Memorie van toelichting - Vaststelling van de begrotingsstaat van het Deltafonds voor het jaar 2017

Deze memorie van toelichting i is onder nr. 2 toegevoegd aan wetsvoorstel 34550 J - Vaststelling begroting Deltafonds 2017.

1.

Kerngegevens

Officiële titel Vaststelling van de begrotingsstaat van het Deltafonds voor het jaar 2017 ; Memorie van toelichting; Memorie van toelichting
Document­datum 20-09-2016
Publicatie­datum 20-09-2016
Nummer KST34550J2
Kenmerk 34550 J, nr. 2
Externe link origineel bericht
Originele document in PDF

2.

Tekst

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Vergaderjaar 2016–2017

34 550 J

Vaststelling van de begrotingsstaat van het Deltafonds voor het jaar 2017

Nr. 2

MEMORIE VAN TOELICHTING

Inhoudsopgave

Wetsartikel 1

  • B. 
    BEGROTINGSTOELICHTING                                                                     3
  • 1. 
    LEESWIJZER                                                                                         4
  • 3. 
    PRODUCTARTIKELEN                                                                         17

Artikel 1 Investeren in waterveiligheid                                             17

Artikel 2 Investeren in zoetwatervoorziening                                   33

Artikel 3 Beheer, onderhoud en vervanging                                    41

Artikel 4 Experimenteren cf. art. III Deltawet                                    51

Artikel 5 Netwerkgebonden kosten en overige uitgaven                53

Artikel 6 Bijdragen andere begrotingen Rijk                                    57

Artikel 7 Investeren in waterkwaliteit                                                58

  • 4. 
    BIJLAGEN                                                                                            63

Bijlage 1 Voeding van het Deltafonds en begrotingstaat

per productartikelonderdeel                                                              63

Bijlage 2 Verdiepingsbijlage                                                              65

Bijlage 3 Overzicht Hoogwaterbeschermingsprogramma              87

Bijlage 4 Instandhouding                                                                   91

Bijlage 5 Lijst van afkortingen                                                         109

  • A. 
    ARTIKELGEWIJZE TOELICHTING BIJ HET BEGROTINGSWETSVOORSTEL

Wetsartikel 1

De begrotingsstaten die onderdeel zijn van de Rijksbegroting, worden op grond van artikel 1, derde lid, van de Comptabiliteitswet 2001 elk jaar afzonderlijk bij de wet vastgesteld.

Het wetsvoorstel strekt ertoe om de onderhavige begrotingsstaat voor het aangegeven jaar vast te stellen.

Alle voor dit jaar vastgestelde begrotingswetten tezamen vormen de Rijksbegroting voor dat jaar. Een toelichting bij de Rijksbegroting als geheel is opgenomen in de Miljoenennota.

Met de vaststelling van dit wetsartikel worden de uitgaven, verplichtingen en ontvangsten vastgesteld. De in de begrotingsstaat opgenomen begrotingsartikelen worden in onderdeel B van deze memorie van toelichting toegelicht (de zgn. begrotingstoelichting).

De Minister van Infrastructuur en Milieu,

M.H. Schultz van Haegen-Maas Geesteranus

  • B. 
    BEGROTINGSTOELICHTING

Het Ministerie van Infrastructuur en Milieu (IenM) stelt de begroting van het Ministerie van Infrastructuur en Milieu (Begroting hoofdstuk XII) op van de Rijksbegroting, de begroting van het Infrastructuurfonds en de begroting van het Deltafonds.

Voor u ligt de begroting van het Deltafonds.

Door een apart fonds voor water kan beter invulling worden gegeven aan de doelstellingen zoals vastgelegd in de Waterwet (artikel 7.22a t/m 7.22d), te weten de bekostiging van maatregelen, voorzieningen en onderzoeken op het gebied van waterveiligheid, zoetwatervoorziening en vanaf 1 januari 2015 ook waterkwaliteit. Zo mag het fonds jaarlijkse saldi (meer of minder uitgaven in enig jaar) overhevelen – in tegenstelling tot de beleidsbegroting van IenM – waardoor (kasmatige) vertragingen en versnellingen van projecten niet hoeven te leiden tot budgettaire knelpunten.

Het Deltafonds wordt voor het grootste deel gevoed door een bijdrage uit de Begroting hoofdstuk XII (artikelonderdeel 26.02). Daarnaast betalen de waterschappen gezamenlijk de helft van de jaarlijkse bijdrage aan de versterkingsmaatregelen van primaire waterschapskeringen van het Hoogwaterbeschermingsprogramma (HWBP) en dragen de waterschappen bij aan de afronding van het HWBP-2. Tevens worden voor een aantal projecten uitgaven doorberekend aan derden, zoals andere departementen, lagere overheden, buitenlandse overheidsinstanties en de Europese Unie.

In het Deltaprogramma zijn de maatregelen, voorzieningen en onderzoeken voor de korte termijn (eerstvolgende zes jaren in detail en de twaalf jaar daaropvolgend indicatief) beschreven en wordt een doorkijk gegeven voor de voorbereidingen die voor de langere termijn worden getroffen om ons land nu en in de (verre) toekomst adequaat te beschermen tegen hoog water en van voldoende zoet water te blijven voorzien.

Het Deltaprogramma is het jaarlijkse bijstuk bij de Deltafondsbegroting. Het biedt een overzicht van alle maatregelen, voorzieningen, onderzoeken en ambities op het gebied van waterveiligheid en zoetwatervoorziening. Deze projecten worden geheel of gedeeltelijk uit het Deltafonds gefinancierd. Ook gaat het Deltaprogramma in op de middellange- en langetermijnstrategieën op het gebied van waterveiligheid en zoetwatervoorziening. In de periode tot en met 2014 is in het Deltaprogramma gewerkt aan de voorbereiding van hoofdkeuzes op het gebied van waterveiligheid en zoetwatervoorziening (de deltabeslissingen) en concrete voorkeursstrategieën per gebied als richtinggevend kompas voor het uitvoeren van maatregelen tot 2050. In 2014 zijn de Deltabeslissingen en de voorkeursstrategieën vastgesteld en beleidsmatig verankerd in de Tussentijdse wijziging van het Nationaal Waterplan 2009–2015 (Kamerstukken II, 2014–2015, 31 710, nr. 34). Het Nationaal Waterplan wordt elke zes jaar herzien. In het vastgestelde Nationaal Waterplan 2016–2021 is dit beleid voortgezet (Kamerstukken 2015/2016, 27 625, nr. 45).

  • 1. 
    LEESWIJZER

Algemeen

De opzet en de structuur van de onderliggende begroting voor het Deltafonds zijn gebaseerd op de rijksbegrotingsvoorschriften van het Ministerie van Financiën.

Mede naar aanleiding van overleg met de Tweede Kamer zijn in aanvulling op deze regelgeving voor dit fonds de onderstaande punten in de begroting verwerkt.

Naar aanleiding van de motie van de leden Van Helvert en Van Veldhoven (Kamerstukken II, 2015-2016, 34 475 XII, nr. 12) worden bij alle begrotingsartikelen op het Infrastructuurfonds en Deltafonds groter dan € 1 miljard de begrotingsmutaties boven de € 5 miljoen toegelicht. Dit heeft als praktische uitwerking dat bij de artikelen tussen de € 200 miljoen en € 1 miljard de ondergrens voor technische mutaties ook neerwaarts is bijgesteld. Voor beleidsmatige mutaties was er bij de artikelen van deze omvang reeds sprake van een ondergrens van € 5 miljoen. De norm voor het toelichten van de begrotingsmutaties op het niveau van artikelonderdeel is als volgt:

 

Norm bij te verklaren verschillen

Omvang begrotingsartikel Beleidsmatige mutaties (stand ontwerpbegroting) (ondergrens in € miljoen) in € miljoen

Technische mutaties (ondergrens in € miljoen)

< 50 1

> 50 en < 200 2

> 200 < 1.000 5

> 1.000 5

2 4 5 5

In bijlage 1 zijn de uitgaven voor het fonds weergegeven. Daarbij is het verschil met artikel 26 Bijdrage Investeringsfondsen van de Begroting hoofdstuk XII uitgewerkt. Dit verschil betreft de overige ontvangsten van het fonds.

Op de productartikelen worden onder de desbetreffende tabel «budgettaire gevolgen van de uitvoering» na de begrotingsperiode extracomptabel de budgetten op het niveau van artikelonderdeel weergegeven voor de looptijd tot en met 2030. Significante kasschuiven en begrotingsmutaties op de beschikbare budgetten worden in de verdiepingsbijlage op hetzelfde detailniveau (artikelonderdeel) tot en met 2030 toegelicht.

Conform het wetsvoorstel doelmatigheid en bekostiging Hoogwaterbescherming wordt in de jaarlijkse begroting en verantwoording van het Deltafonds een extracomptabel overzicht opgenomen waarin inzichtelijk wordt gemaakt hoe de bijdragen van het Rijk en waterschappen zich verhouden tot de uitgaven van de Hoogwaterbeschermingsprogramma’s. In deze begroting is in dit overzicht dezelfde informatie als voorgaande jaren op een beknoptere wijze in bijlage 3 inzichtelijk gemaakt.

Voor Beheer, onderhoud en vervanging is een aparte bijlage 4 opgenomen. Deze bijlage geeft inzicht in zowel het Infrastructuur- als het Deltafonds.

Inzicht in budgetflexibiliteit

Naar aanleiding van een toezegging om de budgetflexibiliteit tot en met het einde van de looptijd van de fondsen inzichtelijk te maken, bevat deze begroting informatie over de mate van verplichting van het budget. Een groot deel van uitgavenruimte op het Deltafonds tot en met 2030 is belegd met doorlopende juridische verplichtingen die voortkomen uit, complementaire verplichtingen voor beheer, onderhoud en vervanging en budgetten die benodigd zijn voor bekostiging van Rijkswaterstaat.

Met uitzondering van verkenning en planuitwerking, worden de budgetten op de artikelen voor aanleg als juridisch verplicht beschouwd omdat het hier projecten betreft in de realisatiefase. Bij projecten in de realisatiefase zijn er doorgaans juridisch bindende afspraken met aannemers gemaakt.

Voor projecten in de verkenning en planuitwerkingsfase geldt dat er doorgaans in meer of mindere mate concrete bestuurlijke afspraken zijn gemaakt. De tabellen voor programma’s en projecten die zich bevinden in de fase van verkenning of planuitwerking geven inzicht in de concreetheid van deze afspraken en daarmee over de mate van verplichting van de budgetten. Hiermee wordt de budgetflexibiliteit voor de periode tot en met 2030 inzichtelijk gemaakt. Het hele programma voor verkenning en planuitwerking is daartoe per modaliteit ingedeeld in drie categorieën, te weten:

A: «Verplicht»

Hieronder vallen alle projecten/programma’s waar met (bestuurlijke) partijen concrete afspraken over zijn gemaakt over scope/tijd/geld/ risico’s met het oog op de realisatie. Doorgaans worden deze neergelegd in bestuursovereenkomsten of convenanten. Daarnaast vallen projecten onder deze categorie, die onvermijdelijk zijn om aan wettelijke normen te kunnen voldoen.

B: «Gebonden»

Deze categorie is voor projecten die niet onder (A) vallen, maar waarbij taakstellende projectbudgetten zijn vastgesteld en extern gecommuniceerd (bijvoorbeeld bij voorkeursbeslissing), moties/ amendementen erover zijn aanvaard en/of globale intentie/ procesovereenkomsten zijn gesloten.

C: «Bestemd»

De overige projecten, programma’s, planuitwerkingen, verkenningen, niet zijnde (A) of (B), die geacht worden bij te dragen aan de geformuleerde beleidsdoelen vallen onder deze categorie. Ook bekende risico’s, zoals gemeld in correspondentie richting de Tweede Kamer kunnen hier opgenomen worden. Kenmerkend is dat nog geen politiek vastgestelde budgetten per project beschikbaar zijn. Indien beschikbaar wordt een kostenindicatie/bandbreedte opgenomen.

Meer gedetailleerde informatie over de projecten die zich thans in de fase van verkenning, planuitwerking en realisatie bevinden kunt u vinden in de individuele projectbladen van het MIRT Overzicht 2017. Voor de projecten in de MIRT tabellen is waar mogelijk een digitale verwijzing opgenomen naar het projectblad van dat project in het MIRT Overzicht. Hiermee is een koppeling gelegd tussen de begroting en het MIRT

Opbouw

Deze begrotingstoelichting kent een opbouw waarbij afhankelijk van de informatievraag- en behoefte verder kan worden ingezoomd. Deze verdiepingsslag is als volgt opgebouwd:

Allereerst is de begroting(wet)staat voor het Deltafonds voor het jaar 2017 opgenomen. Deze dient ter autorisatie van de budgetten die op artikelniveau in de verplichtingen-, uitgaven- en ontvangstenramingen worden voorgesteld.

