Besluit (EU) 2016/1841 van de Raad van 5 oktober 2016 betreffende de sluiting, namens de Europese Unie, van de Overeenkomst van Parijs, die is aangenomen in het kader van het Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake klimaatverandering - Hoofdinhoud
Inhoudsopgave
19.10.2016 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 282/1 |
BESLUIT (EU) 2016/1841 VAN DE RAAD
van 5 oktober 2016
betreffende de sluiting, namens de Europese Unie, van de Overeenkomst van Parijs, die is aangenomen in het kader van het Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake klimaatverandering
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 192, lid 1, in samenhang met artikel 218, lid 6, onder a),
Gezien het voorstel van de Europese Commissie,
Gezien de goedkeuring door het Europees Parlement (1),
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Tijdens de 21e Conferentie van de partijen bij het Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake klimaatverandering (UNFCCC), die van 30 november tot en met 12 december 2015 in Parijs plaatsvond, is de tekst van een overeenkomst betreffende het versterken van het mondiale antwoord op de klimaatverandering aangenomen. |
(2) |
De Overeenkomst van Parijs is op 22 april 2016 ondertekend, overeenkomstig Besluit (EU) 2016/590 van de Raad (2). |
(3) |
De Overeenkomst van Parijs treedt in werking op de dertigste dag na de datum waarop ten minste 55 partijen bij het UNFCCC die in totaal goed zijn voor naar schatting ten minste 55 % van de totale uitstoot van broeikasgassen, hun akte van bekrachtiging, aanvaarding, goedkeuring of toetreding hebben nedergelegd. De Unie en haar lidstaten maken deel uit van de partijen bij het UNFCCC. In zijn conclusies van 18 maart 2016 heeft de Europese Raad erop gewezen dat de Unie en haar lidstaten de Overeenkomst van Parijs zo spoedig mogelijk en op tijd moeten bekrachtigen om vanaf de inwerkingtreding ervan partij bij de overeenkomst te zijn. |
(4) |
De overeenkomst van Parijs vervangt de aanpak in het kader van het Protocol van Kyoto van 1997. |
(5) |
De Overeenkomst van Parijs bevat onder meer een streefcijfer op lange termijn dat strookt met de doelstelling om de wereldwijde temperatuurstijging ruim onder 2 °C in vergelijking met het pre-industriële tijdperk te houden en om inspanningen te blijven leveren zodat de stijging beperkt blijft tot 1,5 °C. Om dit doel te bereiken zullen de partijen opeenvolgende nationaal vastgestelde bijdragen voorbereiden, bekendmaken en handhaven. |
(6) |
Ingevolge de Overeenkomst van Parijs moeten de partijen vanaf 2023 om de vijf jaar een algemene inventarisatie uitvoeren, gebaseerd op de laatste stand van de wetenschap en de uitvoering tot dusver, waarbij de vorderingen in kaart worden gebracht en de emissiereducties, adaptaties en ondersteuning in aanmerking worden genomen, en waarbij elke achtereenvolgende bijdrage van een partij verder moet gaan dan de op dat moment geldende bijdrage van deze partij en een zo hoog mogelijk ambitieniveau moet weerspiegelen. |
(7) |
Wat de reductie van de in de EU uitgestoten broeikasgassen betreft, schaarde de Europese Raad zich in zijn conclusies van 23 en 24 oktober 2014 over het kader voor het klimaat- en energiebeleid 2030 achter een bindend streefcijfer van ten minste 40 % eigen reductie van broeikasgasemissies in 2030 ten opzichte van 1990. Op 6 maart 2015 heeft de Raad deze bijdrage van de Unie en haar lidstaten vastgesteld als hun voorgenomen nationaal vastgestelde bijdrage, die op 6 maart 2015 bij het secretariaat van het UNFCCC is ingediend. |
(8) |
