244

5.343.883 306.396 30.451 31.513

5.842.389

5.457.983 321.113 31.782 31.513

5.973.173

5.572.727 335.410 33.523 31.513

6.095.799

5.681.671 347.135 35.480 31.513

1 Voor het jaar 2014 zijn de verantwoorde middelen het Wwb-inkomensdeel.

Participa tie we t

De Participatiewet (vanaf 2015) voorziet in een sociaal vangnet voor personen die niet zelfstandig in hun bestaan kunnen voorzien. Het Macrobudget participatiewetuitkeringen voorziet in de middelen voor bijstandsuitkeringen en loonkostensubsidies. De middelen voor algemene bijstand en loonkostensubsidies worden samen met de middelen voor IOAW, IOAZ en levensonderhoud startende ondernemers als participatiewetuitkering over de gemeenten verdeeld.

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015-2016, 34 300 XV, nr. 2

39

Wie komen ervoor in aanmerking?

ledereen die rechtmatig in Nederland verblijft en woont kan in aanmerking komen voor bijstand.

 
 

Hoe hoog is de bijstand?

 

De hoogte van de bijstandsuitkering is afhankelijk van leeftijd en

 

leefsituatie. In tabel 2.3 zijn de bijstandsnormen opgenomen voor

 

gehuwden/samenwonenden en alleenstaanden en alleenstaande ouders

 

van 21 jaar tot de AOW-gerechtigde leeftijd die niet samenwonen met

 

meerderjarige medebewoners. Voor gehuwden en alleenstaanden van 21

 

jaar of ouder die samenwonen met één of meer meerderjarige personen

 

waarmee kosten kunnen worden gedeeld, geldt op grond van de

 

kostendelersnorm een lager bedrag. Bijstandsgerechtigden van 18 tot 21

 

jaar ontvangen een lagere uitkering.

   

Gehuwd / samenwonend

€ 1.375,18

Alleenstaande (ouder)

€ 962,63

Budgettaire ontwikkelingen

De meerjarige oploop van de uitgaven van het Macrobudget participatiewetuitkeringen hangt samen met de invoering van een aantal wetswijzigingen vanaf 2015, waaronder de invoering van de Participatiewet, en met het anticiperen van de gemeenten op de inwerkingtreding van het wetsvoorstel Vrijlating lijfrenteopbouw en inkomsten uit arbeid en bevordering vrijwillige voortzetting pensioenopbouw. De lichte daling van de uitgaven in 2016 vloeit voort uit een daling van de gemiddelde uitkering als gevolg van de invoering van de kostendelersnorm. Omdat de kostendelersnorm voor het zittend bestand pas halverwege 2015 is ingegaan, werkt het effect pas in 2016 volledig door in de gemiddelde uitkering.

Beleidsrelevante kerncijfers

De oploop van het volume van de bijstandsuitkeringen is een saldo van toe- en afnames. De toenames hangen samen met de invoering van een aantal wetswijzigingen vanaf 2015, waaronder de invoering van de Participatiewet en het anticiperen van de gemeenten op de inwerkingtreding van het wetsvoorstel Vrijlating lijfrenteopbouw en inkomsten uit arbeid en bevordering vrijwillige voortzetting pensioenopbouw. Daartegenover staat een kleinere afname die het gevolg is van de aantrekkende conjunctuur.

Realisatie Raming Raming

2014 2015 2016

371 380 384 377 96

162 -2 -2

118 -2 -2

1 CBS, bijstandsuitkeringenstatistiek.

2 Deze cijfers worden niet geraamd.

Volume WWB/Participatiewet (x 1.000 huishoudens, jaargemiddelde) Volume WWB (x 1.000 huishoudens, ultimo)

  • • 
    waarvan verblijfsduur minder dan 1 jaar
  • • 
    waarvan verblijfsduur 1 tot 5 jaar
  • • 
    waarvan verblijfsduur 5 jaar of meer

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015-2016, 34 300 XV, nr. 2

40

In het sociaal akkoord is een banenafspraak gemaakt met als doel in de komende jaren 125.000 extra arbeidsbeperkten aan het werk te helpen. Als blijkt dat de aantallen niet worden gehaald, dan kan na overleg met sociale partners en gemeenten de quotumheffing in werking treden. Het eerste beoordelingsmoment of de quotumheffing in werking dient te treden vindt in 2016 plaats over 2015.

Streefwaarde1 Streefwaarde1 2015 2016

Cumulatief aantal extra banen arbeidsbeperkten marktsector t.o.v. nulmeting op 1/1/2013 6.000 14.000

Cumulatief aantal extra banen arbeidsbeperkten overheid t.o.v. nulmeting op 1/1/2013 3.000 6.500

1 Streefwaarden afkomstig uit Memorie van Toelichting bij de Wet banenafspraak en quotum arbeidsbeperkten, Tweede Kamer, 33 981, nr. 3, blz. 6, tabel: aantal te realiseren banen voor beoordeling activering quotumheffing.

Gemeenten zijn bezig een omslag in de uitvoering van re-integratie te maken om met een afgenomen budget toch meer mensen te ondersteunen. Omdat er in de aantrekkende arbeidsmarkt veel concurrentie is van andere werkzoekenden, leidt dat nog niet altijd tot meer gestarte banen na re-integratie. Tevens is vaak tijdens het werk nog verdere ondersteuning nodig waardoor de re-integratievoorziening langer kan doorlopen.

 
       

Tabel 2.6 Kerncijfers re-integratie

     
 

Realisatie

Realisatie

Realisatie

 

2012

2013

2014

Personen meteen re-integratievoorziening (x 1.000, ultimo)1

_

162

170

Personen die werken met een re-integratievoorziening (x 1.000, ultimo)1

-

35

37

Personen met een loonkostensubsidie Participatiewet (x 1.000, ultimo)2

-

-

-

Aantal door bijstandsontvangers/niet-uitkeringsgerechtigden gestarte banen na

     

re-integratie (x 1.000)3

62

56

47

1 CBS, statistiek re-integratie gemeenten; vanaf 2013 registreren gemeenten voorzieningen in plaats van trajecten. Informatie over 2012 is daarom niet beschikbaar.

2 CBS, statistiek re-integratie gemeenten; het instrument loonkostensubsidie wordt met ingang van de Participatiewet per 2015 toegepast, daarom is realisatie 2014 niet beschikbaar.

3 CBS, uitstroom na re-integratie. Het cijfer van 2014 is niet goed vergelijkbaar met eerdere jaren omdat in 2014 de populatieafbakening is gewijzigd.

Handhaving

De gepercipieerde detectiekans is toegenomen, de kennis van de verplichtingen over 2012 en 2014 laat een stabiel beeld zien. De incasso-ratio 2013 is toegenomen met 6 procentpunt. Dit betekent dat na twee jaar (eind 2014) 22% van de over 2013 terug te vorderen uitkeringen en boetes is geïncasseerd. De eerste meting voor de incassoratio 2014 is 12%, dat is enigszins lager dan de incassoratio 2013 in het eerste jaar. Algemene opmerkingen over de kerncijfers fraude en handhaving zijn in de leeswijzer opgenomen.

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015-2016, 34 300 XV, nr. 2

41

 
       
       
 

Realisatie 2012

Realisatie 2013

Realisatie 2014

Preventie1

Gepercipieerde detectiekans (%) Kennis van de verplichtingen (%)

71 90

-

O 00 00 00

Opsporing2

Aantal geconstateerde overtredingen met financiële benadeling (x 1.000) Totaal benadelingsbedrag (x€ 1 min)

16 66

4,9 20

11

62

Terugvordering3 Incassoratio 2013 (%) Incassoratio 2014 (%)

-

16

22 12

1 Ipsos, Kennis der verplichtingen en detectiekans 2014. Cijfers voor 2013 zijn niet beschikbaar.

2 SZW-berekeningen op basis van CBS, bijstandsdebiteuren- en fraudestatistiek. De cijfers bij Opsporing 2013 geven uitsluitend de overtredingen en het benadelingsbedrag weer die betrekking hebben op de Fraudewet 2013.

3 CBS-onderzoek «incassoratio».

Wetten inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (IOAW) en gewezen zelfstandigen (IOAZ)

De IOAW-uit kering is een aanvulling op het (gezins)inkomen tot bijstandniveau voor oudere werkloze werknemers. Vermogen, zoals een eigen huis of spaargeld, blijft buiten beschouwing. Anders dan bij de Participatiewet hoeven werkloze ouderen, die vaak vermogen in spaargeld of eigen huis hebben, in de IOAW hun vermogen niet aan te spreken. De IOAZ is een uitkering voor ouderen die noodgedwongen zijn gestopt met hun werk als zelfstandige, omdat de inkomsten daaruit onvoldoende waren. De lOAZ-uitkering vult het (gezins)inkomen aan tot het bijstandsniveau. In de IOAZ wordt rekening gehouden met de bijzondere positie van zelfstandigen en hun (bedrijfs)vermogen.

Wie komen ervoor in aanmerking?

De belangrijkste doelgroepen van de IOAW zijn:

  • • 
    Werkloze werknemers die op het moment dat zij werkloos worden ten minste 50 jaar zijn en geboren zijn voor 1 januari 1965, die recht hebben op een uitkering op grond van de WW van meer dan drie maanden en die de volledige uitkeringsduur daarvan hebben doorlopen;
  • • 
    Werknemers die na hun 50e verjaardag recht hebben gekregen op een loongerelateerde WGA-uitkering en van wie de WGA-uitkering is beëindigd omdat zij niet langer ten minste 35% arbeidsongeschikt zijn.

De IOAZ is bedoeld voor oudere zelfstandigen tussen de 55 jaar en de AOW-leeftijd, die hun bedrijf of zelfstandig beroep na hun 55e verjaardag hebben beëindigd. Om in aanmerking te komen voor een uitkering moet de gewezen zelfstandige onder andere voldoen aan voorwaarden betreffende het gemiddeld jaarinkomen in de drie jaar voorafgaand aan de aanvraag, het verwachte inkomen uit beroep of bedrijf bij voortzetting van het bedrijf en het aantal uren en de duur van de werkzaamheden als zelfstandige.

Hoe hoog is de IOAW/IOAZ?

Per 1 juli 2015 geldt voor de IOAW en de IOAZ een kostendelersnorm. Dan ontvangen alleenstaanden en alleenstaande ouders, indien zij samenwonen met één of meer meerderjarige personen, 68 procent van het bedrag dat voor gehuwden geldt. Uiteindelijk, per 1 januari 2019,

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015-2016, 34 300 XV, nr. 2

42

ontvangen alleenstaanden en alleenstaande ouders, indien zij samenwonen met één of meer meerderjarige personen, 50 procent van het bedrag dat voor gehuwden geldt.

 

Tabel 2.8 Bruto bedragen IOAW/IOAZ per maand per 1 juli 2015, exclusief vakantietoeslag

 

Gehuwd / samenwonend

Alleenstaande (ouder) zonder meerderjarige medebewoners Alleenstaande (ouder) met een of meer meerderjarige medebewoners

€ 1.468,72 € 1.135,20 € 1.094,99

Budgettaire ontwikkelingen

De lOAW-uitgaven nemen de komende jaren toe. Dit wordt verklaard doordat de lOAW-instroom met vertraging de conjunctuur volgt. Het grootste deel van de lOAW-instroom heeft immers eerst 3 jaar in de WW gezeten. Daarnaast neemt het volume toe door de geleidelijke verhoging van de AOW-gerechtigde leeftijd. Ook de uitgaven aan de IOAZ en het volume nemen de komende jaren toe door verhoging van de AOW-gerechtigde leeftijd.

Beleidsrelevante kerncijfers

 
       

Tabel 2.9 Kerncijfers IOAW en IOAZ

     
 

Realisatie 2014

Raming 2015

Raming 2016

Volume IOAW (x 1.000 huishoudens, jaargemiddelde) Volume IOAZ(x 1.000 huishoudens, jaargemiddelde)

16 1,7

18 1,7

20 1,8

1 CBS, bijstandsuitkeringenstatistiek.

A2. Wet sociale werkvoorziening (Wsw)

De Wsw heeft tot doel het scheppen van aangepaste werkgelegenheid voor personen die wel graag willen werken, maar dit niet onder normale arbeidsomstandigheden kunnen doen. De Wsw biedt zowel de mogelijkheid tot werken in een beschutte omgeving als tot begeleid werken bij reguliere werkgevers. Met de Participatiewet is de toegang voor nieuwe instroom tot de Wsw vanaf 2015 afgesloten, ook voor mensen met een geldige Wsw-indicatie. Deze mensen vallen, voor zover zij behoren tot de gemeentelijke doelgroep, vanaf die datum onder de werking van de Participatiewet. Mensen die op 31 december 2014 in de Wsw werkzaam waren op basis van een Wsw-dienstbetrekking hebben een arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht en houden hun huidige wettelijke rechten en plichten.

Budgettaire ontwikkelingen

De middelen voor de uitvoering van de Wsw maken vanaf 2015 onderdeel uit van de integratie-uitkering sociaal domein. Met de inwerkingtreding van de Participatiewet is de bonus begeleid werken komen te vervallen. Gemeenten hebben recht op deze bonus, indien zij mensen met een Wsw-indicatie via begeleid werken bij een reguliere werkgever aan de slag hielpen. Voor 2015 en 2016 is daarom € 18 miljoen gereserveerd voor de afwikkeling van de bonus over 2013 en 2014.

De Stichting Beheer Collectieve Middelen (SBCM) is het arbeidsmarkt- en opleidingsfonds voor en door de sector sociale werkvoorziening. Jaarlijks ontvangt deze stichting bijna € 3 miljoen ten behoeve van ondersteuning van Sw-bedrijven en ontwikkeling van Sw-werknemers.

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015-2016, 34 300 XV, nr. 2

43

Beleidsrelevante kerncijfers

 

Tabel 2.10 Kerncijfers Wsw1

   

-

 

Realisatie 2012

Realisatie 2013

Realisatie 2014

Werknemersbestand (x 1.000 personen, ultimo) 102 102 103

Aantal detacheringen als percentage van het totaal aantal arbeidsplaatsen (%) 29 30 30 Aantal gerealiseerde plaatsen in begeleid werken als percentage van het totaal

aantal arbeidsplaatsen (%) 6,2 6,2 6,5

1 Research voor Beleid, Wsw-monitor.

A3. Toeslagenwet (TW)

De TW vult uitkeringen op grond van de werknemersverzekeringen aan tot het normbedrag voor het relevante sociaal minimum als het totale inkomen (exclusief TW-uitkering) van de uitkeringsgerechtigde en diens eventuele partner daaronder ligt.

Wie komen ervoor in aanmerking?

Uitkeringsgerechtigden komen in aanmerking voor een toeslag als zij een uitkering ontvangen op grond van één van de zogenoemde moeder-wetten. Dit zijn de WIA, WAO, WAZ, Wamil, Wajong, IOW, WW, ZW en WAZO. Ook als een werkgever in het tweede ziektejaar minder loon doorbetaalt dan het voor de werknemer geldende sociaal minimum, komt de betrokkene in aanmerking voor een toeslag.

De volgende personen kunnen recht hebben op een toeslag:

  • • 
    een gehuwde/samenwonende met een gezamenlijk inkomen dat lager is dan het bruto minimumloon;
  • • 
    een alleenstaande met een inkomen dat lager is dan 70% van het netto minimumloon.

Hoe hoog is de toeslag?

De toeslag vult de uitkering in beginsel aan tot het normbedrag-TW. Indien het dagloon lager is dan het normbedrag-TW, dan vult de toeslag aan tot dit lagere dagloon.

Tabel 2.11 Normbedragen TW per 1 juli 2015 bruto per maand, exclusief vakantietoeslag

I

Gehuwd / samenwonend € 1.507,80

Alleenstaande (ouder) van 23 jaar en ouder € 1.135,35

Budgettaire ontwikkelingen

De TW-uitgaven hangen samen met de volumeontwikkelingen in de moederwetten. Deze ontwikkelingen hebben naar verwachting de komende jaren een neerwaarts effect op de TW-uitgaven ten opzichte van 2015. De verlaging van de uitkering van Wajongers met arbeidsvermogen per 2018 als gevolg van de invoering van de Participatiewet zorgt vanaf dat jaar voor een toename van de uitgaven.

Beleidsrelevante kerncijfers

Het TW-volume in uitkeringsjaren daalt in 2015 en 2016 hoofdzakelijk als gevolg van de volumeontwikkelingen in de moederwetten. Het TW-volume daalt naar verwachting vooral vanuit de WW, als gevolg van de aantrekkende arbeidsmarkt. De gemiddelde toeslag is in 2015 en 2016 lager dan in 2014. De voornaamste oorzaak hiervan is de verlaging vanaf

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015-2016, 34 300 XV, nr. 2

44

2015 van het normbedrag voor alleenstaande ouders naar het niveau van een alleenstaande.

Tabel 2.12 Kerncijfers T

 
 

Realisatie

Raming

Raming

 

2014

2015

2016

Gemiddeld jaarvolume TW (x 1.000 uitkeringsjaren)

206

202

200

Gemiddelde toeslag per jaar (x€ 1)

2.694

2.375

2.374

UWV, jaarverslag.

Handhaving

Omdat de TW een aantal sociale uitkeringen aanvult tot het relevante sociaal minimum kent deze wet geen specifieke verplichtingen. De verplichtingen waaraan uitkeringsgerechtigden zich dienen te houden zijn opgenomen in de moederwetten.

De incassoratio 2013 is toegenomen met 19 procentpunt. Dit betekent dat na twee jaar (eind 2014) 35% van de over 2013 terug te vorderen uitkeringen en boetes is geïncasseerd. De eerste meting voor de incassoratio van in 2014 ontstane vorderingen op uitkeringen en boetes is 15%, dat komt overeen met de incassoratio 2013 in het eerste jaar. Algemene opmerkingen over de kerncijfers fraude en handhaving zijn in de leeswijzer opgenomen.

 

Tabel 2.13 Kerncijfers TW (fraude en handhaving)

   

-

 
 

Realisatie 2012

Realisatie 2013

Realisatie 2014

Opsporing1

     

Aantal geconstateerde overtredingen met financiële benadeling (x 1.000)

2,0

2,5

2,6

Totaal benadelingbedrag (x€ 1 min)

4,8

9,1

7,2

Terugvordering2

     

Incassoratio 2013 (%)

-

16

35

Incassoratio 2014 (%)

 

-

15

UWV, jaarverslag. UWV administratie.

A4. Aanvullende Inkomensvoorziening Ouderen (AIO)

Ouderen met een onvolledig AOW-pensioen kunnen recht hebben op algemene bijstand. Deze bijstand kan worden aangevraagd bij de SVB.

Wie komen ervoor in aanmerking?

Personen die de AOW-leeftijd hebben, rechtmatig in Nederland wonen en niet genoeg inkomen of vermogen hebben om in hun levensonderhoud te voorzien.

Hoe hoog is de AIO?

De AIO is een uitkering op huishoudenniveau en vult aan tot bijstandsniveau. De hoogte van de AlO-uitkering hangt af van het inkomen en de leefsituatie. In tabel 2.14 zijn de normen opgenomen voor gehuwden/ samenwonenden en alleenstaanden zonder meerderjarige medebewoners. Voor AlO-gerechtigden die samenwonen met één of meer meerderjarige personen waarmee kosten kunnen worden gedeeld, geldt op grond van de kostendelersnorm een lager bedrag.

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015-2016, 34 300 XV, nr. 2

45

Tabel 2.14 AIO netto maandbedragen (maximaal) per 1 juli 2015, exclusief

Gehuwd / samenwonend Alleenstaande (ouder)

€ 1.402,58 € 1.025,79

Budgettaire ontwikkelingen

De uitkeringslasten AIO stijgen in 2016 ten opzichte van 2015 met € 8 miljoen. De komende jaren neemt het aantal AlO-gerechtigden toe doordat het aantal AOW-gerechtigden met een onvolledige AOW-opbouw toeneemt. De stijging van de uitgaven in 2016 wordt gematigd door het effect van de kostendelersnorm in de AIO. Met de kostendelersnorm wordt in 2015 € 8 miljoen bespaard en vanaf 2016 € 15 miljoen per jaar.

Beleidsrelevante kerncijfers

 
 
 

Realisatie

Raming

Raming

 

2014

2015

2016

Aantal huishoudens AIO (x 1.000, jaargemiddelde)

40

45

51

1 CBS, bijstandsuitkeringenstatistiek.

Handhaving

De gepercipieerde detectiekans is fors toegenomen. Personen met een AlO-uitkering in 2014 denken veel vaker dan in 2012 dat fraude wordt gesignaleerd. Hoewel de kennis van de verplichtingen nog altijd hoog is, is er een afname. Dit komt met name door dat personen met een AlO-uitkering in 2014 in vergelijking met 2012 minder goed op de hoogte zijn van de regels omtrent het melden van vermogen. De incassoratio 2013 is toegenomen met 30 procentpunt. Dit betekent dat na twee jaar (eind 2014) 42% van de over 2013 terug te vorderen uitkeringen en boetes is geïncasseerd. De incassoratio 2014 is 9%, dat is redelijk vergelijkbaar met de incassoratio 2013 in het eerste jaar. Algemene opmerkingen over de kerncijfers fraude en handhaving zijn in de leeswijzer opgenomen.

 
 
 

Realisatie

Realisatie

Realisatie

 

2012

2013

2014

Preventie1

     

Gepercipieerde detectiekans (%)

572

-

73

Kennis van de verplichtingen (%)

922

-

84

Opsporing2

     

Aantal geconstateerde overtredingen met financiële benadeling (x 1.000)

< 0,1

0,2

0,3

Totaal benadelingsbedrag (x€ 1 min)

1,4

1,9

1,7

Terugvordering2

     

Incassoratio 2013 (%)

-

12

42

Incassoratio 2014 (%)

-

-

9,2

1 Ipsos, Kennis der verplichtingen en detectiekans 2014. Cijfers voor 2013 zijn niet beschikbaar.

2 SVB, jaarverslag.

A5. Bijstand zelfstandigen (Bbz 2004)

Startende ondernemers en gevestigde zelfstandigen kunnen onder voorwaarden voor financiële ondersteuning een beroep doen op het Besluit bijstand zelfstandigen 2004. Met dit besluit wordt beoogd kansrijke

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015-2016, 34 300 XV, nr. 2

46

vanuit een uitkering startende ondernemers en zelfstandigen met tijdelijke financiële moeilijkheden in staat te stellen hun werkzaamheden voort te zetten. De bijstand kan worden verstrekt om te voorzien in de kosten van levensonderhoud voor gevestigde ondernemers of in bedrijfskredieten (starters en gevestigde ondernemers).

Wie komen ervoor in aanmerking?

Startende ondernemers vanuit een uitkering en gevestigde zelfstandigen, die aan de voorwaarden van het Bbz voldoen, zoals wanneer hulp via een andere weg niet meer mogelijk is, het inkomen onvoldoende is en de onderneming levensvatbaar is.

Hoe hoog is het Bbz?

De uitkering voor levensonderhoud is in principe gelijk aan die van de algemene bijstand (zie tabel 2.3) als aanvulling voor levensonderhoud. De maximale hoogte van de bijstand voor bedrijfskredieten wordt in tabel 2.17 vermeld. De bedragen worden jaarlijks aangepast voor gestegen prijzen.

 
     

Tabel 2.17 Bbz-normen kredietverlening

'maxima) 1 januari 2015

 

Startende zelfstandige

 

€ 35.393

Gevestigde zelfstandige

 

€ 192.243

Budgettaire ontwikkelingen

Het budget voor de tijdelijke uitkeringen voor levensonderhoud van startende ondernemers (circa € 30 miljoen structureel) maakt onderdeel uit van het Macrobudget participatiewetuitkeringen (zie tabel 2.2). Voor de verstrekking van bedrijfskredieten en uitkeringen voor levensonderhoud van gevestigde zelfstandigen ontvangen gemeenten een afzonderlijke specifieke uitkering Bbz (zie tabel 2.1, Bijstand zelfstandigen). Deze uitgaven maken geen onderdeel uit van het Macrobudget participatiewetuitkeringen. De uitgavenraming voor het Bbz bedraagt voor 2016 € 47 miljoen.

Beleidsrelevante kerncijfers

 
       

Tabel 2.18 Kerncijfers Bbz1

     
 

Realisatie

Raming

Raming

 

2014

2015

2016

Volume Bbz (x 1.000 huishoudens, jaargemiddelde)

4,1

4,1

4,1

1 CBS, bijstandsuitkeringenstatistiek.

A6. Repatriëringsregelingen

Ingeval van een crisissituatie in het buitenland kan de Minister van Buitenlandse Zaken besluiten tot evacuatie van in dat land wonende Nederlanders.

Wie komen ervoor in aanmerking?

De toegang tot een repatriëringsregeling is afhankelijk van de specifieke situatie.

Budgettaire ontwikkelingen

Er worden voor 2016 geen uitgaven voor repatriëring voorzien.

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015-2016, 34 300 XV, nr. 2

47

A7. Bijstand buitenland

Verlening van bijstand aan een in het buitenland gevestigde Nederlander wordt alleen nog voortgezet ingeval het recht op uitkering vóór 1 januari 1996 is vastgesteld. Sinds 1996 zijn er geen nieuwe rechthebbenden.

Budgettaire ontwikkelingen

Er zijn geen noemenswaardige budgettaire ontwikkelingen ten aanzien van bijstand buitenland.

Beleidsrelevante kerncijfers

 

Tabel 2.19 Kerncijfers bijstand buitenland1

 

Realisatie 2014

Raming 2015

Raming 2016

Volume bijstand buitenland (x 1.000 gerechtigden, ultimo)

0,2

0,2

0,2

1 SVB, jaarverslag.

A8. Onderstand en re-integratie Caribisch Nederland

De overheid biedt aan inwoners van Caribisch Nederland inkomensondersteuning in de vorm van Onderstand en waar nodig ook re-integratieondersteuning.

Budgettaire ontwikkelingen

De toename in de uitgaven aan Onderstand wordt verklaard door de bredere toepassing van de bijzondere onderstand, de toegenomen aandacht voor niet-gebruik (communicatie) en door verhoging van de AOV-gerechtigde leeftijd (zie ook beleidsartikel 8). Hierdoor kunnen de uitkeringen aan Onderstandgerechtigden langer doorlopen. Verder wordt voor armoedeprojecten in Caribisch Nederland in de periode 2016-2019 een bedrag van € 2,256 miljoen per jaar beschikbaar gesteld. Voor de uitvoeringskosten daarvan wordt jaarlijks € 0,3 miljoen uitgetrokken. Ten slotte is voor de invoering van een kinderbijslagregeling en het inkomens-onderzoek van het CBS in Caribisch Nederland een bedrag van € 0.9 miljoen beschikbaar in de jaren 2015 en 2016.

Beleidsrelevante kerncijfers

 
       

Tabel 2.20 Kerncijfers Caribisch Nederland1

     
 

Realisatie 2014

Raming 2015

Raming 2016

Volume Onderstand Caribisch Nederland (x 1.000 huishoudens, ultimo)

0,4

0,4

0,4

1 SZWunitRCN.

B. Garanties

De pilot borgstellingregeling is een gesloten regeling. De pilot beoogde te onderzoeken hoe starters voor krediet bij het bankwezen terecht konden. Met de regeling konden starters (aanvankelijk alleen vanuit een uitkering) onder gedeeltelijke en aflopende borgstelling van het rijkeen bankkrediet voor hun bedrijf verwerven. De starter betaalde dan een bescheiden rente en de bank liep een beperkt risico met weinig uitvoeringskosten. Vanwege de introductie van nieuwe instrumenten is besloten de regeling te sluiten.

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015-2016, 34 300 XV, nr. 2

48

C. Subsidies

Voor het verstrekken van subsidie (cofinanciering) van de sectorplannen is in 2016 € 182 miljoen beschikbaar. Verder is in 2016 voor de Regeling ter stimulering van activiteiten die een duurzame bijdrage leveren aan het tegengaan van armoede- en schuldenproblematiek en incidentele subsidies € 2 miljoen beschikbaar.

D. Opdrachten

Deze middelen zijn bestemd voor armoede- en schuldhulpverlening, bevorderen ondernemerschap, bevorderen arbeidsparticipatie, aanpak jeugdwerkloosheid en implementatie en ondersteuning bij de invoering van de Participatiewet.

E. Bekostiging

Een bedrag van € 0,3 miljoen is gereserveerd als instellingssubsidie voor het Nibud ter ondersteuning van de zelfredzaamheid van consumenten op het gebied van de huishoudfinanciën en financiële opvoeding.

F. Ontvangsten

In verband met de boedelscheiding van de SVB-Nederlandse Antillen worden in de jaren 2015-2019 middelen ontvangen (totaal cumulatief € 12 miljoen). Deze middelen dienen ter dekking van de uitgaven voor re-integratie Caribisch Nederland (zie A8).

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015-2016, 34 300 XV, nr. 2

49

Artikel

  • 3. 
    Arbeidsongeschiktheid

Algemene doelstelling De overheid beschermt werknemers tegen de inkomensgevolgen

van arbeidsongeschiktheid en stimuleert hen te blijven werken of het werk te hervatten.

De overheid vindt dat werknemers die loon derven als gevolg van arbeidsongeschiktheid verzekerd moeten zijn van een redelijk inkomen. Daarom zijn werknemers verplicht verzekerd op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA). De WIA omvat twee uitkeringsregimes: de Inkomensverzekering voor volledig en duurzaam arbeidsongeschikten (IVA) en de Regeling werkhervatting gedeeltelijk arbeidsgeschillen (WGA). De Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) is bij de introductie van de WIA ingetrokken, maar geldt nog wel voor mensen die vóór 1 januari 2004 door ziekte of gebrek arbeidsongeschikt zijn geworden. Op grond van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen (WAZ) waren ondernemers verplicht verzekerd tegen de inkomensgevolgen van arbeidsongeschiktheid. De WAZ is per 1 augustus 2004 ingetrokken, maar geldt nog wel voor zelfstandigen die op dat moment een uitkering ontvingen.

Als het totale inkomen van de uitkeringsgerechtigde WIA, WAO of WAZ en diens eventuele partner onder het sociaal minimum ligt, kan de uitkeringsgerechtigde een toeslag ontvangen tot dat sociaal minimum op grond van de Toeslagenwet (TW), zie beleidsartikel 2.

De overheid stimuleert met behulp van financiële prikkels voor zowel uitkeringsgerechtigden als werkgevers dat uitkeringsgerechtigden aan het werk blijven of (op termijn) weer aan het werk gaan. Daarnaast biedt de overheid gerichte re-integratieondersteuning aan uitkeringsgerechtigden die ondersteuning nodig hebben. De overheid kent daarbij een groot belang toe aan de eigen verantwoordelijkheid en het meewerken aan re-integratie door de uitkeringsgerechtigde.

Aan werknemers in Caribisch Nederland wordt met de Ongevallenverzekering (OV) een inkomensvoorziening geboden in geval van arbeidsongeschiktheid door een bedrijfsongeval.

Rol en verantwoordelijkheid De Minister stimuleert aan het werk blijven of het werk hervatten met

een bijdrage voor re-integratieinspanningen aan het UWV. De Minister financiert de inkomensondersteuning met begrotingsgefinancierde uitkeringsregelingen. Bij de premiegefinancierde uitkeringsregelingen regisseert de Minister. Hij is in deze rollen verantwoordelijk voor:

De vormgeving, het onderhoud en de werking van het stelsel van weten regelgeving;

De vaststelling van het niveau van de uitkeringen van de onderscheiden regelingen;

De sturing van en het toezicht op de rechtmatige, doeltreffende en doelmatige uitvoering door het UWV;

De organisatie van de eigen uitvoering binnen het verband van de Rijksdienst Caribisch Nederland (RCN).

Beleidswijzigingen Belangrijke wijzigingen op dit beleidsterrein zijn:

De mogelijkheid voor werkgevers om te kiezen voor eigenrisicodragerschap in de WGA voor flexwerkers en vaste krachten tezamen, al dan niet in combinatie met een private verzekering, is één jaar uitgesteld

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015-2016, 34 300 XV, nr. 2

50

tot 2017 om verzekeraars meer tijd te geven zich hierop voor te bereiden23.

In het sociaal akkoord is afgesproken dat sociale partners met maatregelen komen waardoor het beroep op de WIA afneemt. Hiervoor is taakstellend € 150 miljoen structureel ingeboekt, waarbij sprake is van een ingroeipad (beginnend met € 5 miljoen in 2017, € 15 miljoen in 2018, et cetera). Er is een verdiepingsonderzoek uitgevoerd naar benutbare mogelijkheden in de WGA 80-100 groep. Sociale partners kunnen dit onderzoek gebruiken voor het treffen van maatregelen. Dit onderzoek is afgelopen juni afgerond24. Aangezien de maatregelen vanaf 2017 effect dienen te hebben, moeten zij op korte termijn worden ingevuld.

Het ligt in het voornemen om in 2016 een wijziging aan te brengen in de WIA voor personen die met loonkostensubsidie werken in de Participatiewet. In de normale WIA-systematiek worden deze werknemers bij ziekte vrijwel altijd volledig arbeidsongeschikt verklaard, omdat zij geen regulier werk kunnen verrichten op WML-niveau. Met de Participatiewet is vastgelegd dat bij het bepalen van het arbeidsongeschiktheidspercentage in de WIA rekening wordt gehouden met de omstandigheid dat een werknemer met loonkostensubsidie heeft gewerkt25. Naar verwachting wordt voor het einde van 2015 een wetsvoorstel ingediend bij de Tweede Kamer. In de WGA is eigenrisicodragerschap voor vaste krachten reeds een mogelijkheid waardoor er sprake is van een hybride markt. Het evenwicht op deze hybride markt is echter onder druk komen te staan als gevolg van het groter wordende verschil tussen publieke en private premies en door de verschillen in financieringssystematiek. Om het evenwicht op deze markt te herstellen wordt wet- en regelgeving voorbereid26. De beoogde datum van inwerkingtreding van deze aanpassing van wet- en regelgeving is 1 januari 2017.

Budgettaire gevolgen van beleid

 

Tabel 3.1 Begrotingsuitgaven en

-ontvangsten artikel 3 (x € 1.000)

           

artikelonderdeel

2014

2015

2016

2017

2018

2019

2020

Verplichtingen

616

753

765

778

802

828

866

Uitgaven

616

753

765

778

802

828

866

waarvan juridisch verplicht (%)

   

100%

       

Inkomensoverdrachten

676

753

765

778

802

828

866

Ongevallenverzekering

616

753

765

778

802

828

866

(Caribisch Nederland)

             

Ontvangsten

0

0

0

0

0

0

0

Budgetflexibiliteit Inkomensoverdrachten:

De inkomensoverdrachten zijn gebaseerd op wet- en regelgeving en derhalve voor 100% juridisch verplicht. Het betreft uitkeringslasten van de Ongevallenverzekering Caribisch Nederland.

23 Tweede Kamer, 32 716, nr. 19.

24 Tweede Kamer, 32 716, nr. 20.

25 Stb. 2014, nr. 270.

26 Tweede Kamer, 32 716, nr. 18.

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015-2016, 34 300 XV, nr. 2

51

 

Tabel 3.2 Premiegefinancierde uitc

laven en ontvangsten arti

           
               

artikelonderdeel

2014

2015

2016

2017

2018

2019

2020

Uitgaven

9.037.660

9.147.848

9.348.176

9.490.252

9.626.350

9.832.738

10.077.583

Inkomensoverdrachten

8.960.618

9.048.609

9.089.824

9.130.664

9.178.500

9.291.765

9.428.415

IVA

1.170.506

1.447.114

1.698.636

1.931.530

2.168.110

2.427.966

2.699.052

WGA

1.883.004

2.095.996

2.238.178

2.370.255

2.489.641

2.609.187

2.723.309

WGA eigen-risicodragers

327.000

346.231

363.318

384.362

404.206

424.533

444.468

WAO

5.387.175

4.987.012

4.633.166

4.304.041

3.990.392

3.716.020

3.458.803

WAZ

192.933

172.256

156.526

140.476

126.151

114.059

102.783

Bijdrage aan ZBO's/RWT's

77.042

99.239

99.257

99.263

99.275

99.288

109.339

Re-integratie WIA/WAO/WAZ/ZW

77.042

99.239

99.251

99.263

99.275

99.288

109.339

Nominaal

0

0

159.101

260.325

348.575

441.685

539.829

Ontvangsten

0

0

0

0

0

0

0

Toelichting financiële instrumenten A. Inkomensoverdrachten

A1. Ongevallenverzekering (OV) (Caribisch Nederland)

Werknemers in Caribisch Nederland die door een bedrijfsongeval geheel of gedeeltelijk arbeidsongeschikt zijn geraakt, krijgen op basis van de Ongevallenverzekering een uitkering (ongevallengeld). De uitkering is gekoppeld aan het laatst verdiende loon van de werknemer.

Budgettaire ontwikkelingen

De uitgavenontwikkeling van de Ongevallenverzekering (OV) wordt verklaard door verhoging van de AOV-gerechtigde leeftijd (zie ook beleidsartikel 8). Hierdoor lopen de uitkeringen van de OV langer door.

Beleidsrelevante kerncijfers

 

Tabel 3.3 Kerncijfers Ongevallenverzekering

(Caribisch Nederland)1

   

-

         
   

Realisatie 2014

Raming 2015

Raming 2016

Volume uitkeringen Ongevallenverzekering

(x 1.000, ultimo)

<0,1

<0,1

<0,1

1 SZWunitRCN.

A2. Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA)

De WIA geeft werknemers die na een wachttijd van twee jaar ten minste 35% arbeidsongeschikt zijn recht op een uitkering, mits aan de voorwaarden daarvoor voldaan is. In de WIA staat werk voorop. Het accent ligt op wat mensen wel kunnen. Tegelijkertijd is er sprake van inkomensbescherming.

De WIA bestaat uit twee uitkeringsregimes. De IVA verstrekt een loondervingsuitkering aan werknemers die duurzaam volledig arbeidsongeschikt zijn. Wie nog gedeeltelijk kan werken, krijgt een uitkering op basis van de WGA. De WIA wordt uitgevoerd door het UWV

Werkgevers kunnen daarbij eigenrisicodrager worden voor de WGA-lasten van hun ex-werknemers. Dit betekent dat ze een lagere premie aan het UWV betalen, omdat zij het gros van de verplichtingen van het UWV met betrekking tot re-integratie en uitkeringsbetaling overnemen.

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015-2016, 34 300 XV, nr. 2

52

Wie komen ervoor in aanmerking?

Werknemers die op of na 29 december 2005, na een wachttijd van twee jaar, 35% of meer arbeidsongeschikt zijn als gevolg van ziekte.

Hoe hoog is de IVA-uitkering en wat is de duur? Iemand die ten minste 80% arbeidsongeschikt is en niet meer kan herstellen of een geringe kans op herstel heeft, komt op basis van de IVA in aanmerking voor een uitkering van 75% van het laatstverdiende loon, met een maximum van 75% van het maximumdagloon. Het maximumdagloon bedraagt per 1 juli 2015 € 199,95, dat is € 4348,91 per maand. De IVA-uitkering bedraagt maximaal €3261,69 bruto per maand. Daarnaast ontvangen IVA-gerechtigden een tegemoetkoming van netto € 211 mits zij op 1 juli van het kalenderjaar recht hebben op een IVA-uitkering. Deze tegemoetkoming arbeidsongeschikten is bedoeld om een arbeidsongeschikte tegemoet te komen in de kosten die hij/zij moet maken door zijn/haar handicap. Het recht op uitkering wordt beëindigd bij het bereiken van de AOW-leeftijd.

Hoe hoog is de WG'A-uitkering en wat is de duur?

Een arbeidsongeschikte die tenminste 35% arbeidsongeschikt is met kansen op herstel komt in aanmerking voor een uitkering op basis van de WGA. De eerste twee maanden bedraagt de uitkering 75%, daarna 70% van het loonverlies (oude maandloon minus eventueel inkomen). Het totale inkomen neemt toe naarmate de betrokkene meer werkt. Indien het loonverlies meer dan 35% maar minder dan 80% bedraagt, is er sprake van gedeeltelijke arbeidsgeschiktheid. Afhankelijk van het arbeidsverleden heeft de gedeeltelijk arbeidsgeschikte minimaal 3 tot maximaal 38 maanden recht op een loongerelateerde uitkering. De wet Werk en Zekerheid bevat maatregelen die de maximale duur van de loongerelateerde uitkering raken, zoals de geleidelijke duurverkorting en de aanpassing van de opbouw van WW-rechten. Deze maatregelen treden echter pas per 1 januari 2016 in werking. De gedeeltelijk arbeidsgeschikte wordt evenwel geacht te gaan of te blijven werken. Om hiertoe aan te zetten wordt de uitkering na de loongerelateerde fase afhankelijk van het verdiende inkomen. Is dat inkomen ten minste 50% van de resterende verdiencapaciteit, dan wordt het loon aangevuld tot 70% van het loonverlies. Als de betrokkene na afloop van de loongerelateerde uitkering geen werk heeft of minder verdient dan 50% van de resterende verdiencapaciteit, dan wordt een uitkering verstrekt die gerelateerd is aan het arbeidsongeschiktheidspercentage en het wettelijk minimumloon. Indien het loonverlies ten minste 80% bedraagt en herstel op termijn nog mogelijk is, is er sprake van volledige arbeidsongeschiktheid. De volledig arbeidsongeschikte houdt ook na de loongerelateerde fase recht op een uitkering van 70% van het loonverlies.

  • • 
    WGA-gerechtigden die op 1 juli van het kalendjaar recht hebben op een WGA-uitkering ontvangen evenals IVA-gerechtigden een tegemoetkoming arbeidsongeschikten van netto € 211. Evenals bij de IVA-uitkering geldt ook bij de WGA-uitkering het maximumdagloon.

Het recht op uitkering kan doorlopen tot de AOW-leeftijd. Budgettaire ontwikkelingen

In 2016 stijgen de uitkeringslasten WIA inclusief de lasten voor eigenrisi-codragers met circa € 400 miljoen. Dit is een gevolg van het feit dat de WIA een relatief nieuwe regeling is die nog niet het structurele niveau heeft bereikt. De hogere AOW-leeftijd heeft als gevolg dat WIA-uitkeringen

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015-2016, 34 300 XV, nr. 2

53

langer doorlopen. De tegemoetkoming arbeidsongeschikten maakt onderdeel uit van de uitkeringslasten IVA, WGA, WAO en WAZ in tabel 3.2.

Beleidsrelevante kerncijfers

De kerncijfers WIA zijn gecombineerd met de kerncijfers WAO in tabel 3.4.

A3. Wet op de Arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO)

De WAO is per 29 december 2005 vervangen door de WIA. De WAO verstrekt uitkeringen tot aan de AOW-leeftijd. Derhalve zullen er nog decennia lang mensen zijn die een beroep blijven doen op de WAO. De WAO wordt uitgevoerd door het UWV.

Wie komen ervoor in aanmerking?

De werknemer die op 1 januari 2004 al een WAO-uitkering ontving, behoudt deze zolang aan de uitkeringsvoorwaarden wordt voldaan:

hij is 15% of meer arbeidsongeschikt;

hij heeft de AOW-leeftijd nog niet bereikt. De WAO blijft ook gelden voor werknemers die hun eerste ziektedag hadden vóór 1 januari 2004 of van wie het recht op WAO-uitkering is geëindigd, indien zij binnen vijf jaar (opnieuw) arbeidsongeschikt worden door dezelfde oorzaak. Hierdoor worden nog slechts nieuwe WAO-uitkeringen toegekend bij herleving van een oud recht.

Hoe hoog is de WAO-uitkering?

De WAO-uitkering bestaat uit twee fasen.

In de eerste fase ontvangt een WAO-gerechtigde een loondervingsuitkering die gerelateerd is aan het arbeidsongeschiktheidspercentage en het dagloon. De uitkering bedraagt per 1 juli 2015 maximaal € 3261,69 bruto per maand. De duur van de loondervingsuitkering is afhankelijk van de leeftijd op de ingangsdatum van de WAO-uitkering. In de tweede fase ontvangt de WAO-gerechtigde een vervolguitkering die gerelateerd is aan het arbeidsongeschiktheidspercentage en het vervolgdagloon. De hoogte van het vervolgdagloon is onder andere afhankelijk van de leeftijd die iemand heeft op de ingangsdatum van de WAO-uitkering. De vervolguitkering kan in principe doorlopen tot de AOW-leeftijd.

  • • 
    WAO-gerechtigden die op 1 juli van het kalenderjaar recht hebben op een WAO-uitkering en meer dan 35% arbeidsongeschikt zijn ontvangen daarnaast een tegemoetkoming arbeidsongeschikten van netto € 211.

Budgettaire ontwikkelingen

Er is alleen nog instroom in de WAO door herleving van uitkeringen. Er worden dan ook nauwelijks nog nieuwe WAO-uitkeringen toegekend. Tegelijkertijd worden er in 2016 22.000 uitkeringen beëindigd. De uitkeringslasten WAO dalen in 2016 met circa € 350 miljoen. In latere jaren gaat de daling van de uitkeringslasten minder snel. Dit komt vooral doordat WAO-uitkeringen langer doorlopen als gevolg van de (versnelde) verhoging van de AOW-leeftijd.

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015-2016, 34 300 XV, nr. 2

54

Beleidsrelevante kerncijfers

 

Tabel 3.4 Kerncijfers IVA, WGA en WAO1

   

-

       
 

Realisatie

Raming

Raming

 

2014

2015

2016

IVA, WGA en WAO

     

Bestand in uitkeringen (x 1.000, ultimo)

553

547

548

  • • 
    waarvan IVA

61

73

84

  • • 
    waarvan WGA

148

158

169

  • • 
    waarvan WAO

343

316

294

Bestand als percentage van de verzekerde populatie (%)

8,0

7,8

7,7

Instroom in uitkeringen (x 1.000)

38

38

38

  • • 
    waarvan IVA

8,2

8,9

9,2

  • • 
    waarvan WGA

29

28

29

  • • 
    waarvan WAO

1,0

0,7

0,5

Instroomkans (%)

0,6

0,5

0,6

Uitstroom uit uitkeringen (x 1.000)

45

44

38

  • • 
    waarvan IVA

4,9

5,8

6,5

  • • 
    waarvan WGA

9,2

9,5

9,5

  • • 
    waarvan WAO

31

28

22

Doorstroom van WGA naar IVA (x 1.000)

6,3

8,5

8,1

Uitstroomkans WAO + WIA (%)

7,6

7,9

6,9

WGA

     

Aandeel werkende WGA'ers met resterende verdiencapaciteit (%)

42

_2

_2

1 UWV, jaarverslag.

2 Het aandeel werkende WGA'ers wordt niet geraamd.

Handhaving

De gepercipieerde detectiekans is toegenomen en de kennis van de verplichtingen over 2012 en 2014 laat een stabiel beeld zien. De incasso-ratio 2013 is toegenomen met 20 procentpunt. Dit betekent dat na twee jaar (eind 2014) 40% van de over 2013 terug te vorderen uitkeringen en boetes is geïncasseerd. De eerste meting voor de incassoratio van in 2014 ontstane vorderingen op uitkeringen en boetes is 20%, dat is gelijk aan de incassoratio 2013 in het eerste jaar. Algemene opmerkingen over de kerncijfers fraude en handhaving zijn in de leeswijzer opgenomen.

 

Tabel 3.5 Kerncijfers IVA, WGA en WAO (fraude en handhaving)

     
 
 

Realisatie 2012

Realisatie 2013

Realisatie 2014

Preventie1

     

Gepercipieerde detectiekans (%)

73

-

78

Kennis van de verplichtingen (%)

90

-

89

Opsporing2

     

Aantal geconstateerde overtredingen met financiële benadeling (x 1.000)

1,7

1,7

1,8

Totaal benadelingbedrag (x€ 1 min)

9,2

12

9,8

Terugvordering3

     

Incassoratio 2013 (%)

-

20

40

Incassoratio 2014 (%)

-

-

20

1 Ipsos, Kennis verplichtingen en detectiekans 2014. Cijfers voor 2013 zijn niet beschikbaar.

2 UWV, jaarverslag.

3 UWV administratie.

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015-2016, 34 300 XV, nr. 2

55

Tabel 3.6 Kerncijfers WA

A4. Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen (WAZ)

De WAZ is een verplichte verzekering voor zelfstandigen, beroepsbeoefenaren, directeuren-grootaandeelhouders en meewerkende echtgenoten tegen de inkomensgevolgen van langdurige arbeidsongeschiktheid. De WAZ is op 1 augustus 2004 ingetrokken. Sindsdien kunnen ondernemers zelf bepalen of zij de inkomensrisico's al dan niet willen afdekken, bijvoorbeeld via een particuliere arbeidsongeschiktheidsverzekering. De WAZ blijft gelden voor zelfstandigen die op 1 augustus 2004 een uitkering ontvingen. De WAZ wordt uitgevoerd door het UWV.

Wie komen ervoor in aanmerking?

De zelfstandige die op 1 augustus 2004 al een WAZ-uitkering ontving, behoudt deze zolang aan de uitkeringsvoorwaarden wordt voldaan:

hij is 25% of meer arbeidsongeschikt;

hij heeft de AOW-leeftijd nog niet bereikt.

Hoe hoog is de WAZ-uitkering?

De hoogte van de WAZ-uitkering hangt af van de mate van arbeidsongeschiktheid en het feitelijk gederfde inkomen per dag, mits dat niet hoger is dan het wettelijk minimumloon (de grondslag). De uitkering voor volledig arbeidsongeschikten is 75% van de grondslag en bedraagt per 1 juli 2015 € 1130,85 bruto per maand. Heeft de betrokkene voortdurend oppas en verzorging nodig, dan kan de uitkering worden verhoogd tot maximaal 100% van de grondslag. WAZ-gerechtigden die op 1 juli van het kalenderjaar recht hebben op een WAZ-uitkering en meer dan 35% arbeidsongeschikt zijn ontvangen daarnaast een tegemoetkoming arbeidsongeschikten van € 211.

Budgettaire ontwikkelingen

De toegang voor zelfstandigen tot de WAZ is per 1 augustus 2004 beëindigd. In de WAZ is nog slechts in beperkte mate sprake van nieuwe instroom, die bestaat uit herleving van uitkeringen. Het WAZ-bestand en de uitkeringslasten nemen de komende jaren af, met name door het bereiken van de AOW-leeftijd van het zittend bestand. De hogere AOW-leeftijd heeft als gevolg dat WAZ-uitkeringen langer doorlopen.

Beleidsrelevante kerncijfers

 
 

Realisatie

Raming

Raming

 

2014

2015

2016

Bestand in uitkeringen (x 1.000, ultimo)

17

15

14

1 UWV, jaarverslag.

B. Bijdrage aan ZBO's/RWT's

Re-integratie Wl A/WA O/WAZ/ZW

Voor de re-integratie van uitkeringsgerechtigden in de WIA, WAO, WAZ en ZW zet het UWV middelen in om hen zo nodig te begeleiden op weg naar werk en te ondersteunen zodra zij werk hebben. UWV zet deze middelen in voor de inkoop van trajecten en diensten gericht op het vinden van werk en voorzieningen na werkaanvaarding (waaronder jobcoaching). Het UWV beschikt vanaf 2015 over een geïntegreerd taakstellend re-integratiebudget voor de inzet van trajecten en van voorzieningen voor

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015-2016, 34 300 XV, nr. 2

56

de re-integratieondersteuning van gedeeltelijk arbeidsgeschikten (inclusief Wajongers). Ze worden jaarlijks aan het UWV beschikbaar gesteld en door het UWV verantwoord via de reguliere rapportages.

Budgettaire ontwikkelingen

Voor het jaar 2016 is voor het premiegefinancierde gedeelte van het re-integratiebudget € 99 miljoen beschikbaar. Het begrotingsgefinan-cierde gedeelte van het re-integratiebudget heeft betrekking op de Wajong en wordt verantwoord in artikel 4 (tabel 4.1).

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015-2016, 34 300 XV, nr. 2

57

Artikel

  • 4. 
    Jonggehandicapten

Algemene doelstelling De overheid biedt jonggehandicapten arbeids- en inkomensonder-

steuning.

De Wajong bestaat uit drie groepen die elk een eigen doelstelling hebben: de «oude Wajong» (tot 2010), de «nieuwe Wajong» (2010 tot 2015) en de Wajong2015. Het moment van instroom bepaalt tot welke groep iemand behoort. In de «oude Wajong» staat inkomensondersteuning voorop en is arbeidsondersteuning beschikbaar voor hen die kunnen werken. Voor de «nieuwe Wajong» (mensen die in de periode 2010 tot 2015 zijn ingestroomd) heeft de overheid als eerste doel de arbeidsparticipatie van Wajongers te bevorderen. Als zij perspectief hebben op het verrichten van arbeid staat voor deze Wajongers arbeidsondersteuning centraal. Als onderdeel van de arbeidsondersteuning kunnen zij zo nodig inkomensondersteuning aanvragen. De doelgroep van de Wajong2015 bestaat uit mensen die duurzaam geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie hebben. Zij zullen nooit kunnen werken, ook niet met ondersteuning. De overheid heeft voor deze groep als doel te voorzien in een inkomensvoorziening.

Rol en verantwoordelijkheid De Minister stimuleert het vinden van werk met een bijdrage voor

re-integratieinspanningen aan het UWV en de REA-instituten. De Minister financiert de inkomensondersteuning via het verstrekken van uitkeringen. Hij27 is in deze rollen verantwoordelijk voor:

De vormgeving, het onderhoud en de werking van het stelsel van weten regelgeving;

De vaststelling van het niveau van de uitkeringen uit hoofde van de Wajong;

Het ter beschikking stellen van middelen voor het aan het werk helpen van mensen die arbeidsmogelijkheden hebben; De sturing van en het toezicht op de rechtmatige, doeltreffende en doelmatige uitvoering door het UWV.

Beleidswijzigingen Er zijn voor 2016 geen belangrijke beleidswijzigingen op het terrein van de

Wajong. Wel heeft het wetsvoorstel tot harmonisatie van instrumenten in de Participatiewet gevolgen voor de hoogte van de mobiliteitsbonus voor Wajongers (zie artikel 2).

Budoettaire oevoloen van beleid

 
 

Tabel 4.1 Begrotingsuitgaven en -ontvangsten artikel 4 (x € 1.000)

 

artikelonderdeel

2014

2015

2016

2017

2018

2019

2020

Verplichtingen Uitgaven

waarvan juridisch verplicht (%)

3.019.261 3.019.261

3.099.752 3.099.752

3.174.376 3.174.376

100%

3.221.648 3.221.648

3.140.274 3.140.274

3.193.948 3.193.948

3.234.251 3.234.251

Inkomensoverdrachten Wajong

2.972.377 2.912.311

2.990.919 2.990.919

3.029.734 3.029.734

3.083.534 3.083.534

3.022.920 3.022.920

3.092.238 3.092.238

3.148.705 3.148.705

Bijdrage aan ZBO's/RWT's Re-integratie Wajong

106.950 106.950

108.833 108.833

144.642 144.642

138.114 138.114

777.354 117.354

707.770 101.710

85.546 85.546

Ontvangsten

12.273

0

0

0

0

0

0

Voor een toelichting wordt verwezen naar de leeswijzer.

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015-2016, 34 300 XV, nr. 2

58

Budgetflexibiliteit Inkomensoverdrachten:

De inkomensoverdrachten zijn gebaseerd op wet- en regelgeving en zijn derhalve voor 100% juridisch verplicht. Het betreft uitkeringslasten Wajong.

Bijdragen aan ZBO's en RWT's:

De bijdragen aan ZBO's en RWT's zijn 100% juridisch verplicht. Het betreft een re-integratiebudget voor Wajongers op grond van de Wajong.

Toelichting financiële instrumenten A. Inkomensoverdrachten

Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wajong)

De Wajong biedt inkomensondersteuning aan mensen die voor het bereiken van de 18-jarige leeftijd arbeidsgehandicapt zijn geworden en geen arbeidsverleden hebben en aan hen die tijdens hun studie voor het bereiken van de 30-jarige leeftijd arbeidsgehandicapt zijn geworden. De Wajong wordt uitgevoerd door het UWV.

Wie komen ervoor in aanmerking?

Mensen die voor het bereiken van de 18-jarige leeftijd of tijdens hun studie arbeidsgehandicapt zijn geworden en geen arbeidsverleden hebben. Voor de Wajong2015 geldt hierbij als voorwaarde dat zij duurzaam geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie hebben.

Hoe hoog is de Wajong-uitkering?

Voor mensen die in de oude Wajong zijn ingestroomd en volledig arbeidsgehandicapt zijn is de uitkering 75% van het wettelijk minimumloon. Per 1 juli 2015 is dit € 1130,85 bruto per maand voor mensen van 23 jaar en ouder. Voor jongeren is de uitkering 75% van het wettelijk minimumjeugdloon. In geval van gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid is deze afhankelijk van het arbeidsongeschiktheidspercentage. Voor mensen die in de nieuwe Wajong zijn ingestroomd is de uitkering ook 75% van het wettelijk minimumloon. Voor mensen die arbeidsmogelijkheden hebben geldt een activerende uitkeringsstructuur, waarbij «werken moet lonen» het uitgangspunt is. Verdient een Wajonger in de werkregeling meer dan 20% van het minimumloon, dan mag hij de helft van elke extra verdiende euro houden, tot 100% van het minimumloon. Jonggehandicapten in de nieuwe Wajong die studeren ontvangen een uitkering van 25% van het wettelijk minimumloon. Mensen die instromen in de Wajong2015 ontvangen een uitkering van 75% van het wettelijk minimumloon.

Budgettaire ontwikkelingen

Met de maatregelen uit de Participatiewet is de Wajong alleen nog toegankelijk voor personen die duurzaam geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie hebben. Hierdoor is de instroom aanzienlijk gedaald. De verwachting is dat de instroom in 2015 voor het eerst kleiner zal zijn dan de uitstroom. Dit zet zich voort in 2016, waardoor het volume van 2015 op 2016 daalt. De verwachte uitgaven stijgen echter nog wel omdat de gemiddelde uitkering stijgt. Dit heeft meerdere oorzaken:

De nieuwe instroom heeft duurzaam geen arbeidsmogelijkheden en zal daarom een volledige uitkering ontvangen. Van de personen die uitstromen zal een deel een gedeeltelijke uitkering hebben, omdat zij wel werkten;

De gemiddelde leeftijd van de Wajongers neemt toe, omdat de grote groep die afgelopen jaren is ingestroomd ouder wordt. Hierdoor

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015-2016, 34 300 XV, nr. 2

59

neemt het percentage Wajongers dat een uitkering krijgt dat gebaseerd is op het minimumjeugdloon af;

Het aantal mensen dat op grond van de studieregeling nog een uitkering van 25% van het wettelijk minimumloon ontvangt neemt af. Deze personen krijgen een hogere uitkering omdat ze niet meer studeren en doorstromen naar de werk- of uitkeringsregeling; De tegemoetkoming arbeidsongeschikten maakt onderdeel uit van de uitkeringslasten Wajong in tabel 4.1.

Beleidsrelevante kerncijfers

-

Tabel 4.2 Kerncijfers Wajong

 
 

Realisatie

Raming

Raming

 

2014

2015

2016

Volume Wajong totaal (x 1.000 uitkeringen, ultimo)1

251

250

248

  • • 
    waarvan oude Wajong (tot 2010)

184

181

178

  • • 
    waarvan nieuwe Wajong (2010 tot 2015)

67

67

66

o waarvan werkregeling (%)

74

78

74

o waarvan studieregeling (%)

18

13

9

o waarvan duurzaam geen arbeidsmogelijkheden (%)

9,0

9,0

17

  • • 
    waarvan Wajong2015

-

1,6

3,5

Instroom Wajong totaal (x 1.000 uitkeringen)1

17,4

4,7

3,7

Uitstroom Wajong totaal (x 1.000 uitkeringen)1

5,7

5,8

5,8

Aandeel werkenden in de oude en nieuwe Wajong (%)2

23

25

27

1 UWV, jaarverslag.

2 Administratie UWV.

Handhaving

De gepercipieerde detectiekans is met 15-procentpunt toegenomen. De kennis van de verplichtingen is licht en niet statistisch significant afgenomen. De incassoratio 2013 is toegenomen met 25 procentpunt. Dit betekent dat na twee jaar (eind 2014) 46% van de over 2013 terug te vorderen uitkeringen en boetes is geïncasseerd. De eerste meting van de incassoratio van in 2014 ontstane vorderingen op uitkeringen en boetes is 23%,vergelijkbaar met de incassoratio 2013 in het eerste jaar. Algemene opmerkingen over de kerncijfers fraude en handhaving zijn in de leeswijzer opgenomen.

 
 
 

Realisatie 2012

Realisatie 2013

Realisatie 2014

Preventie1

Gepercipieerde detectiekans (%) Kennis van de verplichtingen (%)

62 90

-

77 85

Opsporing2

Aantal geconstateerde overtredingen met financiële benadeling (x 1.000) Totaal benadelingbedrag (x€ 1 min)

1,2 3,0

1,3 4,6

1,5 4,3

Terugvordering3 Incassoratio 2013 (%) Incassoratio 2014 (%)

-

21

46 23

1 Ipsos, Kennis der verplichtingen en detectiekans 2014. Cijfers voor 2013 zijn niet beschikbaar.

2 UWV, jaarverslag.

3 UWV administratie.

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015-2016, 34 300 XV, nr. 2

60

B. Bijdrage aan ZBO's/RWT's

Re-integratie Wajong

Voor jonggehandicapten is een re-integratiebudget beschikbaar om hen zo nodig te begeleiden op weg naar werk en te ondersteunen zodra zij werk hebben. Dit budget is bestemd voor de inzet van trajecten gericht op het vinden van werk, voorzieningen na werkaanvaarding (waaronder jobcoaching) en voor de financiering van de REA-instituten. Het UWV beschikt vanaf 2015 over een geïntegreerd taakstellend re-integratiebudget voor de inzet van trajecten en voorzieningen voor de ondersteuning van gedeeltelijk arbeidsgeschikten (Wajong, WIA, WAO, WAZ en ZW). Het premiegefinancierde deel van het re-integratiebudget heeft betrekking op de WIA,WAO,WAZ en ZW en wordt verantwoord in artikel 3.

Budgettaire ontwikkelingen

Voor het jaar 2016 is voor het begrotingsgefinancierde deel van het geïntegreerd taakstellend budget re-integratie Wajong € 145 miljoen beschikbaar. Daarbij is rekening gehouden met een budgettair neutrale kasschuif van € 20 miljoen van 2015 naar 2016 (€ 10 miljoen) en 2017 (€ 10 miljoen). Deze kasschuif heeft plaatsgevonden om de inzet van de extra middelen (€ 95 miljoen) voor de activering van de «oude Wajong» beter te kunnen ondersteunen.

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015-2016, 34 300 XV, nr. 2

61

Artikel

  • 5. 
    Werkloosheid

Algemene doelstelling De overheid beschermt werknemers tegen de financiële gevolgen

van werkloosheid en stimuleert hen het werk te hervatten.

De overheid biedt werknemers die hun baan verliezen en geheel of gedeeltelijk werkloos worden, bescherming tegen het verlies aan loon als gevolg van werkloosheid. Zij kunnen een beroep doen op een uitkering die voorziet in een tijdelijk loonvervangend inkomen om de periode van werkloosheid te overbruggen. Hiervoor zijn werknemers verplicht verzekerd op grond van de Werkloosheidswet (WW). Door middel van instrumenten als bijvoorbeeld de sollicitatieplicht, het besluit passende arbeid en inkomensverrekening stimuleert de overheid een terugkeer naar werk.

De subsidieregeling voor scholing en plaatsing van oudere werklozen biedt werklozen van 50 jaar en ouder ondersteuning bij het vinden van een baan. Werklozen die bij instroom in de WW 60 jaar of ouder zijn, komen na afloop van hun WW-uitkering in aanmerking voor een uitkering op minimumniveau (IOW).

Als het totale inkomen van de uitkeringsgerechtigde WW of IOW en diens eventuele partner onder het sociaal minimum ligt, kan de uitkeringsgerechtigde een toeslag ontvangen tot het sociaal minimum op grond van de Toeslagenwet (TW), zie beleidsartikel 2.

Werknemers in Caribisch Nederland ontvangen bij beëindiging van de dienstbetrekking anders dan door de schuld van de werknemer op grond van de Cessantiawet een eenmalige uitkering, te betalen door de werkgever. Als de werkgever wegens faillissement of surseance van betaling niet in staat is om de uitkering (tijdig) te betalen, neemt de overheid deze verplichting over.

Rol en verantwoordelijkheid De Minister financiert de inkomensondersteuning met begrotingsgefi-

nancierde uitkeringsregelingen. Daarnaast stimuleert de Minister met financiële instrumenten initiatieven die bijdragen aan de werking van de arbeidsmarkt. Bij de premiegefinancierde uitkeringsregelingen regisseert de Minister. Hij is in deze rollen verantwoordelijk voor:

De vormgeving, het onderhoud en de werking van het stelsel van weten regelgeving;

De vaststelling van het niveau van de uitkeringen van de onderscheiden regelingen;

Het borgen van het activerend karakter van de regelingen en van hun bijdrage aan de werking van de arbeidsmarkt; De sturing van en het toezicht op de rechtmatige, doeltreffende en doelmatige uitvoering door het UWV;

De organisatie van de eigen uitvoering binnen het verband van de Rijksdienst Caribisch Nederland (RCN).

Beleidswijzigingen In 2015 zijn de eerste onderdelen van de Wet Werk en Zekerheid (Wwz) in

werking getreden28. Voor de WW betrof dit de invoering van inkomensverrekening en de aanscherping van het begrip passende arbeid. In 2016 wordt een aantal andere wijzigingen in de WW als gevolg van de Wwz van kracht. Deze wijzigingen raken de maximale duur van het recht op WW-uitkering. Zo wordt vanaf 1 januari 2016 de maximale WW-duur stapsgewijs - één maand per kwartaal - teruggebracht van 38 maanden

Stb. 2014, nr. 216.

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015-2016, 34 300 XV, nr. 2

62

naar 24 maanden. Ook wordt de opbouw van WW-rechten aangepast. Werknemers bouwen in de eerste 10 jaar van hun loopbaan per gewerkt jaar 1 maand WW op. Daarna bouwen zij per gewerkt jaar een halve maand WW op. Verder wordt de faillissementsuitkering in de WW gemaximeerd op 150% van het maximum dagloon. Tot slot is voorzien dat in 2016 de nog vast te stellen Calamiteitenregeling29 in werking treedt.

Budgettaire gevolgen van beleid

Tabel 5.1 Begrotingsuitgaven en -ont

 

Artikelonderdeel

2014

2015

2016

2017

2018

2019

2020

Verplichtingen Uitgaven

waarvan juridisch verplicht (%)

25.483 25.483

48.582 48.582

66.620 66.620

81%

67.296 67.296

61.557 61.557

79.040 79.040

97.802 97.802

Inkomensoverdrachten IOW

Cessantiawet (Caribisch Nederland)

20.483 20.480

3

33.082 32.982 100

57.720 51.020 100

62.296 62.196 100

61.557 61.457 100

79.040 78.940 100

97.802 97.702 100

Subsidies

5.000

15.500

15.500

5.000

0

0

0

Ontvangsten

627

0

0

0

0

0

0

Budgetflexibiliteit

Inkomensoverdrachten:

De inkomensoverdrachten zijn gebaseerd op wet- en regelgeving en derhalve voor 100% juridisch verplicht. Het betreft uitkeringslasten IOW en uitkeringslasten Cessantiawet (Caribisch Nederland).

Subsidies:

De subsidies zijn voor 20% juridisch verplicht. De overige 80% zijn bestuurlijk gebonden door het sociaal akkoord dat het kabinet met de sociale partners heeft gesloten.

 

Tabel 5.2 Premieqefinancierde uitc

laven en ontvangsten artikel 5 (x € 1.00

         
     

artikelonderdeel

2014

2015

2016

2017

2018

2019

2020

Uitgaven

7.146.648

6.964.728

6.792.949

6.647.119

6.537.625

6.298.431

5.978.742

Inkomensoverdrachten

7.145.866

6.964.728

6.658.779

6.446.619

6.273.082

5.979.357

5.615.517

WW

7.145.866

6.964.728

6.658.779

6.446.619

6.273.082

5.979.357

5.615.517

Bijdrage aan ZBO's/RWT's

782

0

0

0

0

0

0

Re-integratie WW

782

0

0

0

0

0

0

Nominaal

0

0

734.770

200.500

264.543

319.074

363.225

Ontvangsten

377.000

385.000

392.840

397.043

401.279

405.561

409.889

UFO

377.000

385.000

385.000

385.000

385.000

385.000

385.000

Nominaal

0

0

7.840

12.043

16.279

20.561

24.889

Toelichting financiële instrumenten

A. Inkomensoverdrachten

A1. Wet inkomensvoorziening oudere werklozen (IOW)

De IOW geeft werklozen die bij aanvang van de WW-uitkering 60 jaar of ouder zijn, na afloop van hun WW-uitkering recht op een vervolguitkering. Ook gedeeltelijk arbeidsongeschikten die bij aanvang van de loongerela-

29 Stb. 2014, nr. 276.

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015-2016, 34 300 XV, nr. 2

63

teerde WGA-uitkering 60 jaar of ouder zijn, kunnen na afloop van hun loongerelateerde uitkering recht hebben op IOW. De IOW is een tijdelijke regeling. In het sociaal akkoord is afgesproken om de IOW tot 2020 te verlengen. In de Wwz is daartoe opgenomen dat oudere WW'ers en WGA'ers in aanmerking kunnen komen voor een IOW-uitkering als zij vóór 1 januari 2020 werkloos of gedeeltelijk arbeidsongeschikt worden. De IOW wordt uitgevoerd door het UWV.

Wie komen ervoor in aanmerking?

  • • 
    Werklozen die bij aanvang van de WW-uitkering 60 jaar of ouder zijn en die recht hebben op meer dan drie maanden WW-uitkering, komen bij beëindiging van hun WW-uitkering wegens het bereiken van de maximale duur in aanmerking voor een IOW-uitkering. De regeling is toegankelijk voor oudere werklozen die werkloos zijn geworden vanaf 1 oktober 2006;

Gedeeltelijk arbeidsongeschikte ouderen hebben na hun loongerelateerde WGA-uitkering recht op IOW als de loongerelateerde WGA is toegekend op of na het bereiken van de leeftijd van 60 jaar. De regeling is toegankelijk als het recht op de loongerelateerde WGA-uitkering op of na 31 december 2007 is ontstaan.

