CDA-visie op aanpak van internationale belastingontwijking - Hoofdinhoud
Om internationale belastingontwijking te voorkomen heeft de OESO een heel aantal acties opgesteld, dit is het zogenaamde BEPS-project (Base Erosion and Profit Shifting). Een aantal van deze acties zijn door de Europese Commissie omgezet in bindende Europese wetsvoorstellen in de ATAP-richtlijn (Anti Tax Avoidance Package). Deze week was daarover een algemeen overleg in de Tweede Kamer. Namens het CDA heeft financieel woordvoerder Pieter Omtzigt hierover het volgende gezegd:
“In een eerlijke economie dragen alle bedrijven bij aan de kosten van de samenleving waarin zij werkzaam zijn. Niet alleen via werkgelegenheid of loonheffingen, maar ook via het betalen van belasting over de winst. Dat een multinational, net als elke belastingplichtige, niet verplicht is om de fiscaal duurste weg te kiezen, wil niet zeggen dat het hem vrij staat om streven naar een zo laag mogelijke vennootschapsbelasting. Juridisch mag het, maar ethisch verantwoord is het niet. Bij veel bedrijven is belasting betalen dan ook niet alleen maar een vraagstuk over kostenefficiëntie, maar ook over maatschappelijk verantwoord ondernemen.
Niet alleen ethiek, maar ook reputatieverlies is een factor geworden en alleen al daarom is er mede vanwege het BEPS-project veel veranderd. Maar helaas geldt dat niet voor alle bedrijven. En dus is het nodig dat ontwijkingsroutes wettelijk onmogelijk worden gemaakt. Niet nationaal, want dan verplaatst het zich alleen maar, maar in internationaal verband. Daarbij moet nog opgemerkt worden dat het wegnemen van ongelijkwaardigheid in wetgeving tussen verschillende landen geen pijnloze operatie is voor Nederland. Ons fiscale stelsel heeft zich eeuwenlang ontwikkeld, omdat we ons als handelsland geen dubbele belastingheffing konden permitteren. Er zitten geen faciliteiten in ons belastingstelsel om belasting mee te ontwijken. Je kunt niet iets harmoniseren zonder water bij de wijn te doen. Maar achter elke ongelijkwaardigheid in wetgeving zit Hollandse logica en dus zal een wereldwijde of Europese oplossing niet altijd zo mooi zijn als het door onszelf ontwikkelde alternatief, maar daar kom ik straks nog op terug. Het is een historisch novum dat zoveel landen samen werken om belastingontwijking tegen te gaan.
Het uitgangspunt bij een effectieve oplossing van belastingontwijking moet zijn: één keer heffen. Niet twee keer, en ook geen dubbele aftrek, want tegenover aftrek staat altijd een heffing (uitzonderingen zoals het stimuleren van innovatie daargelaten). Dat is de enige eerlijke belastingheffing. Een tweede uitgangspunt is transparantie. Als de fiscus, van welk land dan ook, niet weet waar een bedrijf mee bezig is, kunnen ze ook geen juiste belastingheffing opleggen. Daarom hebben we vorige week gesproken over de country-by-country-reporting tussen belastingdiensten. Een derde uitgangspunt is dat harmonisatie alleen effect heeft als iedereen meedoet. En dus moet er wetgeving zijn die in alle landen hetzelfde geïmplementeerd wordt. Wereldwijd, niet alleen op Europees niveau, want de wereld van een multinational is groter dan alleen Europa.
Net zo makkelijk als activiteiten van Nederland naar Duitsland verplaatst kunnen worden, kunnen activiteiten uit Europa overgebracht worden naar de Verenigde Staten. Als Europa verder gaat dan de OESO, bereiken we alleen dat activiteiten verplaatst worden, omdat Europa minder aantrekkelijk wordt voor ondernemers van zowel binnen als buiten Europa. Daarom zou het goed zijn als er een zogeheten ‘impact assessment’ wordt uitgevoerd. Voor Europa, op de effecten van de maatregelen voor de Europese economie, en voor Nederland, op de effecten voor de Nederlandse economie. De OESO heeft inmiddels een internationaal forum voorgesteld waarin OESO-landen en niet-OESO-landen afspraken kunnen maken over de implementatie. Dat vind ik dan ook een heel mooi initiatief.