In de mededeling bij het voorstel ter ondertekening van de Overeenkomst van Parijs door de Unie wordt benadrukt dat voor een wereldwijde omschakeling naar schone energie veranderingen inzake investeringsgedrag en stimuleringsmaatregelen op alle beleidsgebieden noodzakelijk zijn. Het is een essentiële prioriteit van de Unie om een veerkrachtige energie-unie tot stand te brengen om haar burgers betrouwbare, duurzame, concurrerende en betaalbare energie te verstrekken. Om dat te bereiken, is voortzetting van een ambitieus klimaatbeleid en vooruitgang betreffende andere aspecten van de energie-unie noodzakelijk. |
(9) |
De Raad heeft in zijn conclusies van 18 september 2015 bevestigd dat de Unie en haar lidstaten voornemens zijn in het kader van de Overeenkomst van Parijs gezamenlijk op te treden en is ingenomen met het voornemen van IJsland en Noorwegen om aan dit gezamenlijke optreden deel te nemen. |
(10) |
Het gezamenlijke optreden van de Unie en haar lidstaten zal te zijner tijd worden overeengekomen en zal betrekking hebben op het respectieve emissieniveau dat aan de Unie is toegekend en op de respectieve emissieniveaus van haar lidstaten. |
(11) |
In artikel 4, lid 16, van de Overeenkomst van Parijs is bepaald dat het secretariaat in kennis moet worden gesteld van het gezamenlijke optreden, met inbegrip van het emissieniveau dat binnen de relevante periode aan elke partij wordt toegekend. |
(12) |
De Overeenkomst van Parijs stemt overeen met de milieudoelstellingen van de Unie als bedoeld in artikel 191 van het Verdrag, te weten behoud, bescherming en verbetering van de kwaliteit van het milieu; bescherming van de gezondheid van de mens; en bevordering op internationaal vlak van maatregelen om het hoofd te bieden aan regionale of mondiale milieuproblemen, en in het bijzonder de bestrijding van de klimaatverandering. |
(13) |
De Overeenkomst van Parijs en de bevoegdheidsverklaring moeten namens de Unie worden goedgekeurd, |
HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:
Artikel 1
De Overeenkomst van Parijs die op 12 december 2015 in het kader van het Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake klimaatverandering isvastgesteld, wordt namens de Unie goedgekeurd.
De tekst van de Overeenkomst van Parijs is aan dit besluit gehecht.
De aan dit besluit gehechte bevoegdheidsverklaring wordt eveneens namens de Unie goedgekeurd.
Artikel 2
De voorzitter van de Raad wijst de persoon (personen) aan die namens de Unie gemachtigd is (zijn) de akte van bekrachtiging, samen met de bevoegdheidsverklaring, bij de Secretaris-Generaal van de Verenigde Naties neder te leggen, overeenkomstig artikel 20, lid 1, van de Overeenkomst van Parijs.
Artikel 3
-
1.De lidstaten spannen zich in de noodzakelijke stappen te nemen om ervoor te zorgen dat de nederlegging van de akten van bekrachtiging gelijktijdig met de Unie plaatsvindt, of zo snel mogelijk daarna.
-
2.De lidstaten stellen de Commissie in kennis van hun besluit betreffende de bekrachtiging van de Overeenkomst van Parijs of naar gelang van de omstandigheden, van de vermoedelijke datum waarop de noodzakelijke procedures zullen zijn afgerond.
Artikel 4
Dit besluit treedt in werking op de datum na die van de vaststelling ervan..
Gedaan te Brussel, 5 oktober 2016.
Voor de Raad
De voorzitter
-
M.LAJČÁK
-
Goedkeuring van 4 oktober 2016 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad).
-
Besluit (EU) 2016/590 van de Raad van 11 april 2016 betreffende de ondertekening namens de Europese Unie van de Overeenkomst van Parijs, die is aangenomen in het kader van het Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake klimaatverandering (PB L 103 van 19.4.2016, blz. 1).
Van deze pagina bestaat een uitgebreide versie met de juridische context.
De uitgebreide versie is beschikbaar voor betalende gebruikers van de EU Monitor van PDC Informatie Architectuur.
Met de EU Monitor volgt u alle Europese dossiers die voor u van belang zijn en bent u op de hoogte van alles wat er speelt in die dossiers. Helaas kunnen wij geen nieuwe gebruikers aansluiten, deze dienst zal over enige tijd de werkzaamheden staken.
De EU Monitor is ook beschikbaar in het Engels.