Wetenswaardigheden Tweede Kamerverkiezingen

Met dank overgenomen van Parlement.com.

Wat is er te zeggen over Tweede Kamerverkiezingen1 in het verleden, bijvoorbeeld over de grootste winst en het grootste verlies, over resultaten van regeringspartijen en over de kansen op succes van nieuwe partijen?

 

Onderwerp

"Weetjes"

Partijen

  • Aantal deelnemende partijen2
  • Zetelverdeling in de Tweede Kamer3
  • Vrouwelijke lijsttrekkers4
  • - 
    Wisseling aantal zetels per verkiezing (op aanvraag)

Winst/verlies

  • Grootste winnaar/verliezer5
  • Loont kabinetsdeelname?6

Nieuwkomers

  • Aantal nieuwkomers na verkiezingen7
  • Nieuwe partijen in het parlement8
  • Kortstondig succes bij verkiezingen9

Stemmen

  • Algemeen kiesrecht10
  • Leeftijd actief kiesrecht11
  • Stemrecht Koninklijk Huis12
  • Het rode potlood13
  • Poststemmen14
  • Volmachtsstem15
  • Voorkeursstem16
  • Stemmen tijdens crises17
  • Kieskringen en kiesdistricten18

Politieke

verhoudingen

  • Links en rechts19
  • Verhouding 'grote drie' - overige partijen20

Grondwet

  • Grondwetsverkiezingen21
  • Grondwetswijziging tweede lezing22
 

Meer over

  • Tweede Kamerverkiezingen1

  • 1. 
    De leden van de Tweede Kamer worden in principe eens in de vier jaar gekozen op basis van het stelsel van evenredige vertegenwoordiging. Ook na de val van een kabinet worden bijna altijd verkiezingen gehouden. Kiesgerechtigd zijn alle Nederlanders die op de dag van de kandidaatstelling 18 jaar of ouder zijn, mits niet het kiesrecht vanwege een veroordeling is ontnomen.
     
  • 2. 
    De eerste jaren na de Tweede Wereldoorlog waren er relatief weinig partijen die deelnamen aan de Tweede Kamerverkiezingen. Nadat in 1956 het zeteltal was verhoogd van 100 naar 150 kregen nieuwkomers steeds meer kans, en dat succes droeg bij aan de groei van het aantal partijen dat aan verkiezingen deelnam.
     
  • 3. 
    In onderstaand overzicht staat de zetelverdeling in de Tweede Kamer na de laatste vier verkiezingen aangegeven.
     
  • 4. 
    Er zijn relatief weinig vrouwelijke lijsttrekkers geweest, maar bij sommige verkiezingen waren dat er wel meerdere. Zo waren in 2010 Femke Halsema, Marianne Thieme en Rita Verdonk lijsttrekker. VVD, CDA, PVV, SGP en ChristenUnie hadden nooit een vrouwelijke lijsttrekker.
     
  • 5. 
    De verschuivingen in zetels bij Tweede Kamerverkiezingen zijn vanaf 1989 steeds groter geworden. Wie boekten de afgelopen jaren de meeste winst en leden het grootste verlies? Neem contact op met de redactie voor een volledig overzicht.
     
  • 6. 
    Het is opvallend dat de regeringscoalitie haast altijd zetels verliest, waarbij overigens de tweede of kleinere partijen in een coalitie vaak harde klappen kregen. In 2017 en 2023 was het verlies zelfs dramtisch. In 2021 boekte het kabinet-Rutte III twee zetels winst als coalitie. Daarvoor konden sinds 1959 enkel het kabinet-Kok I in 1998 en het kabinet-Den Uyl in 1977 winst boeken als coalitie.
     
  • 7. 
    Bij de verkiezingen komen ook nieuwkomers in de Tweede Kamer. In het overzicht op deze pagina zijn de aantallen nieuwkomers opgenomen die bij de verkiezingen zijn beëdigd. Kamerleden die later zijn beëdigd, worden in dit overzicht niet opgenomen.
     
  • 8. 
    In mei 2002 haalde de lijst Pim Fortuyn als nieuwkomer liefst 26 zetels in de Tweede Kamer. Dat was uitzonderlijk, want tot 2002 haalde de grootste nieuwkomer slechts acht zetels. Dat was DS'70, de partij van Drees jr., in 1971.
     
  • 9. 
    Wat zijn eigenlijk de kansen van een nieuwe partij op blijvend succes? De ouderenpartijen, die in 1994 ineens opkwamen, verdwenen immers al weer snel. En dat gold ook voor Leefbaar Nederland en de LPF. Er zijn echter zowel voorbeelden van partijen die zich wisten te handhaven, als van partijen die slechts eenmaal zetels behaalden bij verkiezingen. Succesvol was zeker D66, dat zich, weliswaar met wisselend succes, steeds heeft weten te handhaven en zelfs meermalen regeringspartij was.
     
