‘Experiment’

Met dank overgenomen van W.P.H.J. (René) Peters i, gepubliceerd op dinsdag 14 november 2017.

Een overheid zou zich moeten gedragen als een goede buurman. Als mijn buurman vraagt of ik wil helpen een nieuwe bank naar binnen te tillen, dan doe ik dat graag. Zolang hij dat tenminste vriendelijk vraagt. En zolang hij zelf meehelpt met tillen. Of, als dat niet kan, tenminste de koffie zet. Tenslotte verwacht ik dat mijn buurman de deur niet dichtgooit zodra ik zelf iets nodig heb. Dat is een kwestie van fatsoen.

Mensen kunnen geen ‘klant’ zijn bij de gemeente. Net zo min als ze klant kunnen zijn bij de brandweer, de GGD, de politie, de jeugdzorg of de huisarts. Mensen kunnen wel in de problemen komen. En dan moet er hulp zijn. Als ‘goede buurman’ biedt ook de overheid hulp. En vraagt, als het goed is, om er alles aan te doen die hulp niet tot in lengte van jaren nodig te hebben. Meestal gaat dat goed.

Hulp die helpt, is per definitie tijdelijk. Dat geldt voor hulp in het ziekenhuis. (Als het goed is ben je na een tijdje weer beter). En dat geldt ook voor inkomensondersteuning uit de bijstand. Na een periode van noodhulp moet je weer op eigen benen kunnen staan. Al lukt dat om allerlei redenen minder vaak dan we zouden willen. Wie langere tijd thuis zit wordt komt minder snel aan de bak, wordt eenzamer, relatief vaker ziek en voelt zich over het algemeen minder gelukkig en goed in zijn vel. Letterlijk alles is dus beter dan thuiszitten. Tijdelijk werk, deeltijd werk, vrijwilligerswerk. En zelfs als dat werk niet zo aantrekkelijk lijkt. Ja, aan een verplichte tegenprestatie zitten veel haken en ogen. Maar aan mensen vragen wat ze gaan doen om noodhulp slechts tijdelijk nodig te hebben, is niet zo vreemd. En als ik mijn buurman geholpen heb met een verhuizing, mag ik best vragen of hij een keer de plantjes water geeft. Liefde komt van twee kanten.

Veel gemeenten worstelen met de vraag hoe ze mensen met een uitkering kunnen helpen weer op eigen benen te staan. Want dat lukt niet goed genoeg. Het is heel goed dat er ruimte is om te experimenteren en te zoeken naar manieren om mensen beter te helpen. En het is goed om te bekijken hoe stress bij uitkeringsgerechtigden verminderd kan worden. In de hoop dat ze op die manier meer ruimte voelen om ‘in beweging te komen’. De Rijksoverheid biedt die ruimte ook. Maar biedt ook kaders. Een van die kaders is wederkerigheid. Dat van mensen gevraagd mag worden zich te gedragen als een goede buur. Hier en daar hoor je stemmen om niet meer na te denken over wederkerigheid. Ik vind dat geen goede zaak.