‘Ik was eerder verliefd op het plein dan op het huis’ - Hoofdinhoud
Wel grappig: ik was toen net student-af. Ik wilde een koelkast kopen, maar zat krap bij kas. Dus dan ging je kijken in die speurders van advertenties in de Haagsche Courant. Er was iemand in de Hollanderstraat die zei: ik wil van mijn koelkast af. Ik ben toen eerst op dit plein terechtgekomen. En ik dacht: wat een fantastisch mooi plein, want ik kende het niet. Dat was ’s avonds op een zomeravond. Toen dacht ik al: jammer van al die auto’s.”
“Mijn zoon Robert is nu tien jaar oud. Toen hij iets jonger was, voetbalde hij met vriendjes op het Sweelinckplein”, zegt Hans. Omdat dat hij voor zijn baan veel in Brussel en Straatsburg moet zijn, kan hij niet vaak genieten van ‘zijn’ Sweelinckplein. “Als Robert voetbalde, dan moest daar natuurlijk wel toezicht op zijn, dus dan ging ik er bijvoorbeeld twee uur bij zitten. En als het echt een mooie zomermiddag is, dan kun je daar heerlijk niets doen. Misschien een boek half uitlezen en een beetje in het gras liggen.” De politicus blijft trouwens niet altijd alleen maar zitten of liggen als Robert speelt, ook voetbalt de prominente VVD’er regelmatig mee. “Dat is wel de mooiste herinnering aan dit plein: als kinderen zo’n drie à vier jaar zijn, dan zijn ze heel spontaan en altijd in beweging. Dus dat is voor mij de betekenis van het Sweelinckplein: Robert die met z’n vriendjes voetbalt.”
Hans komt superlatieven tekort om het plein te beschrijven. ‘Fantastisch’, ‘historisch’, ‘prachtig’ en ‘romantisch’ noemt hij onder andere de plek die sinds 1893 de naam Sweelinckplein draagt. “Men noemt het ook wel het mooiste plein van Den Haag. Maar misschien is het wel het mooiste plein van Nederland”, zegt hij voorzichtig. “Denk de auto’s en wat containers weg, en dan waan je je op een plein van zo’n 150 jaar geleden. Dat is een fantastische ervaring. Je ziet vanaf dit plein de Reinkenstraat: een prettige winkelstraat met ouderwetse slagers en bakkers. Het is eigenlijk een dorp in een stad. Je zou ook niet zeggen dat dit formeel een deel van Scheveningen is. Maar het groen, de rust, dat je toch in Den Haag zit en ‘levend verleden’: als het aan ons ligt, gaan we hier niet weg.”