  • 10. 
    Algemeen kiesrecht voor mannen bestaat sinds 1917. Een wijziging van de kieswet zorgde dat vanaf 1920 ook vrouwen naar de stembus mochten. Een wijziging van de Kieswet in 1977 gaf ook Nederlanders in openbare dienst buiten Nederland het stemrecht. Vanaf 1985 mogen ook alle Nederlanders in het buitenland stemmen voor de Tweede Kamer. Door een grondwetswijziging in 2008 kregen ook wilsonbekwamen stemrecht.
     
  • 11. 
    Op dit moment mag iedere Nederlander van 18 jaar of ouder naar de stembus, tenzij hij of zij door bijzondere omstandigheden uitgesloten is van het kiesrecht. Tussen 1850 en het heden is die leeftijd echter niet altijd hetzelfde geweest.
     
  • 12. 
    Leden van het koninklijk huis zijn niet uitgesloten van stemrecht, maar hoewel er tot 1970 een opkomstplicht bestond zagen zij veelal af van uitoefening van dat recht. Bekend is wel dat koningin Emma (die tot 1898 koningin-regentes was) in 1922 gebruikmaakte van haar stemrecht.
     
  • 13. 
    Tot 1922 moest op het stembiljet met een zwart potlood worden aangegeven wie de stem kreeg. Vanaf 1922 wordt er gestemd met een rood potlood. Deze wijziging is in 1922 doorgevoerd, omdat er vanaf 1918 veel uitgebreidere kandidatenlijsten kwamen, met veel partijen en namen.
     
  • 14. 
    Tussen 1850 en 1896 ontvingen kiezers uiterlijk acht dagen voor de stemming zowel een oproepingsbrief als een stembiljet. Ze vulden thuis het stembiljet in en brachten dit op de verkiezingsdag naar het stembureau. Het stembiljet werd zo dus wel per post bezorgd, maar kon niet per post worden ingeleverd.
     
  • 15. 
    Sinds 1928 is het voor een kiezer mogelijk om iemand anders te machtigen de stem uit te brengen. Dat moest lange tijd wel gemotiveerd worden, maar de procedure werd in de loop der tijd vereenvoudigd. Zo moest je aanvankelijk al voor 1 januari van het verkiezingsjaar iemand anders machtigen. Bovendien konden alleen familieleden woonachtig in dezelfde gemeenten worden gemachtigd. Door een initiatiefwet-Haars werd die kring in 1970 enigszins verruimd.
     
  • 16. 
    Voorkeurstemmen zijn stemmen die niet op de nummer 1 van de kandidatenlijst (de lijsttrekker) worden uitgebracht, maar op een andere kandidaat van dezelfde lijst. Dit komt vaak voor. Zo zijn er bijvoorbeeld altijd veel kiezers die op de (hoogstgeplaatste) vrouwelijke kandidaat stemmen. Ook bekendheid van een kandidaat in een bepaalde regio speelt soms een rol.
     
  • 17. 
    Alleen in de jaren 1940-1945 vonden er geen verkiezingen plaats. Eigenlijk zou er in juni 1941 een nieuwe Tweede Kamer moeten zijn gekozen, maar de Duitse bezetting maakte dat onmogelijk. De eerste verkiezingen na de bevrijding waren op 17 mei 1946.
     
  • 18. 
    Kieskringen, waarvan er 20 zijn, zijn iets anders dan de (tot 1917 bestaande) kiesdistricten. Het land was tot 1917 verdeeld in districten, die ieder een afgevaardigde kozen (tot 1896 kozen de grote steden meerdere afgevaardigden). Tussen 1896 en 1917 waren er 100 districten, evenveel als er Kamerzetels waren.
     
  • 19. 
    Om een indeling van de politieke partijen in Nederland te maken worden meestal de termen 'links' en 'rechts' gehanteerd. Als aanvulling op (en in mindere mate alternatief voor) deze indeling worden de termen 'progressief' en 'conservatief' vaak gebruikt. De gronden waarop die indeling wordt gemaakt en dus ook de indeling zelf staan echter vaak ter discussie.
     
  • 20. 
    De parlementaire geschiedenis kent een groot scala aan politieke partijen. Nieuwe partijen hebben in Nederland bij verkiezingsdeelname een relatief grote kans op het behalen van een zetel in de Tweede Kamer, omdat de kiesdrempel in verhouding tot andere landen laag is.
     
  • 21. 
    Na aanvaarding door beide Kamers van een wetsvoorstel ter overweging van grondwetsherziening moet de Tweede Kamer worden ontbonden. Dat gebeurt sinds 1922 echter niet meer direct, maar 'op termijn'. De ontbinding valt daarmee samen met toch al geplande, reguliere Tweede Kamerverkiezingen.
     
  • 22. 
    Voorstellen om de Grondwet te wijzigen moeten in 'twee lezingen' door de Tweede en Eerste Kamer. Nadat een voorstel tot wijziging van de Grondwet in beide Kamers is behandeld en met een gewone meerderheid is aangenomen, moeten de voorstellen na Tweede Kamerverkiezingen nog een keer door de nieuwe Tweede Kamer en de Eerste Kamer worden behandeld. Een voorstel tot wijziging van de Grondwet is dan pas aangenomen als tweederde van de aanwezige Kamerleden in beide Kamers voorstemt.