In de agenda van het Deltafonds is vervolgens inzichtelijk gemaakt welke projecten in 2017 worden opgeleverd en bij welke projecten de uitvoering in 2017 begint.

Het laatste onderdeel van de agenda, «Begroting op hoofdlijnen», verstrekt inzicht in de belangrijkste budgettaire voorstellen die leiden tot wijziging van de begroting. Hiermee kan snel een indruk worden verkregen van de inhoud van dit wetsvoorstel. In de artikelgewijze toelichting bij dit wetsvoorstel zijn de MIRT tabellen met de realisatieprojecten alsmede de verkenningen en planuitwerking programma’s opgenomen waarin de begrotingsmutaties op projectniveau zichtbaar zijn gemaakt. Deze MIRT tabellen zijn in ieder geval voorzien van toelichtingen indien sprake is:

  • 1. 
    van een wijziging (anders dan door de verwerking van prijsbijstelling) in het taakstellend projectbudget groter dan 10% of meer dan € 10 miljoen;
  • 2. 
    van een wijziging groter dan 1 jaar in de oplevering van het project.

De stand «vorig» betreft de stand in de eerste suppletoire begroting 2016. De overige bijlagen geven voor enkele specifieke onderwerpen inhoudelijk meer toelichting of betreffen overzichtsconstructies.

Groeiparagraaf: wat is nieuw in deze begroting

Verbeteringen informatievoorziening via de begrotingscyclus In het afgelopen jaar is er door de rapporteurs voor de begrotingscyclus vanuit de Tweede Kamer samengewerkt met vertegenwoordigers vanuit IenM om tot verbetervoorstellen voor de informatievoorziening via de begrotingscyclus te komen. In het Wetgevingsoverleg Jaarverslag op 30 juni hebben zij over hun aanbevelingen gerapporteerd. Dit heeft aanleiding gegeven om een aantal wijzigingen in de informatievoorziening door te voeren:

  • 1. 
    In het MIRT Overzicht 2017 is bij de projecten in de planuitwerking- en realisatiefase via een tabel inzicht gegeven in de ontwikkeling van de planning en het budget. In de tabellen wordt in principe vijf jaar terug gekeken of vanaf het eerstvolgende jaar nadat er een MIRT-fasewisseling heeft plaatsgevonden. In het aankomende jaar wordt gewerkt aan het verder verbeteren van de kwalitatieve toelichting op de verschillen in budget, planning en realisatie.
  • 2. 
    In het MIRT Overzicht 2017 is bij projecten in de realisatiefase een tabel opgenomen waarin de voortgang van de realisatie zichtbaar is.
  • 3. 
    In het MIRT Overzicht 2017 is aanvullende informatie opgenomen over de financiën, voortgang, budgetflexibiliteit en scope van de onderdelen van diverse programma’s van IenM, te weten: SmartwayZ.NL (programma bereikbaarheid Zuid-Nederland), Schiphol-Almere-Amsterdam, Beter Benutten, Programma Hoogfrequent Spoor, OV SAAL, nHWBP en de Vervanging en Renovatieprogramma’s van het Hoofdwegennet, Hoofdvaarwegennet en Hoofdwatersysteem. Er is door het departement gekozen voor deze lijst omdat de programma’s

aan één of meer van de volgende kenmerken voldoen: er is sprake van een substantiële financiële omvang van het totaal of de afzonderlijke onderdelen, een lange looptijd en/of er wordt separaat gestuurd op de diverse onderdelen.

  • 4. 
    Met betrekking tot de grote projecten geldt dat de aanvullende informatievoorziening blijft lopen via de voortgangsrapportages. Bij de ronde van rapportages van de grote waterprojecten dit najaar zal hierbij op advies van de rapporteurs in de aanbiedingsbrief kwalitatief expliciet worden gemaakt welke informatie nieuw is ten opzichte van voorgaande rapportages. Mocht deze werkwijze bevallen dan kan in overleg met de rapporteurs gekeken worden of deze naar meer domeinen of rapportages uitgebreid kan worden.
  • 5. 
    In de bijlage 4 Instandhouding van de Infrastructuur- en Deltafondsbe-groting 2017 is aanvullende informatie opgenomen over DBFM contracten en meer specifiek het onderhoud van welk deel van het areaal in de contracten is ondergebracht en op welke wijze dat areaal wordt onderhouden en gefinancierd na afloop van de contracten. Op de subartikelen voor geïntegreerde contracten op het Infrastructuurfonds is een extra informatie opgenomen met daarin de einddata van de lopende DBFM contracten en de mate van verplichting van de budgetten. Op de Deltafondsbegroting staan op dit moment nog geen uitgaven voor DBFM-contracten. Richting het jaarverslag 2016 wordt onderzocht of er in het jaarverslag informatie kan worden opgenomen over de DBFM projecten die in het afgelopen jaar opgeleverd zijn, bijvoorbeeld met betrekking tot de financiële voordelen en de risicoverdeling bij meerkosten.
  • 6. 
    In de bijlage 4 instandhouding zal in de Infrastructuurfonds en Deltafondsbegroting 2018 inzicht worden geboden in de beschikbare budgetten en budgetbehoefte voor Instandhouding. Rijkswaterstaat brengt op basis van de theoretische referentie het benodigde langjarige bedrag voor Instandhouding bij gelijkblijvend prestatieniveau in beeld. Hierover worden de komende tijd gesprekken gevoerd gelijktijdig met de nieuwe prestatieafspraken (SLA). Deze afspraken zullen in de ontwerpbegroting 2018 worden meegenomen.
  • 7. 
    In de IenM begroting is een nieuw overzicht opgenomen in de beleidsagenda waarin inzicht wordt geboden in de niet-juridisch verplichte uitgaven per begrotingshoofdstuk. Op de fondsen wordt reeds sinds enkele jaren aanvullend op de Rijksbegrotingsvoorschriften inzicht verschaft in de budgetflexibiliteit van de uitgaven die geprogrammeerd zijn voor de aanleg van infrastructuur. In de leeswijzer van het Infrastructuurfonds en het Deltafonds wordt hier nadere uitleg over gegeven.

Met de eerste wijziging hierboven wordt er ook invulling gegeven aan de toezegging van de Staatssecretaris van IenM van 23 oktober 2015 om het inzicht te vergroten in het historisch perspectief van de grote spoorpro-jecten waaronder de stationsverbouwingen (Kamerstuk 29 984, nr. 631). Met de tweede wijziging wordt er tevens invulling gegeven aan de afspraak met de Algemene Rekenkamer om de informatie over de voortgang van de realisatie van de projecten in het vervolg vanuit IenM te publiceren. In het verleden was deze informatie enkel beschikbaar via het webdossier van de Algemene Rekenkamer zelf.

Het traject dat met de rapporteurs is meerjarig van aard. In overleg met de rapporteurs wordt er in het aankomende jaar verder gewerkt. In dit jaar wordt in ieder geval onderzocht of in het MIRT overzicht 2018 een financiële eindverantwoording kan worden geïntroduceerd voor de opgeleverde projecten in lijn met de aanbevelingen van Algemene Rekenkamer op dat vlak en of op de projectbladen de koppeling tussen project- en beleidsdoelstellingen meer expliciet gelegd kan worden.

Gemiddelde uitgaven

In de begroting op hoofdlijnen zijn de gemiddelde jaarlijkse uitgaven per productartikel in de periode vanaf het uitvoeringsjaar tot en met het einde van de looptijd van het fonds inzichtelijk gemaakt.

Agentschapsbijdrage

Om inzichtelijker te maken waarop agentschapsbijdragen betrekking hebben is de agentschapsbijdrage in het overzicht «budgettaire gevolg van uitvoering» op hoofdproductniveau expliciet aangegeven.

  • 2. 
    AGENDA DELTAFONDS

Werken aan waterveiligheid en zoetwatervoorziening vraagt continu inspanningen en investeringen. Het aantal mensen en de waarde van het te beschermen goed veranderen onder invloed van economische en demografische ontwikkelingen. Ook water en bodem veranderen in de loop van de tijd: de zeespiegel stijgt en de bodem daalt. Daarbij verandert het klimaat, waardoor het warmer wordt en rivierafvoeren en regenval grotere extremen zullen vertonen. Het Deltaprogramma is het nationale programma waarin Rijk, provincies, gemeenten en waterschappen samenwerken om Nederland nu en in de toekomst te beschermen tegen hoogwater en de zoetwatervoorziening op orde te houden.

Het Deltafonds is het financieel fundament voor de concrete projecten die voortkomen uit het Deltaprogramma op het gebied van waterveiligheid en zoetwatervoorziening, voor zowel aanleg als beheer, onderhoud, renovatie en vernieuwing. Daarnaast worden maatregelen op het gebied van waterkwaliteit ten behoeve van de implementatie van de Kaderrichtlijn Water gefinancierd uit het Deltafonds.

In de beleidsagenda van Begroting hoofdstuk XII en in het Deltaprogramma 2017 wordt inzicht geboden in de beleidsdoelen en verdere onderdelen van het Deltaprogramma.

Mijlpalen en resultaten 2017

Hieronder wordt ingegaan op de mijlpalen in het lopende programma. Hiermee wordt inzichtelijk gemaakt welke projecten in 2017 worden opgeleverd en bij welke projecten de uitvoering in 2017 start.

Beheer, onderhoud en vervanging

Voor het beheer en onderhoud tot en met 2017 zijn afspraken over prestaties gemaakt voor het watermanagement en beheer en onderhoud waterveiligheid, waaronder kustlijnhandhaving door middel van zandsup-pleties en het onderhouden van stormvloedkeringen en rijkswaterkeringen zoals dijken, dammen en duinen. Deze afspraken over prestaties zijn nader toegelicht in artikel 3 Beheer, Onderhoud en Vervanging van het Deltafonds. In 2017 wil IenM onder meer de volgende activiteiten in het kader van beheer, onderhoud en vervanging uitvoeren:

Beheer, onderhoud en vervanging

Hoofdwatersystemen Zandsuppleties basiskustlijn

  •  
    Levensduurverlengend onderhoud aan stuwen Nederrijn/ Lek
  •  
    Programma stroomlijn ten behoeve van de beheersing van de hoogwaterveiligheid in het rivierengebied.

Voor een nadere toelichting op de stand van zaken van beheer, onderhoud en vervanging wordt verwezen naar bijlage 4 Instandhouding van deze begroting.

Aanleg

In 2017 wordt voortvarend gewerkt aan het verbeteren van de watervei-ligheid, onder andere door het uitvoeren van de programma’s HWBP-2, HWBP, Maaswerken en Ruimte voor de Rivier. Hieronder volgen de mijlpalen die IenM bij deze programma’s in 2017 wil behalen:

 

Programma’s Waterveiligheid

Programma Mijlpaal

Project

HWBP 2 Start realisatie

  •  
    HWBP 2 Hoogwaterkering Den
 

Oever

 
  •  
    HWBP 2 Markermeerdijk Hoorn-
 

Edam–Amsterdam

  •  
    Oplevering
  •  
    HWBP 2 Dijkversterking Spui Oost
 
  •  
    HWBP 2 Dijkversterking Hoekse
 

Waard Zuid

 
  •  
    HWBP 2 Dijkversterking Eiland van
 

Dordrecht

 
  •  
    HWBP 2 Zwakke Schakels Zeeuws
 

Vlaanderen

 
  •  
    HWBP 2 Waddenzee Friese kust
 
  •  
    HWBP 2e toetsing <25 mln.
 