Hoe hoog is de IOW-uitkering?

Deze uitkering is maximaal 70% van het wettelijk minimumloon. Dit is op 1 juli 2015 € 1.055,46 bruto per maand. De uitkering kan lager zijn dan 70% van het wettelijk minimumloon als:

  • • 
    de WW- of loongerelateerde WGA-uitkering, in de kalendermaand voor het einde van deze uitkering, lagerwas dan 70% van het minimumloon;
  • • 
    de betrokkene tijdens de IOW-uitkering andere inkomsten heeft, bijvoorbeeld loon of een andere uitkering.

Budgettaire ontwikkelingen

De uitgaven aan de IOW stijgen in 2015 en 2016 vanwege de stijging van de AOW-leeftijd en de stijging van de WW-uitstroom van 60-plussers bij het bereiken van de maximale WW-duur.

Tabel 5.3 Kerncijfers IOW

Beleidsrelevante kerncijfers

Als gevolg van de stijging van de AOW-leeftijd, de duurverkorting van de WW en de vertraagde doorwerking van in recente jaren toegenomen WW-instroom die het einde van hun maximale WW-duur nadert, neemt het IOW-volume meerjarig toe.

 
 

Realisatie

Raming

Raming

 

2014

2015

2016

Volume IOW (x 1.000 uitkeringsjaren)

1,8

2,9

4,5

1 UWV, juninota.

A2. Cessantiawet (Caribisch Nederland)

Werknemers in Caribisch Nederland ontvangen bij beëindiging van de dienstbetrekking anders dan door de schuld van de werknemer op grond van de Cessantiawet een eenmalige uitkering, te betalen door de werkgever. Als de werkgever wegens faillissement of surseance van betaling niet in staat is om de uitkering (tijdig) te betalen, neemt de overheid deze verplichting over.

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015-2016, 34 300 XV, nr. 2

64

Budgettaire ontwikkelingen

Er wordt in de raming een in de tijd constant uitgavenpatroon verondersteld. Rondom deze raming kunnen de uitgaven van jaar op jaar sterk fluctueren, afhankelijk van het aantal bedrijven dat failliet is gegaan en het aantal betrokken werknemers. Specifieke kenmerken van de betrokken werknemers, zoals gemiddeld dienstverband en gemiddeld loon, kunnen ook sterk fluctueren en de hoogte van de uitkeringslasten van jaar op jaar beïnvloeden.

Beleidsrelevante kerncijfers

Het aantal uitkeringen dat o.b.v. de Cessantiawet wordt verstrekt, is beperkt. Het volume wordt geraamd op minder dan 100 uitkeringen per jaar.

 
 
 

Realisatie

Raming

Raming

 

2014

2015

2016

Volume Cessantiawet (x 1.000 uitkeringen)

<0,1

<0,1

<0,1

1 SZWunitRCN.

A3. Werkloosheidswet (WW)

De WW verzekert werknemers tegen de financiële gevolgen van werkloosheid. Het verlies aan inkomen kan voor een bepaalde periode gedeeltelijk opgevangen worden met een uitkering. De WW-uitkering duurt minimaal 3 maanden. De maximale duur wordt vanaf 2016 stapsgewijs - één maand per kwartaal - teruggebracht van 38 maanden naar 24 maanden. Bovendien wordt de opbouw van WW-rechten vanaf 2016 aangepast. De maximale duur is daarbij afhankelijk van het aantal jaren dat iemand heeft gewerkt voordat hij werkloos werd. Per jaar arbeidsverleden bouwt een werknemer de eerste tien jaar één maand recht op een WW-uitkering op. Vanaf tien jaar arbeidsverleden bouwt een werknemer vanaf 2016 met elk extra gewerkt jaar een halve maand recht op WW-uitkering op. De WW wordt uitgevoerd door het UWV.

Wie komen ervoor in aanmerking?

Om voor een WW-uitkering in aanmerking te komen moet iemand in ieder geval:

  • • 
    de AOW-leeftijd nog niet hebben bereikt en verzekerd zijn voor de WW; minimaal vijf arbeidsuren per week kwijtraken (of voor wie minder dan tien uur per week werkte, minimaal de helft van de arbeidsuren);
  • • 
    geen recht meer hebben op loon over die verloren arbeidsuren; beschikbaar zijn om te gaan werken;
  • • 
    voldoen aan de wekeneis: in de 36 weken voor de eerste werkloosheidsdag in minimaal 26 weken in loondienst hebben gewerkt;
  • • 
    geen ZW-uitkering, WAO-uitkering bij volledige arbeidsongeschiktheid of IVA-uitkering ontvangen;
  • • 
    geen WGA-uitkering ontvangen (tenzij men naast de WGA-uitkering werkte, en die baan is kwijtgeraakt);
  • • 
    zich tijdig registreren als werkzoekende bij het UWV WERKbedrijf; niet verwijtbaar werkloos zijn. Verwijtbaar werkloos is iemand die zelf ontslag heeft genomen of om een dringende reden is ontslagen. In dat geval krijgt de werknemer geen uitkering of een korting op de uitkering.

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015-2016, 34 300 XV, nr. 2

65

Hoe hoog is de WW-uitkering?

De eerste twee maanden bedraagt de uitkering 75%, daarna 70% van het loonverlies (oude maandloon minus eventueel inkomen). Het totale inkomen neemt toe naarmate de betrokkene meer werkt. De hoogte van het maandloon is gemaximeerd, waardoor de 75%-uitkering per 1 juli 2015 maximaal € 3.261,68 bruto per maand bedraagt en de 70%-uitkering maximaal € 3.044,24.

Budgettaire ontwikkelingen

De arbeidsmarkt trekt in 2015 en 2016 naar verwachting verder aan. De ramingen van CPB geven voor 2015 en 2016 een daling van de werkloosheid aan. Dit leidt tot een daling van de WW-uitgaven. De effecten van de Wwz groeien vanaf 2016 geleidelijk in. Onder meer de aanscherping van het besluit passende arbeid en invoering van inkomensverrekening hebben naar verwachting in 2016 een licht neerwaarts effect op de uitkeringslasten.

Beleidsrelevante kerncijfers

De werkloosheid zal in 2015 en 2016 naar verwachting dalen. Dit leidt tot een afname van het WW-volume. In beide jaren ligt het aantal beëindigde uitkeringen hoger dan het aantal nieuwe uitkeringen, als gevolg van de aantrekkende arbeidsmarkt. Als gevolg van de dalende werkloosheid worden in 2016 minder nieuwe uitkeringen verstrekt dan in 2015. Het aantal beëindigde WW-uitkeringen ligt in 2016 eveneens lager. Dit hangt samen met de daling van het aantal lopende uitkeringen en van het aantal nieuwe uitkeringen. Het merendeel van de uitstroom uit de WW vindt immers binnen 6 maanden na instroom plaats.

 

Tabel 5.5 Kerncijfers WW

     
       
 

Realisatie

Raming

Raming

 

2014

2015

2016

Volume WW (x 1.000 uitkeringsjaren) 364 348 334

Aantal lopende WW-uitkeringen (x 1.000, ultimo) 441 416 397

Aantal nieuwe WW-uitkeringen (x 1.000) 605 590 577

Aantal beëindigde WW-uitkeringen (x 1.000) 6002 614 597

1 UWV, jaarverslag.

2 UWV, juninota.

Het WW-volume in tabel 5.5 wordt weergegeven in uitkeringsjaren. Dit is het gemiddeld aantal WW-uitkeringen gedurende het kalenderjaar omgerekend naar voltijdsequivalenten. Daarnaast bevat tabel 5.5 ook het aantal lopende WW-uitkeringen per 31 december. De ontwikkeling van deze ultimostand kan via de onderste twee indicatoren in de tabel worden verklaard uit de totale WW-instroom en de WW-uitstroom gedurende het kalenderjaar.

Handhaving

De gepercipieerde detectiekans is toegenomen. De kennis van de verplichtingen is licht afgenomen, maar de gerapporteerde afname is statistisch niet significant. De incassoratio 2013 is toegenomen met 23 procentpunt. Dit betekent dat na twee jaar (eind 2014) 56% van de over 2013 terug te vorderen uitkeringen en boetes is geïncasseerd. De eerste meting van de incassoratio van in 2014 ontstane vorderingen op uitkeringen en boetes is 23%. Dat is lager dan de incassoratio 2013 in het eerste jaar. Algemene opmerkingen over de kerncijfers fraude en handhaving zijn in de leeswijzer opgenomen.

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015-2016, 34 300 XV, nr. 2

66

 

Tabel 5.6 Kerncijfers WW (fraude en handhavina)

     
       
 

Realisatie

Realisatie

Realisatie

 

2012

2013

2014

Preventie1

     

Gepercipieerde detectiekans (%)

78

-

84

Kennis van de verplichtingen (%)

98

-

94

Opsporing2

     

Aantal geconstateerde overtredingen met financiële benadeling (x 1.000)

29

31

43

Totaal benadelingbedrag (x€ 1 min)

35

42

63

Terugvordering3

     

Incassoratio 2013 (%)

-

33

56

Incassoratio 2014 (%)

-

-

23

1 Ipsos, Kennis der verplichtingen en detectiekans 2014. Cijfers voor 2013 zijn niet beschikbaar.

2 UWV, jaarverslag.

3 UWV administratie.

B. Subsidies

Het kabinet heeft in 2013 middelen aan het UWV beschikbaar gesteld voor de aanpak van de werkloosheid onder ouderen op basis van het Actieplan 55-plus werkt. Het plan bevat een subsidieregeling waarmee 55-plussers via de werkgever of op eigen aanvraag scholing(svouchers) kunnen krijgen of die intermediairs een plaatsingsfee toekent wanneer zij een oudere werkzoekende duurzaam (minimaal 3, 6 of 12 maanden) aan een baan helpen. Onder beleidsartikel 11 zijn de uitgaven opgenomen die samenhangen met overige maatregelen binnen het Actieplan, zoals het organiseren van netwerkbijeenkomsten en inspiratiedagen. De doelgroep voor deze aanpak en de bijbehorende subsidieregeling is in 2014 uitgebreid naar 50-plussers30.

C. Ontvangsten

De overheid is eigenrisicodrager voor de WW. Het UWV verhaalt de WW-uitkeringen op de betrokken overheidswerkgever. Dit staat als ontvangsten Uitvoeringsfonds voor de overheid (UFO) op dit artikel van de begroting. De ontvangsten UFO zijn naar verwachting in 2016 gelijk aan 2015. Enerzijds stijgen de ontvangsten UFO als gevolg van taakstellingen bij de overheid. Anderzijds dalen de ontvangsten UFO als gevolg van de aantrekkende arbeidsmarkt. Beide effecten wegen daarbij naar verwachting tegen elkaar op.

Tweede Kamer, 29 544, nr. 540.

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015-2016, 34 300 XV, nr. 2

67

Artikel

  • 6. 
    Ziekte en zwangerschap

Algemene doelstelling De overheid beschermt werknemers tegen de financiële gevolgen

van ziekte en stimuleert hen het werk te hervatten. De overheid beschermt werknemers tegen de financiële gevolgen van zwangerschap.

De overheid vindt dat mensen die ziek worden en waarbij de loonbetalingsverplichting bij ziekte voor de werkgever niet van toepassing is, ook verzekerd moeten zijn van een tijdelijk loonvervangend inkomen. Zij kunnen het verlies aan inkomen daarom voor een periode van twee jaar, gelijk aan de periode van de loonbetalingsverplichting, opvangen met een uitkering op grond van de Ziektewet (ZW). Door middel van verzuimbegeleiding en re-integratie stimuleert de overheid deze werknemers om zo snel mogelijk weer aan het werk te gaan.

Ook tijdens de periode van zwangerschaps- en bevallingsverlof voorziet de overheid in een tijdelijk loonvervangend inkomen. Op grond van de Wet arbeid en zorg (WAZO) komen zwangere werkneemsters en zelfstandigen in aanmerking voor een uitkering.

Mensen die lijden aan de ziekte maligne mesothelioom of asbestose door blootstelling aan asbest, kunnen van de overheid een tegemoetkoming of een voorschot op een schadevergoeding ontvangen op grond van de Regeling tegemoetkoming asbestslachtoffers (TAS).

Werknemers in Caribisch Nederland die door ziekte of zwangerschap met loonderving geconfronteerd worden, ontvangen een uitkering op grond van de Ziekteverzekering (ZV).

Rol en verantwoordelijkheid De Minister financiert de inkomensondersteuning met begrotingsgefi-

nancierde uitkeringsregelingen. Bij de premiegefinancierde uitkeringsregelingen regisseert de Minister. Hij is in deze rollen verantwoordelijk voor:

De vormgeving, het onderhoud en de werking van het stelsel van weten regelgeving;

De vaststelling van het niveau van de uitkeringen van de onderscheiden regelingen;

De sturing van en het toezicht op de rechtmatige, doeltreffende en doelmatige uitvoering door het UWV en de SVB; De organisatie van de eigen uitvoering binnen het verband van de Rijksdienst Caribisch Nederland (RCN).

Beleidswijzigingen Het zwangerschapsverlof van vrouwen die in verwachting zijn van een

meerling wordt uitgebreid met 4 weken. Dit zogenoemde meerlingenverlof gaat 8 tot 10 weken voor de vermoedelijke datum van bevalling in. De beleidswijziging is het gevolg van het amendement Heerma bij de behandeling van de Wet modernisering regelingen voor verlof en arbeidtijden d.d. 9 oktober 201431. Een groot deel van de doelgroep ontvangt nu nog een uitkering in het kader van de Ziektewet, omdat zij conform de richtlijn van de Nederlandse Vereniging voor Arbeids- en Bedrijfsgeneeskunde (NVAB) vanaf de tiende week voor de verwachte datum van bevalling gebruik maken van ziekteverlof. Vanaf 1 april 2016 krijgen de vrouwen recht op een vervroeging van het zwangerschapsverlof.

31 Tweede Kamer, 32 855, nr. 24.

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015-2016, 34 300 XV, nr. 2

68

Budgettaire gevolgen van beleid

 

Tabel 6.1 Begrotingsuitgaven en -ontvanj

jsten artikel 6 (x € 1.000)

       

-

     

artikelonderdeel

2014

2015

2016

2017

2018

2019

2020

Verplichtingen

6.430

7.483

7.416

7.467

7.568

7.673

7.828

Uitgaven

6.430

7.483

7.416

7.467

7.568

7.673

7.828

waarvan juridisch verplicht (%)

   

100%

       

Inkomensoverdrachten

6.430

7.483

7.476

7.467

7.568

7.673

7.828

TAS

3.900

4.390

4.273

4.273

4.273

4.273

4.273

Ziekteverzekering (Caribisch Nederland)

2.530

3.093

3.143

3.194

3.295

3.400

3.555

Ontvangsten

836

0

0

0

0

0

0

Budgetflexibiliteit

Inkomensoverdrachten:

De inkomensoverdrachten zijn gebaseerd op wet- en regelgeving en derhalve voor 100% juridisch verplicht. Het betreft uitkeringslasten TAS en uitkeringslasten ziekteverzekering Caribisch Nederland.

Tabel 6.2 Premiegefinancierde uitgaven en ontvangsten artikel 6 (x € 1.000

 
 

2014

2015

2016

2017

2018

2019

2020

Uitgaven

2.687.920

2.608.304

2.648.220

2.673.997

2.718.068

2.763.970

2.803.298

Inkomensoverdrachten

2.687.920

2.608.304

2.595.413

2.592.945

2.607.884

2.623.955

2.633.223

ZW

1.525.377

1.494.661

1.457.390

1.441.150

1.443.497

1.448.088

1.450.062

ZW eigen-risicodragers1

54.307

0

0

0

0

0

0

WAZO2

1.108.236

1.113.643

1.138.023

1.151.795

1.164.387

1.175.867

1.183.161

Nominaal

0

0

52.807

81.052

110.184

740.075

170.075

Ontvangsten

0

0

0

0

0

0

0

1 De ZW-uitkeringslasten van eigen risicodragers worden vanaf 2015 niet meer in de SZW-begroting opgenomen en zijn daarom per 2015 op nul gesteld.

2 Inclusief uitgaven aan de regeling Zelfstandig en Zwanger (ZEZ).

Toelichting financiële instrumenten A. Inkomensoverdrachten

A1. Tegemoetkoming asbestslachtoffers (TAS)

Mensen die lijden aan de ziekte maligne mesothelioom of asbestose als gevolg van blootstelling aan asbest kunnen een tegemoetkoming ontvangen op grond van de TAS. Indien zij de ziekte maligne mesothelioom of asbestose hebben gekregen door te werken met asbest (in dienst van een werkgever) of maligne mesothelioom hebben opgelopen via werkkleding van een huisgenoot, dan is de (voormalige) werkgever hiervoor aansprakelijk en kunnen zij een schadevergoeding bij de werkgever eisen. Dit kan echter lang duren. Tegelijkertijd is de levensverwachting van mensen met de ziekte maligne mesothelioom vaak erg kort. De TAS heeft tot doel asbestslachtoffers bij leven maatschappelijke erkenning te bieden in de vorm van een tegemoetkoming. Deze wordt vaak uitgekeerd in de vorm van een voorschot. Als de (voormalige) werkgever later alsnog een schadevergoeding betaalt wordt de tegemoetkoming hiermee verrekend. De TAS wordt uitgevoerd door de SVB.

Wie komen ervoor in aanmerking?

Mensen die ziek zijn geworden door het werken met asbest, krijgen een voorschot als:

bij hen maligne mesothelioom of asbestose is vastgesteld;

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015-2016, 34 300 XV, nr. 2

69

  • • 
    zij, of in het geval van maligne mesothelioom, een huisgenoot in loondienst bij een werkgever in Nederland werkten;
  • • 
    zij, of in het geval van maligne mesothelioom, een huisgenoot op het werk zijn blootgesteld aan asbest;
  • • 
    zij nog geen schadevergoeding hebben gekregen of een schadevergoeding hebben ontvangen die lager is dan € 19.417.

Hoe hoog is de TAS?

Zowel het voorschot als de tegemoetkoming is in 2015 € 19.417. Dit is een eenmalige uitkering. De hoogte van de TAS volgt de ontwikkeling van het wettelijk minimumloon.

Budgettaire ontwikkelingen

De uitkeringslasten zijn nagenoeg constant. De verwachte uitgaven liggen in 2015 iets hoger dan de jaren erna, vanwege een nabetaling aan de SVB in verband met de afrekening over 2014.

Beleidsrelevante kerncijfers

 
       

Tabel 6.3 Kerncijfers TAS1

     
 

Realisatie

Raming

Raming

 

2014

2015

2016

Aantal toekenningen voorschot TAS (x 1.000 uitkeringen)

0,4

0,4

0,4

•toekenning i.v.m. maligne mesothelioom

0,32

0,4

0,4

•toekenning i.v.m. asbesthose

<0,12

<0,1

<0,1

Aantal terugontvangen voorschotten TAS (x 1.000 uitkeringen)

0,1

0,2

0,2

Aantal toekenningen maligne mesothelioom bij leven ten opzichte van totaal aantal

     

toekenningen (%)

85

_3

_3

1 SVB, jaarverslag.

2 SVB juninota.

3 Deze cijfers worden niet geraamd.

A2. Ziekteverzekering (ZV) (Caribisch Nederland)

Werknemers in Caribisch Nederland die door ziekte of zwangerschap met loonderving geconfronteerd worden, ontvangen een uitkering (ziekengeld) op grond van de Ziekteverzekering. De uitkering is gerelateerd aan het loon van de werknemer.

Budgettaire ontwikkelingen

Door de verhoging van de AOV-gerechtigde leeftijd (zie ook beleidsartikel 8) lopen de uitkeringen van de ZV langer door. Hierdoor nemen de uitkeringslasten ZV-Caribisch Nederland in de komende jaren in geringe mate toe.

Beleidsrelevante kerncijfers

Realisatie Raming Raming

2014 2015 2016

Volume Ziekteverzekering (x 1.000 uitkeringen, ultimo) 0,3 0,3 0,3

1 SZWunitRCN.

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015-2016, 34 300 XV, nr. 2

70

A3. Ziektewet (ZW)

De ZW geeft zieke werknemers het recht op een uitkering als zij geen werkgever meer hebben die in geval van ziekte loon moet doorbetalen. De ZW bevat minimumnormen voor re-integratie. De ZW geldt ook voor een beperkte groep werknemers die wel in dienst zijn van een werkgever, namelijk werknemers die tijdelijk ongeschikt zijn voor het verrichten van hun werk (wegens arbeidsongeschiktheid als gevolg van zwangerschap en orgaandonatie) en werknemers met een zogenaamde no-riskpolis. De werkgever mag de ZW-uitkering dan verrekenen met het loon dat hij moet doorbetalen. De ZW wordt uitgevoerd door het UWV of door werkgevers zelf wanneer zij ervoor gekozen hebben om eigenrisicodrager te zijn voor de ZW-uitkeringslasten.

Wie komen ervoor in aanmerking?

In aanmerking voor een ziektewetuitkering komen:

Uitzendkrachten (zonder vast contract met het uitzendbureau);

  • • 
    Oproepkrachten (afhankelijk van het soort oproepcontract); Personen met een arbeidscontract dat afloopt tijdens de ziekte; Personen die een WW-uitkering ontvangen en langer dan dertien weken ziek zijn;
  • • 
    Vrouwen die ziek worden als gevolg van zwangerschap of bevalling. Wanneer vrouwen in loondienst werken hebben zij tijdens hun zwangerschapsverlof recht op een uitkering op grond van de Wet arbeid en zorg. Als deze vrouwen door de zwangerschap vóór of na de bevalling ziek worden, ontvangen zij een ZW-uitkering;
  • • 
    Orgaandonoren die door hun donatie tijdelijk niet kunnen werken; Personen met een no-riskpolis die gedeeltelijk arbeidsongeschikt zijn en die binnen vijfjaar nadat ze in dienst zijn gekomen van een werkgever ziek worden;
  • • 
    Ondernemers en directeuren-grootaandeelhouders kunnen alleen een beroep doen op de ZW als zij hiervoor een vrijwillige verzekering hebben.

Hoe hoog is de ZW-uitkering?

De ZW-uitkering bedraagt meestal 70% van het loon dat de betrokkene gemiddeld per dag verdiende in het jaar voordat hij ziek werd. De hoogte van het dagloon is per 1 juli 2015 gemaximeerd op € 199,95 bruto per dag. Hierdoor bedraagt de uitkering maximaal € 3.044,24 bruto per maand. De uitkering duurt maximaal twee jaar. Er zijn enkele uitzonderingen. Orgaandonoren en werkneemsters die arbeidsongeschikt zijn als gevolg van de zwangerschap of bevalling hebben recht op een ZW-uitkering van 100% van het dagloon, wat neerkomt op een uitkering van maximaal € 4.348,91 bruto per maand. Op verzoek van de werkgever kan het UWV de ZW-uitkering van personen die onder de no-riskpolis vallen het eerste jaar op 100% van het dagloon vaststellen.

Budgettaire ontwikkelingen

De uitkeringslasten ZW van de bij het UWV-verzekerde populatie nemen in 2016 af vanwege een daling van het volume bij uitzendkrachten en bij personen met een arbeidscontract dat afloopt tijdens ziekte. Deze daling komt door een stijging van het aantal eigenrisicodragers onder werkgevers van deze vangnetgroepen. Daarnaast dalen de uitkeringslasten ZW als gevolg van maatregelen uit de Wet beperking ziekteverzuim en arbeidsongeschiktheid vangnetters, zoals de keuring op algemeen geaccepteerde arbeid na afloop van het eerste ziektejaar en de introductie van financiële prikkels voor werkgevers middels premiedifferentiatie.

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015-2016, 34 300 XV, nr. 2

71

De ZW-uitkeringslasten van eigenrisicodragers worden vanaf 2015 niet meer in de SZW-begroting opgenomen en zijn daarom op nul gesteld. De uitvoering van de ZW, zowel het betalen van de uitkering als de beheersing van de ziektelasten, ligt bij eigenrisicodragers grotendeels in handen van de werkgevers. Het UWV heeft hierin een beperkte rol. Dit betekent ook dat over deze groep geen gegevens uit een centrale administratie van ziektewetlasten beschikbaar zijn. Voorheen werd voor de ziektewetlasten eigenrisicodragers daarom een schatting gemaakt. Deze is echter inmiddels met te veel onzekerheid omgeven, omdat het aantal werkgevers dat voor het eigenrisicodragerschap kiest steeds groter wordt.

Beleidsrelevante kerncijfers

Het volume van de uitstroom ligt in 2014 veel hoger dan de instroom. Dit komt doordat de instroom alleen het aantal toegekende ZW-meldingen omvat. De uitstroom omvat ook de beëindigingen van ZW-meldingen waarbij geen bedrag is toegekend, waaronder de ZW-meldingen waarbij het herstel binnen de wachtdagen heeft plaatsgevonden.

 
       

Tabel 6.5 Kerncijfers ZW1

 

Realisatie 2014

Raming 2015

Raming 2016

Volume ZW (x 1.000 uitkeringsjaren)

92

88

85

Instroom ZW (x 1.000 uitkeringen)2

203

-

-

Uitstroom ZW (x 1.000 uitkeringen)2

270

-

-

1 UWV, jaarverslag.

2 In- en uitstroom worden niet geraamd.

Handhaving

In 2014 zijn voor het eerst gegevens beschikbaar over de detectiekans en de kennis van de verplichtingen voor de Ziektewet. Beide waarden liggen op een vergelijkbaar niveau als bij de andere uitkeringen. De incassoratio 2013 is toegenomen met 20 procentpunt. Dit betekent dat na twee jaar (eind 2014) 49% van de over 2013 terug te vorderen uitkeringen en boetes is geïncasseerd. De eerste meting voor de incassoratio van in 2014 ontstane vorderingen op uitkeringen en boetes is 11%, dat is lager dan de incassoratio 2013 in het eerste jaar. Algemene opmerkingen over de kerncijfers fraude en handhaving zijn in de leeswijzer opgenomen.

 

Tabel 6.6 Kerncijfers ZW (fraude en handhaving)

 

Realisatie 2012

Realisatie 2013

Realisatie 2014

Preventie1

Gepercipieerde detectiekans (%) Kennis van de verplichtingen (%)

-

-

79 94

Opsporing2

Aantal geconstateerde overtredingen met financiële benadeling (x 1.000) Totaal benadelingbedrag (x€ 1 min)

1,6 2,4

1,6 4,0

1,2 3,5

Terugvordering3 Incassoratio 2013 (%) Incassoratio 2014 (%)

-

29

49 11

1 Ipsos «Kennis der verplichtingen en detectiekans 2014». De preventiecijfers van de ZW zijn niet eerder gemeten.

2 UWV, jaarverslag.

3 UWV administratie.

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015-2016, 34 300 XV, nr. 2

72

A4. Wet arbeid en zorg (WAZO)

De WAZO bundelt een aantal wettelijke verlofvormen, zoals het zwangerschaps- en bevallingsverlof, kraamverlof, adoptie- en pleegzorg-verlof, ouderschapsverlof en kort- en langdurend zorgverlof. Soms bestaat er recht op (gedeeltelijke) loondoorbetaling of op een uitkering (zwangerschaps- en bevallingsuitkering en adoptie- en pleegzorguit-kering). Deze uitkeringen op grond van de WAZO worden uitgevoerd door het UWV.

Wie komen ervoor in aanmerking?

In aanmerking voor een zwangerschaps- en bevallingsuitkering komen:

  • • 
    Vrouwelijke werknemers;
  • • 
    Andere vrouwelijke verzekerden voor de ZW (o.a. thuiswerksters en vrouwen die een ZW-, WW- of loongerelateerde WGA-uitkering ontvangen);
  • • 
    Vrouwelijke vrijwillig verzekerden voor de ZW;
  • • 
    Vrouwen van wie de vermoedelijke bevallingsdatum binnen 10 weken na het einde van de verplichte ZW-verzekering ligt, evenals vrouwen die later uitgerekend zijn, maar die toch binnen 10 weken na het einde van de verplichte verzekering bevallen.

Er is een afzonderlijke uitkeringsregeling voor zwangere zelfstandigen, de regeling Zelfstandig en Zwanger (ZEZ). Vrouwelijke zelfstandigen, directeuren-grootaandeelhouders, meewerkende echtgenoten en beroepsbeoefenaars op arbeidsovereenkomst (hulpen in de huishouding voor minder dan vier dagen per week) hebben gedurende ten minste 16 weken recht op een uitkering. Zie ook beleidsartikel 12.

Hoe hoog is de WAZO?

De zwangerschaps- en bevallingsuitkering en de adoptie- en pleegzorguit-kering bedraagt 100% van het laatstverdiende loon, tot een maximum van 100% van het maximumdagloon. Dit is per 1 juli 2015 gelijk aan € 4.348,91 bruto per maand. De hoogte van de uitkering voor zelfstandigen is maximaal het wettelijk minimumloon (per 1 juli 2015 € 1507,80 bruto per maand).

Budgettaire ontwikkelingen

Als gevolg van een verwachte lichte toename van het aantal geboorten in 2016, zullen de uitgaven voor zwangerschap- en bevallingsverlof met ongeveer € 25 miljoen toenemen. De kosten voor het meerlingenverlof zijn geraamd op € 0,6 miljoen op jaarbasis.

Beleidsrelevante kerncijfers

:

Realisatie 2014

Raming 2015

Raming 2016

Totaal aantal toekenningen zwangerschap- en bevallingsverlofuitkering (x 1.000) Aantal toekenningen werknemers (x 1.000) Aantal toekenningen zelfstandigen (x 1.000)

139 130

8,6

140 130 9,7

143 133 9,7

1 UWV, jaarverslag.

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015-2016, 34 300 XV, nr. 2

73

Artikel

  • 7. 
    Kinderopvang

Algemene doelstelling De overheid biedt financiële ondersteuning aan werkende ouders

voor kinderopvang en bevordert de kwaliteit van kinderopvang.

De overheid hecht aan goede en financieel toegankelijke kinderopvang, zodat ouders arbeid en zorg kunnen combineren en kinderen goed toegerust zijn op het primair onderwijs. Voor de bevordering van de arbeidsparticipatie is het belangrijk dat ouders van jonge kinderen actief blijven op de arbeidsmarkt. Bovendien zorgt goede kinderopvang er ook voor dat kinderen worden gestimuleerd in hun ontwikkeling.

Om de kwaliteit van kinderopvang te bevorderen heeft de overheid in de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen (Wko) vastgesteld aan welke eisen de kinderopvangvoorzieningen moeten voldoen. De GGD houdt hier toezicht op. Daarnaast steunt de Minister via subsidies projecten ter verbetering van de kwaliteit van kinderopvang. Dit om ervoor te zorgen dat ouders hun kind naar een kinderopvangvoorziening kunnen sturen die van goede kwaliteit is. De kinderopvangondernemers zijn verantwoordelijk voor het goed functioneren van de kinderopvang. Gastouderbureaus en gastouders zijn verantwoordelijk voor de kwaliteit van gastouderopvang. Ouders hebben een eigen verantwoordelijkheid bij de keuze voor een kinderopvangvoorziening en kunnen hun invloed onder andere via de oudercommissies uitoefenen.

Rol en verantwoordelijkheid De Minister regisseert met wet- en regelgeving het stelsel, financiert

met de kinderopvangtoeslag (KOT) het gebruik van kinderopvang en stimuleert met subsidies de bevordering van de kwaliteit van kinderopvang. Hij is in deze rollen verantwoordelijk voor:

De vormgeving, het onderhoud en de werking van het stelsel van weten regelgeving;

Het vaststellen van de hoogte van de kinderopvangtoeslag en de voorwaarden waaronder deze wordt toegekend; Het ter beschikking stellen van middelen aan gemeenten via het Gemeentefonds ter financiering van toezicht en handhaving op de kinderopvang en het peuterspeelzaalwerk; Het borgen van de kwaliteit van toezicht en handhaving; Het bevorderen van de kwaliteit van de kinderopvang en het peuterspeelzaalwerk.

De Minister van Financiën is uitvoeringsverantwoordelijk voor de sturing en het toezicht op de rechtmatige, doeltreffende en doelmatige uitvoering van de KOT door de Belastingdienst.

Beleidswijzigingen Belangrijke wijzigingen op dit beleidsterrein zijn:

Het kabinet intensiveert structureel circa € 290 miljoen in de kinderopvangtoeslag. Vanaf 2016 worden de toeslagpercentages in de eerste en de tweede kindtabel (voor twee kinderen en meer) voor iedereen verhoogd. In beide tabellen worden de percentages opgehoogd met 5,8 procentpunt waarbij de allerhoogste toeslagpercentages in de eerste en de tweede kindtabel zijn gemaximeerd op respectievelijk 93% en 94%.

In 2016 is de inwerkingtreding van het wetsvoorstel voor het personenregister kinderopvang en peuterspeelzaalwerk voorzien32. Dit ten behoeve van de continue screening van alle personen die op grond

Tweede Kamer, 34 195, nr. 2.

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015-2016, 34 300 XV, nr. 2

74

van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen over een juiste verklaring omtrent gedrag (VOG) moeten beschikken. Hiermee wordt bijgedragen aan het verder vergroten van de veiligheid van kinderen binnen de kinderopvang en het peuterspeelzaalwerk en het verminderen van de administratieve lasten.

Het kabinet zet in op verdere harmonisatie van peuterspeelzalen en kinderopvang, waarbij verschillen tussen de twee voorzieningen worden weggenomen. Hierbij wordt de financieringsstructuur voor werkende ouders vanaf 2018 gelijk getrokken33. Hiervoor zal in het voorjaar van 2016 een wetsvoorstel aan de Tweede Kamer worden aangeboden.

In het kader van «Het Nieuwe Toezicht» wordt gewerkt aan herijking van de kwaliteitseisen voor de kinderopvang en het peuterspeelzaal-werk34 en de aanpassing van het toezicht daarop. Heldere doelen, duidelijke eisen en beter kwaliteit zijn de uitgangspunten. Dit moet leiden tot eenvoudiger en doeltreffender regelgeving en toezicht, meer gericht op de pedagogische kwaliteit van de opvang en minder op structurele randvoorwaarden. Hiertoe zal in 2016 een wetsvoorstel aan de Tweede Kamer worden aangeboden.

In het kader van Directe Financiering35 wordt in 2016 verder gewerkt aan de voorbereiding van een nieuwe financieringssystematiek in de kinderopvangsector. In 2016 zal hiervoor een wetsvoorstel worden aangeboden aan de Tweede Kamer.

Budgettaire gevolgen van beleid

-

Tabel 7.1 Begrotingsuitgaven en -ontvangsten artikel 7 (x€ 1.000)

artikelonderdeel 2014 2015 2016 2017 2018 2019 2020

 

Verplichtingen

2.192.340

2.194.777

2.365.471

2.400.090

2.418.555

2.435.880

2.452.270

Uitgaven

2.188.829

2.194.777

2.365.471

2.400.090

2.418.555

2.435.880

2.452.270

waarvan juridisch verplicht (%)

   

100%

       

Inkomensoverdrachten

2.175.037

2.173.965

2.345.150

2.385.352

2.405.363

2.422.088

2.438.117

Kinderopvangtoeslag

2.175.037

2.173.965

2.345.150

2.385.352

2.405.363

2.422.088

2.438.117

Subsidies

4.750

5.772

7.572

4.895

4.606

4.600

4.600

Kinderopvang

4.150

5.712

7.512

4.895

4.606

4.600

4.600

Opdrachten

4.200

4.690

5.454

3.034

2.636

9.192

9.553

Bijdrage aan agentschappen

5.442

10.410

7.355

6.809

5.950

0

0

DUO

5.442

7.611

5.950

5.950

5.950

0

0

Justis

0

583

440

160

0

0

0

Centraal informatiepunt beroepen gezond-

             

heidszorg

0

2.216

965

699

0

0

0

Ontvangsten

1.503.008

1.527.121

1.432.185

1.419.277

1.405.343

1.398.525

1.396.785

Ontvangsten algemeen

449.699

435.408

340.472

327.564

313.630

306.812

305.072

Werkgeversbijdrage kinderopvang

1.053.309

1.091.713

1.091.713

1.091.713

1.091.713

1.091.713

1.091.713

Budgetflexibiliteit Inkomensoverdrachten:

De inkomensoverdrachten zijn gebaseerd op wet- en regelgeving en derhalve voor 100% juridisch verplicht. Het betreft uitkeringslasten kinderopvangtoeslag. Subsidies:

Tweede Kamer, 31 322, nr. 279. Tweede Kamer, 31 322, nr. 280. Tweede Kamer, 31 322, nr, 277.

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015-2016, 34 300 XV, nr. 2

75

De subsidies zijn voor 71% juridisch verplicht. Het gaat daarbij hoofdzakelijk om subsidies gericht op de bevordering van kwaliteit van kinderopvang, op toezicht en handhaving in de gastouderopvang, op de harmonisatie van kwaliteitseisen in kinderopvang en peuterspeelzalen en op de versterking van de positie van ouders in het klachtrecht. Opdrachten:

De opdrachten zijn voor 12% juridisch verplicht. De juridisch verplichte uitgaven betreffen onder andere kosten voor onderzoek, gegevenslevering en projecten. Bijdrage aan agentschappen:

De bijdrage aan agentschappen is gebaseerd op wet- en regelgeving en derhalve voor 100% juridisch verplicht. Het gaat daarbij hoofdzakelijk om het beheer en de ontwikkeling van registers, de uitvoering van subsidieopdrachten en het toerusten van vertrouwensinspecteurs.

Toelichting financiële instrumenten A. Inkomensoverdrachten

Kinderopvangtoeslag (KOT)

Ouders die betaalde arbeid verrichten en ouders die tot een doelgroep behoren zoals omschreven in de Wko, ontvangen een inkomensafhankelijke bijdrage in de kosten van kinderopvang: de kinderopvangtoeslag. Hierbij geldt de voorwaarde dat zij hun kinderen naar een kinderopvanginstelling of gastouder brengen die voldoet aan de eisen van de Wko en derhalve geregistreerd is in het Landelijk Register Kinderopvang en Peuterspeelzalen (LRKP). De KOT wordt uitgevoerd door Belastingdienst/ Toeslagen. DUO verzorgt de inschrijving in het register buitenlandse kinderopvang en de SVB is verantwoordelijk voor de uitbetaling van de aanvulling op de KOT in het buitenland.

Wie komt ervoor in aanmerking?

  • • 
    Ouders die arbeid en zorg voor kinderen combineren en beide werken (werknemers en zelfstandigen);
  • • 
    Alleenstaande ouders die arbeid en zorg voor kinderen combineren (werknemers en zelfstandigen);

Doelgroepouders, bijvoorbeeld ouders die studeren of deelnemen aan een traject om weer aan het werk te komen.

Hoe hoog is de kinderopvangtoeslag?

De hoogte van de kinderopvangtoeslag is van een aantal aspecten afhankelijk:

Hoogte van het verzamelinkomen;

Hoogte van de werkelijk betaalde uurprijs (tot aan de maximum uurprijs);

Het kind waar de opvang betrekking op heeft: voor het eerste kind geldt een andere toeslag dan voor tweede en volgende kinderen; De opvangsoort: dagopvang, buitenschoolse opvang en gastouderopvang kennen een verschillend maximumuurtarief waarvoor ouders een toeslag kunnen ontvangen;

Het aantal gewerkte uren door de ouder die de minste uren per jaar werkt dan wel de periode waarin een traject naar werk gevolgd wordt; Het aantal uren dat gebruik wordt gemaakt van een kinderopvangvoorziening.

Budgettaire ontwikkelingen

De verhoging van de toeslagpercentages leidt tot structureel hogere uitgaven aan kinderopvangtoeslag van circa € 290 miljoen. In 2016 leidt de intensivering tot € 220 miljoen hogere uitgaven aan kinderopvang-

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015-2016, 34 300 XV, nr. 2

76

toeslag. Dit bedrag ligt lager dan het structurele bedrag omdat ouders niet direct hun gedrag (kunnen) aanpassen.

Vanwege het gedaalde uitgavenniveau de afgelopen jaren dalen daardoor de nabetalingen over die jaren. Dit heeft een drukkend effect op het uitgavenniveau, met name in 2016 en 2017.

In 2017 loopt de maatregel af waarbij het recht op kinderopvangtoeslag was opgerekt naar zes maanden werkloosheid (in plaats van drie maanden). Hierdoor dalen de uitgaven met circa € 17 miljoen vanaf 2017.

Beleidsrelevante kerncijfers

De kerncijfers met betrekking tot het gebruik van kinderopvangtoeslag in tabel 7.2 laten een stabiel beeld zien.

 

Tabel 7.2 Kerncijfers gebruik kinderopvang (jaargemiddelden)1

     
 
 

Realisatie 2014

Raming 2015

Raming 2016

Aantal huishoudens dat gebruik maakt van kinderopvangtoeslag (x 1.000)

418

422

428

Aantal kinderen met kinderopvangtoeslag (x 1.000)

     

0-12 jaar

638

643

653

0-4 jaar

305

304

311

4-12 jaar

333

339

342

Deelnamekinderen met kinderopvangtoeslag (%)

     

0-12 jaar

29

29

30

0-4 jaar

43

43

44

4-12 jaar

22

23

23

Aantal uren per kind per maand

     

0-12 jaar

60,3

58,2

59,1

0-4 jaar

83,6

81,0

82,0

4-12 jaar

39,0

37,7

38,3

Gebruik kinderopvangtoeslag naar verzamelinkomen (aantal kinderen met

     

kinderopvangtoeslag x 1.000)

     

Tot 130% wml

58

58

59

130% wml tot Vh x modaal

150

153

156

11/2 x modaal tot 3 x modaal

347

348

353

3 x modaal en hoger

83

84

85

1 SZW-berekeningen op basis van informatie van CBS en Belastingdienst.

Door een onveranderd premiepercentage voor de werkgevers en een stabiel uitgavenpatroon wijzigen de bijdrage per sector nagenoeg niet. De ouderbijdrage per uur verandert alleen door de verhoging van de wettelijk maximum uurprijzen, de toeslagpercentages zijn ongewijzigd.

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015-2016, 34 300 XV, nr. 2

77

 

Tabel 7.3 Kerncijfers kinderoDvana biidraaen sectoren en ouders1

     
       
 

Realisatie

Raming

Raming

 

2014

2015

2016

Bijdragen sectoren (in %):

     

Collectief

62

62

68

Overheid

24

23

31

Werkgevers

38

39

37

Ouder

38

38

33

Wettelijke maximum uurprijs (in €)2:

     

Dagopvang

6,70

6,84

6,89

Buitenschoolse opvang

6,25

6,38

6,42

Gastouderopvang

5,37

5,48

5,52

Ouderbijdrage eerste kind in € per uur voor gezinsinkomen3:

     

130% wml

0,94

0,96

0,56

11/2 x modaal

2,11

2,16

1,77

3x modaal

5,25

5,36

5,00

Ouderbijdrage volgende kind in € per uur voor gezinsinkomen3:

     

130% wml

0,48

0,49

0,41

11/2 x modaal

0,82

0,84

0,45

3x modaal

1,50

1,53

1,14

1 SZW-berekeningen op basis van informatie van Belastingdienst.

2 De maximum uurprijs voor 2015 betreft de vastgestelde maximum uurprijs (en niet een raming).

3 Kosten van kinderdagopvang per uur voor ouders, gegeven de maximum uurprijs en de toeslag die ouders ontvangen.

B. Subsidies

Voor 2016 is er € 7,5 miljoen beschikbaar voor subsidies, dit betreft onder

andere uitgaven aan:

De bevordering van de kwaliteit van kinderopvang, door middel van een subsidie voor de subsidieregeling Versterking Taal- en Interactievaardigheden Beroepskrachten en Gastouders in de Kinderopvang uitgevoerd door het Agentschap SZW en een bijdrage aan Bureau Kwaliteit Kinderopvang;

  • • 
    Toezicht en handhaving door middel van een bijdrage aan een project voor gastouderopvang uitgevoerd door de Stichting Publieke Gezondheid en Veiligheid Nederland in samenwerking met de VNG; De harmonisatie van kwaliteitseisen in kinderopvang en peuterspeelzalen via een bijdrage aan de Brancheorganisatie Kinderopvang voor een project in permanente educatie, en via een bijdrage aan de MO-groep voor de ondersteuning van peuterspeelzaalorganisaties tijdens de harmonisatie.

C. Opdrachten

Voor 2016 is er € 5,5 miljoen beschikbaar voor opdrachten. Het opdrachtenbudget wordt onder andere gebruikt ten behoeve van uitgaven voor de ontwikkeling van instrumenten en daarnaast voor de evaluatie van de subsidieregeling Versterking Taal- en Interactievaardigheden van Beroepskrachten en Gastouders in de Kinderopvang, voor de financiering van huidig toezicht, voor het project Het Nieuwe Toezicht; voor het project «een betere basis voor peuters» en voor diverse onderzoeken.

D. Bijdrage aan agentschappen

Voor 2016 wordt er € 7,4 miljoen uitgegeven aan bijdragen voor agentschappen, dit betreft onder andere:

Een bijdrage aan DUO: dit is bestemd voor de ontwikkeling en beheer van het LRKP, deels in het kader van Continue Screening, het beheer

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015-2016, 34 300 XV, nr. 2

78

van het Register Buitenlandse Kinderopvang en de voorbereidende werkzaamheden Directe Financiering;

Een bijdrage voor het Centraal Informatiepunt Beroepen Gezondheidszorg voor ICT-voorbereiding en -ontwikkeling in het kader van Continue Screening;

Een bijdrage aan Justis, eveneens voor ICT-voorbereiding en -ontwikkeling in het kader van Continue Screening; Daarnaast staan op artikel 98 de uitvoeringskosten voor het Agentschap SZW vermeld waarvan circa € 0,6 miljoen bestemd is voor de uitvoering van de subsidieregeling Versterking Taal- en Interactievaardigheden Beroepskrachten en Gastouders in de Kinderopvang.

E. Ontvangsten

De ontvangsten bestaan uit twee componenten, de ontvangsten algemeen en de werkgeversbijdrage. De ontvangsten algemeen zijn de terugbetalingen door ouders die te veel aan kinderopvangtoeslag hebben ontvangen in eerdere jaren. De daling van de uitgaven in afgelopen jaren leidt tot lagere ontvangsten in de komende jaren. In het proces van aanvragen van de toeslag zijn vooraf meerdere checks ingebouwd. Ook is de afgelopen jaren het toezicht aangescherpt. Dit leidt er toe dat er minder vaak onterecht een voorschot wordt verstrekt, wat leidt tot minder terugbetalingen en dus lagere ontvangsten. Daarnaast verloopt het proces van definitief afrekenen bij de Belastingdienst steeds sneller waardoor een deel van de ontvangsten naar voren is gehaald.

De geraamde ontvangsten werkgeversbijdrage kinderopvang zijn stabiel. De bijdrage betreft een percentage van de totale loonsom (0,5%).

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015-2016, 34 300 XV, nr. 2

79

Artikel

  • 8. 
    Oudedagsvoorziening

Algemene doelstelling De overheid biedt een basisinkomen aan personen die de pensi-

oengerechtigde leeftijd hebben bereikt. De overheid stimuleert de opbouw van en stelt kaders voor de houdbaarheid van aanvullende arbeidspensioenen en draagt zorg voor toezicht op de naleving daarvan.

De overheid vindt dat iedere gepensioneerde minimaal een basisinkomen dient te hebben. Daarom verschaft zij een basispensioen (AOW) aan diegenen die de pensioengerechtigde leeftijd hebben bereikt. Dit is de eerste pijler van het Nederlandse pensioenstelsel. Daarnaast bevordert de overheid het opbouwen van toekomstbestendige aanvullende pensioenen, zodat werknemers na hun pensionering niet te maken krijgen met een grote inkomensachteruitgang. Momenteel bouwt ruim 90% van de werknemers een aanvullend arbeidspensioen op door verplichte deelname aan pensioenregelingen die vertegenwoordigers van werkgevers en werknemers meestal beheren. Met regelgeving en toezicht waarborgt de overheid een zorgvuldig beheer van de ingelegde pensioengelden. Dit betreft de tweede pijler van het Nederlandse pensioenstelsel. In de derde pijler van het pensioenstelsel kunnen mensen facultatief individuele pensioenverzekeringen afsluiten.

De overheid biedt onder voorwaarden een inkomensondersteuning aan AOW-gerechtigden en biedt een overbruggingsuitkering aan mensen die per 1 januari 2013 reeds deelnemen aan een vut- of prepensioenregeling of een daarmee vergelijkbare regeling en die zich niet hebben kunnen voorbereiden op de verhoging van de AOW-leeftijd.

Inwoners van Caribisch Nederland die de pensioengerechtigde leeftijd hebben bereikt, ontvangen een basispensioen op grond van de Algemene Ouderdomsverzekering (AOV). Tevens kent de AOV een partnertoeslag.

Rol en verantwoordelijkheid De Minister financiert de inkomensondersteuning met begrotingsgefi-

nancierde uitkeringsregelingen. Bij de premiegefinancierde uitkeringsregelingen en de aanvullende arbeidspensioenen regisseert de Minister. Hij36 is in deze rollen verantwoordelijk voor:

De vormgeving, het onderhoud en de werking van het stelsel van weten regelgeving;

De vaststelling van het niveau van de uitkeringen van de onderscheiden regelingen voor zover de overheid hier zelf verantwoordelijkheid voor draagt;

De sturing van en het toezicht op de rechtmatige, doeltreffende en doelmatige uitvoering door de SVB;

De vormgeving van het toezicht met betrekking tot de arbeidspensioenen door De Nederlandsche Bank (DNB) en de Autoriteit Financiële Markten (AFM);

De organisatie van de eigen uitvoering binnen het verband van de Rijksdienst Caribisch Nederland (RCN).

Beleidswijzigingen Belangrijke wijzigingen op dit beleidsterrein zijn:

• AOW-leeftijd

In 2016 treedt het wetsvoorstel versnelde verhoging AOW-leeftijd in werking37. Daarmee wordt vanaf 2016 een versnelling aangebracht in

Voor een toelichting wordt verwezen naar de leeswijzer. Stb. 2015, nr. 218.

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015-2016, 34 300 XV, nr. 2

80

de stapsgewijze verhoging van de AOW-leeftijd als gevolg van de Wet verhoging AOW- en pensioenrichtleeftijd. De AOW-leeftijd gaat naar 66 jaar in 2018 en 67 jaar in 2021. Vervolgens wordt de AOW-leeftijd vanaf 2022 gekoppeld aan de levensverwachting. Overbruggingsregeling

Tijdens de plenaire behandeling van het wetsvoorstel versnelde verhoging AOW-leeftijd in de Tweede Kamer38 zijn twee moties aangenomen die tot doel hebben de overbruggingsregeling (OBR) uit te breiden en te verlengen. De regering voert beide moties uit. Ten eerste wordt de OBR uitgebreid voor mensen die tussen 1 januari 2013 en 1 juli 2015 met vroegpensioen zijn gegaan. De OBR overbrugt voor deze groep alleen het AOW-gat voor zover dat het gevolg is van de versnelde verhoging van de AOW-leeftijd omdat deze groep zich niet op die versnelling heeft kunnen voorbereiden. Ten tweede wordt de looptijd van de OBR verlengd tot 1 januari 2023. Hierdoor zullen alle mensen die vóór 1 juli 2015 met VUT- of prepensioen zijn gegaan en vóór 1 januari 2023 de leeftijd van 65 jaar bereiken, onder de werkingssfeer van de OBR vallen. Kostendelersnorm AOW

Het kabinet heeft besloten de invoering van de kostendelersnorm in de AOW uit te stellen van 1 juli 2016 naar 1 januari 20 1 839. Toekomst pensioenstelsel

In 2016 worden, zoals vermeld bij brief van 6 juli 201540, vervolgstappen gezet voor de uitwerking van de hoofdlijnen voor een toekomstbe-stendig pensioenstelsel. Deze worden geconcretiseerd in een dit najaar aan de Tweede Kamer aan te bieden werkprogramma. Hierin wordt in elk geval ingegaan op de thema's waarop nader onderzoek nodig is en op het streven van het kabinet om vanaf 2020 de doorsneesystematiek gefaseerd af te schaffen en over te stappen naar een actuarieel correcte methodiek van pensioenopbouw. Aan de hand van dit werkprogramma zal het kabinet het overleg starten met belanghebbenden, zoals pensioenfondsen, verzekeraars, sociale partners, toezichthouders en andere maatschappelijke organisaties. • Algemeen pensioenfonds

Per 1 januari 2016 wordt beoogd het wetsvoorstel algemeen pensioenfonds in werking te laten treden41. Het algemeen pensioenfonds maakt een nieuwe vorm van bundeling in de uitvoering van pensioenregelingen mogelijk. Optimalisering premieovereenkomst

Het streven is eind 2015 een wetsvoorstel in te dienen dat tot doel heeft met premieregelingen een beter verwacht pensioenresultaat te kunnen realiseren door deelnemers niet langer te verplichten op de pensioendatum hun opgebouwde pensioenvermogen ineens om te zetten in een vaste uitkering. Het conceptwetsvoorstel variabele pensioenuitkering is op 13 juli 2015 voor internetconsultatie gepubliceerd.42 De beoogde datum van inwerkingtreding is 1 juli 2016. In de aanloop naar de inwerkingtreding van dit wetsvoorstel is per 8 juli 2015 tijdelijk de Regeling pensioenknip opnieuw ingevoerd43. Deze maakt het mogelijk om bij premie- en kapitaalovereenkomsten de pensioenuitkering op de ingangsdatum te splitsen in een direct

38 Tweede Kamer, 34 083, nr. 13 en Tweede Kamer, 34 083, nr. 14.

39 Tweede Kamer, 30 169, nr. 41.

40 Tweede Kamer, 32 043, nr. 263.

41 Tweede Kamer, 34 117, nr. 7.

42 Tweede Kamer, 32 043, nr. 264.

43 Staatscourant 2015, nr. 19124.

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015-2016, 34 300 XV, nr. 2

81

ingaande tijdelijke uitkering en een daarop aansluitende levenslange uitkering.

Bevoegdheden ondernemingsraden inzake pensioen Met een in het najaar van 2015 in te dienen wetsvoorstel zal worden geregeld dat ondernemingsraden meer invloed krijgen op bepaalde afspraken over pensioenen in hun bedrijf. Het instemmingsrecht van de OR voor pensioenen wordt daarmee verder uitgebreid. Een advies van de SER vormt de leidraad voor de aanpassingen van de huidige wetgeving. De beoogde datum van inwerkingtreding is 1 juli 2016. Bescherming pensioenopbouw zelfstandigen

Het streven is per 1 januari 2016 het wetsvoorstel vrijlating lijfrenteop-bouw en inkomsten uit arbeid en bevordering vrijwillige voortzetting pensioenopbouw44 in werking te laten treden. Voor de onderdelen van dit wetvoorstel die betrekking hebben op de pensioenen is dit een uitwerking van in het Witteveenakkoord van december 2013 neergelegde afspraken over de verbetering van de positie van zelfstandigen. Wet pensioencommunicatie

Met deze wet worden pensioenuitvoerders ertoe aangezet de deelnemers eerlijk en realistisch te informeren over hun pensioen en de risico's die daaraan zijn verbonden. Deze wet kent een gefaseerde inwerkingtreding; een aantal onderdelen is reeds per 1 juli 2015 inwerking getreden. Per 1 januari 2016 gelden nieuwe eisen rond het uniforme pensioenoverzicht (UPO), zodat dat korter en begrijpelijker wordt. Per 1 juli 2016 moeten pensioenuitvoerders het nieuwe communicatie-instrument «Pensioen 1-2-3» (de nieuwe startbrief) aanbieden, waarmee op hoofdlijnen inzicht wordt gegeven in de belangrijkste kenmerken van de pensioenregelingen. Vanaf deze datum geldt tevens de verplichting om bepaalde informatie beschikbaar te stellen op de website van de pensioenuitvoerder.

Budgettaire oevolcjen van beleid

Tabel 8.1 Begrotingsuitgaven en -ontvangsten artikel 8 (x € 1.000)

 

artikelonderdeel

2014

2015

2016

2017

2018

2019

2020

Verplichtingen

1.011.827

113.337

40.014

36.953

31.544

31.065

32.144

Uitgaven

1.011.827

113.337

40.014

36.953

31.544

31.065

32.144

waarvan juridisch verplicht (%)

   

100%

       

Inkomensoverdrachten

1.011.606

113.087

40.014

36.953

31.544

31.065

32.144

MKOB1

985.000

1.199

0

0

0

0

0

Overbruggingsregeling

11.300

16.628

21.008

17.089

11.978

10.815

12.198

AOV incl. tegemoetkoming

15.254

19.155

19.006

19.864

19.566

20.250

19.946

(Caribisch Nederland)

             

Tegemoetkoming wijziging inkomens-

52

0

0

0

0

0

0

begrip AOW/Anw

             

Tijdelijke regeling inkomensondersteuning

             

AOW

0

76.105

0

0

0

0

0

Opdrachten

221

250

0

0

0

0

0

Opdrachten

221

250

0

0

0

0

0

Ontvangsten

32.212

621

0

0

0

0

0

1 Inclusief Regeling koopkrachttegemoetkoming niet-KOB-gerechtigden met een AOW-pensioen.

Tweede Kamer, 34 227, nr 2.

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015-2016, 34 300 XV, nr. 2

82

Budgetflexibiliteit Inkomensoverdrachten:

De inkomensoverdrachten zijn gebaseerd op wet- en regelgeving en derhalve voor 100% juridisch verplicht. Het betreft uitkeringslasten Overbruggingsregeling en AOV.

 

Tabel 8.2 Premiegefinancierde uitgaven en ontvangsten artikel 8 (x € 1.000)

       
     

artikelonderdeel

2014

2015

2016

2017

2018

2019

2020

Uitgaven

34.119.000

35.704.375

36.748.154

37.294.653

37.608.778

38.092.794

38.502.690

Inkomensoverdrachten

34.7 79.000

35.704.375

35.912.550

35.932.414

35.854.693

35.856.615

35.860.530

AOW

34.119.000

34.856.222

34.978.841

34.990.704

34.905.862

34.903.899

34.906.799

Inkomensondersteuning AOW

0

848.153

933.709

941.710

948.831

952.716

953.731

Nominaal

0

0

835.604

1.362.239

1.754.085

2.236.179

2.642.160

Ontvangsten

0

0

0

0

0

0

0

Toelichting financiële instrumenten A. Inkomensoverdrachten

A1. Overbruggingsregeling AOW (OBR)

De OBR geldt voor mensen die per 1 januari 2013 reeds deelnemen aan een vut- of prepensioenregeling of een daarmee vergelijkbare regeling en die zich niet hebben kunnen voorbereiden op de leeftijdsverhoging van de AOW. De regeling is per 1 oktober 2013 in werking getreden, werkt terug tot 1 januari 2013 en sluit voor nieuwe instroom per 1 januari 2023. Vanaf 2016 wordt de OBR uitgebreid voor mensen die tussen 1 januari 2013 en 1 juli 2015 met vroegpensioen zijn gegaan. De OBR overbrugt voor deze groep alleen het AOW-gat voor zover dat het gevolg is van de versnelde verhoging van de AOW-leeftijd omdat deze groep zich niet op die versnelling heeft kunnen voorbereiden. De OBR kent een inkomenseis en een partner- en vermogenstoets (exclusief eigen woning en pensioenvermogen). De OBR wordt uitgevoerd door de SVB.

Wie komen ervoor in aanmerking?

Het inkomen waarbij er toegang ontstaat tot de OBR bedraagt maximaal 200% van het wettelijk minimumloon voor alleenstaanden en 300% van het wettelijk minimumloon voor paren. Dit is in de tweede helft van 2015 gelijk aan een bruto bedrag van € 3.015,60 per maand (exclusief vakantietoeslag) voor een alleenstaande en € 4.523,40 per maand (exclusief vakantietoeslag) voor een paar.

Voor de vermogenstoets wordt aangesloten bij de grens van het box 3-vermogen uit de Wet Inkomstenbelasting 2001. Het heffingvrije vermogen uit box 3 bedraagt € 21.330 per persoon (2015). Dit betekent voor een (volwassen) eenpersoonshuishouden dat er tot een vermogen van € 21.330 recht bestaat op een overbruggingsuitkering en voor een (volwassen) tweepersoonshuishouden tot een vermogen van € 42.660.

Hoe hoog is de OBR?

De maximale uitkeringshoogte van de overbruggingsregeling is afgeleid van het wettelijk minimumloon en komt netto overeen met de hoogte van het sociaal minimum onder de pensioengerechtigde leeftijd. Inkomen uit arbeid wordt gedeeltelijk en inkomen uit uitkeringen wordt volledig in mindering gebracht op de overbruggingsuitkering. De hoogte is voorts afhankelijk van het aantal verzekerde jaren in de opbouwperiode overeenkomstig de systematiek van de AOW, en begrensd tot de hoogte

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015-2016, 34 300 XV, nr. 2

83

 
 

van het inkomen uit vut- of prepensioen of het daarmee vergelijkbaar inkomen dat aan de OBR vooraf ging.

 

Budgettaire ontwikkelingen

De geraamde uitkeringslasten OBR nemen in 2016 toe ten opzichte van 2015 omdat de duur van de uitkering meegroeit met de AOW-leeftijd. Vervolgens dalen de uitkeringslasten omdat de instroom sterk afneemt.

 

Beleidsrelevante kerncijfers

Tabel 8.3 Kerncijfers OBR1

 

Realisatie Raming Raming 20142 2015 2016

Instroom OBR (x 1.000 uitkeringen)

8,2 10,2 7,3

1 SVB, jaarverslag.

2 Omdat aanvragen die betrekking hadden op 2013 met terugwerkende kracht konden worden aangevraagd, kan een deel van de instroom in 2014 betrekking hebben op 2013

A2. Algemene Ouderdomsverzekering (AOV) (Caribisch Nederland)

Inwoners van Caribisch Nederland die de pensioengerechtigde leeftijd hebben bereikt ontvangen een ouderdomspensioen op grond van de AOV. Naast het ouderdomspensioen wordt op St. Eustatius en Saba een tegemoetkoming verstrekt die recht doet aan de prijsverschillen tussen de eilanden.

Budgettaire ontwikkelingen

Tot 2021 wordt de pensioengerechtigde leeftijd stapsgewijs verhoogd naar 65 jaar. De hogere pensioenleeftijd leidt tot een daling in het volume van het aantal AOV-gerechtigden. Het aantal 60-plussers neemt in deze jaren in geringe mate toe. Hierdoor kunnen de uitgaven van de AOV-Caribisch Nederland jaarlijks fluctueren.

Beleidsrelevante kerncijfers

 
 
 

Realisatie

Raming

Raming

 

2014

2015

2016

Volume AOV (x 1.000 personen, ultimo)

3,9

4,1

4,1

1 SZWunitRCN.

A3. Tijdelijke regeling inkomensondersteuning AOW

Per 1 januari 2015 is een inkomensondersteuning voor AOW-gerechtigden geïntroduceerd die afhankelijk is van de opbouwjaren op grond van de AOW (zie verder A5). Die regeling wordt uitgevoerd door de SVB en gefinancierd uit het Ouderdomsfonds. Omdat de wetgeving voor de premiegefinancierde inkomensondersteuning niet op tijd is aangenomen, is op basis van de tijdelijke regeling gedurende één maand een begro-tingsgefinancierde inkomensondersteuning uitgekeerd met dezelfde bedragen en voorwaarden. De uitgaven onder A3 hebben betrekking op januari 2015.

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015-2016, 34 300 XV, nr. 2

84

A4. Algemene Ouderdomswet (AOW)

De AOW is een volksverzekering en heeft als doel het verschaffen van een basispensioen aan degenen die de pensioengerechtigde leeftijd hebben bereikt. De AOW wordt uitgevoerd door de SVB.

Wie komen ervoor in aanmerking?

ledereen die rechtmatig in Nederland woont tussen de aanvangsleeftijd (in 2016 15 jaar en zes maanden) en de AOW-leeftijd (in 2016 65 jaar en zes maanden) is verplicht verzekerd voor de AOW. Ook als een persoon niet in Nederland woont maar hier wel werkt en op grond daarvan onder de loonbelasting valt, is hij of zij verzekerd.

In 2016 zal de AOW-leeftijd 65 jaar en zes maanden bedragen. Na 2016 zet de geleidelijke verhoging van de AOW-leeftijd door. Vanaf 2016 is de versnelde verhoging van de AOW-leeftijd in werking getreden (zie beleidswijzigingen). De AOW-leeftijd wordt verhoogd naar 66 jaar in 2018 en 67 jaar in 2021. Daarna wordt de AOW-leeftijd gekoppeld aan de levensverwachting.

Is de partner nog niet AOW-gerechtigd, dan heeft de pensioengerechtigde recht op een toeslag. Die toeslag wordt alleen uitgekeerd als de jongste partner geen of weinig eigen inkomen heeft. De toeslag stopt zodra de partner een eigen AOW-pensioen ontvangt. Per 1 januari 2015 is de partnertoeslag gesloten voor nieuwe instroom45.

Hoe hoog is de AOW?

De hoogte van het AOW-basispensioen is gekoppeld aan het wettelijk minimumloon. Alleenstaanden ontvangen 70% van het AOW-normbedrag dat is afgeleid van het wettelijk minimumloon en gehuwden of samenwonenden elk 50%.

EE

aqen per 1 juli 2015, exclusief vakantietoesla

m

Gehuwd / samenwonend1 Alleenstaande

€ 742,04 € 1.088,21

Indien beide partners AOW-gerechtigd zijn ontvangen zij beiden € 742,04.

De bedragen in bovenstaande tabel zijn volledige AOW-pensioenen. Wie pas later in Nederland is komen wonen of een aantal jaren in het buitenland heeft gewoond en daarom niet de volledige opbouw heeft gehad, krijgt een lagere uitkering: voor ieder jaar 2% minder AOW.

Budgettaire ontwikkelingen

Als gevolg van de stijgende levensverwachting en de vergrijzing neemt het AOW-volume de komende jaren toe. Door de stapsgewijze verhoging van de AOW-leeftijd sinds 2013 en de versnelling van deze verhoging vanaf 2016 wordt de toename enigszins afgevlakt. De uitkeringslasten AOW stijgen tot 2018 als gevolg van de toename van het volume. Na 2017 dalen de uitkeringslasten AOW als gevolg van de ingeboekte besparing door de kostendelersnorm in de AOW.

Volledigheidshalve wordt er op gewezen dat in het kader van de Wet verhoging AOW- en pensioenrichtleeftijd deze datum voor pensioengerechtigden die voor 1 januari 2015 zijn gehuwd en in november of december 2014 de leeftijd van 65 jaar bereikten, in artikel 64b AOW is verschoven naar 1 april 2015.

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015-2016, 34 300 XV, nr. 2

85

Beleidsrelevante kerncijfers

Tabel 8.6 Kerncijfers AOW

 
 

Realisatie

Raming

Raming

 

2014

2015

2016

Volume AOW (x 1.000 personen, jaargemiddelde)

3.259

3.329

3.366

Personen met een onvolledige AOW-uitkering (% van totaal, ultimo)

19

19

19

Gemiddeld kortingspercentage AOW-uitkering i.v.m. niet verzekerde jaren (%)

46

46

46

1 SVB, jaarverslag.

Handhaving

De gepercipieerde detectiekans is in 2014 hoger dan in 2012. Personen met een AOW-uitkering denken vaker dan in 2012 dat fraude wordt gesignaleerd. De kennis van de verplichtingen is niet significant toegenomen. De incassoratio 2013 is toegenomen met 26 procentpunt. Dit betekent dat na twee jaar (eind 2014) 65% van de over 2013 terug te vorderen uitkeringen en boetes is geïncasseerd. De eerste meting voor de incassoratio van in 2014 ontstane vorderingen op uitkeringen en boetes is 21%, dat is bijna de helft lager dan de incassoratio 2013 in het eerste jaar. Algemene opmerkingen over de kerncijfers fraude en handhaving zijn in de leeswijzer opgenomen.

 
 
 

Realisatie 2012

Realisatie 2013

Realisatie 2014

Preventie1

     

Gepercipieerde detectiekans (%)

44

-

70

Kennis van de verplichtingen (%)

85

-

89

Opsporing2

     

Aantal geconstateerde overtredingen met financiële benadeling (x 1.000)

3,5

1,3

0,6

Totaal benadelingbedrag (x€ min)

12

5,6

2,7

Terugvordering2

     

Incassoratio 2013 (%)

-

39

65

Incassoratio 2014 (%)

 

-

21

1 Ipsos, Kennis der verplichtingen en detectiekans 2014. Cijfers voor 2013 zijn niet beschikbaar.

2 SVB, jaarverslag.

A5. Inkomensondersteuning AOW

Per 1 januari 2015 is een inkomensondersteuning voor AOW-gerechtigden geïntroduceerd die afhankelijk is van de opbouwjaren op grond van de AOW. De regeling wordt uitgevoerd door de SVB en gefinancierd uit het Ouderdomsfonds.

Wie komen ervoor in aanmerking?

De inkomensondersteuning AOW-gerechtigden (IOAOW) wordt verstrekt aan iedereen die in aanmerking komt voor een AOW-uitkering en woonachtig is in de EU/EER/Zwitserland, verdragslanden of Caribisch Nederland.

Hoe hoog is de inkomensondersteuning AOW?

De hoogte van de IOAOW is afhankelijk van het aantal AOW-opbouwjaren en bedraagt maximaal € 25,35 bruto per maand (prijspeil 2015). De IOAOW wordt jaarlijks geïndexeerd.

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015-2016, 34 300 XV, nr. 2

86

Budgettaire ontwikkelingen

De uitkeringslasten IOAOW bedragen in 2015 naar verwachting € 924 miljoen. Dit is de som van de uitgaven onder A3 en A5. In 2016 bedragen de uitkeringslasten IOAOW naar verwachting € 933 miljoen. Als gevolg van de stijgende levensverwachting en de vergrijzing stijgt het aantal mensen dat recht heeft op IOAOW. Door de stapsgewijze verhoging van de AOW-leeftijd wordt deze stijging enigszins afgevlakt.

