Memo voor de nieuwe minister van justitie - Hoofdinhoud
Geen minister van justitie heeft zoveel afkeer gehad van het Nederlands gedoogbeleid als Ivo Opstelten. Elke gelegenheid greep hij aan om strenger te worden op drugs: een wietpas om buitenlanders uit coffeeshops te weren, eisen aan gemeenten om coffeeshops te sluiten, een verbod op de verkoop van zaden en een klopjacht op wietplantages. Alles kwam uit de koker van Opstelten. Deze ‘oorlog tegen drugs’ kostte bakken met geld. Waar Nederland ooit vooruitstrevend was, worden we nu aan alle kant ingehaald. Landen als Uruguay en de Amerikaanse staten Alaska, Colorado en Washington hebben wiet legaal gemaakt. De nieuwe minister van justitie moet ons land weer met beide benen in de realiteit zetten.
55 burgemeesters tekenden vorig jaar de Joint Regulation, een appèl aan Opstelten om hen regulering van wietteelt toe te staan. De reden is simpel: een stad als Amsterdam - de stad met de meeste coffeshops van de wereld - is permanent een peloton politieagenten kwijt aan het huidige, onhoudbare gedoogbeleid. Je mag verkopen, maar niet telen. Een krom systeem, met verregaande negatieve gevolgen.
Coffeeshophouders zijn noodgedwongen om hun shop te bevoorraden via het criminele circuit. Er kan geen controle plaatsvinden op de sterkte, samenstelling en kwaliteit van de wiet, waardoor gezondheidsrisico’s onnodig groot zijn: wiet zit vaak vol met bestrijdingsmiddelen. De veiligheid in buurten is ook onnodig in het geding omdat er nu in woningen en zolderkamers gekweekt wordt. Maar liefst één op de vier branden in binnensteden wordt veroorzaakt door illegale hennepteelt. De politie is ondertussen bedolven onder het werk: 77% van de opsporingscapaciteit van politie wordt ingezet voor drugszaken. Die agenten kan een stad als Amsterdam beter gebruiken. Er is een liquidatiegolf, het aantal inbraken stijgt. Daar hebben bewoners van steden meer last van dan van softdrugs. En nu al moet Amsterdam rechercheurs lenen van steden als Utrecht en Den Haag.
Het repressieve beleid heeft meer problemen veroorzaakt. In Amsterdam heeft Opstelten afgedwongen dat een derde van de coffeeshops dicht moet. Gevolg is nu dat toeristen in het centrum in lange rijen voor de coffeeshop staan. Straatdealers grijpen hun kans, en verkopen illegale drugs aan de wachtende toerist, met alle risico’s van dien. Ook brave coffeeshophouders die zich aan alle regels hielden moesten soms hun zaak sluiten.
Eigenlijk is deze kritiek op de voormalige minister nauwelijks onderwerp van debat. Opstelten was tegen wietregulering, maar VVD-burgemeesters Jan van Zanen (Utrecht) en Antoine Scholten (Venlo) staan met de voeten in de klei, en trekken dezelfde conclusies als hun collega’s van D66 en de PvdA. Ook de VVD in de hoofdstad nam openlijk afstand van de minister. En dat is logisch. Burgemeesters zijn niet bezig met het onderhouden van een imago als crimefighter, zoals Opstelten. Burgemeesters willen écht hun stad veiliger maken, en zetten politie dus liever in om boeven te vangen dan om wietplanten op te sporen.
Opstelten heeft het ministerie van Veiligheid en Justitie verlaten. Amsterdam, Utrecht, Eindhoven en andere steden staan te springen om het Nederlands drugsbeleid de 21e eeuw in te loodsen. Beste opvolger van Opstelten, het is tijd voor verandering.