WS-deel: IJsselmeer, kleibekleding

 

en pipingmaatregelen

 
  •  
    HWBP 2 Dijkversterking Hoekse
 

Waard Noord

 
  •  
    HWBP 2 < 25 mln. WS-deel:
 

Ipensloter en Diemerdammer sluizen

 
  •  
    HWBP 2 Versterking Eemdijken en
 

Zuidelijke Randmeren

HWPB Start realisatie

  •  
    Gameren
 
  •  
    Eemshaven-Delfzijl
  •  
    Oplevering
  •  
    Eemdijk / Spakenburg
 
  •  
    Lemsterhoek
 
  •  
    Noorderhaven Harlingen
 
  •  
    Spuihaven Schiedam
 
  •  
    Keersluis de Whaa
 
  •  
    IJsseldijk Gouda (urgent deel)
 
  •  
    Blerick bij de oude gieterin
 
  •  
    Pannerden / Loo

Maaswerken Start realisatie

  •  
    n.v.t.
  •  
    Oplevering
  •  
    Grensmaas: Itteren
 
  •  
    Grensmaas: Hoogwaterdoelstelling
 
  •  
    Dijkringen clusters A (Ohé en Laak)
 
  •  
    Dijkringen clusters B (Grevenbicht-
 

Roosteren)

Ruimte voor de Start realisatie

  •  
    n.v.t.

Rivier Oplevering

  •  
    Extra Uiterwaardvergraving
 

Millingerwaard

 
  •  
    Uiterwaardvergraving Huissensche
 

Waarden

Overige Start realisatie

  •  
    n.v.t.
  •  
    Oplevering
  •  
    Legger Vlieland en Terschelling

Voor een nadere toelichting over de stand van zaken voor de lopende programma’s wordt verwezen naar de toelichting op de productartikelen, de voortgangsrapportages aan de Tweede Kamer, het Deltaprogramma 2017 en het MIRT Overzicht 2017. Het Deltaprogramma is te vinden op de website2 van de deltacommissaris.

www.deltacommissaris.nl/deltaprogramma.

2

Begroting op hoofdlijnen

Verlenging looptijd investeringsfondsen tot en met 2030 Mede ingegeven door de motie van het lid Harbers c.s. (Kamerstukken II, 2015–2016, 34 300, nr. 50) zijn binnen het kabinet gesprekken gevoerd over de verlenging van de Infrastructuurfonds en het Deltafonds. Via de Kamerbrief over de voortgang MIRT (Kamerstukken II, 2015–2016, 34 300 A, nr. 70) bent u geïnformeerd dat het kabinet heeft besloten om het Infrastructuurfonds en het Deltafonds bij de Ontwerpbegroting 2017 met twee jaar te verlengen tot en met 2030.

Budgettaire effecten van verlenging Deltafonds

Bijdrage aan Deltafonds en ontvangsten van derden Met de verlenging tot en met 2030 komt de bijdrage aan het Deltafonds – zoals toegelicht in beleidsartikel 26 van begrotingshoofdstuk HXII – voor de jaren 2029 en 2030 beschikbaar. De jaarlijkse bijdrage bedraagt € 1,2 miljard. In totaal komt met deze verlenging een bijdrage van € 2,3 miljard beschikbaar. Naast deze bijdrage is ook sprake van structurele ontvangsten van de Waterschappen die bij deze begroting geraamd worden voor de jaren 2029 en 2030 (totaal circa € 0,3 miljard). In totaal gaat het dus om een ruimte van € 2,6 miljard.

Inpassing doorlopende verplichtingen

De middelen die vrijkomen door deze verlenging worden bij voorrang ingezet voor het dekken van de doorlopende verplichtingen, zoals de uitgaven die zijn benodigd voor de instandhouding van het huidige areaal. In deze begroting is de omvang hiervan technisch bepaald door de omvang van de doorlopende verplichtingen in het begrotingsjaar 2028 als uitgangspunt te hanteren. Op basis van dit uitgangspunt is voor de jaren 2029 en 2030 samen € 1,8 miljard benodigd. Het komend jaar zal de onderbouwing van deze budgetten nader worden bezien, hierbij worden ook de consequenties van areaalgroei als gevolg van het huidig aanlegprogramma betrokken. Dit kan resulteren in mutaties op de gealloceerde budgetten.

Verdeling van de ruimte voor dit kabinet

Om de flexibiliteit binnen het Deltafonds te garanderen, heeft het kabinet besloten dat gedurende de huidige kabinetsperiode van de investeringsruimte van € 0,8 miljard die met deze verlenging tot en met 2030 ontstaat nog maximaal € 0,4 miljard mag worden bestemd voor (nieuwe) ambities en risico’s. Deze zijn voor het Deltafonds opgenomen in het Deltaprogramma.

Aanwending resterende ruimte

De ruimte die resteert na aftrek van bovengenoemde posten is volledig vrij beschikbaar voor toekomstige kabinetten. Zoals het zich nu laat aanzien gaat het op het Deltafonds om een totaal bedrag van € 0,4 miljard. Dit bedrag kan nog wijzigingen, indien het komend jaar blijkt dat de omvang van de doorlopende verplichtingen voor de jaren 2029 en 2030 moet worden bijgesteld.

IBO flexibiliteit in infrastructurele planning

Naar het thema flexibiliteit in de infrastructurele planning is ook een Interdepartementaal Beleidsonderzoek uitgevoerd. Het kabinet zal de Kamer in september een kabinetsreactie op het IBO aanbieden, waarmee tevens wordt voorzien in een inhoudelijke reactie op de motie Harbers c.s.

(Kamerstuk II 2014–2015, 34 300, nr. 50). De kabinetsreactie zal onder meer ingaan op het borgen van flexibiliteit binnen de fondsen en zal tevens een visie bieden op de wijze en het moment waarop de fondsen in de toekomst kunnen worden verlengd.

Verwerking ramingsbijstelling op het Deltafonds

Als gevolg van de tegenvallende ruilvoetontwikkeling heeft het Kabinet besloten tot ramingsbijstellingen op de departementale begrotingen. Voor de IenM begrotingen gaat het om een ramingsbijstelling van 106 miljoen per jaar. De ramingbijstelling is naar rato van de begrotingsomvang in 2017 verdeeld over Hoofdstuk XII (€ 12 miljoen per jaar), het Infrastructuurfonds (€ 81 miljoen per jaar) en het Deltafonds (€ 13 miljoen per jaar).

Belangrijkste wijzigingen

De onderstaande tabel geeft de belangrijkste wijzigingen in de uitgaven en inkomsten aan ten opzichte van de eerste suppletoire begroting 2016.

Een volledig overzicht van de mutaties is terug te vinden in bijlage 2:

Verdiepingsbijlage.

Ad 1. IenM faciliteert een kasschuif van € 250 miljoen, waarvan € 150 miljoen op het Deltafonds en € 100 miljoen op het Infrastructuurfonds, uit 2017 naar 2020 ten behoeve van het generale beeld. De meerjarige programmering wordt hier niet op aangepast.

Ad 2. Als gevolg van de tegenvallende ruilvoetontwikkeling heeft het Kabinet besloten tot ramingsbijstellingen op de departementale begrotingen. Voor de IenM begrotingen gaat het om een ramingsbijstelling van € 106 miljoen per jaar. De ramingbijstelling is naar rato van de begroting-somvang in 2017 verdeeld over Hoofdstuk XII (€ 12 miljoen per jaar), het Infrastructuurfonds (€ 81 miljoen per jaar) en het Deltafonds (€ 13 miljoen per jaar). Binnen de fondsen wordt de ramingsbijstelling opgevangen binnen de resterende investeringsruimte tot en met 2030.

Ad 3. In het najaar van 2015 is een akkoord bereikt tussen de Minister voor Wonen en Rijksdienst en betrokken vertegenwoordigers van de vakbonden CNV Overheid, Ambtenarencentrum en CMHF voor het CAO sector Rijk 2015–2016. Dit betreft de verwerking van het loonruimteakkoord (€ 9,5 miljoen structureel, waarvan € 1,4 miljoen Deltafonds). Daarnaast heeft het ABP de premie voor 2016 verhoogd vanwege een stijging van de kosten en ten behoeve van een verbetering van de vermogenspositie van het fonds. Als gevolg hiervan wordt IenM deels gecompenseerd voor de herstelopslag ABP voor het jaar 2016 (€ 1,5 miljoen incidenteel, waarvan € 0,2 miljoen Deltafonds).

Ad 4. Dit betreft een overboeking naar het Infrastructuurfonds voor de IenM-bijdrage in het jaarlijks onderhoud van de Dornier vliegtuigen voor de Kustwacht.

Ad 5. Jaarlijks wordt besloten of de overheidsuitgaven van de Rijksbegroting gecorrigeerd worden voor loon- en prijsontwikkelingen. Dit betreft de toegekende loonbijstelling en prijsbijstelling tranche 2016 die nader wordt toegedeeld binnen de begrotingen Hoofdstuk XII en de fondsen.

Ad 6. Deze mutatie betreft de financiering van het wegontwerp, de verzorgingsplaatsen A7 en fietspad op de Afsluitdijk. De kosten wegontwerp en verzorgingsplaatsen A7 worden vanuit het Infrastructuurfonds gefinancierd (€ 19,5 miljoen) en de fietspaden door de provincies Noord-Holland en Friesland (€ 10,3 miljoen).

Ad 7. Dit betreft overboekingen van diverse ministeries. Het Ministerie van Economische Zaken levert een bijdrage aan de projecten Wind op zee, aardbevingsbestendigheid dijken, Ocean clean-up en aan Deltares. Daarnaast is budget overgeboekt van het ministerie Wonen en Rijksdienst voor het overdragen van de verkoopactiviteiten vastgoed. Vanaf 2017 worden de verkoopactiviteiten van het RVB niet meer via de begroting van WenR gefinancierd, de budgetten worden daarom overgeboekt naar IenM.

Ad 8. In overleg met het Rijksvastgoedbedrijf (RVB), worden naar aanleiding van de kadastrale wijziging van de tenaamstelling, Grote Wateren overgebracht naar IenM. Het gaat hierbij om inkomsten uit areaal waarop Rijkswaterstaat (RWS) het materieel respectievelijk feitelijk beheer reeds uitvoert. De middelenoverboeking van RVB naar IenM (RWS) betreft in totaal € 4 miljoen per jaar. Deze overboeking wordt zichtbaar bij opbrengst derden in de staat van baten en lasten.

Ad 9 en 13. Conform afspraken Financiering Nieuwe Waterveiligheidsnormen (18 juni 2014)3 worden middelen die vrijvallen uit het HWBP-2 naar rato toegevoegd aan het HWBP. De middelen zijn voor één derde door de waterschappen ingebracht en voor tweederde door het rijk. Bij ontwerpbegroting 2017 valt er bij het HWBP-2 € 327 miljoen vrij. Hiervan wordt € 218 miljoen toegevoegd aan het budget voor het (nieuwe) HWBP en wordt € 109 miljoen toegevoegd ten behoeve van de waterveiligheids-opgave op het Deltafonds. Deze middelen worden, middels een kasschuif in 2026 toegevoegd aan de programmaruimte van het Deltafonds. In het verlengde hiervan wordt de bijdrage van de waterschappen aan het Deltafonds verlaagd met € 31,8 miljoen. De reden hiervoor is dat de waterschappen 1/3 aan het HWBP-2 hebben bijgedragen. De HWBP projecten kennen een projectgebonden aandeel, dat buiten het Deltafonds door de Waterschappen zelf wordt gefinancierd. Derhalve wordt een deel van de vrijval HWBP-2 teruggegeven aan de waterschappen ter financiering van het projectgebonden aandeel.

Ad 10. Met de verlenging tot en met 2030 komt de bijdrage aan het Deltafonds – zoals toegelicht in beleidsartikel 26 van begrotingshoofdstuk HXII – voor de jaren 2029 en 2030 beschikbaar. De jaarlijkse bijdrage bedraagt € 1,2 miljard. In totaal komt met deze verlenging een bijdrage van € 2,3 miljard beschikbaar. Naast deze bijdrage is ook sprake van structurele ontvangsten van de Waterschappen die bij deze begroting geraamd worden voor de jaren 2029 en 2030 (totaal circa € 0,3 miljard). Het begrotingsbedrag 2028 is in het kader van de budgettaire verwerking van het Bestuursakkoord Water verlaagd met € 152 miljoen. Dit in verband met een budgettair neutrale kasschuif vanuit de periode 2021–2028 naar de jaren daarvoor. Daar deze verlaging die structureel doorgetrokken mag worden zijn de jaren 2029 en 2030 elk verhoogd met € 152 miljoen. Om de flexibiliteit binnen het Deltafonds te garanderen, heeft het kabinet besloten dat gedurende de huidige kabinetsperiode van de investeringsruimte die met deze verlenging tot en met 2030 ontstaat nog maximaal € 0,4 miljard mag worden bestemd voor (nieuwe) ambities en risico’s.