Beleidsrelevante kerncijfers

 

Tabel 8.8 Kerncijfers inkomensondersteuning AOW

   

-

 

Realisatie 2014

Raming 2015

Raming 2016

Volume inkomensondersteuning AOW (x 1.000 personen, jaargemiddelde)

_i

3.329

3.366

1 De inkomensondersteuning AOW is ingegaan per 1 januari 2015, er is dus geen realisatie 2014.

Aanvullende arbeidspensioenen Aanvullend pensioen is een arbeidsvoorwaarde. Sociale partners zijn

verantwoordelijk voor de inhoud en de reikwijdte van pensioenregelingen. De overheid stelt regels om te bevorderen dat toezeggingen ook daadwerkelijk worden nagekomen en draagt zorg voor toezicht op de naleving daarvan.

Beleidsrelevante kerncijfers

Als kerncijfers zijn het aantal pensioenfondsen opgenomen en het aantal pensioenfondsen met een dekkingsgraad onder de 130%, alsmede de daarbij betrokken deelnemers en gepensioneerden. De maatstaf van 130% is gekozen omdat een dergelijke dekkingsgraad met de wettelijk vastgestelde mate van zekerheid toereikend is om de pensioenverplichtingen na te komen.

Het aantal pensioenfondsen neemt jaarlijks af. Het gaat hierbij vooral om de pensioenfondsen die vanwege de geringe omvang niet langer in staat zijn om te voldoen aan de eisen die worden gesteld aan een verantwoord beheer.

Het aandeel pensioenfondsen - ook in termen van daarbij betrokken deelnemers en gepensioneerden - met een dekkingsgraad lager dan 130% is vergelijkbaar met dat van voorafgaande jaren.

 

Tabel 8.9 Kerncijfers aanvullende pensioenen1

 
   

Realisatie

Realisatie

Realisatie

   

2012

2013

2014

Totaal aantal pensioenfondsen2

 

305

281

245

Aantal pensioenfondsen met dekkingsgraad <130%

290

263

227

Aantal bij deze fondsen betrokken deelnemers

x 1.000)

5.421

5.266

5.130

Aantal bij deze fondsen betrokken gepensioneerden (x 1.000)

2.992

2.897

2.943

1 DNB, statistiek toezicht pensioenfondsen.

2 Pensioenfondsen zonder eigen verplichtingen, bijvoorbeeld de volledig herverzekerde fondsen, kennen geen dekkingsgraad en zijn daarom niet opgenomen in de tabel.

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015-2016, 34 300 XV, nr. 2

87

Artikel

  • 9. 
    Nabestaanden

Algemene doelstelling

Rol en verantwoordelijkheid

Beleidswijzigingen

Budgettaire gevolgen van beleid

De overheid beschermt nabestaande partners en wezen voor zover nodig tegen de financiële gevolgen van het verlies van partner of ouders.

De overheid vindt dat mensen die geconfronteerd zijn met het overlijden van hun partner of ouder(s) en die vanwege de zorg voor een kind of arbeidsongeschiktheid niet (volledig) in een eigen inkomen kunnen voorzien, verzekerd moeten zijn van financiële ondersteuning. Daarom regelt zij op grond van de Algemene nabestaandenwet (Anw) een nabestaandenuitkering voor de overblijvende partner en een wezenuitkering voor kinderen die beide ouders hebben verloren.

Inwoners van Caribisch Nederland die geconfronteerd zijn met het overlijden van hun partner of ouder(s), hebben op grond van de Algemene weduwen- en wezenverzekering (AWW) recht op een uitkering.

De Minister financiert de inkomensondersteuning met begrotingsgefi-nancierde uitkeringsregelingen. Bij de premiegefinancierde uitkeringsregelingen regisseert de Minister. Hij46 is in deze rollen verantwoordelijk voor:

De vormgeving, het onderhoud en de werking van het stelsel van weten regelgeving;

De vaststelling van het niveau van de uitkeringen van de onderscheiden regelingen;

De sturing van en het toezicht op de rechtmatige, doeltreffende en doelmatige uitvoering door de SVB;

De organisatie van de eigen uitvoering binnen het verband van de Rijksdienst Caribisch Nederland (RCN).

Er zijn in 2016 geen beleidswijzigingen op het terrein van nabestaanden.

Tabel 9.1 Begrotingsuitgaven en -ontvangsten artikel 9 (x

 

artikelonderdeel

2014

2015

2016

2017

2018

2019

2020

Verplichtingen

864

1.055

1.083

1.112

1.147

1.184

1.238

Uitgaven

864

1.055

1.083

1.112

1.147

1.184

1.238

waarvan juridisch verplicht (%)

   

100%

       

Inkomensoverdrachten

864

7.055

1.083

7.772

7.747

7.784

1.238

AWW (Caribisch Nederland)

864

1.055

1.083

1.112

1.147

1.184

1.238

Ontvangsten

0

0

0

0

0

0

0

Budgetflexibiliteit

Inkomensoverdrachten:

De inkomensoverdrachten zijn gebaseerd op wet- en regelgeving en derhalve voor 100% juridisch verplicht. Het betreft uitkeringslasten AWW Caribisch Nederland.

Voor een toelichting wordt verwezen naar de leeswijzer.

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015-2016, 34 300 XV, nr. 2

88

 

Tabel 9.2 Premieqefinancierde uitc

laven en ontvangsten artikel 9 (x € 1.000)

       
               
 

2014

2015

2016

2017

2018

2019

2020

Uitgaven

594.282

471.762

455.745

443.432

429.160

420.253

419.927

Inkomensoverdrachten

594.282

471.762

449.969

434.728

479.767

470.674

409.981

Anw

584.645

463.440

442.003

426.981

412.259

403.284

402.754

Tegemoetkoming Anw

9.637

8.322

7.966

7.747

7.502

7.330

7.227

Nominaal

0

0

5.776

8.704

9.399

9.639

9.946

Ontvangsten

0

0

0

0

0

0

0

Toelichting financiële instrumenten A. Inkomensoverdrachten

A1. Algemene weduwen- en wezenverzekering (AWW) (Caribisch Nederland)

Inwoners van Caribisch Nederland die geconfronteerd zijn met het overlijden van hun partner of ouder(s), hebben op grond van de AWW recht op een uitkering. De SZW-unit bij de Rijksdienst Caribisch Nederland (RCN) is verantwoordelijk voor de uitvoering van deze regeling in Caribisch Nederland.

Budgettaire ontwikkelingen

De stijging van de uitgaven van de AWW wordt verklaard door de verhoging van de AOV-gerechtigde leeftijd (zie ook beleidsartikel 8). Hierdoor lopen de uitkeringen van de AWW langer door.

Beleidsrelevante kerncijfers

 

Tabel 9.3 Kerncijfers AWW Caribisch Nederland

 
 

Realisatie

Raming

Raming

 

2014

2015

2016

Volume AWW (x 1.000 personen, ultimo)

0,3

0,3

0,3

1 SZW unit RCN.

A2. Algemene nabestaandenwet (Anw)

De Anw is een volksverzekering en regelt bij overlijden een uitkering voor de partner en een wezenuitkering voor kinderen die beide ouders hebben verloren. Daarnaast ontvangt iedere Anw-gerechtigde maandelijks de Anw-tegemoetkoming. De Anw wordt door de SVB uitgevoerd.

Wie komen ervoor in aanmerking?

Nabestaande partners komen in aanmerking voor een nabestaanden-uitkering als zij jonger zijn dan de AOW-leeftijd, de partner op de datum van overlijden verzekerd was voor de Anw en de nabestaande: o één of meer kinderen onder de 18 jaar verzorgt, of; o voor minstens 45% arbeidsongeschikt is.

Een kind heeft recht op een wezenuitkering indien beide ouders zijn overleden. Wezen tot 16 jaar hebben altijd recht op een uitkering. De uitkering kan worden verlengd tot 18 jaar wanneer sprake is van arbeidsongeschiktheid van minstens 45%, en tot 21 jaar bij studie of wanneer de wees meer dan 19 uur per week het huishouden verzorgt waartoe minstens één andere wees behoort.

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015-2016, 34 300 XV, nr. 2

89

De Anw maakt geen onderscheid tussen gehuwden en mensen die ongehuwd zijn en samen een huishouding vormen. Daarom wordt gesproken van «partner». Nabestaanden die vóór 1 juli 1996 recht hadden op de voorganger van de Anw, de Algemene Weduwen- en Wezenwet, vallen onder een overgangsregeling.

Hoe hoog is de Anw?

De nabestaandenuitkering bedraagt 70% van het referentieminimumloon. Op de nabestaandenuitkering vindt inkomstenverrekening plaats. Daarbij kent de nabestaandenuitkering een vrijlating voor inkomen uit arbeid. Deze bedraagt 50% van het wettelijk minimumloon, plus eenderde deel van het meerdere inkomen. Inkomen in verband met arbeid (bijvoorbeeld WIA- of WW-uitkering) wordt geheel gekort. Eigen vermogen, de inkomsten uit dit vermogen en particuliere aanvullende nabestaandenpensioenen worden niet gekort op de nabestaandenuitkering. De wezenuitkering bedraagt een percentage van het referentieminimumloon, afhankelijk van de leeftijd van de wees. De hoogte van de wezenuitkering is niet afhankelijk van het inkomen. Nabestaanden of wezen ontvangen naast hun Anw-uitkering ook een tegemoetkoming Anw.

 

Tabel 9.4 Anw bruto maandbedragen (maxima) per 1 juli 2015, exclusief vakantietoeslag

Nabestaandenuitkering

€ 1.138,36

Nabestaandenuitkering met een of meer meerderjarige medebewoners (kostendelersnorm)

€ 1.097,66

Wezenuitkering (wezen tot 10 jaar)

€ 364,28

Wezen uitkering (wezen van 10 jaar tot 16 jaar)

€ 546,41

Wezenuitkering (wezen van 16 tot 21 jaar)

€ 728,55

Tegemoetkoming Anw

€ 16,65

Budgettaire ontwikkelingen

De uitkeringslasten dalen voornamelijk omdat de groep nabestaanden die bij inwerkingtreding van de huidige Anw al recht hadden op diens voorganger, de Algemene Weduwen- en Wezenwet, de komende jaren voor een groot deel uitstroomt vanwege het bereiken van de AOW-leeftijd.

Daarnaast dalen de uitkeringslasten omdat er geen recht meer kan ontstaan op Anw op grond van leeftijd. De groep Anw-gerechtigden die vóór 1950 geboren is, en daar hun recht op Anw aan ontleent, is volledig uitgestroomd op 1 april 2015 en kan vanaf die datum ook niet meer instromen omdat die groep reeds de AOW-leeftijd heeft bereikt.

Beleidsrelevante kerncijfers

Het aantal Anw-uitkeringen daalt licht, zoals hierboven toegelicht.

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015-2016, 34 300 XV, nr. 2 90

 

Tabel 9.5 Kerncijfers Anw1

     
       
 

Realisatie

Raming

Raming

 

20142

2015

2016

Volume Anw (x 1.000 uitkeringsjaren, jaargemiddelde) Volume Anw (x 1.000 personen, jaargemiddelde)

37 47

33 42

32 40

Onderverdeling volume Anw:

Volume nabestaandenuitkering (x 1.000 uitkeringsjaren, jaargemiddelde), ingang

recht voor 1 juli 1996

  • • 
    waarvan nabestaanden met kind

•waarvan nabestaandenuitkering o.g.v. arbeidsongeschiktheid3

12 <0,1 11

11

< 0,1 10

9

< 0,1 9

Volume nabestaandenuitkering (x 1.000 uitkeringsjaren, jaargemiddelde), ingang

recht na 1 juli 1996

  • • 
    waarvan nabestaanden met kind

•waarvan nabestaandenuitkering o.g.v. arbeidsongeschiktheid3

25 9 16

21 9 12

22 9 12

Volume wezenuitkering (x 1.000 uitkeringsjaren, jaargemiddelde)

1,4

1,4

1,4

1 SVB, jaarverslag.

2 SVB, juninota. De in het SVB-jaarverslag gepresenteerde uitkeringsjaren zijn excl. de uitkeringen die binnen het begrotingsjaar (2014) met terugwerkende kracht zijn verstrekt. De in de juninota van de SVB gepresenteerde uitkeringsjaren wel incl. terugwerkende kracht binnen het begrotingsjaar (2014).

3 Inclusief de groep die tot 1 april 2015 in aanmerking kwam o.g.v. leeftijd (geboren vóór 1950).

Handhaving

De gepercipieerde detectiekans is fors toegenomen. Personen met een Anw-uitkering denken veel vaker dan in 2012 dat fraude wordt gesignaleerd. Hoewel de kennis van de verplichtingen nog altijd hoog is, is de afname statistisch significant. Dit komt met name doordat personen met een Anw-uitkering in 2014 in vergelijking met 2012 minder goed op de hoogte zijn van de regels omtrent het melden van wijzigingen in inkomen. De incassoratio 2013 is toegenomen met 9 procentpunt. Dit betekent dat na twee jaar (eind 2014) 30% van de over 2013 terug te vorderen uitkeringen en boetes is geïncasseerd. De eerste meting voor de incassoratio van in 2014 ontstane vorderingen op uitkeringen en boetes is 12%, dat is lager dan de incassoratio 2013 in het eerste jaar. Algemene opmerkingen over de kerncijfers fraude en handhaving zijn in de leeswijzer opgenomen.

 

Tabel 9.6 Kerncijfers Anw (fraude en handhaving)

     
       
 

Realisatie

Realisatie

Realisatie

 

2012

2013

2014

Preventie1

     

Gepercipieerde detectiekans (%)

61

-

83

Kennis van de verplichtingen (%)

95

-

90

Opsporing2

     

Aantal geconstateerde overtredingen met financiële benadeling (x 1.000)

0,5

0,2

0,1

Totaal benadelingbedrag (x€ 1 min)

4,1

1,9

1,9

Terugvordering2

     

Incassoratio 2013 (%)

-

21

30

Incassoratio 2014 (%)

-

-

12

1 Ipsos, Kennis der verplichtingen en detectiekans 2014; cijfers voor 2013 zijn niet beschikbaar.

2 SVB, jaarverslag.

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015-2016, 34 300 XV, nr. 2

91

Artikel

  • 10. 
    Tegemoetkoming ouders

Algemene doelstelling De overheid biedt een financiële tegemoetkoming aan ouders of

verzorgers voor de kosten van kinderen.

De overheid biedt ouders of verzorgers een financiële tegemoetkoming voor de kosten voor verzorging en opvoeding van kinderen op grond van de Algemene kinderbijslagwet (AKW). Gezinnen met een laag of middeninkomen komen daarnaast in aanmerking voor een tegemoetkoming op grond van de Wet op het kindgebonden budget (WKB).

Rol en verantwoordelijkheid De Minister financiert de tegemoetkoming met uitkeringsregelingen. Hij

is in deze rol verantwoordelijk voor:

De vormgeving, het onderhoud en de werking van het stelsel van weten regelgeving;

De vaststelling van het niveau van de tegemoetkoming op grond van de AKW en de WKB;

De sturing van en het toezicht op de rechtmatige, doelmatige en doeltreffende uitvoering van de AKW door de SVB. De Minister van Financiën is verantwoordelijk voor de rechtmatige, doelmatige en doeltreffende uitvoering van de WKB door de Belastingdienst.

Beleidswijzigingen Belangrijke wijzigingen op dit beleidsterrein zijn:

Kinderbijslagvoorziening BES

Het kabinet is voornemens een kinderbijslagvoorziening in Caribisch Nederland (Bonaire, St. Eustatius en Saba) in te voeren per 1 januari 2016, zoals werd verzocht in een motie van de leden Schouten en Van Laar47. Dit wetsvoorstel lost de bestaande verzilveringsproblematiek van de fiscale kindertoeslag op voor mensen met een inkomen onder de belastingvrije som die wonen op Bonaire, St. Eustatius en Saba, en verbreedt de ondersteuning naar alle kinderen in Caribisch Nederland. De huidige fiscale tegemoetkoming voor kinderen vervalt. Verhoging bedragen kindgebonden budget

Ter ondersteuning van de inkomenspositie van gezinnen wordt het tweede kindbedrag eenmalig in 2016 verhoogd. Dit bedrag zal in 2017 weer met hetzelfde bedrag verlaagd worden. Het bedrag voor derde kinderen en vierde en volgende kinderen wordt per 2016 structureel verhoogd.

Tweede Kamer, 34 000 XV, nr. 36.

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015-2016, 34 300 XV, nr. 2

92

Budgettaire gevolgen van beleid

 

Tabel 10.1 Begrotingsuitgaven en ontvanc

jsten artikel 10 (x€ 1.000)

       

-

               

artikelonderdeel

2014

2015

2016

2017

2018

2019

2020

Verplichtingen Uitgaven

waarvan juridisch verplicht (%)

4.441.886 4.441.886

5.311.167 5.311.167

5.329.468 5.329.468

100%

5.302.483 5.302.483

5.285.071 5.285.071

5.266.157 5.266.157

5.248.384 5.248.384

Inkomensoverdrachten AKW

Kinderbijslagvoorziening BES

WKB

TOG1

TOG-kopje1

4.441.886 3.202.671 0

1.213.415 21.900 3.900

5.311.167 3.238.420 0

2.063.241 5.464 4.042

5.329.468 3.239.515 1.740 2.088.213 0 0

5.302.483 3.223.741 1.740 2.077.002 0 0

5.285.071 3.205.965 1.740 2.077.366 0 0

5.266.157 3.186.997 1.740 2.077.420 0 0

5.248.384 3.169.223 1.740 2.077.421 0 0

Ontvangsten

205.454

239.358

239.915

243.212

244.011

243.954

243.910

1 Geïntegreerd in de AKW.

Budgetflexibiliteit Inkomensoverdrachten:

De inkomensoverdrachten zijn gebaseerd op huidige en toekomstige weten regelgeving en derhalve voor 100% juridisch verplicht. Het betreft uitkeringslasten AKW, kinderbijslagvoorziening BES (Caribisch Nederland) en WKB.

Toelichting financiële instrumenten A. Inkomensoverdrachten

A1. Algemene Kinderbijslag Wet (AKW)

De AKW biedt ouders een tegemoetkoming in de kosten die het opvoeden en verzorgen van kinderen onder de 18 jaar met zich mee brengt. De AKW wordt uitgevoerd door de SVB.

Wie komen ervoor in aanmerking?

Ouders van kinderen tot 18 jaar hebben recht op kinderbijslag. Hoe hoog is de kinderbijslag?

De hoogte van de kinderbijslag hangt af van de leeftijd van het kind. De kinderbijslagbedragen worden per 1 januari 2016 en 1 juli 2016 geïndexeerd. Bij ziekte of handicap of omdat het kind niet thuiswoont om onderwijsredenen kan onder nadere voorwaarden sprake zijn van dubbele kinderbijslag.

 

Tabel 10.2 AKW tegemoetkoming, bedragen per kwartaal per 1 juli 20

   
 

Voor kinderen van:

   

0 t/m 5 jaar

 

€ 191,65

6t/m 11 jaar

 

€ 232,71

12 t/m 17 jaar

 

€ 273,78

Budgettaire ontwikkelingen

Door demografische ontwikkelingen neemt het aantal (werkelijke) kinderen met recht op kinderbijslag in de komende jaren verder af. Het totale budgettair beslag van de kinderbijslag daalt hierdoor na 2016 licht.

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015-2016, 34 300 XV, nr. 2

93

Beleidsrelevante kerncijfers

Tabel 10.3 Kerncijfers AKW1

Realisatie Raming Raming

2014 2015 2016

Aantal gezinnen AKW (x 1.000, jaargemiddelde) 1.922 1.916 1.912

Aantal telkinderen2 AKW (x 1.000, jaargemiddelde) 3.416 3.424 3.419

1 SVB, kwartaalbericht.

2 Aantal keer kinderbijslag dat wordt uitbetaald. Kinderen met dubbele kinderbijslag tellen twee keer mee.

Handhaving

De gepercipieerde detectiekans en de kennis van de verplichtingen zijn beide in enige mate toegenomen. De incassoratio 2013 is toegenomen met 24 procentpunt. Dit betekent dat na twee jaar (eind 2014) 77% van de over 2013 terug te vorderen uitkeringen en boetes is geïncasseerd. De eerste meting voor de incassoratio van in 2014 ontstane vorderingen op uitkeringen en boetes is 65%, dat is hoger dan de incassoratio 2013 in het eerste jaar. Algemene opmerkingen over de kerncijfers fraude en handhaving zijn in de leeswijzer opgenomen.

Tabel 10.4 Kerncijfers AKW (fraude en handhaving)

Realisatie Realisatie Realisatie

2012 2013 2014

Preventie1

Gepercipieerde detectiekans (%) 68 - 71

Kennis van de verplichtingen (%) 76 - 78

Opsporing2

Aantal geconstateerde overtredingen met financiële benadeling (x 1.000) 4,3 2,1 2,3

Totaal benadelingbedrag (x€ 1 min) 2,7 1,7 1,2

Terugvordering2

Incassoratio 2013 (%) 53 77

Incassoratio 2014 (%) - - 65

1 Ipsos, Kennis der verplichtingen en detectiekans 2014. Cijfers voor 2013 zijn niet beschikbaar.

2 SVB, jaarverslag.

A2. Wet kinderbijslagvoorziening BES

De kinderbijslagvoorziening BES biedt ouders en verzorgers die op Bonaire, St. Eustatius en Saba wonen een tegemoetkoming voor de kosten van opvoeding en verzorging van kinderen die nog geen 18 jaar zijn. De kinderbijslagvoorziening BES wordt uitgevoerd door de RCN-unit Sociale Zaken namens de Minister van SZW.

Wie komen ervoor in aanmerking?

Ouders en verzorgers van kinderen tot 18 jaar die ingezetene zijn van Bonaire, St. Eustatius en Saba.

Hoe hoog is de kinderbijslagvoorziening BES?

De hoogte van het bedrag bedraagt in het wetsvoorstel $ 38 (USD) per kind per maand. Dit bedrag wordt voor 2016 nog geïndexeerd. Voor indexatie wordt gebruik gemaakt van de tabelcorrectiefactor, die ook zou zijn gebruikt voor de aanpassing van de (voorheen) fiscale tegemoetkoming voor kinderen.

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015-2016, 34 300 XV, nr. 2

94

Budgettaire ontwikkelingen

De geraamde uitgaven aan de kinderbijslagvoorziening BES zijn constant.

Beleidsrelevante kerncijfers

 

Tabel 10.5 Kerncijfers Wet kinderbijslagvoorziening BES

 

Realisatie 2014

Raming 2015

Raming 2016

Aantal kinderen kinderbijslagvoorziening BES (x 1.000, jaargemiddelde)

-

-

5,0

A3. Wet op het Kindgebonden Budget (WKB)

Het kindgebonden budget is een inkomensafhankelijke tegemoetkoming van de overheid in de kosten van kinderen voor gezinnen tot een bepaald inkomen en vermogen. De WKB wordt uitgevoerd door Belastingdienst/ Toeslagen. Indien sprake is van een aanvulling op buitenlandse gezinstoeslagen, is de SVB verantwoordelijk voor de uitbetaling van de WKB.

Wie komen ervoor in aanmerking?

Ouders van kinderen tot 18 jaar kunnen het kindgebonden budget krijgen, afhankelijk van de hoogte van het inkomen en vermogen.

Hoe hoog is het kindgebonden budget?

De hoogte van het kindgebonden budget hangt af van het aantal kinderen, de leeftijd van de kinderen, het (gezamenlijke) inkomen en vermogen van de ouders en, vanaf 1 januari 2015, de leefvorm van de ouder die het kindgebonden budget ontvangt. Als het gezinsinkomen hoger is dan € 19.464 (bedrag 2015) wordt het kindgebonden budget geleidelijk minder. Voor iedere euro boven dit inkomen, wordt het kindgebonden budget € 0,0675 lager (afbouwpercentage 6,75%). De bedragen van het kindgebonden budget worden per 1 januari aangepast aan de prijsontwikkelingen. Naast aanpassing van de WKB-bedragen aan de prijsontwikkeling wordt het tweede kindbedrag per 1 januari 2016 eenmalig met € 33 verhoogd. Per 1 januari 2017 zal het tweede kindbedrag weer met hetzelfde bedrag van € 33 verlaagd worden. Het bedrag voor het derde kind wordt structureel met € 100 verhoogd. Het bedrag voor vierde en volgende kinderen wordt structureel met € 177 verhoogd.

 
   

Tabel 10.6 WKB tegemoetkoming, maximum bedragen per jaar per 1 januari 2015

Een gezin met:

 

1 kind

€ 1.032

Verhoging 2" kind (extra bedrag per jaar)

€ 791

Verhoging 3e kind (extra bedrag per jaar)

€ 183

Verhoging ieder volgend kind (extra bedrag per jaar)

e 106

Extra verhoging 12-15-jarigen1

e 231

Extra verhoging 16-17-jarigen1

e 412

Alleenstaande ouderkop

€ 3.050

1 Ten opzichte van de bovengenoemde bedragen.

Budgettaire ontwikkelingen

Vanwege de invoering van de alleenstaande ouderkop is het budgettaire beslag van de WKB per 2015 fors toegenomen. De verhoging van de WKB-bedragen per 2016 zorgt daarnaast voor een lichte stijging van het budgettaire beslag.

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015-2016, 34 300 XV, nr. 2

95

Beleidsrelevante kerncijfers

Tabel 10.7 Kern

Realisatie 2014

Raming 2015

Raming 2016

Aantal huishoudens WKB (x 1.000, jaargemiddelde) 809 800 770

Aantal kinderen WKB (x 1.000, jaargemiddelde) 1.479 1.508 1.455

Aantal alleenstaande ouders WKB (x 1.000, jaargemiddelde)2 - 338 337

1 Ministerie van Financiën, Belastingdienst.

2 Het aantal alleenstaande ouders wordt voor 2014 niet vermeld omdat de alleenstaande ouderkop pas in 2015 geïntroduceerd is.

B. Ontvangsten

De ontvangsten betreffen grotendeels de terugontvangsten ten gevolge van terugvorderingen van het kindgebonden budget. Nadat de toeslagen definitief zijn toegekend worden er terugvorderingen ingesteld bij de huishoudens die meer hebben ontvangen dan waar ze recht op hadden op basis van hun vastgestelde inkomen. Omdat de definitieve afrekening achteraf plaatsvindt, zijn de terugontvangsten in een bepaald jaar veelal gebaseerd op definitieve afrekeningen van eerdere jaren.

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015-2016, 34 300 XV, nr. 2

96

Artikel

  • 11. 
    Uitvoering

Algemene doelstelling De overheid voorziet de uitvoeringsorganisaties van financiële

middelen voor een rechtmatige, doelmatige, doeltreffende en klantgerichte uitvoering van sociale zekerheidsregelingen, binnen de kaders die de overheid stelt.

De uitvoering van de sociale zekerheidswetten geschiedt mede door ZBO's en RWT's. De Minister van SZW bepaalt de kaders waarbinnen de uitvoering tot stand komt en stelt uitvoeringsbudget ter beschikking aan het UWV (inclusief het Bureau Keteninformatisering Werk en Inkomen, BKWI), de SVB en het Inlichtingenbureau (IB). Hij maakt daarbij prestatieafspraken en stuurt op rechtmatige, doelmatige, doeltreffende en klantgerichte uitvoering. Hiertoe is een planning- en controlcyclus ingericht tussen de uitvoeringsorganen en het Ministerie.

Rol en verantwoordelijkheid De Minister48 is verantwoordelijk voor het doen uitvoeren van de sociale

zekerheidswetgeving door de uitvoeringsorganen en draagt zorg voor: De vormgeving, het onderhoud en de werking van het stelsel van weten regelgeving (wet SUWI) waarbinnen de uitvoeringsorganen opereren;

De vormgeving van het stelsel van sociale zekerheidswetten die het UWV en de SVB uitvoeren; • De vaststelling van de budgetten die aan het UWV (incl. BKWI), de SVB en het IB beschikbaar worden gesteld met daarbij passende prestatieafspraken;

De sturing van en het toezicht op de rechtmatige, doelmatige, doeltreffende en klantgerichte uitvoering door het UWV (incl. BKWI), de SVB en het IB en de verantwoording daarover; De vaststelling van de omvang van de middelen die aan de Landelijke Cliëntenraad (LCR) beschikbaar worden gesteld.

In onderstaande tabel zijn de rechtmatigheidsindicatoren voor het UWV en de SVB weergegeven.

 
 
   

Realisatie

Streef-

Streef-

   

2014

waarde

waarde

     

20151

20161

Rechtmatigheid UWV (in %)2

 

98,9

99

99

Rechtmatigheid SVB (in %)3

 

99,9

99

99

1 Deze streefcijfers zijn opgenomen in de meibrieven aan de ZBO's.

2 UWV, jaarverslag.

3 SVB, jaarverslag.

Beleidswijzigingen Voor de beleidswijzigingen per wet wordt verwezen naar de overige

beleidsartikelen.

In 2015 wordt de beleidsdoorlichting van artikel 11 uitgevoerd in samenhang met de evaluatie van de Wet SUWI. De verwachting is dat deze beleidsdoorlichting en wetsevaluatie eind 2015 aan de Tweede Kamer worden aangeboden.

Voor een toelichting wordt verwezen naar de leeswijzer.

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015-2016, 34 300 XV, nr. 2 97

Budgettaire gevolgen van beleid

 

Tabel 11.2 Begrotingsuitgaven en -ontvangsten artikel 11

 
   

artikelonderdeel 2014 2015 2016 2017 2018 2019 2020

Verplichtingen Uitgaven

waarvan juridisch verplicht (%)

Bijdrage aan ZBO's/RWT's1 Uitvoeringskosten UWV Uitvoeringskosten SVB Uitvoeringskosten IB

445.088 445.088

444.733 339.747 97.661 6.725

432.678 432.678

432.028 323.929 101.677 6.422

458.267 458.267

100%

457.627 346.966 104.936 5.725

434.652 434.652

434.025 326.110 102.304 5.611

416.443 416.443

415.821 308.323 101.933 5.565

385.203 385.203

384.581 283.785 95.231 5.565

377.476 377.476

376.854 278.034 93.255 5.565

Bijdrage aan nationale organisaties Landelijke Cliëntenraad

955 955

650 650

640 640

627 627

622 622

622 622

622 622

Ontvangsten

6.522

10.000

1 Deze bedragen hebben louter betrekking op de uitvoering van het SZW-beleid door de ZBO's.

Bijdrage aan ZBO's/RWT's:

De bijdragen aan ZBO's zijn 100% juridisch verplicht. Het betreft de uitvoeringsbudgetten van het UWV, de SVB en het IB. Deze budgetten worden bij de goedkeuring van de jaarplannen vastgesteld. Bijdrage aan nationale organisaties:

De bijdrage aan nationale organisaties is 100% juridisch verplicht. Het betreft een bijdrage aan de LCR. Het budget wordt bij goedkeuring van het jaarplan vastgesteld.

Tabel 11.3 Premiegefinancierde uitgaven en ontvangsten artikel 11 (x € 1.000)

2014 2015 2016 2017 2018 2019 2020

Budgetflexibiliteit

 

Uitgaven

1.696.520

1.605.734

1.502.772

1.407.781

1.389.438

1.391.768

1.396.382

Bijdrage aan ZBO's/RWT's1

1.696.520

1.605.734

1.482.479

1.375.816

1.343.927

1.332.390

1.322.785

Uitvoeringskosten UWV

1.568.458

1.482.580

1.371.430

1.267.096

1.235.566

1.224.108

1.214.304

Uitvoeringskosten SVB

128.062

123.154

111.049

108.720

108.361

108.282

108.481

Nominaal

0

0

20.293

37.965

45.57 7

59.378

73.597

Ontvangsten

0

0

0

0

0

0

0

1 Deze bedragen hebben louter betrekking op de uitvoering van het SZW-beleid door de ZBO's.

Toelichting financiële instrumenten A. Bijdrage aan ZBO's/RWT's

De Minister van SZW stelt de financiële kaders vast voor het UWV (inclusief het BKWI), de SVB en het IB, waarbinnen deze organisaties jaarplannen dienen op te stellen. Deze financiële kaders hebben louter betrekking op de uitvoering van SZW-taken door genoemde ZBO's. In de jaarplannen nemen het UWV en de SVB een verdeling van de uitvoeringskosten naar wet en/of fonds op. De Minister stuurt in eerste aanleg op het totaalbudget per organisatie. Uitgangspunt daarbij is dat de organisaties zelfstandig de uitvoering organiseren en over de realisatie via het jaarverslag verantwoording afleggen aan de Minister van SZW. Hij maakt daarbij prestatieafspraken en stuurt op rechtmatige, doelmatige, doeltreffende en klantgerichte uitvoering. Hiertoe is een planning- en controlcyclus ingericht tussen de uitvoeringsorganen en het Ministerie.

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015-2016, 34 300 XV, nr. 2

98

Budgettaire ontwikkelingen

De uitvoeringskosten van het UWV en de SVB wijzigen in de loop der jaren als gevolg van beleidswijzigingen en van volumeontwikkelingen in de onderscheiden wetten. Voor een nadere toelichting wordt naar de desbetreffende beleidsartikelen verwezen.

De taakstelling op de uitvoeringsorganen uit het regeerakkoord Rutte/ Asscher is eveneens in de budgetten verwerkt. Zie voor een nadere toelichting op de taakstelling in het SZW-domein artikel 96.

In tabel 11.4 zijn de uitvoeringskosten van het UWV en de SVB toegedeeld aan de onderscheiden wetten en regelingen. Deze toedeling is extracomptabel. Uitgangspunt voor de Minister van SZW is sturing op het totaalbudget. Gegeven dit budget organiseren de ZBO's zelfstandig de uitvoering en leggen ze via het jaarverslag verantwoording af aan de Minister van SZW. Hij maakt daarbij prestatieafspraken en stuurt op rechtmatige, doelmatige, doeltreffende en klantgerichte uitvoering. Hiertoe is een planning- en controlcyclus ingericht tussen de uitvoeringsorganen en het Ministerie.

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015-2016, 34 300 XV, nr. 2

99

Tabel 11.4 ExtraconiDtabel overzicht becirotincis- en Dremieaefinanci

VenSVB (x€ 1.000

2014

2015

2016

2017

2018

2019

2020

 

UWV (incl. BKWI)

1.908.206

1.814

670

1.718.396

1.593.206

1.543.889

1.507

893

1.492.338

Begrotingsgefinancierd

339.747

332

,090

346.966

326.770

308.323

283

,785

278.034

I0W

1.325

1

11b

1.948

2.287

2.390

2

,795

3.202

Wajong

117.878

118,

299

160.746

152.786

142.324

115,

,631

106.681

Re-integratie Wajong

70.496

78,

,642

61.631

61.819

55.234

55

234

56.234

Basisdienstverlening

100.322

85

229

76.954

75.554

75.454

75,

,454

77.454

Uitvoeringskosten WW 50+

19.550

15,

,450

13.600

240

0

 

0

0

Indicatiestelling P-weten BQA

0

14,

,000

14.000

16.000

16.000

18,

,000

18.000

Wsw indicatiestelling

21.965

10,

563

10.128

9.590

9.137

8,

887

8.679

BKWI

8.201

8,

132

7.959

7.834

7.784

7,

,784

7.784

Premiegefinancierd

1.568.458

1.482

,580

7.377.430

1.267.096

1.235.566

7.224

70S

7.274.304

WAO

87.750

74,

802

71.122

61.Mi

63.978

61

,315

59.288

IVA

80.630

64,

290

67.301

68.284

70.667

74,

,645

78.656

WGA

235.878

221

524

220.565

215.497

214.982

217,

,943

222.363

WAZ

3.242

3,

,627

3.446

3.224

3.043

2

,894

2.770

WW

853.176

817,

,111

705.086

619.220

594.847

583

,480

567.469

ZW

269.309

246,

223

248.975

239.859

234.493

229

,644

228.710

WAZO

13.148

13,

182

12.670

12.211

11.931

11

,670

11.624

Re-integratie WAZ/WAO/WIA/ZW2

42.725

41

821

42.265

41.657

41.625

42,

,517

43.424

Toevoeging aan bestemmingsfonds

  • 17.400
 

0

0

0

0

 

0

0

SVB

225.723

224

831

215.985

211.024

210.294

203

513

201.736

Begrotingsgefinancierd

97.667

707

,677

104.936

102.304

707.933

95

,237

93.255

AKW

64.032

71

698

73.891

71.915

71.940

71

,118

70.987

TOG3

1.924

 

0

0

0

0

 

0

0

TAS

1.492

 

875

821

813

805

 

805

805

KOT/WKB

4.650

4,

,397

4.375

4.355

4.333

4,

333

4.333

AIO

19.383

19,

,114

20.948

21.403

21.554

16,

,341

14.643

MKOB4

459

 

0

0

0

0

 

0

0

Bijstand buitenland

320

 

272

270

267

265

 

265

265

Overbruggingsregeling AOW

3.082

3,

,121

2.431

1.351

836

 

169

22

Remigratiewet

2.300

2

,200

2.200

2.200

2.200

2

,200

2.200

Premiegefinancierd

128.062

723

,754

77 7.049

108.720

108.361

70S

,282

108.481

AOW

116.454

112,

,409

100.833

98.748

98.632

98

,649

98.894

Anw

11.608

10,

,745

10.216

9.972

9.729

9,

633

9.587

1 SZW-administratie.

2 Het betreft hier uitvoeringskosten, re-integratie in de vorm van voorzieningen en/of trajecten staan op het desbetreffende beleidsartikel.

3 Geïntegreerd in de AKW.

4 Opgegaan in de AOW.

B. Bijdrage aan nationale organisaties

De LCR is een overlegorgaan waarin landelijke cliëntenorganisaties, vertegenwoordigers van gemeentelijke cliëntenraden en vertegenwoordigers van de centrale cliëntenraden van de SVB en het UWV zitting hebben. De LCR heeft tot taak periodiek te overleggen met het UWV, de SVB, de gemeenten en de Minister van SZW over onderwerpen op het terrein van werk en inkomen. De Minister van SZW stelt de financiële kaders vast voor de LCR, waarbinnen de LCR een jaarplan dient op te stellen.

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015-2016, 34 300 XV, nr. 2

100

Artikel

  • 12. 
    Rijksbijdragen

Algemene doelstelling

De overheid borgt voldoende dekking in sociale fondsen.

De financiering van de sociale fondsen loopt hoofdzakelijk via premieinning. In een aantal gevallen acht de overheid premieheffing niet wenselijk, bijvoorbeeld om te voorkomen dat premiepercentages blijvend toenemen en daarmee een evenwichtige koopkrachtontwikkeling in de weg staan. In andere gevallen acht de overheid financiering van een regeling via de algemene middelen passender, maar wordt wel gekozen voor uitvoering via de sociale fondsen. De sociale fondsen worden in dat geval via rijksbijdragen voorzien van voldoende financiering.

Rol en verantwoordelijkheid

De Minister financiert de sociale fondsen uit de algemene middelen, al dan niet in aanvulling op premieheffing. Hij is in deze rol verantwoordelijk voor:

  • • 
    de vaststelling van de hoogte van de rijksbijdragen aan de desbetreffende sociale fondsen;

het betalen van de rijksbijdragen aan de sociale fondsen.

Beleidswijzigingen

Budgettaire gevolgen van beleid

Er zijn in 2016 geen belangrijke wijzigingen op dit beleidsterrein.

Tabel 12.1 Begrotingsuitgaven en -ontvangsten artikel 12 (x € 1.000)

 

artikelonderdeel

2014

2015

2016

2017

2018

2019

2020

Verplichtingen Uitgaven

waarvan juridisch verplicht (%)

11.353.370 11.353.370

13.205.037 13.205.037

13.147.314 13.147.314

100%

13.378.898 13.378.898

13.511.495 13.511.495

13.725.374 13.725.374

13.941.118 13.941.118

Bijdrage aan sociale fondsen Rijksbijdrage:

in kosten heffingskortingen AOW vermogenstekort Ouderdomsfonds tegemoetkoming arbeidsongeschikten tegemoetkoming Anw-gerechtigden zwangere zelfstandigen

11.353.370 2.000.000 9.073.100 208.480 9.336 62.454

13.205.037 1.963.200 11.003.900 171.600 8.322 58.015

73.747.374 2.023.500 10.885.300 171.557 7.966 58.991

13.378.898 2.133.700 11.006.100 172.360 7.747 58.991

13.511.495 2.255.800 11.015.900 173.302 7.502 58.991

13.725.374 2.384.900 11.099.300 174.853 7.330 58.991

13.941.118 2.521.400 11.176.400 177.100 7.227 58.991

Ontvangsten

169

0

0

0

0

0

0

Budgetflexibiliteit Bijdrage aan sociale fondsen:

De bijdragen aan sociale fondsen zijn 100% juridisch verplicht. De rijksbijdrage in de kosten van heffingskortingen AOW, vermogenstekort Ouderdomsfonds en tegemoetkoming Anw-gerechtigden zijn juridisch verplicht volgens de Wet financiering sociale verzekeringen. De rijksbijdrage tegemoetkoming arbeidsongeschikten is juridisch verplicht volgens de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA), de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen (WAZ) en de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO).

De rijksbijdrage zwangere zelfstandigen is juridisch verplicht volgens de Wet arbeid en zorg.

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015-2016, 34 300 XV, nr. 2

101

Toelichting financiële instrumenten A. Bijdrage aan sociale fondsen

A1. Rijksbijdrage in de kosten van heffingskortingen AOW

Deze rijksbijdrage compenseert de gewijzigde premieopbrengst die het gevolg is van de invoering van de Wet inkomstenbelasting 2001. De hoogte van deze rijksbijdrage wordt jaarlijks aangepast aan de geraamde kosten van de heffingskortingen en wijzigingen van de belasting- en premietarieven in de eerste schijf.

Budgettaire ontwikkelingen

De ontwikkeling van de bijdrage volgt de ontwikkeling van heffingskortingen.

A2. Rijksbijdrage vermogenstekort Ouderdomsfonds

De uitgaven uit het Ouderdomsfonds worden grotendeels gedekt door de premie-inkomsten. De hoogte van de AOW-premie is echter wettelijk gemaximeerd om te voorkomen dat de groeiende AOW-uitgaven leiden tot een alsmaar stijgende AOW-premie en een onevenwichtige koopkrachtontwikkeling. Dit leidt tot een jaarlijks exploitatietekort in het Ouderdomsfonds. De rijksbijdrage Ouderdomsfonds is bedoeld om het exploitatietekort in het Ouderdomsfonds aan te vullen zodat er een neutrale kaspositie voor dit fonds bestaat.

Budgettaire ontwikkelingen

De rijksbijdrage Ouderdomsfonds stijgt in 2015 als gevolg van de introductie van de inkomensondersteuning AOW. In de rijksbijdrage van 2015 wordt een vermogenstekort uit 2014 verrekend en zijn de onderlinge betalingen hoger dan in 2016, hierdoor komt de rijksbijdrage 2015 hoger uit dan de rijksbijdrage in 2016. De oploop van de rijksbijdrage na 2016 wordt voornamelijk verklaard door de ontwikkeling van de premieinkomsten.

A3. Rijksbijdrage tegemoetkoming arbeidsongeschikten

De Wet Tegemoetkoming Chronisch zieken en Gehandicapten (Wtcg) is vanaf 2014 afgeschaft. De regeling van de tegemoetkoming arbeidsongeschikten is overgeheveld van de Wtcg naar de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA), de Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten (Wet Wajong), de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen (WAZ) en de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO). De tegemoetkomingen voor de categorieën WAO, WAZ, IVA en WGA worden gefinancierd uit een rijksbijdrage die in het Toeslagenfonds wordt gestort. In deze rijksbijdrage zijn daarnaast de uitvoeringskosten van het UWV opgenomen. De tegemoetkomingen voor Wajong-gerechtigden worden verantwoord op beleidsartikel 4.

Budgettaire ontwikkelingen

In het kader van het 6 miljard pakket is afgesproken de tegemoetkoming arbeidsongeschikten in twee tranches te verlagen. Hierdoor daalt de rijksbijdrage in (2014 en) 2015. Vanaf 2016 stijgt de rijksbijdrage licht als gevolg van een stijging van het aantal arbeidsongeschikten.

A4. Tegemoetkoming Anw-gerechtigden

Deze rijksbijdrage is ter financiering van de in beleidsartikel 9 verantwoorde tegemoetkoming Anw.

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015-2016, 34 300 XV, nr. 2

102

Budgettaire ontwikkelingen

De rijksbijdrage ter financiering van de Anw-tegemoetkoming daalt als gevolg van een dalend aantal Anw-gerechtigden.

A5. Rijksbijdrage zwangere zelfstandigen

De regeling Zelfstandig en Zwanger (ZEZ) voorziet in een uitkering aan zelfstandigen voorafgaand aan en volgend op de bevalling (zie ook beleidsartikel 6). Deze regeling wordt gefinancierd via een rijksbijdrage aan het Arbeidsongeschiktheidsfonds. Ook de uitkeringen voor zwangere alfahulpen worden via deze rijksbijdrage gefinancierd. In deze rijksbijdrage zijn daarnaast de uitvoeringskosten van het UWV opgenomen.

Budgettaire ontwikkelingen

De rijksbijdrage ZEZ kent een stabiele ontwikkeling.

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015-2016, 34 300 XV, nr. 2

103

Artikel

Algemene doelstelling

Rol en verantwoordelijkheid

Beleidswijzigingen

  • 13. 
    Integratie en maatschappelijke samenhang

De overheid bevordert de maatschappelijke samenhang en sociale stabiliteit door participatie en inburgering van iedereen met een migrantenachtergrond.

In het integratiebeleid ligt de nadruk op het doen ontstaan van een sociaal stabiele samenleving. Een sociaal stabiele samenleving betekent dat:

Mensen zonder belemmeringen kunnen meedoen; • Zij in al hun verscheidenheid met elkaar samenleven;

ledereen zich thuis voelt ongeacht herkomst, religie of levensovertuiging.

Het betekent ook dat migranten en hun kinderen zelfredzaam zijn en nieuwkomers verantwoordelijk zijn voor hun inburgering. Dit wordt gerealiseerd door:

Het bevorderen van samenhang en het voorkomen van maatschappelijke spanningen;

Het werken aan een evenredige positie en participatie in de Nederlandse samenleving en aan een evenredig bereik en effectiviteit van voorzieningen voor alle burgers in Nederland;

Er voor te zorgen dat nieuwkomers snel de Nederlandse taal machtig zijn en kennis hebben van de Nederlandse samenleving.

De Minister stimuleert met behulp van onder andere financiële instrumenten de zelfredzaamheid en deelname aan de samenleving van migranten. Hij financiert inkomensondersteuning met een sociaal leenstelsel en een uitkeringsregeling (Remigratiewet). Hij is in deze rollen verantwoordelijk voor:

De vormgeving, het onderhoud en de werking van het inburgeringstel-

sel;

De visie en samenhang van het integratiebeleid en de daarvoor benodigde kennis;

Het aanspreken van de vakdepartementen op hun verantwoordelijkheid ervoor te zorgen dat reguliere voorzieningen toegankelijk en effectief zijn voor alle burgers;

De uitvoering van de Remigratiewet, de Wet inburgering en de Wet inburgering buitenland. Belangrijke wijzigingen op dit beleidsterrein zijn:

In 2016 zal de dienstverlening van de expertise-unit sociale stabiliteit verder worden geïntensiveerd, zodat in het kader van de aanpak radicalisering meer professionals, gemeenten en verschillende gemeenschappen kunnen worden bereikt49. Het Ministerie zal op basis van de uitkomsten van de evaluatie beleid ontwikkelen om de participatieverklaring landelijk te gaan uitrollen.

49 Tweede Kamer, 32 824, nr. 76.

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015-2016, 34 300 XV, nr. 2

104

Budgettaire gevolgen van beleid

 

Tabel 13.1 Begrotingsuitgaven en -ontvangsten artikel 13

 
   

artikelonderdeel 2014 2015 2016 2017 2018 2019 2020

 

Verplichtingen

97.515

147.044

144.278

138.627

131.926

129.989

129.989

Uitgaven

94.761

147.044

144.278

138.627

131.926

129.989

129.989

waarvan juridisch verplicht (%)

   

74%

       

Inkomensoverdrachten

40.761

43.268

41.463

41.981

42.981

42.976

42.976

Remigratieregeling

39.266

42.768

41.463

41.981

42.981

42.976

42.976

Inburgering

1.495

500

0

0

0

0

0

Subsidies

8.504

6.992

5.940

5.940

5.032

5.032

5.032

Kennisinfrastructuur

5.546

3.240

3.240

3.240

3.250

3.250

3.250

LOM

326

1.373

0

0

0

0

0

Vluchtelingenwerk

1.030

1.032

1.032

1.032

1.032

1.032

1.032

Overige subsidies

1.602

1.347

1.668

1.668

750

750

750

Opdrachten

12.504

77.474

20.764

22.540

15.760

13.828

13.828

Inburgering en integratie

10.804

15.714

19.064

20.840

14.060

12.128

12.128

Remigratie

1.700

1.700

1.700

1.700

1.700

1.700

1.700

Bijdrage aan agentschappen

7.950

70.092

9.300

9.300

9.300

9.300

9.300

DUO

7.950

10.092

9.300

9.300

9.300

9.300

9.300

Bijdrage aan ZBO's/RWT's

8.759

31.266

28.266

20.266

20.266

20.266

20.266

COA

8.759

31.266

28.266

20.266

20.266

20.266

20.266

Leningen

16.283

38.072

38.545

38.600

38.587

38.587

38.587

DUO

16.283

38.012

38.545

38.600

38.587

38.587

38.587

Ontvangsten

7.933

1.000

800

600

200

0

0

Ontvangsten algemeen

6.466

1.000

800

600

200

0

0

Leningen

1.467

0

0

0

0

0

0

Budgetflexibiliteit Inkomensoverdrachten:

De inkomensoverdrachten volgen uit wet- en regelgeving op het terrein van de Remigratiewet en zijn daarmee voor 100% juridisch verplicht. Subsidies:

De middelen van dit instrument zijn voor 80% juridisch verplicht. Het betreft onder meer de afspraken in verband met de continuering van de kennisinfrastructuur op terrein integratie en een subsidie aan Vluchtelingenwerk Nederland. Opdrachten:

Binnen dit onderdeel zijn de middelen voor circa 60% verplicht. Het gaat onder meer om het ontwikkelen, onderhouden en afnemen van examens in binnen- en buitenland. Bijdrage aan agentschappen:

Als gevolg van gemaakte afspraken met Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO) over de uitvoering van het leenstelsel en het beheer van het examenstelsel zijn deze middelen 100% verplicht. Bijdrage aan ZBO's/RWT's:

De bijdrage aan het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers (COA) is niet

juridisch verplicht.

Leningen:

Het leenstelsel is gebaseerd op de Wet Inburgering 2013. De uitgaven zijn daarmee 100% verplicht.

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015-2016, 34 300 XV, nr. 2

105

Toelichting financiële instrumenten A. Inkomensoverdrachten

De Remigratiewet biedt een uitweg aan personen die naar Nederland kwamen voor arbeid en vestiging, maar nu een dringende wens tot terugkeer hebben, doordat zij in een uitzichtloze situatie van afhankelijkheid (uitkeringsituatie) verkeren en zelf hun remigratie niet kunnen bekostigen. De SVB voert de Remigratiewet uit.

Wie komen ervoor in aanmerking?

Indien men aan bepaalde criteria voldoet kan men in aanmerking komen voor een remigratievoorziening (maandelijkse uitkering, met eventueel een tegemoetkoming in de kosten van een ziektekostenverzekering). De criteria betreffen onder meer leeftijd, verblijfsduur in Nederland, doelgroep en herkomstland.

Hoe hoog is de uitkering?

Op de uitkeringen remigratievoorziening is het woonlandbeginsel van toepassing. Voorts kunnen er volledige, gekorte of nihil-uitkeringen worden verstrekt (na verrekening van overige inkomsten uit uitkeringen). In 2014 bedroeg de gemiddelde uitkering remigratievoorziening € 492 per maand voor degenen die zijn vertrokken vanaf 1 april 2000 en € 274 per maand voor degenen die zijn vertrokken vóór die datum. Het verschil komt door een hoger aantal nihilgerechtigden vertrokken vóór 1 april 2000. Bovendien kende de remigratievoorziening vóór die datum nog geen tegemoetkoming voor een ziektekostenverzekering.

Budgettaire ontwikkelingen

De daling in 2016 houdt met name verband met het vervallen van de basisvoorziening remigratie, die onder meer bedoeld was voor de kosten van verhuizing.

Beleidsrelevante kerncijfers

 

Tabel 13.2 Kerncijfers Remigratie1

 

Realisatie 2014

Raming 2015

Raming 2016

Aantal remigranten met een periodieke uitkering (x 1.000, ultimo)2

14

15

15

1 SVB, jaarverslag.

2 Inclusief nihiluitkeringen: de remigrant heeft recht op een remigratie-uitkering, maar na verrekening van andere, exporteerbare uitkeringsgelden wordt het bedrag op nihil vastgesteld.

B. Subsidies

Het Verweij-Jonker instituut ontvangt in 2016 als onafhankelijk kennisinstituut een subsidie van € 3,2 miljoen voor het in stand houden van een kennisinfrastructuur op het terrein van integratievraagstukken. Hiertoe is in samenwerking met Movisie een Kennisplatform Integratie en Samenleving (www.kis.nl) opgezet. Specifieke kennis en expertise op het terrein van integratie komt hiermee beschikbaar voor gemeenten, bedrijven, organisaties en instellingen.

Vluchtelingenwerk Nederland (www.vluchtelingenwerk.nl) ontvangt een subsidie van € 1,0 miljoen voor de ondersteuning van het werk van vrijwilligers en medewerkers in de regio. De regionale vrijwilligers en medewerkers zetten zich in voor de maatschappelijke ondersteuning en integratie van asielgerechtigden.

Op basis van de Kaderwet SZW-subsidies worden desgevraagd incidentele subsidies beschikbaar gesteld aan organisaties die bevorderen

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015-2016, 34 300 XV, nr. 2

106

dat de doelstellingen van de overheid op het terrein van integratie en participatie gerealiseerd kunnen worden.

C. Opdrachten

C1. Programma Inburgering en Integratie

Het programma Inburgering is samengevoegd met het programma Integratie omdat inburgering een onderdeel vormt van het integratiebeleid. De Minister van SZW stelt onder meer via wet- en regelgeving de kaders vast op het terrein van de inburgering van migranten in Nederland (Wet Inburgering) en in het buitenland (Wet Inburgering in het buitenland). Vervolgens worden activiteiten die hieruit volgen (ontwikkeling, onderhoud en toezicht inzake inburgeringexamens, en het monitoren van de inburgeringresultaten) uitbesteed aan verschillende organisaties.

 
       

Tabel 13.3 Kerncijfers Inburgering

     
 

Realisatie

Raming

Raming

 

2014

2015

2016

Inburgeringsplichtige nieuwkomers die een kennisgeving van DUO krijgen (x 1.000)1

19

25

25

Inburgeraars die slagen voor het inburgeringexamen of NT2-examen (x 1.000)1

13

10

10

Asielgerechtigde nieuwkomers die deelnemen aan de voorbereiding op inburgering

     

in de opvang van de COA (x 1.000)2

5,6

8

7

Asielgerechtigde nieuwkomers die deelnemen aan de maatschappelijke begeleiding

     

door gemeenten (x 1.000)2

5,9

20

18

Aantal aan inburgeraars toegekende leningen (x 1.000)1

9,8

15

15

DUO, Informatiesysteem Inburgering. COA, voortgangsrapportages.

In 2014 en 2015 is het aantal asielmigranten fors toegenomen, met name door de ontwikkelingen in Syrië. De asielmigratie zal mede als gevolg van het nakomen van gezinsleden ook in 2016 hoog blijven. Hierdoor zijn ook meer activiteiten op het terrein van de inburgering voorzien. De aanpak van de gevolgen van het Jihadisme blijft centraal staan. In dat kader zal er in 2016 verder uitvoering worden gegeven aan de preventieve maatregelen uit het «Actieprogramma Integrale Aanpak Jihadisme»50 en gezorgd worden voor de borging daarvan.

In samenwerking met organisaties in het veld en onderzoeksinstellingen ontwikkelt het Ministerie aanvullende activiteiten in het kader van participatie en integratie. Daarbij moet onder meer gedacht worden aan opdrachten in het kader van voorlichting(scampagnes), materiaal- en methodiekontwikkeling, trainingen en trainingsmaterialen, conferenties betreffende belangrijke integratiethema's zoals zelfbeschikking, burgerschap, onderwijs en arbeidsmarkt, jeugd en toegankelijkheid instellingen. Ook zal in 2016 uitvoering worden gegeven aan een aantal actielijnen uit het programmaplan «Tel mee met taal»51.

Voorts zullen er aan verschillende organisaties (SCP, CBS en onderzoeksbureaus) opdrachten worden verstrekt in het kader van onderzoek naar en evaluatie van de effecten van het integratiebeleid.

C2. Remigratie

Het Nederlands Migratie Instituut (NMI) verzorgt objectieve voorlichting over de Remigratiewet, die belangstellenden moet ondersteunen bij het nemen van een persoonlijk, vrijwillig en verantwoord besluit om

50 Tweede Kamer, 32 824, nr. 76.

51 Tweede Kamer, 28 760, nr. 39.

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015-2016, 34 300 XV, nr. 2

107

Nederland te verlaten onder het doen van afstand van het Nederlanderschap. De dienstverlening van het NMI zal vanaf 1 januari 2016 worden gecontinueerd op basis van een nieuwe dienstverleningsovereenkomst, waarbij rekening wordt gehouden met de consequenties van de inwerkingtreding van de gewijzigde Remigratiewet per 1 juli 2014 op langere termijn.

D. Bijdrage aan agentschappen

De Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO) organiseert de inburgering-examens, voert het sociaal leenstelsel uit, voorziet in informatie aan inburgeraars, gemeenten en instellingen, en handhaaft de inburgering-plicht bij nieuwkomers vanaf 2013. Het Ministerie van SZW stelt hiervoor financiële middelen aan DUO beschikbaar.

E. Bijdrage aan ZBO's/RWT's

Het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COA) biedt asielgerechtigden in de opvang het programma «Voorbereiding op inburgering» aan. Het Ministerie van SZW levert COA hiertoe een financiële bijdrage. Via COA verlopen eveneens de bijdragen aan gemeenten voor de uitgaven aan maatschappelijke ondersteuning van asielgerechtigde nieuwkomers die inburgeringsplichtig zijn.

De uitgaven aan voorbereiding op inburgering en maatschappelijke ondersteuning kennen in 2015 een piek. Het budget is hiervoor eerder meerjarig opgehoogd. Bij het opstellen van de raming was het uitgangspunt dat de volumeontwikkeling vanaf 2016 een dalende lijn zal vertonen. Daarom vertoont de raming van de uitgaven vanaf 2016 een neerwaartse lijn.

F. Leningen

Asielgerechtigde nieuwkomers die inburgeringplicht hebben, kunnen via het sociaal leenstelsel een bijdrage krijgen om hun inburgeringonderwijs te bekostigen. Slechts in geval de nieuwkomers onvoldoende inspanningen hebben verricht om het inburgeringdiploma of NT2-diploma tijdig te behalen dient de lening terugbetaald te worden. Overige nieuwkomers kunnen een beroep doen op het sociaal leenstelsel wanneer zij niet over voldoende middelen beschikken om hun inburgering zelf te bekostigen. In tegenstelling tot de eerste groep dienen zij de lening wel terug te betalen.

G. Ontvangsten

Ontvangsten zijn het gevolg zijn van de terugbetaling van verstrekte leningen. Ook ontvangt het Ministerie middelen uit het Algemeen Werkloosheidsfonds die verband houden met de remigratie van personen die in het jaar van toekenning een WW-uitkering hadden.

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015-2016, 34 300 XV, nr. 2

108

2.3: IMIET-BELEIDSARTIKELEN

Artikel 96. Apparaatsuitgaven kerndepartement

Op dit artikel worden alle personele en materiële uitgaven en ontvangsten van het Ministerie opgenomen. In beleidsartikel 11 zijn de bijdragen aan ZBO's verder toegelicht. Voor een uitgebreide toelichting op het Agentschap SZW wordt verwezen naar hoofdstuk 3 van deze begroting.

artikelonderdeel 2014 2015 2016 2017 2018 2019 2020

 

Verplichtingen

256.278

295.728

261.914

261.223

254.226

283.125

282.848

Uitgaven

250.857

295.013

262.254

261.598

254.226

283.125

282.848

Personele uitgaven

779.972

185.984

195.845

201.965

195.394

224.149

223.540

•waarvan eigen personeel

173.719

178.228

190.743

196.860

190.252

219.009

218.400

  • • 
    waarvan externe inhuur

3.470

4.947

2.369

2.405

2.455

2.455

2.455

  • • 
    waarvan overige personele uitgaven

2.723

2.809

2.733

2.700

2.687

2.685

2.685

Materiële uitgaven

70.945

109.029

66.409

59.633

58.832

58.976

59.308

  • • 
    waarvan ICT

13.004

11.698

11.831

11.743

11.794

11.794

11.794

  • • 
    waarvan bijdrage aan SSO's

46.394

82.636

41.121

35.269

34.719

34.816

34.926

  • • 
    waarvan overige materiële uitgaven

11.547

14.695

13.457

12.621

12.319

12.366

12.588

Ontvangsten

4.761

3.073

17.996

28.928

32.025

63.842

63.842

Toelichting A. Personele en materiële uitgaven

De totaal begrote apparaatsuitgaven voor het kerndepartement bedragen in 2016 € 262,3 miljoen. Dit bedrag bestaat uit € 195,9 miljoen personele uitgaven en € 66,4 miljoen materiële uitgaven.

Het bedrag aan externe inhuur in tabel 96.1 is lager dan de verwachte uitgaven van circa € 4 miljoen. Externe inhuur wordt ingeboekt door middel van een herschikking binnen de begroting zodra hier behoefte aan ontstaat (onder andere als vervanging bij ziekte en zwangerschap of bij tijdelijke projecten).

De piek in 2015 bij de bijdrage aan SSO's wordt verklaard door de restwaarde van het SZW-gebouw die na de verhuizing aan het Rijksvastgoedbedrijf vergoed moet worden. Na 2015 loopt de bijdrage terug tot het structurele niveau van ongeveer € 35 miljoen.

B. Ontvangsten

De ontvangsten hebben betrekking op doorbelaste uitgaven aan derden, waaronder het Agentschap SZW en de Rijksschoonmaakorganisatie.

Rijksschoonmaakorganisatie (RSO) In tabel 96.1 zijn mede de uitgaven en ontvangsten ten behoeve van de

RSO opgenomen. In tabel 96.2 worden de bedragen voor de RSO en het kerndepartement exclusief RSO afzonderlijk weergegeven.

De RSO start in 2016 met het uitvoeren van de schoonmaakactiviteiten. De uitgaven die daarvoor worden gedaan komen ten laste van de begroting van SZW. De eerste schoonmakers komen dan in dienst van het Rijk. De opbouw van de organisatie zal in de komende jaren geleidelijk plaatsvinden. In de loop van 2016 zal nog een aantal andere organisaties zich aansluiten en naar verwachting zal ultimo 2016 circa 1,5 miljoen m2 vloeroppervlakte door de RSO worden schoongemaakt.

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015-2016, 34 300 XV, nr. 2

109

Op de begroting van SZW zijn taakstellende ontvangsten voor de RSO opgenomen. Facturering aan de opdrachtgevers vindt plaats op basis van meerjarige dienstverleningsafspraken. Ter financiering van aanloopkosten van de RSO is voor de eerste jaren ook een transitiebudget voorzien, omdat de inkomsten in de eerste jaren onvoldoende zijn om de uitgaven te kunnen dekken. De meerjarige bijdrage aan het transitiebudget is in 2015 van alle departementen ontvangen en verwerkt in de uitgavenraming van het kerndepartement. Dit is de verklaring voor het verschil tussen de ontvangstenraming RSO en de uitgavenraming RSO tot en met 2019. Vanaf 2020 zullen de inkomsten van de RSO volledig dekkend zijn. Aangezien opdrachtgevers zich in de loop van 2016 zullen aansluiten, zal pas in 2016 zicht komen op de onderverdeling in personele en materiële uitgaven van de RSO.

suitgaven kerndepartement en a

2014

2015

2016

2017

2018

2019

2020

Kerndepartement exclusief RSO

Uitgaven Ontvangsten

249.897 4.761

292.327 3.073

245.291 5.068

237.046 7.317

227.477 8.157

227.233 8.157

227.163 8.157

Rijksschoonmaakorganisatie

Uitgaven RSO Ontvangsten RSO

960 0

2.686 0

16.963 12.928

24.552 21.611

26.749 23.868

55.892 55.685

55.685 55.685

In tabel 96.3 zijn de apparaatsuitgaven van het kerndepartement, het Agentschap SZW en van de ZBO's van het Ministerie in één tabel samengevat.

 
 
 

pparaatsuitgaven/kosten inclusief agentschappen en

 

artikelonderdeel 2014 2015 2016 2017 2018 2019 2020

 

Totaal apparaatsuitgaven Ministerie

250.857

295.013

262.254

261.598

254.226

283.125

282.848

Totaal apparaatskosten agentschappen

19.091

17.917

14.000

13.150

11.050

12.350

10.250

Totaal apparaatskosten ZBO's/RWT's1

2.134.164

2.027.762

1.940.106

1.809.841

1.759.748

1.716.971

1.699.639

UWV (inclusief BKWI)

1.908.187

1.796.509

1.718.396

1.593.206

1.543.889

1.507.893

1.492.338

SVB

219.405

224.831

215.985

211.024

210.294

203.513

201.736

IB

6.572

6.422

5.725

5.611

5.565

5.565

5.565

1 Dit betreft apparaatskosten samenhangend met zowel begrotingsgefinancierde als premiegefinancierde artikelen binnen de SZW-begroting. De ontvangsten artikel 11 zijn in mindering gebracht op de uitgaven.

In onderstaande tabel zijn de apparaatsuitgaven van het departement onderverdeeld naar de verschillende organisatieonderdelen. De uitgaven voor de RSO, huisvesting en ICT van het gehele kerndepartement zijn bij de pSG opgenomen.

Tabel 96.4 Apparaatsuitgaven kerndepartement, naar directoraat-generaal (x € 1.000)

SG 22.858

pSG 102.431

DG SZI 22.624

DG Werk 19.085

Inspectie SZW 95.256

Totaal kerndepartement 262.254

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015-2016, 34 300 XV, nr. 2

110

Taakstelling 2016-2018 De invulling van de taakstelling 2016-2018 op de apparaatsuitgaven uit

het Regeerakkoord Rutte/Asscher, die oploopt tot een bedrag van circa € 65 miljoen, is aangegeven in de begroting van SZW van 2014. De implementatie van enkele maatregelen vergt wijziging van wet- en regelgeving. De voorbereiding daartoe is ter hand genomen.

Verdeling taakstelling tussen kerndepartement SZW, Agentschap SZW en ZBO's

In tabel 96.5 wordt de verdeling van de taakstelling tussen het kerndepartement, het Agentschap SZW en de ZBO's tot uitdrukking gebracht.

 
         

Tabel 96.5 Extracomptabele tabel invulling taakstelling (x € 1.000)

 

2016

2017

2018

Structureel

Departementale taakstelling 2016-2018

       

regeerakkoord Rutte/Asscher (totaal)

23.354

52.803

64.978

64.978

Kerndepartement

3.354

7.703

9.378

9.378

Agentschappen totaal

0

0

0

0

Agentschap SZW

0

0

0

0

ZBO's totaal

20.000

45.100

55.600

55.600

UWV (inclusief BKWI)

17.700

39.700

48.900

48.900

SVB

2.300

5.400

6.700

6.700

Personele ontwikkeling SZW-domein in meerjarig perspectief Onderstaande grafieken laten de ontwikkeling van het aantal fte voor het kerndepartement SZW en voor het SZW-domein zien voor de periode 2006-2020. Als basis is gekozen voor het jaar 2006, omdat in dat jaar ten behoeve van het programma Vernieuwing Rijksdienst een nulmeting heeft plaatsgevonden naar de personele omvang van de rijksdienst.

Figuur 96.1 fte-ontwikkeling kerndepartement SZW in- en exclusief RSO

3.500

3.300 3.100 2.900 2.700 2.500 2.300 2.100 1.900 1.700 1.500

2006 2008 2010 2012 2014 2016 2018 2020

exclusief RSO - inclusief RSO

De door achtereenvolgende kabinetten opgelegde taakstellingen op de apparaatsuitgaven laten voor het kerndepartement SZW vanaf 2006 een afname van het aantal fte's zien. Daarnaast is er de overgang van fte's

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015-2016, 34 300 XV, nr. 2

111

geweest naar het Ministerie van BZK door de uitvoering van de bedrijfsvoering in Shared Service Organisaties onder te brengen. Aan de andere kant is er een uitbreiding van het aantal fte's door de komst van beleidsterreinen bij SZW (Kinderopvang in 2011 en Inburgering in 2012, Financieel Dienstencentrum in 2015). De verwachting na 2014 is enerzijds gebaseerd op de nog te realiseren taakstellingen op de apparaatsuitgaven in die periode. Anderzijds zal de formatie toenemen door een (tijdelijke) uitbreiding van taken bij de Inspectie SZW. Tevens leidt de oprichting van de RSO tot een opwaartse bijstelling van de formatie. Het effect van de oprichting van de RSO is indicatief in de figuren 96.1 en 96.2 in beeld gebracht.

Figuur 96.2 fte-ontwikkeling SZW-domein (inclusief UWV en SVB) in- en exclusief RSO

26.000 25.000 24.000 23.000 22.000 21.000 20.000

19.000 18.000

2006 2008 2010 2012 2014 2016 2018 2020

SZW-domein excl. RSO - SZW-domein incl. RSO

De periode 2006-2020 laat voor het gehele SZW-domein een zelfde beeld zien als voor het kerndepartement. De verwachte ontwikkeling betreft een saldo van de gevolgen van de taakstellingen op de apparaatsuitgaven en de uitvoeringskosten, de overgang van dienstonderdelen van en naar andere departementen en van de in- en extensiveringen van beleidsuitvoering) en de oprichting van RSO. Daarbij hebben de optredende conjuncturele effecten op de formatie van het UWV geleid tot een toename van het aantal fte in het SZW-domein in de jaren 2009/2010 en 2013/2015.

