Toeristenbelasting ‘om niet’ moeten we niet willen - Hoofdinhoud
De gemeenten Leudal en Peel en Maas willen makkelijker belasting voor arbeidsmigranten kunnen heffen. Daartoe hebben ze een toeristenbelasting ‘om niet’ geïntroduceerd. Een slechte zaak, vindt raadslid Rens Raemakers (D66) van Leudal.
De toeristenbelasting: veelbesproken, vaak bekritiseerd. Zeker is dat deze belasting een van de weinige knoppen is waar een gemeenteraad aan kan draaien om snel en effectief benodigd geld binnen te halen. Dit gebeurt dan ook regelmatig, tot ergernis van de toeristische sector.
Sinds een aantal jaren hebben ook agrariërs ermee te maken. Steeds meer gemeenten zijn het verblijf van arbeidsmigranten gaan belasten op grond van hun verordening toeristenbelasting. Dat mag, want volgens de Gemeentewet hebben gemeenten een grote vrijheid daartoe. Van iedere persoon die niet als ingezetene in de gemeente staat ingeschreven, kan het verblijf belast worden.
Om de heffing uitvoerbaar te houden, stellen vrijwel alle gemeenten wél als eis dat er voor het verblijf een vergoeding ‘in welke vorm dan ook’ moet zijn betaald. Ook de VNG raadt gemeenten op haar site aan niet af te wijken van die eis. Hoe kun je anders controleren wie belastingplichtig is?
Onterecht
Maar twee Limburgse gemeenten, Leudal en Peel en Maas, hebben die eis per 1 januari toch laten vervallen. Zij willen in álle gevallen belasting voor arbeidsmigranten kunnen heffen. In hun nieuwe verordeningen roepen de gemeenten dan ook een aanvullende toeristenbelasting ‘om niet’ in het leven, dus zonder dat er door de desbetreffende arbeider een vergoeding is betaald.
De reden? In beide gemeenten zit één ondernemer met arbeidsmigranten, die weigert zomaar zijn aanslag te betalen. Deze ondernemers stellen dat de arbeidsmigranten hun géén enkele vergoeding verschuldigd waren en dat een heffing toeristenbelasting dus onterecht is.
Daar waar Peel en Maas zich in dezen bij voorbaat al gewonnen gaf, kwam het in Leudal zelfs tot een rechtszaak. De gemeente geloofde niet dat de agrariër zijn arbeiders daadwerkelijk kosteloos liet overnachten en wees op de commerciële belangen van die huisvesting. Echter, zowel bij de Rechtbank Limburg als bij het Gerechtshof in Den Bosch verloor de gemeente Leudal de zaak. De rechtsvraag was: wanneer is sprake van een vergoeding ‘in welke vorm dan ook’?
Hoewel het Bossche hof zijn arrest voorzag van enkele interessante overwegingen daarover, bleef een eindoordeel in casu achterwege. De gemeente had te weinig bewijs aangeleverd. Het hof gaf wel als vingerwijzing mee dat toeristenbelasting geheven mag worden indien er enige prijsafspraak bewezen kan worden. Dat betekent dat de belasting ook geheven mag worden indien de prijs voor huisvesting verdisconteerd is in iets anders dan in een rechtstreekse vergoeding.
Prijsafspraken
In de Leudalse zaak zouden deze kosten onderdeel uitmaken van prijsafspraken over producten, die de huisvestende ondernemer met een derde partij had gemaakt. Het is goed denkbaar dat een rechter ook accepteert dat een heffing voor toeristenbelasting wordt opgelegd, indien een relatie tussen het kosteloze verblijf en het daardoor lagere loon van de betreffende werknemer(s) kan worden gelegd. De Hoge Raad accepteerde eerder al een dergelijke constructie, toen de vergoeding van recreanten op een naturistencamping verdisconteerd zat in hun hogere contributiebijdrage aan de naturistenvereniging.
Uitwonende studenten
De Midden-Limburgse gemeenten wachtten verdere rechtsontwikkeling niet af. Zowel de gemeenteraad van Peel en Maas als die van Leudal stelde onlangs een nieuwe verordening vast, waarmee het mogelijk wordt belasting te heffen zonder dat er voor het verblijf is betaald. Daarmee wordt het vergoedingscriterium veel minder belangrijk en is het ‘beroeps- of bedrijfsmatige werkzaamheden verrichten voor of in opdracht van anderen’ voortaan ook voldoende.
Problematisch is vooral dat andere groepen forensen tevens onder die formulering vallen. Denk aan uitwonende studenten met een weekendbaan in de gemeente van hun ouders. In Leudal heeft het gemeentebestuur reeds aangegeven deze groepen zeker niet te gaan belasten, maar daarmee geeft het bevoegd orgaan zelf al aan de vastgestelde verordening op discriminerende wijze toe te passen. Dit lijkt in strijd met het algemene rechtsbeginsel van gelijke behandeling en het verbod op willekeur.
De enige reden om de nieuwe belastingfiguur op te tuigen is dan ook om het makkelijker te maken belasting voor arbeidsmigranten te heffen en zo het bewijsrechtelijke probleem te omzeilen. De toeristenbelasting ‘om niet’ lijkt daarmee simpelweg een extra hulpmiddel voor gemeenten of hun uitvoeringsorganisaties die de handhaving en controle niet op orde hebben. Om niet te willen!