Ad 11. Deze mutatie betreft een bijdrage van € 3 miljoen in 2018 van provincie Flevoland en Noord-Holland ten behoeve van luwtemaatregelen Hoornse Hop, een bijdrage in 2020 van de regio voor het project haven-dammen Den Oever en een desaldering van € 25,4 miljoen voor de bijdrage van de provincie Overijssel met betrekking op het project Ruimte voor de Rivier.

Ad 12. Voor de eenmalige uitgaven ten behoeve van het programma Eenvoudig Beter zijn middelen vrijgemaakt uit de investeringsruimten van het Infrastructuurfonds (€ 148,6 miljoen) en van het Deltafonds (€ 37,2 miljoen). De op de investeringsfondsen vrijgemaakte middelen staan gereserveerd op artikelonderdeel 18.16 Reservering Omgevingswet van het Infrastructuurfonds en worden tranchegewijs naar de Begroting hoofdstuk XII overgeheveld.

Ad 14. Deze mutatie betreft een budgetoverheveling van € 25 miljoen vanuit de programmaruimte Deltafonds voor de financiering van Wettelijk Beoordelingsinstrumentarium 2023.

https://www.uvw.nl/wp-content/uploads/2014/07/Afsprakenkader-financiering-nieuwe-waterveiligheidsnormen-versie-18-juni-2014.pdf

3

Ad 15. Met deze kasschuif wordt de omvang van het apparaat RWS in balans gebracht met de productieopgave voor de periode 2017–2020.

Ad 16. In de vorige begrotingen zijn de kaseffecten van de kortingen op de prijsbijstelling tranche 2013 en 2014 zichtbaar gemaakt als minregels op de investeringsruimtes van de modaliteiten. Bij deze begroting worden de kaseffecten voor het jaar 2016 ingepast binnen het aanlegartikel.

Overprogrammering

Het instrument overprogrammering is door het kabinet ingezet om te zorgen dat de budgetten voor aanleg van infrastructuur ook daadwerkelijk tot besteding komen in de jaren waarin deze beschikbaar zijn gesteld. Op het Deltafonds fluctueert de programmering en is per jaar afwisselend sprake van een situatie van over- en onderprogrammering. Over de begrotingsperiode tot en met 2021 is op het Deltafonds per saldo sprake van een overprogrammering van circa € 323 miljoen. In de totale periode tot en met 2030 is het volledige programma altijd gedekt. Voor de verdere toelichting voor opzet en werking van het instrument op de fondsen wordt naar de leeswijzer van het Infrastructuurfonds verwezen. Voor meer details over dit instrument op het Deltafonds wordt naar artikelonderdeel 1.02 Overige Aanlegprojecten verwezen.

Gemiddelde uitgaven

Onderstaand zijn de gemiddelde jaarlijkse uitgaven per productartikel in de periode 2016–2030 gepresenteerd.

Gemiddelde uitgaven van het Deltafonds 2016–2030 (€ 1.175 miljoen)

  • 7. 
    Investeren in waterkwaliteit; 41,1

5.03 Investerings-

  • 5. 
    (excl 5.03)

Netwerkgebonden kosten en overige uitgaven; 275,8

i—1. Investeren in waterveiligheid; 538,1

  • 4. 
    Experimenteren cf. art. III Deltawet;

0,0

  • 3. 
    Beheer, onderhoud en vervanging; 201,8
  • 2. 
    Investeren in zoetwatervoorziening; 15,6

Omschrijving van de samenhang in het beleid

  • 3. 
    PRODUCTARTIKELEN

Artikel 1 Investeren in waterveiligheid

Het Rijk investeert in waterveiligheid om te voldoen aan de wettelijke normen van de primaire waterkeringen in beheer bij de waterschappen en het Rijk en om een bijdrage te leveren aan het beheer van de rijkswateren. Het artikel waterveiligheid is gerelateerd aan beleidsartikel 11 (Integraal Waterbeleid) op de begroting Hoofdstuk XII.

 

Budgettaire gevolgen van de uitvoering van art. 1

Investeren in waterveiligheid (bedragen € 1.000)

     
 

2015

2016

2017

2018

2019

2020

2021

Verplichtingen

254.312

831.724

840.560

1.030.136

423.108

440.226

481.053

Uitgaven

715.458

705.763

536.678

572.139

559.623

504.981

846.107

Waarvan juridisch verplicht

   

92%

       

1.01 Grote projecten waterveiligheid

546.895

448.990

373.919

323.350

267.896

245.997

43.914

1.01.01 Programma HWBP-2 Waterschapspro-

             

jecten

141.642

211.837

226.304

161.152

97.637

87.905

42.782

1.01.02 Programma HWBP-2 Rijksprojecten

7.822

5.130

13.536

61.347

55.646

28.300

1.132

1.01.03 Ruimte voor de rivier

376.855

199.867

111.035

77.807

91.569

36.836

0

1.01.04 Maaswerken

20.576

32.156

23.044

23.044

23.044

92.956

0

1.02 Overige aanlegprojecten Waterveiligheid

165.228

245.307

153.751

247.809

290.807

258.054

801.693

1.02.01 Verkenningen en planuitwerkingspro-

             

gramma

4.802

19.969

41.168

45.943

55.515

52.385

34.101

– waarvan bijdrage aan agentschap RWS

4.802

1.757

401

401

401

401

401

1.02.02 Realisatieprogramma

160.426

225.338

112.583

201.866

235.292

205.669

767.592

1.03 Studiekosten

3.335

11.466

9.008

980

920

930

500

1.03.01 Studie en onderzoekskosten

3.335

11.466

9.008

980

920

930

500

1.03.02 Overige studiekosten

0

0

0

0

0

0

0

1.04 GIV/PPS

0

0

0

0

0

0

0

Ontvangsten

207.416

198.559

186.805

192.608

150.433

177.389

153.406

1.09 Ontvangsten investeren in waterveiligheid

207.416

198.559

186.805

192.608

150.433

177.389

153.406

1.09.01 Ontvangsten waterschappen HWBP-2

172.078

153.819

159.058

115.113

4.492

54.613

191

1.09.02 Overige ontvangsten HWBP-2

114

0

0

0

0

0

0

1.09.03 Ontvangsten waterschappen nHWBP

9.042

29.051

22.443

57.457

135.922

115.863

149.470

1.09.04 Overige ontvangsten nHWBP

0

0

0

0

0

0

0

1.09.05 Overige aanleg ontvangsten

26.182

15.689

5.304

20.038

10.019

6.913

3.745

Budgetflexibiliteit

Met uitzondering van de nog niet in uitvoering genomen aanlegprojecten, worden de budgetten in 2017 als juridisch verplicht beschouwd op de peildatum 1 januari 2017. Voor de mate van verplichting van het verkenningen- en planuitwerkingsprogramma tot en met 2030 wordt verwezen naar het betreffende projectoverzicht.

Onderstaand zijn de beschikbare budgetten na de begrotingsperiode tot en met 2030 per jaar gepresenteerd op artikelonderdeelniveau. De mutaties zijn in de verdiepingsbijlage bij de begroting op hetzelfde detailniveau tot en met 2030 toegelicht.

 

Bedragen x € 1.000

 

2016

2017

2018

2019

2020

2021

2022

2023

1 Investeren in waterveiligheid

705.763

536.678

572.139

559.623

504.981

846.107

713.095

547.351

1.01 Grote projecten watervei-

               

ligheid

448.990

373.919

323.350

267.896

245.997

43.914

72.234

76.497

1.02 Overige aanlegprojecten

               

Waterveiligheid

245.307

153.751

247.809

290.807

258.054

801.693

640.861

470.854

1.03 Studiekosten

11.466

9.008

980

920

930

500

0

0

1.09 Ontvangsten investeren in

               

waterveiligheid

198.559

186.805

192.608

150.433

177.389

153.406

149.734

149.628

(Vervolg) Bedragen x € 1.000

 

2024

2025

2026

2027

2028

2029

2030

2016-2030

1 Investeren in waterveiligheid

499.136

426.733

430.138

542.732

413.029

400.150

374.070

8.071.725

1.01 Grote projecten watervei-

               

ligheid

175.082

0

0

0

0

0

0

2.027.879

1.02 Overige aanlegprojecten

               

Waterveiligheid

324.054

426.733

430.138

542.732

413.029

400.150

374.070

6.020.042

1.03 Studiekosten

0

0

0

0

0

0

0

23.804

1.09 Ontvangsten investeren in

               

waterveiligheid

149.628

149.628

149.628

149.628

149.628

149.628

149.628

2.405.958

1.01 Grote projecten waterveiligheid

Motivering

Deze projecten, die door de Tweede Kamer de status van groot project zijn toegekend, dragen bij aan de waterveiligheid in Nederland. Voor meer achtergrondinformatie over programmering in 2017 (en verder) wordt verwezen naar het MIRT 2017, de betreffende voortgangsrapportages en het Deltaprogramma 2017.

Producten

Tweede Hoogwaterbeschermingsprogramma (HWBP-2)

Onder dit programma vallen de verbetermaatregelen die zijn voortgekomen uit de periodieke toetsing volgens de Waterwet. Uit de resultaten van de eerste (2001) en tweede (2006) toetsing op veiligheid van de primaire waterkeringen bleek dat een deel van deze keringen niet voldeed aan de wettelijke norm (Kamerstukken II 2007–2008, 27 625 en 18 106, nr. 103). Verder bleek uit een toets in 2003 door RWS en de keringbeheerders dat de zeeweringen langs de Noordzeekust op een aantal locaties op een termijn van twintig jaar niet meer aan de geldende veiligheidsnorm zouden voldoen. Deze locaties zijn aangemerkt als Zwakke Schakels. Op negen van deze locaties ligt tevens een opgave tot verbetering van de ruimtelijke kwaliteit, de zogenaamde Prioritaire Zwakke Schakels Kust. Deze maken ook onderdeel uit van HWBP-2. Met de oplevering van Zwakke Schakels Noord-Holland is de kustverdediging van Noord- en Zuid-Holland voor de komende 50 jaar weer op orde. Vanuit het HWBP-2 worden subsidies verstrekt aan de waterschappen voor de uitvoering van de vereiste verbetermaatregelen en worden de maatregelen aan de rijkskeringen betaald. Het HWBP-2 is onderdeel van het Deltaprogramma met behoud van eigen besturing, organisatie en financiering. Met het afsluiten van het Bestuursakkoord Water (2011) dragen de waterschappen bij aan de financiering van het HWBP-2 en het HWBP. In bijlage 3 is een nadere toelichting op de financieringsafspraken

Meetbare gegevens ten aanzien van de Hoogwaterbeschermingsprogramma’s (HWBP-2 en HWBP) opgenomen.

De procedureregeling Grote Projecten is op 22 maart 2011 op het HWBP-2 van toepassing verklaard. Conform de Regeling Grote Projecten ontvangt de Tweede Kamer ieder half jaar een Voortgangsrapportrage: vóór 1 april 2017 Voortgangsrapportage 11 en vóór 1 oktober 2017 Voortgangsrapportage 12.

Het HWBP-2 bestaat uit 87 projecten, inclusief de Zwakke Schakels. Dit is het resultaat van de overdracht van het project Marken in 2015 naar het HWBP. Per 31 december 2015 voldoen 70 projecten aan de vigerende veiligheidsnorm. Vier projecten bevinden zich in de planstudiefase en dertien projecten in de realisatiefase. Eind 2015 hebben diverse projecten prijzen in ontvangst mogen nemen (de Waterinnovatieprijs voor Dijken op Veen, prijs voor «Beste Openbare Ruimte van Nederland» en de «Rijnlandse Architectuurprijs» voor kustversterking Katwijk).

In de basisrapportage (Kamerstukken II 2011/2012 27 625, nr. 237) is aangegeven dat de meerderheid van de projecten in 2017 is afgerond en dat enkele projecten een geprognosticeerde einddatum van na 2017 laten zien. Dit beeld is in de 9de voortgangsrapportage (peildatum 31 december 2015) niet gewijzigd.

Het lagere taakstellend budget ten opzichte van vorig jaar wordt verklaard door de voorgestelde vrijval van € 327 miljoen, zoals aangegeven in de aanbiedingsbrief van de negende VGR van het HWBP-2 (Kamerstukken II 2015/2016 32 698, nr. 26) aan de Tweede Kamer. In het kader van de financiering van de nieuwe waterveiligheidsnormen is op 18 juni 2014 met de Unie van Waterschappen afgesproken dat de vrijval uit het programmabudget HWBP-2 voor 2/3e toegevoegd wordt aan het programmabudget voor het Hoogwaterbeschermingsprogramma en 1/3e aan de programmaruimte op het Deltafonds, ten behoeve van de waterveilig-heidsopgave.