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015-2016, 34 300 XV, nr. 2

112

Artikel

  • 97. 
    Aflopende regelingen

Voor de financiële afwikkeling en verantwoording van een aantal aflopende regelingen is in de begroting een afzonderlijke voorziening getroffen.

egroiingsungaven a

 

artikelonderdeel

2014

2015

2016

2017

2018

2019

2020

Verplichtingen

0

0

0

0

0

0

0

Uitgaven

0

0

0

0

0

0

0

Programma-uitgaven

0

0

0

0

0

0

0

Aflopende regelingen

0

0

0

0

0

0

0

Ontvangsten

4

0

0

0

0

0

0

Toelichting A Programma-uitgaven

Een aantal wetten en regelingen is financieel afgewikkeld. Er kunnen nog wel nabetalingen plaatsvinden. Het gaat hierbij om nagekomen declaraties of vergoedingen voor nabetalingen op grond van gerechtelijke uitspraken (bezwaar- en beroepsprocedures) naar aanleiding van geschillen in het verleden. Er worden dan ook geen ramingen voor 2016 en latere jaren opgenomen.

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015-2016, 34 300 XV, nr. 2

113

Artikel

  • 98. 
    Algemeen

Op dit artikel worden de niet naar beleidsartikelen toe te rekenen budgetten verantwoord.

Tabel 98.1 Begrotingsuitgaven artikel 98 (x€ 1.000)

artikelonderdeel

2014

2015

2016

2017

2018

2019

2020

 

Verplichtingen

42.548

34.778

47.231

42.086

38.755

44.377

39.861

Uitgaven

39.442

34.985

47.231

42.086

38.755

44.377

39.861

Subsidies

244

700

0

0

0

0

0

Opdrachten

14.271

15.555

26.584

25.355

23.964

24.186

24.186

Handhaving

851

2.893

14.061

14.152

13.810

14.010

14.010

Opdrachten overig

13.420

12.662

12.523

11.203

10.154

10.176

10.176

Bekostiging

2.260

4.253

3.479

3.036

3.036

3.036

2.720

Uitvoeringskosten Caribisch Nederland

2.260

4.253

3.479

3.036

3.036

3.036

2.720

Bijdrage aan medeoverheden

5.633

0

0

0

0

0

0

Verzameluitkering SZW

5.633

0

0

0

0

0

0

Bijdrage aan agentschappen

15.352

13.277

14.968

77.495

9.555

74.955

10.755

Agentschap SZW

14.898

12.860

14.459

10.990

9.050

14.450

10.250

Rijksdienst Ondernemend Nederland

454

417

509

505

505

505

505

Bijdrage aan andere begrotingen

1.682

7.800

2.200

2.200

2.200

2.200

2.200

Bijdrage andere begrotingen

1.682

1.800

2.200

2.200

2.200

2.200

2.200

Ontvangsten

9.779

0

0

0

0

0

0

Toelichting A. Opdrachten

A1. Handhaving

Dit beleidsbudget voor handhaving bedraagt in 2016 € 14,1 miljoen. Een belangrijk deel daarvan is gereserveerd voor de uitvoering van niet structurele innovatieve projecten. Daarvoor zullen tijdens de begrotingsuitvoering overboekingen plaatsvinden naar de relevante budgetten voor de feitelijke realisatie. De bedragen voor 2016 en volgende jaren zijn hoger dan voor 2015 omdat voor laatstgenoemd jaar al bedragen naar andere artikelen zijn overgeboekt.

A2. Opdrachten overig

Hieronder vallen de uitgaven voor onderzoek en voorlichting die niet zijn toebedeeld aan beleidsartikelen. Het onderzoeksbudget op artikel 98 is departementaal breed en bedraagt € 8 miljoen. Van het totale onderzoeksbudget is € 2,7 miljoen bestemd voor beleidsinformatie. Naast de uitgaven voor voorlichtingsprogramma's worden uit het budget op artikel 98 ook de uitgaven voor bibliotheek, documentatie en andere algemene publieksinformatie betaald.

B. Bekostiging

De unit SZW, die ondergebracht is bij de Rijksdienst Caribisch Nederland (RCN), voert namens de Minister de regelingen op Caribisch Nederland uit. De uitvoeringskosten van de RCN worden op artikel 98 verantwoord.

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015-2016, 34 300 XV, nr. 2

114

C. Bijdrage aan medeoverheden

In een verzameluitkering worden per Ministerie alle financieel geringe overdrachten (beleidsthema's) aan een medeoverheid opgenomen. Alle bedragen waarvoor een budget beschikbaar is dat onder het grensbedrag (€ 10 miljoen) ligt moeten in de verzameluitkering worden opgenomen. De Financiële verhoudingswet geeft de wettelijke grondslag voor de verzameluitkering. Met de verzameluitkering wordt beoogd de medeoverheden ruimte te bieden voor lokaal maatwerk en de administratieve lasten bij het Rijk en de medeoverheden te beperken52. Het gaat om de uitkering ten behoeve van de regionale centra fraudebestrijding en de landelijke expertisefunctie van de regionale coördinatiepunten fraudebestrijding. Deze uitkering wordt jaarlijks vanuit de verzameluitkering SZW via het Ministerie van BZK aan de negen betrokken gemeenten overgemaakt. De hiervoor beschikbare middelen worden daartoe in de loop van 2016 eerst met een suppletoire begroting vanuit het handhavingsbudget naar de verzameluitkering SZW geboekt. In de begroting 2016 heeft de verzameluitkering SZW daarom nog de waarde nul.

D. Bijdrage aan agentschappen

In hoofdstuk 3 van deze begroting wordt nader ingegaan op het Agentschap SZW.

De bijdrage aan Rijksdienst Ondernemend Nederland heeft betrekking op de uitvoeringskosten van de borgstellingsregeling (€ 0,1 miljoen). Daarnaast wordt jaarlijks € 0,4 miljoen gereserveerd voor de controle van de betaalaanvragen uit het Europees Globalisering Fonds en de ESF-programma's.

E. Bijdrage aan andere begrotingen

Structureel wordt € 2,2 miljoen overgeboekt naar het Ministerie van Financiën ten behoeve van controlewerkzaamheden voor het ESF-programma 2007-2013 en het ESF programma 2014-2020.

52 Zie ookStb. 2008,312.

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015-2016, 34 300 XV, nr. 2

115

Artikel

  • 99. 
    Nominaal en onvoorzien

Op dit artikel worden de uitgaven verantwoord voor onvoorziene uitgaven, loon- en prijsbijstelling.

2014 2015 2016 2017 2018 2019 2020

Tabel 99.1 Begrotingsuitgaven artikel 99 (x€ 1.000)

 

Verplichtingen

0

12.707

90.282

640.315

980.639

987.329

1.032.882

Uitgaven

0

12.707

90.282

147.315

683.639

987.329

1.032.882

Overige beleidsuitgaven

0

12.707

90.282

747.375

683.639

987.329

1.032.882

Loonbijstelling

0

0

0

0

0

0

0

Prijsbijstelling

0

0

0

0

0

0

0

Onvoorzien

0

12.707

90.282

147.315

683.639

987.329

1.032.882

Toelichting A. Overige beleidsuitgaven

Onvoorzien

De grondslag ligt in de Comptabiliteitswet, waarin de mogelijkheid bestaat een artikel voor onvoorziene uitgaven op te nemen. Op dit artikel staan middelen geparkeerd (oplopend tot € 0,2 miljard in 2020) die op een later moment nog uitgedeeld moeten worden, zoals middelen voor 2 dagdelen opvang voor alle peuters, uitbreiding betaald kraamverlof voor partners naar 5 dagen en een impuls aan het creëren van nieuw beschut werk.

Daarnaast is - in afwachting van de nadere uitwerking - ervoor gekozen om het lage-inkomensvoordeel (LIV, € 0,5 miljard vanaf 2018) en het loonkostenvoordeel (LKV, € 0,3 miljard vanaf 2019) voor werkgevers als niet-kaderrelevante uitgaven op te nemen op dit artikel. De kosten daarvan vallen onder het lastenkader.

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015-2016, 34 300 XV, nr. 2

116

HOOFDSTUK 3: AGENTSCHAPPEN

AGENTSCHAP SZW

Algemeen Het Agentschap SZW richt zich met name op de uitvoering van complexe

Europese subsidieregelingen. In de huidige opdrachtenportefeuille zitten ook enkele nationale regelingen. Bij de uitvoering van de subsidieregelingen ligt de nadruk op het waarborgen van de rechtmatigheid en de doelmatigheid. Onderstaand volgt een opsomming van de subsidieregelingen die het Agentschap SZW uitvoert. Tenzij anders vermeld is het Ministerie van SZW opdrachtgever van de regelingen.

Europees Sociaal Fonds (ESF)

Het ESF verbetert de kansen van mensen op de arbeidsmarkt. De ESF-programmaperiode 2007-2013 verkeert in de afrondende fase. In het eerste halfjaar van 2016 worden de laatste projecten afgehandeld en worden voorbereidingen getroffen voor de eindafrekening aan de Europese Commissie over deze programmaperiode in 2017. In deze programmaperiode staan de volgende groepen centraal:

  • • 
    Werklozen met achterstand op de arbeidsmarkt (ouderen, langdurig werklozen, arbeidsongeschikten, gevangenen);

Leerlingen aan een Praktijkschool of school voor Voortgezet Speciaal Onderwijs;

Laagopgeleide werknemers die moeilijk kunnen doorstromen naar een betere of andere baan;

  • • 
    Werkgevers die via sociale innovatie hun personeel slimmer en beter willen inzetten;
  • • 
    Jongeren die via projecten aan duurzaam werk worden geholpen.

De uitvoering van de nieuwe ESF-programmaperiode 2014-2020 loopt in ieder geval tot en met 2022. Subsidie wordt verstrekt aan projecten met de volgende thema's:

  • • 
    Actieve inclusie: re-integratie van mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt;
  • • 
    Actief en gezond ouder worden: het bevorderen van duurzame arbeidsinzet van werkenden.

Als onderdeel van ESF 2014-2020 worden ook projecten gefinancierd vanuit het Europees Fonds voor Meest Behoeftigen (EFMB). Deze regeling wordt ingezet om de sociale participatie van kwetsbare ouderen (met een laag besteedbaar inkomen) te stimuleren.

Europees Globalisatiefonds (EGF)

Het EGF is een andere Europese subsidieregeling die het Agentschap SZW uitvoert. Bedrijven en sectoren die zijn getroffen door grote veranderingen in de wereldhandelspatronen of als gevolg van de wereldwijde economische financiële crisis, kunnen bij massaontslag gebruikmaken van geld uit het EGF. Dit fonds helpt werknemers met scholing, hulp bij het vinden van een nieuwe baan of steun bij het opzetten van een eigen bedrijf. De programmaperioden en de verwachte looptijd zijn ongeveer hetzelfde als bij ESF.

Europese Migratie- en Veiligheidsfondsen (EMVF)

In opdracht van het Ministerie van V&J voert het Agentschap SZW de subsidieregelingen van de EMVF uit. Net als bij ESF is de uitvoering opgedeeld in programmaperioden en is de verwachte looptijd van deze activiteiten tot en met 2022.

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015-2016, 34 300 XV, nr. 2

117

De projecten van de lopende programmaperiode 2007-2013 worden door het Agentschap SZW afgerond. In deze periode worden projectactiviteiten uit vier afzonderlijke fondsen gefinancierd:

Europees buitengrenzenfonds (EBF): beheer van de buitengrenzen van

de EU;

Europees integratiefonds (EIF): de integratie van mensen van buiten de EU;

Europees terugkeerfonds (ETF): terugkeer van asielzoekers, uitgeprocedeerde asielzoekers en illegale migranten; Europees vluchtelingenfonds (EVF): projecten inzake opvang en integratie van asielzoekers en vluchtelingen.

In de nieuwe begrotingsperiode (2014-2020) bestaan de Europese migratie- en veiligheidsfondsen uit het Asiel, Migratie en Integratiefonds (AMIF) en het fonds voor de Interne Veiligheid (ISF). De huidige vier eerdergenoemde migratiefondsen verdwijnen.

Het AMIF richt zich op asiel- en migratiebeleid en verstrekt subsidie voor: het behouden en verbeteren van de kwaliteit van het opvang- en asielstelsel;

het bevorderen van de participatie van onderdanen uit niet-westerse derde landen en hun naaste verwanten in de samenleving; het bevorderen van de terugkeer van vreemdelingen die geen recht op verblijf in Nederland hebben, nog in afwachting zijn van een beslissing op hun verzoek tot verblijf of tijdelijk verblijfsrecht hebben.

Het ISF is gericht op het bevorderen van grensbewaking en visumma-

nagement, en bestaat uit twee programma's:

Het programma ISF-grenzen heeft als doel de veiligheid in de EU te verhogen en daarnaast legaal reizen makkelijker te maken. Ook financiert het de IT-systemen die nodig zijn voor het grensbewakingssysteem van de EU. Daarnaast worden acties voor de efficiënte verwerking van migratiestromen en visumaanvragen gesteund; Het programma ISF-Politie heeft als doel bij te dragen aan de veiligheid in de EU. Het programma financiert acties ter voorkoming van grensoverschrijdende georganiseerde misdaad, waaronder terrorisme. Het programma heeft ook als doel de samenwerking tussen de rechtsautoriteiten van de lidstaten te verbeteren.

Nationale regelingen

Daarnaast voert het Agentschap SZW enkele nationale regelingen uit: Regeling sectorgewijze opleidingen / sectorplannen (RCSP). Looptijd: 1 oktober 2013 tot en met 2018;

Kinderopvang: versterking taal- en interactievaardigheden (KTA). Looptijd: eind 2014 tot en met 2018.

Door middel van de RCSP kunnen werkgevers- en werknemersorganisaties een financiële bijdrage van de overheid krijgen als zij gezamenlijke plannen maken om mensen aan het werk te krijgen en te houden. Een betere werking van de arbeidsmarkt, het bieden van werkzekerheid en het voorkomen van werkloosheid staan centraal.

De regeling KTA heeft ten doel om de taal- en interactieve vaardigheden van gastouders en medewerkers in de kinderopvang te verbeteren.

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015-2016, 34 300 XV, nr. 2

118

 

Tabel 3.1 Begroting van baten en lasten Agentschap SZW voor het jaar 2016 (x€ 1.000

       
       
 

Realisatie 20141

Raming I 20152

3eg roting 2016

2017

2018

2019

2020

Baten

             

Opbrengst moederdepartement3

16.883

15.597

13.400

12.950

11.000

12.100

10.050

Opbrengst overige departementen

2.575

2.848

1.600

1.200

950

1.050

900

Opbrengst derden

-

-

-

-

-

-

-

Rentebaten

21

-

-

-

-

-

-

Vrijval voorzieningen

284

-

-

-

-

-

-

Bijzondere baten

-

-

-

-

-

-

-

Totaal Baten

19.763

18.445

15.000

14.150

11.950

13.150

10.950

Lasten

             

Apparaatskosten

             

Personele kosten

13.160

13.204

9.650

9.200

7.800

8.900

7.000

waarvan eigen personeel

9.650

10.786

8.550

8.100

6.900

7.400

6.700

waarvan externe inhuur

2.791

1.668

500

500

400

900

400

waarvan overige kosten

719

750

600

600

500

600

500

Materiële kosten

5.931

4.713

4.350

3.950

3.250

3.450

3.250

waarvan apparaat ICT

1.508

7.600

7.500

7.500

7.000

7.200

950

waarvan bijdrage aan SSO's

963

7.250

7.000

950

900

930

900

waarvan overige kosten

3.460

1.863

1.850

1.500

1.350

1.320

1.400

Rentelasten

-

-

-

-

-

-

-

Afschrijvingskosten

             

Materieel

4

0

0

0

0

0

0

waarvan apparaat ICT

-

-

-

-

-

-

-

Immaterieel

1.358

978

1.000

1.000

900

800

700

Overige kosten

-

-

-

-

-

-

-

Dotaties voorzieningen

-

-

-

-

-

-

-

Bijzondere lasten

-

-

-

-

-

-

-

Totaal Lasten

20.453

18.895

15.000

14.150

11.950

13.150

10.950

Saldo van baten en lasten

-690

-450

0

0

0

0

0

1 Slotwet 2014.

2 Eerste suppletoire begroting 2015.

3 Het verschil met de in tabel 98.1 genoemde Bijdrage aan AG SZW wordt hoofdzakelijk veroorzaakt doordat in die tabel de bijdragen uit rekeningen buiten begrotingsverband, ter cofinanciering van de uitvoeringskosten van Europese regelingen, niet zijn opgenomen.

Toelichting bij de begroting van De meerjarenbegroting van het Agentschap SZW wordt bepaald door

baten en lasten ontwikkelingen in de orderportefeuille. Bij het opstellen van de ontwerp-

begroting wordt alleen rekening gehouden met de omzet en de te maken kosten voor de subsidieregelingen waarvoor formeel opdracht is gegeven. Daarnaast is op dat moment nog onvoldoende zicht op de werkvoorraad voortvloeiend uit de uitvoering van de lopende opdrachten. De schattingen in de begroting zijn dan ook globaal.

In het najaar vindt het overleg met de opdrachtgevers plaats over de te verrichten activiteiten in het komend jaar. Op basis daarvan worden voor het komend jaar de uurtarieven (integrale kostprijs) berekend en offertes uitgebracht aan de opdrachtgevers. In de eerste suppletoire begroting 2016 wordt bij Voorjaarsnota de begroting aangepast naar de verwachtingen op basis van de uitgebrachte offertes.

Baten

De opbrengsten moederdepartement en overige departementen betreft de omzet van de subsidieregelingen die voor het moederdepartement respectievelijk overige departementen worden uitgevoerd. Het grillige patroon van de omzet vanaf 2016 is te verklaren doordat bij de uitvoering van de Europese subsidieregelingen veelal sprake is van tweejarige projecten met grotere werkdruk bij openstelling van het tijdvak (intake en aanvraag) en aan het eind van het project (einddeclaratie).

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015-2016, 34 300 XV, nr. 2

119

Doordat dit voor zowel ESF als EMVF geldt en de acties ook veelal samenvallen, resulteert dit in het patroon van jaren met meer en minder bedrijfsd rukte.

Lasten

Personele kosten

De personele kosten vormen de belangrijkste kostenpost voor het Agentschap SZW. Het verloop van de regelingen en hiermee het aantal activiteiten bepaalt in hoge mate de ontwikkeling in de personele kosten. Het huidige personeelbestand bestaat uit een kern van vast en tijdelijk ambtelijk personeel; daarnaast vindt noodzakelijke inhuur van externen plaats (via mantelcontracten van het Rijk of van SZW).

Afschrijvingskosten

De afschrijvingskosten betreffen de materiële en immateriële vaste activa. De investeringen in immateriële vaste activa die voortvloeien uit specifieke wensen van de opdrachtgevers worden over meerdere jaren afgeschreven en ook in dit ritme aan de opdrachtgevers doorberekend.

Saldo van baten en lasten

Bij het opstellen van de begroting is een sluitende begroting het uitgangspunt.

Het saldo van baten en lasten van een jaar wordt in het daarop volgend jaar verwerkt in overeenstemming met het besluit van de eigenaar.

Kasstroomoverzicht In tabel 3.2 wordt het kasstroomoverzicht van AG SZW opgenomen.

 

Tabel 3.2 Kasstroomoverzicht Agentschap SZW voor het jaar 2016 (x € 1.000

         
               
 

Realisatie 20141

Raming Bec 20152

1 roting 2016

2017

2018

2019

2020

  • 1. 
    Rekening-courant RHB 1 januari

6.569

2.145

973

973

1.223

1.523

1.823

  • 2. 
    Totaal operationele kasstroom

-2.921

528

1.000

1.000

900

800

700

3a. Totaal investeringen (-/-)

3b. Totaal boekwaarde desinvesteringen (+)

  • 3. 
    Totaal investeringskasstroom
  • 1.503 -1.503
  • 1.700 -1.700
  • 1.000 -1.000

-750 -750

-600 -600

-500 -500

-500 -500

4a. Eenmalige uitkering aan moederdepartement (-/-)

4b. Eenmalige storting door moederdepartement (+)

4c. Aflossingen op leningen (-/-) 4d. Beroep op leenfaciliteit (+) 4. Totaal financieringskasstroom

0

0

0

0

0

0

0

  • 5. 
    Rekening-courant RHB 31 december (=1+2+3+4)

2.145

973

973

1.223

1.523

1.823

2.023

1 Slotwet.

2 Eerste suppletoire begroting 2015.

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015-2016, 34 300 XV, nr. 2

120

Doelmatigheidsindicatoren In tabel 3.3 worden de doelmatigheidsindicatoren vermeld.

 

Tabel 3.3 Overzicht doelmatiqheidsindicatoren A

qentschap

SZW 2016

       

-

     
 

Realisatie 2014

Raming 2015

Begroting 2016

2017

2018

2019

2020

Generieke doelmatigheidsindicatoren

             

Uurtarieven

             

Integraal uurtarief (voorcalculatorisch)(€)

90,93

98,68

109,05

112,32

126,60

126,51

130,42

Index reëel uurtarief (gecorrigeerd voor

             

inflatie, 2011=100)

96,1

102,7

111,9

113,5

126,1

124,1

126,0

Omzet per fte:

             

Totale omzet in € 1.000

19.458

18.445

15.000

14.150

11.950

13.150

10.950

fte-totaal

152,0

158,3

125,5

118,9

101,3

108,6

89,5

Omzet per fte (€)

127.979

116.519

119.522

119.008

117.966

121.087

122.346

Productiviteit:

             

Declarabiliteit (facturabele/beschikbare

             

uren)(%)

70,4

70,0

70,0

70,0

70,0

70,0

70,0

Ziekteverzuim (totaal incl.langdurig) (%)

3,2

2,5

2,5

2,5

2,5

2,5

2,5

Kwalitatieve indicatoren

             

Klanttevredenheid: algemeen oordeel enquête

7,2

7,4

7,5

7,5

7,5

7,5

7,5

Beroepsprocedures:

             

% beschikkingen die leiden tot beroepspro-

             

cedure

1,5

0,5

0,5

0,5

0,5

0,5

0,5

% beroepsprocedures geheel of deels gegrond

13

15

15

15

15

15

15

Tijdigheid beschikken en betalen:

             

% tijdige beschikkingen

82

85

90

95

95

95

95

% tijdige betalingen

98

99

99

99

99

99

99

Specifieke indicatoren

             

Kosten subsidieproces in % vd subsidie /

             

subsidiabele kosten per project

             

Europese subsidieregelingen

1,5

1,6

1,6

1,6

1,6

1,6

1,6

Nationale subsidieregelingen

             
  • • 
    RUS-variant 1a: One Touch (direct
             

vaststellen)

11,3

-

-

-

-

-

-

  • • 
    RUS-variant 1b: One Touch (ambtshalve
             

vaststellen)

nb

17,7

17,5

17,5

17,5

-

-

  • • 
    RUS-variant 3: Presteren en inzicht in kosten

0,1

0,2

0,2

0,2

0,2

-

-

RUS = Raamwerk voor Uitvoering van Rijkssubsidies.

De voorcalculatorische uurtarieven zijn integrale kostprijzen (alle kosten/ facturabele uren). De uurtarieven vormen de basis voor de facturering aan de opdrachtgevers. De volgende ontwikkelingen hebben invloed op de uurtarieven:

  • • 
    Aangezien geen rekening gehouden wordt met de uitvoering van eventuele nieuwe subsidieregelingen, is - door het beëindigen van regelingen - een dalende omzet te zien. Minder bedrijfsdrukte leidt tot minder facturabele uren en (door de vaste kosten) tot hogere tarieven. De grote stijging van de uurtarieven in 2016 en het grillige patroon in de jaren daarna is te verklaren door het patroon van jaren met meer en minder bedrijfsdrukte. De oorzaak voor dit patroon is toegelicht bij de begroting van baten en lasten (onder kopje «baten»).
  • • 
    Voorheen werd de impact van een dalende bedrijfsdrukte op de tarieven gematigd door de incidentele inzet van het surplus aan eigen vermogen. Dit is volgens de Regeling Agentschappen 2013 niet meer toegestaan.

Gezien de bovenstaande ontwikkelingen is een werkgroep ingesteld om maatregelen uit te werken om de efficiëntie van het AGSZW te vergroten. Tevens worden voorstellen gedaan voor meer structurele maatregelen. Een van de voorstellen is om een doorlichting te laten uitvoeren, waarbij niet alleen gekeken wordt naar de tarieven en de

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015-2016, 34 300 XV, nr. 2

121

overhead maar ook naar de positionering van AGSZW op langere termijn.

In de berekening van de reële indexcijfers van de uurtarieven is het effect van de jaarlijkse algemene prijsstijgingen geëlimineerd (vanaf 2015: schatting 1,5%).

Bij de specifieke indicatoren worden de uitvoeringskosten gepresenteerd in verhouding tot de gemiddelde subsidie of de totale subsidiabele kosten per project. De niet aan afzonderlijke projecten toe te rekenen activiteiten en materiële kosten worden in deze berekening niet meegenomen. Voor de Europese subsidieregelingen worden de kosten van het subsidieproces gerelateerd aan de totale subsidiabele kosten. Deze kosten zijn absoluut gezien hoger dan bij Nationale regelingen vanwege de hoge eisen die de Europese Commissie stelt aan de projectkosten en de controle ervan. Vanwege de grotere gemiddelde projectomvang zijn de kosten van het subsidieproces bij Europese regelingen relatief lager.

Voor de Nationale subsidieregelingen die het Agentschap SZW uitvoert, worden de uitvoeringskosten inzichtelijk gemaakt naar de uitvoeringsvariant die in het Rijksbreed geldende Raamwerk voor Uitvoering van Rijkssubsidies (RUS) worden onderscheiden. De subsidie van de regelingen onder variant «One Touch» is lump sum: de gemiddelde projectomvang is berekend op basis van de verleende subsidie. Vanaf 2015 voert het Agentschap SZW geen subsidieregeling in deze variant meer uit. Voor de variant «Presteren en inzicht in kosten» betreft de gemiddelde projectomvang de totale subsidiabele kosten.

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015-2016, 34 300 XV, nr. 2

122

HOOFDSTUK 4: BIJLAGEN

BIJLAGE 1 SZA-KADER INCLUSIEF VERDIEPINGSHOOFDSTUK

Deze bijlage bevat de volgens de Rijksbegrotingsvoorschriften (RBV) verplichte aansluitingstabellen en (per artikel) de verplichte tabellen van het verdiepingshoofdstuk. In aanvulling daarop zijn dergelijke tabellen ook voor de premiegefinancierde regelingen opgenomen. De bijlage begint met een toelichting op de opbouw van het SZA-kader.

B.1.1 HET SZA-KADER

Het SZA-kader bevat zowel uitgaven van regelingen die begrotingsgefi-nancierd zijn als uitgaven van regelingen die premiegefinancierd zijn. De begrotingsgefinancierde uitgaven worden uit belastinginkomsten betaald. De premiegefinancierde uitgaven worden voornamelijk door middel van premies gefinancierd. Tabel B.1.1 bevat een toelichting op de opbouw van de SZA-uitgaven.

A uitgaven (x€ 1 mld

2015

2016

2017

2018

2019

2020

 

Totale uitgaven begroting

31,4

31,8

32,2

32,7

33,4

33,8

- Correctie rijksbijdragen

73,2

73,7

73,4

73,5

73,7

73,9

- Correctie Rbg-eng

0,6

0,6

0,6

0,4

0,4

0,4

- correctie LIV en LKV

     

0,5

0,8

0,8

- Correctie ontvangsten

0,8

0,6

0,6

0,6

0,6

0,6

+ Loon- en prijsbijstelling

0,0

0,3

0,5

0,7

0,9

1,0

A. SZA-uitgaven begroting

16,9

17,7

18,1

18,4

18,7

19,2

Totale uitgaven premie

56,5

57,5

58,0

58,3

58,8

59,2

- Correctie ontvangsten

0,4

0,4

0,4

0,4

0,4

0,4

B. SZA-uitgaven premie

56,1

57,1

57,6

57,9

58,4

58,8

C. Integratie-uitkering sociaal domein

2,9

2,7

2,5

2,4

2,3

2,2

Totale SZA-uitgaven (lopende prijzen) (A+B+C)

75,9

77,5

78,2

78,7

79,4

80,1

Allereerst wordt voor een dubbeltelling gecorrigeerd omdat sociale fondsen voor een deel gefinancierd worden uit begrotingsmiddelen (correctie rijksbijdragen). Dit betreft hoofdzakelijk een bijdrage aan het Ouderdomsfonds, welke nodig is omdat de opbrengsten van de AOW-premie onvoldoende zijn om de AOW-uitgaven te dekken. In 2016 worden de SZA-uitgaven hierdoor met€ 13,1 miljard gecorrigeerd. Tevens vallen de apparaatuitgaven van SZW en enkele andere uitgaven niet onder het SZA-kader maar onder het kader Rbg-eng (€ 0,6 miljard). Vanaf het jaar 2018 worden de SZA-uitgaven gecorrigeerd voor de uitgaven ingevolge het lege-inkomensvoordeel (LIV) en de loonkostenvoordelen (LKV). Voor het gedeelte van de ontvangsten dat tot de niet-belastingontvangsten wordt gerekend wordt eveneens gecorrigeerd: € 0,6 miljard (terugontvangsten kinderopvang en Tegemoetkoming ouders) en € 0,4 miljard (ontvangsten UFO). De middelen voor de Wsw en het participatiebudget maken onderdeel uit van de integratie-uitkering sociaal domein. Deze uitgaven blijven onderdeel van het SZA-kader en worden bijgeteld. Het uitgavenplafond (SZA-kader) wordt in lopende prijzen uitgedrukt, wat betekent dat rekening wordt gehouden met toekomstige loon- en prijsontwikkelingen en de gevolgen daarvan voor de uitgaven. Voor de begrotingsgefinancierde regelingen staan de hiervoor gereserveerde middelen (€ 0,3 miljard) niet op de SZW-begroting, maar

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015-2016, 34 300 XV, nr. 2

123

op een afzonderlijke begrotingspost die door de Minister van Financiën wordt beheerd. De premiegefinancierde uitgaven zijn al uitgedrukt in lopende prijzen. In lopende prijzen bedragen de SZA-uitgaven in 2016 € 77,1 miljard.

B.1.2 DE AANSLUITINGSTABELLEN

In dit onderdeel van de begroting worden de samenvattende aansluitingstabellen van de premie- en de begrotingsgefinancierde regelingen weergegeven, zowel voor de uitgaven als voor de ontvangsten. De mutaties in deze tabellen worden per artikel gedetailleerd opgenomen in het verdiepingshoofdstuk in onderdeel B.1.3 van deze bijlage.

De opbouw van deze tabellen verschilt van elkaar. Bij de begrotingsgefinancierde regelingen worden, conform de RBV, de mutaties als gevolg van de nota van wijziging, de 1e suppletoire begroting (Voorjaarsnota) en de nieuwe mutaties (Miljoenennota) vermeld. Bij de premiegefinancierde regelingen is geen sprake van een nota van wijziging of van een suppletoire wet. Voor deze regelingen worden de mutaties uitgesplitst naar uitvoeringsmutaties, macromutaties, loon- en prijsmutaties, beleidsmatige mutaties en kasschuiven. Bovendien wordt een onderverdeling aangebracht in reëel en nominaal.

ansiumngsia

n begrotingsgefinancierd

2015

2016

2017

2018

2019

2020

Ontwerpbegroting 2015

Vastgestelde begroting 2015 Mutaties Voorjaarsnota

Totaal tot en met Voorjaarsnota 1° suppletoire Mutaties Miljoenennota Ontwerpbegroting 2016

32.421.680

32.421.680 -956.075 31.465.605 - 19.498 31.446.107

32.875.952

32.875.952 - 1.771.464 31.104.488 662.662 31.767.150

33.671.999

33.671.999 -2.151.987 31.520.012 659.869 32.179.881

33.985.288

33.985.288 -2.238.954 31.746.334 980.384 32.726.718

34.402.969

34.402.969 -2.220.560 32.182.409 1.232.411 33.414.820 33.843.461

Tabel B.1.3 Aansluitingstabel ontvangsten begrotingsgefinancierd begroting 2015 naar begroting 2016 (bedragen x € 1.000

_

 
 

2015

2016

2017

2018

2019

2020

Ontwerpbegroting 2015

1.685.276

1.702.071

1.677.543

1.681.076

1.687.165

 

Vastgestelde begroting 2015

1.685.276

1.702.071

1.677.543

1.681.076

1.687.165

 

Mutaties Voorjaarsnota

133.083

30.133

22.950

5.018

-8.362

 

Totaal tot en met Voorjaarsnota 1e suppletoire

1.818.359

1.818.359

1.732.204

1.700.493

1.686.094

 

Mutaties Miljoenennota

31.001

-8.197

30.163

34.124

66.157

 

Ontwerpbegroting 2016

1.849.360

1.724.007

1.730.656

1.720.218

1.744.960

1.740.604

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015-2016, 34 300 XV, nr. 2

124

 
 

2015

2016

2017

2018

2019

2020

Ontwerpbegroting 2015 reëel

56.529.702

56.396.879

56.178.668

56.131.989

55.853.717

55.623.471

Mutaties:

           

Uitvoeringsmutaties

107.691

118.849

142.168

147.740

167.848

163.318

Macro mutaties

  • 530.034
  • 798.978

-928.243

-1.013.166

-941.101

-910.477

Loon- en prijsontwikkeling

511.156

509.226

507.390

506.278

502.412

497.914

Beleidmatige mutaties

  • 181.675

46.187

124.471

23.133

24.608

22.417

Kasschuiven

2.545

5.078

3.680

1.141

-373

  • 2.049

Diverse overige mutaties

63.366

11.024

  • 15.685
  • 19.993
  • 13.127
  • 14.804

Stand ontwerpbegroting 2016 reëel

56.502.751

56.288.265

56.012.449

55.777.122

55.593.984

55.379.790

Ontwerpbegroting 2015 nominaal

633.920

1.445.949

2.124.191

2.810.012

3.490.510

4.174.385

Mutaties:

           

Bijstellingen grondslag en indexatiepercentage

-122.764

271.028

327.984

228.563

217.872

122.361

Uitdelen loon- en prijsontwikkeling

-511.156

-509.226

  • 507.390

-506.278

-502.412

-497.914

Stand ontwerpbegroting 2016 nominaal

0

7.207.757

1.944.785

2.532.297

3.205.970

3.798.832

Ontwerpbegroting 2016 totaal

56.502.751

57.496.016

57.957.234

58.309.419

58.799.954

59.178.622

Voor de aansluitingstabel van de ontvangsten premiegefinancierd wordt verwezen naar de aansluitingstabel bij artikel 5 van het verdiepingshoofdstuk.

B.1.3 HET VERDIEPINGSHOOFDSTUK

Dit onderdeel bevat het verdiepingshoofdstuk van de SZW-begroting. In deze paragraaf wordt voor alle artikelen op de SZW-begroting de mutatie van uitgaven en ontvangsten tussen de ontwerpbegroting 2015 en de huidige ontwerpbegroting 2016 gedetailleerd toegelicht. Dit gebeurt zowel voor de begrotingsgefinancierde als voor de premiegefinancierde regelingen.

B.1.3.1 Arbeidsmarkt

 
 
 

2015

2016

2017

2018

2019

2020

Stand ontwerpbegroting 2015 Amendementen

Mutatie 1e suppletoire begroting 2015

17.525 -375 121

22.442

-375 -984

22.417 -375 - 1.032

23.407 -375 168

22.407

-375 -32

22.407

-375 -32

Nieuwe mutaties:

  • 1. 
    Budgettair neutrale herschikkingen
  • 2. 
    Overboekingen met departementen

1.729

-396

650 -500

-759 -500

  • 1.081 -500
  • 1.081 - 120
  • 1.081

Stand ontwerpbegroting 2016

18.604

21.233

19.751

21.619

20.799

20.919

  • 1. 
    Budgettair neutrale herschikkingen binnen de SZW-begroting.
  • 2. 
    Er zijn in totaal 6 overboekingen met andere departementen verwerkt.

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015-2016, 34 300 XV, nr. 2

125

 

Ontvanasten bearotinasaefinancierd artikel 1 (x€ 1.000)

           
             
 

2015

2016

2017

2018

2019

2020

Stand ontwerpbegroting 2015

33.748

36.067

36.067

36.067

36.067

36.067

Nieuwe mutaties:

  • 1. 
    Bijstelling raming boeteontvangsten

-8.278

-6.431

       

Stand ontwerpbegroting 2016

25.470

29.636

36.067

36.067

36.067

36.067

  • 1. 
    Bijstelling van de raming boeteontvangsten op basis van realisatiegegevens.

B.1.3.2 Bijstand, Participatiewet, Toeslagenwet en Sociale Werkvoorziening

 

Uitgaven begrotingsgefinancierd artikel 2 (x€ 1.000)

           
             
 

2015

2016

2017

2018

2019

2020

Stand ontwerpbegroting 2015 Mutatie 1e suppletoire begroting 2015

6.529.723 - 25.768

6.594.724 -9.418

6.605.624 202.049

6.740.347 116.342

6.881.476 100.342

6.973.134 157.067

Nieuwe mutaties:

  • 1. 
    Macro mutaties
  • 2. 
    Loon- en prijsbijstelling 2015
  • 3. 
    Budgettair neutrale herschikkingen
  • 4. 
    Taaleis
  • 5. 
    Harmonisatie instrumenten Participatiewet
  • 6. 
    Overboekingen met departementen
  • 7. 
    Kasschuif sectorplannen

24.681 14.772

-277 0 0

-3.523 - 16.475

12.625 14.838 1.059 -2.500 -5.000 -3.500 8.250

  • 101.335 15.053 1.511 - 5.000 -7.000

8.225

  • 136.469 15.613 1.264 -5.000 - 10.000
  • 158.006 15.773 1.264 -5.000 - 13.000
  • 182.582 15.958 -992 - 5.000 - 14.000

Stand ontwerpbegroting 2016

6.523.133

6.611.078

6.719.127

6.722.097

6.822.849

6.943.585

  • 1. 
    De ramingen voor het Macrobudget participatiewetuitkeringen, AIO en de TW zijn aangepast op basis van ontwikkelingen in de werkloosheid en realisaties en op basis van uitvoeringsinformatie van het UWV, de SVB en de gemeenten.
  • 2. 
    De loon- en prijsbijstelling 2015 is overgeheveld om de uitkeringslasten Macrobudget participatiewetuitkeringen, BBZ, AIO, TW en Onderstand CN op prijspeil 2015 te brengen.
  • 3. 
    Budgettair neutrale herschikkingen binnen de SZW-begroting.
  • 4. 
    Door invoering van de Wet Taaleis ontstaat een hogere uitstroom uit de Participatiewet en nemen de uitkeringslasten af.
  • 5. 
    Het Macrobudget participatiewetuitkeringen is verlaagd omdat loonkostensubsidies worden stopgezet als betreffende werknemers een ziektewetuitkering ontvangen. Dit vloeit voort uit het wetsvoorstel Harmonisatie van instrumenten in de Participatiewet.
  • 6. 
    In 2015 en 2016 is een bedrag van € 3,5 miljoen overgeboekt naar het Gemeentefonds ten behoeve van extra inzet van centrumgemeenten op jeugdwerkloosheid.
  • 7. 
    Het betaalritme van de eerste en tweede tranche sectorplannen is gewijzigd. Met deze kasschuif wordt het kasritme van de beschikbare middelen daarop aangepast.

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015-2016, 34 300 XV, nr. 2

126

 

Ontvanasten bearotinasaefinancierd artikel 2 (x€ 1.0(

           
             
 

2015

2016

2017

2018

2019

2020

Stand ontwerpbegroting 2015 Mutatie 1e suppletoire begroting 2015

500 26.000

500

500

500

500

500

Nieuwe mutaties:

  • 1. 
    Boedelscheiding SVB Nederlandse Antillen
  • 2. 
    Correctie
  • 3. 
    Restituties

903 -500 15.814

3.475

-500

2.572 -500

2.572 -500

2.572 -500

-500

Stand ontwerpbegroting 2016

42.717

3.475

2.572

2.572

2.572

 
  • 1. 
    Opbrengsten uit de boedelscheiding van de SVB op de Nederlandse Antillen.
  • 2. 
    Correctie van de ontvangstenraming op terugontvangsten beleidon-dersteunende budgetten.
  • 3. 
    De restituties hebben betrekking op verrekeningen inzake betaalde rijksvergoedingen Bijstand aan zelfstandigen in 2014.

B. 1.3.3 Arbeidsongeschiktheid

 

Uitgaven begrotingsgefinancierd artikel 3 (x€ 1.000!

 
 

2015

2016

2017

2018

2019

2020

Stand ontwerpbegroting 2015

604

624

646

678

711

757

Nieuwe mutaties:

           
  • 1. 
    Loon- en prijsbijstelling 2015

13

13

14

14

15

16

  • 2. 
    Ramingsbijstelling

136

128

118

110

102

93

Stand ontwerpbegroting 2016

753

765

778

802

828

866

  • 1. 
    De loon- en prijsbijstelling 2015 is overgeheveld om de uitkeringslasten op prijspeil 2015 te brengen.
  • 2. 
    De ramingsbijstelling heeft betrekking op volume- en prijsontwikkelingen en op de koersverschillen tussen de dollar en de euro.

remiegefinancierd artikel 3 (x€ 1.000)

 
 
 

2015

2016

2017

2018

2019

2020

Stand ontwerpbegroting 2015 reëel

8.959.444

8.999.726

9.060.192

9.121.339

9.233.883

9.386.452

Mutaties:

           
  • 1. 
    Uitvoering

94.492

94.895

74.627

60.594

60.049

52.662

  • 2. 
    Loon- en prijsbijstelling 2015

91.197

91.867

92.700

93.490

94.807

96.383

  • 3. 
    Overig

2.715

2.587

2.408

2.352

2.314

2.257

Stand ontwerpbegroting 2016 reëel

9.147.848

9.189.075

9.229.927

9.277.775

9.391.053

9.537.754

Stand ontwerpbegroting 2015 nominaal

107.305

207.778

295.645

384.023

477.079

575.753

Mutaties:

           
  • 4. 
    Bijstellingen grondslag en indexatiepercentage
  • 16.108

43.190

57.380

58.042

59.413

60.459

  • 5. 
    Overhevelen loon- en prijsbijstelling 2015

-91.197

-91.867

-92.700

-93.490

-94.807

-96.383

Stand ontwerpbegroting 2016 nominaal

0

159.101

260.325

348.575

441.685

539.829

Stand ontwerpbegroting 2016 totaal

9.147.848

9.348.176

9.490.252

9.626.350

9.832.738

10.077.583

  • 1. 
    Het geraamde aantal mensen met een IVA-uitkering en de gemiddelde jaaruitkering in de IVAzijn naar boven bijgesteld. Hierdoor zijn

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015-2016, 34 300 XV, nr. 2

127

de IVA-uitgaven opwaarts bijgesteld. De WGA-uitgaven zijn neerwaarts bijgesteld. Dit komt met name doordat de instroom in de WGA neerwaarts is bijgesteld en de doorstroom van de WGA naar de IVA opwaarts. Deze bijstellingen zijn gedaan op basis van uitvoeringsinformatie van het UWV. De WAO-uitgaven zijn opwaarts bijgesteld. Dit komt met name door een hogere gemiddelde uitkering en een lagere uitstroom op basis van uitvoeringsinformatie van het UWV. 2. De loon- en prijsbijstelling 2015 is overgeheveld om de uitkeringslasten op prijspeil 2015 te brengen.

  • 3. 
    Diverse overige mutaties.
  • 4. 
    Nominale ontwikkeling als gevolg van bovenstaande mutaties van de uitkeringen (grondslag) en als gevolg van aanpassingen van de indexcijfers.
  • 5. 
    Zie 2.

B.1.3.4 Jonggehandicapten

Uitgaven begrotingsgefinancierd artikel 4 (x € 1.000]

 
   

2015

2016

2017

2018

2019

2020

Stand ontwerpbegroting 2015 Mutatie 1e suppletoire begroting 2015

 

3.113.430 - 60.200

3.184.000 -35.345

3.227.228 -35.498

3.146.345 - 35.345

3.194.554 -30.497

3.224.494 -20.490

Nieuwe mutaties:

  • 1. 
    Loon- en prijsbijstelling 2015
  • 2. 
    Uitvoering
  • 3. 
    Compensatie Jeugdwerkloosheid
 

28.756 21.466 -3.700

29.421 -3.700

29.918

29.274

29.891

30.247

Stand ontwerpbegroting 2016

 

3.099.752

3.174.376

3.221.648

3.140.274

3.193.948

3.234.251

 

1.

  • 2. 
    3.

De loon- en prijsbijstelling 2015 is overgeheveld om de uitkeringslasten op prijspeil 2015 te brengen.

Bijstelling van de raming op basis van de Juninota van het UWV. De gemiddelde prijs valt hoger uit dan eerder is geraamd. Uit het re-integratiebudget zijn ter dekking van de intensivering van de maatregelen Jeugdwerkloosheid middelen overgeheveld naar artikel 11 (zie artikel 11).

 

B. 1.3.5 Werkloosheid

       
             
               
   

2015

2016

2017

2018

2019

2020

Stand ontwerpbegroting 2015 Mutatie 1e suppletoire begroting 2015

 

41.859 2.912

45.301 16.036

48.396 13.083

57.297 2.346

67.130 9.930

85.498 9.541

Nieuwe mutaties:

  • 1. 
    Loon- en prijsbijstelling 2015
  • 2. 
    Uitvoering
 

281 3.530

442 4.841

546 5.271

577 1.337

744 1.236

917 1.846

Stand ontwerpbegroting 2016

 

48.582

66.620

67.296

61.557

79.040

97.802

  • 1. 
    De loon- en prijsbijstelling 2015 is overgeheveld om de uitkeringslasten op prijspeil 2015 te brengen.
  • 2. 
    De raming van de IOW-uitgaven is naar boven bijgesteld op basis van uitvoeringsinformatie van het UWV. De ontwikkeling van de IOW-uitgaven volgt meerjarig de doorwerking van WW-instroom uit voorgaande jaren, de AOW-leeftijdsverhoging en de

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015-2016, 34 300 XV, nr. 2

128

WW-duurverkorting. De uitgavenraming van de Cessantiawet is neerwaarts bijgesteld als gevolg van volume- en prijsontwikkeling.

 
             

Uitgaven premiegefinancierd artikel 5 (x€ 1.000)

 

2015

2016

2017

2018

2019

2020

Stand ontwerpbegroting 2015 reëel

7.495.036

7.321.433

7.242.252

7.159.532

6.801.605

6.416.032

Mutaties:

           
  • 1. 
    Macro mutaties
  • 530.034

-774.640

-905.405

-994.107

-924.758

-896.688

  • 2. 
    Loon- en prijsbijstelling 2015

105.975

101.431

99.581

97.386

92.087

85.672

  • 3. 
    Betalingssystematiek WW
  • 117.000
         
  • 4. 
    Fraudewet

10.751

10.555

10.191

10.271

10.423

10.501

Stand ontwerpbegroting 2016 reëel

6.694.728

6.658.779

6.446.619

6.273.082

5.979.357

5.615.517

Stand ontwerpbegroting 2015 nominaal

144.937

227.302

305.305

382.259

440.378

489.133

Mutaties:

           
  • 5. 
    Bijstellingen grondslag en indexatiepercentage
  • 38.962

8.299

-5.224

  • 20.330

-29.217

-40.236

  • 6. 
    Overhevelen loon- en prijsbijstelling 2015

-105.975

-101.431

-99.581

-97.386

-92.087

-85.672

Stand ontwerpbegroting 2016 nominaal

0

734.770

200.500

264.543

319.074

363.225

Stand ontwerpbegroting 2016 totaal

6.964.728

6.792.949

6.647.119

6.537.625

6.298.431

5.978.742

  • 1. 
    Op basis van neerwaarts bijgestelde werkloosheidsramingen van het CPB en uitvoeringsinformatie van het UWV is de raming van het volume uitkeringsjaren WW meerjarig neerwaarts bijgesteld. Tevens is de raming van het saldo overige lasten en baten WW neerwaarts bijgesteld. Dit betreft onder meer de loonovername bij faillissement.
  • 2. 
    De loon- en prijsbijstelling 2015 is overgeheveld om de uitkeringslasten op prijspeil 2015 te brengen.
  • 3. 
    De betalingssystematiek van de WW-uitkering gaat als gevolg van de inkomensverrekening in de Wwz over van een wekensystematiek naar een maandsystematiek. De uitkering wordt dan na afloop van de maand waarop deze betrekking heeft uitbetaald. Dit zorgt voor een kaseffect waardoor de WW-uitgaven in 2015 € 117 miljoen lager uitkomen.
  • 4. 
    Naar aanleiding van een uitspraak van de Centrale Raad van Beroep wordt de Fraudewet op punten aangepast. Dit leidt naar verwachting tot hogere WW-uitgaven.
  • 5. 
    Nominale ontwikkeling als gevolg van bovenstaande mutaties van de uitkeringen (grondslag) en als gevolg van aanpassingen van de indexcijfers.
  • 6. 
    Zie 2.

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015-2016, 34 300 XV, nr. 2

129

 

Ontvanasten Dremieaefinancierd artikel 5 (x€ 1.000)

           
 
 

2015

2016

2017

2018

2019

2020

Stand ontwerpbegroting 2015 reëel

420.085

420.085

420.085

420.085

420.085

420.085

Mutaties:

           
  • 1. 
    Uitvoering

-41.494

-41.494

  • 41.494

-41.494

-41.494

-41.494

  • 2. 
    Loon- en prijsbijstelling 2015

6.409

6.409

6.409

6.409

6.409

6.409

Stand ontwerpbegroting 2016 reëel

385.000

385.000

385.000

385.000

385.000

385.000

Stand ontwerpbegroting 2015 nominaal

8.343

13.236

17.861

22.534

27.257

32.030

Mutaties:

           
  • 3. 
    Bijstellingen grondslag en indexatiepercentage
  • 1.934

1.013

591

154

-287

-732

  • 4. 
    Overhevelen loon- en prijsbijstelling 2015
  • 6.409

-6.409

  • 6.409
  • 6.409

-6.409

  • 6.409

Stand ontwerpbegroting 2016 nominaal

0

7.840

12.043

76.279

20.561

24.889

Stand ontwerpbegroting 2016 totaal

385.000

392.840

397.043

401.279

405.561

409.889

  • 1. 
    Overheidswerkgevers zijn eigen-risicodragers voor de WW. De WW-uitgaven worden door UWV verhaald op deze werkgevers. De raming van de ontvangsten uit verhaal is naar beneden bijgesteld op grond van uitvoeringsinformatie van het UWV.
  • 2. 
    De loon- en prijsbijstelling 2015 is overgeheveld om de uitkeringslasten op prijspeil 2015 te brengen.
  • 3. 
    Nominale ontwikkeling als gevolg van bovenstaande mutaties van de uitkeringen (grondslag) en als gevolg van aanpassingen van de indexcijfers.
  • 4. 
    Zie 2.

B.1.3.6 Ziekte en zwangerschap

 

Uitgaven begrotingsgefinancierd artikel 6 (x € 1.000!

 
 

2015

2016

2017

2018

2019

2020

Stand ontwerpbegroting 2015

6.743

6.830

6.920

7.054

7.192

7.383

Nieuwe mutaties:

           
  • 1. 
    Loon- en prijsbijstelling 2015

102

104

105

106

108

111

  • 2. 
    Uitvoering

521

482

442

408

373

334

  • 3. 
    Nadere afrekening over 2014

117

         

Stand ontwerpbegroting 2016

7.483

7.416

7.467

7.568

7.673

7.828

  • 1. 
    De loon- en prijsbijstelling 2015 is overgeheveld om de uitkeringslasten op prijspeil 2015 te brengen.
  • 2. 
    Bijstelling van de Ziekteverzekering Caribisch Nederland op grond van volume- en prijsontwikkelingen en vanwege koersverschillen tussen de dollar en de euro.
  • 3. 
    Begrotingsgefinancierde regelingen worden gedurende het jaar aan uitvoeringsinstanties bevoorschot en achteraf exact afgerekend. De nabetaling over 2014 heeft betrekking op de TAS.

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015-2016, 34 300 XV, nr. 2

130

 

Uitqaven pre

 

d artikel 6 (x€ 1.000

 

2015

2016

2017

2018

2019

2020

Stand ontwerpbegroting 2015 reëel

2.595.946 2.590.438 2.586.962 2.590.376 2.589.123 2.587.797

Mutaties:

  • 1. 
    Uitvoering
  • 2. 
    Loon- en prijsbijstelling 2015
  • 3. 
    Harmonisatie instrumenten Participatiewet
  • 4. 
    Overige mutaties

Stand ontwerpbegroting 2016 reëel

■ 28.050 39.213

1.195

2.608.304

-46.419 39.621 12.000 -227 2.595.413

  • 49.393 39.643 18.000 -2.267 2.592.945

-46.158 39.924 26.000 -2.258 2.607.884

-35.104 40.177 32.000 -2.241 2.623.955

-27.659 40.318 35.000 - 2.233 2.633.223

Stand ontwerpbegroting 2015 nominaal Mutaties:

  • 5. 
    Bijstellingen grondslag en indexatiepercentage
  • 6. 
    Overhevelen loon- en prijsbijstelling 2015 Stand ontwerpbegroting 2016 nominaal

51.467

■ 12.254 ■39.213 0

81.509

10.919 -39.621 52.807

109.858

10.837 -39.643 81.052

138.795

11.313 -39.924 110.184

167.815

12.377 -40.177 140.015

197.110

13.283 -40.318 170.075

Stand ontwerpbegroting 2016 totaal

2.608.304 2.648.220 2.673.997 2.718.068 2.763.970 2.803.298

  • 1. 
    De raming is bijgesteld op basis van uitvoeringsgegevens van het UWV. Bij de WAZO zijn zowel het volume als de gemiddelde hoogte van de uitkering naar beneden bijgesteld. De ZW-uitgaven zijn op basis van uitvoeringsgegevens van het UWV in beperkte mate naar boven bijgesteld.
  • 2. 
    De loon- en prijsbijstelling 2015 is overgeheveld om de uitkeringslasten op prijspeil 2015 te brengen.
  • 3. 
    Met het wetsvoorstel Harmonisatie van instrumenten in de Participatiewet komt de gemeentelijke doelgroep van de banenafspraak onder de no-riskpolis in de ZW te vallen.
  • 4. 
    Diverse overige mutaties.
  • 5. 
    Nominale ontwikkeling als gevolg van bovenstaande mutaties van de uitkeringen (grondslag) en als gevolg van aanpassingen van de indexcijfers.
  • 6. 
    Zie 2.

B.1.3.7 Kinderopvang

_

 
 

2015

2016

2017

2018

2019

2020

Stand ontwerpbegroting 2015

2.408.446

2.445.825

2.499.102

2.566.716

2.635.254

2.642.458

Mutatie 1e suppletoire begroting 2015

  • 239.802
  • 288.277

-355.372

-404.002

-455.621

-445.925

Nieuwe mutaties:

           
  • 1. 
    Loon- en prijsbijstelling 2015

6.319

6.290

6.264

6.323

6.372

6.419

  • 2. 
    Budgettair neutrale herschikkingen

990

-84

-363

-482

-682

-682

  • 3. 
    Technische correctie
       

557

 
  • 4. 
    Kasschuif
  • 1.176

717

459

     
  • 5. 
    Intensivering kinderopvang

20.000

220.000

269.000

293.000

293.000

293.000

  • 6. 
    Uitvoering
  • 43.000
  • 19.000
  • 19.000
  • 43.000

-43.000

-43.000

Stand ontwerpbegroting 2016

2.194.777

2.365.471

2.400.090

2.418.555

2.435.880

2.452.270

  • 1. 
    De loon- en prijsbijstelling 2015 is overgeheveld om de uitkeringslasten op prijspeil 2015 te brengen.
  • 2. 
    Budgettair neutrale herschikkingen binnen de SZW-begroting.
  • 3. 
    Als gevolg van de stijging van de uitgaven in 2020 stijgen ook de uitgaven 2019 op kasbasis (AWIR-effect).

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015-2016, 34 300 XV, nr. 2

131

  • 4. 
    Kasschuif van middelen voor invoering van het peuterplan vanwege uitstel van invoering naar 2018 (€ 0,459 miljoen) en een kasschuif voor de subsidieregeling Versterking Taal- en Interactievaardigheden Beroepskrachten en Gastouders in de Kinderopvang (€ 0,717 miljoen).
  • 5. 
    Intensivering in de kinderopvangtoeslag door het verhogen van de toeslagpercentages vanaf 2016. De hiermee gepaard gaande hogere kosten in januari 2016 (€ 20 miljoen) worden in december 2015 betaald.
  • 6. 
    Ramingsbijstelling kinderopvangtoeslag op basis van uitvoeringsinformatie van de Belastingdienst.
 

Ontvangsten begrotingsgefinancierd artikel 7 (x€ 1.000)

 
 

2015

2016

2017

2018

2019

2020

Stand ontwerpbegroting 2015 Mutatie 1e suppletoire begroting 2015

1.408.866 97.913

1.419.568 32.617

1.393.933 25.344

1.399.137 6.206

1.406.458 -7.933

1.406.458 -9.673

Nieuwe mutaties:

  • 1. 
    Restituties
  • 2. 
    Bijstelling ontvangstenraming

342 20.000

-20.000

       

Stand ontwerpbegroting 2016

1.527.121

1.432.185

1.419.277

1.405.343

1.398.525

1.396.785

  • 1. 
    De restituties hebben betrekking op verrekeningen inzake betaalde rijksvergoedingen Kinderopvangtoeslag in 2014.
  • 2. 
    Ramingsbijstelling ontvangsten kinderopvangtoeslag op basis van uitvoeringsinformatie van de Belastingdienst.

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015-2016, 34 300 XV, nr. 2

132

B.1.3.8 Oudedagsvoorziening

 
           

-

■■■■■■■■■'■■■■■■^^

 

2015

2016

2017

2018

2019

2020

Stand ontwerpbegroting 2015

31.890

35.632

31.987

26.449

22.826

17.229

Mutatie 1e suppletoire begroting 2015

76.355

         

Nieuwe mutaties:

           
  • 1. 
    Loon- en prijsbijstelling 2015

366

368

375

361

371

368

  • 2. 
    Verlengen en uitbreiden Overbruggingsregeling AOW
 

400

700

900

3.900

10.700

  • 3. 
    Uitvoering

3.527

3.475

3.604

3.551

3.675

3.559

  • 4. 
    Overige mutaties
 

139

287

283

293

288

  • 5. 
    Nadere afrekening over 2014

1.199

         

Stand ontwerpbegroting 2016

113.337

40.014

36.953

31.544

31.065

32.144

  • 1. 
    De loon- en prijsbijstelling 2015 is overgeheveld om de uitkeringslasten op prijspeil 2015 te brengen.
  • 2. 
    De OBR wordt verlengd van 1-1-2019 tot 1-1-2023 en de OBR wordt verruimd door deze, voor wat betreft de versnelling van de verhoging van de AOW-leeftijd, ook open te stellen voor mensen die tussen

1 januari 2013 en 1 juli 2015 met Vut- of prepensioen zijn gegaan.

  • 3. 
    Bijstelling van de Algemene Ouderdomsverzekering Caribisch Nederland op grond van volume- en prijsontwikkeling en op de koersverschillen tussen de dollar en de euro.
  • 4. 
    Diverse overige mutaties.
  • 5. 
    Begrotingsgefinancierde regelingen worden gedurende het jaar aan uitvoeringsinstanties bevoorschot en achteraf exact afgerekend. De nabetaling over 2014 heeft betrekking op de MKOB.
 

Ontvangsten begrotingsgefinancierd artikel 8 (x € 1.000)

 
 

2015

2016

2017

2018

2019

2020

Stand ontwerpbegroting 2015

Nieuwe mutaties:

  • 1. 
    Restituties 621 Stand ontwerpbegroting 2016 621
  • 1. 
    De restituties hebben betrekking op verrekeningen inzake betaalde rijksvergoedingen OBR in 2014.

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015-2016, 34 300 XV, nr. 2

133

_

 
 

2015

2016

2017

2018

2019

2020

Stand ontwerpbegroting 2015 reëel

35.465.812

35.550.439

35.453.030

35.467.128

35.454.500

35.467.135

Mutaties:

           
  • 1. 
    Uitvoering

40.829

65.524

112.622

131.704

143.381

139.064

  • 2. 
    Loon- en prijsbijstelling 2015

268.524

270.317

269.739

269.905

269.849

270.043

  • 3. 
    Tijdelijke inkomensondersteuning AOW

-75.426

         
  • 4. 
    Uitstel kostendelersnorm 1,5 jaar
 

27.000

104.000

     
  • 5. 
    Versnelde verhoging AOW leeftijd
 

-3.368

-7.720

  • 13.138
  • 17.815

-23.084

  • 6. 
    Overige mutaties

4.636

2.638

743

-906

6.700

7.372

Stand ontwerpbegroting 2016 reëel

35.704.375

35.912.550

35.932.414

35.854.693

35.856.615

35.860.530

Stand ontwerpbegroting 2015 nominaal

312.453

892.396

1.361.176

1.837.825

2.323.150

2.815.160

Mutaties:

           
  • 7. 
    Bijstellingen grondslag en indexatiepercentages
  • 43.929

213.525

270.802

186.165

182.878

97.043

  • 8. 
    Overhevelen loon- en prijsbijstelling 2015

-268.524

-270.317

  • 269.739

-269.905

  • 269.849

-270.043

Stand ontwerpbegroting 2016 nominaal

0

835.604

1.362.239

1.754.085

2.236.179

2.642.160

Stand ontwerpbegroting 2016 totaal

35.704.375

36.748.154

37.294.653

37.608.778

38.092.794

38.502.690

  • 1. 
    De raming is op basis van uitvoeringsinformatie van de SVB bijgesteld. Het aantal mensen met een AOW-uitkering stijgt als gevolg van de gestegen levensverwachting.
  • 2. 
    De loon- en prijsbijstelling 2015 is overgeheveld om de uitkeringslasten op prijspeil 2015 te brengen.
  • 3. 
    Het wetsvoorstel inkomensondersteuning AOW is niet per 1-1-2015 maar per 1-2-2015 in werking getreden. Hierdoor is de financierings-schuif van algemene middelen naar het Ouderdomsfonds ook niet met ingang van 1-1-2015 geformaliseerd. De inkomensondersteuning is in januari 2015 nog uit de algemene middelen naar de SVB overgemaakt ten behoeve van de bevoorschotting door de SVB in januari. Dit is in de 1e suppletoire begroting 2015 geformaliseerd.
  • 4. 
    Omdat de invoering van de kostendelersnorm AOW met 1,5 jaar extra is uitgesteld tot 1 januari 2018 vallen de AOW-uitgaven in 2016 en 2017 hoger uit.
  • 5. 
    Door de versnelde verhoging van de AOW-leeftijd vallen ook de uitgaven aan de inkomensondersteuning AOW hoger uit.
  • 6. 
    Diverse overige mutaties.
  • 7. 
    Nominale ontwikkeling als gevolg van bovenstaande mutaties van de uitkeringen (grondslag) en als gevolg van aanpassingen van de indexcijfers.
  • 8. 
    Zie 2.

B.1.3.9 Nabestaanden

 
             

Uitgaven begrotingsgefinancierd artikel 9 (x€ 1.000)

 

2015

2016

2017

2018

2019

2020

Stand ontwerpbegroting 2015

829

858

887

931

977

1.040

Nieuwe mutaties:

           
  • 1. 
    Loon- en prijsbijstelling 2015

18

19

19

20

21

22

  • 2. 
    Uitvoering

208

195

183

173

162

151

  • 3. 
    Overige mutaties
 

11

23

23

24

25

Stand ontwerpbegroting 2016

1.055

1.083

1.112

1.147

1.184

1.238

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015-2016, 34 300 XV, nr. 2

134

  • 1. 
    De loon- en prijsbijstelling 2015 is overgeheveld om de uitkeringslasten op prijspeil 2015 te brengen.
  • 2. 
    Bijstelling van de Algemene weduwen- en wezenverzekering Caribisch Nederland op grond van volume- en prijsontwikkeling en vanwege de koersverschillen tussen de dollar en de euro.
  • 3. 
    Diverse overige mutaties.
 

Uitaaven Dremieaef inancierd artikel 9 (x €

           
             
 

2015

2016

2017

2018

2019

2020

Stand ontwerpbegroting 2015 reëel 470.327 442.201 428.713 415.320 405.270 405.376 Mutaties:

  • 1. 
    Loon-en prijsbijstelling 2015 4.004 3.816 3.685 3.558 3.478 3.472
  • 2. 
    Overige mutaties -2.569 3.952 2.330 883 1.866 1.133 Stand ontwerpbegroting 2016 reëel 471.762 449.969 434.728 419.761 410.614 409.981

Stand ontwerpbegroting 2015 nominaal 4.670 7.943 10.144 10.749 10.858 11.109 Mutaties:

  • 3. 
    Bijstellingen grondslag en indexatiepercentage -666 1.649 2.245 2.208 2.259 2.309
  • 4. 
    Overhevelen loon-en prijsbijstelling 2015 -4.004 -3.816 -3.685 -3.558 -3.478 -3.472 Stand ontwerpbegroting 2016 nominaal 0 5.776 8.704 9.399 9.639 9.946

Stand ontwerpbegroting 2016 totaal 471.762 455.745 443.432 429.160 420.253 419.927

  • 1. 
    De loon- en prijsbijstelling 2015 is overgeheveld om de uitkeringslasten op prijspeil 2015 te brengen.
  • 2. 
    Diverse overige mutaties.
  • 3. 
    Nominale ontwikkeling als gevolg van bovenstaande mutaties van de uitkeringen (grondslag) en als gevolg van aanpassingen van de indexcijfers.
  • 4. 
    Zie 2.

B.1.3.10 Tegemoetkoming ouders

 
 
 

2015

2016

2017

2018

2019

2020

Stand ontwerpbegroting 2015 Mutatie 1e suppletoire begroting 2015

5.389.722 - 10.566

5.348.967 16.266

5.307.978 36.147

5.286.704 40.074

5.263.602 44.345

5.243.347 46.916

Nieuwe mutaties:

  • 1. 
    Nader afrekening over 2015
  • 2. 
    Geen woonlandbeginsel Marokko
  • 3. 
    Kinderbijslag Caribisch Nederland
  • 4. 
    Uitvoering
  • 5. 
    Verhoging WKB-bedragen

1.238 2.300

■76.243 4.716

1.200 1.740 -84.152 45.447

1.800 1.740 -76.404 31.222

1.700 1.740 -76.147 31.000

1.600 1.740 -76.082 30.952

1.500 1.740 -76.066 30.947

Stand ontwerpbegroting 2016

5.311.167 5.329.468 5.302.483 5.285.071 5.266.157 5.248.384

  • 1. 
    Begrotingsgefinancierde regelingen worden gedurende het jaar aan uitvoeringsinstanties bevoorschot en achteraf exact afgerekend. De nabetaling over 2014 heeft betrekking op de AKW.
  • 2. 
    Als gevolg van een uitspraak van het Hof van Den Haag mag op de WKB het woonlandbeginsel niet toegepast worden voor Marokko en moeten bestaande rechten geëerbiedigd worden.
  • 3. 
    Budgettair effect van het invoeren van een kinderbijslagvoorziening voor Caribisch Nederland.

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015-2016, 34 300 XV, nr. 2

135

  • 4. 
    Uitvoeringsinformatie van de belastingdienst geeft aanleiding om de eerdere raming van het kindgebonden budget naar beneden bij te stellen.
  • 5. 
    Ter ondersteuning van de inkomenspositie van gezinnen wordt het 2e kindbedrag eenmalig en het bedrag voor 3e en verdere kinderen structureel verhoogd.
 

Ontvanasten bearotinasaefinancierd artikel 10 (x

           
             
 

2015

2016

2017

2018

2019

2020

Stand ontwerpbegroting 2015 Mutatie 1e suppletoire begroting 2015

237.589 -330

241.563 - 1.984

242.870 - 1.894

241.600

-688

240.568 71

240.175

367

Nieuwe mutaties:

  • 1. 
    Nader afrekening over 2015
  • 2. 
    Overige mutaties
  • 3. 
    Verhoging WKB-bedragen

2.100

-3 2

  • 109 445

-553 2.789

-426 3.525

-243 3.558

  • 161 3.529

Stand ontwerpbegroting 2016

239.358

239.915

243.212

244.011

243.954

243.910

  • 1. 
    De restituties hebben betrekking op verrekeningen inzake betaalde rijksvergoedingen TOG, TOG+ en WKB in 2014.
  • 2. 
    Diverse overige mutaties.
  • 3. 
    De onder punt 5. bij de uitgaven opgenomen mutatie leidt ook tot hogere ontvangsten.

B.1.3.11 Uitvoering

 
             

Uitgaven begrotingsgefinancierd artikel 11 (x€ 1.000)

 

2015

2016

2017

2018

2019

2020

Stand ontwerpbegroting 2015

462.130

409.864

359.257

353.033

333.241

331.196

Mutatie 1e suppletoire begroting 2015

2.487

49.691

72.871

60.208

47.932

41.041

Nieuwe mutaties:

           
  • 1. 
    Loon- en prijsbijstelling 2015

658

582

510

502

473

470

  • 2. 
    Uitvoering
 
  • 1.947

1.594

1.215

1.072

1.061

  • 3. 
    Budgettair neutrale herschikkingen

-36.297

-4.623

-580

485

485

1.708

  • 4. 
    Harmonisatie instrumenten Participatiewet
 

1.000

1.000

1.000

2.000

2.000

  • 5. 
    Extra inzet jeugdwerkloosheid

3.700

3.700

       

Stand ontwerpbegroting 2016

432.678

458.267

434.652

416.443

385.203

377.476

  • 1. 
    De loon- en prijsbijstelling 2015 is overgeheveld om de uitvoeringskosten op prijspeil 2015 te brengen.
  • 2. 
    De ramingen zijn bijgesteld voor veranderde volumeprognoses van diverse regelingen.
  • 3. 
    Budgettair neutrale herschikkingen zowel binnen de totale uitvoeringskosten (begroting en premiegefinancierde) als binnen de SZW-begroting.
  • 4. 
    Met het wetsvoorstel Harmonisatie van instrumenten in de Participatiewet komt de gemeentelijke doelgroep van de banenafspraak onder de no-riskpolis in de ZW te vallen, de uitvoeringskosten voor het UWV nemen daardoor toe.
  • 5. 
    Ten behoeve van intensivering van de maatregelen Jeugdwerkloosheid zijn extra middelen beschikbaar gesteld (zie ook toelichting artikel 4).