De renteaftrekbeperking is een prima maatregel, maar gaat wel verder dan de enkele suggestie van de OESO. Daar komt bij: Nederland heeft al veel renteaftrekbeperkingen. Als deze maatregel ongewijzigd blijft en geïmplementeerd wordt, komen dan alleen artikel 13l en 10d te vervallen of vervallen er nog meer bestaande renteaftrekbeperkingen? Ook vraag ik me af waarom de EC geen gebruik heeft gemaakt van de mogelijkheid van de OESO om voorlopig reeds bestaande externe leningen uit te zonderen. Het is zeer wenselijk om de hoeveelheid vreemd vermogen af te bouwen, maar dat zal niet altijd van de een op de andere dag gaan. Ik hoor graag van de staatssecretaris of hij voorziet dat grotere landen door deze maatregel bevoordeeld worden, omdat zij makkelijker vennootschappen met financieringsfuncties kunnen aantrekken. Een lidstaat met meer inwoners heeft een groter afzetgebied, kan hogere winsten halen en mag dus meer rente in aftrek brengen. Indien de staatssecretaris dit ook ziet, wil ik graag weten wat hij hiervan vindt.
Van de hybride mismatches is het zeer belangrijk die aan te pakken. De Europese oplossing, het bronland volgen, is echter minder mooi dan de Nederlandse oplossing, een lijst met een kwalificatie per entiteit. Immers dan is de beoordeling van een entiteit afhankelijk van het bronland waarin die gevestigd is en dus niet geharmoniseerd in Europa. Ook wijkt de voorgestelde maatregel af van de OESO-maatregel, dus zijn er nog steeds mogelijkheden voor hybride mismatches maar dan tussen de EU en non-EU-landen. Hier ziet de CDA-fractie dan ook mogelijkheden voor verdergaande harmonisatie, zodat belastingontwijking niet alleen wordt aangepakt, maar ook eenduidig wordt aangepakt.
Minder enthousiast wordt het CDA echter van de switch over maatregel. Deze maatregel staat niet in de BEPS acties van de OESO en druist ook tegen de principes van de Europese Unie. Bij de switch over moet een lidstaat bijheffen als het statutaire tarief van de dochter minder dan 40% is van het statutaire tarief van de moeder. In Nederland is dat dus 10%. Nederland kent die grens van 10% al, maar alleen als er sprake is van een belegging. Als er reële activiteiten in een land plaatsvinden dan mag dat land ook bepalen tegen welk tarief die belast worden, dat is belastingsoevereiniteit. De switch over is ook oneerlijk, omdat je als bronland bijheffing kan voorkomen door een hoog statutair tarief in combinatie met allerlei kortingen, want een laag belastingtarief mag niet, maar een lage belastinggrondslag wel. Oneerlijk is bijvoorbeeld ook dat Nederland moet gaan bijheffen bij activiteiten in een ontwikkelingsland dat een lage winstbelasting kent in combinatie met hogere bronheffingen. De staatssecretaris verwacht echter een positief effect voor ontwikkelingslanden. Kan de staatssecretaris dat nader toelichten?
Bovendien ontstaat er een druk op het vpb-tarief in Europa bij moederlanden. Neem bijvoorbeeld Ierland: die hoeft pas bij te heffen onder een statutair vpb-tarief van 5%. Als er dan toch een switch over zou komen, dan moet de grens ook voor elk moederland hetzelfde zijn. (Voorbeeld: Nederlandse baggeraars in het Midden-Oosten, waar vaak geen winstbelasting is. Die werkzaamheden zal de EU kwijt raken; ze verschuiven naar Zwitserland of de VS).
De gevolgen van de CFC-maatregel zijn het CDA nog niet helemaal duidelijk. Nederland kent al een regel dat een deelneming in bepaalde gevallen geherwaardeerd moet worden. Nu worden ook actieve ondernemingsactiviteiten geraakt, terwijl de Nederlandse regeling al misbruik voorkomt. En een CFC is altijd heel ingewikkeld, omdat de buitenlandse belastingdruk bepaald moet worden naar Nederlandse maatstaven. Wel duidelijk is dat de combinatie van de switch over en de CFC dramatisch is. Alleen al technisch, omdat je moet gaan compartimenteren voor de switch over als een deelneming sommige jaren wel onder de CFC valt en andere jaren niet. En die combinatie zorgt ervoor dat het Nederlandse vestigingsklimaat, maar ook het Europese vestigingsklimaat zwaar geraakt worden. Niet-Europese investeerders zullen Europa mijden en de regionale hoofdkantoren verhuizen van Europa naar Zwitserland en Dubai en wie weet binnenkort ook naar het Verenigd Koninkrijk. Het is dus belangrijk dat het ‘politiek akkoord’ dat voor de zomer gesloten moet zijn òf alleen de OESO-maatregelen bevat, òf dat de voorstellen gewijzigd worden zodat alleen misbruik wordt aangepakt en het op een effectievere manier wordt aangepast.”