 

Projectoverzicht tweede Hoogwaterbeschermingsprogramma; realisatie (Budget in € mln.)

   

Totaal

               

Oplevering

Projectomschrijving

huidig

vorig

t/m 2015

2016

2017

2018

2019

2020

2021

later

huidig vorig

Programma HWBP-2

Projecten Nationaal

                   

2021 2021

HWBP-2 Rijkspro-jecten

HWBP-2 Waterschapsprojecten Overige projectkosten (programmabureau) Afrondingen

199 2.467

45 1

199 2.810

45

30 1.341

24

1 212

4

11 226

3

57 161

4

53 98

3 - 1

27 88

2

  • 1

0 43

1

20 299

5

 

Programma

2.712

 

1.395

217

240

222

153

116

44

324

 

Begroting (DF 1.01.01/02)

     

217

240

222

153

116

44

324

 

Producten

Ruimte voor de Rivier

De PKB (Planologische Kernbeslissing) Ruimte voor de Rivier is in 2006 door de beide Kamers vastgesteld. Uitgangspunt voor de PKB is de waterveiligheidsnormen die voorschrijven dat het Nederlandse rivierensysteem een piek in de waterafvoer, die statistisch eens per 1.250 jaar kan voorkomen, veilig kan verwerken. Dit is de maatgevende afvoer. Deze norm is in 2001 voor de Rijn vastgesteld op 16.000m3/s bij Lobith. De Maas benedenstrooms van Hedikhuizen moet uiterlijk in 2015 een maatgevende afvoer van 3.800m3/s bij Borgharen veilig kunnen verwerken. Voor de IJssel wordt de maatgevende afvoer gesteld op verwerking van een gezamenlijke toestroom van 250m3/s vanuit de zijrivieren.

De PKB bevat een besluit over het uiterlijk eind 2015 uit te voeren basispakket van 39 maatregelen en de plaats waar deze getroffen worden. De PKB geeft bovendien een doorkijk naar de langetermijnopgave voor waterveiligheid. Om flexibiliteit in te bouwen is gekozen voor een programmatische aanpak.

De procedureregeling Grote Projecten is op 15 mei 2001 op het programma Ruimte voor de Rivier van toepassing verklaard. Conform de Regeling Grote Projecten ontvangt de Tweede Kamer ieder halfjaar een voortgangsrapportrage: vóór 1 april 2016 voortgangsrapportage 27 en vóór 1 oktober 2016 voortgangsrapportage 28.

Meetbare gegevens

Naar huidige inzichten is de stand per 31 december 2016 als volgt: 5 van de 39 maatregelen zijn geschrapt. Voor het bereiken van de waterveiligheidsdoelstelling bleken ze niet nodig; Voor 100% van het realisatiebudget is de projectbeslissing genomen. Alle maatregelen zijn uitgevoerd dan wel in uitvoering; De waterveiligheidsdoelstelling van het programma Ruimte voor de Rivier is voor 25 van de 34 projecten in 2015 gehaald. In 2016 halen zes projecten de waterveiligheidsdoelstelling. Er volgen nog drie projecten in de latere jaren.

Het hogere taakstellend budget ten opzichte van vorig jaar wordt verklaard door het toevoegen van de prijsbijstelling 2016.

Ruimte voor de Rivier is onderdeel van het Deltaprogramma met behoud van eigen besturing, organisatie en financiering.

 

Projectoverzicht Ruimte voor de rivier; realisatie (Budget in € mln.)

Totaal

         

Oplevering

Projectom- huidig vorig t/m 2016 2017 schrijving 2015

2018

2019

2020

2021

later

huidig vorig

Project RvdR

Projecten

Nationaal

Projectbudget Ruimte voor de

 

rivier

2.362

2.386

1.845

200

111

78

92

37

   

2019

2019

Programma Realisatie

2.362

 

1.845

200

111

78

92

37

0

0

   

Begroting (DF 1.01.03)

     

200

111

78

92

37

0

     

Producten

Maaswerken

Op dit onderdeel worden de uitgaven van de deelprogramma’s Zandmaas en Grensmaas van het programma Maaswerken verantwoord. Maaswerken is voortgekomen uit het Deltaplan Grote Rivieren dat na de twee hoogwaters in de Rijn en de Maas in december 1993 en januari 1995 tot stand kwam. Belangrijkste doelstelling is het verbeteren van de bescherming van inwoners van Limburg en Noord-Brabant tegen hoogwater van de Maas.

Sinds 2003 valt Maaswerken met de deelprogramma’s Grensmaas en Zandmaas onder de procedureregeling Grote Projecten en ontvangt de Tweede Kamer ieder halfjaar een voortgangsrapportage: vóór 1 april 2017 voortgangsrapportage 31 en vóór 1 oktober 2017 voortgangsrapportage 32.

Voor de Zandmaas ligt de focus in 2017 op het feitelijk afronden van alle werkzaamheden. De hoogwaterdoelstelling is in 2016 gerealiseerd. Voor de Grensmaas ligt de nadruk in 2017 op de verdere realisatie van de zogeheten «11 locaties» (rivierverruiming door grindwinning).

Meetbare gegevens

Naast de werken in de Zandmaas en de Grensmaas zijn nog aanvullende maatregelen nodig om in alle dijkringen langs de Maas het wettelijke beschermingsniveau te bereiken (overstromingskans kleiner dan 1/250e per jaar). Het prioritaire deel van dit werk dient in 2020 gereed te zijn. De rest van de werkzaamheden loopt via het HWBP mee. Planuitwerking en realisatie van deze «prioritaire sluitstukkaden» gebeurt door de twee Limburgse waterschappen en er is hiervoor vanuit het budget van Maaswerken € 75 miljoen beschikbaar gesteld. De aanpak voor de Grensmaas en de afspraken over de gebiedsontwikkeling Ooijen-Wanssum zijn vastgelegd in de Bestuursovereenkomst Waterveiligheid Maas van 10 november 2011. De overige afgekeurde dijkringen langs de Maas worden op basis van urgentie geprogrammeerd in het HWBP.

Indicator

Grensmaas

Hoogwaterbeschermingsprogramma

Natuurontwikkeling

Grind

100% in 2017 1.208 ha ten minste 35 mln. ton

Grensmaas en Zandmaas, natuurontwikkeling

De aanpassing van de scope Grensmaas en Zandmaas is bij brief van 5 maart 2013 aan de Tweede Kamer gemeld (Kamerstukken II 2012–2013 18 106, nr. 216).

De deelprogramma’s Grensmaas en Zandmaas (fase I) dragen primair bij aan de hoogwaterveiligheidsdoelstelling. Daarnaast wordt met deze projecten natuur gerealiseerd die ten goede komt aan de Ecologische Hoofdstructuur (EHS).

In het kader van de herijking van de Ecologische Hoofdstructuur door Rutte I is bij het Zandmaasproject besloten 129 ha natuur niet te realiseren door de nevengeulen Belfeld en Sambeek uit de scope te halen. Deze nevengeulen leveren geen bijdrage aan de hoogwaterveiligheidsdoel-stelling. De natuuropgave binnen de Zandmaas is gerealiseerd. De feitelijke oplevering en overdracht is afhankelijk van de voortgang van de delfstofwinning.

In de Grensmaas is de scope nagenoeg gelijk gebleven. Alleen de verwerving van natuurgronden bij de locatie Roosteren (44 ha) is komen te vervallen. Deze locatie valt buiten de uitvoeringsovereenkomst met het Consortium Grensmaas. De totale oppervlakte natuurontwikkeling in de Grensmaas wordt daarmee 1.208 ha. Het Ministerie van EZ neemt hiervan thans 728 ha voor haar rekening (Kamerstukken II 2014–2015 18 106, nr. 230).

 

Projectoverzicht Maaswerken; realisatie (Budget in € mln.)

 

Totaal

               

Oplevering

Projectom-

huidig vorig

t/m

2016

2017

2018

2019

2020

2021

later

huidig

vorig

schrijving

 

2015

                 

Project

                     

Maaswerken

                     

Projecten

                     

Zuid-Nederland

                     

Grensmaas

                 

2017/

2017/

 

151 150

71

2

3

3

3

69

   

2024

2024

Zandmaas

                 

2017/

2017/

 

407 407

293

30

20

20

20

24

   

2020

2020

Programma

                     

Realisatie

558

364

32

23

23

23

93

0

0

   

Begroting (DF

                     

1.01.04)

   

32

23

23

23

93

 

0

   

Toelichting

  • 1. 
    Grensmaas: het bereiken van de hoogwaterdoelstelling wordt voorzien in 2017. De grindwinning loopt door tot eind 2023. Naar verwachting wordt het project in 2024 afgerond.
  • 2. 
    Zandmaas: de hoogwaterdoelstelling is bereikt in 2016. De feitelijke oplevering wordt voorzien in de periode tot 2016 en de prioritaire sluitstukkaden in de periode tot 2020.

Maatregelen ter verbetering van de waterveiligheid

De kengetallen hieronder geven informatie over de stand van zaken van maatregelen ter verbetering van de waterveiligheid onder het Tweede Hoogwaterbeschermingsprogramma (HWBP-2), en de programma’s

Ruimte voor de Rivier (RvdR) en Maaswerken. Het geeft een meerjarig inzicht in de voortgang van de maatregelen van de betreffende programma’s. De beleidsinspanningen van de Minister van lenM die onder Hoofdstuk XII (artikel 11) vallen richten zich op de regie op deze programma’s. In de begroting van het Deltafonds wordt nader ingegaan op de uitvoering van deze projecten.

100

90 80 70 60 50 40 30 20 10 0

Getemporiseerd Realisatie

1.02 Overige aanlegprojecten

Gereed Voorbereiding

Motivering

Naast de grote projecten op het gebied van waterveiligheid zijn hieronder de overige aanlegprojecten beschreven.

Producten

Verkenningen- en planuitwerkingsprogramma

Het verkenningen- en planuitwerkingsprogramma dient om een probleem of een initiatief met maatschappelijke meerwaarde op het gebied van Waterbeheer te verkennen en daarna, indien nodig, uit alternatieven de beste oplossing voor het probleem te zoeken en voor te bereiden voor de uitvoering.

Op dit artikelonderdeel worden diverse projecten en programma’s verantwoord die zich in de MIRT-verkenningen- en planuitwerkingsfase bevinden.

Projectoverzicht Verkenningen- en planuitwerkingsprogramma (Budget in € mln.)

Budget

Planning

Projectomschrijving

Huidig vorig

PB of TB

Openstelling

Verplicht

Projecten Noordwest-Nederland

EPK Planuitw. en verkenningen Waterveiligheid (mn

Afsluitdijk)

Ambitie Afsluitdijk

Gebonden

Projecten Zuid-Nederland

Ooijen-Wanssum

Projecten Oost-Nederland

IJsseldelta 2e fase

Projecten Noord-Nederland

Legger Vlieland en Terschelling

Projecten Zuidwest-Nederland

Zandhonger Oosterschelde (Roggenplaat)

Bestemd Projecten Nationaal

Reservering areaalgroei

Overige projecten in voorbereiding

Projecten Zuidwest-Nederland

Rijksstructuurvisie Grevelingen en Volkerak Zoommeer

Totaal programma planuitwerking en verkenning Begroting DF 01.02.01

 

7

7

   

14

18

   

121

120

2016

 

121

121

na 2020

na 2020

3

3

2016

2017

6

6

2016

2018

14

14

   

285 285

legenda

PB = Projectbesluit

TB = Tracébesluit

De belangrijkste mutaties zijn:

Ooijen-Wanssum: In de Najaarsnota 2015 is bijdrage van IenM aan de planstudiefase van € 2,7 miljoen overgeheveld naar de provincie Limburg. Naar verwachting start de realisatie in het najaar 2016 na het projectbesluit én ondertekening van de bestuursovereenkomst «realisatiefase gebiedsontwikkeling Ooijen Wanssum» door alle betrokken partijen.