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015-2016, 34 300 XV, nr. 2

136

Ontvancisten becirotincisciefinancier

 
 
 

2015

2016

2017

2018

2019

2020

Mutatie 1e suppletoire begroting 2015

10.000

         

Stand ontwerpbegroting 2016

10.000

         
 

Uitgaven premiegefinancierd artikel 11 (x€ 1.000)

 

2015

2016

2017

2018

2019

2020

Stand ontwerpbegroting 2015 reëel

1.543.137

1.492.642

1.407.519

1.378.294

1.369.336

1.360.679

Mutaties:

           
  • 1. 
    Macro mutaties
 
  • 24.338

-22.838

  • 19.059
  • 16.343
  • 13.789
  • 2. 
    Loon- en prijsbijstelling 2015

2.243

2.174

2.042

2.015

2.014

2.026

  • 3. 
    Uitvoering

420

4.849

4.312

1.600

-478

-749

  • 4. 
    Overige mutaties

8.635

13.921

  • 1.047
  • 1.247

-2.247

-2.247

  • 5. 
    Kasschuiven

2.545

5.078

3.680

1.141

-373

  • 2.049
  • 6. 
    Herschikkingen binnen de totale uitvoeringskosten

48.754

  • 11.847
  • 17.852
  • 18.817
  • 19.519

-21.086

Stand ontwerpbegroting 2016 reëel

1.605.734

1.482.479

1.375.816

1.343.927

1.332.390

1.322.785

Stand ontwerpbegroting 2015 nominaal

13.088

29.021

42.063

56.361

71.230

86.120

Mutaties:

           
  • 7. 
    Bijstellingen grondslag en indexatiepercentage
  • 10.845

-6.554

-8.056

  • 8.835

-9.838

  • 10.497
  • 8. 
    Overhevelen loon- en prijsbijstelling 2015

-2.243

-2.174

-2.042

-2.015

-2.014

-2.026

Stand ontwerpbegroting 2016 nominaal

0

20.293

37.965

45.577

59.378

73.597

Stand ontwerpbegroting 2016 totaal

1.605.734

1.502.772

1.407.781

1.389.438

1.391.768

1.396.382

  • 1. 
    De raming is aangepast aan de ontwikkelingen in de werkloosheid.
  • 2. 
    De loon- en prijsbijstelling 2015 is overgeheveld om de uitvoeringskosten op prijspeil 2015 te brengen.
  • 3. 
    De raming is bijgesteld op basis van volumeontwikkelingen van de verschillende regelingen die worden uitgevoerd door het UWV en de SVB.
  • 4. 
    Diverse overige mutaties.
  • 5. 
    De kasschuiven betreffen correcties op eerder verwerkte kasschuiven.
  • 6. 
    Budgettair neutrale herschikkingen binnen de totale uitvoeringskosten (zowel begrotings- als premiegefinancierd).
  • 7. 
    Nominale ontwikkeling van bovenstaande mutaties van de uitvoeringskosten (grondslag) en als gevolg van aanpassingen van de indexcijfers.
  • 8. 
    Zie 2.

B.1.3.12 Rijksbijdragen

 
             
 

2015

2016

2017

2018

2019

2020

Stand ontwerpbegroting 2015 Mutatie 1e suppletoire begroting 2015

13.952.163 -744.610

14.340.968 - 1.546.410

15.106.410 -2.084.410

15.320.204 -2.012.510

15.507.182 - 1.938.410

15.719.710 - 1.940.210

Nieuwe mutaties:

  • 1. 
    Macro mutaties
  • 2. 
    Uitvoering
  • 3. 
    Rijksbijdrage Ouderdomsfonds
  • 1.500
  • 1.016

66.300 156 286.300

69.900 298 286.700

73.900 601 129.300

78.200 1.002 77.400

82.700 1.318 77.600

Stand ontwerpbegroting 2016

13.147.314

13.378.898

13.511.495

13.205.037

13.725.374

13.941.118

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015-2016, 34 300 XV, nr. 2

137

  • 1. 
    De raming van de rijksbijdrage in de heffingskorting AOW is op basis van macro-economische gegevens bijgesteld.
  • 2. 
    De ramingen van de rijksbijdragen ZEZ, AO en Anw-tegemoetkoming zijn op basis uitvoeringsgegevens uit de juninota van het UWV bijgesteld.
  • 3. 
    De rijksbijdrage Ouderdomsfonds is bijgesteld op basis van macro informatie van het CPB.

B.1.3.13 Integratie en maatschappelijke samenhang

 

Uitgaven begrotingsgefinancierd artikel 13 (x€ 1.000)

         

-

 

2015

2016

2017

2018

2019

2020

Stand ontwerpbegroting 2015 Mutatie 1e suppletoire begroting 2015

123.166 25.223

121.907 21.425

122.584 14.550

113.558 12.100

112.558 13.100

112.558 13.100

Nieuwe mutaties:

  • 1. 
    Loon- en prijsbijstelling 2015
  • 2. 
    Budgettair neutrale herschikkingen
  • 3. 
    Overboekingen met andere departementen

337 - 1.556 - 126

339 725 - 118

336 1.275 - 118

336 6.050 - 118

331 4.000

331 4.000

Stand ontwerpbegroting 2016

147.044

144.278

138.627

131.926

129.989

129.989

  • 1. 
    De loon- en prijsbijstelling 2015 is overgeheveld om de uitgaven op prijspeil 2015 te brengen.
  • 2. 
    Budgettair neutrale herschikkingen binnen de SZW-begroting.
  • 3. 
    Er zijn twee overboekingen met OCW en VWS verwerkt.
 
             

Ontvangsten begrotingsgefinancierd artikel 13 (x€ 1.000)

         
 

2015

2016

2017

2018

2019

2020

Stand ontwerpbegroting 2015

1.000

800

600

200

   

Stand ontwerpbegroting 2016

1.000

800

600

200

   

B. 1.3.96 Apparaat

             
 

2015

2016

2017

2018

2019

2020

Stand ontwerpbegroting 2015 Amendementen

Mutatie 1e suppletoire begroting 2015

277.741 750 11.565

228.340 750 1.039

223.522 750 1.039

215.609 750 -461

215.399 750 -461

215.269 750 -461

Nieuwe mutaties:

  • 1. 
    Loon- en prijsbijstelling 2015
  • 2. 
    Budgettair neutrale herschikkingen
  • 3. 
    Overboekingen departementen
  • 4. 
    Herverdeling prijzen kantoren
  • 5. 
    Rijksschoonmaakorganisatie
  • 6. 
    Kasschuif

1.035 446 1.293

2.683 -500

884 5.491 1.734 7.056 16.960

865 7.444 1.732 1.197 24.549

500

831 8.136 1.732

880 26.749

830 8.161 1.732

821 55.893

830 8.266 1.732 777 55.685

Stand ontwerpbegroting 2016

295.013

262.254

261.598

254.226

283.125

282.848

  • 1. 
    De loon- en prijsbijstelling 2015 is overgeheveld om de uitgaven op prijspeil 2015 te brengen.
  • 2. 
    Budgettair neutrale herschikkingen binnen de SZW-begroting.

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015-2016, 34 300 XV, nr. 2

138

  • 3. 
    Er zijn 9 overboekingen met andere departementen verwerkt. Twee daarvan (totaal € 1,7 miljoen) hebben betrekking op de inrichting van een gezamenlijk financieel dienstencentrum.
  • 4. 
    Interdepartementale herverdeling van de huisvestingsbudgetten in verband met de eenheidsprijzen voor huisvesting in 2020.
  • 5. 
    Vanaf 2016 wordt de Rijksschoonmaakorganisatie geleidelijk op de begroting van SZW geplaatst. Onder de uitgaven zijn zowel de transitiekosten als de kosten van de schoonmakers opgenomen. Onder de ontvangsten staan de schoonmaakkosten die bij departementen worden gedeclareerd.
  • 6. 
    Met een kasschuif sluiten de middelen «Van werk naar werk» beter aan op de behoefte.
 

Ontvangsten begrotingsgefinancierd artikel 96 (x € 1.000)

         

-

 
 

2015

2016

2017

2018

2019

2020

Stand ontwerpbegroting 2015

3.573

3.573

3.573

3.572

3.572

3.572

Mutatie 1e suppletoire begroting 2015

-500

-500

-500

-500

-500

-500

Nieuwe mutaties:

           
  • 1. 
    Inningskosten Brzo
 

1.995

4.244

5.085

5.085

5.085

  • 2. 
    Rijksschoonmaakorganisatie
 

12.928

21.611

23.868

55.685

55.685

Stand ontwerpbegroting 2016

3.073

17.996

28.928

32.025

63.842

63.842

  • 1. 
    Doorberekening van de toezichtskosten Besluit Risico's Zware Ongevallen (Brzo) aan bedrijven met ingang van 2016.
  • 2. 
    Zie uitgavenmutatie nr. 5.

B.1.3.98 Algemeen

 
                 

Uitgaven begrotingsgefinancierd artikel 98 (x € 1.000)

           
     

2015

2016

2017

2018

2019

2020

Stand ontwerpbegroting 2015 Mutatie 1e suppletoire begroting 2015

   

46.326 - 6.289

47.445

-996

42.552 -513

42.362 -488

47.562

-283

43.362 - 188

Nieuwe mutaties:

  • 1. 
    Loon- en prijsbijstelling 2015
  • 2. 
    Budgettair neutrale herschikkingen
  • 3. 
    Overboekingen departementen
  • 4. 
    Uitvoeringskosten Kinderbijslag Caribisch Nederland
  • 5. 
    Kasschuif

1.112 -901

-4.155 492

  • 1.600

1.029 -1.301 -565 1.219 400

642 -2.006 -565

776 1.200

401 -3.731 -565 776

423 -3.536 -565 776

423 -3.631 -565 460

Stand ontwerpbegroting 2016

   

34.985

47.231

42.086

38.755

44.377

39.861

 

1.

  • 2. 
    3.

4.

De loon- en prijsbijstelling 2015 is overgeheveld om de uitgaven op prijspeil 2015 te brengen.

Budgettair neutrale herschikkingen binnen de SZW-begroting. Er zijn 2 overboekingen met andere departementen verwerkt. Een bedrag van € 4,2 miljoen ten behoeve van de Landelijke Coördinatiepunten Fraudebestrijding is overgeboekt naar het Gemeentefonds. De uitvoeringskosten Kinderbijslag Caribisch Nederland zijn

toegevoegd aan het budget voor de Rijksdienst Caribisch Nederland.

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015-2016, 34 300 XV, nr. 2

139

  • 5. 
    De handhaving voorlichtingscampagne «weet hoe het zit» is een half jaar uitgesteld. Het gereserveerde budget voor deze campagne zal nu in 2016 tot uitgaven leiden. In de uitvoeringskosten van de sectorplannen dient een kasschuif van € 1,2 miljoen te worden verwerkt van 2015 naar 2017.

B.1.3.99 Nominaal en onvoorzien

 
             

Uitgaven begrotingsgefinancierd artikel 99 (x€ 1.000)

 

2015

2016

2017

2018

2019

2020

Stand ontwerpbegroting 2015

19.383

42.225

66.489

84.594

90.898

92.898

Amendementen

-375

-375

-375

-375

-375

-375

Mutatie 1e suppletoire begroting 2015

12.497

5.509

  • 14.901
  • 17.386
  • 10.905

6.588

Nieuwe mutaties:

           
  • 1. 
    Uitdelen LPO naar artikelen

-3.174

-2.865

  • 2.370
  • 2.087

-2.074

-2.071

  • 2. 
    Budgettair neutrale herschikkingen
 

-9.478

  • 11.629
  • 14.761
  • 16.961
  • 18.961
  • 3. 
    Overboekingen departementen

-2.815

-3.637

  • 1.087

2.463

7.663

8.663

  • 4. 
    Diverse reserveringen en dekkingen
  • 1.856

22.855

14.881

14.667

  • 1.991

9.140

  • 5. 
    Kasschuif
  • 10.953

6.048

9.307

1.524

-5.926

 
  • 6. 
    Voorschoolse voorziening peuters
 

10.000

20.000

30.000

40.000

50.000

  • 7. 
    Uitbreiding kraamverlof
   

40.000

65.000

70.000

70.000

  • 8. 
    Beschut werk
 

20.000

20.000

20.000

20.000

20.000

  • 9. 
    Lage-inkomensvoordeel (LIV)
     

493.000

493.000

493.000

  • 10. 
    Uitvoeringskosten LIV
   

7.000

7.000

7.000

7.000

  • 11. 
    Loonkostenvoordelen
       

297.000

297.000

Stand ontwerpbegroting 2016

12.707

90.282

147.315

683.639

987.329

1.032.882

  • 1. 
    Toedeling van de loon- en prijsbijstelling 2015 naar de begrotingsartikelen om de budgetten op prijspeil 2015 te brengen.
  • 2. 
    Budgettair neutrale herschikkingen binnen de SZW-begroting.
  • 3. 
    Er zijn 6 overboekingen met andere departementen verwerkt. De 2 voornaamste betreffen een uitname uit het Gemeentefonds in verband met de harmonisatie van het instrumentarium Participatiewet (€ 8 miljoen in 2016 oplopend tot € 23 miljoen in 2020) en een toevoeging aan het Gemeentefonds in verband met uitvoeringskosten ZZP pensioen (-/- € 4 miljoen in 2015 oplopend tot -/- € 14 miljoen in 2020).
  • 4. 
    Diverse reserveringen en dekkingen binnen de SZW-begroting.
  • 5. 
    Diverse kasschuiven.
  • 6. 
    Het kabinet heeft middelen vrijgemaakt waarmee gemeenten extra aanbod kunnen creëren, zodat alle peuters gebruik kunnen maken van een voorschoolse voorziening.
  • 7. 
    Per 1 juli 2017 wordt het kraamverlof verlengd naar 5 dagen. Dit leidt tot drie dagen extra kraamverlof.
  • 8. 
    Het kabinet geeft met een investering van cumulatief € 100 miljoen in de periode 2016-2020 een impuls aan het creëren van nieuw beschut werk.
  • 9. 
    Per 1 januari 2017 wordt het lage-inkomensvoordeel (LIV) ingevoerd via het Wetsvoorstel tegemoetkomingen loondomein. De LIV is een gericht loonkostenvoordeel dat het voor werkgevers aantrekkelijker maakt om mensen met lage inkomens aan te nemen of in dienst te houden. De LIV wordt na afloop van het jaar uitbetaald.
  • 10. 
    Uitvoeringskosten lage-inkomensvoordeel.
  • 11. 
    Per 1 januari 2018 worden de premiekortingen oudere en arbeidsgehandicapte werknemers omgevormd naar loonkostenvoordelen: een loonkostenvoordeel voor werkgevers voor het in dienst nemen van

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015-2016, 34 300 XV, nr. 2

140

deze werknemers. De loonkostenvoordelen worden na afloop van het jaar uitbetaald.

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015-2016, 34 300 XV, nr. 2

141

BIJLAGE 2 SOCIALE FONDSEN SZW

B.2.1 Inleiding

Inhoud Deze bijlage beschrijft de financiering van de premie-uitgaven voor de

budgetdisciplinesector Sociale Zekerheid en Arbeidsmarkt (SZA). Hiertoe zijn de door de Minister van SZW vast te stellen premiepercentages voor de volks- en werknemersverzekeringen opgenomen. In de laatste paragraaf wordt een overzicht gegeven van de exploitatiesaldi en vermogensposities van de sociale fondsen.

B.2.2 Financiering SZA-uitgaven 2015-2016

Premievaststelling Jaarlijks stelt de Minister van SZW de premiepercentages volks- en

werknemersverzekeringen vast. De voorstellen hiertoe voor 2016 zijn in tabel B.2.1 opgenomen. Deze premiestelling heeft het kabinet beoordeeld binnen het lastenkader voor huishoudens en bedrijven, de koopkrachtontwikkeling en het gewenste EMU-saldo. Een aantal premiepercentages is nog onder voorbehoud van (definitieve) vaststelling. Het saldo van de premie-inkomsten en de premiegefinancierde uitgaven (het exploitatiesaldo van de fondsen) telt mee voor de berekening van het EMU-saldo.

• AOW en Anw: de premiepercentages voor de AOW en Anw worden op hetzelfde niveau vastgesteld als in 2015. Bij het ouderdomsfonds zijn bij dit premiepercentage de premieopbrengsten niet voldoende om de uitgaven te dekken. De inkomsten van het ouderdomsfonds worden daarom aangevuld door middel van rijksbijdragen (zie artikel 12). Beide premies worden gecombineerd geheven met de loon- en inkomstenbelasting in de eerste en tweede schijf. Sectorfondsen: de sectorfondspremies voor 2016 worden in oktober

2015 door het UWV vastgesteld, op advies van de verschillende sectoren. Uit de sectorfondsen wordt het eerste halfjaar van een WW-uitkering gefinancierd. De in de tabel weergegeven premie van 1,72% is een gemiddelde. In werkelijkheid verschilt de premie per sector.

• AWf: het Algemeen Werkloosheidsfonds financiert de WW-uitkeringen met een duur langer dan 6 maanden. De Awf-werkgeverspremie wordt voorlopig vastgesteld op 2,48%, ongeveer 0,41 procentpunt hoger dan in 2015. De hoogte van de AWf-premie is nog onder voorbehoud van vaststelling van de sectorfondspremies. Als het UWV voor 2016 een andere (gemiddelde) sectorfondspremie vaststelt dan nu wordt verwacht, dan kan de AWf-werkgeverspremie worden aangepast, zodat het effect op de lasten neutraal is.

Ufo: alleen overheidswerkgevers betalen de Ufo-premie. De Ufopremie wordt op hetzelfde niveau vastgesteld als in 2015. Uniforme opslag kinderopvang: de premieopslag kinderopvang voor

2016 blijft met 0,50% gelijk aan die in 2015. De verplichte werkgeversbijdrage kinderopvang wordt door werkgevers in de marktsector betaald door middel van en opslag op de Aof-premie.

• Aof: de Aof-premie is (voorlopig) vastgesteld op 5,91%, een verhoging van 0,66 procentpunt ten opzichte van 2015. De Aof-premie is hoger vastgesteld om te compenseren voor lastenverlichtingen op andere werkgeversterreinen (zie voor het volledige beeld van werkgeverslasten de Miljoenennota 2016). Definitieve vaststelling van de Aof-premie vindt plaats in oktober.

Whk: de premie voor de Werkhervattingskas, waaruit de uitkeringen voor gedeeltelijk arbeidsgeschikten (WGA) worden betaald, wordt

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015-2016, 34 300 XV, nr. 2

142

vastgesteld door het UWV. Een eerste inschatting duidt op een rekenpremie van 1,15% in 2016.

 

Tabel B.2.1 Premiepercentages voor de sociale verzekeringen

(%)

     

premie

fonds

uitgaven

betaald

2015

2016

     

door

   

AOW

Ouderdomsfonds

AOW

Werknemer

17,90%

17,90%

Anw

Nabestaandenfonds

Anw

Werknemer

0,60%

0,60%

Sfn

Sectorfondsen (gemiddelde premie)

WW, ZW, WGA

Werkgever

2,16%

1,72%

AWf

Algemeen Werkloosheidsfonds

WW, ZW, re-integratie

Werkgever

2,07%

2,48%

Ufo

Uitvoeringsfonds voor de overheid

ZW, WAZO, WGA overheid

Werkgever

0,78%

0,78%

Aof

Uniforme opslag kinderopvang

Kinderopvang

Werkgever

0,50%

0,50%

Aof

Arbeidsongeschiktheidsfonds

WAO, WIA, WAZ, WAZO

Werkgever

5,25%

5,91%

Whk

Werkhervattingskas (rekenpremie)

WGA

Werkgever

1,15%

1,15%

B.2.3 Sociale fondsen 2015-2016

Exploitatiesaldi De premiegefinancierde uitgaven worden vanuit de sociale fondsen

gedaan. Op basis van de eerdergenoemde premiepercentages voor 2015 en 2016 en de verwachte ontwikkeling van de desbetreffende grondslagen zijn de ontvangsten van de sociale fondsen geraamd, zie tabel B.2.2 en B.2.3. Hierbij is rekening gehouden met de bijdragen aan de fondsen van het rijk en de onderlinge betalingen van de fondsen. Het saldo tussen betaalde en ontvangen onderlinge betalingen is voor alle voor SZW relevante sociale verzekeringen negatief, omdat uit enkele van deze fondsen premies voor de zorgverzekering worden betaald. Tegenover deze negatieve saldi staan dus positieve saldi bij de zorgfondsen.

In de onderstaande tabellen zijn de arbeidsongeschiktheidsfondsen (het Aof en de Whk) samengevoegd. Dit geldt eveneens voor de werkloosheidsfondsen (het AWf en de sectorfondsen). In de praktijk betreft het hier gescheiden fondsen. In tabel B2.4 worden de vermogens van de werkloosheidsfondsen wel afzonderlijk weergegeven.

Het exploitatiesaldo van de fondsen is het verschil tussen de premieinkomsten en de premiegefinancierde uitgaven van de fondsen. In 2016 bedraagt dit saldo naar verwachting € 0,9 miljard voor alle fondsen samen, tegenover een exploitatiesaldo van - € 0,8 miljard over 2015. Doordat de economie inmiddels in een herstellende fase is en omdat de Aof- en Awf-premie zijn verhoogd, zien we in 2016 een vermogensoverschot ontstaan. Het positieve exploitatiesaldo in 2016 maakt onderdeel uit van het totale (negatieve) EMU-saldo.

Het exploitatiesaldo van het ouderdomsfonds is € 0,1 miljard. Het positieve exploitatiesaldo in 2016 wordt in het volgende jaar verrekend met de uitbetaling van de rijksbijdrage ouderdomsfonds. Het exploitatiesaldo van het Anw-fonds is in 2016 positief, de premie blijft hetzelfde terwijl de uitgaven dalen. Het positieve exploitatiesaldo van € 1,8 miljard in 2016 bij de arbeidsongeschiktheidsfondsen wordt voornamelijk veroorzaakt door de verhoging van de Aof-premie om te compenseren voor lastenverlichting op andere terreinen. Het exploitatiesaldo bij de WW is -€ 1,6 miljard. Ondanks de gestegen werkgelegenheid, is de daling van de werkloosheid nog beperkt. Hierdoor zijn de WW-uitgaven relatief hoog. Daarnaast speelt de verlaging van de AWf-premies in 2009 een belangrijke

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015-2016, 34 300 XV, nr. 2

143

rol bij het exploitatietekort. Het negatieve exploitatiesaldo zorgt niet voor risico's met betrekking tot de uitbetaling van uitkeringen.

Tabel B.2.2 Overzicht sociale verzekeringen 20151 (x € 1 min)

 
 

AOW

Anw

WAO

WW

Totaal

Premies

24.068

1.016

11.453

7.414

43.951

Bijdragen van het rijk

12.967

8

230

145

13.350

Ontvangen onderlinge betalingen

-

-

1.105

1.001

2.106

Saldo Interest

15

16

5

-31

4

Totaal Ontvangsten

37.050

1.040

12.792

8.529

59.411

Uitkeringen/Verstrekkingen

35.704

472

10.435

7.939

54.551

Uitvoeringskosten

112

11

419

1.063

1.606

Betaalde onderlinge betalingen

734

31

1.738

1.589

4.092

Totaal Uitgaven

36.551

514

12.592

10.592

60.249

Exploitatiesaldo

499

526

200

  • 2.063

-838

1 SZWen CPB (MEV 2016).

           

Tabel B.2.3 Overzicht sociale verzekeringen 2016 (x € 1 min)

         
 

AOW

Anw

WAO

WW

Totaal

Premies

24.486

1.069

13.241

7.570

46.365

Bijdragen van het rijk

12.909

8

231

148

13.295

Ontvangen onderlinge betalingen

-

-

1.189

857

2.046

Saldo Interest

16

21

15

-47

5

Totaal Ontvangsten

37.411

1.098

14.674

8.527

61.711

Uitkeringen/Verstrekkingen

36.748

456

10.670

7.749

55.623

Uitvoeringskosten

102

10

422

967

1.502

Betaalde onderlinge betalingen

449

29

1.797

1.406

3.680

Totaal Uitgaven

37.299

495

12.889

10.122

60.805

Exploitatiesaldo

112

603

1.785

-1.595

906

SZWen CPB (MEV2016).

Vermogensposities In tabel B.2.4 wordt voor de jaren 2015 en 2016 de vermogenspositie van

de verschillende fondsen weergegeven. De vermogens van de fondsen worden vergeleken met de normen. Een vermogen gelijk aan de norm geeft aan dat het fonds gemiddeld genomen over het jaar over voldoende financiële middelen beschikt om de uitkeringen te financieren. Overschotten en tekorten bij de fondsen gedurende het jaar worden aangehouden op een rekening-courant bij het Rijk. Indien er sprake is van een vermogenstekort zal het Rijk niet alleen tijdelijk gedurende het jaar maar ook langduriger deze tekorten moeten aanvullen via de rekeningcourant.

Voor de sociale fondsen samen daalt het vermogenstekort in 2016 van -€ 10,5 miljard naar-€ 9,6 miljard. De achtergrond bij de huidige tekorten is voor een deel gelegen in de afspraken over de begrotingsregels. Daarin is een expliciete scheiding tussen uitgaven en inkomsten opgenomen. Een stijging van de uitgaven wordt daardoor niet gecompenseerd via een verhoging van de inkomsten.

Bij het ouderdomsfonds is het feitelijke vermogen ultimo 2016 € 1,0 miljard. Bij het nabestaandenfonds is sprake van een vermogensoverschot. Door het jaarlijkse positieve exploitatiesaldo neemt dit overschot

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015-2016, 34 300 XV, nr. 2

144

toe. Voor de arbeidsongeschiktheidsfondsen is het feitelijke vermogen in 2015 en 2016 respectievelijke 2,2 miljard en € 4,0 miljard.

De WW-fondsen hebben in 2015 en 2016 een vermogenstekort. Dit zorgt niet voor risico's met betrekking tot de uitbetaling van uitkeringen. Deze fondsen maken onderdeel uit van de totale Rijksbegroting en zijn in feite niets anders dan een rekening van het UWV bij het ministerie van Financiën. Het ministerie van Financiën garandeert hiermee dat het UWV altijd over voldoende middelen kan beschikken. Het zogenoemde «leeglopen van de fondsen» vormt derhalve geen enkel risico voor de uitbetaling van werkloosheidsuitkeringen. Wel maken de exploitatietekorten, die de leegloop veroorzaken, onderdeel uit van het EMU-saldo in deze jaren.

 
   

Ultimo

   

Ultimo

 
   

2015

   

2016

 
 

Feitelijk

Normver-

Vermogens-

Feitelijk

Normver-

Vermogens-

 

vermogen

mogen

overschot

vermogen

mogen

overschot

AOW

916

934

  • 18

1.028

916

112

Anw

3.285

56

3.229

3.888

45

3.843

Arbeidsongeschiktheidsfondsen

2.226

540

1.686

4.012

548

3.464

WW-fondsen

  • 13.165

2.233

  • 15.398
  • 14.760

2.220

  • 16.981

Totaal sociale fondsen

  • 6.738

3.764

  • 10.502
  • 5.832

3.729

  • 9.562

CPB (MEV2016).

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015-2016, 34 300 XV, nr. 2

145

BIJLAGE 3 KOOPKRACHT EN SPECIFIEKE INKOMENSEFFECTEN

B.3.1 Inleiding

In deze bijlage wordt de koopkrachtontwikkeling voor 2016 uitgebreid toegelicht. In paragraaf B.3.2 wordt de koopkrachtontwikkeling voor een aantal voorbeeldhuishoudens gepresenteerd. Hierbij is rekening gehouden met de algemene economische ontwikkeling (lonen, prijzen, etc.) en gebruik van regelingen die voor iedereen van toepassing zijn. Specifieke maatregelen die niet voor iedereen van toepassing zijn en waarvan het effect per huishouden kan verschillen (bijvoorbeeld wijzigingen in de kinderopvangtoeslag) zijn hier niet in meegenomen. Paragraaf B.3.3 gaat verder in op de effecten van specifieke maatregelen. Op basis van een representatieve steekproef van ongeveer 90.000 huishoudens, waarbij ook bekend is wat het gebruik is van specifieke regelingen, wordt een beeld geschetst van de totale koopkrachtontwikkeling.

Verder wordt in paragraaf B.3.4 ingegaan op de ontwikkeling van financiële prikkels bij werkaanvaarding. Ook wordt er stilgestaan bij de veranderingen in marginale druk als gevolg van kabinetsmaatregelen. In paragraaf B.3.5 wordt een nadere toelichting gegeven op relevante maatregelen die de koopkracht van verschillende huishoudens raken. De hier gepresenteerde effecten en maatregelen hebben alleen betrekking op Europees Nederland. Paragraaf B.3.6 bevat een overzicht van de maatregelen die de inkomens op Bonaire, Sint-Eustatius en Saba (Caribisch Nederland) raken.

De stapelingsmonitor die in de begroting van 2015 is opgenomen, is in deze begroting niet opnieuw opgenomen. Met de stapelingsmonitor werd onderzocht hoeveel huishoudens te maken zouden krijgen met maatregelen die niet in het koopkrachtbeeld worden meegenomen zoals bijvoorbeeld de wijzigingen in Wmo en AWBZ-voorzieningen vanuit de hervorming langdurige zorg, de invoering van de Participatiewet en de decentralisatie van de jeugdzorg. Hierbij is gekeken naar degenen die in 2011 gebruik maakten van deze regelingen (ex ante). De stapelingsmonitor beschrijft dus in feite het eindbeeld voor 2018. Omdat de maatregelen niet in belangrijke mate zijn gewijzigd, verandert het beeld niet meer. Voor de uitkomsten zij daarom verwezen naar de stapelingsmonitor in de begroting van 2015.

B.3.2 Algemeen koopkrachtbeeld (voorbeeldhuishoudens)

Het generieke inkomensbeeld wordt gepresenteerd in de vorm van een standaard koopkrachtoverzicht zoals weergegeven in tabel B.3.1. Deze cijfers laten voor achttien standaardhuishoudens de koopkrachtontwikkeling zien als gevolg van de gemiddelde loon- en prijsontwikkeling en als gevolg van generieke maatregelen, zoals aanpassingen in belastingen, (ziektekosten)premies, zorgtoeslag, kinderbijslag en kindgebonden budget, die voor iedereen in de betreffende groep gelden. Voor huishoudens met kinderen wordt in de berekeningen uitgegaan van twee kinderen tussen 6 en 11 jaar oud.

Belangrijke ontwikkelingen die leiden tot het generieke koopkrachtbeeld in 2016 zijn:

Een gemiddelde contractloonstijging van 1,4% in de markt. • Stijging van het minimumloon met 1,71%, door de koppeling werkt dit ook door naar de uitkeringen.

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015-2016, 34 300 XV, nr. 2

146

  • • 
    Stijging van consumentenprijzen met 1,22%.

Een stijgende pensioenpremie voor werknemers van 7,03% naar 7,27%.

Niet alle aanvullende pensioenen worden geïndexeerd.

Naast bovenstaande ontwikkelingen wordt het standaardkoopkrachtbeeld ook beïnvloed door de volgende maatregelen:

Een toename van de gemiddelde nominale zorgpremie van € 1.158

naar€ 1.243.

Een verhoging van de lage inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverze-keringswet van 4,85% naar 5,5%.

  • • 
    Verlenging van de tijdelijke verhoging van de normpercentages van de zorgtoeslag.
  • • 
    Verhoging van de maximale arbeidskorting met € 883. Tegelijkertijd wordt de arbeidskorting eerder en volledig afgebouwd.
  • • 
    Verhoging van het belastingtarief eerste schijf en verlaging van de belastingtarieven tweede en derde schijf met respectievelijk 0,05%-punt en 1,85%-punt.
  • • 
    Verhoging van het startpunt van de vierde belastingschijf met € 8.836 naar €66.422.
  • • 
    Verhoging opbouwpercentage en maximumbedrag inkomensafhankelijke combinatiekorting met respectievelijk 2,159%-punt en € 617.
  • • 
    Verhoging afbouwpercentage algemene heffingskorting naar 4,7958% en volledige afbouw naar 0.

Het tweede-kindbedrag in het kindgebonden budget wordt met € 33 verhoogd. Daarnaast worden de derde en volgende kindbedragen verhoogd, maar dit is niet zichtbaar in het standaardkoopkrachtbeeld.

  • • 
    Verhoging van de ouderenkorting met € 145.
  • • 
    Afbouw van de dubbele algemene heffingskorting in de sociale zekerheid en versobering uitbetaling algemene heffingskorting aan de minstverdienende partner.

Het komende jaar is de koopkrachtontwikkeling positief voor veel huishoudens. Ruim 80% van de huishoudens gaat er in koopkracht op vooruit, waarbij de mediane koopkrachtontwikkeling uitkomt op +1,4%. Het kabinet trekt € 5 miljard uit voor het structureel verlagen van de lasten op arbeid. Dit komt vooral ten goede aan werkenden; werken wordt vooral voor lagere inkomens meer lonend. Zo wordt in 2016 de arbeidskorting verhoogd en het belastingtarief in de tweede en derde schijf verlaagd. Daarnaast wordt de derde belastingschijf verlengd. Werkenden gaan er hierdoor volgend jaar fors op vooruit. Het € 5 miljardpakket bevat verder een verhoging van de inkomensafhankelijke combinatiekorting en een intensivering in de kinderopvangtoeslag waardoor de combinatie van arbeid en zorg vergemakkelijkt wordt53.

Niet iedereen kan nu al profiteren van het economisch herstel. Zo voelen pensioenfondsen nog steeds de gevolgen van de crisis. Het kabinet repareert de koopkracht van ouderen en uitkeringsgerechtigden door voor 2016 extra geld voor de ouderenkorting, de huurtoeslag en de zorgtoeslag vrij te maken.

Met de invulling van de belastingherziening wordt tevens invulling gegeven aan de toezegging van de Minister van SZW aan het lid De Grave dat deze gericht is op het stimuleren van arbeidsparticipatie, het lonend maken van werk, het verlagen van de lasten op arbeid en het aantrekkelijk maken om mensen in dienst te nemen, zonder dat dit leidt tot aantasting van het sociaal minimum (Eerste Kamer, 33 716 nr. 33).

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015-2016, 34 300 XV, nr. 2

147

 

Vorig jaar sprong de inkomensachteruitgang van alleenverdieners met kinderen in het oog. Dit is vorig jaar deels gerepareerd door het afbouw-percentage van het kindgebonden budget te verlagen. Tijdens de Algemene Politieke Beschouwingen in 2014 is de SGP toegezegd dat het kabinet aandacht zal houden voor de positie van alleenverdieners met kinderen. Het kabinet komt zijn toezegging na door het tweede-kindbedrag in het kindgebonden budget in 2016 te verhogen en daarnaast grote gezinnen extra te ondersteunen door de bedragen in het kindgebonden budget voor derde en verdere kinderen structureel te verhogen en te uniformeren.

 

Tabel B.3.1 Standaard koopkrachteffecten

 

Actieven

Raming Raming 2015 2016

Alleenverdiener met kinderen

modaal 2 x modaal

-2,3 1,8 0,9 0,5

Tweeverdieners

modaal + Vi x modaal met kinderen 2 x modaal + Vi x modaal met kinderen modaal + modaal zonder kinderen 2 x modaal + modaal zonder kinderen

0,6 3,7 1,2 2,2 0,6 2,8 1,1 1,7

Alleenstaande

minimumloon

modaal

2 x modaal

0,9 5,3 0,6 2,8 1,4 1,0

Alleenstaande ouder

minimumloon modaal

10,7 4,3 2,4 4,0

Inactieven

Raming Raming 2015 2016

Sociale minima

paar met kinderen alleenstaande alleenstaande ouder

1,0 0,0

  • 0,3 0,0
  • 0,3 0,0

AOW (alleenstaand)

(alleen) AOW AOW + e 10.000

0,2 0,8 -0,6 0,1

AOW (paar)

(alleen) AOW AOW + e 10.000

  • 0,2 0,3 -1,4 0,1

1 In het beeld (en elders in de begroting) is gerekend met de raming van de nominale zorgpremie van het Ministerie van VWS. Deze raming valt in 2016 € 16 lager uit dan de raming van het CPB. Een onderbouwing van de raming van het Ministerie van VWS is opgenomen in de begroting van het Ministerie van VWS.

B.3.3 Algemeen koopkrachtbeeld (puntenwolk inclusief specifieke effecten)

Het koopkrachtbeeld op basis van voorbeeldhuishoudens zoals hierboven is gepresenteerd, houdt geen rekening met verschillen tussen specifieke huishoudens. Ook maatregelen die een deel van een bepaalde groep raken zijn niet in de effecten voor de voorbeeldhuishoudens verwerkt. Een grotere diversiteit van huishoudkenmerken en specifieke maatregelen zorgen voor een grotere spreiding in het koopkrachtbeeld dan de voorbeeldhuishoudens (tabel B.3.1) suggereren. De spreiding in het

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015-2016, 34 300 XV, nr. 2

148

koopkrachtbeeld wordt getoond in figuur B.3.1. In deze puntenwolk wordt voor een representatieve steekproef van ongeveer 90.000 huishoudens in kaart gebracht welke koopkrachteffecten zich voordoen, rekening houdend met de kenmerken van de huishoudens zoals de verdeling van inkomen over partners, de kosten van de woning, het aantal kinderen en een breed scala van specifieke maatregelen. Bij deze berekeningen is-zoals gebruikelijk - verondersteld dat zich geen veranderingen voordoen in de persoonlijke situatie van huishoudens. Met andere woorden, werkloosheid, baanaanvaarding of gezinsuitbreiding en dergelijke zijn niet meegenomen bij de doorrekeningen. Dergelijke veranderingen in de persoonlijke situatie hebben in veel gevallen een veel groter effect op de koopkracht van huishoudens dan de hier gepresenteerde statische koopkrachteffecten.

Er zijn dit jaar drie lijnen toegevoegd in de puntenwolk die de spreiding verduidelijken. De bovenste en onderste lijn, respectievelijk het 95ste en 5de percentiel, geven de bandbreedte aan waarbinnen de koopkracht van 90% van de huishoudens met een bepaald inkomensniveau valt. De middelste lijn geeft de mediane koopkracht per inkomensniveau aan. Deze lijnen sluiten aan bij de lijnen die het CPB al eerder presenteerde in de puntenwolken van de CEP- en MEV-rapporten.

Figuur B.3.1 Statische koopkrachtontwikkeling 2016 huishoudens naar bruto huishoudinkomen (incl. specifieke effecten)1

10 1

-10 "I-:--1-1-1-1-

0 25.000 50.000 75.000 100.000 125.000

Bruto huishoudinkomen (euro)

' SZVt'-berekeningen

Uit een puntenwolk is niet goed af te lezen hoeveel huishoudens precies te maken hebben met een koopkrachteffect van een bepaalde omvang. Ter aanvulling is daarom onderstaande tabel opgenomen die inzicht geeft in de verdeling van de koopkrachtontwikkeling uitgesplitst naar inkomenshoogte, inkomensbron en het al dan niet hebben van kinderen.

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015-2016, 34 300 XV, nr. 2

149

 

Tabel B.3.2 Statische koopkrachtontwikkeling 20

             
     
 

<-5%

-5 tot

-2%

-2 tot

0%

0 tot 2%

2 tot 5%

>5%

Totaal

Mediaan

Aantal (xl.OOO)

Inkomenshoogte1

                 

Minimum

1%

1%

14%

76%

5%

4%

100%

0,3%

370

Minimum-modaal

1%

1%

15%

51%

26%

6%

100%

0,8%

2.340

1x-1,5x modaal

0%

1%

22%

29%

40%

8%

100%

1,9%

1.590

1,5x-2x modaal

0%

1%

15%

32%

42%

11%

100%

2,2%

1.210

>2x modaal

0%

1%

8%

44%

44%

2%

100%

1,9%

1.670

Inkomensbron2

                 

Werkenden

0%

0%

5%

32%

54%

10%

100%

2,6%

4.520

Uitkeringsont-

                 

vangers

1%

0%

19%

72%

7%

1%

100%

0,2%

700

Gepensioneerden

1%

3%

35%

59%

2%

1%

100%

0,2%

1.780

Kinderen3

                 

Zonder kinderen

0%

1%

9%

39%

45%

6%

100%

2,1%

3.570

Met kinderen

0%

0%

5%

34%

48%

12%

100%

2,5%

1.810

Alle huishoudens

0%

1%

15%

43%

35%

6%

100%

1,4%

7.170

1 Categorie minimum op basis van netto inkomen, overige op basis van bruto inkomen.

2 Indeling op basis van belangrijkste inkomensbron van huishouden.

3 Indeling naar kinderen op basis van aanwezigheid kinderen tot 18 jaar en exclusief gepensioneerden.

Bij alle huishoudgroepen geldt dat de meerderheid van de huishoudens erop vooruit gaat. Over alle huishoudens bezien gaat zo'n 84% er per saldo in koopkracht op vooruit en circa 16% op achteruit. Binnen de groep werkenden gaat 64% er meer dan 2% op vooruit. Lagere inkomens gaan er meer op vooruit dan hoge inkomens. Dit is voornamelijk het gevolg van het pakket lastenverlichting. • Van de huishoudens met kinderen gaat 60% er meer dan 2% op vooruit. Dit heeft onder andere te maken met verhogingen van de inkomensafhankelijke combinatiekorting, kinderopvangtoeslag en kindgebonden budget.

B.3.4 Financiële prikkels voor werkaanvaarding

Naast een evenwichtig inkomensbeeld is het van belang dat het inkomensbeeld activerend is. Dat houdt in dat werken en/of meer werken loont en niet leidt tot een armoedeval. Hierbij wordt onderscheid gemaakt naar de werkloosheidsval, de herintredersval en de deeltijdval.

De werkloosheidsval laat het verschil in inkomen zien tussen werk en een bijstandsuitkering. Een hoger percentage betekent dat werken meer lonend is geworden. Uit tabel B.3.3 blijkt dat alleenstaanden en alleenstaande ouders erop vooruit gaan bij het aanvaarden van werk tegen het minimumloon. Werken wordt volgend jaar lonender door het € 5 miljardpakket aan lastenverlichting waarmee onder andere de arbeids-korting en de inkomensafhankelijke combinatiekorting verhoogd wordt. De inkomensvooruitgang bij werkaanvaarding voor alleenverdieners daalt licht. Dit komt door de afbouw van de overdraagbaarheid van de algemene heffingskorting.

De herintredersval toont de inkomensvooruitgang van alleenverdieners met een niet-werkende partner die (weer) aan het werk gaat. De herintredersval wordt gemeten door te kijken naar welk deel van het extra inkomen het huishouden inlevert aan belastingen, minder toeslagen, en kosten kinderopvang als de partner 3 dagen gaat werken. Dit wordt de

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015-2016, 34 300 XV, nr. 2

150

marginale druk genoemd. De tabel laat zien dat in 2016 de marginale druk daalt voor alle groepen herintreders. Zij profiteren van de verhoging van de arbeidskorting, de verlaging van het belastingtarief in de 2e en 3e schijf en de intensiveringen in de inkomensafhankelijke combinatiekorting en de kinderopvangtoeslag.

De deeltijdval laat zien hoeveel een huishouden inlevert als een in deeltijd werkende partner een dag meer gaat werken. Ook de deeltijdval wordt gemeten in termen van marginale druk. Tabel B.3.3 laat zien dat de deeltijdval fors verbetert voor alle huishoudens. Evenals de verbetering van de herintredersval is dit het gevolg van het pakket aan lastenverlichting op arbeid.

 

Tabel B.3.3 Arbeidsmarktprikkels

   

-

       

vooruitgang in %

 

2015

2016

Verschil1

Werkloosheidsval

(inkomensvooruitgang bij aanvaarden werk in plaats van bijstand tegen minimumloon)2

Alleenverdiener met kinderen3 Alleenstaande

Alleenstaande ouder (gaat 4 dagen werken)3

4% 18% 2%

3% 24% 6%

0% 6% 4%

marginale druk in %

 

2015

2016

Verschil1

Herintredersval

(marginale druk bij aanvaarden werk niet-werkende partner)2

Hoofd minimumloon, partner 3 dagen werk (0,6xminimumloon)3 Hoofd modaal partner 3 dagen werk (1/2xmodaal)3 Hoofd 2xmodaal partner 3 dagen werk (1/2xmodaal)3

81% 37% 43%

69% 29% 34%

  • 12%

-8% -9%

marginale druk in %

 

2015

2016

Verschil1

Deeltijdval minstverdienende partner2 (Marginale druk bij dag extra werk)

Hoofd minimumloon, partner van 3 naar 4 dagen werk (0,8xminimumloon)3 Hoofd modaal partner van 3 naar 4 dagen werk (2/3xmodaal)3 Hoofd 2xmodaal partner van 3 naar 4 dagen werk (2/3xmodaal)3

67% 56% 70%

54% 45% 59%

  • 13%
  • 11%
  • 11%

1 Vanwege afronding zijn de waarden niet altijd gelijk aan het verschil in de eerste twee kolommen.

2 Er wordt uitgegaan van een voltijdbaan (5 dagen), tenzij anders vermeld.

3 Er wordt uitgegaan van een huishouden met 2 kinderen tussen 6 en 11 jaar en gebruik van buitenschoolse opvang.

_

Bruto inkomen 2013 2014 2015 2016 Omvang

(2015, in %)

 

< wml

33,5

29,2

28,4

23,3

20

1x-1,5x wml

48,4

48,2

49,4

48,9

20

1,5x-2x wml

49,8

49,7

48,9

50,6

22

2x-3x wml

50,4

51,1

49,6

52,4

25

>3x wml

54,9

56,0

56,1

55,0

14

Totaal

47,1

46,5

46,1

45,9

100

In tabel B.3.4 is de gemiddelde marginale druk voor werknemers weergegeven bij een bruto loonstijging (dit verschilt van de situatie in tabel B.3.3 waar het gaat om het meer uren werken). Deze is berekend

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015-2016, 34 300 XV, nr. 2

151

voor alle werknemers in de eerder genoemde representatieve steekproef, rekening houdend met alle fiscale en inkomensafhankelijke regelingen waar een huishouden mee te maken heeft. De hier getoonde marginale druk geeft aan hoeveel procent van de bruto loonstijging niet resulteert in een hoger besteedbaar inkomen. In 2016 daalt de marginale druk met name voor de lagere inkomens door de verhoging van de arbeidskorting en de inkomensafhankelijke combinatiekorting. Deze daling van de marginale druk is positief voor de arbeidsparticipatie van mensen met kleinere banen en lagere inkomens. Voor hogere inkomens kan de marginale druk stijgen door het langere afbouwtraject van de arbeidskorting.

B.3.5 Beschrijving maatregelen inkomensbeeld

In deze paragraaf wordt een nadere toelichting gegeven op de beleidsmaatregelen die de koopkracht van verschillende huishoudens raken. In tabel B.3.5 staan de maatregelen die voor 2016 van belang zijn. Hierbij is ook aangegeven in hoeverre deze maatregelen al dan niet in de puntenwolk en de frequentietabel in paragraaf B.3.3 zijn opgenomen. In alle voorstellen voor wetgeving en beleidsmaatregelen waarbij koopkrachteffecten voor specifieke groepen aan de orde zijn worden deze betreffende effecten ook vermeld. Hiermee wordt er invulling gegeven aan de motie Strik54.

Tabel B.3.5 Overzicht van beleidsmaatregelen met inkomenseffecten in 2016

 

Thema

Beleidsmaatregel

Inkomenseffect

In puntenwolk verwerkt

  • 1. 
    Fiscaal generiek

Wijzigingen arbeidskorting

+/-

Ja

 

Verhoging tarief eerste schijf

-

Ja

 

Verlaging tarief tweede en derde schijf

+

Ja

 

Verhoging startpunt vierde schijf

+

Ja

 

Intensivering IACK

+

Ja

 

Afbouw algemene heffingskorting

-

Ja

 

Afschaffen ouderentoeslag box 3

-

Ja

 

Beperkt indexeren tweede schijf

-

Ja

 

Versobering uitbetaling algemene heffingskorting

-

Ja

 

Verhoging ouderenkorting

+

Ja

 

Inflatieverhogende maatregelen

-

Ja (via inflatie)

  • 2. 
    Kinderen

Intensivering kindgebonden budget

+

Ja

 

Intensivering kinderopvangtoeslag

+

Ja

  • 3. 
    Zorg

Verhoging lage IAB-tarief

 

Ja

 

Maatregelen zorgtoeslag

+

Ja

  • 4. 
    Wonen

Invoering passendheidsnorm in Woningwet

+

Nee

 

Hu ursom benadering

+/-

Nee

 

Beperking hypotheekrenteaftrek

+/-

Ja

  • 5. 
    Onderwijs

Vervallen overgangsrecht alleenstaande ouders Participatiewet

_

Nee

 

Bescherming pensioenopbouw zelfstandigen

+

Nee

 

Wijziging WIA-criterium loonkostensubsidie

-

Nee

 

(Versnelde) verhoging AOW-leeftijd

-

Nee

 

Uitbreiding Overbruggingsregeling

+

Nee

 

Kostendelersnorm Anw/IOAW/IOAZ/TW

-

Nee

 

Afbouw dubbele AHK in sociale zekerheid

-

Ja

54 Eerste Kamer, 33 400 nr. O.

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015-2016, 34 300 XV, nr. 2

152

De maatregelen uit de bovenstaande tabel worden hieronder verder toegelicht:

  • 1. 
    Fiscaal generiek

Wijzigingen arbeidskorting

Een belastingplichtige heeft recht op arbeidskorting als hij één van de volgende inkomsten heeft: loon, winst uit onderneming of resultaat uit overige werkzaamheden. Het maximumbedrag van de arbeidskorting wordt met € 883 verhoogd van € 2.220 in 2015 naar € 3.103 in 2016. Het afbouwpunt van de arbeidskorting wordt verlaagd van € 49.770 naar € 34.015 in 2016. Daarnaast wordt de arbeidskorting voor de hoogste inkomens volledig afgebouwd naar 0. Deze veranderingen geven een positief inkomenseffect van 5,2% voor werkenden op het minimumloon en circa 1% voor werkenden met een inkomen rond € 50.000. Voor hogere inkomens loopt het positieve inkomenseffect weer af en slaat om in een negatief inkomenseffect van - 0,3% voor inkomens boven circa € 100.000.

Verhoging tarief eerste schijf

Het tarief van de eerste schijf gaat omhoog van 36,50% in 2015 naar 36,55% in 2016. Dit geeft een negatief inkomenseffect voor de meeste huishoudens van maximaal 0,05%.

Verlaging tarief tweede en derde schijf

De tarieven voor de tweede en derde schijf gaan omlaag van 42% in 2015 naar 40,15% in 2016. Huishoudens met een inkomen boven € 19.922 ondervinden hiervan een positief inkomenseffect. Een huishouden met een modaal inkomen gaat er hierdoor 1,1% op vooruit. Een huishouden met een twee keer modaal inkomen 2,1%.

Verhoging startpunt vierde schijf

Het startpunt van de vierde schijf wordt vanwege het € 5 miljardpakket in 2016 met € 8.000 verhoogd. Verhoging van het startpunt van de vierde schijf betekent feitelijk een verlenging van de derde schijf. Dit geeft voor de betroffen huishoudens een positief inkomenseffect van gemiddeld 1,1%.

Intensivering inkomensafhankelijke combinatiekorting (IACK) Het opbouwpercentage van de IACK wordt met 2,159%-punt verhoogd in 2016 naar 6,159%. Daarnaast is ook het maximumbedrag met € 616 verhoogd naar € 2.769. Deze maatregelen zorgen voor een positief inkomenseffect bij tweeverdieners met kinderen en alleenstaande ouders. Voor tweeverdieners waarvan de kostwinner een modaal inkomen en de minstverdienende partner V2X modaal verdient is het inkomenseffect 0,6%. Een alleenstaande ouder met een modaal inkomen gaat er door de wijzigingen in de IACK 1,9% op vooruit.

Afbouw algemene heffingskorting

Iedere belastingplichtige heeft recht op de algemene heffingskorting. In 2016 wordt het afbouwpercentage van de algemene heffingskorting verhoogd van 2,32% in 2015 naar 4,7958%. Daarnaast wordt de algemene heffingskorting voor de hoogste inkomens volledig afgebouwd naar 0. Dit geeft een negatief inkomenseffect voor belastingplichtigen met een inkomen boven € 19.922, dat oploopt tot - 2,6% voor belastingplichtigen met een inkomen van circa € 72.000.

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015-2016, 34 300 XV, nr. 2

153

Afschaffen ouderentoeslag box 3

Vanaf 2016 wordt de extra vrijstelling voor ouderen in box 3 (ouderen-toeslag) afgeschaft. Het negatieve inkomenseffect voor de betroffen huishoudens is gemiddeld 1,2%. De spreiding van de inkomenseffecten is echter groot, doordat voor een kleine groep ouderen met vermogen hierdoor ook het recht op huur- of zorgtoeslag vervalt.

Beperkt indexeren 2e schijf

Met ingang van 2011 wordt de bovengrens van de tweede schijf maar voor 75% geïndexeerd, zodat vergeleken met volledige indexatie de tweede schijf verkort wordt en de derde schijf verlengd. Aangezien voor belastingplichtigen jonger dan de AOW-leeftijd de totaaltarieven van de tweede en derde schijf sinds 2013 gelijk zijn is deze maatregel alleen van belang voor belastingplichtigen vanaf de AOW-leeftijd, die geboren zijn na 1945.

Versobering uitbetaling algemene heffingskorting De minstverdienende partner die niet genoeg belastbaar inkomen heeft om de algemene heffingskorting te verzilveren, krijgt deze toch uitbetaald als de partner genoeg belasting betaalt. Om de arbeidsparticipatie te bevorderen wordt sinds 2009 stapsgewijs over een periode van vijftien jaar de uitbetaling van de algemene heffingskorting afgebouwd. Het gevolg hiervan is dat de minstverdienende partner een grotere prikkel ervaart om (meer) te gaan werken. De minstverdienende partner geboren vóór 1 januari 1963 is uitgezonderd van de maatregel. In 2016 zijn er ongeveer 360.000 huishoudens waarvoor geldt dat de overdraagbaarheid wordt afgebouwd. Zij ondervinden een gemiddeld negatief inkomenseffect van - 0,4%.

Verhoging ouderenkorting

De ouderenkorting wordt verhoogd van € 1.042 in 2015 naar € 1.187 in 2016. Gepensioneerden met een inkomen tot € 35.949 ondervinden hiervan een positief inkomenseffect van gemiddeld 0,7%.

Inflatieverhogende maatregelen

Vanaf 1 januari 2016 geldt er een aantal nieuwe fiscale maatregelen die effect hebben op de prijzen die de consument betaalt. Het gaat dan om een verhoging van de energiebelasting en een tariefverhoging in de verbruiksbelasting van alcoholvrije dranken. Deze maatregelen hebben een negatief effect op de koopkracht en worden meegenomen in de inflatie.

  • 2. 
    Kinderen

Intensivering kindgebonden budget

In 2016 worden de bedragen in het kindgebonden budget vanaf het tweede kind verhoogd. Het tweede-kindbedrag wordt met € 33 verhoogd, het derde-kindbedrag met € 100 en de bedragen vanaf het vierde kind met € 177. Daarmee worden de bedragen vanaf het derde kind geüniformeerd. Met name de grotere gezinnen profiteren hiervan. 40% van alle gezinnen met twee kinderen heeft een positief inkomenseffect door deze maatregel; 48% van alle gezinnen met drie kinderen en bijna 2/3e (65%) van alle gezinnen met meer dan drie kinderen. Onder de gezinnen met meer dan twee kinderen gaan met name de alleenstaande ouders en de alleenverdieners erop vooruit. Een alleenverdienersgezin met vier kinderen en een modaal inkomen gaat er bijvoorbeeld door deze maatregel € 310 op vooruit. Dat is een positief inkomenseffect van ongeveer 1,2%.

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015-2016, 34 300 XV, nr. 2

154

Intensivering kinderopvangtoeslag

In het kader van de belastingherziening worden de eerste- en tweede-kindtabel van de kinderopvangtoeslag voor bijna iedereen vanaf 2016 met 5,8%-punt verhoogd. De allerhoogste toeslagpercentages zijn gemaximeerd om het uitgangspunt bij de kinderopvangtoeslag, namelijk dat ouders een ouderbijdrage betalen, voor alle huishoudens in stand te houden. Alle huishoudens met kinderopvangtoeslag gaan erop vooruit. Het mediane inkomenseffect is 0,6%.

  • 3. 
    Zorg

Verhoging lage IAB-tarief

Het verschil in de percentages van de inkomensafhankelijke bijdrage voor de zorgverzekeringswet (IAB) tussen werkgevers en mensen zonder werkgever, wordt verkleind tot 1,25% in 2016. Het verschil bedroeg 2,1% in 2015. Dit zorgt voor een negatief inkomenseffect voor mensen die zelf de IAB betalen. Een paar met AOW en een aanvullend pensioen van € 10.000 gaat er door deze maatregel bijvoorbeeld 0,3% op achteruit.

Maatregelen zorgtoeslag

Via de zorgtoeslag wordt een inkomensafhankelijke tegemoetkoming verstrekt die het voor huishoudens met lage en middeninkomens mogelijk moet maken de nominale zorgpremies en het verplicht eigen risico voor de zorgverzekering te betalen. In 2016 wordt de zorgtoeslag ten opzichte van 2015 licht verhoogd. Deze verhoging van de zorgtoeslag wordt bereikt door de normpercentages die de hoogte van de zorgtoeslag bepalen in 2016 neerwaarts aan te passen. Het normpercentage voor eenpersoonshuishoudens daalt van 2,395% in 2015 naar 2,380% in 2016. Het normpercentage voor meerpersoonshuishoudens daalt van 5,265% in 2015 naar 5,220% in 2016. Deze maatregelen staan los van de stijging van de zorgtoeslag als gevolg van de hogere nominale zorgpremie. Het positieve inkomenseffect loopt op tot 0,1%.

  • 4. 
    Wonen

Invoering passendheidsnorm in Woningwet

In de onlangs herziene Woningwet wordt per 2016 een passendheidsnorm ingevoerd. Deze norm bepaalt dat corporaties ten minste aan 95% van de woningzoekende huishoudens met (potentieel) recht op huurtoeslag een woning moeten toewijzen met een huurprijs tot ten hoogste de voor dat huishouden toepasselijke aftoppingsgrens. De inkomensgevolgen zijn sterk afhankelijk van de invulling die de corporaties eraan gaan geven, beoogd is dat huurtoeslagontvangers in goedkopere woningen zullen worden gehuisvest, wat positieve inkomenseffecten voor deze groep zal hebben.

Huursombenadering

Het voornemen is om per 1 juli 2016 in het huurbeleid de inkomensafhankelijke huurverhoging te vervangen door een huursombenadering. De maximale individuele huurstijging wordt dan onafhankelijk van het inkomen vastgesteld op maximaal 2,5% boven de inflatie. Voor corporaties geldt daarnaast de beperking dat de huursom inclusief harmonisatie maar mag stijgen met maximaal 1% per jaar. Daarnaast is het voornemen een vijfjaarlijkse inkomenstoets in te voeren voor huishoudens waarin nog geen lid de pensioengerechtigde leeftijd heeft bereikt. Op grond hiervan kan, als het inkomen uitkomt boven € 38.950 de huur met 4%, in plaats van 2,5% worden verhoogd. In het algemene koopkrachtbeeld wordt met

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015-2016, 34 300 XV, nr. 2

155

de huurstijging rekening gehouden via de consumentenprijsindex. Deze zal als gevolg van de, met name in de corporatiesector meer beperkte huurstijging, minder stijgen. Het effect voor individuele huishoudens hangt af van het inkomen van de huurder, of de woning bij een corporatie wordt gehuurd of niet, en in welke mate de verhuurder de ruimte die het huurbeleid biedt voor huurstijgingen daadwerkelijk benut. Uitgaande van een volledig gebruik van de ruimte voor huurverhogingen is er voor zittende huurders van corporatiewoningen op jaarbasis vanaf 1 juli 2016 een positief inkomenseffect van gemiddeld 0,1% voor huurtoeslagont-vangers, oplopend tot 0,4% voor huishoudens zonder huurtoeslag met een inkomen onder de € 38.950. Voor ouderenhuishoudens is ook bij een hoger inkomen sprake van een positief inkomenseffect.

Beperking hypotheekrenteaftrek

De hypotheekrenteaftrek wordt aangepast voor bestaande en nieuwe hypotheken. Vanaf 2014 is begonnen het maximale aftrektarief in de vierde schijf stapsgewijs te verlagen naar 38%. Dit gebeurt in stappen van ]/2%-punt per jaar. Daarbij wordt de opbrengst van deze maatregel teruggeven door de derde schijf te verlengen. Voor alle hypotheken wordt in 2016 de aftrek inkomstenbelasting daardoor maximaal mogelijk tegen 50,5% en wordt de derde schijf (extra) verlengd met bijna € 550. Voor 90% van de betroffen huishoudens ligt het inkomenseffect in 2016 tussen -0,1% en +0,1%.

  • 5. 
    Sociale zekerheid

Vervallen overgangsrecht alleenstaande ouders Participatiewet Als gevolg van de hervorming kindregelingen is de aanvulling van 20% van het minimumloon voor alleenstaande ouders in alle minimumregelingen per 2015 vervangen door de alleenstaande ouderkop in het kindgebonden budget. Een beperkte groep alleenstaande ouders in de Participatiewet heeft de aanvulling een jaar langer behouden. Dit overgangsrecht vervalt per 1 januari 2016.

Bescherming pensioenopbouw zelfstandigen

Per 1 januari 2016 worden lijfrenten binnen zekere grenzen in de Participatiewet niet meer als vermogen aangemerkt. Daarnaast wordt de vrijlating voor inkomsten uit arbeid van zelfstandigen binnen de Participatiewet verruimd.

Wijziging WIA voor personen die hebben gewerkt met loonkostensubsidie In de huidige WIA-systematiek worden mensen die gewerkt hebben met loonkostensubsidie vrijwel altijd volledig arbeidsongeschikt verklaard omdat zij geen regulier werk kunnen verrichten op wml-niveau. Dit neemt niet weg dat zij wellicht een andere functie met loonkostensubsidie zouden kunnen vervullen. Personen die vanaf 1 oktober 2016 in de WIA stromen en voorheen met loonkostensubsidie hebben gewerkt, worden met een nieuw arbeidsongeschiktheidscriterium beoordeeld. Hierdoor daalt het gemiddelde arbeidsongeschiktheidspercentage.

(Versnelde) verhoging AOW-leeftijd

In 2013 is gestart met het stapsgewijs verhogen van de AOW-leeftijd. Vanaf 2016 wordt een versnelling aangebracht in de stapsgewijze verhoging van de AOW-leeftijd als gevolg van de Wet verhoging AOW- en pensioenrichtleeftijd. In 2016 wordt de AOW-leeftijd met 3 maanden verhoogd naar 65 jaar en 6 maanden.

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015-2016, 34 300 XV, nr. 2

156

Uitbreiding Overbruggingsregeling

Voor mensen die tussen 1 januari 2013 en 1 juli 2015 met vroegpensioen zijn gegaan en zich niet hebben kunnen voorbereiden op de versnelde AOW-leeftijdsverhoging wordt vanaf 2016 ook voorzien in compensatie door middel van de Overbruggingsregeling. Deze uitbreiding voor deze groep geldt alleen voor het AOW-gat dat het gevolg is van de versnelde leeftijdsverhoging.

Overgangsrecht kostendelersnorm Anw/IOAW/IOAZ/TW Bij de minimumregelingen Anw, IOAW, IOAZ en TW wordt de uitkering voor personen die samenwonen met een of meer volwassenen geleidelijk verlaagd van 70% naar 50% van het minimumloon in 2019. In 2016 krijgt deze groep 65% van het minimumloon.

Afbouw dubbele AHK in sociale zekerheid

Sinds januari 2012 wordt de dubbele algemene heffingskorting in de sociale zekerheid (excl. AOW) afgebouwd. In de structurele situatie hebben uitkeringsgerechtigden, evenals alleenverdieners in de fiscaliteit, recht op eenmaal de algemene heffingskorting. De afbouw van de dubbele heffingskorting in de sociale zekerheid wordt in de jaren 2014 tot en met 2017 echter getemporiseerd, zodat per jaar 2,5%-punt wordt afgebouwd in plaats van 5%-punt per jaar. Dit betreft een tijdelijke koopkrachtmaatregel voor sociale minima die is afgesproken in het Regeerakkoord. Per saldo resulteert nog steeds een negatief inkomenseffect van gemiddeld 0,3% voor bijstandsgerechtigden.

B.3.6 Maatregelen Caribisch Nederland

De eilanden Bonaire, Sint-Eustatius en Saba zijn met ingang van 10 oktober 2010 afzonderlijke openbare lichamen van Nederland. Daarom wordt vanaf de begroting 2012 ook aandacht besteed aan maatregelen en ontwikkelingen die de inkomens in Caribisch Nederland raken. Voor Caribisch Nederland beschikt SZW niet, zoals voor Europees Nederland, over betrouwbare ramingen van de contractloonontwikkeling, de indexatie van de pensioenen en de inflatie. Hierdoor is het niet mogelijk om de koopkrachtontwikkeling kwantitatief te visualiseren, zoals dat voor de Europees-Nederlandse situatie wordt gedaan. Wel wordt de inflatieontwikkeling nauwgezet door het CBS gemonitord.

Daarnaast publiceert het CBS, in opdracht van het Rijk, sinds augustus

2014 cijfers over het Bruto Binnenlands Product (BBP) en sinds februari

2015 cijfers over de inkomens in Caribisch Nederland. Dit biedt inzicht in de omvang van de economie en het besteedbare inkomen van huishoudens op de drie eilanden afzonderlijk.

Prijsontwikkeling en indexering van uitkeringen

Jaarlijks worden het minimumloon, de AOV, de AWW, en de Onderstand geïndexeerd op basis van de gerealiseerde prijsontwikkeling in het derde kwartaal van het voorgaande jaar. Per 1 januari 2016 zullen de uitkeringen en het minimumloon dan ook geïndexeerd worden met de consumentenprijsindex (CPI) van het derde kwartaal van 2015.

Nieuwe inzichten op basis van de Inkomensstatistiek Caribisch Nederland hebben, naast de reguliere indexatie, aanleiding gegeven voor een extra verhoging van het wettelijk minimumloon (wml) en uitkeringen voor Saba en Sint-Eustatius. Het wml en daarmee de uitkeringen zullen met 6,5% voor Saba en 4% voor Sint-Eustatius verhoogd worden. Uit de Inkomensstatistiek Caribisch Nederland bleek dat er geen ruimte was voor een extra verhoging voor Bonaire.

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015-2016, 34 300 XV, nr. 2

157

De extra verhoging van de uitkeringen en het wml heeft een positief inkomenseffect voor huishoudens op Saba en Sint-Eustatius. In de CN-week van juni 2015 is bovendien met de bestuurscolleges afgesproken dat de staatssecretaris van SZW zich beraadt op een aanvullend pakket ter grootte van circa € 300.000 (waarvan ook huishoudens op Bonaire profiteren).

Introductie kinderbijslag BES

Op dit moment kent Caribisch Nederland alleen een kindertoeslag Onderstand en een fiscale tegemoetkoming in de kosten voor het onderhoud van kinderen, waardoor een adequate vorm van kinderbijslag voor alle inwoners met kinderen nog ontbreekt. In verband met de verzilveringsproblematiek en onder verwijzing naar het UNICEF-rapport «Koninkrijkskinderen» vroeg de vaste commissie voor Koninkrijksrelaties onder andere of de regering bereid is om in Caribisch Nederland een systeem van kinderbijslag in te voeren55. Tevens is bij gelegenheid van de SZW-begrotingsbehandeling 2014 in de Tweede Kamer in verband met de motie Schouten56 door het kabinet aan het parlement toegezegd om de mogelijkheden voor de omvorming van de kinderkorting in een kinderbijslagregeling te onderzoeken. Daarnaast is op 27 november 2014 de motie Schouten-Van Laar57 aanvaard die verzoekt om voor Caribisch Nederland een kinderbijslagregeling per 1 januari 2016 op te stellen waarbij niemand erop achteruitgaat. Vanaf 1 januari 2016 zal dan ook de kinderbijslag in worden gevoerd in Caribisch Nederland, onder voorbehoud van parlementaire instemming.

De kinderbijslag BES zal, als gevolg van het voorstel, bij inwerkingtreding circa 456 USD per jaar per kind bedragen. Dit bedrag is gebaseerd op het maximale bedrag per kind dat gezinnen op dit moment voor de eerste twee kinderen via de belastingen kunnen verzilveren en waarvan is beoogd dat zij er niet op achteruitgaan in inkomen. Gezinnen met meer dan twee kinderen en het maximum aan fiscale tegemoetkoming gaan er op vooruit omdat dit voorstel uitgaat van een vast bedrag per kind en geen maximum stelt bij twee kinderen.

Gezinnen in de Onderstand gaan er eveneens op vooruit. De onderstand is een vorm van bijstand. Deze gezinnen ontvangen op dit moment een kindertoeslag voor maximaal drie kinderen. Ouders in de onderstand ontvangen de nieuwe kinderbijslag BES naast de kindertoeslag. De overige groep huishoudens met kinderen met een inkomen onder de belastingvrije som ontvangt op dit moment geen tegemoetkoming voor de kosten in het onderhoud van kinderen. Zij zullen deze nu wel gaan ontvangen waardoor er een positief inkomenseffect van circa 456 USD per jaar per kind ontstaat. Dit bedrag kan nog aan verandering onderhevig zijn, afhankelijk van de ontwikkeling van de inflatie en de besluitvorming over de eerder genoemde additionele inzet van circa € 300.000.

