Bijdrage A.O. kinderopvang - Hoofdinhoud
Het thema kinderopvang kun je op verschillende manieren aanvliegen. Is het in de eerste plaats een arbeidsmarktprobleem bijvoorbeeld? En moet de opvang van kinderen zo goedkoop en voor een zo groot mogelijk volume gemakkelijk geregeld worden voor ouders, om beide partners in staat te stellen om maximaal mee te draaien op de arbeidsmarkt? Omdat daar de nadruk op ligt? De economische en individualistische vrijheid van het individu? Of is het thema kinderopvang in de eerste plaats een opvoedingsprobleem dat aansluit bij het feit dat beide ouders moeten werken of moeten kunnen werken? En gaat het niet in de eerste plaats om individuele en economische vrijheid van de ouders, maar om het welzijn van het kind.
Voorzitter,
Voor het CDA geldt dat laatste. En door die bril wil het CDA de kinderopvang bekijken.
Voorzitter,
In het denken van het CDA is opvoeden is meer dan te eten geven. Het gaat om werkelijk contact tussen mensen. Om een veilige omgeving. Om vertrouwen in mensen. In vertrouwde mensen. Hoe jonger het kind, hoe belangrijker dat is. De kinderopvang zou naadloos moeten passen in het rijtje verloskundige, consultatiebureau, kinderopvang, onderwijs. Eventueel aangevuld met laagdrempelige hulp. Het gaat bij kinderen om Rust, Reinheid, Regelmaat. Dat was vroeger zo. Dat is nu zo. En dat blijft zo. Willen we het kind en zijn ontwikkeling centraal stellen, dan nemen we dat als uitgangspunt en werken we (op gemeentelijk niveau) aan een pedagogisch concept dat naadloos in elkaar overloopt. Dan functioneert de kinderopvang niet los van het onderwijs aan de ene en het consultatiebureau aan de andere kant. Niet los van aanbod voor VVE. En al helemaal niet los van de ouders. En zelfs niet los van een wijkteam met specialisten op het gebied van jeugdhulp als dat nodig is.
Voorzitter,
Het is aan de gemeente om toe te zien op de kwaliteit van de kinderopvang. Meestal uitgevoerd door de GGD. De GGD is er voor om nu reeds de administratieve verplichtingen van houders van kinderopvang aan te scherpen. Dat lees ik in hun brief van 15 maart 2018.
Voorzitter,
Is de staatssecretaris met de GGD van mening dat de administratieve verplichtingen moeten worden aangescherpt.
Voorzitter,
Een aparte situatie geldt misschien voor de zogenaamde gastouders. Kan de staatssecretaris bevestigen dat zij het zelfde toetsingskader hebben dan reguliere kinderopvang? En is de staatssecretaris het met me eens dat bijvoorbeeld met betrekking tot het persoonsregister wel eens tot problemen zou kunnen zorgen? Als de wet letterlijk genomen zou moeten worden dan zou de lijst van personen die ‘regelmatig’ langs komen wel eens erg lang kunnen worden. Graag een reactie van de voorzitter,
Voorzitter,
De harmonisatie peuterspeelzaalwerk was, zeker in tijden van crisis een goeden vondst. Althans voor gemeenten met geldgebrek. De subsidies die ze tot voor kort kwijt waren aan het peuterspeelzaalwerk, konden aan andere zaken besteed worden. Ouders kregen het geld via een omweg weer terug via de belasting. Een drietal vragen hierover:
-
-De staatssecretaris geeft in antwoord op schriftelijke vragen aan dat de overgang van peuterspeelzaalwerk naar kinderopvang voor ouders soepel is verlopen. Heeft de staatssecretaris ook een beeld van de instroom van nieuwe kinderen van ouders die misschien niet allebei werken.
-
-Heeft de Staatssecretaris in beeld of gemeenten een integraal plan jeugd hebben?
-
-Of gemeenten het geld dat ze niet meer aan peuterspeelzaalwerk hoeven te besteden daarvoor aanwenden.
Voorzitter,Voor het berekenen van een eigen bijdrage hebben gemeenten het salarisstrook van ouders nodig. Ze vragen die op via peuterspeelzalen. Dat is gemakkelijk voor gemeenten. Maar is dit wenselijk? Graag een reactie van de staatssecretaris.
Voorzitter,
Als we kinderopvang zien als een instrument dat ouders in staat moet stellen beiden te werken, dan is het logisch dat geen nadruk legt op toegang tot goede kindvoorzieningen voor alle kinderen. Als we de kinderopvang zien als een instrument om de individuele vrijheid van ouders te maximaliseren, dan is het logisch dat er geen nadruk ligt op een integrale gemeentelijke aanpak voor kindvoorzieningen. Als we de kinderopvang zien als een onderdeel van de markt die niet veel meer doet dan wat de klant van haar vraagt; het opvangen van kinderen, dan is het niet zo vreemd dat gemeenten niet investeren in een breed aanbod voor alle kinderen. Werkende ouders of niet. Maar, zoals gezegd, dat is het niet. Kinderopvang is een van de onderdelen van goede kindvoorzieningen die de opvoeding van kinderen in deze maatschappij mogelijk maakt.