Legger Vlieland en Terschelling: Gebleken is dat er meer onderzoek nodig is dan verwacht. Hierdoor vertraagt de oplevering van de Legger Vlieland en Terschelling en daarmee het budget (€ 2,5 miljoen) voor de uitvoering van het project met een jaar naar 2017. IJsseldelta fase 2: Begin 2016 is de Minister akkoord gegaan om de voorbereiding te starten om fase 2 van IJsseldelta (Bypass Kampen) versneld uit te voeren in de periode tot en met 2022. Hiermee wordt eerder invulling gegeven aan de deltabeslissing om extra waterstandsdaling te realiseren en worden tijdelijke investeringskosten in fase 1 vermeden. Daarom is het budget naar voren gehaald van de jaren 2021-2023 naar de jaren 2017-2022. Door uitvoering van het project wordt de beoogde waterstandsdaling ruim gehaald, als gevolg van het nemen van maatregelen waardoor de in fase 1 gerealiseerde bypass vaker mee kan stromen (amoveren Roggebotsluis, versterken Drontermeerdijk, realiseren van een schutsluit in de in fase 1 gerealiseerde dam, aanpassen inlaatregime en nemen van hoogwatermaatre-gelen). De projectbeslissing is voorzien in 2018. Ambitie Afsluitdijk: In 2016 is € 3,5 miljoen betaald aan de provincie Friesland voor enkele energieprojecten (Blue Energy en Off Grid Test Centre). Er resteert een budget van € 14,1 miljoen in de bijdrageregeling voor regionale ambities op de Afsluitdijk. Conform regeling is

2016 het laatste jaar dat de betrokken regionale partijen bij IenM verzoeken kunnen indienen voor bijdragen. Na 2016 kunnen nog wel toezeggingen en betalingen plaatsvinden. Verwacht wordt dat de regio in 2016 voor het gehele resterende budget verzoeken voor bijdragen zal indienen, waarvan € 9,5 miljoen voor de Vismigratierivier. Het grootste deel van dit bedrag (€ 6,0 miljoen) blijft op de begroting van IenM voor (een deel van) de financiering van de zogenaamde Coupure in de Afsluitdijk. Deze Coupure zal onderdeel uitmaken van het DBFM-contract voor de versterking van de Afsluitdijk. De Kamer is hierover geïnformeerd in de brief over «Projecten die spelen op en rondom de Afsluitdijk» van 9 juni jl. (Kamerstukken II 2015-2016 34 300-A, nr. 67).

Rijkswaterstaat heeft een MIRT-verkenning uitgevoerd naar de meest effectieve maatregelen voor de aanpak van de zandhonger in de Oosterschelde. De uitkomst is dat de effecten van de zandhonger bestreden kunnen worden met het suppleren van zand op de Roggen-plaat (voorziene uitvoeringsperiode 2017-2018). De aanpak van andere locaties is minder urgent. Deze locaties zijn ondergebracht in het bredere MIRT-onderzoek Integrale Veiligheid Oosterschelde, dat op grond van het Deltaprogramma in 2015 is gestart. In het BO MIRT Zeeland van 13 november 2014 is over de financiering van de zandsuppletie op de Roggenplaat afgesproken dat regio en Natuurmonumenten € 5 miljoen bijdragen, EZ € 1 miljoen en IenM € 6,3 miljoen. In de bijdrage van de regio is een nog te verkrijgen Europese subsidie van € 3,5 miljoen meegeteld. Het risico hiervan komt voor rekening van de regio.

Onderstaand is de budgetflexibiliteit voor de periode 2016-2030 weergegeven voor aanleg onderzoek, planuitwerkingen en verkenningen door inzicht te verstrekken in de opbouw van de MIRT-budgetten tot en met 2030.

100% 90% 80% 70% 60% 50% 40% 30% 20% 10% 0%

 
 

5%

 

14

 
         
         
         
 

88%

 

250

 
         
         
         
         
 

7%

 

21

 

Procentueel x € 1 mln.

Verplicht Gebonden Bestemd

Realisatieprogramma

Dit programma levert een bijdrage aan het voldoen aan de wettelijke normen van de primaire waterkeringen in beheer bij het Rijk en bij de waterschappen én levert een bijdrage aan het beheer van de rijkswateren.

Hoogwaterbeschermingsprogramma (HWBP)

Het Hoogwaterbeschermingsprogramma (HWBP) is een alliantie tussen de waterschappen en het Ministerie van Infrastructuur en Milieu. Het programma is opgericht voor het aanpakken van de waterveiligheids-opgave die voortvloeit uit de Derde Landelijke Rapportage Toetsing primaire waterkeringen (LRT3) in 2011, en de daaropvolgende toets-rondes. Het programma heeft als doel in 2050 alle waterkeringen in Nederland op orde te hebben. Circa 90% van de primaire waterkeringen is in beheer bij de waterschappen. De rest is vrijwel volledig in beheer bij het Rijk. Door de samenwerking wordt de beschikbare kennis en deskundigheid van de verschillende waterbeheerders optimaal benut.

Het HWBP kent een voortrollend karakter, waarbij jaarlijks een actualisatie van het programma plaatsvindt en er een nieuw jaar aan de programmering wordt toegevoegd. Met deze werkwijze ontstaat een adaptief programma dat flexibel in kan spelen op nieuwe ontwikkelingen.

De huidige HWBP opgave komt voort uit de LRT3 (2011) en de verlengde derde toetsing (LRT3+, 2013). Daarnaast zijn met het oog op de nieuwe normering waterveiligheid de 13 meest urgente «nieuwe» opgaven opgenomen in het programma 2017–2022. Hiermee wordt geanticipeerd op de inwerkingtreding van de nieuwe normen. Concreet betekent dit dat er van de totale veiligheidsopgave voor het programma 2017–2022 943 kilometer aan primaire waterkeringen en 468 kunstwerken is aangemeld bij het HWBP. Hiervan komt 803 kilometer voort uit de LRT3+ en 140 kilometer uit de nieuwe beoordeling. Deze opgave is verdeeld over 194 projecten. Ten opzichte van de opgave in 2016 is dat een toevoeging van 195 km (140 km uit nieuwe beoordeling en 55 kilometer door toename van het aantal aanmeldingen van de waterschappen) en 193 kunstwerken, waarvan er 170 zijn toegevoegd door Waterschap Peel en Maasvallei als gevolg van verdere scope-uitwerking.

De prioritering van de jaarlijks uit te brengen programmering is gebaseerd op urgentie. De programmering 2017–2022 wordt gelijktijdig met deze begroting op Prinsjesdag als onderdeel van het Deltaprogramma 2017 (paragraaf 3.3) gepresenteerd.

In 2014 is de financieringsregeling HWBP vastgesteld en is de uitvoering gestart. Eind 2017 zijn naar verwachting 43 projecten in de verkenningsfase, 5 projecten in de planuitwerkingsfase en 7 projecten in realisatie. Daarnaast lopen er 4 projectoverstijgende verkenningen.

Het HWBP is onderdeel van het Deltaprogramma met behoud van eigen besturing, organisatie en financiering.

Dijkversterking en Herstel steenbekleding Oosterschelde en Wester-schelde

Het herstel van de steenbekledingen in Zeeland is in 2015 gereed gekomen. In totaal is langs de Wester- en Oosterschelde 321 kilometer aan steenbekledingen vervangen. In 2016 vindt de financiële afwikkeling van het deel steenbekledingen plaats. In dit project wordt ook de vooroever-verdediging van deze dijken aangepakt. Dit deel loopt nog door tot in 2019.

Rivierverruiming, niet zijnde Ruimte voor de Rivier

Langs de Maas, de Rijn, de Waal en de Lek worden rivierverruimingspro-jecten uitgevoerd om een grotere waterafvoer te kunnen opvangen, de zogeheten NURG (Nadere Uitwerking Rivieren Gebied) projecten. Het NURG-programma wordt samen met het Ministerie van Economische Zaken (EZ) uitgevoerd en draagt naast veiligheid ook bij aan de ruimtelijke kwaliteit van het rivierengebied door de aanleg van nieuwe natuur. Een aantal NURG-projecten is ook van belang voor het realiseren van de waterveiligheidsdoelstellingen van de PKB Ruimte voor de Rivier. Het programma is grotendeels afgerond. Op dit moment loopt nog een beperkt aantal projecten, waaronder het project Afferdense en Deestse Waarden waarvan oplevering voorzien is in 2019.

Afsluitdijk

Het project Afsluitdijk omvat opgaven op het gebied van waterveiligheid en waterafvoer. Het betreft de versterking van het dijklichaam volgens het principe van de overslagbestendige dijk, met behoud van de groene (vegetatie) uitstraling, het versterken van de schut- en spuicomplexen en het vergroten van de waterafvoercapaciteit door het aanbrengen van pompen in het spuicomplex Den Oever. In het rijksinpassingsplan is de oplossingsruimte voor de maatregelen die noodzakelijk zijn voor de waterveiligheid en de waterafvoer begrensd. Ook worden in het Rijksin-passingsplan diverse regionale ambities (planologisch) mogelijk gemaakt, zoals de vismigratierivier, de opschaling van de Blue Energy centrale op Breezanddijk en de plaatsing van stromingsturbines in de spuicomplexen. Voor de ambities heeft het Rijk een budget van € 20 miljoen beschikbaar gesteld op basis van co-financiering met de Regio. In 2016 start de aanbesteding van het project Afsluitdijk. Start realisatie is voorzien in 2018 en oplevering in 2022.

Overige onderzoeken en kleine projecten

Onderdeel van overige onderzoeken en kleine projecten is de Flakkeese Spuisluis. In het najaar van 2013 zijn afspraken gemaakt over het Tidal Test Centre (TTC): een centrum waar innovatieve turbines kunnen worden getest voor het opwekken van duurzame energie uit de getijdenbeweging. De regio en private partijen financieren de bouw van het TTC en het Rijk stelt de Flakkeese Spuisluis in de Grevelingendam in werking. Met de inwerkingstelling van deze sluis komt beperkt getij terug in het meest oostelijke deel van de Grevelingen. Daardoor verbetert de waterkwaliteit. Daarnaast biedt het een proeflocatie voor het TTC. De werkzaamheden zijn in 2016 gestart. Oplevering is voorzien in 2017.

In lijn met de werkwijze op het Infrastructuurfonds wordt vanaf de 1e suppletoire wet 2015 op het Deltafonds de over- en onderprogrammering op een centrale plek op het fonds verantwoord, namelijk het realisatiedeel van artikelonderdeel 1.02 overige aanlegprojecten Waterveiligheid. De reeks «overprogrammering» in deze tabel geeft derhalve inzicht in de over- en onderprogrammering van het Deltafonds als geheel.

1.03 Studiekosten

Motivering

Producten

Dit betreft enerzijds studie- en onderzoekskosten voor het Deltaprogramma (MIRT-onderzoeken) en daarnaast de overige studiekosten op het gebied van waterveiligheid.

Studie- en onderzoekskosten Deltaprogramma

Hieronder vallen studie- en onderzoekskosten voor het Deltaprogramma (MIRT-onderzoeken). Het Deltaprogramma (DP) is een programma van maatregelen, voorzieningen, onderzoeken en ambities gericht op de korte, middellange en lange termijn waterveiligheid en zoetwatervoorziening van Nederland. Voor een nadere toelichting over deze onderzoeken wordt verwezen naar het Deltaprogramma 2016.

Op dit onderdeel worden vooral de onderzoeken voor waterveiligheid verantwoord.