Eerste Kamer, 33 750 IV, O. Tweede Kamer, 33 750 XV, nr. 56. Tweede Kamer, 34 000 XV, nr. 36.

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015-2016, 34 300 XV, nr. 2

158

BIJLAGE 4 ZBO's EN RWT's

Deze bijlage bevat in tabel B4.1 een overzicht van de zelfstandige bestuursorganen (ZBO) en rechtspersonen met een wettelijke taak (RWT) die onder de verantwoordelijkheid van het moederdepartement vallen. In tabel B4.2 zijn de bijdragen aan de ZBO's en de RWT's opgenomen die onder de verantwoordelijkheid van een ander Ministerie vallen. De opgenomen bedragen betreffen de in de beleidsartikelen in de budgettaire tabellen onder het instrument «Bijdrage aan ZBO's/RWT's» verantwoorde uitgaven van de begrotings- en de premiegefinancierde regelingen, verminderd met de relevante ontvangsten.

Tabel B.4.1 Overzicht ZBO's en RWT's vallend onder Ministerie SZW

Naam organisatie

ZBO

RWT

Functie

jrotmgs-artikel

Raming 2016 (x € 1 min)

Verwijzing

Uitvoeringsinstituut

Werknemersverzekeringen (UWV) inclusief BKWI

Het UWV voert de sociale verzekeringen voor werknemers, zelfstandigen en jonggehandicapten uit. Werkzoekenden kunnen terecht voor het vinden van werk of het aanvragen van een uitkering, werkgevers voor vacaturebemiddeling en informatie over de arbeidsmarkt. Daarnaast verleent het UWV ontslagvergunningen en tewerkstellingsvergunningen, verricht keuringen en indicatiestellingen en geeft arbeidsrechtelijke informatie. Het BKWI is opgericht om het geheel aan centrale voorzieningen binnen de keten van werk en inkomen te beheren en door te ontwikkelen.

3,4,5,11

1.962,3

www.uwv.nl en www.bkwi.nl

Sociale Verzekeringsbank (SVB)

De SVB voert voor verschillende overheidsorganisaties regelingen en wetten uit.

11

216,0

www.svb.nl

Inlichtingen- x Het IB ondersteunt gemeenten bij hun 11 5,7 www.inlichtingenbureau.nl

bureau (IB) wettelijke taken in het kader van de

sociale zekerheid. Het doel is

bestrijding van fraude en bevorderen

van samenwerking tussen de

verschillende organisaties door

gegevensuitwisseling tussen

gemeenten en derden in de keten van

werk en inkomen.

Tabel B.4.2 Overzicht ZBO's en RWT's vallend onder andere Ministeries

I

Naam Minis- ZBO RWT Functie Begrotings- Raming 2016 Verwijzing

organisatie terie artikel (x€ 1 min)

Centraal VenJ x Het COA is verantwoordelijk 13 28,3 www.coa.nl

Orgaan voor de opvang, begeleiding en

opvang uitstroom (uit de opvang) van

asielzoekers asielzoekers in Nederland.

(COA)

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015-2016, 34 300 XV, nr. 2

159

BIJLAGE 5 MOTIES EN TOEZEGGINGEN B.5.1 Afgehandelde moties

Overzicht van de door de bewindspersonen afgehandelde moties, vergaderjaar 2005-2006

Vindplaats

Omschrijving

Stand van zaken

371

Kamerstukken II, 2008-2009,31 700 XV, nr. 38

Motie-Ortega-Martijn/Van Hijum over tegengaan van belemmeringen om na het 65° jaar door te werken

Afgehandeld met indiening van wetsvoorstel doorwerken na AOW-leeftijd bij Tweede Kamer d.d. 11-11-2014. (Kamerstukken II, 2014-2015, 34 073, nrs. 1-3)

Dit is een identificatienummer voor de administratie van de motie binnen het Ministerie van SZW.

 

Overzicht van de door de bewindspersonen afgehandelde moties, vergaderjaar 2011-2012

 

ID Vindplaats Omschrijving Stand van zaken

536

537

538

550

552

Kamerstukken II, 2011-2012, 32 815, nr. 43

Kamerstukken II, 2011-2012, 32 815, nr. 37

Kamerstukken II, 2011-2012, 32 815, nr. 45

Kamerstukken II, 2011-2012,31 322, nr. 149

Kamerstukken II, 2011-2012,31 322, nr. 159

Motie-Dijkgraaf/Sterk over de uitzondering op de gezinsbijstand

Motie-Sterk over een regeling voor onvermijdbare kosten voor levensonderhoud

Motie-Sterk c.s. over een implementatie van de huishoudinkomen-stoets in de ICT-systemen

Motie-Van Gent c.s. over het afschaffen van het urencriterium

Motie-Van Hijum/Van Gent over facilitering van ouderparticipatiecrèches

Nu de huishoudinkomenstoets is ingetrokken, heeft deze motie haar grondslag verloren. De Tweede Kamer is hierover geïnformeerd middels de begroting 2015. (Kamerstukken II, 2014-2015, 34 000 XV, nr. 1-2)

Nu de huishoudinkomenstoets is ingetrokken, heeft deze motie haar grondslag verloren. De Tweede Kamer is hierover geïnformeerd middels de begroting 2015. (Kamerstukken II, 2014-2015, 34 000 XV, nr. 1-2)

Nu de huishoudinkomenstoets is ingetrokken, heeft deze motie haar grondslag verloren. De Tweede Kamer is hierover geïnformeerd middels de begroting 2015. (Kamerstukken II, 2014-2015, 34 000 XV, nr. 1-2)

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 03-07-2104, (Kamerstukken II, 2013-2014, 33 447, nr. 6)

Deze motie is meegenomen in de MvT van het wetsvoorstel ouderparticipatiecrèches dat op 16-07-2015 bij de Tweede Kamer is ingediend. Hierin is de motie verwerkt op pagina 10, met verwijzing naar voetnoot 4

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015-2016, 34 300 XV, nr. 2

160

ID Vindplaats Omschrijving Stand van zaken

 

616

Kamerstukken II,

Gewijzigde motie-Heerma/

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer

 

2012-2013, 33 400-XV, nr.

Schouten over meer ruimte voor

d.d. 01-09-2014 (Kamerstukken II, 2013-2014,

 

44

proportionaliteit bij terugvorde-

29 817, nr. 133)

   

ringsbeleid participatiebudget

 

628

Kamerstukken II,

Motie-Van Weyenberg inz.

Afgehandeld met inwerkingtreding van de Wet

 

2012-2013, 32 043, nr. 159

aansluiting bij de normen «correct

Pensioencommunicatie (Stb.2015, 193) per

   

en niet misleidend» uit de Wet op

01-07-2015

   

het financieel toezicht mogelijk is

 
   

voor de wettelijk verplichte

 
   

informatie-elementen

 

636

Kamerstukken II,

Motie-Van Weyenberg over

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer

 

2012-2013, 29 544, nr. 443

ondernemerschap als onderdeel

d.d. 31-03-2015 (Kamerstukken II, 2014-2015,

   

van aanpak jeugdwerkloosheid

29 544, nr. 599)

644

Kamerstukken II,

Motie-Slob over effecten tussen de

Afgehandeld met wetten van 02-06-2014, Wet

 

2012-2013, 33 566, nr. 24

verschillende generaties

verlaging maximumopbouw- en premieper-

     

centages pensioen en maximering pensioen-

     

gevend inkomen (Staatsblad 196) en Wet tot

     

wijziging Wet verlaging maximumopbouw- en

     

premiepercentages pensioen en maximering

     

pensioengevend inkomen en het Belastingplan

     

2014 (Staatsblad 197)

652

Kamerstukken II,

Motie-Hamer/Van Weyenberg over

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer

 

2012-2013, 29 544, nr. 457

bijzondere aandacht voor jongeren

d.d. 04-04-2014, (Kamerstukken II, 2013-2014,

   

met een niet-westerse achtergrond

29 544, nr. 513)

655

Kamerstukken II,

Motie-Van Weyenberg over

Afgehandeld met Hoofdlijnenbrief toekomst

 

2012-2013, nr. 32 043, nr.

doorrekenen plan voor hervorming

pensioenstelsel aan de Tweede Kamer d.d.

 

165

pensioenstelsel van een aantal

06-07-2015 (Kamerstukken II, 2014-2015,

   

politieke jongerenorganisaties

32 043, nr. 263)

739

Kamerstukken II,

Motie-Karabulut overwegende dat

Met het aannemen van de Participatiewet in de

 

2012-2013, 29 544, nr. 451

volgens de Inspectie SZW

Tweede en Eerste Kamer en de ruimte die

   

gemeenten er slechts in beperkte

daarin aan gemeenten wordt geboden om

   

mate in slagen om uitkeringsge-

uitkeringsgerechtigden naar werk te

   

rechtigde die begeleiding nodig

begeleiden wordt met de inwerkingtreding van

   

hebben passend werk te bieden

deze wet per 01-01-2015 deze motie als

     

afgedaan beschouwd

 

Overzicht van door de bewindspersonen

afgehandelde moties, vergaderjaar 2013-201

 
       

ID

Vindplaats

Omschrijving

Stand van zaken

665

Kamerstukken II,

Motie-Yücel over onderzoek naar

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer

 

2013-2014, 32 824, nr. 36

uitspraken van de rector van de

d.d. 25-03-2015 (Kamerstukken II, 2014-2015,

   

Islamitische Universiteit in

29 614, nr. 37)

   

Rotterdam

 

671

Kamerstukken II,

Motie-Van Nieuwenhuizen-

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer,

 

2013-2014, 33 750 XV, nr.

Wijbenga/Hamer over duidelijkheid

d.d. 09-02-2015 (Kamerstukken II, 2014-2015,

 

25

over het begrip «normale

17 050, nr. 499)

   

arbeidsduur'

 

674

Kamerstukken II,

Motie-Hamer/Kerstens over

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer

 

2013-2014, 33 750 XV, nr.

spelregels om verdringing van

d.d. 01-10-2014 (Kamerstukken II, 2014-2015,

 

35

reguliere banen tegen te gaan

29 544, nr. 558)

676

Kamerstukken II,

Motie-Hamer over bestrijding van

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer

 

2013-2014, 33 750 XV, nr.

armoede onder werkenden

d.d. 19-11-2014 (Kamerstukken II, 2014-2015,

 

37

 

24 515, nr. 294)

684

Kamerstukken II,

Motie-Klein over een flexibel

Afgehandeld met brief aan Tweede Kamer d.d.

 

2013-2014, 33 750 XV, nr.

opneembare AOW

16-02-2015 Kamerstukken II, 2014-2015,

 

49

 

32 163, nr.37)

686

Kamerstukken II,

Motie-Lodders over meer

Afgehandeld met brief van aan Tweede Kamer

 

2013-2014, 32 043, nr. 185

flexibiliteit bij de aankoop van het

d.d. 15-07-2014 (Kamerstukken II 2013-2014,

   

pensioen

32 043, nr. 221)

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015-2016, 34 300 XV, nr. 2

161

 

ID

Vindplaats

Omschrijving

Stand van zaken

687

Kamerstukken II,

Motie-Kuzu/Schouten over

Afgehandeld met brief aan Tweede Kamer d.d.

 

2013-2014, 24 515, nr. 271

instrumenten voor bestrijding van

19-11-2014 over het onderzoek gemeentelijk

   

armoede onder kinderen

armoede- en schuldenbeleid. (Kamerstukken II,

     

2014-2015, 24 515, nr. 294)

690

Kamerstukken II,

Motie-Van Weyenberg/Van

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer

 

2013-2014, 29 544, nr. 493

Nieuwenhuizen-Wijbenga over het

d.d. 08-07-2014 (Kamerstukken II, 2013-2014,

   

niet uitsluiten van zzp'ers in cao's

29 544, nr. 549)

691

Kamerstukken II,

Motie-Van Weyenberg/Van

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer

 

2013-2014, 29 544, nr. 494

Nieuwenhuizen-Wijbenga over het

d.d. 08-07-2014 (Kamerstukken II, 2013-2014,

   

niet benadelen van

29 544, nr. 549)

   

niet-vakbondsleden in cao's

 

695

Kamerstukken II,

Motie-Kerstens/Potters over

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer

 

2013-2014, 28 917, nr. 87

wegnemen van knelpunten in wet-

d.d. 11-11-2014 (Kamerstukken II, 2014-2015,

   

en regelgeving

28 719, nr. 90)

696

Kamerstukken II,

Motie-Kerstens/Karabulut over het

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer

 

2013-2014, 28 719, nr. 88

probleem dat uitzendbureaus

d.d. 09-02- 2015 (Kamerstukken II, 2014-2015,

   

bijstandsgerechtigden niet willen

17 050, nr. 499)

   

inschrijven

 

697

Kamerstukken II,

Motie-Potters/Dijkgraaf over

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer

 

2013-2014, 33 801, nr. 48

onderzoeken in hoeverre het

d.d. 24-11-2014 (Kamerstukken II, 2014-2015,

   

verzamelinkomen uit de bijstands-

30 545, nr. 143)

   

uitkering kan worden gemaxi-

 
   

meerd tot bijvoorbeeld een modaal

 
   

inkomen

 

698

Kamerstukken II,

Motie-Pieter Heerma/Van

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer

 

2013-2014, nr. 33 801, nr.

Weyenberg over het minimaliseren

d.d. 24-11-2014 (Kamerstukken II, 2014-2015,

 

52

van de kans op ontwijking van de

30 545, nr. 143)

   

kostendelersnorm en te onder-

 
   

zoeken hoe het aantal kostendelers

 
   

gemonitord kan worden

 

699

Kamerstukken II,

Gewijzigde motie-Voortman/Pieter

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer

 

2013-2014, 33 818, nr. 41

Heerma over het onderzoeken van

d.d. 25-11- 2014. (Kamerstukken II, 2014-2015,

   

de mogelijkheden van een

33 818, nr. 60)

   

meerjarig tweede contract

 

701

Kamerstukken II,

Motie-Van Weyenberg/Van

Is verwerkt in de Regeling UWV ontslagpro-

 

2013-2014, 33 818, nr. 44

Nieuwenhuizen-Wijbenga over de

cedure die per 1 juli 2015 in werking is

   

rol van de Ontslagadviescom-

getreden. (Stcrt. 2015, 12688)

   

missie bij het besluit van het UWV

 

702

Kamerstukken II,

Nader gewijzigde motie-Pieter

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer

 

2013-2014, 33 818, nr. 46

Heerma over de gevolgen van de

d.d. 30-06-2014

   

aanpassing van het ontslagrecht

(Kamerstukken II, 2013-2014, 29 544, nr. 544)

   

voor het mkb

 

703

Kamerstukken II,

Motie-Klein over de inwerking-

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer

 

2013-2014, nr. 33 818, nr.

treding van de Wet en werk en

d.d. 11-11-2014 (Kamerstukken II, 2014-2015,

 

50

zekerheid en van de nieuwe wet

34 073, nrs. 1-3)

   

werken na AOW-leeftijd op elkaar

 
   

afstemmen

 

711

Kamerstukken II,

Motie-Potters/Pieter Heerma over

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer

 

2013-2014, 33 161, nr. 172

een pilot met een integrale

d.d. 04-11-2014, (Kamerstukken II, 2013-2014,

   

benadering van de Wmo en de

33 161, nr. 172)

   

participatiewet

 

714

Kamerstukken II,

Motie-Kerstens c.s. over het

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer

 

2013-2014, 33 161, nr. 179

meewegen van het opnamever-

d.d. 15-05-2014 «verdeelmodel inkomensdeel

   

mogen van het regionale arbeids-

en participatiebudget vanaf 2015» (Kamer-

   

marktbeleid bij het vaststellen van

stukken II, 2014-2015, 30 545, nr. 137)

   

de verdeelmodellen

 

715

Kamerstukken II,

Motie-Heerma over loondispen-

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer

 

2013-2014, 33 161, nr. 175

satie op individuele basis

d.d. 25-11-2014, (Kamerstukken II, 2014-2015,

     

33 161, nr. 196)

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015-2016, 34 300 XV, nr. 2

162

 

ID

Vindplaats

Omschrijving

Stand van zaken

716

Kamerstukken II,

Motie-Kerstens over een indivi-

De Staatssecretaris heeft, overeenkomstig haar

 

2013-2014, 33 161, nr. 178

dueel plan van aanpak

toezegging tijdens de behandeling van de

     

Participatiewet, in de eerste Verzamelbrief van

     

2014 van 25 april gewezen op de meerwaarde

     

van een individueel plan van aanpak. De

     

Staatssecretaris heeft gemeenten verzocht om

     

bij de uitwerking van beleid hier aandacht aan

     

te besteden. Daarmee is uitvoering gegeven

     

aan de motie

717

Kamerstukken II,

Motie-Pieter Heerma over een

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer

 

2013-2014, 33 716, nr. 23

standaard rekenregel bij het

d.d. 22-04-2915, (Kamerstukken II, 2014-2015,

   

vaststellen van kinderalimentatie

33 716, nr. 23)

718

Kamerstukken II,

Motie Van Weyenberg/ Tellegen

Wordt meegenomen bij de begrotingsbehan-

 

2013-2014, 33 716, nr. 27

over het meer lonend maken van

deling 3e kwartaal voor Prinsjesdag 2015

   

meer uren werken

 

719

Kamerstukken II,

Motie-Van Weyenberg over

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer

 

2013-2014, 33 818, nr. 45

ruimere contractvormen voor

d.d. 11-11-2014 (Kamerstukken II, 2014-2015,

   

werkenden boven de AOW-leeftijd

34 073, nrs. 1-3)

721

Kamerstukken II,

Motie Dijkgraaf c.s. over expliciet

Afgedaan met brief aan de Tweede Kamer d.d.

 

2013-2014, 21 501-20, nr.

agenderen van de aanpak van

11-02-2015, (Kamerstukken II, 2014-2015,

 

874

antisemitisme in Europees verband

30 950, nr. 76)

722

Kamerstukken II,

Motie-Klein over ongemoeid laten

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer

 

2013-2014, 21 501-20, nr.

van de individuele

d.d. 04-12-2104, (Kamerstukken II, 2014-2015,

 

876

pensioenstelsels- en regelingen

33 931, nr. 81)

   

van de individuele lidstaten

 

723

Kamerstukken II,

Gewijzigde-Motie-Schut-Welkzijn/

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer

 

2013-2014, 26 448, nr. 512

Dijkgraaf over opzegging van het

d.d. 14-10-2014 (Kamerstukken II, 2014-2015,

   

sociale zekerheidsverdrag met

34 052, nr. 5)

   

Marokko (26 448, nr. 512)

 

724

Kamerstukken II,

Motie- Ulenbelt/Van Weyenberg

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer

 

2013-2014, 26 448, nr. 513

over aanscherpen van de

d.d. 03-06-2014 (Kamerstukken II, 2014-2015,

   

autorisatie-eisen voor Suwinet

26 448, nr. 516)

726

Kamerstukken II,

Motie-Omtzigt c.s. over niet

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer

 

2013-2014, 33 932, nr. 2

instemmen met gedelegeerde

d.d. 04-12-2014 (Kamerstukken II, 2014-2015,

   

regelgeving

33 931, nr. 8)

727

Kamerstukken II,

Motie-Pieter Heerma c.s. over meer

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer

 

2013-2014, 33 930-XV, nr. 6

en voldoende informatie per

d.d. 17-11-2014 (Kamerstukken II, 2014-2015,

   

sectorplan

33 566, nr. 71)

729

Kamerstukken II,

Motie-Schouten c.s. over respec-

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer

 

2013-2014, 24 515, nr. 284

teren van de beslagvrije voet

d.d. 09-06-2015 (Kamerstukken II, 2014-2015,

     

31 066, nr. 244)

731

Kamerstukken II,

Motie-Schouten/Ulenbelt over een

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer

 

2013-2014, 33 853, nr. 13

onderzoek naar de consequenties

d.d. 24-11-2014 (Kamerstukken II, 2014-2015,

   

van de tweewoningenregel in de Anw

33 853, nr. 16)

733

Kamerstukken II,

Motie-Lodders/Van Weyenberg

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer

 

2013-2014, 33 863, nr. 24

over waarborgen dat het

d.d. 01-09-2014, Kamerstukken II, 2013-2014,

   

percentage van 1,875% kan worden

33 863, nr. 30

   

gerealiseerd

 

734

Kamerstukken II,

Motie-Lodders over duidelijkheid

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer

 

2013-2014, 33 863, nr. 25

creëren over de 10% werkgevers-

d.d. 01-09- 2014 (Kamerstukken II 2013-2014,

   

bijdrage

33 863, nr. 30)

736

Kamerstukken II,

Gewijzigde motie-Van Weyenberg

Zie bijlage 3 bij de brief d.d. 08-07-2015 «Stand

 

2013-2014,

over meldingen van de Stichting

van zaken uitzendsector». De Kamer is hiermee

 

17 050, nr. 481

Normering Arbeid

overeenkomstig motie-Van Weyenberg voor de

     

eerste maal geïnformeerd over aantallen

     

meldingen SNA en inzet Inspectie SZW

     

daarop. (Kamerstukken II, 2014-2015, 29 544,

     

nr. 641)

737

Kamerstukken II,

Motie-Pieter Heerma c.s. over het

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer

 

2013-2014, 32 824, nr. 72

structureel waarborgen van de

d.d. 30-10-2014, Kamerstukken II, 2014-2015,

   

waardevolle activiteiten van

32 824, nr. 76

   

FORUM binnen andere organi-

 
   

saties

 

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015-2016, 34 300 XV, nr. 2

163

 

ID

Vindplaats

Omschrijving

Stand van zaken

742

 

Motie-Segers c.s. over in de

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer

   

contacten met de moslimgemeen-

d.d. 11-02- 2015, (Kamerstukken II, 2014-2015,

   

schap prioriteit geven aan het

30 950, nr. 76)

   

tegengaan van antisemitisme

 

743

Kamerstukken II,

Motie-Omtzigt/Schut-Welkzijn over

Afgehandeld met brief aaKamerstukken II,

 

2014-2015, 33 928, nr. 15

onwenselijk hoge aanspraken op

2014-2015, 29 754, nr. 262

   

sociale zekerheid en toeslagen

n de Tweede Kamer d.d. 30-03-2015 (Kamer-

     

stukken II, 2014-2015, 33 928, nr. 15

744

Kamerstukken II,

Motie-Van Weyenberg/Vermeij over

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer

 

2014-2015, 33 928, nr. 16

de voor- en nadelen van het

d.d. 30-06-2015, (Kamerstukken II, 2014-2015,

   

vrijwillig inkopen van AOW over

33 928, nr. 20)

   

een achterliggende periode

 

746

Kamerstukken II,

Motie-Van Weyenberg en Lodders

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer

 

2014-2015, nr. 33 972, nr.

over afzien van de bijdrage aan de

d.d. 04-12-2014 (Kamerstukken II, 2014-2015,

 

42

hersteleis

33 972, nr. 55)

747

Kamerstukken II,

Motie-Van Weyenberg/Dijkgraaf

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer

 

2014-2015, 33 972, nr. 42

over de zwaktes van de huidige

d.d. 16-07-2015 (Kamerstukken II, 2014-2015,

   

systematiek

32 043, nr. 263)

748

Kamerstukken II,

Motie-Klaver c.s. over rapporteren

Motie is uitgevoerd door opname van bepaling

 

2014-2015, 33 972, nr. 44

door pensioenfondsen over hun

in het wetsvoorstel pensioencommunicatie

   

reële dekkingsgraad

waardoor pensioenfondsen in hun jaarverslag

     

informatie moeten opnemen over de reële

     

dekkingsgraad. Wet Pensioencommunicatie is

     

per 01-07- 2015 in werking getreden (Stb.

     

2015, 193)

749

Kamerstukken II,

Motie-Dijkgraaf/Van Weyenberg

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer

 

2014-2015, 33 972, nr. 45

over voorstellen voor een nieuw

d.d. 06-07-2015 (Kamerstukken II, 2014-2015,

   

pensioenstelsel

32 043, nr. 263)

752

Kamerstukken II,

Motie-Schut-Welkzijn/ Dijkgraaf

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer

 

2014-2015, 34 000-XV, nr.

over de export van de

d.d. 01-06-2015 (Kamerstukken II, 2014-2015,

 

20

WGA-uitkering

34 000 XV, nr. 20)

753

Kamerstukken II,

Motie-Vermeij/Van Weyenberg over

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer

 

2014-2015, 34 000, nr. 24

een aanvullende aanpak van de

d.d. 31-03-2015 (Kamerstukken II, 2014-2015,

   

jeugdwerkloosheid

29 544, nr. 599)

755

Kamerstukken II,

Motie-Vermeij/Lucas over inzicht in

Verkenning naar scholingsbehoefte en

 

2014-2015, 34 000, nr. 26

de scholingsbehoefte van

beleidsmaatregelen in Scandinavische landen

   

werknemers in Scandinavische

is via bestaande literatuur en contacten bij

   

landen

Ministeries en sociale partners in Scandinavië

     

uitgevoerd.

     

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer

     

d.d. 30-06-2015 (Kamerstukken II, 2014-2015,

     

30 012, nr. 53)

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015-2016, 34 300 XV, nr. 2

164

 

ID

Vindplaats

Omschrijving

Stand van zaken

756

Kamerstukken II,

Motie-Kerstens c.s. over herstruc-

Tijdens de begrotingsbehandeling van het

 

2014-2015, 34 000-XV, nr.

turering van bedrijven in de sociale

Ministerie van SZW is een motie aangenomen

 

27

werkvoorziening

(Motie Kerstens c.s.), waarin de regering wordt

     

verzocht binnen de middelen van de Regeling

     

cofinanciering sectorplannen € 30 miljoen toe

     

te wijzen in het kader van de herstructurering

     

van bedrijven in de sociale werkvoorziening. In

     

overleg met Cedris en deVNG is besloten de

     

procedure zodanig vorm te geven dat de

     

betaling van de € 30 miljoen op basis van het

     

Wsw verdeelmodel via een zogenaamde

     

decentralisatie-uitkering plaatsvindt aan de 35

     

centrumgemeenten. Cedris coördineert op

     

verzoek van SZW het proces (waaronder de

     

afstemming met de VNG en de sociale

     

partners) rond de aanvraag van de sw-sector

     

en toetst de gezamenlijke plannen van de

     

sw-bedrijven, nadat de centrumgemeente

     

akkoord is gegaan met de cofinanciering door

     

de deelnemende gemeenten. De plannen

     

kunnen tot 1 juli bij Cedris worden ingediend.

     

Het betreffende besluit daartoe is op 7 april

     

2015 door de Minister getekend, na akkoord

     

van de Staatssecretaris. Het besluit heeft

     

terugwerkende kracht tot 1 april 2015

759

Kamerstukken II,

Motie-Van Weyenberg/Lodders

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer

 

2014-2015, 34 000-XV, nr.

over de uitwerking van het

d.d. 16-06-2015 (Kamerstukken II, 2014-2015,

 

33

Witteveenakkoord

34 227, nrs. 1-3). Inwerkingtreding gepland

     

01-01-2016

760

Kamerstukken II,

Motie-Schouten/Potters over de

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer

 

2014-2015, 34 000-XV, nr.

kosten van de indicatie voor

d.d. 02-03-2015 (Kamerstukken II, 2014-2015,

 

34

beschut werk

26 448, nr. 532)

763

Kamerstukken II,

Motie van de leden Van Weyenberg

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer

 

2014-2015, 30 545, nr. 147

en Karabulut inz. het verbeteren

d.d. 22-12-2014 (Kamerstukken II, 2014-2014,

   

van het verdeelmodel

30 545, nr. 149)

111

Kamerstukken II,

Motie-Van Weyenberg c.s.

Afgehandeld met inwerkingtreding per 1 juli

 

2014-2015, 34 008, nr. 20

waarborgen dat bij inwerking-

2015 van de AMvB pensioencommunicatie

   

treding van de wet de uitvoerings-

(Stb.2015, 259)

   

kosten van pensioenfondsen en

 
   

pensioenverzekeraars niet alleen

 
   

openbaar worden gemaakt, maar

 
   

dat daarbij ook één uniforme

 
   

rekenwijze wordt gebruikt zodat

 
   

uitvoeringskosten met elkaar

 
   

kunnen worden vergeleken.

 

IIS

Kamerstukken II,

Motie-Van Weyenberg/Vermeij:

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer

 

2014-2015, 34 008, nr. 21

voor mensen in het pensioenre-

d.d. 13-07-2015 (Kamerstukken II, 2014-2015,

   

gister een variant op te nemen

34 008, nr. 34)

   

gebaseerd op hun verwachte

 
   

AOW-leeftijd en de Kamer voor

 
   

1 mei 2015 over de uitvoering van

 
   

deze motie te informeren

 

780

Kamerstukken II,

Gewijzigde motie-Krol c.s. over

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer

 

2014-2015, 34 008, nr. 27

brede voorlichting over de nieuwe

d.d. 13-07-2015 (Kamerstukken II, 2014-2015,

   

communicatiewijze

34 008, nr. 34)

781

Kamerstukken II,

Motie-Voordewind over niet extra

Afgehandeld (zie beleidsagenda onderhavige

 

2014-2015, 33 566, nr. 80

bezuinigingen op zorg en sociale

begroting 2016)

   

zekerheid

 

793

Kamerstukken II,

Gewijzigde motie-Klein over het

Planning:

 

2014-2015, 34 117, nr. 20

beleggingsgeld van pensioen-

De Staatssecretaris heeft deze motie tijdens

   

fondsen in de fossiele brand-

het debat aangemerkt als overbodig. Er zijn nu

   

stofsector

immers geen regels die het beleggingsbeleid

     

van pensioenfondsen met betrekking tot de

     

fossiele brandstofsector aan regels onder-

     

werpen. Er hoeft dus geen nadere actie te

     

worden ondernomen om deze motie uitte

     

voeren. Deze motie is afgehandeld

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015-2016, 34 300 XV, nr. 2

165

B.5.2 Lopende moties

 

Overzicht van de door de bewindspersonen nog af te handelen moties, vergaderjaar 2008-2009

 
   

ID1 Vindplaats Omschrijving Stand van zaken

372

394

Kamerstukken II, 2008-2009,31 802, nr. 2

Kamerstukken II, 2008-2009,31 780, nr. 34

Motie-Omtzigt/Spekman over aspecten van de Anw en de verhouding tot de herziene Europese Sociale Code; hierin meenemen de rol van gemeentes bij re-integratie van nabestaanden Motie-Ortega-Martijn c.s. over verruimen van de criteria voor zelfstandigenaftrek voor Wajong'ers

Planning: 4e kwartaal 2015

EZ maakt een plan van aanpak voor de evaluatie van de zelfstandigenregelingen, waaronder de zelfstandigenaftrek van arbeidsongeschikten. Streven is de evaluatie in 2015 aan te besteden en deze op z'n laatst begin 2016 af te ronden. Na de afronding van de evaluatie zal de Kamer over de bevindingen en over de uitvoering van de motie worden bericht. Planning: eind 2" kwartaal 2016

1 Dit is een identificatienummer voor de administratie van de motie binnen het Ministerie van SZW.

 
 

Overzicht van de door de bewindspersonen nog af te handelen moties, vergaderjaar 2010-2

 

ID Vindplaats Omschrijving Stand van zaken

472 Kamerstukken I, 2010-2011, Motie-Schuurman c.s. over het Aan de uitwerking van deze motie wordt op dit

32 500 M versterken van de positie van jonge moment gewerkt. Beoogd wordt de Kamer dit

werknemers en startende gezinnen jaar te informeren. Planning: eind december

2015

Overzicht van de door de bewindspersonen nog af te handelen moties, vergaderjaar 2011-2012

ID

Vindplaats

Omschrijving

Stand van zaken

 

539

Kamerstukken II,

Motie-Peters/Azmani over

Deze motie wordt bezien in het licht van IBO

 

2011-2012, 32 701, nr. 18

integratie van de WwiK in het Bbz

zzp. Planning: 4e kwartaal 2015

573

Kamerstukken II,

Motie-Sterk over een kwalitatief

De Staatssecretaris heeft op 13-07-2015 de

 

2011-2012,31 929, nr. 17

onderzoek naar de effecten van het wetsvoorstel huisbezoek

Inspectie SZW verzocht dit onderzoek 4e kwartaal 2016 uit te voeren

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015-2016, 34 300 XV, nr. 2

166

 

Overzicht van de door de bewindspersonen nog af te handelen moties, vergaderjaar 2012-2013

 

ID

Vindplaats

Omschrijving

Stand van zaken

605

Kamerstukken II,

Motie-Schouw over prijs en

Monitoring vindt continu plaats. De Tweede

 

2012-2013, 33 086, nr. 35

kwaliteit van inburgeringcursussen

Kamer wordt hierover twee jaar na invoering

     

van de wijzigingen op de Wet inburgering

     

geïnformeerd (zie ook motie 607).

     

Planning: december 2015

607

Kamerstukken II,

Gewijzigde motie-Dibi over

Monitoring vindt continu plaats. De Tweede

 

2012-2013, 33 086, nr. 48

monitoren van de effecten van de

Kamer wordt twee jaar na invoering van de

   

gewijzigde wet

wetswijzigingen op de Wet inburgering (zie

     

ook motie 605) geïnformeerd.

     

Planning: december 2015

641

Kamerstukken II,

Motie-Tellegen/Heerma over

De werking van het systeem alsmede de

 

2012-2013, 33 538, nr. 14

verzoek om het functioneren van

andere maatregelen zullen in 2016 worden

   

het systeem van continue

geëvalueerd. De resultaten daarvan zullen naar

   

screening, alsmede van andere

de Tweede Kamer worden gestuurd

   

maatregelen in navolging van

 
   

rapport-Gunning na een periode

 
   

van drie jaar na inwerkingtreding

 
   

van de Wijzigingswet kinder-

 
   

opvang 2013 te evalueren en de

 
   

Kamer te informeren

 
 

Overzicht van de door de bewindspersonen nog af te handelen moties, vergaderjaar 2013-2014

ID

Vindplaats

Omschrijving

Stand van zaken

670

Kamerstukken II,

Motie-Van Nieuwenhuizen-

De Tweede Kamer wordt in het 4e kwartaal van

 

2013-2014, 33 750-XV, nr.

Wijbenga over vereenvoudiging

2015 geïnformeerd

 

24

van het grote aantal inkomensrege-

 

681

Kamerstukken II,

lingen

Motie-Van Weyenberg/Van

Het onderzoek wordt in de eerste helft van

 

2013-2014, 33 750 XV, nr.

Nieuwenhuizen over moderni-

september opgeleverd. Het wordt dan zo

 

42

sering van het avv-beleid

spoedig mogelijk aan de Tweede Kamer

     

verstuurd, vooruitlopend op het nog te

     

plannen debat

682

Kamerstukken II,

Motie-Schouten c.s. over

Onderwerp rouwverwerking en werk heeft

 

2013-2014, 33 750 XV, nr.

begeleiding voor nabestaanden

onderdeel uitgemaakt van een bijeenkomst in

 

45

 

het kader van het project Duurzame inzet-

     

baarheid

688

Kamerstukken II,

Motie-Schouten over privacypro-

Bureau Krediet Registratie (BKR) heeft met een

 

2013-2014, 24 515, nr. 273

blemen bij het vroegtijdig

aantal gemeenten afspraken gemaakt over het

   

signaleren van schulden

uitvoeren van pilots. Beoogd is de Kamer in

     

juli over deze aanpak te informeren. Planning

     

oktober 2015

700

Kamerstukken II,

Motie-Hamer over gelijke

Er komt geen advies van de StvdA over

 

2013-2014, 33 818, nr. 43

behandeling bij de arbeidsvoor-

driehoeksrelaties. Motie wordt momenteel

   

waarden voor payrollwerknemers

uitgewerkt in wetgeving. Planning inwerking-

     

treding: 1 juli 2016

704

Kamerstukken II,

Gewijzigde motie Koser Kaya over

De Tweede Kamer zal voor het einde van 2015

 

2013-2014, 33 161, nr. 186

een participatiewet

over de uitvoering van deze motie worden

     

geïnformeerd. Planning december 2015

705

Kamerstukken II,

Gewijzigde motie-Dijkgraaf c.s.

De motie verzoekt om aanvullende instru-

 

2013-2014, 33 161, nr. 153

over het beschikbaar stellen van

menten indien blijkt dat het instrumentarium

   

aanvullende instrumenten

van de Participatiewet tekort zou schieten.

Uitvoering van de motie wordt betrokken bij de voorgenomen monitoring en evaluatie van de Participatiewet. De evaluatie is voorzien uiterlijk in 2019, daarvoor vinden tussenrapportages plaats in 2016 en 2018. Planning januari 2019

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015-2016, 34 300 XV, nr. 2

167

 

ID

Vindplaats

Omschrijving

Stand van zaken

707

Kamerstukken II,

Motie-Potters/Dijkgraaf over één

Het UWV is verzocht een tekst over de

 

2013-2014, 33 161, nr. 168

landelijk aanspreekpunt voor

afspraken voor een landelijk aanspreekpunt te

   

werkgevers om plaatsing van

leveren voor de brief over de banenafspraak.

   

arbeidsbeperkten te bevorderen

Het blijkt dat UWV, gemeenten en Locus er nog

     

niet uit zijn.

     

Onderwerp is geagendeerd binnen de

     

Programmaraad.

     

Planning oktober 2015

709

Kamerstukken II,

Motie-Potters/Schouten over het

Deze motie zal afgehandeld worden middels

 

2013-2014, 33 161, nr. 170

mogelijk maken van maatwerk

een brief aan de Tweede Kamer vóór het

   

voor werkgevers

zomerreces 2015 3e kwartaal voor Prinsjesdag

     

2015

710

Kamerstukken II,

Motie-Potters c.s. over monitoren

Deze motie zal afgehandeld worden middels

 

2013-2014, 33 161, nr. 171

van de banen voor mensen met

een brief aan de Tweede Kamer vóór het voor

   

een beperking die het wettelijk

Prinsjesdag 2015

   

minimumloon kunnen verdienen

 

712

Kamerstukken II,

de motie Van Weyenberg/Pieter

Motie verzoekt om onderzoek naar effectiviteit

 

2013-2014, 33 161, nr. 174

Heerma over onderzoek naar de

loondispensatie en loonkostensubsidie uiterlijk

   

effectiviteit van loondispensatie en

drie jaar na invoering Participatie-wet.

   

loonkostensubsidie

Planning januari 2018

720

Kamerstukken II,

Motie-Yücel/Tellegen over de

Op 07-07-2015 is een brief naar de Tweede

 

2013-2014,31 322, nr. 237

onderlinge aansluiting tussen

Kamer gestuurd waarin de stand van zaken

   

kwaliteitseisen voor basisonderwijs

uitvoering van de motie is opgenomen. De

   

en kinderopvangvoorzieningen

aangekondigde maatregelen in deze brief

     

worden nu verankerd in een wetsvoorstel, een

     

AMvB en een regeling. Volgens planning

     

worden deze 01-01-2017 gepubliceerd

728

Kamerstukken II,

Gewijzigde motie-Kerstens c.s.

In overleg met UWV wordt bekeken hoe dit

 

2013-2104, 29 544, nr. 537

over monitoren van de nieuwe

gemonitord kan worden. Planning: 4e kwartaal

   

grens van belastbaarheid van ten

2016

   

minste twee uur per dag

 

730

Kamerstukken II,

Gewijzigde motie-Baay-

Er wordt een plan van aanpak voor het

 

2013-2014, 33 853, nr. 8

Timmerman/Omtzigt over

opzetten van de monitor gemaakt.

   

monitoren van het gebruik van de

De Tweede Kamer wordt conform de motie

   

tweewoningen regeling

uiterlijk in tweede kwartaal van 2016 geïnfor-

     

meerd over de uitkomsten van de monitor

732

Kamerstukken II,

Gewijzigde motie-Omtzigt/Vermeij

Planning: eind september 2015

 

2013-2014, 33 863, nr. 23

over een oplossing voor het

 
   

probleem van het niet samenvallen

 
   

van verschillende data

 
 

Overzicht van de door de bewindspersonen nog af te handelen moties, vergaderjaar 2014-2015

ID

Vindplaats

Omschrijving

Stand van zaken

745

Kamerstukken II,

Motie-Vermeij c.s. over aanpassing

Planning: eind september 2015

 

2014-2015, 33 972, nr. 39

van het strategisch beleggings-

 
   

beleid

 

750

Kamerstukken II,

Motie-Van Weyenberg c.s. over een

Naar aanleiding van deze motie heeft de SER

 

2014-2015,31 322, nr. 258

vervolgadvies van de SER

het verzoek gekregen om een vervolgadvies uit

     

te brengen over de inrichting van de voorzie-

     

ningen voor jonge kinderen en de sociaaleco-

     

nomische effecten daarvan in kaartte brengen.

     

De Minister heeft aangegeven dat dit kan

     

worden meegenomen in de bredere advies-

     

aanvraag: «Werken en leven in de toekomst».

     

De SER streeft ernaar de aanbevelingen in het

     

najaar van 2015 op te stellen en het traject af te

     

ronden

751

Kamerstukken II,

Motie-Pieter Heerma/Van

Dit is verwerkt in de toegezegde kinderbijslag-

 

2014-2015,31 322, nr. 259

Weyenberg over vertegenwoor-

voorziening BES.

   

diging van de sector en de

Planning: 4e kwartaal 2015

   

wetenschap in het BKK

 

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015-2016, 34 300 XV, nr. 2

168

 

ID

Vindplaats

Omschrijving

Stand van zaken

754

Kamerstukken II,

Motie Vermey/Van Oijk over de

De toegankelijkheid van Kinderopvang voor

 

2014-2015, 34 000, nr. 25

toegankelijkheid van de kinder-

zzp'ers wordt nadrukkelijk meegenomen in de

   

opvang voor zzp'ers

uitwerking van Directe Financiering en de

     

daarbij betrokken vereenvoudigingen.

     

De Tweede Kamer zal dus hoe dan ook worden

     

geïnformeerd op het moment dat de

     

wetgeving naar de Kamer gaat (juni 2016)

758

Kamerstukken II,

Motie-Van Weyenberg c.s. over het

Procesbrief over de voortgang van activiteiten

 

2014-2015, 34 000-XV, nr.

bevorderen van intersectorale

is 08-07-2015 aan de Tweede Kamer

 

32

scholing

verzonden. (Kamerstukken II, 2014-2015,

     

30 012/29 544, nr. 54) N.a.v. brief Stichting van

     

de Arbeid aan de Minister van SZW van

     

26-06-2015 over bevordering intersectorale

     

mobiliteit vindt na het zomerreces 2015

     

gesprek plaats met sociale partners. Op basis

     

daarvan volgt definitieve brief aan de Tweede

     

Kamer. Planning najaar 2015, voor Begrotings-

     

behandeling SZW.

761

Kamerstukken II,

Motie-Schouten c.s. over initia-

Brief aan de Tweede Kamer d.d. 17-07-2015

 

2014-2015, 34 000-XV, nr.

tieven om werken over de grens

(Kamerstukken II, 2014-2015, 32 851, nr. 27). Er

 

35

gemakkelijker te maken

wordt nog een jaar verder gegaan met een

     

actieteam grensoverschrijdende economie en

     

grensarbeid (toegezegd door Minister van EZ)

764

Kamerstukken II,

Motie-Potters/Kerstens over

Deze motie zal afgehandeld worden middels

 

2014-2015, 33 981, nr. 15

voorkomen van verdringing

een brief aan de Tweede Kamer. Planning eind

     

september 2015

765

Kamerstukken II,

Motie-Potters/Kerstens over

Deactivering is niet opportuun zolang nog niet

 

2014-2015, 33 981, nr. 16

deactivering van de quotumheffing

tot activering van de quotumheffing is

     

overgegaan. Als besloten wordt tot activering

     

zal middels wetswijziging de mogelijkheid tot

     

deactivering worden geregeld. Planning: 1e

     

kwartaal 2017

766

Kamerstukken II,

Motie-Pieter Heerma c.s. over het

Deze motie zal afgehandeld worden middels

 

2014-2015, 33 981, nr. 33

doorgeven van het quotum bij

een brief aan de Tweede Kamer 3e kwartaal

   

afnemen van diensten

voor Prinsjesdag 2015

767

Kamerstukken II,

Motie-Kerstens c.s. over

Deze motie zal afgehandeld worden middels

 

2014-2015, 33 981, nr. 35

cao-afspraken voor mensen met

een brief aan de Tweede Kamer 3e kwartaal

   

een arbeidsbeperking

voor Prinsjesdag 2015

768

Kamerstukken II,

Motie Kerstens c.s. over een brede

De uitwerking van deze motie hangt samen

 

2014-2015, 33 981, nr. 36

prestatieladder sociaal onder-

met de kabinetsreactie op het SER-advies

   

nemen

sociaal ondernemen. Planning 1 oktober 2015

769

Kamerstukken II,

Motie-Van Weyenberg c.s. over

Deze motie zal afgehandeld worden middels

 

2014-2015, 33 981, nr. 37

monitoren of het totaal aantal

een brief aan de Tweede Kamer 3e kwartaal

   

banen voor de doelgroep toeneemt

voor Prinsjesdag 2015

771

Kamerstukken II,

Motie-Van Ojik/Kerstens over het

Deze motie vraagt de heffing te verhogen als

 

2014-2015, 33 981, nr. 40

eventueel verhogen van de heffing

werkgevers er voor kiezen de heffing te

     

betalen in plaats van meer mensen met een

     

beperking in dienst te nemen. De heffing wordt

     

niet eerder dan 1-1-2017 geactiveerd. Pas in

     

2018 zal dan voor het eerst blijken of

     

werkgevers ervoor kiezen de heffing te

     

betalen. Als de heffing dan verhoogd moet

     

worden, zal dit niet eerder dan 1-1-2019 aan de

     

orde kunnen zijn. Planning januari 2019

773

Kamerstukken II,

Motie-Yücel c.s. over geschikte

Over de uitvoering van deze motie vindt verder

 

2014-2015, 34 045, nr. 14

vormen van alternatieve ouder-

overleg plaats met de betrokken veldpartijen

   

raadpleging

en GGD/GHOR-Nederland

774

Kamerstukken II,

Motie Van Weyenberg /Pieter

Het voornemen is in het najaar van 2015 een

 

2014-2015,31 322, nr. 72

Heerma over het jaarlijks

eerste inventariserend onderzoek te doen

   

monitoren van de ontwikkeling van

plaatsvinden naar het aantal oudercommissies

   

het aantal oudercommissies

 

775

Kamerstukken II,

Motie-Van Weyenberg c.s. over de

Kabinet zal monitor WAS opstellen en jaarlijks

 

2014-2015, 34 108, nr. 19

jaarlijkse monitor over het resultaat

rapporteren over rol publieke opdrachtgevers.

   

van de Wet aanpak schijncon-

Planning: eerste rapportage aan de Tweede

   

structies

Kamer op 1 juli 2016

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015-2016, 34 300 XV, nr. 2

169

 

ID

Vindplaats

Omschrijving

Stand van zaken

779

Kamerstukken II,

Motie-Vermeij/Van Weyenberg

In de Planningsbrief van 1 mei 2015 is

 

2014-2015, 34 008, nr. 23

verzoekt de regering om, commu-

aangegeven dat de Tweede Kamer in het 4e

   

nicatiekanalen te verkennen om

kwartaal van 2015 wordt geïnformeerd

   

werknemers meer inzicht te bieden

 
   

in het absolute bedrag aan

 
   

pensioenpremie dat de werkgever

 
   

voor hen betaalt en de Kamer hier

 
   

voor 1 juli 2015 over te informeren.

 

794

Kamerstukken II,

Motie Ulenbelt/Van Weyenberg

De Tweede en Eerste Kamer worden geïnfor-

 

2014-2015, 34 117, nr. 29

over het bewandelen van de

meerd voor de (plenaire) behandeling van het

   

staatsrechtelijke juiste route

wetsvoorstel door de Eerste Kamer Is nog niet

     

bekend

795

Kamerstukken II,

Motie-Omtzigt over te ondernemen

De Tweede en Eerste Kamer worden geïnfor-

 

2014-2015, 34 117, nr. 30

acties indien het amendement

meerd voor de (plenaire) behandeling van het

   

Lodders/Vermeij wordt aange-

wetsvoorstel door de Eerste Kamer

   

nomen

Is nog niet bekend

796

Kamerstukken II,

Motie-Ulenbelt/Van Weyenberg

De Tweede Kamer ontvangt voor het eind van

 

2014-2015,

over in kaart brengen van

het jaar 2015 een voorstel

 

29 544, nr. 626

mogelijkheden om beroepsziekten

 
   

terug te dringen

 

798

Kamerstukken II,

Motie-Tanamal/Voortman over

De Tweede Kamer wordt binnen 3 jaar

 

2014-2015, 29 544, nr. 630

monitoren van het van het melden

geïnformeerd

   

van beroepsziekten

 

802

Kamerstukken II,

Motie-Pieter Heerma/Van

De motie verzoekt de regering de Algemene

 

2014-2015, 32 000-XV, nr.

Weyenberg over onderzoeken van

Rekenkamer te vragen de sectorplannen

 

11

de effectiviteit van sectorplannen

grondig op hun effectiviteit te onderzoeken en

     

de resultaten daarvan voor de Begrotingsbe-

     

handeling 2016 aan de Tweede Kamer te

     

rapporteren. Planning: 4e kwartaal 2015

803

Kamerstukken II,

Motie-Anne Mulder over de

In het najaar wordt deze motie afgewikkeld

 

2014-2015, 32 000-XV, nr.

effectiviteit van het reïntegratie-

met een brief aan de Tweede Kamer. Planning

 

12

beleid

november 2015

804

Kamerstukken II,

Gewijzigde motie-Van Weyenberg

Op 3 september, is bestuurlijk overleg met de

 

2014-2015, 30 545, nr. 164

over gemeenten die de informatie-

VNG gepland. Daarna wordt een brief aan de

   

beveiliging van Suwinet niet op

Tweede Kamer gestuurd

   

orde hebben

 

805

Kamerstukken II,

Motie-Van Weyenberg/Voortman

Dit moet nader worden onderzocht i.s.m. BZK

 

2014-2015, 30 545, nr. 165

over een integrale oplossing voor

en SUWIpartijen. Reactie zal na Prinsjesdag

   

bronnen waarin iemands adres kan

naar de Tweede Kamer gaan

   

worden opgezocht

 

807

Kamerstukken II,

Motie-Kerstens over de

Het onderzoek vindt plaats in 2016

 

2014-2015, 25 883, nr. 252

mogelijkheid van één

 
   

certificerings- en keurings-

 
   

instelling

 

808

Kamerstukken II,

Motie-Van Weyenberg over het in

Planning: voor 1 januari 2016

 

2014-2015, 33 818, nr. 74

dienst nemen van payrollmede-

 
   

werkers met een arbeidscontract

 
   

voor onbepaalde tijd

 

809

Kamerstukken II,

Motie-Voortman c.s. over het

Brief naar de Tweede Kamer voor de begro-

 

2014-2015, 33 818, nr. 75

mogelijk maken van meerjarige

tingsbehandeling 2016

   

contracten

 

812

Kamerstukken II,

Motie-Schouten/Kerstens over

De motie loopt mee in de evaluatie van de

 

2014-2015, 17 050, nr. 510

beleidsregels voor vrijwilligerswerk

aanpak van de beleidsregels vrijwilligerswerk

   

bij commerciële activiteiten

WW. Planning: 2" kwartaal 2016

813

Kamerstukken II,

Motie-Kerstens over de wijze

Planning: brief naar de Tweede Kamer

 

2014-2015, nr. xx

waarop lagere overheden omgaan

december 2015

   

met hun verantwoordelijkheden uit

 
   

hoofde van de Was

 

814

Kamerstukken II,

Motie-Pieter Heerma c.s. over een

Er volgt een nader internationaal onderzoek.

 

2014-2015, 29 279, nr. 258

verbod op groeperingen met

De Tweede Kamer wordt in het 1e kwartaal van

   

doelstellingen die in strijd zijn met

2016 geïnformeerd

   

de democratische rechtsorde

 

815

Kamerstukken II,

Motie-Van Dam over gedeelde

Diverse departementen zijn benaderd.

 

2014-2015, 29 797, nr. 259

waarden en onderlinge verbon-

Ambtelijk BZK heeft nu het voortouw. De

   

denheid in de samenleving

Tweede Kamer wordt in oktober 2015

     

geïnformeerd

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015-2016, 34 300 XV, nr. 2

170

 

ID

Vindplaats

Omschrijving

Stand van zaken

816

Kamerstukken II, 2014-2015, 30 545, nr. 170

Motie van het lid Nijkerken-De Haan

over het onderzoeken of er een financiële sanctie kan worden ingevoerd

Streven is reactie mee te nemen in de brief n.a.v. motie 804 (Kamerstukken II, 2014-2015, 30 545, nr. 164 gewijzigde motie-Van Weijenberg over gemeenten die de informatiebeveiliging van Suwinet op orde hebben.)

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015-2016, 34 300 XV, nr. 2

171

Ide toezeggingen vergaderjaar 2009-201

ID

Datum/Vindplaats

Omschrijving

Stand van zaken

2306 (Kamerstukken II,

2009-2010, 32 037, nr. 6, en Kamerstukken I, 2009-2010, 32 037, C)

Evaluatie uitvoering aanvullende bijstand door SVB. De regering zal de effecten van de overheveling van de uitvoering van de aanvullende bijstand voor 65-plussers naar de SVB 5 jaar na inwerkingtreding evalueren. In deze toegezegde evaluatie van de effecten van de overheveling, zal de regering de wijze waarop gemeenten de doelgroep ondersteunen bij de re-integratie en de daarbij benodigde samenwerking tussen SVB en gemeenten betrekken, zodat uiteindelijk een beeld uit de praktijk wordt verkregen. (Kamerstukken I, 2009/10, 32 037, C)

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 23-06-2015 (Kamerstukken II, 2014-2015, 32 037, nr. 11)

Dit is een identificatienummer voor de administratie van de toezegging binnen het Ministerie van SZW.

ezeggingen vergaderjaar 2011-2012

Datum/Vindplaats

Omschrijving

Stand van zaken

2567

2570

2582

23-11-2011

Vervolg AO vaste cie SZW over Kinderopvang en Kindregelingen

23-11-2011

Vervolg AO vaste cie SZW over Kinderopvang en Kindregelingen

30-11-2011

AO WWB-onderwerpen

De Minister zegt toe dat met de VNG besproken zal worden hoe oudercommissies meer betrokken kunnen worden bij handhavingsad-viezen die de gemeente uitschrijft aan ondernemers

De Minister zegt toe dat er overleg volgt met de VNG over hoe de mogelijkheden in de gemeentelijke praktijk worden benut om kinderopvangtoeslag toe te kennen aan mensen met een sociaal-medische indicatie (smi) Stand van zaken ICT in verband met nieuwe WWB-maatregelen. De Staatssecretaris zal de Tweede Kamer over drie maanden (eind februari 2012) per brief informeren over de stand van zaken rond de invoering van de nieuwe ICT-systemen in verband met de nieuwe WWB-maatregelen

Het wetsvoorstel Versterking positie ouders kinderopvang en peuterspeelzalen is 28 april jl. door de Eerste Kamer aangenomen. Toezegging 2567 is onderdeel van het wetsvoorstel. In het wetsvoorstel is een bepaling opgenomen dat in de wet bepaalde gegevens uit onherroepelijke handhavingsbe-sluiten door de gemeente openbaar zullen worden gemaakt in het Landelijk Register Kinderopvang en Peuterspeelzalen (LRKP). Over het wetsvoorstel is o.m. afgestemd met de VNG. De toezegging is hiermee afgehandeld

Afgedaan met brief aan de Tweede Kamer, d.d. 03-07-2014 (Kamerstukken II, 2013-2014, 31 322, nr. 245)

De toezegging is afgedaan middels de SZW begroting 2015 (Kamerstukken II, 2014-2015, 34 000 XV, nr. 1-2).

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015-2016, 34 300 XV, nr. 2

172

 

ID

Datum/Vindplaats

Omschrijving

Stand van zaken

2661

26-01-2012

Tijdens het AO Arbeidsmarktbeleid

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer

 

AO arbeidsmarktbeleid

op 26 januari heeft de Minister toegezegd: Onderdelen van de aanpak leven lang leren in Denemarken, Zweden, Finland en het Verenigd Koninkrijk nader te analyseren op hun bruikbaarheid voor Nederland en hierover de Kamer nader te informeren

van OCW en SZW d.d. 31-10-2014 (Kamerstukken II, 2014-2015, 30 012, nr. 41)

2664

(20-12-2011) Handelingen I,

De Staatssecretaris van SZW zal de

Nu de huishoudinkomenstoets is ingetrokken,

 

2011-2012, nr. 13-blz.

Kamer, naar aanleiding van een

heeft deze toezegging haar grondslag verloren.

 

13-4-34

vraag van het lid Beckers, informeren over het aantal jongeren dat door de huishoudin-komenstoets geraakt wordt, tenzij dit leidt tot een verzwaring van de (bestuurlijke) lasten voor gemeenten

De Tweede Kamer is hierover geïnformeerd middels de begroting 2015.(Kamerstukken II, 2014-2015, 34 000 XV, nr. 1-2)

 

Overzicht van door de bewindspersonen afgehandelde toezeggingen vergaderjaar 2012-2013

ID

Datum/Vindplaats

Omschrijving

Stand van zaken

2809

12-02-2013

De Tweede Kamer zal op de hoogte

Afgehandeld met brief van 13-04-2015

 

Plenaire behandeling van

worden gesteld van de uitvoering

(Kamerstukken II, 2014-2015, 29 818, nr. 39)

 

de Wet op de onderne-

van het wetsvoorstel en de rol die

 
 

mingsraden in verband met

de SER daarbij krijgt. De SER zal

 
 

wijziging van de finan-

via de Commissie Bevordering

 
 

ciering van het scholings-

Medezeggenschap de ontwikke-

 
 

systeem voor leden van de

lingen volgen. Zodra daar

 
 

ondernemingsraad en

relevante informatie uitkomt, zal

 
 

enkele andere wijzigingen

dat met de Tweede Kamer worden

 
 

van deze wet (Handelingen

gedeeld. Dan kan worden bezien of

 
 

2012-2013, nr. 51, item 17)

het moet leiden tot een reactie

 

2833

17-04-2013

De Minister zegt toe in contact te

Gesprek met de sector heeft plaatsgevonden.

 

Plenaire behandeling van

treden met de waterbouw om

Daarmee is de toezegging afgehandeld

 

de Herziening van de Wet

eventuele misverstanden op te

 
 

arbeid Vreemdelingen

lossen. Dat betekent overigens niet

 
 

(33 475)

dat regelgeving zal worden aangepast

 

2837

17-04-2013 N.a.v. de RvW

De Minister heeft toegezegd dat er

Afgehandeld met brief aan Tweede Kamer d.d.

 

van 9 april jl. in de week

een nulmeting in 2013 komt i.v.m.

19-12-2014 (Kamerstukken II, 2014-2015,

 

van 16 april 2013 een debat

de extra te realiseren banen voor

33 981, nr. 46)

 

aan de MP en Minister

mensen met een arbeidsbeperking

 
 

SZW inz. stand van zaken

in de jaren daarna

 
 

sociaal akkoord (Hande-

   
 

lingen 2012-2013, nr. 76,

   
 

item 6)

   

2853

Kamerbrief van 02-04-2013

De Staatssecretaris zegt toe dat er

Afgehandeld met brief aan Tweede Kamer d.d.

 

inzake toezeggingen AO

voor31-12-2014 een monitor

19-12-2014, Kamerstukken II, 2014-2015,

 

Armoede- en schulden-

betalingsachterstanden plaatsvindt

24 515, nr. 298)

 

beleid (Kamerstukken II,

en vervolgens een derde meting

 
 

2012-2013, 24 515, nr. 254)

van «huishouden in de rode cijfers'

 

2871

05-06-2013

Nader overleg gemeenten over

21-02-2015 Op 11 november 2014 is een brief

 

AO WWB-onderwerpen

flexibilisering van de WWB en terugkoppeling inzichten. Er zal verder worden gesproken met gemeenten over flexibilisering van de WWB. Na de zomer zal de Tweede Kamer geïnformeerd worden over de inzichten die hierbij worden opgedaan

naar de Tweede Kamer gestuurd (Kamerstukken II, 2014-2015, 28 719, nr. 90)

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015-2016, 34 300 XV, nr. 2

173

 

ID

Datum/Vindplaats

Omschrijving

Stand van zaken

2872

30-05-2013

In het kader van de herziening van

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer

 

AO Pensioenonderwerpen

de pensioencommunicatie wordt

d.d. 02-02-2014 (Kamerstukken II, 2013-2014,

   

bezien of digitale communicatie

34 008, nr. 1-3)

   

van «kruimelpensioenen» mogelijk

 
   

is. Het wetsvoorstel over pensioen-

 
   

communicatie kan de Tweede

 
   

Kamer eind 2013 tegemoet zien

 

2883

10-04-2013

Minister zegt toe nog dit jaar (2013)

Het wetsvoorstel Versterking positie ouders

 

plenaire behandeling

een wetsvoorstel over de positie

kinderopvang en peuterspeelzalen is in de

 

Wijziging van de Wet

van ouders aan de Tweede Kamer

tweede helft van 2014 aan de Tweede Kamer

 

kinderopvang en kwaliteits-

toe te sturen waarin ook de positie

aangeboden. De behandeling van het

 

eisen peuterspeelzalen

van de oudercommissies zal

wetsvoorstel heeft inmiddels plaatsgevonden.

 

(Kamerstukken II,

worden betrokken

Het wetsvoorstel is op 28 april jl. aangenomen

 

2012-2013, 33 538, nr. 73)

 

door de Eerste Kamer. De toezegging is

     

hiermee afgehandeld

2900

19-06-2013

Staatssecretaris Teeven zal de

Afgehandeld met brief aan Tweede Kamer d.d.

 

AO Armoede- en schulden-

KBvG verzoeken of het preadvies

16-06-2014 (Kamerstukken II, 2013-2014,

 

beleid

over de beslagvrije voet met enige

24 515, nr 281)

   

snelheid kan verschijnen en samen

 
   

met de Staatssecretaris van SZW

 
   

de Kamer over de uitkomsten van

 
   

dit gesprek informeren

 

2906

10-04-2013

Besluit over de wettelijke positie

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer

 

plenaire behandeling

van de ouderparticipatiecrèches

d.d. 05-04-2014 (Kamerstukken II, 2013-2014,

 

Wijziging van de Wet

per uiterlijk 31 december 2014.

31 322, nr. 232)

 

kinderopvang en kwaliteits-

   
 

eisen peuterspeelzalen

   
 

(Kamerstukken II,

   
 

2012-2013, 33 538, nr. 73)

   

2909

10-07-2013

De Minister heeft mede namens de

Afgehandeld met brief aan Tweede Kamer d.d.

 

Uitgaande brief d.d.

Staatssecretaris van Financiën

29 juni 2015. (Kamerstukken II, 2014-2015,

 

10-07-2013, Pilot ID12 in

toegezegd om de Tweede Kamer

29 544, nr. 636)

 

champignonsector

na afloop van de evaluatie (Pilot

 
 

(Kamerstukken II,

I Dl 2 in champignonsector) te

 
 

2012-2013, 29 407, nr. 173)

informeren over de uitkomsten en

 
   

de mogelijke vervolgstappen

 

3078

Uitgaande brief [05-02-

ARBO Nederlandse pakketdienst-

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer

 

2013] - Arbeidsvoor-

sector: De Minister zegt toe in 2013

d.d. 23-09-2014 (Kamerstukken II, 2013-2014,

 

waarden en

een verkenning uit te voeren naar

25 883, nr. 244)

 

-omstandigheden in de

de arbeidsomstandigheden in de

 
 

pakketdienstensector

sector n.a.v. een FNV-rapport over

 
 

(Kamerstukken II

werkdruk bij postpakketbezorgers

 
 

2012-2013, 25 883, nr. 217)

   
 

Overzicht van door de bewindspersonen afgehandelde toezeggingen vergaderjaar 2013-2014

ID

Datum/Vindplaats

Omschrijving

Stand van zaken

2961

25-09-2013

Het kabinet wil bekijken of er met

Afgehandeld met brief aan Tweede Kamer d.d.

 

Algemene Politieke

de sociale partners valt te praten

03-02-2014 (Kamerstukken II, 2013-2014,

 

Beschouwingen Tweede

over eerdere invoering van de

33 161, nr. 116)

 

Kamer (25 en 26 september

quotumregeling met structurele en

 
 

2013)

zekerdere afspraken

 

2965

13-11-2013

Staatssecretaris zal bij de

Afgehandeld met brief aan Tweede Kamer d.d.

 

AO ESF (Europees Sociaal

eindafrekening begin 2015 van de

24-11-2014 (Kamerstukken II, 2014-2015,

 

Fonds)

huidige ESF periode de resultaten

26 642, nr. 129)

   

vergelijken met andere EU-landen

 
   

en de Tweede Kamer hierover

 
   

informeren

 

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015-2016, 34 300 XV, nr. 2

174

 

ID

Datum/Vindplaats

Omschrijving

Stand van zaken

2977

04-12-2013 Begroting SZW

De Minister zegt toe het voorstel

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer

 

2014

van de heer Heerma om te komen

d.d. 11-03-2014, (Kamerstukken II, 2013-2014,

   

tot een Integratieakkoord te bezien

32 824, nr. 51)

   

en daarover te rapporteren aan de

 
   

Kamer. Minister zegt toe te

 
   

proberen met alle partijen om tafel

 
   

te zitten mits het de juiste

 
   

vertegenwoordiging betreft, d.w.z.

 
   

vertegenwoordigers die respect

 
   

hebben voor het individu

 

2991

27-11-2013 AO Armoede-

In het najaar van 2014 informeert

Afgehandeld met brief aan Tweede Kamer d.d.

 

en schuldenbeleid

de Staatssecretaris de Tweede

19-11-2014 over het onderzoek gemeentelijk

   

Kamer over het armoede- en

armoede- en schuldenbeleid (Kamerstukken II,

   

schuldenbeleid van gemeenten en

2014-2015, 24 515, nr. 294)

   

de versterking daarvan sinds juli

 
   

2013

 

2995

03-12-2013 Begrotingsbe-

Minister zegt toe de Tweede Kamer

Afgehandeld met brief aan Tweede Kamer d.d.

 

handeling SZW 2013

van tijd tot tijd te rapporteren over

31-03-2015 (Kamerstukken II, 2014-2015,

   

voortgang en uitvoering van de

29 544, nr. 599)

   

plannen inzake de JWL, waaronder

 
   

de sectorplannen en wat het

 
   

oplevert

 

2996

03-12-2013 Begrotingsbe-

Minister zegt toe het gesprek voort

Afgehandeld met brief aan Tweede Kamer d.d.

 

handeling SZW 2013

te zetten met de sectoren om de

31-03-2015 (Kamerstukken II, 2014-2015,

   

bestaande informatie en de

29 544, nr. 599)

   

websites over de mogelijkheden

 
   

die er zijn zoals sectorplannen en

 
   

premiekortingsregelingen,

 
   

nogmaals onder hun aandachtte

 
   

brengen. Dit zodat de sectoren

 
   

vervolgens de ondernemers op

 
   

deze mogelijkheden gaan wijzen

 

3001

03-12-2013- Begrotingsbe-

De Staatssecretaris vindt het

Afgehandeld met de Memorie van Antwoord

 

handeling SZW 2013

belangrijk samen met de Staatsse-

van de WWB-maatregelen (Kamerstukken I,

   

cretaris van VWS, collega Van Rijn,

2013-2014, 33 161, nr. E)

   

goed inzicht te bieden in hetgeen

 
   

er nu geregeld is voor mantel-

 
   

zorgers

 

3005

12-09-2013

De Minister zegt toe dat de motie

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer

 

dertigledendebat over

Segers cs. tijdig zal worden

d.d. 25-03-2015.

 

bekostigen van Moskeeën

uitgevoerd in gezamenlijk

(Kamerstukken II, 2014-2015, 29 614, nr. 37)

 

vanuit het buitenland(RvW

opdrachtgeverschap SZW/V&J en

 
 

d.d. 28-05-2013 aanvraag

dat in dit onderzoek zowel

 
 

door het lid Van Klaveren)

instrumentarium als beleidsreactie

 
   

zal worden opgenomen

 

3006

Verslag plenair debat d.d.

De Minister zegt toe een aanvraag

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer

 

12-09-2013 Buitenlandse

voor een onafhankelijk advies om

d.d. 25-09-2014 (Kamerstukken II,

 

financiering van moskeeën

aanvullend overheid instrumen-

2014-2015, 29 614, nr. 35)

 

in Nederland

tarium te verkennen om onwense-

 
   

lijke buitenlandse financiering van

 
   

moskeeën tegen te gaan

 

3040

05-03-2014

De Tweede Kamer per brief

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer

 

Plenaire behandeling

informeren over de verkenning

d.d. 25-11-2014 (Kamerstukken II, 2014-2015,

 

wetsvoorstel hervorming

naar de kinderbijslag in Caribisch

34 000 XV, nr. 54)

 

kindregelingen (33 716) 1e

Nederland na de zomer 2014

 
 

termijn

   

3047

12-03-2014

De Minister zegt toe met

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer

 

AO integratieonderwerpen

werkgevers en werknemers in

d.d. 11-11- 2014 (Kamerstukken II, 2014-2015,

   

gesprek te gaan over het integratie-

32 824, nr. 77)

   

akkoord

 

3048

12-03-2014

De Minister zegt toe dat het

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer

 

AO integratieonderwerpen

onderzoek naartriggerfactoren van

d.d. 16-06-2015, (Kamerstukken II, 2014-2015,

   

antisemitisme begin 2015 komt

39 050, nr. 78)

3056

12-03-2014

De Minister zal in een brief over

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer

 

AO Arbeidsmarktbeleid

reshoring aandacht schenken aan

d.d. 19-08-2014 (Kamerstukken II, 2013-2014,

   

de rol van het UWV

29 544, nr. 553)

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015-2016, 34 300 XV, nr. 2

175

 

ID

Datum/Vindplaats

Omschrijving

Stand van zaken

3074

12-03-2014 AO Arbeids-

De Minister zal de Tweede Kamer

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer

 

marktbeleid

schriftelijk informeren over het

d.d. 30-06-2014 (Kamerstukken 2013-2014,

   

gebruik van de no-riskpolis

29 544, nr. 540)

   

(inclusief uitkering n.a.v. de polis)

 

3076

15-05-2014

CKI's asbest: De Minister infor-

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer

 

AO Arbeidsomstandig-

meert de Kamer - na afloop van de

d.d. 03-04-2015 (Kamerstukken II, 2014-2015,

 

heden

juridische procedure - schriftelijk

25 834, nr. 95)

   

over zijn besluit over het niet

 
   

heraanwijzen van twee certifice-

 
   

rende en keurende instellingen op

 
   

het terrein van asbest

 

3106

21-05-2014

De Minister zegt toe de Tweede

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer

 

AO discriminatieonder-

Kamer voor 15-10-2014 te

d.d. 24-11-2014 (Kamerstukken II, 2014-2015,

 

werpen

informeren over de invulling van

32 824, nr. 79)

   

het burgerschapsonderwijs

 
   

(uitvoering motie Yücel)

 

3107

21-05-2014-

De Minister zegt toe om samen

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer

 

AO discriminatieonder-

met de Minister van VenJ terug te

d.d. 03-03-2015 (Kamerstukken II, 2014-2015,

 

werpen

komen op de cijfers over aangiftes

30 950, nr. 76)

   

in de voortgangsbrief discriminatie

 
   

van eind 2014

 

3108

21-05-2014

De Minister zegt toe de Tweede

Afgehandeld met brief aan deTweede Kamer

 

AO discriminatieonder-

Kamer voor 01-10-2014 te

d.d. 17-11-2014, (Kamerstukken II, 2014-2015,

 

werpen

informeren over de voortgang bij

32 824, nr. 77)

   

de invulling van het integratie

 
   

akkoord werk

 

3109

5-06-2014

De Minister zegt toe terug te

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer

 

AO Inburgering

komen op de relatie van de

d.d. 24-11-2014 (Kamerstukken II, 2014-2015,

   

arbeidsmarktmodule (na afronding

32 824, nr. 79)

   

door de inburgeraar) met de

 
   

praktijk. Het gaat om daadwerke-

 
   

lijke stappen naar werk, hoe kan

 
   

worden aangesloten op reguliere

 
   

trajecten (re-integratie, sector-

 
   

plannen), waarbij ook aandacht is

 
   

voor persoonlijk actieplan. Dit

 
   

n.a.v. de bijdragen van Yücel,

 
   

Azmani, Karabulut

 

3118

18-06-2014

AO Europa/sociale dumping: De

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer

 

AO Raad WSBVC (Raad

Minister heeft toegezegd over de

d.d. 05-11-2014 (Kamerstukken II, 2014-2015,

 

WSBVC 19 juni 2014)

uitkomsten van de bilaterale

32 005, nr. 5)

   

afspraken in het kader van de

 
   

bestrijding van sociale dumping te

 
   

rapporteren voorafgaand aan het

 
   

volgend AO Europa. Indien dit niet

 
   

mogelijk blijkt, zal hij het toelichten

 
   

tijdens dat AO

 

3125

26-06-2014

Bekendmaking studieregeling

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer

 

AO WWB-onderwerpen en

medisch urenbeperkten. De

d.d. 21-02-2015 (Kamerstukken II, 2014-2015,

 

Participatiewet

Staatssecretaris zal de studiere-

33 988, nr.12). De gemeenten zijn geïnfor-

   

geling medische urenbeperkten

meerd middels de Verzamelbrief d.d. 16 juli

   

onder de aandacht brengen in de

2014

   

verzamelbrief gemeenten

 

3127

25-06-2014

Informeren over gelijk speelveld.

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer

 

AO Arbeidsongeschiktheid

De Minister zegt toe de Tweede

d.d. 22-06-2015, (Kamerstukken II, 2014-2015,

   

Kamer na de zomer of begin van

32 716, nr. 18)

   

het najaar te informeren over het

 
   

overleg met het Verbond van

 
   

Verzekeraars over het gelijk

 
   

speelveld in de WGA indien hier

 
   

aanpassingen uit voortkomen

 

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015-2016, 34 300 XV, nr. 2

176

 

ID

Datum/Vindplaats

Omschrijving

Stand van zaken

3129

Uitgaande brief 28-05-2014

Verzamelbrief en gegevens

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer

 

Memorie van antwoord bij

kostendelersnorm. De regering zal

d.d. 16-07- 2014 (Kamerstukken II, 2013-2014,

 

wijziging van de Wet werk

in de Verzamelbrief extra aandacht

33 988, nr. 3)

 

en bijstand en enkele

besteden aan de kostendelersnorm

 
 

andere sociale zekerheids-

in relatie tot privacy: welke

 
 

wetten (Wet maatregelen

gegevens van medebewoners

 
 

Wet werk en bijstand en

mogen worden vastgelegd en hoe

 
 

enkele andere wetten).

Suwinet mag worden geraad-

 
   

pleegd

 

3138

03-07-2014

De Staatssecretaris van SZWzal in

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer

 

VAO Armoede en Schuld-

het najaar samen met de Staatsse-

d.d. 12-12-2014 (Kamerstukken II, 2014-2015,

 

hulpverlening

cretaris van Veiligheid en Justitie

24 515, nr. 297)

   

en de Ministers van Financiën en

 
   

Economische Zaken een brief naar

 
   

de Tweede Kamer sturen over de

 
   

schuldenaanpak. In deze brief zal

 
   

per instrument aangegeven

 
   

worden wat de stand van zaken is

 
   

en wanneer welke vervolgstappen

 
   

volgen

 

3139

03-07-2014]-VAO

De Staatssecretaris van SZW stuurt

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer

 

Armoede en Schuldhulp-

de Tweede Kamer eind 2014 een

d.d. 30-06-2015 (Kamerstukken II, 2014-2015,

 

verlening

actueel overzicht van projecten op

24 515, nr. 296)

   

het terrein van armoede die lopen

 
   

op de BES

 

3141

03-07-2014 VAO

De Staatssecretaris zal de

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer

 

WWB-onderwerpen en

studieregeling voor mensen met

d.d. 21-02-2015 (Kamerstukken II, 2014-2015,

 

Participatiewet n.a.v. het

een medische urenbeperking

33 988, nr.12). De gemeenten zijn geïnfor-

 

AO 26 juni jl.

netjes regelen in de wet alsmede

meerd middels de Verzamelbrief d.d.

   

communiceren richting gemeenten

16-07-2014

   

zoals eerder toegezegd in het AO

 

3151

26-06-2014

De Staatssecretaris zal de Tweede

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer

 

AO WWB-onderwerpen en

Kamer na de zomer informeren

d.d. 30-06-2015 (Kamerstukken II, 2014-2015,

 

Participatiewet

over de besproken maatregelen

30 545, nr. 141)

   

voor Oost-Groningen

 

3152

26-06-2014

De Staatssecretaris zegt toe een

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer

 

AO WWB-onderwerpen en

onderzoek naar de individuele

d.d. 30-06-2015 (Kamerstukken II, 2014-2015,

 

Participatiewet

toepassing van het middel

33 161, nr. 196)

   

loondispensatie n.a.v. de motie

 
   

Heerma voor de begrotingsbehan-

 
   

deling van SZW naar de Tweede

 
   

Kamer te sturen.

 

3158

26-06-2014

De Staatssecretaris zegt toe om te

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer

 

AO WWB-onderwerpen en

laten onderzoeken of het een

d.d. 24-02-2015 (Kamerstukken II, 2014-2015,

 

Participatiewet

probleem is dat mensen die in de

30 545, nr. 143)

   

bijstand komen vier weken op

 
   

vakantie gaan.

 

3159

03-07-2014

De Staatssecretaris zal de

Afgehandeld met brief aan Tweede Kamer d.d.

 

VAO WWB onderwerpen en

studieregeling voor mensen met

21-02-2015 Kamerstukken II, 2014-2015,

 

Participatiewet n.a.v. het

een medische urenbeperking

33 988, nr.12). De gemeenten zijn geïnfor-

 

AO 26 juni jl.

netjes regelen in de wet, alsmede

meerd middels de Verzamelbrief d.d.

   

communiceren richting

16-07-2014

   

gemeenten, zoals eerder toegezegd

 
   

in het AO.

 

2927

Uitgaande brief 13-09-2013

Een onderzoek naar verdringing als

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer

 

E U-arbeidsmigratie

gevolg van arbeidsmigratie en het

d.d. 20-11-2014, (Kamerstukken II, 2014-2015,

 

(Kamerstukken II, 29 407,

in kaart brengen van maatregelen

29 544, nr. 78)

 

nr. 175)

om verdringing tegen te gaan.

 
   

«Om de reikwijdte en omvang van

 
   

bovengenoemde verdringingsef-

 
   

fecten te bepalen, laat ik hiernaar

 
   

komend najaar een onderzoek

 
   

uitvoeren»

 

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015-2016, 34 300 XV, nr. 2

177

 

ID

Datum/Vindplaats

Omschrijving

Stand van zaken

2966

13-11-2013

De Staatssecretaris informeert de

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer

 

AO ESF (Europees Sociaal

Tweede Kamer in de loop van 2014

d.d. 24-11-2014 (Kamerstukken II, 2014-2015,

 

Fonds)

over de afwikkeling van de

26 642, nr. 129)

   

terugvordering van de

 
   

voorschotten

 

2967

07-11-2013

De Minister brengt de suggestie

De Minister heeft de suggesties om de zorg

 

AO ontslagen thuiszorg

om de zorg expliciet mee te

expliciet mee te nemen overgebracht aan de

 

Sensire

nemen, over aan de Stichting van

Stichting van de Arbeid per 30 april 2014. De

   

de Arbeid.NB. Deze toezegging

Stichting heeft aangegeven dat zij deze

   

heeft betrekking op de afspraak uit

discussie in eigen kring verder wenst te

   

het sociaal overleg van 11 april

voeren. Daarmee afgehandeld

   

2013: «Kabinet en sociale partners

 
   

zullen bezien of er aanleiding is tot

 
   

het aanpassen van de regels inzake

 
   

overgang van ondernemingen, in

 
   

relatie tot aanbestedingen.»

 

2976

Uitgaande brief 04-11-2013

Toegezegd is om in overleg met

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer

 

Evaluatie regeling

FIN en marktpartijen te bezien of

d.d. 15-07-2014 (Kamerstukken II, 2013-2014,

 

Pensioenknip (Kamer-

de overgang naar de uitkeringsfase

32 043, nr. 221)

 

stukken II, 2013-2014,

langs een andere weg kan worden

 
 

32 043, nr. 178)

vormgegeven. De betreffende

 
   

marktpartijen zullen door het

 
   

Ministerie van Financiën en het

 
   

Ministerie van SZW worden

 
   

verzocht om een analyse te maken

 
   

en om -voor zover daaraan

 
   

behoefte bestaat- met voorstellen

 
   

te komen tot een andere

 
   

vormgeving van de overgang naar

 
   

de uitkeringsfase bij premie- en

 
   

kapitaalovereenkomsten

 

2984

04-12-2013

Minister zegt toe in de gaten te

Afgehandeld met derde voortgangsrapportage

 

begroting SZW2014

houden in hoeverre de lessen die

schijnconstructies, d.d. 09-02-2015 naar beide

   

geleerd kunnen worden uit de code

Kamers is gestuurd (Kamerstukken II,

   

voor verantwoordelijk aanbesteden

2014-2015, 17 050, nr. 499)

   

van de StvdA ook kunnen worden

 
   

toegepast in andere ketens zoals

 
   

de champignonketen teneinde

 
   

miststanden zoals uitbuiting zo

 
   

effectief mogelijk tegen te kunnen

 
   

gaan

 

2985

04-12-2013

Minister zegt toe een brede

Afgehandeld met brief aan Tweede Kamer d.d.

 

begroting SZW2014

effectrapportage inzake

20-11-2014, (Kamerstukken II, 2014-2015,

   

misstanden rond arbeidsmigratie

29 544, nr. 198)

   

aan de Kamer toe te zenden waarin

 
   

wordt ingegaan op wat de huidige

 
   

stand van zaken is met betrekking

 
   

tot de aanpak daarvan. Daarbij zal

 
   

worden ingegaan op welke

 
   

maatregelen er inmiddels

 
   

genomen zijn en wat deze tot nu

 
   

toe hebben opgeleverd

 

3014

22-01-2014N.a.v. de RvW

De staatsecretaris zal samen met

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer

 

10 september jl. verzoek

de Minister bekijken of in de

d.d. 20-11-2014, (Kamerstukken II, 2014-2015,

 

van dhr. Potters (WD) om

arbeidsmarktrapportage van SZW

29 544, nr. 198)

 

debat inz. het bericht

een beschouwing gegeven kan

 
 

«Werklozen worden

worden over een schatting van

 
 

nauwelijks ingezet bij

hoeveel Oost-Europeanen er

 
 

seizoenarbeid'

daadwerkelijk in de tuinbouw aan

 
   

de slag zijn of mensen met een

 
   

bijstandsuitkering daardoor niet

 
   

aan de slag komen

 

3018

16-01-2014 N.a.v. RvW

De Minister zal de Tweede Kamer

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer

 

3 september 2013 verzoek

regelmatig informeren over de

d.d. 20-11-2014, (Kamerstukken II, 2014-2015,

 

van het lid Graaf om een

aantallen EU-burgers die zich

29 407, nr. 198)

 

dertigledendebat inz. vrij

registreren in de RNI

 
 

verkeer werknemers

   

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015-2016, 34 300 XV, nr. 2

178

 

ID

Datum/Vindplaats

Omschrijving

Stand van zaken

3026

16-01-2014 N.a.v. RvW

De Tweede Kamer wordt geïnfor-

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer

 

3 September 2013 verzoek

meerd over de eerste ervaringen

d.d. 20-11-2014, (Kamerstukken II, 2014-2015,

 

van het lid Graaf om een

rondom pilotin Rotterdam

29 407, nr. 198)

 

dertigledendebat inz. vrij

   
 

verkeer werknemers

   

3028

Uitgaande brief 04-03-2014

De Minister zal voor het zomer-

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer

 

Wet minimumloon en

reces 2014 een brief over de Wml

d.d. 02-09-2014 (Kamerstukken II, 2013-2014,

 

minimumvakantiebijslag

de Tweede Kamer doen toekomen

33 623, nr. 12)

 

(Kamerstukken II,

waarin hij in zal gaan op de

 
 

2013-2014, 33 623, nr. 11)

beleidsmatige ontwikkelingen

 
   

inzake de toepassing van de Wml

 

3030

23-01-2014

Gedragscode bescherming

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer

 

AO Verzuimbegeleiding

persoonsgegevens CBR De

d.d. 10-07-2015 (Kamerstukken II, 2014-2015,

   

Minister zal het College

32 802, nr. 16)

   

Bescherming Persoonsgegevens

 
   

(CBP) vragen naar hun bereidheid

 
   

om de gedragscode met betrekking

 
   

tot het uitwisselen van persoons-

 
   

gegevens te actualiseren

 

3031

23-01-2014-

Overleg met Verbond van

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer

 

AO Verzuimbegeleiding

Verzekeraars over privacy. De

d.d. 10-07-2015 (Kamerstukken II, 2014-2015,

   

Minister zal in gesprek gaan met

32 802, nr. 16)

   

het Verbond van Verzekeraars over

 
   

suggesties ter verbetering van het

 
   

re-integratieproces, waarbij privacy

 
   

voorop blijft staan

 

3034

13-03-2014

Er zal een ambtelijk gesprek

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer

 

AO arbeidsmigratie

plaatsvinden over het tewerkstel-

d.d. 01-10-2014, (Kamerstukken II, 2014-2015,

   

lingsvergunningenbeleid voor de

29 861, nr. 37)

   

Aziatische koks met een zo breed

 
   

mogelijke delegatie en hierover zal

 
   

de Tweede Kamer voor de zomer

 
   

een brief ontvangen

 

3035

17-03-2014

De Minister zal de Eerste Kamer en

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer

 

Plenaire behandeling

de Tweede Kamer voor het

d.d. 02-09-2014, (Kamerstukken II, 2013-2014,

 

wijziging Wet

zomerreces 2014 een brief over de

33 623, nr. 12)

 

minimumloon en

Wml doen toekomen waarin hij in

 
 

minimumvakantiebijslag

zal gaan op de beleidsmatige

 
 

(33.623)

ontwikkelingen inzake de

 
   

toepassing van de Wml

 

3041

05-03-2014

Zo spoedig mogelijk een oplossing

 
 

Plenaire behandeling

zoeken voor verbetering van de

 
 

wetsvoorstel hervorming

aansluiting AKW en stufi. De

 
 

kindregelingen (33 716 1e

Tweede Kamer hierover per brief

 
 

termijn)

informeren

 

3049

Uitgaande brief 04-04-2014

De Staatssecretaris is van plan de

Afgehandeld met de Hoofdlijnenbrief toekomst

 

Maatschappelijke dialoog

Tweede Kamer ten minste twee

pensioenstelsel aan de Tweede Kamer d.d.

 

over toekomst pensioen-

keer per jaar te rapporteren over de

06-07-2015, (Kamerstukken II, 2014-2015,

 

stelsel. (Kamerstukken II,

voortgang en opbrengsten van de

32 043, nr. 263)

 

2013-2014, 32 043, nr. 204)

dialoog toekomst pensioenstelsel

 
   

en de Tweede Kamer, als dat

 
   

opportuun is, er uiteraard ook bij

 
   

betrekken

 

3054

26-03-2014

De Minister van SZW heeft

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer

 

AO Kinderopvang 2014

toegezegd het gezamenlijk

d.d. 17-11-2014 (Kamerstukken II, 2014-2015,

   

inspectiekader van OCW en SZW

31 322, nr. 263)

   

mee te nemen in de brief over het

 
   

Nieuwe Toezicht die hij in de

 
   

tweede helft van 2014 aan de

 
   

Tweede Kamer zal toezenden

 

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015-2016, 34 300 XV, nr. 2

179

ID

Datum/Vindplaats

Omschrijving

Stand van zaken

3065

3066

3067

3068

3070

3080

Uitgaande brief 11-04-2014 Schriftelijk overleg vaste commissie voor SZW over diverse pensioenonder-werpen (Kamerstukken II, 2013-2014, 32 043, nr. 206)

Uitgaande brief 11-04-2014 Schriftelijk overleg vaste commissie voor SZW over diverse pensioenonder-werpen (Kamerstukken II, 2013-2014, 32 043, nr. 206)

16-04-2014

AO Pensioenonderwerpen

Uitgaande brief 11-04-2014 Schriftelijk overleg vaste commissie voor SZW over diverse pensioenonderwerpen (Kamerstukken II, 2013-2014, 32 043, nr. 206)

13-03-2014

AO arbeidsmigratie

Uitgaande brief 12-05-2014

Aanpak malafide uitzendbureaus en zelfregulering. (Kamerstukken II, 2013-2014, 17 050, nr. 473)

De Staatssecretaris heeft toegezegd zich te oriënteren op de casus Alcatel-Lucent pensioenfonds, met als doel om de aspecten die een rol van betekenis kunnen spelen bij «verweesde» pensioenfondsen (fondsen zonder sponsor) helder te krijgen als het repercussies heeft voor de regelgeving. Over de uitkomsten van die oriëntatie zal de Tweede Kamer worden geïnformeerd «De doorsneepremiesystematiek heeft voordelen, maar leidt als gevolg van diverse ontwikkelingen steeds vaker tot effecten die vroeger niet optraden en die bij de invoering niet waren voorzien. In vervolg op het rapport van het CPB zal het kabinet onderzoeken hoe omgegaan kan worden met de doorsneepremie. Het kabinet zal daarbij verschillende modaliteiten verkennen

Staatssecretaris zegt toe in overleg te gaan met Staatssecretaris Wiebes, Pensioenfederatie en SVB over afkoop kleine pensioenen. De Kamer wordt over de uitkomst voor de zomer 2014 geïnformeerd. Oriënteren op de casus van het pensioenfonds voor uitzendkrachten (StiPP), met als doel om de aspecten die een rol van betekenis kunnen spelen helder te krijgen als het repercussies heeft voor de regelgeving. Over de uitkomsten van die oriëntatie zal de Kamer nader geïnformeerd worden Minister heeft toegezegd in zijn reactie op het SER-advies, dat na de zomer van 2014 uitkomt, ook aandacht te besteden aan de arbeidsmigratie van hoger opgeleiden

AMU/Maatregelen zelfregulering: De Minister heeft toegezegd toe te zien op snelle invoering van de maatregelen in het kader van zelfregulering en tussentijds de voortgang te monitoren. Over een jaar wordt de Tweede Kamer geïnformeerd over de resultaten van het pakket aan maatregelen betreffende zelfregulering

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 01-12-2014 (Kamerstukken II, 2014-2015, 32 043, nr. 232)

Afgehandeld met de Hoofdlijnenbrief toekomst pensioenstelsel aan de Tweede Kamer d.d. 06-07-2015, (Kamerstukken II, 2014-2015, 32 043, nr. 263)

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 02-07-2014 (Kamerstukken II, 2013-2014, 32 043, nr. 220)

Afgehandeld met brief aan Tweede Kamer d.d. 07-07-2014 (Kamerstukken II, 2013-2014, 32 043, nr. 224)

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 16-06-2015 (Kamerstukken II, 2014-2015, 30 950, nr. 78)

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 08-07-2015 (Kamerstukken II, 2014-2015, 29 544, nr. 641)

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015-2016, 34 300 XV, nr. 2

180

ID

Datum/Vindplaats

Omschrijving

Stand van zaken

3082

3084

3096

3111

3120

16-05-2014 Actieplan arbeidsmarktdiscri mi natie en kabinetsreactie SER advies «Discriminatie werkt niet!» (Kamerstukken II, 2013-2014, 29 544, nr. 523)

25-09-2013 Algemene Politieke Beschouwingen Tweede Kamer (25 en 26 september 2013)

13-02-2014

Plenair debat Wet werk en zekerheid (33 818) Voortzetting

Uitgaande brief 03-04-2015 Maatregelen tegen dubbele certificaten, aanbieding rapport «Een goede start» en informatie over het niet aanwijzen van twee CKI's.

25-06-2014 AO Handhaving

De Ministeries van SZW en OCW gaan aan het CBS de opdracht verstrekken voor een update van het CBS onderzoek «Gelijk loon voor gelijk werk» (2012). Hierbij zal rekening worden gehouden met de invloed van achtergrondkenmerken en zal daarom worden gecorrigeerd voor verschillen in onder andere geslacht, herkomst, leeftijd, opleidingsniveau, arbeidsduur, werkervaring en sector of bedrijfstak. Bezien wordt nog of er eveneens onderzoek verricht zal worden naar verschillen in secundaire arbeidsvoorwaarden Het kabinet is bereid te spreken over het versnellen van onderdelen van het sociaal akkoord, maar ziet slechts beperkte ruimte. Het kabinet ziet beperkte mogelijkheden op het terrein van WW (m.u.v. inkomstenverrekening) en ontslagrecht, maar meer op het gebied van pensioenen en Participatiewet Monitoren ontwikkelingen werkgelegenheid in het mkb als gevolg van de transitievergoeding. De Minister zegt toe dat hij de komende jaren de effecten van de transitievergoeding voor het mkb zal monitoren, waarbij de vraag betrokken zal worden of het mkb reserveringen heeft aangelegd. Daarbij zal specifiek aandacht zijn voor het onderscheid tussen echt kleine bedrijven (minder dan 25 werknemers) en die van 25 werknemers of meer. Naast de jaarlijkse cijfers van het CBS wordt er een beroep gedaan op het online panel van ongeveer 2000 mkb-bedrijven, dat beheerd wordt door onderzoeksbureau Panteia. De Minister informeert de Tweede Kamer - na afloop van de juridische procedure - schriftelijk over zijn besluit over het niet heraanwijzen van twee certificerende en keurende instellingen op het terrein van asbest In de eerstvolgende rapportage over de aanpak van schijnconstructies aan de Tweede Kamer ingaan op:- de mogelijkheden voor een «three-strikes-out» systeem, en- de mogelijkheid tot invoeringen van ketenaansprakelijkheid in het domein van gezond en veilig werken

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 17-11-2014 (Kamerstukken II, 2014-2015, 27 099, nr. 22)

Toezegging uitgevoerd. Versnellingen op onderdelen ontslag en flex zijn afgesproken bij begrotingsakkoord 2014 (Herfstakkoord)

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 30-06-2014, (Kamerstukken II, 2013-2014, 29 544, nr. 544)

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 03-04-2015 (Kamerstukken II, 2014-2015, 25 834, nr. 95)

Afgehandeld met derde Voortgangsrapportage die op 09-02-i 2015 naar de Tweede Kamer is gestuurd (Kamerstukken II, 2014-2015, 17 050, nr. 499)

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015-2016, 34 300 XV, nr. 2

181

 

ID

Datum/Vindplaats

Omschrijving

Stand van zaken

3121

25-06-2014

In de brief die na de zomer 2014

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer

 

AO Handhaving

naar de Tweede Kamer gaat over

d.d. 01-10-2014 (Kamerstukken II, 2014-2015,

   

de WAS de Tweede Kamer een

nr. 17 050, nr. 488)

   

update geven over de realisatie in

 
   

2014 van de doelstellingen van de

 
   

Inspectie SZW tot dan toe, en- de

 
   

verschillen in cijfers tussen het

 
   

jaarverslag van Inspectie SZW en

 
   

jaarverslag van SZW verklaren

 

3122

25-06-2014

De Tweede Kamer na de zomer

Afgehandeld met derde Voortgangsrapportage

 

AO Handhaving

2014 (en indien mogelijk eerder)

aan beide Kamers d.d. 09-02-2015 (Kamer-

   

informeren of het praktijk is voor

stukken II, 2014-2015, 17 050, nr. 499)

   

de rijksoverheid om alleen gebruik

 
   

te maken van gecertificeerde

 
   

uitzendbureaus

 

3144

03-07-2014

De Staatssecretaris zal de

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer

 

Plenaire behandeling van

mogelijkheden en voorwaarden

d.d. 01-09-2014,

 

de Verzamelwet pensi-

voor dispensatie op grond van het

(Kamerstukken II, 2014-2015, 33 863, nr. 30)

 

oenen 2014 (33 863)

vrijstellings- en boetebesluit

 
   

toelichten in de brief i.v.m.

 
   

voorhang van de amvb nettolijf-

 
   

rente.

 

3146

03-07-2014

De Staatssecretaris heeft in reactie

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer

 

Plenaire behandeling van

op het verzoek van de heer Omtzigt

d.d. 01-09-2014 i.v.m. voorhang Ontwerpbe-

 

de Verzamelwet pensi-

toegezegd om inzage te geven in

sluit nettopensioen (Kamerstukken II,

 

oenen 2014 (33 863)

de interne toets naar de

2013-2014, 33 863, nr. 30)

   

verhouding tussen de verplicht-

 
   

stelling van nettopensioen en het

 
   

Europees recht.

 

3147

03-07-2014

De Staatssecretaris heeft in reactie

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer

 

Plenaire behandeling van

op een verzoek van de heer Van

d.d. 13-07-2015 (Kamerstukken II, 2014-2015,

 

de Verzamelwet pensi-

Weyenberg toegezegd de Kamer

33 863, nr. 33)

 

oenen 2014 (33 863)

inzicht te bieden in hoe de

 
   

gover-nance bij beroepspensioen-

 
   

fondsen gestalte krijgt en daarbij

 
   

aandacht te schenken aan de

 
   

gepensioneerden in het bestuur

 
 

Overzicht van door de bewindspersonen afgehandelde toezeggingen vergaderjaar 2014-2015

ID

Datum/Vindplaats

Omschrijving

Stand van zaken

3166

13-10-2014 Wetgevings-

In mei 2015 zal ik u de hoofdlijnen-

Afgehandeld met de Hoofdlijnenbrief toekomst

 

overleg Wijziging van de

notitie over de uitkomsten van de

pensioenstelsel aan de Tweede Kamer d.d.

 

Pensioenwet, de Wet

nationale pensioendialoog doen

06-07-2015, (Kamerstukken II, 2014-2015,

 

verplichte beroepspensi-

toekomen.

32 043, nr. 263)

 

oenregeling en de

   
 

Invoerings- en aanpas-

   
 

singswet Pensioenwet in

   
 

verband met aanpassing

   
 

van het financieel

   
 

toetsingskader voor

   
 

pensioenfondsen (Wet

   
 

aanpassing financieel

   
 

toetsingskader) (33 972)

   

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015-2016, 34 300 XV, nr. 2

182

 

ID

Datum/Vindplaats

Omschrijving

Stand van zaken

3167

13-10-2014 Wetgevings-

Eind 2015 zal ik u informeren over

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer

 

overleg Wijziging van de

de uitkomsten van het onderzoek

d.d. 06-03-2015, (Kamerstukken II, 2014-2015,

 

Pensioenwet, de Wet

van DNB naar de ontwikkeling van

32 043, nr. 255)

 

verplichte beroepspensi-

de pensioenpremies

 
 

oenregeling en de

   
 

Invoerings- en aanpas-

   
 

singswet Pensioenwet in

   
 

verband met aanpassing

   
 

van het financieel

   
 

toetsingskader voor

   
 

pensioenfondsen (Wet

   
 

aanpassing financieel

   
 

toetsingskader) (33 972)

   

3170

13-10-2014 Wetgevings-

In november 2014 zal ik u

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer

 

overleg Wijziging van de

schriftelijk informeren over het

d.d. 20-12-2014 (Kamerstukken II, 2014-2015,

 

Pensioenwet, de Wet

onderzoek naar de mogelijkheden

32 043, nr. 240)

 

verplichte beroepspensi-

van collectieve risicodeling binnen

 
 

oenregeling en de

premieovereenkomsten.

 
 

Invoerings- en aanpas-

   
 

singswet Pensioenwet in

   
 

verband met aanpassing

   
 

van het financieel

   
 

toetsingskader voor

   
 

pensioenfondsen (Wet

   
 

aanpassing financieel

   
 

toetsingskader) (33 972)

   

3171

13-10-2014 Wetgevings-

Tijdens het wetgevingsoverleg op

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer

 

overleg Wijziging van de

13 oktober jl. over het wetsvoorstel

d.d. 14-10-2014 (Kamerstukken II, 2014-2015,

 

Pensioenwet, de Wet

aanpassing financieel toetsings-

33 972, nr. 29)

 

verplichte beroepspensi-

kader pensioenfondsen (33 972)

 
 

oenregeling en de

heb ik over een aantal onder-

 
 

Invoerings- en aanpas-

werpen aanvullende informatie

 
 

singswet Pensioenwet in

toegezegd.

 
 

verband met aanpassing

   
 

van het financieel

   
 

toetsingskader voor

   
 

pensioenfondsen (Wet

   
 

aanpassing financieel

   
 

toetsingskader) (33 972)

   

3173

01-10-2014

Voor begrotingsbehandeling een

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer

 

Vervolg AO Kinderopvang

brief aan de Tweede Kamer over

d.d. 17-11-2014 (Kamerstukken II, 2014-2015,

   

systeem omkering financiering op

31 322, nr. 262)

   

hoofdlijnen en antwoord opvraag

 
   

bij wie het risico op terugvordering

 
   

n.a.v. fouten of fraude komt te

 
   

liggen (ouders of ondernemers)

 

3175

01-10-2014 Vervolg AO

Voor de begrotingsbehandeling

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer

 

Kinderopvang

een brief aan de Tweede Kamer

d.d. 21-11-2014 (Kamerstukken II, 2014-2015,

   

over de samenhang tussen

31 322, nr. 265)

   

lopende projecten (kwaliteit BKK,

 
   

Het Nieuwe Toezicht, regeldruk,

 
   

peuters, omkering financiering en

 
   

positie van ouders)

 

3177

01-10-2014

De Tweede Kamer wordt met brief

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer

 

Vervolg AO Kinderopvang

geïnformeerd over resultaat

d.d. 14-01-2015 (Kamerstukken II, 2014-2015,

   

onderzoek curator Estro.

31 322, nr. 266)

3178

01-10-2014

Voor de begrotingsbehandeling

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer

 

Vervolg AO Kinderopvang

wordt de Tweede Kamer met brief

d.d. 20-11-2014 (Kamerstukken II, 2014-2015,

   

geïnformeerd over de resultaten

31 322, nr. 263)

   

van het onderzoek van Panteia

 
   

naar de regeldruk in de kinderop-

 
   

vangsector

 

3181

24-09-2014

Minister zal onderzoek doen naar

Afgehandeld met brief van 26-08-2015

 

AO Kinderopvang

de positie van werknemers in

 
   

faillissement

 

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015-2016, 34 300 XV, nr. 2

183

 

ID

Datum/Vindplaats

Omschrijving

Stand van zaken

3183

15-10-2014

Minister neemt in de volgende

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer

 

AO Arbeidsmarktbeleid

voortgangsrapportage Actieplan

d.d. 30-06-2015 (Kamerstukken II, 2014-2015,

   

50+ analyse over de uitstroom van

29 544, nr. 617)

   

ouderen uit de WW mee

 

3184

15-10-2014

Minister doet voor de begrotings-

Afgehandeld met brief aan Tweede Kamer d.d.

 

AO Arbeidsmarktbeleid

behandeling SZW verslag van

30-06-2015 (Kamerstukken II, 2014-2015,

   

gesprek met de AWVN over

24 515, nr. 295)

   

reshoring

 

3188

15-10-2014

De Minister zegt toe om schriftelijk

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer

 

AO Arbeidsmarktbeleid

specifieke voorbeelden te geven

d.d. 17-11-2014, (Kamerstukken II, 2014-2015,

   

van situaties waarin in relatie tot

29 544, nr. 573)

   

het avv'en van cao's dispensatie

 
   

om bedrijfsspecifieke redenen

 
   

wordt verleend.

 

3189

05-11-2014

Planningsbrief voor 18 november

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer

 

AO Pensioenonderwerpen

2014 naar Tweede Kamer, waarin

d.d. 18-11-2014. (Kamerstukken II, 2014-2015,

   

o.m. wetsvoorstel zzp-bijstand,

23 043, nr. 231)

   

verdere evaluatie PPI en bilaterale

 
   

verdragen (AOW)

 

3190

05-11-2014

Voor eind november 2014

Afgehandeld met brief aan Tweede Kamer d.d.

 

AO Pensioenonderwerpen

richtinggevende brief naar Tweede

20-12-2014 (Kamerstukken II, 2014-2015,

   

Kamer over risicodragende

32 043, nr. 240)

   

uitkeringen in DC-regelingen, incl.

 
   

nadere appreciatie over rapport

 
   

LCP

 

3191

05-11-2014

Brief met contouren aanpak zzp +

Afgehandeld met brief aan Tweede Kamer d.d.

 

AO Pensioenonderwerpen

bijstand voor kerst 2014 naar

18-12-2014 (Kamerstukken II, 2014-2015,

   

Tweede Kamer. Ook voor de kerst

32 043, nr. 239)

   

overleg metVNG over uitvoerings-

 
   

praktijk.

 

3192

05-11-2014

Binnen twee weken NNAVV

Afgehandeld met brief aan TK d.d. 19-12-2014

 

AO Pensioenonderwerpen

pensioencommunicatie naar

(Kamerstukken II, 2014-2015, 34 008, nr. 6)

   

Tweede Kamer

 

3193

05-11-2014

Concept-amvb waardeoverdracht

Voorhang concept amvb bij Tweede Kamer en

 

AO Pensioenonderwerpen

voor 15 januari 2015 naar Tweede

Eerste Kamer d.d. 13-02-2015 (Kamerstukken II,

   

Kamer

2014-2015, 32 043, nr. 252)

3194

05-11-2014

In voorjaar 2015 onderzoek naar

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer

 

AO Pensioenonderwerpen

Tweede Kamer over gepensio-

d.d. 13-07-2015 (Kamerstukken II, 2014-2015,

   

neerden in bestuur beroepspensi-

33 863, nr. 33)

   

oenfondsen

 

3195

05-11-2014AO Pensioenon-

Overleg met overheidswerkgevers

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer

 

derwerpen

over verlenging termijn voor

d.d. 23-01-2015 (Kamerstukken II, 2014-2015,

   

vrijwillige voortzetting bij ABP van

32 043, nr. 232)

   

3 naar 10 jaar. Voor 15 januari 2015

 
   

Tweede Kamer informeren over

 
   

stand van zaken

 

3211

12-11-2014

De Minister heeft toegezegd dat

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer

 

AO integratieonderwerpen

voorde begrotingsbehandeling

d.d. 21-11-2014 (Kamerstukken II, 2014-2015,

   

een update van het integratiebeleid

32 824, nr. 79)

   

en -proces aanwezig is (Voort-

 
   

gangsbrief Agenda Integratie)

 

3212

12-11-2014

De Minister heeft toegezegd

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer

 

AO integratieonderwerpen

binnen drie weken een verdere

d.d. 27-01-2015 (Kamerstukken II, 2014-2015,

   

inhoudelijke uitwerking van het

32 824, nr. 87)

   

plan voor een kwalitatief vervolg-

 
   

onderzoek onder migrantenjon-

 
   

geren aan de Kamer toe te sturen

 

3213

12-11-2014

De Minister heeft aangegeven dat

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer

 

AO integratieonderwerpen

er eind januari/begin februari een

d.d. 03-06-2015, (Kamerstukken II, 2014-2015,

   

brief bij de Kamer ligt met daarin:-

32 824, nr. 94)

   

een uitleg over de invulling van de

 
   

maatregel om Turkse organisaties

 
   

te monitoren;- een verslag van hoe

 
   

het contact met Duitse collega's is

 
   

verlopen;- een verslag van de

 
   

uitkomsten van het gesprek met de

 
   

Turkse organisaties

 

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015-2016, 34 300 XV, nr. 2

184

 

ID

Datum/Vindplaats

Omschrijving

Stand van zaken

3215

Uitgaande brief d.d.

Brief over de effecten van de

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer

 

24-10-2014 (Kamerstuk-

technologische ontwikkelingen op

d.d. 19-12-2014 (Kamerstukken II, 2014-2015,

 

nummer volgt)

de arbeidsmarkt (robotisering).

29 544, nr. 581)

3218

26-11-2014- Begrotingsbe-

Onderzoek loondoorbetaling bij

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer

 

handeling SZW Tweede

ziekte De Minister zegt toe het

d.d. 06-02-2015 (Kamerstukken II, 2014-2015,

 

Kamer

onderzoek loondoorbetaling bij

29 544, nr. 586)

   

ziekte vóór het eind van 2014 naar

 
   

de Kamer te sturen (Schut-

 
   

Welkzijn, VVD)

 

3220

26-11-2014] - Begrotings-

Contouren wetsvoorstel verzilve-

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer

 

behandeling SZW Tweede

ringsproblematiek premiekorting

d.d. 06-02-2015 (Kamerstukken II, 2014-2015,

 

Kamer

De Minister zegt toe begin 2015

28 719, nr. 588)

   

een brief naar de Kamer te sturen

 
   

met daarin de contouren van het

 
   

wetsvoorstel waarmee de

 
   

verzilveringsproblematiek

 
   

premiekorting opgelost dient te

 
   

worden. (Dijkgraaf, SGP)

 

3221

26-11-2014- Begrotingsbe-

Onderzoek risque social, risque

09-01-2015 Afgehandeld met brief aan de

 

handeling SZW Tweede

professionel naar de Kamer sturen.

Tweede Kamer d.d. 07-01-2015 (Kamerstukken

 

Kamer

De Minister zegt toe vóór Kerst

II, 2014-2015, 29 544, nr. 580)

   

2014 het onderzoek over risque

 
   

social, risque professionel met zijn

 
   

appreciatie naar de Kamer te

 
   

zenden (Schut-Welkzijn, WD)

 

3222

26-11-2014 Begrotingsbe-

Informeren van de Kamer over

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer

 

handeling SZW Tweede

onderzoek effectieve vormen van

d.d. 07-01-2015 (Kamerstukken II, 2014-2015,

 

Kamer

re-integratie bij ziekte. De Minister

29 544, nr. 580)

   

zal (in overleg met het CPB) binnen

 
   

een week een brief aan de Kamer

 
   

sturen om te melden wanneer

 
   

precies nader vernomen zal

 
   

worden over het onderzoek over

 
   

effectieve vormen van re-integratie

 
   

bij ziekte (Schut-Welkzijn, VVD)

 

3223

09-10-2014

Tijdens de behandeling van het

Afgehandeld met toezending rapport

 

Plenaire behandeling

wetsvoorstel «Modernisering

«mannen, zorg en werk» naar Tweede Kamer

 

wetsvoorstel moderni-

regelingen voor verlof en

d.d. 20-05-2015 (Kamerstukken II, 2014-2015,

 

sering regelingen voor

arbeidstijden (38 255) op 9 oktober

32 855, nr. 32)

 

verlof (32 855)

2014 heeft de Minister toegezegd

 
   

dat hij de Kamer zal informeren

 
   

over de uitkomsten van de

 
   

literatuurstudie «Mannen, zorg en

 
   

werk». Daarna debat of resultaten

 
   

nopen tot aanvullend beleid

 

3225

AO Handhaving 17-12-14:

Taken zorgfraude: De VVD

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer

   

constateert dat de Inspectie SZW

d.d. 09-02-2015 (Kamerstukken II, 2014-2015,

   

met 35 fte activiteiten voor derden

17 050, nr. 497)

   

verricht. De Minister licht toe dat

 
   

dit zorgfraude betreft, gefinancierd

 
   

door VWS. De VVD wil hierover

 
   

meer informatie. De Minister zegt

 
   

dit toe.

 

3233

31-10-2013

De Minister zegt duidelijkheid over

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer

 

AO Handhaving

mogelijkheden en onmogelijk-

d.d. 30-04-2015, (Kamerstukken II, 2014-2015,

   

heden van juridisch onverplicht

17 050, nr. 504)

   

herzien van onherroepelijk

 
   

boetebesluiten toe.

 

3234

31-10-2013

De Minister zegt toe voor het

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer

 

AO Handhaving

volgende AO Handhaving inzicht te

d.d. 29-06-2015, (Kamerstukken II, 2014-2015,

   

geven in de resultaten van Syri

17 050, nr. 508)

3235

31-10-2013

De Minister zegt brief toe die

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer

 

AO Handhaving

ingaat op aanbevelingen

d.d. 30-04-2015 (Kamerstukken II, 2014-2015,

   

Ombudsman m.b.t. schuldhulpver-

17 050, nr. 504)

   

lening

 

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015-2016, 34 300 XV, nr. 2

185

 

ID

Datum/Vindplaats

Omschrijving

Stand van zaken

3238

22-01-2015

De Minister zegt toe om eind

Afgehandeld met brief aan Tweede Kamer d.d.

 

AO Inburgering

februari een briefte sturen naar de

30-03-2015 (Kamerstukken II, 2014-2015,

   

Tweede Kamer met schriftelijke

32 824, nr. 90)

   

beantwoording van aantal vragen.

 
   

HierimPVV: Definitie betaald werk

 
   

(valt 0-urencontract daar ook

 
   

onder?), definitie van werkloosheid

 
   

(oude nationale definitie of de

 
   

nieuwe internationale definitie), bij

 
   

huwelijks/gezinsmigratie: in

 
   

hoeveel gezinnen is de overheid de

 
   

enige kostwinner?PvdA: alterna-

 
   

tieve mogelijkheden voor

 
   

inzagerecht examens.SP: hebben

 
   

«kinderpardonners» geen recht op

 
   

kwijtschelding lening? WD:

 
   

overleg met BZ over informatiever-

 
   

strekking over inburgering door

 
   

ambassade aan Turkse migranten.

 
   

En verder: invulling van de

 
   

toezegging om inburgeraars vier

 
   

weken na examen te bellen over

 
   

werk en zo nodig verder te helpen.

 

3246

28-01-2015

De brief over de AMvB waardeo-

Afgehandeld met voorhang amvb aan de

 

AO Pensioenonderwerpen

verdracht ontvangt de Kamer

Tweede Kamer d.d. 13-02-2015 (Kamerstukken

   

volgende week.

II, 2014-2015, 32 043, nr. 252)

3247

28-01-2015

De rapportage van DNB over de

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer

 

AO Pensioenonderwerpen

effecten van de lagere belasting-

d.d. 06-03-2015 (Kamerstukken II, 2014-2015,

   

voordelen voor pensioenpremies

32 043, nr. 255)

   

op de daadwerkelijke hoogte van

 
   

die premies gaat eind maart naar

 
   

de Kamer.

 

3248

28-01-2015

Wetsvoorstel optimalisering

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer

 

AO Pensioenonderwerpen

premieovereenkomsten gaat voor

d.d. 01-05-2015 (Kamerstukken II, 2014-2015,

   

de zomer naar de Kamer, als dat

32 047, nr. 257)

   

niet lukt, krijgt de Kamer tijdig een

 
   

brief.

 

3253

28-01-2015

Er zal voorts in de context van de

Afgehandeld met Hoofdlijnenbrief toekomst

 

AO Pensioenonderwerpen

hoofdlijnennota toekomstvisie met

pensioenstelsel naar de Tweede Kamer d.d.

   

de pensioensector worden

06-07-2015 (Kamerstukken II, 2014-2015,

   

gesproken over doorontwikkeling

32 043, nr. 265)

   

premieovereenkomsten in relatie

 
   

tot bedrijfstakpensioenfondsen.

 

3254

28-01-2015

De Staatssecretaris duikt in de

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer

 

AO Pensioenonderwerpen

communicatie over pensioen-

d.d. 05-06-2015 (Kamerstukken II, 2014-2015,

   

opbouw tijdens WW, alsmede over

32 043, nr. 258)

   

nabestaandenpensioen op

 
   

risicobasis en stuurt daarover voor

 
   

eind maart een brief naar de

 
   

Tweede Kamer

 

3262

25-02-2015

Artikel met link naar instrument

Afgehandeld met AMvB pensioencommuni-

 

Plenair debat Tweede

voor financiële planning wordt uit

catie die per 01 -07-2015 in werking is

 

Kamer Wetsvoorstel

de concept amvb pensioencommu-

getreden. (Stb. 2015, 259)

 

Pensioencommunicatie

nicatie gehaald

 
 

(34 008)

   

3268

25-02-2015

Binnen twee maanden ontvangt de

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer

 

Plenair debat Tweede

Kamer een brief waarin de

d.d. 28-05-2015 (Kamerstukken II, 2014-2015,

 

Kamer Wetsvoorstel

gemaakte keuzes t.a.v. de reële

34 008, nr. 32)

 

pensioencommunicatie

dekkingsgraad worden toegelicht.

 
 

(34 008)

   

3269

25-02-2015

Met het Pensioenregister wordt

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer

 

Plenair debat Tweede

besproken hoe en wanneer de

d.d. 13-07-2015 (Kamerstukken II, 2014-2015,

 

Kamer Wetsvoorstel

levensverwachting kan worden

34 008, nr. 34)

 

Pensioencommunicatie

ingebouwd bij de weergave van

 
 

(34 008)

het te bereiken pensioeninkomen.

 

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015-2016, 34 300 XV, nr. 2

186

 

ID

Datum/Vindplaats

Omschrijving

Stand van zaken

3273

11-02-2015

Binnen 2 weken brief over wat de

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer

 

AO Arbeidsmarktbeleid

Kamer wanneer kan verwachten op

d.d. 02-03-2015 (Kamerstukken II, 2014-2015,

   

het onderwerp grensoverschrij-

32 851, nr. 18)

   

dende samenwerking (GROS),

 
   

inclusief de stand van zaken rond

 
   

de p-wet en grensproblematiek.

 
   

Deze brief zal, naast toezending

 
   

aan de commissie SZW ook

 
   

doorgeleid worden naar de

 
   

commissie VWS

 

3280

AO WWB-onderwerpen en

De Tweede Kamer wordt in het

Afgehandeld met brief aan Tweede Kamer d.d.

 

Participatiewet 04-03-2015

voorjaar 2015 door de Minister

30-06-2015 (Kamerstukken II, 2014-2015,

   

geïnformeerd over de belemme-

31 851, nr. 18)

   

ringen en eventuele oplossingen

 
   

bij grensoverschrijdende arbeid.

 
   

De Staatssecretaris blijft verant-

 
   

woordelijk voor de bijstand

 

3281

04-03-2015

De Staatssecretaris informeert de

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer

 

AO WWB-onderwerpen en

Kamer in het najaar over de

d.d. 03-7-2015 (Kamerstukken II, 2014-2015,

 

Participatiewet

tussenstand van het aantal extra

29 544, nr. 640)

   

banen uit hoofde van de baanaf-

 
   

spraak sociaal akkoord, inclusief

 
   

aantal extra banen in 2014

 

3282

04-03-2015

Stand van zaken verbetertraject

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer

 

AO WWB-onderwerpen en

verdeelmodel Eind april 2015

d.d. 19-06-2015 (Kamerstukken II, 2014-2015,

 

Participatiewet

wordt de Tweede Kamer geïnfor-

30 545, nr. 162)

   

meerd over de stand van zaken van

 
   

het verbetertraject voor het

 
   

verdeelmodel van de bijstandsbud-

 
   

getten.

 

3286

11-03-2015

De Minister informeert de Tweede

Afgehandeld met brief aan Tweede Kamer d.d.

 

AO Arbeidsmigratie

Kamer voor de zomer over het

08-07-2015 (Kamerstukken II, 2014-2015,

   

standpunt inzake het Duitse

29 861, nr. 39)

   

minimumloon, inclusief de vraag

 
   

of het Nederlandse WML ook voor

 
   

internationaal transport door in het

 
   

buitenland gevestigde transporton-

 
   

dernemingen zou moeten gelden.

 

3292

05-03-2015

De Minister stuurt de Kamer

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer

 

2e Termijn AO Arbeids-

binnen 4 weken reactie aangaande

d.d. 01-04-2015 (Kamerstukken II, 2014-2015,

 

marktbeleid

de Besloten Busvervoer Cao, met

29 544, nr. 600)

   

betrekking tot de vraag van D66 dat

 
   

de cao die voorligt voor avv een

 
   

artikel met betrekking tot inzet van

 
   

zzp-ers zou bevatten waartegen de

 
   

rechter zich heeft uitgesproken.

 

3293

25-03-2015

De Staatssecretaris van SZW zal

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer

 

AO Armoede- en Schulden-

voor eind april de Tweede Kamer

d.d. 09-06-2015 (Kamerstukken II, 2014-2015,

 

beleid

een brief sturen met daarin de

24 515, nr. 307)

   

resultaten van de specifieke

 
   

uitvoeringstoets van de Belasting-

 
   

dienst op de invoering van de

 
   

kostendelersnorm in de berekening

 
   

van de beslagvrije voet die

 
   

voorzien is per 1 juli 2015.

 

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015-2016, 34 300 XV, nr. 2

187

 

ID

Datum/Vindplaats

Omschrijving

Stand van zaken

3294

25-03-2015

De Staatssecretaris van SZWzal

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer

 

AO Armoede- en Schulden-

voor het zomerreces een brief naar

d.d. 02-07-2015 (Kamerstukken II, 2014-2015,

 

beleid

de Tweede Kamer sturen met

24 515, nr. 310)

   

daarin de volgende punten: De

 
   

uitkomst van gesprekken die de

 
   

Staatssecretaris gaat voeren met

 
   

banken over preventie en

 
   

vroegsignalering van schulden.

 
   

Een reactie op het onderzoek

 
   

Inkomenseffecten landelijke en

 
   

gemeentelijke minimaregelingen

 
   

van KWIZ, uitgevoerd in opdracht

 
   

van de SP. In samenspraak met

 
   

OCW zal de Staatssecretaris de

 
   

Kamer informeren over het kader

 
   

rondom (dak(loze) jongeren,

 
   

schuldhulpverlening en studiefi-

 
   

nanciering. In samenspraak met

 
   

Financiën een toelichting op het

 
   

partnerbegrip in een aantal

 
   

specifieke situaties inzake het

 
   

aanvragen van de alleenstaande

 
   

ouderenkop

 

3308

AO Arbeidsmarktbeleid

De vragen over het gebruik van het

30-06-2015 Deze toezegging is afgedaan met

 

23-04-2015

doelgroepenregister zal de

een brief aan de Tweede Kamer van 8 mei 2015

   

Staatssecretaris beantwoorden

over de indicaties doelgroep banenafspraak

   

voor 1 juli

(Kamerstukken II, 2014-2015, 29 544, nr. 614)

3317

21-05-2015

Problematiek vrijwillige brandweer

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer

 

AO Loondoorbetaling bij

en vrijwillige politie. De Minister

d.d. 02-07-2015, (Kamerstukken II, 2014-2015,

 

ziekte

koppelt richting de Tweede Kamer

29 544, nr. 637)

   

terug over de mogelijke proble-

 
   

matiek rondom de vrijwillige

 
   

brandweer/politie en verantwoor-

 
   

delijkheden van gemeenten bij

 
   

ongevallen / loondoorbetaling bij

 
   

ziekte

 

3318

21-05-2015-

Brief overgangsrecht aanpassing

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer

 

AO Loondoorbetaling bij

Schattingsbesluit. Minister heeft de

d.d. 02-06-2015 (Kamerstukken II, 2014-2015,

 

ziekte

Kamer een brief gestuurd over het

29 544, nr. 620)

   

overgangsrecht bij de aanpassing

 
   

van het Schattingsbesluit naar

 
   

aanleiding van vragen vanuit de

 
   

Kamer. Tegelijkertijd zou de brief

 
   

gebruikt worden om in te gaan op

 
   

het alternatieve voorstel van

 
   

Kamerlid Ulenbelt om de huidige

 
   

systematiek in de inkomstenverre-

 
   

kening WAO, WAZ, Wajong te

 
   

behouden en de gewenste

 
   

geautomatiseerde uitvoering

 
   

mogelijk te maken door van

 
   

werkgevers te verlangen dat zij het

 
   

aantal gewerkte uren registreren.

 

3320

Verslag d.d. 5 juni 2015

De Minister zegt toe dat voor 1 juli

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer

 

inzake AO Integratie 4 juni

2015 het onderzoek van Labyrint

d.d. 30-06-2015 (Kamerstukken II, 2014-2015,

 

2015

naar de kwaliteit van het

32 824, nr. 101)

   

Motivaction-onderzoek aan de

 
   

Kamer wordt verstuurd

 

3337

24-06-2015

Zodra deze consequenties voor de

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer

 

AO WWB-onderwerpen en

verdeling (verdeelmodel) duidelijk

d.d. 16-07-2015 (Kamerstukken II, 2014-2015,

 

Participatiewet

zijn zal de Staatssecretaris de

30 545, nr. 186)

   

Kamer hierover vóór 1 augustus

 
   

2015 informeren

 

xxxx

25-06-2015

Toelichting geven op

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer

 

Wetgevingsoverleg

OBR-bedragen en of de

d.d. 01-07-2015 (Kamerstukken II, 2014-2015,

 

Verantwoordingsstukken

voorwaarden voor inkomensverre-

34 200-XV, nr. 15)

 

en Slotwet

kening niet te streng zijn

 

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015-2016, 34 300 XV, nr. 2

188

B.5.4 Lopende toezeggingen

 
 

af te handelen toezeggingen vergader

jaar 1996-1997

     

ID1 Datum/Vindplaats

Omschrijving

Stand van zaken

3 Uitgaande brief 29-10-1996 Kabinetsstandpunt over bekrachtiging van protocol bij ILO-verdrag nr. 81 (ArbeidsinspectieMKam er-stukken II, 1996-1997, 25 478, nr. 4)

Kabinetsstandpunt over bekrachtiging van protocol bij ILO-verdrag nr. 81 (Arbeidsinspectie)

Er is een samenhang met een klacht van de Nederlandse vakcentrales over naleving van ILO-verdrag 81. Nadat het thans nog lopende ILO-traject daarover is afgerond zal een kabinetsstandpunt voorbereid worden over het Protocol bij dit verdrag. Naar verwachting zal dit in de tweede helft van 2016 het geval zijn.

1 Dit is een identificatienummer voor de administratie van de toezegging binnen het Ministerie van SZW.

 

Overzicht van door de bewindspersonen nog af te handelen toezeggingen vergaderjaar 2007-2008

ID1 Datum/Vindplaats

Omschrijving

Stand van zaken

2032 Uitgaande brief 19-05-2008 Memorie van antwoord wijzigingswet Pensioenwet (Kamerstukken I, 2007-2008, 31 226, D)

Toezegging dat de regering zal bezien of de in de artikelen 85 en 87 Pensioenwet opgenomen voorwaarde voor waardeoverdracht naar het buitenland, namelijk dat de afkoopmogelijkheid niet ruimer mag zijn dan in Nederland, niet ook moet gelden voor de artikelen 88 en 89 van de Pensioenwet

Planning: voorjaar 2016

Overzicht van door de bewindspersonen nog af te handelen toezeggingen vergaderjaar 2008-2009

ID

Datum/Vindplaats

Omschrijving

Stand van zaken

2120

03-03-2009

De Minister zegt toe dat hij het

Planning: brief naar de Tweede Kamer 4e

 

Plenaire behandeling

samenstel van regelingen zal

kwartaal 2015

 

Tweede Kamer

evalueren. Het tijdstip van die

 
 

wetsvoorstel Wijziging van

evaluatie wet verbetering kansen

 
 

de Werkloosheidswet in

langdurig werklozen wordt nader

 
 

verband met het vergroten

bezien in verband met de

 
 

van de kans op werk van

economische omstandigheden

 
 

langdurig werklozen

   
 

(Passende arbeid)

   
 

(31 767)(Handelingen

   
 

2008-2009, nr. 58, Tweede

   
 

Kamer, pag. 4716-4747)

   

2538

Uitgaande brief

Incidentenrapportage MHC/Brzo:

De incidentenrapportage wordt onderdeel van

 

27-03-2009 rapportage

De Minister heeft toegezegd om

de Staat van de Veiligheid en die gaat op

 

incidenten Brzo «99

met ingang van 2008 in een

15 september 2015 naar de Tweede Kamer

 

bedrijven over het

driejaren cyclus de Tweede Kamer

 
 

kalenderjaar 2007

incl. bedrijfsleven te informeren

 
 

(Kamerstukken II,

over de onderzochte ongevallen en

 
 

2008-2009, 25 884, nr. 144)

de resultaten van de MHC/Brzo-onderzoeken

 

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015-2016, 34 300 XV, nr. 2

189

 

ID

Datum/Vindplaats

Omschrijving

Stand van zaken

2382

06-10-2010

De Tweede Kamer ontvangt een

Planning brief naar Tweede Kamer voor

 

Plenaire behandeling

brief over de beleidsregels UWV

1 oktober 2015. Deze brief zal ook antwoord

 

Wetsvoorstel (Aanpassing

inzake de nieuwe weigerings/

geven op toezegging 2831 (het aantal

 

Wet arbeid vreemdelingen;

intrekkingsgrond, binnen een half

verleende twv's en in hoeverre deze

 

introductie van de referent

jaar nadat het wetsvoorstel door

repeterend worden toegekend)

 

in de Vreemdelingenwet

beide Kamers is aanvaard

 
 

2000 en verkorting van de

   
 

wachttermijn voor

   
 

seizoenswerkers) (32 287)

   
 

(Handelingen 2010-2011,

   
 

nr. 8, Tweede Kamer, pag.

   
 

47-53)

   
 

Overzicht van door de bewindspersonen nog af te handelen toezeggingen vergaderjaar 2011-2012

ID

Datum/Vindplaats

Omschrijving

Stand van zaken

2531

07-09-2011

Uitvragen suggesties aan

Meenemen in reactie op advies van de SER. De

 

AO Arbeidsmarktbeleid

werkgevers verlichting administratieve lasten na afschaffing kleinebanenregeling. Ten aanzien van administratieve lastenverlichting in verband met afschaffing van de regeling kleine banen zal de Minister werkgevers vragen welke mogelijkheden ze daartoe concreet zien, suggesties oppikken en desgewenst met de Tweede Kamer communiceren

toezegging loopt mee in de uitwerking van het Sociaal Akkoord.

Planning: 3e kwartaal 2015, na Prinsjesdag

2569

23-11-2011-

De Minister zegt toe overleg te

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer

 

Vervolg AO Kinderopvang

plegen met de Minister van

d.d. 12-08-2015

 

en Kindregelingen

Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over dagarrangementen en speciaal onderwijs met betrekking tot kinderopvang

 

2681

06-06-2012 Dertigleden-

De Minister doet zijn best om, op

Wordt meegenomen in de volgende monitor

 

debat over het bericht dat

verzoek van de PVV, vóór het

arbeidsmarkt. Planning: eind september 2015

 

de crisis wordt misbruikt

zomerreces een brief aan de

na Prinsjesdag 2015

 

als reden voor massa-

Tweede Kamer te sturen met

 
 

ontslag en grote onderne-

informatie over een aantal, dat

 
 

mingen met mooie winsten

reorganisaties hebben aange-

 
 

zo tien procent van hun

kondigd: hoeveel mensen hebben

 
 

personeelsbestand

hun arbeidsplaats daadwerkelijk

 
 

schrappen (Hamer) (na

verloren, hoeveel werknemers zijn

 
 

ontvangst van een brief)

intern en extern aan een andere

 
 

(Minister SZW) (verzoek

baan geholpen en voor hoeveel

 
 

van mw. Hamer bij de

mensen is een ontslagvergunning

 
 

regeling van werkzaam-

aangevraagd

 
 

heden 08-11-2011)

   
 

(Handelingen 2011-2012,

   
 

nr. 92 item 11)

   

3145

19-06-2012 Plenaire behandeling wetsvoorstel (Wijziging van de Wet financiering sociale verzekeringen in verband met bonussen voor werkgevers voor het in dienst nemen en in dienst houden van oudere werknemers en arbeidsgehandicapte werknemers) (33 284)

Evaluatie mobiliteitsbonussen. De mobiliteitsbonussen voor oudere werklozen en arbeidsgehandicapten dient te worden geëvalueerd. Deze toezegging is ook opgenomen in de evaluatieagenda

Planning opleveren evaluatie: 4e kwartaal 2019

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015-2016, 34 300 XV, nr. 2

190

ID

Datum/Vindplaats

Omschrijving

Stand van zaken

2772

23-10-2012

Plenaire behandeling Wet vereenvoudiging regeling UWV (33 327)

2822

2831

2843

2847

2866

2868

2870

2878

03-04-2013

AO Beleidsdoorlichting Algemene nabestaandenwet (Anw) 17-04-2013

Plenaire behandeling van

de Herziening van de Wet

arbeid Vreemdelingen

(33 475)

25-04-2013

AO Arbeidsmigratie

23-05-2013

AO arbeidsomstandigheden

22-05-2013

AO Arbeidsmarktbeleid

22-05-2013

Vervolg plenaire behandeling wetsvoorstel Versterking Bestuur Pensioenfondsen (33 182)

Uitgaande brief 17-03-2013 Voortgangsbrief aanpak malafide uitzendbureaus

30-05-2013

AO Pensioenonderwerpen

Monitoring en evaluatie wet vereenvoudiging regelingen UWV. De uitvoering van de starterregeling zal vanaf 1 januari gemonitord worden, onder meer om te bezien of het gebruik van de regeling afneemt. De resultaten daarvan worden na 1 jaar aan de Kamer gerapporteerd. De toepassing van de wijziging in de dagloonregels die uit het wetsvoorstel voortvloeit, zal eveneens worden gemonitord en hierover zal na 2 jaar worden gerapporteerd aan de Kamer. In zijn brief van 29-10-2012 heeft de Staatssecretaris toegelicht dat UWV de nieuwe berekening zal monitoren. Dit heeft mede betrekking op de consequenties van het werken met het loon uit de laatste dienstbetrekking en het gebruik van de dagloongarantieregeling. De Staatssecretaris zal de Kamer informeren over de resultaten van deze monitoring. De hele evaluatie van het wetsvoorstel inclusief de andere maatregelen die daarin voorliggen, gebeurt na 2 jaar

De Staatssecretaris zal d.m.v. de Verzamelbrief gemeenten oproepen zich actiever in te zetten om nabestaanden te ondersteunen De Minister zegt op verzoek van D66 toe na een te jaar kijken naar het aantal verleende twv's en in hoeverre deze repeterend worden toegekend

De Minister zal de Tweede Kamer halfjaarlijks informeren over de voortgang van de aanpak van schijnconstructies Minister informeert de Tweede Kamer over voorstelden) om nationale kop(pen) te schrappen, op moment dat dit aan de orde is De Minister zegt toe dat het advies van de Stichting van de Arbeid over driehoeksrelaties zo mogelijk al gaat meelopen in wetsvoorstel ontslag flex, zo nodig bij nota van wijziging

In de evaluatie van de Wet versterking bestuur pensioenfondsen worden ook de onderwerpen visitatiecommissie, diversiteit en de bevindingen van DNB over onder meer bestuursleden zonder stemrecht meegenomen

G-rekening voor uitzendbureaus

De Staatssecretaris neemt in het traject pensioenopbouw voor zelfstandigen de PPI en de verlenging van de vrijwillige voortzetting mee

De planning van de evaluatie zal in overlec met UWV gebeuren. Planning informeren Kamer: 4e kwartaal 2015

Planning: 4e kwartaal 2015

Planning brief naar Tweede Kamer 1 oktober 2015. Deze brief zal ook antwoord geven op toezegging 2382 (beleidsregels UWV inzake nieuwe weigerings/intrekkingsgrond)

Derde voortgangsrapportage verzonden naar de Kamer op 9 februari 2015 (Kamerstukken II, 2014-2015, 17 050, nr. 499) De vierde volgt in september 2015

De Minister heeft aangegeven het overleg met de sociale partners hierover voortvarend voort te zetten en nog dit jaar af te ronden

Er is nog geen advies van de Stichting van de Arbeid over driehoeksrelaties ontvangen

Planning: Start van de evaluatie is drie jaar na inwerkingtreding van de organisatiebepalingen van de Wet versterking bestuur pensioenfondsen en dat is 1 juli 2017. De resultaten van de evaluatie inclusief de monitoring kunnen vervolgens in 4e kwartaal 2017 aan beide kamers gemeld worden

Er komt een amvb waardoor niet-gecertificeerde uitzendbureaus een g-rekening moeten openen. Amvb treedt in werking m.i.v. 01-01-2016 Planning: De Tweede Kamer wordt eind september 2015 geïnformeerd

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015-2016, 34 300 XV, nr. 2

191

ID Datum/Vindplaats Omschrijving Stand van zaken

 

2951

Uitgaande brief 01-11-2013

De beleidsregels boeteoplegging

De Beleidsregel is op 21-02-2014 in werking

 

Registratieplicht zelfstan-

Waadi zullen gepubliceerd worden

getreden. (Stcrt. 2014, 5048). Evaluatie 2 jaar

 

digen op grond van de

in de Staatscourant. Over twee jaar

na dato

 

Waadi

zal ik onderzoeken of deze regeling

 
   

tot misbruik heeft geleid. Als dat

 
   

niet het geval is, kan zo nodig een

 
   

wettelijke uitzondering van de

 
   

registratieplicht voor deze groep

 
   

zelfstandigen in de Waadi worden

 
   

opgenomen

 

3003

05-09-2013

De Minister zegt toe ander wijken

De rapportage wordt meegestuurd met de

 

Debat over het bericht «In

in een onderzoek te betrekken,

voortgangsbrief integratie (begin december

 

deel Schilderswijs is sharia

waarbinnen zich een vergelijkbare

2015)

 

wet» (Van Klaveren)

samenspel van factoren voortdoet

 
   

als in de Schilderswijk

 

3011

20-01-2014 Waardeover-

De Staatssecretaris streeft er naar

Planning: in het eerste kwartaal van 2016 brief

 

dracht (Kamerstukken II

de Tweede Kamer voorjaar 2014

naar Tweede Kamer met uitkomst onderzoek

 

2013-2014, 32 043, nr. 197)

van de uitkomst van het onderzoek

 
   

op de hoogte te stellen, evenals

 
   

van het tijdstip waarop de beoogde

 
   

wetswijziging tot aanpassing van

 
   

het wettelijk systeem van

 
   

waardeoverdracht bij de Tweede

 
   

Kamer kan worden ingediend

 

3024

23-01-2014

De Minister zal de Tweede Kamer

De Tweede Kamer wordt hierover binnenkort

 

AO Arbeidsomstandig-

in mei informeren over de

geïnformeerd

 

heden (Arbo)

uitkomsten van het overleg met de

 
   

sociale partners over de verbe-

 
   

tering van de positie van de

 
   

preventiemedewerker

 

3025

23-01-2014

De Minister zal samen en in

De Tweede Kamer wordt hierover binnenkort

 

AO Arbeidsomstandig-

overleg met werkgevers en

geïnformeerd

 

heden (Arbo)

werknemers voorlichting organi-

 
   

seren over de certificering van

 
   

arbodiensten (maatwerkregeling).

 
   

Hierover wordt de Tweede Kamer

 
   

na de zomer geïnformeerd

 

3043

05-03-2014

Jaarlijks monitoren van fraude mbt

Dit wordt meegenomen in de reguliere

 

Verslag plenair debat

alleenstaande ouderkop in het

halfjaarrapportage van de Belastingdienst.

 

Tweede Kamer

kindgebonden budget

Eerste cijfers verschijnen in de rapportage over

 

wetsvoorstel hervorming

 

het eerste half jaar van 2015.