Het Nationaal Watermodel is een geïntegreerde set van modellen om het waterhuishoudkundig systeem van Nederland door te rekenen, die oorspronkelijk is ontwikkeld voor het Deltaprogramma. Het model is gebruikt om de effecten van maatregelen op het gebied van waterveiligheid en zoetwatervoorziening te berekenen. In 2017 blijft het Deltamodel in gebruik voor het beantwoorden van vragen die richting de uitvoering van het Deltaprogramma spelen. De doorontwikkeling van het model heeft als doel de waterhuishoudkundige basis ervan ook in andere rekentoepassingen te gebruiken om zo de onderlinge vergelijkbaarheid en de betrouwbaarheid van die toepassingen te garanderen. Daarnaast wordt het model gebruikt bij het toetsingsinstrumentarium voor waterveiligheid en genereert het model de waterhuishoudkundige basis voor waterkwaliteitsmodellen. MIRT-Onderzoek Integrale Veiligheid Oosterschelde (IVO): Dit onderzoek richt zich op een toekomstbestendige aanpak van de waterveilig-heidsopgave voor de Oosterschelde, vanuit een optimale combinatie van een aangepast beheer van de Oosterscheldekering, (innovatieve) dijkversterkingen en zandsuppleties op intergetijdengebieden. De inzet is om de veiligheidsopgave te verbinden met de opgaven die voortvloeien uit de andere (gebruiks)functies van de Oosterschelde. Dat sluit aan bij de strategie van het Deltaprogramma Zuidwestelijke Delta voor een duurzaam herstel van de balans tussen belangen van een veilige, een economisch vitale en aan ecologisch veerkrachtige delta. IVO is in 2015 gestart. Het onderzoek wordt door Rijkswaterstaat uitgevoerd, samen met de provincie Zeeland en Waterschap Schelde-stromen. Afronding van IVO is eind 2016 voorzien. Systeemstudie IJsselmeergebied: Dit betreft een studie naar de samenhang tussen waterafvoer, peilbeheer en de benodigde sterkte van de dijken in het gebied. De voorkeursstrategie bij de deltabeslissing IJsselmeergebied is mede gebaseerd op een optimalisatie van de samenhang tussen de infrastructuur van waterkeringen (Houtribdijk, Ramspolkering en Afsluitdijk) en het beheer van de watersystemen van het IJsselmeer, Markermeer, randmeren, Amsterdam-Rijnkanaal, Eem en IJssel-Vechtdelta. Doel van de studie is het inzichtelijk maken van het gehele, complexe watersysteem van het IJsselmeergebied ten behoeve van huidige en toekomstige vraagstukken rondom watervei-ligheid en zoetwatervoorziening. Een belangrijke te beantwoorden vraag is wat de effecten zijn van de verschillende opties in het peilbeheer op de kosten van de benodigde dijkversterkingen. Tijdshorizon is 2050 en verder, mede met het oog op keuzes die dan zullen spelen bij de vervanging van spuicomplexen in de Afsluitdijk. MIRT-onderzoeken naar de waterveiligheid in de Rijn-Maasdelta: voor de verwachte stijging van de zeespiegel, toenemende extreme rivierafvoeren en sociaaleconomische veranderingen zijn langetermijnstrategieën ontwikkeld voor waterveiligheid en zoetwatervoorziening. Daarbij worden de strategieën en maatregelen voor waterveiligheid en sociaaleconomische ontwikkeling in synergie met elkaar en met oog voor ruimtelijke kwaliteit ontwikkeld. Komende jaren wordt met maatregelen en nadere beleidsuitwerking vervolg gegeven aan de gemaakte beleidskeuzes voor dit gebied. Hierbij valt te denken aan onderzoek naar de Adaptatiestrategie waterveiligheid buitendijks, Meerlaagsveiligheid Dordrecht en de gebiedsgerichte uitwerking van de Alblasserwaard

Stimuleringsprogramma Ruimtelijke Adaptatie: In de Deltabeslissing Ruimtelijke Adaptatie hebben Rijk, provincies, gemeenten en waterschappen afgesproken waterveiligheid en klimaatbestendigheid integraal mee te gaan wegen bij ruimtelijke ontwikkelingen. De ambitie daarbij is dat in 2020 klimaatbestendig handelen en waterrobuust inrichten een integraal onderdeel van hun beleid en handelen is, zodat Nederland in 2050 ook daadwerkelijk klimaatbestendig is ingericht. Dat vereist een verandering in denken en doen: klimaatbestendig en waterrobuust inrichten moet in Nederland een vanzelfsprekend onderdeel bij ruimtelijke (her)ontwikkelingen worden. Van 2015 t/m 2017 zijn vanuit het Deltafonds middelen beschikbaar gesteld voor het Stimuleringsprogramma Ruimtelijke Adaptatie om deze transitie te ondersteunen met diverse activiteiten en producten. Denk aan kennisportaal4, het organiseren van themabijeenkomsten, ondersteuning van voorbeeldprojecten en faciliteren van kennis- en leernetwerken. In 2017 vindt een tussentijdse evaluatie plaats. Toetsing Regionale keringen in beheer van het Rijk: De veiligheidsnormen voor de regionale waterkeringen die bij het Rijk in beheer zijn, zijn in 2016 in het Waterbesluit opgenomen. In 2016 en 2017 wordt voor het eerst getoetst of deze regionale keringen aan de gestelde normen voldoen. Uit deze toetsing zal blijken of en in welke mate versterkingsmaatregelen noodzakelijk zijn. In het Deltafonds is voor noodzakelijke versterkingsmaatregelen tot en met 2028 een reservering van € 200 miljoen opgenomen in de programmaruimte. MIRT-onderzoek Rivierverruiming: In 2017 wordt het onderzoek naar rivierverruiming voortgezet. Doel is om, voor de Rijn in 2017 en voor de Maas in 2018, samen met de regionale partijen te komen tot een totaalvoorstel met een concrete vertaling van de voorkeursstrategie, zoals voorgesteld in het DP2015, inclusief financiële consequenties. Daarvoor is het onder andere nodig om de effecten van rivierverruiming op overstromingskansen en de nieuwe normering beter te kennen en een betere inschatting te hebben van de kosten, de baten en de financiële haalbaarheid. Daarbij zijn potentiële besparingen op versterking van belang evenals concrete meekoppelkansen. Nieuwe normering: De huidige normen voor de primaire waterkeringen stammen grotendeels uit de jaren ’60 van de vorige eeuw.

www.ruimtelijkeadaptatie.nl

Sindsdien zijn de omstandigheden in Nederland sterk veranderd. Er wonen meer mensen achter de dijk en er is meer economische waarde te beschermen. Met de laatste kennis en inzichten zijn daarom nieuwe normen voor de primaire waterkeringen ontwikkeld op basis van de risicobenadering. Er wordt zowel gekeken naar de kans op een overstroming als de mogelijke gevolgen hiervan. Eind 2015 is deze stap beleidsmatig verankerd in het Nationaal Waterplan 2016-2021. Ook de juridische verankering van de normen in de Waterwet ligt op koers: de gewijzigde Waterwet is naar verwachting vanaf 1 januari 2017 van kracht na parlementaire behandeling in 2016. De bijhorende regeling voor de beoordeling van de veiligheid van primaire waterkeringen, een wijziging van het Waterbesluit en aanpassing van de subsidieregeling voor de versterking van de primaire keringen treden dan ook in werking.

Een parallel proces is de aanpassing van het beoordelings- en ontwerpinstrumentarium. Hiermee kan de vierde ronde beoordelen op veiligheid in 2017 starten op basis van het nieuwe waterveiligheidsbe-leid en kan tussentijds al met de nieuwste inzichten ontworpen worden. Om dit mogelijk te maken wordt extra ingezet op diverse sporen, zoals een impuls aan grondonderzoek. Daarmee wordt aanvullende bodeminformatie gegenereerd om beter gesteld te staan voor de beoordelingronde van de primaire waterkeringen die januari 2017 start. Daarnaast wordt gewerkt aan de stroomlijning van de informatievoorziening voor het gehele toetsproces, inclusief de rapportage over de resultaten van de uitgevoerde toetsing. Aangezien sprake is van een geheel vernieuwde wijze van normering dient extra inzet te worden geleverd ten behoeve van opleidingen en trainingen op het gebied van risicobenadering en het omgaan met overstromingskansen. Dit geldt zowel voor de wettelijke beoordeling op veiligheid als bij het ontwerpen van noodzakelijke verbetermaatre-gelen in het HWBP.

1.04 GIV3/PPS

Motivering                                                Bij infrastructuurprojecten waarbij sprake is van publiek-private samen- werking (PPS) bestaat de betaling uit een geïntegreerd bedrag voor aanleg, onderhoud én financiering gedurende een langdurige periode. De meest toegepaste vorm is DBFM (Design, Build, Finance and Maintain) waarbij de overheid pas na oplevering betaalt voor een dienst (beschikbaarheid) in plaats van mijlpalen voor een product tijdens de bouwfase. Deze contractvorm garandeert een efficiënte en effectieve beschikbaarheid van de noodzakelijke capaciteit om, rekening houdend met de aspecten veiligheid en leefomgeving, een betrouwbaar systeem te realiseren.

In de brief van 14 juni 2011 (Kamerstukken II 2010-2011 32 500 A, nr. 83; Prioritering Investeringen Mobiliteit en Water) is een lijst van in totaal 32 potentiële DBFM-projecten opgenomen. Aangezien op dit moment nog geen geïntegreerd project bij het hoofdwatersysteem in uitvoering is, worden er op dit artikel (nog) geen uitgaven verantwoord. RWS is bezig met de voorbereiding van de realisatie van het project Afsluitdijk dat als DBFM-contract wordt aanbesteed. Start van de aanbesteding is eind 2016 voorzien.

1.09 Ontvangsten

Ontvangsten waterschapsprojecten

Conform de Spoedwet (Stb. 2011, nr. 302) dragen de waterschappen vanaf 2011 € 81 miljoen per jaar bij aan het HWBP. Deze bijdrage van de waterschappen is conform het regeerakkoord Rutte I en het Bestuursakkoord Water aangevuld tot € 131 miljoen in 2014 en tot € 181 miljoen structureel vanaf 2015 (inclusief project gebonden aandeel). Vanaf 2016 worden deze bedragen geïndexeerd op basis van de IBOI, zoals gehanteerd door het Ministerie van Financiën en wordt het € 186 miljoen per jaar.

De middelen van de waterschappen worden eerst ingezet voor de waterschapsprojecten van het HWBP-2 en vervolgens voor de waterschapsprojecten van het HWBP. Het in 2013 door de Tweede en Eerste Kamer aangenomen wetsvoorstel Wijziging van de Waterwet (doelmatigheid en bekostiging hoogwaterbescherming) (Kamerstukken II 2012–2013 33 465) is per 1 januari 2014 in werking getreden. De wet regelt dat het Rijk en de waterschappen jaarlijks elk de helft van de bijdrage aan het HWBP gaan betalen.

In bijlage 3 is een nadere toelichting op de financieringsafspraken voor het HWBP opgenomen.

Artikel 2 Investeren in Zoetwatervoorziening

Omschrijving van de samenhang in Op het gebied van zoetwatervoorziening is het beleid gericht op een het beleid                                                  duurzame zoetwatervoorziening die economisch doelmatig is. De

uitvoering is gericht op het zoveel mogelijk voorkomen van tekorten. Dit is een gezamenlijke verantwoordelijkheid van overheden en gebruikers. Het Ministerie van IenM werkt samen deze partijen in het Deltaprogramma Zoetwater. De maatregelen die in uitvoering worden genomen staan in het Deltaplan Zoetwater.

In periodes van ernstig watertekort (in droge zomers) wordt water verdeeld op basis van een verdringingsreeks.

Op dit artikel worden de producten op het gebied van zoetwatervoorziening verantwoord. De waterkwaliteit maatregelen in het hoofdwatersysteem die niet verbonden zijn aan waterveiligheid en zoetwatervoorziening worden op artikel 7 van het deltafonds verantwoord.

Dit artikel is gerelateerd aan beleidsartikel 11 (Integraal waterbeleid) op de begroting van hoofdstuk XII.

Ambities voor zoetwater

Nederland heeft een unieke ligging in een delta. Water speelt niet alleen een cruciale rol in de leefbaarheid van onze omgeving, het is ook een verbindend element in onze economische positie. Zelfs in droge tijden komen via de Rijn en de Maas nog honderdduizenden liters zoetwater ons land binnen. Dit is een belangrijk concurrentievoordeel ten opzichte van landen die deze rivieren niet hebben. Nederland bezit unieke kennis en kunde op het gebied van waterbeheer en waterkwaliteit en verdient daar veel geld mee: 8% van de Nederlanders werkt in een sector met afhankelijkheid van water en verdient daar 17,5% van het Nederlands Bruto Nationaal Product mee.

Om de bijdrage van zoetwater aan onze sterke economische positie te behouden en te versterken, in harmonie met de leefomgeving, is het zaak dat er geanticipeerd wordt op toekomstige trends en ontwikkelingen. Nu al zijn er knelpunten en deze nemen toe bij klimaatverandering. De ambitie is om de rol die zoetwater in onze sterke economische positie speelt niet alleen te behouden, maar ook te versterken en ervoor te zorgen dat water blijft bijdragen aan de kwaliteit van de leefomgeving. Rijk, regio en gebruikers nemen samen de verantwoordelijkheid voor een goede zoetwatervoorziening en het voorkomen van tekorten. Het Ministerie van IenM draagt financieel bij aan het uitvoeringingsprogramma voor de periode 2015-2021 en investeert in het ontwikkelen van kennis en beleid ten behoeve van besluitvorming over de periode na 2021. IenM levert een belangrijke (financiële en personele) bijdrage aan het Programmabureau Zoetwater ten behoeve van de uitvoering van de Deltabeslissing Zoetwater.