 

kindregelingen

 

Planning: 16 september 2015

3072

16-04-2014-AO Pensioen-

Staatssecretaris gaat in gesprek

Planning: De Tweede Kamer wordt eind

 

onderwerpen

met de pensioensector over hoe

september 2015 geïnformeerd

   

pensioenfondsen omgaan met

 
   

vrijwillige voortzetting van

 
   

pensioenopbouw voor

 
   

ex-werknemers die na ontslag

 
   

zzp-erzijn geworden. In dat

 
   

verband verzoekt de Staatssecre-

 
   

taris de Minister van BZK daarover

 
   

in gesprek te gaan met ABP

 

3075

23-01-2014

Brand windturbine: De Minister

Door Min V&J en SZW in april aan Kamer

 

AO Arbo

zegt toe de Kamer te informeren

gemeld. Onderzoeken van OM, NFI, Inspectie

   

over de resultaten van de

SZW en Veiligheidsregio lopen nog. Daarna

   

onderzoeken naar aanleiding van

besluitvorming over eigen (SZW) bestuurs-

   

de brand in een windturbine met

rechtelijk of met OM strafrechtelijk vervolg-

   

dodelijke slachtoffers

traject. Kamer wordt eind 2015 nader

     

geïnformeerd

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015-2016, 34 300 XV, nr. 2 192

ID

Datum/Vindplaats

Omschrijving

Stand van zaken

3079

3081

Uitgaande brief 6-05-2014 -Actieplan arbeidsmarktdiscriminatie en kabinetsreactie SER advies «Discriminatie werkt niet!» (Kamerstukken II, 2013-2014, 29 544, nr. 523)

Uitgaande brief 16-05-2014 Actieplan arbeidsmarktdiscriminatie en kabinetsreactie SER advies «Discriminatie werkt niet!» (Kamerstukken II, 2013-2014, 29 544, nr. 523)

Arbeidsdiscriminatie/PSA:- De Inspectie SZW analyseert de bij het College Rechten vd Mens beschikbare informatie over discriminatie op de arbeidsmarkt en start indien daartoe aanleiding is een nalevingsonderzoek op grond van de arbo-wet. De Inspectie SZW richt nog dit jaar een programma PSA in. Hiervoor worden eind 2014, begin 2015 verkenningen uitgevoerd. Op basis van deze verkenningen worden mogelijke interventies geprogrammeerd. En rapporteert de Kamer hierover bij voortgangsbrief 2015.In het AO Arbeidsdiscrimi-natie van 21-5-14 heeft de Min aanvullend toegezegd om zo mogelijk in de voortgangsbrief (najaar van 2014) een stand van zaken te geven van het overleg tussen de Inspectie en het College van de Rechten van de Mens. Dit overleg richt zich op de analyse die de Inspectie doet van de beschikbare informatie bij het College over discriminatie op de arbeidsmarkt

Het kabinet gaat, in die gevallen waarin dat juridisch mogelijk is, in de nieuwe contracten een clausule opnemen waarin is vastgelegd dat het contract zal worden beëindigd als bedrijven, of de leiding van bedrijven, onherroepelijk strafrechtelijk zijn veroordeeld voor discriminatie. Tevens gaat het kabinet, opnieuw in die gevallen waarin dat juridisch mogelijk is, in de aanbestedingsdocumenten een clausule opnemen dat, als bedrijven of de leiding van bedrijven onherroepelijk strafrechtelijk zijn veroordeeld voor discriminatie in de vier jaren voorafgaande aan een aanbestedingsprocedure, deze bedrijven uitgesloten worden bij aanbestedingsprocedures van het Rijk. Generieke toepassing van deze clausules is niet mogelijk gebleken

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 01-09-2015

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 01-09-2015

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015-2016, 34 300 XV, nr. 2

193

ID

Datum/Vindplaats

Omschrijving

Stand van zaken

3083

Uitgaande brief 16-05-2014 Actieplan arbeidsmarktdiscriminatie en kabinetsreactie SER advies «Discriminatie werkt niet!» (Kamerstukken II, 2013-2014, 29 544, nr. 523)

3090

13-02-2014

Plenair debat Wet werk en zekerheid (33 818)

3092

13-02-2014

Plenair debat Wet werk en zekerheid (33 818) Voortzetting

Het kabinet zal in 2014 starten met aanvullend onderzoek naar arbeidsmarktdiscriminatie. Momenteel verkent het kabinet de haalbaarheid en opzet van een onderzoek om middels online sollicitatieplatforms te achterhalen hoe werkgevers op CV's met verschillende persoonskenmerken reageren. Hierbij zal ook worden bekeken hoe discriminatie bij het zoeken van stages en leerbanen in beeld gebracht kan worden. Het kabinet is voornemens om het onderzoek na twee jaarte herhalen om te zien of er een verschil is met de resultaten van het eerste onderzoek. Met de toezegging om nieuw onderzoek te doen geeft het kabinet invulling aan de motie Van Weyenberg c.s.

De Minister zegt toe nauwlettend te zullen volgen of de mogelijkheid van hoger beroep en cassatie in de WWZ er, gezien de precedentwerking, toe leidt dat het aantal zaken bij de rechter op termijn zal afnemen. Minister zegt ook toe scherp in de gaten te houden of het middel niet misbruikt wordt (in die zin dat het een onderhandelpunt wordt), en of dit al dan niet leidt tot een toename van hogere vergoedingen in vaststellingsovereenkomsten dan de wettelijke transitievergoeding. Dit zal te zijner tijd onderzocht worden door een enquête onder werkgevers en werknemers te houden, om na te gaan hoe de vaststellingsovereenkomsten eruit zien. De Tweede Kamer zal over de resultaten worden geïnformeerd De Minister zegt toe om de komende tijd ook breder de vinger aan de polste houden met betrekking tot de positie van het mkb. Het gaat dan om een agenda voor het mkb, samen met de Minister van Economische Zaken en het mkb zelf over o.a. administratieve lasten, ondersteuning bij sectorplannen en de loondoorbetaling bij ziekte (hoe kun je samen de premie drukken, want het risico is groot). Minister zal binnen een jaar in het bredere kader van de mkb-agenda terugkoppelen wat daar aan de orde komt over cumulatie van de transitievergoeding en loondoorbetaling tijdens ziekte

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer d.d. 01-09-2015

Eerste stappen worden gezet in opzetten monitoring/evaluatie van deze wet

Na de zomer 2015 gaat er een gezamenlijke brief van SZW en EZ naar de Tweede Kamer

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015-2016, 34 300 XV, nr. 2

194

 

ID

Datum/Vindplaats

Omschrijving

Stand van zaken

3093

13-02-2014

De Minister zegt toe dat hij de

De jurisprudentie zal worden gevolgd. In de

 

Plenair debat Wet werk en

jurisprudentie over de uitwerking

MvT bij de WWZ is opgenomen dat dit uiterlijk

 

zekerheid (33 818)

van het criterium «billijke

in 2017 zal worden geëvalueerd, waarna het

 

Voortzetting

vergoeding» bij «ernstig

kabinet in samenspraak met de StvdA

   

verwijtbaar handelen of nalaten» in

conclusies zal trekken en die aan de Tweede

   

de WWZ op de voet zal volgen en

Kamer zal voorleggen

   

zal analyseren. Daarmee wacht hij

 
   

niet op de evaluatie van de totale

 
   

WWZ in 2020. Als het misgaat, als

 
   

het uit de hand loopt, komt de

 
   

Minister terug naar de Kamer met

 
   

voorstellen

 

3098

27-05-2014

Toegezegd om voor 01-01-2014 te

Er volgt een brief aan de Tweede Kamer na

 

Verzoek mw. Karabulut

komen met een concrete

Prinsjesdag 2015

 

tijdens de RvW 5 maart

uitwerking van de maatregelen die

 
 

2013 om een dertig-

in de brief van 26-05-2014

 
 

ledendebat inz. de

(Kamerstukken II, 2013-2014,

 
 

gevolgen fraudewet in de

17 050 nr. 474) zijn aangekondigd

 
 

sociale zekerheid

en daarbij de overweging over de

 
   

mogelijke aanpassing van de wet

 
   

Wav/Waadi) te betrekken

 

3112

04-06-2014

In de volgende reguliere jaarrap-

Planning: brief aan Tweede Kamer over

 

AO Arbeidsmarktbeleid

portage over de cao-afspraken

jaarrapportage cao-afspraken 2014 voor

   

wordt aandacht besteed aan het

Prinsjesdag 2015

   

monitoren van bovenwettelijke

 
   

aanvullingen op de WW

 

3135

Uitgaande brief [02-07-

Toezenden herziene richtlijn

De Tweede Kamer zal in het 3e kwartaal

 

2014]-Antwoorden nader

«Verminderde arbeidsduur». Vanaf

geïnformeerd worden, na Prinsjesdag 2015

 

schriftelijk overleg

1 januari 2015 zal een herziene

 
 

wijziging Schattingsbesluit.

richtlijn «Verminderde

 
   

Arbeidsduur» van kracht zijn. Deze

 
   

herziene richtlijn zal te zijner tijd

 
   

eveneens aan de Tweede Kamer

 
   

worden gestuurd

 

3140

03-07-2014

De Staatssecretaris van SZW stuurt

De Tweede Kamer zal uiterlijk 01-06-2016

 

VAO Armoede en Schuld-

voor 01-07-2016 de evaluatie van

worden bericht over de evaluatie wet

 

hulpverlening

de wet gemeentelijke schuldhulp-

gemeentelijke schuldhulpverlening. Planning

   

verlening naar de Tweede Kamer

begin juni 2016

3142

03-07-2014

De Staatssecretaris zal het UWV

Het proces wordt besproken met UWV,

 

VAO WWB onderwerpen en

vragen om Wajongers die niet

vervolgens wordt de Tweede Kamer bericht.

 

Participatiewet n.a.v. het

worden opgeroepen voor een

Planning: 3e kwartaal 2015, na Prinsjesdag

 

AO 26 juni jl.

beoordeling (omdat zij bijvoor-

2015

   

beeld in een instelling zitten) zo

 
   

spoedig mogelijk te informeren. Zij

 
   

zal de Tweede Kamer informeren

 
   

over de wijze van beoordeling

 

3143

25-06-2014

Juridische procedures beroepsziek-

De Kamer wordt voor 1 oktober 2015

 

AO Arbeidsongeschiktheid

ten^ Minister zegt toe dat hij dit

geïnformeerd

   

jaar een brief stuurt over het

 
   

bekorten van de duur van

 
   

juridische procedures met

 
   

betrekking tot het verhalen van

 
   

werkgerelateerde schade

 

3157

03-07-2014

De Staatssecretaris zal het UWV

Het proces wordt besproken met UWV,

 

VAO WWB onderwerpen en

vragen om Wajongers die niet

vervolgens wordt de Tweede Kamer bericht.

 

Participatiewet n.a.v. het

worden opgeroepen voor een

Planning: 3e kwartaal 2015, na Prinsjesdag

 

AO 26 juni jl.

beoordeling (omdat zij bijvoor-

2015

   

beeld in een instelling zitten) zo

 
   

spoedig mogelijk informeren. Zij

 
   

zal de Kamer informeren over de

 
   

wijze van beoordeling.

 

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015-2016, 34 300 XV, nr. 2

195

 

ID

Datum/Vindplaats

Omschrijving

Stand van zaken

3258

Verslag VAO Nederlandse

In reactie op de vraag van Nijboer

Planning brief naar de Tweede Kamer na

 

inkomens- en vermogens-

en Koolmees, is een kabinetsre-

Prinsjesdag 2015

 

ongelijkheid.d. 04-02-2014

actie toegezegd op het rapport van

 
   

SCP (sociaal en cultureel rapport

 
   

2014), over ongelijkheid in

 
   

Nederland

 
 

Overzicht van door de bewindspersonen lopende toezeggingen vergaderjaar 2014-20

 

ID

Datum/Vindplaats

Omschrijving

Stand van zaken

3168

13-10-2014 Wetgevings-

Zodra EIOPA - in het kader van

Planning: eind 2015

 

overleg Wijziging van de

Solvency II - een UFR vaststelt

 
 

Pensioenwet, de Wet

voor de waardering van verplich-

 
 

verplichte beroepspensi-

tingen van verzekeraars, zal de

 
 

oenregeling en de

Staatssecretaris onderzoeken of

 
 

Invoerings- en aanpas-

het wenselijk is de UFR die voor

 
 

singswet Pensioenwet in

Nederlandse pensioenfondsen

 
 

verband met aanpassing

geldt, te stroomlijnen met de UFR

 
 

van het financieel

voor verzekeraars

 
 

toetsingskader voor

   
 

pensioenfondsen (Wet

   
 

aanpassing financieel

   
 

toetsingskader) (33 972)

   

3169

13-10-2014 Wetgevings-

In november 2014 zal ik u

Planning: Onderzoeksrapport naar verkenning

 

overleg Wijziging van de

schriftelijk informeren over de

voor Prinsjesdag 2015 naar de Tweede Kamer

 

Pensioenwet, de Wet

verkenning van het voorstel van de

 
 

verplichte beroepspensi-

RMU om pensioenpremies,

 
 

oenregeling en de

respectievelijk pensioenaan-

 
 

Invoerings- en aanpas-

spraken, te kunnen benutten voor

 
 

singswet Pensioenwet in

de aflossing van woningschulden.

 
 

verband met aanpassing

   
 

van het financieel

   
 

toetsingskader voor

   
 

pensioenfondsen (Wet

   
 

aanpassing financieel

   
 

toetsingskader) (33 972)

   

3174

01-10-2014

Vraag of kinderopvang onder WNT

Vraag of Kinderopvang onder WNT valt wordt

 

Vervolg AO Kinderopvang

valt, wordt meegenomen in de

meegenomen in de nadere uitwerking van

   

nadere uitwerking van de omkering

directie financiering van Kinderopvang

   

die aankomend voorjaar aan de

 
   

Tweede Kamer wordt aangeboden

 

3179

01-10-2014

Minister zal de door BKK geselec-

Planning: medio 2016

 

Vervolg AO Kinderopvang

teerde trainingen voor het

 
   

verbeteren van taal- en interactie-

 
   

vaardigheden monitoren en de

 
   

Tweede Kamer medio 2016

 
   

informeren over de effecten van

 
   

deze trainingen.

 

3180

01-10-2014

Naar aanleiding van de uitkomst

SZW wacht op resultaten van het onderzoek in

 

Vervolg AO Kinderopvang

van de verkenning naar kinderen

het onderwijs

   

met diabetes in het onderwijs, zal

 
   

de Minister de Tweede Kamer

 
   

informeren over de maatregelen

 
   

die hij (eventueel) zal nemen in de

 
   

kinderopvangsector voor deze

 
   

kinderen

 

3201

19-11-2014

Voor het zomerreces 2015

Het onderzoeksrapport en de aanbiedingsbrief

 

AO Dienstverlening aan

informeert de Minister de Tweede

zullen begin september 2015 naar de Tweede

 

huis, inclusief de kabinets-

Kamer over de resultaten van het

Kamer worden gestuurd.

 

reactie

onderzoek naar de mogelijkheid

 
   

van omzetting van het dagencri-

 
   

terium in een urencriterium in de

 
   

Regeling dienstverlening aan huis

 

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015-2016, 34 300 XV, nr. 2

196

 

ID

Datum/Vindplaats

Omschrijving

Stand van zaken

3204

26-11-2014

Minister zegt toe de praktische

Aan de uitwerking van deze toezegging wordt

 

Begrotingsbehandeling

belemmeringen t.a.v. de sollicita-

gewerkt. Beoogd is de Kamer eind 2015 te

 

SZW Tweede Kamer

tieverplichtingen voor oudere

informeren. Planning 4e kwartaal 2015

   

werklozen te bezien

 

3210

26-11-2014 Begrotingsbe-

Dekking kinderbijslag BES De

Planning: eind 2015

 

handeling SZW Tweede

Staatssecretaris herhaalt de

 
 

Kamer

eerdere toezegging mbtverzilve-

 
   

ringsproblematiek van de

 
   

kinderbijslag op de BES-eilanden

 
   

en zal zich inspannen voor het

 
   

vinden van een dekking (zie

 
   

begroting 2015 motie

 
   

Schouten/Van Laar, stuknr 36)

 

3216

09-12-2014

De Staatssecretaris is bereid om de

Behandeling in EP zal worden gevolgd.

 

Stemmingen n.a.v.

Kamer te informeren als uit de

Voortgangsrapportage verzonden 27 januari

 

ingediende moties bij het

onderhandelingen en de trialoog

2015.(Kamerstukken II, 2014-2015, 33 931, nr.

 

VAO Pensioenen van

over de lORP-richtlijn blijkt dat de

  • 9) 
    Volgende rapportage 1e kwartaal 2016
 

9 december jl. motie

uitkomst afwijkt van datgene wat

 
 

Omtzigt c.s. over niet voor

nu voorligt

 
 

1 februari 2015 agen-deren

   
 

van het IORP-2 voorstel-

   
 

motie Omtzigt c.s. over niet

   
 

instemmen met de IORP-2

   
 

pensioenrichtlijn

   

3217

Uitgaande brief 16-05-2014

De Minister zal in 2015 rapporteren

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer

 

Actieplan arbeidsmarktdis-

over het actieplan arbeidsmarktdis-

d.d. 01-09-2015

 

criminatie en kabinetsre-

criminatie

 
 

actie SER advies «Discrimi-

   
 

natie werkt niet!»

   
 

(Kamerstukken II,

   
 

2013-2014, 29 544, nr. 523)

   

3227

Verslag debat Nasleep

Minister zegt toe dat hij in de eerst

De quickscan is gereed, in juli vindt de analyse

 

aanslag Parijs

volgende voortgangsrapportages

plaats en de resultaten worden in de voort-

   

rondom het actieplan jihadisme in

gangsrapportage die eind september 2015 aan

   

te gaan op de punten van Kamerlid

de Tweede Kamer wordt verzonden meege-

   

Van Oijk (Groen links), die verzoekt

nomen

   

de Minister om na te gaan of er

 
   

voldoende expertise wordt

 
   

opgebouwd bij de gemeenten en

 
   

of er voldoende gebeurd in de

 
   

eerste lijn omtrent jihadisme

 

3230

XXX

In de eerste helft van 2015

Voor het eind van het jaar 2015 wordt de

   

informeert de Minister de kamer

Tweede Kamer geïnformeerd over de

   

over het overleg met de sociale

implementatie van de beeldschermrichtlijn

   

partners over de beeldscherm-

 
   

richtlijn

 

3236

22-01-2015

De Minister zegt toe vóór de zomer

De Kamer wordt na Prinsjesdag 2015 hierover

 

AO Inburgering

een brief naar de Tweede Kamer te

geïnformeerd (brief inburgering)

   

sturen over resultaten pilot

 
   

participatieverklaring: daarin zal

 
   

ook worden ingegaan op de

 
   

«verdieping» van KNS (grond-

 
   

rechten, vrijheden, normen en

 
   

waarden) in het inburgerings-

 
   

examen

 

3237

22-01-2015

De Minister zegt toe om eind 2015

Deze toezegging is conform de motie -

 

AO Inburgering

een brief naar de Tweede Kamer te

Schouw (ID 605). Monitoring vindt continu

   

sturen, waarin inzicht wordt

plaats. De Tweede Kamer wordt hierover twee

   

geboden in prijs en kwaliteit

jaar na invoering van de wijzigingen op de Wet

   

inburgeringcursussen

inburgering geïnformeerd. (Zie ook motie 607)

     

Planning: dec.2015

3239

22-01-2015

De Minister zegt toe om een brief

Tot op heden is er nog geen reactie van de EC

 

AO Inburgering

aan de Tweede Kamer te sturen

op de uitspraak van het Hof bekend

   

over Europese procedures zodra

 
   

infractieprocedure EC over Wib

 
   

officieel binnen is

 

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015-2016, 34 300 XV, nr. 2

197

 

ID

Datum/Vindplaats

Omschrijving

Stand van zaken

3240

22-01-2015

De Minister zegt toe na de zomer

Planning: eind 2015

 

AO Inburgering

brief aan de Tweede Kamer te

 
   

sturen met update inburgering-

 
   

examens en leningen

 

3241

22-01-2015

De Minister zegt toe vóór zomer de

Het onderzoekje is nog niet gestart. De Kamer

 

AO Inburgering

Tweede Kamer te informeren over

zal begin september 2015 worden geïnfor-

   

wat gedaan is aan de knelpunten in

meerd

   

het overgangsrecht n.a.v. brief

 
   

BVNT2: verzilveren gehaalde

 
   

examenonderdelen, berekening

 
   

aantal uren voor ontheffing en eis

 
   

van gekeurmerkte instellingen

 

3242

22-01-2015

De Minister zegt toe de Kamer te

De censuur van het leesexamen zal volgens

 

AO Inburgering

informeren over de resultaten van

planning in september aangepast worden. Dan

   

het onderzoek naar leesvaar-

zal de Kamer voor Prinsjesdag 2015 hierover

   

digheid die eind maart beschikbaar

worden geïnformeerd

3256

Uitgaande brief [05-02-

zijn

De inhoud en strekking van de

Planning: brief naar de Tweede Kamer voor

 

2015] - Nota n.a.v. Verslag

amvb (bij openbaarmaking

10 september 2015

 

en nota van wijziging Wet

inspectiegegevens) zal worden

 
 

aanpak schijnconstructies

gedeeld met de Tweede Kamer.

 
 

(Kamerstukken II,

   
 

2014-2015, 34 108, nrs. 6-7)

   

3261

11-02-2015

De Minister stuurde op 1 april 2015

De Minister zal de Tweede Kamer periodiek

 

AO Arbeidsmarktbeleid

een brief samen met OCW aan de

informeren over voortgang aanpak jeugdwerk-

   

Tweede Kamer over het vervolg

loosheid, en dan loopt dat tot eind project.

   

van de Aanpak Jeugdwerkloosheid

Planning eind 2016

   

en zegt daarin toe de Kamer

 
   

periodiek te informeren over de

 
   

voortgang.

 

3263

25-02-2015

Binnen halfjaar ontvangt de Kamer

Planningsbrief 1 mei 2015: 4e kwartaal 2015

 

Plenair debat Tweede

een analyse van de rechten die

 
 

Kamer Wetsvoorstel

kunnen worden ontleend aan het

 
 

Pensioencommunicatie

UPO

 
 

(34 008)

   

3264

25-02-2015

Binnen een halfjaar ontvangt de

Planningsbrief 4e kwartaal 2015

 

Plenair debat Tweede

Kamer nadere informatie over de

 
 

Kamer Wetsvoorstel

mogelijkheden voor uitbreiding

 
 

Pensioencommunicatie

van het pensioenregister met

 
 

(34 008)

derdepijlerproducten

 

3265

25-02-2015

Tijdens de Pensioen3daagse wordt

Pensioen 3-daagse is 03-11-2015

 

Plenair debat Tweede

publieksaandacht gevraagd voor

 
 

Kamer Wetsvoorstel

het Pensioenregister

 
 

Pensioencommunicatie

   
 

(34 008)

   

3266

25-02-2015

De Pensioenkijker wordt geactuali-

Toezegging deels afgedaan wat betreft website

 

Plenair debat Tweede

seerd en andere websites worden

pensioenkijker (Kamerstukken II, 2014-2015,

 

Kamer Wetsvoorstel

tegen het licht gehouden

34 008, nr. 34) Planning eind 2015 brief over

 

Pensioencommunicatie

 

andere websites

 

(34 008)

   

3267

25-02-2015

Voor de zomer wordt de Kamer

Planningsbrief 1 mei 2015: 4e kwartaal 2015

 

Plenair debat Tweede

geïnformeerd hoe het best kan

 
 

Kamer Wetsvoorstel

worden gecommuniceerd over het

 
 

Pensioencommunicatie

werkgeversdeel in de pensioen-

 
 

(34 008)

premie

 

3283

Uitgaande brief 02-03-2015

De Staatssecretaris zal hierover

Planning: eind september 2015

 

n.a.v. Wetsvoorstel

contact opnemen met de pensioen-

 
 

pensioencommunicatie

uitvoerders, omdat zij op basis van

 
 

(Kamerstukken II,

de huidige wetgeving nog de

 
 

2014-2015, 34 008, nr. 30)

UPO-modellen vaststellen. Daarbij

 
   

zal ik onder meer aan de orde

 
   

stellen of het niet mogelijk is uit te

 
   

gaan van de actuele rekenrente, die

 
   

de betrokken pensioenuitvoerder

 
   

hanteert bij de aankoop van

 
   

pensioen

 

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015-2016, 34 300 XV, nr. 2

198

 

ID

Datum/Vindplaats

Omschrijving

Stand van zaken

3284

11-03-2015

Minister informeert de Kamer als

Planning: elk halfjaar het nakomen van de

 

AO Arbeidsmigratie

afspraken uit het Convenant

afspraken beoordelen

   

Aziatische Horeca niet worden

 
   

nagekomen of zaken niet goed

 
   

gaan

 

3285

05-03-2015

De Minister stuurt de Tweede

Brieven naar Tweede Kamer in december 2015

 

2e Termijn AO Arbeids-

Kamer 6 en 12 maanden na

en in juli 2016

 

marktbeleid

inwerkingtreding van de Wwz een

 
   

beeld over de effecten van het

 
   

overgangsrecht transitiever-

 
   

goeding voor seizoenswerkers op

 
   

basis van contacten met organi-

 
   

saties van werkgevers en

 
   

werknemers.

 

3287

11-03-2015

De Minister stuurt de Tweede

Minister zal na Prinsjesdag 2015 een brief naar

 

AO Arbeidsmigratie

Kamer voor 1 mei 2015 een brief

de Tweede Kamer sturen.

   

over de waarschuwing Wav en

 
   

stand van zaken Fair Produce

 

3288

26-02-2015

Minister zal Tweede Kamer voor

Op 02-06-2015 is een uitstelbrief naar de

 

Plenaire behandeling

1 juni 2015 een brief sturen met de

Tweede Kamer gestuurd.(Kamerstukken II,

 

Tweede Kamer Wet aanpak

voors en tegens van het verbod op

2014-2015, 34 108, nr. 23)

 

schijnconstructies

inhoudingen voor kosten van

 
 

(34 108)

huisvesting en zorgverzekering op

 
   

het wettelijk minimumloon

 

3289

26-02-2015 Plenaire

Minister zegt toe te bezien of het,

Meenemen in de voortgangsbrief over

 

behandeling Tweede

bijvoorbeeld in het geval waarin er

schijnconstructies die voor 10 september 2015

 

Kamer Wet aanpak

sprake is van overeengekomen

naar de Tweede Kamer gaat.

 

schijnconstructies (34 108)

tarieven, in het licht van de strijd

 
   

tegen schijnzelfstandigheid in de

 
   

rede zou kunnen liggen om de

 
   

ketenaansprakelijkheid open te

 
   

stellen

 

3290

12-03-2015-

Minister zal de werking van de

Planning: Betrekken bij evaluatie over de

 

Plenaire behandeling Wet

WAA-maatregel uit het

werking van de wet over de eerste twee jaar na

 

werken na de AOW (34 073)

wetsvoorstel Werken na de

inwerkingtreding, najaar 2018 gereed

   

AOW-gerechtigde leeftijd

 
   

betrekken bij de evaluatie van de

 
   

wet (of dit inderdaad als antiver-

 
   

dringingsmaatregel werkt en

 
   

AOW-gerechtigden niet juist

 
   

aantrekkelijker maakt als

 
   

werknemer)

 

3291

12-03-2015

Minister zegt toe om in overleg

Planning: Voorjaar 2016 gereed

 

Plenaire behandeling Wet

met de Staatssecretaris nader

 
 

werken na de AOW (34 073)

onderzoek te doen naar hoe

 
   

pensioenopbouw bij werken na de

 
   

AOW in pensioenregelingen is

 
   

geregeld. Daarbij zal de vraag

 
   

worden betrokken hoe dat het

 
   

beste geregeld kan worden voor

 
   

AOW-gerechtigden, en zal het

 
   

belang van werknemers worden

 
   

meegewogen. Minister merkt op

 
   

dat het wel een zaak van sociale

 
   

partners is om hier afspraken over

 
   

te maken.

 

3302

Uitgaande brief [19-12-

Drie jaar na inwerkingtreding van

01-07-2015 Wet Pensioencommunicatie is 1 juli

 

2014] - Wetsvoorstel

het (volledige) wetsvoorstel

2015 in werking getreden. Onderzoek in 2018.

 

pensioencommunicatie.

nagaan of de maatregelen hebben

 
 

(Kamerstukken II,

bijgedragen tot een beter

 
 

2014-2015, 34 008, nr. 6)

pensioenbegrip van de deelnemer

 
   

en daarbij ook na te gaan of er

 
   

sprake is geweest van een

 
   

verlaging van de regeldruk.

 

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015-2016, 34 300 XV, nr. 2

199

ID

Datum/Vindplaats

Omschrijving

Stand van zaken

3303

3304

3305

3306

3319

3321

3322

31-03-2015

Mondelinge vraag van het lid Ulenbelt (SP) aan de Minister van SZW over de uitspraken van de Minister inzake pakketbezorgers bij de actie voor het Ministerie van SZW (eigen waarneming) (Zie ook MV Mei Li Vos)

14-04-2015 Mondelinge vraag van het lid KROL (50PLUS) aan de Staatssecretaris van SZW over het bericht «Kabinet prikkelt langer werken én straft af»

14-04-2015 Mondelinge vraag van het lid KROL (50PLUS) aan de Staatssecretaris van SZW over het bericht «Kabinet prikkelt langer werken én straft af»

Uitgaande brief 23-04-2015 schriftelijk overleg n.a.v. Wetsvoorstel aanpak schijnconstructies en schijnzelfstandigheid. (Kamerstukken I 2014-2015, 34 108, D)

Verslag d.d. 5 juni 2015 AO Integratie 4 juni 2015

Verslag d.d. 5 juni 2015 inzake AO Integratie 4 juni 2015

Verslag d.d. 5 juni 2015 inzake AO Integratie 4 juni 2015

De Minister kondigt aan voor de zomer te komen met een concrete aanpak voor de pakketsector. Hij is bereid in gesprek te gaan met de Minister van EZ, zonder belofte daarover. Hij zal met EZ/ACM kijken naar de mogelijkheden voor zzp'ers om gezamenlijk te onderhandelen over prijzen. Het resultaat neemt de Minister mee in de brief over de verkenning. De Minister gaat ook in gesprek met de sector. De resultaten gaan mee in de brief over de verkenning. Staatssecretaris zal het verzoek m.b.t. het fiscale doorwerkvereiste overbrengen aan de Staatssecretaris van Financiën. De Tweede Kamer zal voor 15 mei a.s. een gezamenlijke brief ontvangen. NB Regeling van werkzaamheden d.d. 15 april: De vaste commissie voor SZW zal nog een inventarisatie van de vragen over het fiscale doorwerkvereiste toesturen aan SZW ten behoeve van de brief die is toegezegd

De Tweede Kamer heeft een motie aangenomen, die verzoekt in overleg met sociale partners en pensioenuitvoerders te komen met voorstellen om de data voor pensioen, ontslag en AOW te laten samenvallen. De Tweede Kamer zal voor de zomer in kennis worden gesteld van de resultaten van het overleg met sociale partners en pensioen uitvoerders De Minister zal de sociale partners in de pakketdienstensector uitnodigen om in gesprek te gaan over de vraag hoe tot een duurzaam stelsel van arbeidsrelaties kan worden gekomen. Afhankelijk van de ontwikkelingen en bevindingen in de loop van 2015, zal hij aan het eind van dit jaar bezien of aanvullende (wettelijke) maatregelen nodig zijn De Minister zegt toe dat, met de eerste voortgangsrapportage van het Actieprogramma Integrale aanpak jihadisme na de zomer, een toelichting wordt gegeven op de invulling van het actiepunt «tegengeluid'

De Minister zegt toe dat de Kamer in oktober 2015 het kwalitatieve onderzoek van SCP naar de opvattingen van o.a. Turks-Nederlandse jongeren ontvangt De Minister zegt toe dat het Survey Integratie Minderheden (SIM) in januari 2016 aan de Kamerwordt aangeboden

Inmiddels hebben gesprekken plaatsgevonden. Thans vindt interdepartementale afstemming plaats. Daarna zal een brief naar de Tweede Kamer worden gestuurd

De vaste commissie voor SZW zal nog een inventarisatie van de vragen over het fiscale doorwerkvereiste toesturen aan SZW ten behoeve van de brief die is toegezegd. Deze inventarisatie is nog niet ontvangen. Planning: brief naar Tweede Kamer eind september 2015

Planning: brief naar Tweede Kamer eind september 2015

Inmiddels hebben gesprekken plaatsgevonden. Thans vindt interdepartementale afstemming plaats. Daarna zal een brief naar de Tweede Kamer worden gestuurd

Wordt opgenomen in de voortgangsrapportage die eind september aan de Tweede Kamer wordt gezonden

De Kamerwordt in oktober 2015 geïnformeerd

04-07-2015 De Kamerwordt in januari 2016 geïnformeerd

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015-2016, 34 300 XV, nr. 2

200

 

ID

Datum/Vindplaats

Omschrijving

Stand van zaken

3328

Uitgaande brief

De Staatssecretaris voert

Planning: onderzoek wordt in de zomer

 

17-06-2015 Brief n.a.v.

momenteel onderzoek uit naar de

opgeleverd. In het najaar wordt het onderzoek

 

Amendement Lodders/

mogelijkheid het algemeen

en de reactie daarop naar de Tweede Kamer

 

Vermeij: ringfencing bij

pensioenfonds open te stellen voor

gestuurd

 

fusie tussen verplichtge-

verplichtgestelde bedrijfstakpensi-

 
 

stelde bedrijfstakpensioen-

oenfondsen met alle bijbehorende

 
 

fondsen (Kamerstukken II,

waarborgen. Als het onderzoek tot

 
 

2014-2015, 34 117, nr. 35)

een positieve uitkomst leidt, dan

 
   

kan op die manier de gewenste

 
   

schaalvergroting bewerkstelligd

 
   

worden. Het onderzoek wordt deze

 
   

zomer opgeleverd. Het onderzoek

 
   

en de analyse van het kabinet stuur

 
   

ik in het najaar 2015 naar uw

 
   

Kamer

 

3329

28-05-2015

Minister zal Tweede Kamer voor

Afgehandeld met brief aan de Tweede Kamer

 

AO Arbeidsongeschiktheid

1 augustus 2015 informeren over

d.d. 31-08-2015

 

en Beroepsziekten

de regeling voor verlof wegens een

 
   

vruchtbaarheidsbehandeling en dit

 
   

thema ook betrekken in de SER

 
   

adviesaanvraag «Werken en leren

 
   

in de toekomst»

 

3330

09-10-2014

Minister zal een arbeid en

Planning: Bijeenkomst wordt begin 2016

 

Plenaire behandeling

zorgbijeenkomst organiseren en

gehouden, brief volgt daarna.

 

wetsvoorstel moderni-

daarna een brief met de visie van

Op 20 mei 2015 is de Tweede Kamer over deze

 

sering regelingen voor

het kabinet over arbeid en zorg

planning geïnformeerd

 

verlof 32 855

naar de Tweede Kamer sturen

 

3331

16-06-2015

De Staatssecretaris doet de Tweede

De Tweede en Eerste Kamer worden geïnfor-

 

Tweede Kamer Plenaire

en Eerste Kamer het advies van de

meerd voor de (plenaire) behandeling van het

 

behandeling Wet Algemeen

Raad van State als dat beschikbaar

wetsvoorstel door de Eerste Kamer

 

Pensioenfonds

is, en het kabinetsstandpunt

 
 

(34 117)

daarover, zo snel mogelijk

 
   

toekomen

 

3332

16-06-2015

De Staatssecretaris bericht in het

Planning: Samen met het Ministerie van

 

Tweede Kamer Plenaire

najaar de Tweede Kamer over wat

Financiën en DNB zal na het zomerreces 2015

 

behandeling Wet Algemeen

het voor deelnemers betekent als

een brief aan de Tweede Kamer worden

 

Pensioenfonds (34 117)

een pensioenregeling naar België

opgesteld

   

verhuist

 

3333

16-06-2015

De Staatssecretaris zal de Tweede

Planning: De vraag wordt uitgezet bij DNB. Op

 

Tweede Kamer Plenaire

Kamer in het najaar informeren

basis van de analyse van DNB zal samen met

 

behandeling Wet Algemeen

over hoe de Nederlandsche Bank

het Ministerie van Financiën worden bezien

 

Pensioenfonds (34 117)

om denkt te gaan met pensioen-

wat de mogelijke oplossingen zijn. De Tweede

   

fondsen die te maken zouden

Kamer wordt daar in het najaar 2015 over

   

kunnen krijgen met punten van

geïnformeerd

   

aandacht rond gesloten boekjaren

 
   

in relatie tot de vergunningver-

 
   

lening van het algemeen pensioen-

 
   

fonds

 

3334

16-06-2015

De Staatssecretaris stuurt de

Planning: Na het zomerreces 2015 zal in

 

Tweede Kamer Plenaire

Tweede Kamer een inventarisatie

overleg met het Ministerie van Financiën en

 

behandeling Wet Algemeen

van wat er moet gebeuren om het

DNB een conceptbrief worden opgesteld

 

Pensioenfonds (34 117)

algemeen pensioenfonds voor

 
   

internationale regelingen werkbaar

 
   

te maken

 

3335

16-06-2015

Het keuzerecht rond de ingang van

Planning: voor 1 oktober 2015 wordt een brief

 

Tweede Kamer Plenaire

de pensioendatum wil ik snel nader

naar de Tweede Kamer gestuurd

 

behandeling Wet Algemeen

bestuderen. Als het enigszins kan

 
 

Pensioenfonds (34 117)

neem ik het in de beantwoording

 
   

van de Kamervragen van de heer

 
   

Omtzigt over de kleine pensioenen

 
   

mee

 

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015-2016, 34 300 XV, nr. 2

201

ID

Datum/Vindplaats

Omschrijving

Stand van zaken

 

3336

16-06-2015

De Staatssecretaris zal de Tweede

Na zomerreces 2015 brief naar de Tweede

 

Tweede Kamer Plenaire

Kamer op de hoogte stellen van de

Kamer

 

behandeling Wet Algemeen

juridische analyse over de

 
 

Pensioenfonds (34 117)

mogelijkheden om het overdragen van het pensioenkapitaal bij een verzekeraar aan een lopende pensioenregeling bij een pensioenfonds mogelijk te maken

 

3338

24-06-2015

De Staatssecretaris zegt toe in het

De Inspectie SZW is verzocht een onderzoek in

 

AO WWB-onderwerpen en

najaar te komen met de eerder

te stellen

 

Participatiewet -

genoemde monitorgegevens (beschut werk) en een overzicht te gaan maken van gemeenten, die geen beschut werk inrichten

 

3339

06-07-2015 Uitgaande brief Hoofdlijnen van een toekomstig pensioenstelsel (Kamerstukken II, 2014-2015, 32 043, nr. 263)

De Staatssecretaris zegt toe in het najaar van 2015 een werkprogramma naar de Tweede Kamer te sturen waarin uitgezet zal worden welke stappen het Kabinet de komende tijd gaat nemen

Planning: oktober 2015

3340

13-07-2015

Er zijn vele ontwikkelingen gaande

Ontwikkelingen monitoren en na 2 jaar (in

 

Uitgaande brief

bij de beroepspensioenfondsen die

2017) resultaten in een brief naar de Tweede

 

Onderzoek gepensio-

de Staatssecretaris de komende

Kamer

 

neerden in besturen

jaren zal blijven bezien. De

 
 

beroepspensioenfondsen

Staatssecretaris is voornemens de

 
 

(Kamerstukken II,

Tweede Kamer over 2 jaar te

 
 

2014-2015, 33 863, nr. 33)

informeren over hoe die ontwikkelingen zijn verlopen en welke conclusies daaruit zouden kunnen volgen

 

3341

18-06-015 AO Raad WSB

Als de Minister in het najaar ihkv herziening minimumloon zal ingaan op de discussie over de hoogte en het bestaan van een jeugdminimum zal de Minister de Tweede Kamer ook gegevens verstrekken over de hoogte van het jeugdminimum tov het minimumloon voor volwassenen in de landen om ons heen

Planning: najaar 2015

3342

08-04-2015

AO SUWI-onderwerpen

De Minister zeg toe om voor de begrotingsbehandeling een brief aan de Tweede Kamer te sturen met daarin een eerste beeld over de werking van de WWZ

Planning: voor de begrotingsbehandeling 2016

3343

16-04-2015 Plenair debat WWZ

De Minister zegt toe om in een brief voorde begrotingsbehandeling naar de Tweede Kamer te sturen over een eerste beeld van de werking van de WWZ en dan ook in te gaan op de opzet van de evaluatie van de WWZ in het algemeen en de ketenbepaling in het bijzonder

Planning: voor de begrotingsbehandeling 2016

3344

02-07-2015

Minister nodigt FNV en LTO uit

Planning: brief aan de Tweede Kamer, planning

 

Plenair debat WWZ

voor een overleg in augustus om te horen wat er uit hun overleg t.a.v. seizoenswerk is gekomen. Aan het begin van het parlementair jaar stuurt de Minister een verslag van dit overleg naar de Tweede Kamer

eind september 2015

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015-2016, 34 300 XV, nr. 2

202

 

ID

Datum/Vindplaats

Omschrijving

Stand van zaken

3345

02-07-2015

Minister zal sociale partners vragen

Planning: brief naar de Tweede Kamer voor

 

Plenair debat WWZ

naar hun visie op een wijziging van

begrotingsbehandeling 2016

   

de ketenbepaling die inhoudt dat

 
   

een tweede langdurig contract kan

 
   

worden aangegaan zonder dat een

 
   

vast contract tussentijds kan

 
   

worden opgezegd

 

3346

02-07-2015

De Minister zal de Tweede Kamer

Planning: brief naar de Tweede Kamer voor

 

Plenair debat WWZ

in brief over het eerste beeld van

begrotingsbehandeling 2016

   

de WWZ ook informeren voor

 
   

welke sectoren een uitzondering op

 
   

de ketenbepaling is getroffen

 

3347

28-10-2014

De regering zal de Tweede Kamer

Planning: brief naar de Tweede Kamer voor

 

Uitgaande brief

voor de zomer van 2015 infor-

begrotingsbehandeling 2016

 

Voorstel wet banenafspraak

meren over de voortgang van de

 
 

+ quotum arbeidsbeperkten

uitwerking voor inleenverbanden

 
   

tijdens de quotumheffing

 

3348

08-04-2015

Eerste beeld werking WWZ. De

Planning: brief naar de Tweede Kamer voor

 

AO SUWI-onderwerpen

Minister zegt toe om vóór de

begrotingsbehandeling 2016

   

begrotingsbehandeling in

 
   

december 2015 een brief aan de

 
   

Kamer te sturen met een eerste

 
   

beeld over de werking van de

 
   

WWZ.

 

3349

01-07-2015

Geven van een nadere toelichting

Planning: brief naar de Tweede Kamer voor

 

AO Handhaving

op de antwoorden op Kamer-

Prinsjesdag 2015

   

vragen van Kamerlid Schouten

 
   

over vrijwilligerswerk

 

3350

25-06-2015

Beeld en redenen van de onderrea-

De Tweede Kamer ontvangt de gevraagde

 

Wetgevingsoverleg

lisatie van de sectorplannen en of

gegevens vóór de begrotingsbehandeling 2016

 

Verantwoordingsstukken

en hoe de eventuele onderuit-

van SZW.

 

2014 en Slotwet

putting kan worden ingezet.

Planning: 4e kwartaal 2015 vóór

   

De Tweede Kamer ontvangt als

SZW-begrotingsbehandeling 2016

   

onderdeel van de halfjaarlijkse

 
   

quick-scan over sectorplannen in

 
   

november (d.w.z. vóór de

 
   

begrotingsbehandeling 2016) een

 
   

gefundeerd beeld van het kasritme

 
   

en uitputting van de 3e tranche

 
   

sectorplannen, de onderrealisatie

 
   

van het eerste en tweede

 
   

aanvraagtijdvak en de redenen

 
   

voor deze onderrealisatie en of en

 
   

hoe de (eventuele) onderuitputting

 
   

kan worden ingezet.

 

3351

25-06-2015

Brug-WW los van de sector-

Planning: 4e kwartaal 2015 vóór

 

Wetgevingsoverleg

plannen.

SZW-begrotinsgbehandeling 2016

 

Verantwoordingsstukken

De Minister heeft toegezegd te

 
 

2014 en Slotwet

bezien of het mogelijk is om de

 
   

brug-WW ook open te stellen voor

 
   

sectoren en werkgevers zonder

 
   

sectorplan.

 

3352

18-06-2015

De Minister zal de Tweede Kamer

Planning brief naar de Tweede Kamer uiterlijk

 

AO Raad WSB

te zijner tijd informeren over de

december 2015

   

uitspraak van de Raad van State

 
   

inzake tewerkstellingsvergun-

 
   

ningen voor Japanners in relatie

 
   

tot de toelating van Kroaten tot de

 
   

Nederlandse arbeidsmarkt

 

3353

25-06-2015

Zorgen voor een beperkte set

Planning: brief in 4e kwartaal 2015 voor de

 

Wetgevingsoverleg

indicatoren in de beleidsagenda en

SZW-begrotingsbehandeling 2016

 

Verantwoordingsstukken

het beleidsverslag om inzicht te

 
 

2014 en Slotwet

verbeteren en betere oordeels-

 
   

vorming Tweede Kamer mogelijk te

 
   

maken

 

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015-2016, 34 300 XV, nr. 2

203

T3 C O l_

0 O) "ö Q.

c o

CO r= > ffi

0

2 cd

II

0

'5 o)

co ™ o c

2 S

si

cd N

03 W

C cd cd >

■o e

o ®

C "O

— CD

c ^

cd ai

c Q

cd . OJ T3 .E 0

cd cd

N "Ö C/5 'tn

N ^ W N C </5

cd

c co

CO CD

> Ï5

to .Q

D

CD

to CD

— 4-i

E -

CD

jg

CO

.q

D

CO

CD T3

C

CD C

CD

E S

c

CD > CD OJ T3 <D ~ TO

CD

J- CD

i- £ O

o ■-

"D

CD T3

C ._

O T3 TO C

c —

— c

CD CD TO C

£ i

c ^

N 0

c O

0 N

0 >

O

C T3 0 0

O TO cd |q

s»a

0 n T3

cd C

N 0

■S =

0 ~

TO T3

Q-2 = > 2 M

5 'to C

.Q 0

3 0

C/5 C

§f N t

Ë §

0 i-

"o c^

co 5

CNI

O

>

CO

0 ja to .q

D

CO

c

0 0

0 0

0

T3

0

Q

.Q

0

TO

ü 0

to 0 .Q

0 c

0

E

0 ra

0

T3

C

CO >

0 T3 0

jo to

D

CO

0

T3

3i 11

co

0 -a

0

■— N C 0

4- T3

0 r-

Q £

co c

3

  • 0) 
    ■Q

c co

o

Q)

ca

I c co co

  • 0) 
    ■Q C

c

4-j '5

]S

cj

co

"cö

co Q. a> -Q

Q. O

ca o

O 4-j

  • Q) 
    ■C

CO

c

^ C C <d

O O co

3 3

C

Q)

CO Q)

-Q C

O O ■Q

C

ca

c co

Q> CO

■Q ■Q

O

e

3

■q 8

S -Q

.1 ^

H= .c

CL c

o Ï5

^ co

co k.

co o

O- § co

c ca

co C co

«> -2

s -Q

F »-

  • is t

ra S <d

  • 0) 
    0)

~0 "^3 cd

C <d t

  • 0) 
    3 <d

O > —

> 0)

SP. ra t E = <S ra

03 tl)

0) <—

CD O c ^

 

O

o

O

cn

q

 
   

dn

 

X

 
 

LD

gen

o

cn

   

"S

 

D)

 

0>

 

^_

 

0>

 

is

o

cn

'3>

J2

 

3

 

V)

 

c

 

n

 

>

 
   

■o

 

O

E

O

■—

.c

0)

 

t:

 

(/)

   
 

W

E

   
 

03

«5

 

i—

 

cri

 

cd

 
 

"05

0>

~^

Tab

 

<

— JE

C5 C5 (O CM li) ï- Ifl CO

co co'

O

la 00

co'c

§1

2 ra

0)

0)

Ü CD

« CD

ra «ra || 1 § .1 ^ 0) a, c _ra o

£-"S.E'

  • T3 § -ö> S ° O . 5 3 O) c o E -c S O d) O O i- ü

^ F Q. c/3 < c/3

iïï » ra

i n ra > S

L o <S ° r- S

. ^ > ra § ^2

i o ? .E T3 o>S5

„ S | :Ï».EÏÏ

iïïci?ï?.E,

l 05 t! 05 W "D ffl 'r

  • "o £2 -o -Q c — c

) 3 05 05 3 ■- 05 m

I 0>£W E > üï

o

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015-2016, 34 300 XV, nr. 2

204

E - -

3 t3

_2> cd cd o > — > o>

cd c co w <3 c JS

■si

a> o

co

a) !_

c

"> ;§ _cd

E Q-

<° > E

Z -c >

t <

 

o

Lfï

Ln

O

o

o

o

O

CM

o

cm

o

O

r-

cm

*t

 

O

   

o

O

CO

ld

co

ld

 

r-

o

*t

 

00

   

00

co

O

cm

o

i--

 

00

cm

CM

cm

CM

   

cm

*t

Ln

co

^

     
                           

(J)

Lfï

Ln

CO

o

cd

o

O

CM

o

cm

o

O

co

 

CM

cm

la

 

ld

o

O

co

ld

co

ld

   

o

CO

co

O

 

cm

00

co

O

cm

o

r--

 

O

cm

CM

cm

Ln

 

cm

cm

*t

Ln

co

^

     
                           

00

O

o

*t

00

cd

o

co

CM

o

cm

o

O

CM

 

CM

cm

00

cm

ld

o

O

co

ld

co

ld

 

*t

o

O

o

O

 

cm

00

CM

O

cm

o

r--

 

CO

cm

CO

co

Ln

 

cm

cm

 

Ln

co

^

     
                           

i--

o>

cd

*t

00

cd

o

m

O

o

cm

00

O

00

 

O

o

CO

i--

ld

o

o>

*t

 

co

cd

 

r-

o

 

*—

CO

cm

cm

00

 

o>

cm

o

cd

 

00

cm

CO

co

Ln

 

cm

cm

 

Ln

co

^

^

 

Ln

                           

cd

CO

cd

r-

 

cd

o

CM

O

o

cm

00

O

 
 

o>

cd

co

 

ld

o

 

*t

 

co

cd

   

o

*t

 

o

o

cm

00

 

o>

cm

o

cd

 

CO

cm

CM

cm

CO

t—

cm

cm

 

Ln

co

^

   

cd

                           

ld

r-

I--

 

^"

I--

o

CM

 

o

cm

r--

O

 
 

o

o

 

cm

 

o

     

co

 

O

r-

o

CO

co

CO

o

 

00

 

co

cm

o

co

 

CM

cm

CO

co

p-^

Lf)

 

cm

CM

Ln

co

^

     
                           
 

*t

 

m

r--

00

o

O

 

cd

o

ld

00

00

 

O

o

CO

00

 

o

   

co

co

co

co

o

   

r-

00

 

00

   

ld

o

co

CM

r-»

cm

   

m'

cm

 

cm

 

o>

ld

 

co

   
                         

CM

» .2 -o

■D ^3 =

i °

a> .2

Ui i-

m a>

a> — J? -2

O)

cd ^

.s S

< co £Q ? 0>"n c/ï ^ CO

cd O S « .2 c

s

cd

-5?

c0 v} cd

  • -3

cd

ut "3

  • - Cl

» • a?« g. » « £

O

n o

2 = £

«I T.

^ to ^

S -i

2> £

« o a -c 'c s E-SS § § Si g o ■£ ^ o <

i

O

T3 k_

dj

T3 C O

cu

cu a a

03

O ü

ui

c

— as o

CNI CD 00

o o

n o

™ T3

*^ V)

C T3

cu

C

cu

t T3

c c

cu

O

c cu cu " 'i: ra S 2 i2 £2 oj 2

0 cu _03

cu cu

_D

03 >

:cu

cu

T3 C O

Jü cu

03 -Q

■c-j cu

.2 -o

c c

c £

cu

"O XI

0 (/)

n cu

.b ai

.£ a

cd cu

o >

■S cu

■d

c T3

.E, C

n cu

O O 03 <£

03

6 cu

o ^

£ cu

03

o <5

c- C

C C

03 cu

> > c cu

"O 03

li

to a> cu cu

'£ I

co O cu >

i 2

<f>

-- ■c-'

O 03

C 03

cu -fi

O <

» c "S

a> ® -S

O g — CM -O

cu

■- oj cu

c cu > cu

Q-T3

o i- 2

cu -

o cu

"o T3

cu c

.E, c

m §

C 01

cu o)

® s,

"o o)

E ro

111 s

N

Q o

d 5

cu

■o c

"5 c

b ^

■ï ■£

o

O O

w >

co O

cu ^

!5 03

co 03 .Q

ra

.Q

cu

T3

a

o

"53

cu

co

c

03

5 ^

  • e ~

o tS ü

> T3 cu

> r 0) n C <-(S> O

03 cn _

> cu 2 ra S w ■E |§

o ö>n

t ■-

  • 03 o

£ Q.

.2 o

53 S

E T3

D i-

i: cu

co g

.E E

cu cu -K

cu

:2 'E

o _ (

c cu

ra

c cu ■

v cu ■

cu T3

O

CNI

03 C

t - t

9 2 o

-I's

03

c Q.

cu —

.E ro5 g ra cm

O c

"ö .X

o a

s §

O —

CM w

ra.ï

c ^

X2 _CU

o cu

' c

c cu

— T3

T5 D 03 T3 T3 C

C

cu

T3

ra

03 2

11

ü c

m cu

o >

Ü

>

ra g.

ra c

cu 'c

ï-2

5 03

cu

T3

ra

cu 03

_0 03 c

cu "O cu

-a c E

cu ■ 03

ö ^ w

o o ^

ra £ =

<e o

cu o

cu >

ra ,_

CD ^

OQ ^

— .c

cu ü

i2 c/3

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015-2016, 34 300 XV, nr. 2

205

BIJLAGE 7 OVERZICHT EVALUATIES EN OVERIG ONDERZOEK

 
     

-

 

Soort onderzoek Titel/onderwerp

Artikel

Start

Afronding

  • 1. 
    Ex post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid
     

1a. Beleidsdoorlichtingen

     

Arbeidsmarkt

1

2019

2020

Bijstand, Participatiewet, Toeslagenwet en Sociale Werkvoor-

     

ziening

2

2017

2018

Arbeidsongeschiktheid

3

2016

2017

Jonggehandicapten

4

2016

2017

Werkloosheid

5

2015

2016

Ziekte en zwangerschap

6

2015

2017

Kinderopvang

7

2014

2015

Oudedagsvoorziening

8

2018

2019

Nabestaanden

9

2018

2019

Tegemoetkoming ouders

10

2017

2018

Uitvoering

11

2014

2015

Integratie en maatschappelijke samenhang

13

2015

2016

1b. Ander ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

     

Evaluatie Wet Werk en Zekerheid

1 en 5

2014

2020

Tussentijdse evaluatie Actieplan Gezond Bedrijf

1

2015

2015

Definitieve evaluatie Actieplan Gezond Bedrijf

1

2016

2016

Evaluatie sectorplannen

1

2016

2019

Evaluatie mobiliteitsbonussen in dienst nemen arbeidsgehandi-

     

capten en uitkeringsgerechtigden ouder dan 56 jaar

1

2019

2019

Evaluatie arbeidsgerelateerde zorg

1

2020

2020

Experiment netto effectiviteit re-integratie

2, 3 en

   
 

5

2011

2015

Onderzoek uitvoering algemene bijstand door SVB

2

2014

2015

Monitoring en evaluatie Regeling cofinanciering sectorplannen

2

2014

2016

Evaluatie wet op gemeentelijke schuldhulpverlening

2

2015

2016

Evaluatie Participatiewet

2

2015

2019

Subsidieregeling evaluatie armoede- en schuldenproblematiek

2

2018

2018

Evaluatie no risk polis o.g.v. wetsvoorstel Harmonisatie

     

instrumenten Participatiewet

2

2019

2019

Evaluatie quotumheffing (indien quotum geactiveerd)

2

2019

2020

Evaluatie loonkostensubsidie en dispensatie

2

N.t.b.

2018

Vervolgonderzoek WGA 80-100

3

2014

2015

Evaluatie modernisering ZW

3 en 6

2014

2016

Evaluatie subsidie 50plus werkt!

5

2016

2017

Pilot ziektewet uitstroom sectoren

6

2014

2016

Vervolgonderzoek loondoorbetaling bij ziekte

6

2015

N.t.b.

Rapportage pilot Gemeentebrede dagarrangementen

7

2012

2015

Monitor gemeentebrede dagarrangementen

7

2012

2015

Evaluatie Wet Ontwikkelkansen door Kwaliteit en Educatie

7

2013

2015

Evaluatie continue screening

7

2016

2016

Evaluatie SUWI-wet

11

2014

2015

Evaluatieonderzoek zelfbeschikking

13

2015.

2017

  • 2. 
    Ex-ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid
     

2a. MKBA's

     

2b. Ander ex ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

     

Invloed herziene Europese richtlijn drukapparatuur op nationaal

     

regime

1

2014

2015

Nulmeting arbeidsgerelateerde zorg

1

2015

2015

3 Overig onderzoek

     

RIE game (instrumentontwikkeling)

1

2013

2015

Toekomst onderkant arbeidsmarkt

1

2014

2015

Arbeidsdu uraan passing

1

2014

2015

Preventie van beroepsziekten

1

2014

2015

Haalbaarheid Persoonlijk Gezondheidsdossier

1

2014

2015

Ervaringsonderzoekwerkgevers monitoren evaluatie participa-

     

tiewet

2

2014

2019

Gemeentecijfers monitor transities Participatiewet

2

2015

2019

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015-2016, 34 300 XV, nr. 2

206

Soort onderzoek

Titel/onderwerp

Artikel Start Afronding

 

Ervaringsonderzoek doelgroep participatiewet

2

2014

2019

Ervaringsonderzoek gemeenten participatiewet

2

2014

2019

Jongvolwassenen en schulden

2

2014

2015

Onderzoek uitvoering algemene bijstand ouderen door SVB

2

2014

2015

Oorzaken voor onder bewindstelling bij doelgroepen waarvoor

     

gemeenten de kosten bij bijzonder bijstand betalen

2

2014

2015

Inleenverbanden in het kader van de Wet banenafspraak en

     

quotum arbeidsbeperkten

2

2014

2015

Huishoudens in de rode cijfers, tweemeting

2

2014

2015

Onderzoek kindpakketten

2

2015

2015

Verbeterslag verdeelmodel l-deel

2

2015

2015

Thermometer Wsw (nulmeting)

2

2015

2017

Verdiepingsonderzoek benutbare mogelijkheden WGA 80-100

3

2014

2015

Begrotingsakkoordonderzoeken loondoorbetaling (knelpunten

     

werkgevers en verhogen verzekeringsgraad kleine werkgevers).

3

2014

2015

Onderzoek naar het begrip «Arbeidsvermogen»

4

2015

2016

Opvang van kinderen met een beperking

7

2014

2015

Nulmeting aanwezigheid oudercommissies en alternatieve

     

vormen van ouderparticipatie

7

2015

2016

Wachtlijst en capaciteitsonderzoek

7

2015

2016

Kwaliteitsonderzoek (monitor) Kinderopvang

     

(KDV, BSO, PSZ, GO)

7

2016

2016

Effecten kostendelersnorm AOW op mantelzorg

8

2014

2015

Monitor twee-woningenregel

8

2015

2016

Monitor alleenstaande ouders

10

2015

2016

Triggerfactoren antisemitisme

13

2013

2015

Onderzoek Leren van de Nederlandse Taal

13

2014

2015

Internationale juridische verkenning van participatieverklaringen

     

en integratiecontracten

13

2014

2015

Good practices culturele diversiteit

13

2014

2015

Monitoring en evaluatie pilots participatieverklaring

13

2014

2015

Monitor inclusie (Roma)

13

2014

2015

Survey Integratie Migranten 2015

13

2014

2015

Kwalitatieve aanvulling verdiepende studie 2014; achtergronden

     

opvatting IS-steun onder Turkse jongeren

13

2015

2015

Jaarrapport Integratie

13

2015

2016

Verdiepende studie 2015, de effecten van het integratiebeleid in

     

Nederland

13

2015

2016

Hoofdonderzoek Maatschappelijke aansluiting kinderen

     

EU-migranten

13

2015

2016

Informele (kind)huwelijken

13

2015

2015

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015-2016, 34 300 XV, nr. 2

207

BIJLAGE 8 HORIZONTALE OVERZICHTCONSTRUCTIE INTEGRATIEBELEID ETNISCHE MINDERHEDEN

 
       

Tabel B.8 Overzichtconstructie Integratiebeleid etnische minderheden

Nr. hoofdstuk

Ministerie

Artikel Onderdeel

Doelstelling

Inburgering

     

XV

SZW

13

Faciliteren dat inburgeringsplichtigen hun

     

inburgeringsexamen halen.

Arbeid en werkgelegenheid

   

XVIII

WR

2 2.3

Kwaliteit woon- en leefomgeving; integrale,

     

gebiedsgerichte aanpak in wijken en regio's met

     

ruimte voor initiatieven van bewoners en andere

     

partijen.

VI

VenJ

31 31.2

Overheid als werkgever.

VII

BZK

7 7.1

Mede zorgen voor een voldoende aanbod van

     

goed geschoold overheidspersoneel en voor een

     

betrouwbare, herkenbare overheid door het

     

bevorderen van integriteit, diversiteit, transpa-

     

rantie en kostenbewustzijn van overheidsorgani-

     

saties.

     

Kwaliteit woon- en leefomgeving; integrale,

     

gebiedsgerichte aanpak in wijken en regio's met

     

ruimte voor initiatieven van bewoners en andere

     

partijen, bv. via programma Rotterdam-Zuid.

XVIII

WR

3 3.1

Kwaliteit Rijksdienst.

Jeugd (en veiligheid)

   

XVIII

WR

2 2.3

Kwaliteit woon- en leefomgeving; integrale,

     

gebiedsgerichte aanpak in wijken en regio's met

     

ruimte voor initiatieven van bewoners en andere

     

partijen, bv. via programma Rotterdam-Zuid.

XV

SZW

13

Het versterken van maatschappelijke en econo-

     

mische zelfredzaamheid, zodat de maatschappe-

     

lijke samenhang toeneemt en tegenstellingen

     

worden tegengegaan.

Onderwijs

     

XVIII

OC&W

8 2.5

Het versterken van maatschappelijke zelfred-

     

zaamheid van bi-culturele LHBT's en bijdragen aan

     

de sociale acceptatie op grond van seksuele

     

oriëntatie en/of gender-identiteit in bi-culturele

     

kringen.

Cultuur

     

Participatie

     

XV

SZW

13

Het versterken van maatschappelijke en econo-

     

mische zelfredzaamheid, zodat de maatschappe-

     

lijke samenhang toeneemt en tegenstellingen

     

worden tegengegaan.

VII

BZK

7 7.2

Uitvoeren van pensioenregelingen voor Neder-

     

landse ambtenaren uit de overzeese gebiedsdelen.

XVIII

WR

1 1.1

Een vrij toegankelijke, vraaggerichte woningmarkt

     

met steun voor degenen die dat nodig hebben.

Toelichting In het interdepartementaal overzicht integratiebeleid etnische minder-

heden zijn doelstellingen opgenomen uit de begrotingen met specifieke maatregelen en algemene maatregelen, waarbij expliciete beleidsdoelstellingen op het terrein van het integratiebeleid etnische minderheden zijn geformuleerd in de begroting, in beleidsnota's of in de integratiemonitor. Het overzicht is ingedeeld naar een aantal beleidsterreinen om de samenhang tussen de beleidsmaatregelen van de verschillende ministeries inzichtelijker te maken: Inburgering, Arbeid en werkgelegenheid. Jeugd (en veiligheid). Onderwijs, Cultuur en Participatie. Voor elk beleidsterrein is weergegeven waar de specifieke en algemene maatregelen zijn te vinden in de Rijksbegroting. Weergegeven zijn:

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015-2016, 34 300 XV, nr. 2

208

begrotingshoofdstuk; Ministerie; nummer artikel;

  • • 
    onderdeel artikel (indien in de desbetreffende begroting nader uitgesplitst);
  • • 
    omschrijving doelstelling waar de maatregel deel van uitmaakt. De maatregelen op andere begrotingshoofdstukken dan die van SZW worden uitgevoerd onder verantwoordelijkheid van bewindspersonen van andere departementen.

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015-2016, 34 300 XV, nr. 2

209

BIJLAGE 9 LIJST MET AFKORTINGEN

AIO Aanvullende Inkomensvoorziening Ouderen

AKW Algemene Kinderbijslagwet

AMU Aanpak Malafide Uitzendbureaus

Anw Algemene nabestaandenwet

Aof Arbeidsongeschiktheidsfonds

AOV Algemene Ouderdomsverzekering Caribisch Nederland

AOW Algemene Ouderdomswet

Arbo Arbeidsomstandigheden

ATW Arbeidstijdenwet

avv Algemeen verbindend verklaren van bepalingen van

collectieve arbeidsovereenkomsten

Awb Algemene wet bestuursrecht

AWf Algemeen Werkloosheidsfonds

AWW Algemene Weduwen- en Wezenverzekering Caribisch

Nederland

BIKK Bijdragen in de kosten van heffingskortingen

BKWI Bureau Keteninformatisering Werk en Inkomen

Brzo Besluit risico's zware ongevallen

BTW Belasting Toegevoegde Waarde

BZK Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties

cao collectieve arbeidsovereenkomst

CBS Centraal Bureau voor de Statistiek

Cedris Nederlandse brancheorganisatie voor sociale werkgelegenheid en arbeidsintegratie

CEP Centraal Economisch Plan

COA Centraal Orgaan opvang Asielzoekers

CPB Centraal Planbureau

Ctgb College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen

Divosa Vereniging van directeuren van gemeentelijke sociale diensten

DNB De Nederlandsche Bank

DUO Dienst Uitvoering Onderwijs

EBB Enquête Beroepsbevolking

EFMB Europees Fonds voor Meest Behoeftigen

EGF Europees Globalisatiefonds

EMU Economische en Monetaire Unie

EMVF Europese Migratie- en VeiligheidsFondsen

ESF Europees Sociaal Fonds

EU Europese Unie

EZ Ministerie van Economische Zaken

fte fulltime equivalent (=voltijdbaan)

GGD Gemeentelijke of Gemeenschappelijke Gezondheidsdienst

IAU Incidentele aanvullende uitkering

IB Inlichtingenbureau

IBO Interdepartementaal Beleidsonderzoek

ICT Informatie- en Communicatie Technologie

ILO International Labour Organization

IOAOW Inkomensondersteuning AOW-gerechtigden

IOAW Inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers

IOAZ Inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen

IOW Inkomensvoorziening oudere werklozen

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015-2016, 34 300 XV, nr. 2

210

 

IVA

Inkomensvoorziening Volledig Arbeidsongeschikten

IWI

Inspectie Werk en Inkomen

KOT

Kinderopvangtoeslag

LCR

Landelijke Cliënten Raad

LHBT

Lesbische vrouwen. Homoseksuele mannen, biseksuelen

 

en transgenders

LIV

Lage inkomensvoordeel

LKV

Loonkostenvoordeel

LRKP

Landelijk Register Kinderopvang en Peuterspeelzaalwerk

MAU

Meerjarige aanvullende uitkering

MEV

Macro-Economische Verkenning

mkb

midden- en kleinbedrijf

MKOB

Mogelijkheid koopkrachttegemoetkoming voor oudere

 

belastingplichtigen

NCvB

Nederlands Centrum voor Beroepsziekten

NT2

Nederlands als tweede Taal

OBR

Overbruggingsregeling AOW

OCW

Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

OM

Openbaar Ministerie

OOP

Out Of Pocket kosten

OR

Ondernemingsraad

Pgb

Persoonsgebonden Budget

PGVN

Publieke Gezondheid en Veiligheid Nederland

RBG-eng

Rijksbegroting in enge zin

RCSP

Regeling sectorgewijze opleidingen / sectorplannen

RCN

Rijksdienst Caribisch Nederland

RIVM

Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu

RSO

Rijksschoonmaakorganisatie

RWT

Rechtspersoon met een wettelijke taak

RUS

Raamwerk voor Uitvoering van Rijkssubsidies

SBCM

Stichting Beheer Collectieve Middelen

SER

Sociaal Economische Raad

SSO

Shared Service Organisaties

SUWI

Structuur Uitvoering Werk en Inkomen

SVB

Sociale Verzekeringsbank

Sw

Sociale werkvoorziening

SZA

Sociale Zekerheid en Arbeidsmarkt

SZW

Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

TAS

Regeling Tegemoetkoming Asbestslachtoffers

TK

Tweede Kamer

TOG

Tegemoetkoming Onderhoudskosten thuiswonende

 

gehandicapte kinderen

TNO

Instituut voor Toegepast Natuurwetenschappelijk

 

Onderwijs

TW

Toeslagenwet

UFO

Uitvoeringsfonds Overheid

UWV

Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen

VenJ

Ministerie van Veiligheid en Justitie

VNG

Vereniging Nederlandse Gemeenten

VWS

Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport

Waadi

Wet allocatie arbeidskrachten door intermediairs

Wajong

Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten

Wamil

Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening militairen

WAO

Wet op de Arbeidsongeschiktheidsverzekering

WAS

Wet Aanpak Schijnconstructies

WAV

Wet Arbeid Vreemdelingen

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015-2016, 34 300 XV, nr. 2

211

WAZ Wet op de Arbeidsongeschiktheidsverzekering Zelfstandigen

WAZO Wet arbeid en zorg

WGA Werkhervatting Gedeeltelijk Arbeidsongeschikten

WIA Wet Werk en Inkomen naar Arbeidsvermogen

WKB Wet op het kindgebonden budget

WML Wettelijk Minimumloon

WOB Wet Openbaarheid van Bestuur

WR Ministerie van Wonen en Rijksdienst

Wsw Wet sociale werkvoorziening

Wtcg Wet tegemoetkoming chronisch zieken en gehandicapten

WW Werkloosheidswet

WWB Wet Werk en Bijstand

Wwz Wet werk en zekerheid

ZBO Zelfstandige Bestuursorgaan

ZW Ziektewet

zzp'er zelfstandige zonder personeel

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015-2016, 34 300 XV, nr. 2

212


 
 
 

3.

Meer informatie

 

4.

Parlementaire Monitor

Met de Parlementaire Monitor volgt u alle parlementaire dossiers die voor u van belang zijn en bent u op de hoogte van alles wat er speelt in die dossiers. Helaas kunnen wij geen nieuwe gebruikers aansluiten, deze dienst zal over enige tijd de werkzaamheden staken.