De ambitie is uitgewerkt in vijf nationale zoetwaterdoelen:

Het in stand houden en bevorderen van een gezond en evenwichtig watersysteem.

Het beschermen van de cruciale gebruiksfuncties drinkwater (volksgezondheid), energie, kwetsbare natuur, waterkeringen en het tegengaan van klink en zetting. Het effectief en zuinig gebruiken van het beschikbare water.

Het bevorderen van de concurrentiepositie van Nederland wat betreft aan water gerelateerde economie.

Het ontwikkelen van waterkennis, -kunde en -innovatie ten behoeve van de zoetwaterdoelen.

Met de Deltabeslissing Zoetwater zijn een adaptieve strategie voor zoetwater en een uitvoeringsprogramma, het Deltaplan Zoetwater, beschikbaar gekomen. Het Deltaplan Zoetwater beschrijft de maatregelen die worden genomen in de periode 2015-2021. Voor een nadere toelichting wordt verwezen naar het Deltaplan en het Nationaal Waterplan 2016-2021.

Van ambities naar uitvoering

Met de deltabeslissing Zoetwater en de daaruit volgende Zoetwaterstrategie wordt beoogd een duurzaam en economisch doelmatige zoetwatervoorziening te realiseren. Het Deltaprogramma Zoetwater kent een korte-en langetermijnstrategie. Voor de korte termijn (tot 2028) levert het Deltaprogramma de uitwerking van de waterbeschikbaarheid (voorheen het voorzieningenniveau), een investeringsprogramma waarin maatregelen zijn opgenomen voor het robuuster maken van het watersysteem (nationaal en regionaal) en een kennisagenda voor verdere onderbouwing en ontwikkeling van de adaptieve strategie. Met de waterbeschikbaarheid wordt helderheid gegeven over het risico op tekort aan zoetwater voor gebruikers en de inspanningen en verantwoordelijkheden die de overheid voor de zoetwatervoorziening heeft. De langetermijnstrategie voor zoetwater (na 2028) is gericht op het behouden van beleidsopties en het benutten van meekoppelkansen, gezien de onzekerheid van klimaatontwikkeling.

Het Nationaal Waterplan 2016-2021 bevat de elementen van de Deltabeslissing Zoetwater voor het rijksbeleid. Er is een gezamenlijk (Rijk en regio) uitvoeringsprogramma, het Deltaplan Zoetwater. Dit Deltaplan gaat in op de inzet (financiële bijdrage) van Rijk en regio voor de korte en lange termijn.

 

Budgettaire gevolgen van de uitvoering van art. 2

Investeren in zoetwatervoorziening (bedragen

x € 1.000)

   
 

2015

2016

2017

2018

2019

2020

2021

Verplichtingen

6.319

40.704

52.358

32.208

31.483

34.963

32.404

Uitgaven

8.336

39.862

38.973

41.511

33.622

35.542

32.404

Waarvan juridisch verplicht

   

76%

       

2.01 Aanleg waterkwantiteit

0

0

0

0

0

0

0

2.01.01 Verkenning en planuitwerking

             

waterkwantiteit

             

2.01.02 Realisatieprogramma waterkwantiteit

0

0

0

0

0

0

0

2.02 Overige waterinvesteringen zoetwater-

             

voorziening

6.727

37.165

36.928

38.561

30.672

31.992

32.289

2.02.01 Verkenningen en planuitwerking

             

zoetwatervoorziening

1.231

0

9.500

0

0

0

1.833

– waarvan bijdrage aan agentschap RWS

1.228

0

0

0

0

0

0

2.02.02 Realisatieprogramma zoetwatervoor-

             

ziening

5.496

37.165

27.428

38.561

30.672

31.992

30.456

2.03 Studiekosten

1.609

2.697

2.045

2.950

2.950

3.550

115

2.03.01 Studie en onderzoekskosten Deltapro-

             

gramma

1.609

2.697

2.045

2.950

2.950

3.550

115

2.03.02 Overige studiekosten

0

0

0

0

0

0

0

Ontvangsten

2.220

6.717

0

3.006

0

0

0

2.09 Ontvangsten investeren in waterkwantiteit

             

en zoetwatervoorziening

2.220

6.717

0

3.006

0

0

0

2.09.01 Ontvangsten zoetwatervoorzieningen

2.220

6.717

0

3.006

0

0

0

2.09.02 Overige aanleg ontvangsten

             

Budgetflexibiliteit

Met uitzondering van de nog niet in uitvoering genomen aanlegprojecten worden de budgetten in 2017 als juridisch verplicht beschouwd op de peildatum 1 januari 2017. Voor de mate van verplichting van het verkenningen- en planuitwerkingsprogramma tot en met 2030 wordt verwezen naar het betreffende projectoverzicht.

Onderstaand zijn de beschikbare budgetten tot en met 2030 per jaar gepresenteerd op artikelonderdeelniveau. De mutaties zijn in de verdie-pingsbijlage bij de begroting op hetzelfde detailniveau tot en met 2030 toegelicht.

 

Bedragen x € 1.000

 

2016

2017

2018

2019

2020

2021

2022

2023

2 Investeren in zoetwatervoor-

               

ziening

39.862

38.973

41.511

33.622

35.542

32.404

1.833

1.833

2.01 Aanleg waterkwantiteit

0

0

0

0

0

0

0

0

2.02 Overige waterinvesteringen

               

zoetwatervoorziening

37.165

36.928

38.561

30.672

31.992

32.289

1.833

1.833

2.03 Studiekosten

2.697

2.045

2.950

2.950

3.550

115

0

0

2.09 Ontvangsten investeren in

               

waterkwantiteit en zoetwatervoor-

               

ziening

6.717

0

3.006

0

0

0

0

0

(Vervolg) Bedragen x € 1.000

 

2024

2025

2026

2027

2028

2029

2030

2016-2030

2 Investeren in zoetwatervoor-

               

ziening

1.833

1.833

1.833

1.833

1.833

0

0

234.745

2.01 Aanleg waterkwantiteit

0

0

0

0

0

0

0

0

2.02 Overige waterinvesteringen

               

zoetwatervoorziening

1.833

1.833

1.833

1.833

1.833

0

0

220.438

2.03 Studiekosten

0

0

0

0

0

0

0

14.307

2.09 Ontvangsten investeren in

               

waterkwantiteit en zoetwatervoor-

               

ziening

0

0

0

0

0

0

0

9.723

Motivering

Motivering

Producten

2.01 Aanleg waterkwantiteit

Er worden op dit artikelonderdeel nu geen projecten verantwoord.

2.02 Overige waterinvesteringen Zoetwatervoorziening

Het betreft projecten die de zoetwatervoorziening bevorderen en de kwaliteit waarborgen. Dit zijn maatregelen en voorzieningen van nationaal belang ter voorkoming en waar nodig beperking van waterschaarste en ook ter bescherming of verbetering van de chemische of ecologische kwaliteit van watersystemen, voor zover deze onderdeel uitmaken van opgaven op het gebied van zoetwatervoorziening.

Verkenningen- en Planuitwerkingsprogramma

Het verkenningen- en planuitwerkingsprogramma dient om een probleem of een initiatief met een maatschappelijke meerwaarde te verkennen en om daarna, indien nodig, uit alternatieven de beste oplossing voor het probleem te zoeken en voor te bereiden voor de uitvoering.

Dit artikelonderdeel geeft inzicht in de stand van zaken van diverse projecten en programma’s op het gebied van zoetwatervoorziening die zich in de fasen van voorbereiding tot realisatie bevinden.

 

Projectoverzicht Verkenningen- en planuitwerkingsprogramma (Budget in € mln.)

Budget

 

Planning

 

Projectomschrijving Huidig

vorig

PB of TB

Openstelling

Verplicht

Projecten Nationaal

EPK Planuitwerking en verkenningen Zoetwatervoorziening 15

Projecten Zuid-Nederland

Roode Vaart 10

14 10

   

Gebonden

-

Bestemd

-

Totaal programma planuitwerking en verkenning 25 Begroting DF 02.02.01 25

legenda

TB = Tracébesluit

PB = Projectbesluit

Toelichting:

Roode Vaart: De bijdrage van € 9,5 miljoen voor het project Roode Vaart is opgenomen voor de uitvoering van de motie Holtackers/Jacobi (zie Kamerstuk, 2011–2012, 27 625, nr. 276). Regionale partijen (waterschap Brabantse Delta, de provincie Zeeland, de provincie Noord-Brabant en de gemeente Moerdijk) hebben voor de uitvoering in november 2013 een samenwerkingsovereenkomst getekend. De gemeente Moerdijk is eindverantwoordelijk voor de uitvoering. Het project bevindt zich in de planuitwerkingsfase. De verwachting is dat in 2017 gestart wordt met de realisatiefase. Rijk en regio hebben afspraken gemaakt voor het beschikbaar houden van het benodigd projectbudget. Afgesproken is dat IenM een reservering maakt van maximaal € 850.000,– inclusief BTW en de Provincie Noord-Brabant € 850.000 exclusief BTW. De reservering van IenM wordt gedekt binnen de geprogrammeerde bijdrage vanuit het Deltafonds aan de vervolgmaatregelen Roode Vaart (periode 2015–2021). Aan het eind van de realisatiefase dient de gemeente Moerdijk het tekort kenbaar te maken.

Onderstaand is de budgetflexibiliteit voor de periode 2016–2030 weergegeven voor aanleg onderzoek, planuitwerkingen en verkenningen door inzicht te verstrekken in de opbouw van de MIRT-budgetten tot en met 2030.

100% 90% 80% 70% 60% 50% 40% 30% 20% 10% 0%

 
         
         
         
         
         
         
         
         
         
         

Procentueel x € 1 mln.

Verplicht Gebonden Bestemd

Realisatieprogramma Zoetwatervoorziening

 

Projectoverzicht realisatieprogramma (Budget in € mln.)

Totaal

           

Oplevering

Projectom- huidig vorig t/m 2016 schrijving 2015

2017

2018

2019

2020

2021

later

huidig vorig

Projecten Zoetwatervoorziening Projecten Nationaal

Innovatie KRW                   70             75             70

Projecten ZuidwestNederland

Besluit Beheer

Haringvlietsluizen              76             76             32             29

Overige projecten

Luwtemaatregelen

Hoornse Hop                      17                8               0               2

Zoetwatermaatre-gelen                                  137           136                1               6 afrondingen

20 1

10

21 1

3                1

28              31

2018         2018

2020         2020

30

 

Programma

300

159

102

37

27

39

31

32

30

0

Begroting (DF 2.02.02)

     

37

27

39

31

32

30

0

Toelichting:

– Besluit Beheer Haringvlietsluizen: In het najaar 2014 zijn de (voorbereidende) werkzaamheden voor de compenserende zoetwatermaatrege-len door het waterschap en Evides gestart. Dit conform de in mei 2014 gesloten uitvoeringovereenkomst. Op 20 november 2014 heeft de Minister van IenM de feestelijke start van de werkzaamheden verricht. De werkzaamheden liggen op schema, zodat de Haringvlietsluizen in 2018 op «een Kier» gezet kunnen worden.

7

7

– Luwtemaatregelen Hoornse Hop: Een van de maatregelen om in het Markermeer-IJmeer een toekomstbestendig ecologisch systeem te creëren is de Luwtemaatregel Hoornse Hop. Deze maatregel moet ertoe leiden dat de vertroebeling van het water in de Hoornse Hop afneemt, wat de voedselproductie in de waterbodem en de waterkolom ten goed zal komen, en zo de condities voor natuur zal verbeteren. Het project Luwtemaatregelen Hoornse Hop omvat ook een KRW-maatregel om een aangrenzend gebied ondieper te maken. Tot medio 2017 loopt de planuitwerkingsfase, de realisatie start daarna.

– Zoetwatermaatregelen van nationaal belang: deze maatregelen hebben als doel huidige knelpunten in de zoetwatervoorziening te verminderen en Nederland voor te bereiden op de mogelijke gevolgen van klimaatverandering.

Onderdeel van dit budget zijn (incidentele) subsidies en uitkeringen aan andere overheden. In de tabel budgettaire gevolgen van beleid bij dit beleidsartikel is in regel 2.02.02 realisatieprogramma zoetwatervoorziening een bedrag van € 52,6 miljoen aan subsidieverplichtingen opgenomen voor de periode 2015 – 2021. De bedragen hebben betrekking op de mogelijke verlening van subsidies aan de volgende waterschappen: Stichtse Rijnlanden, Hollandsche Delta, Delfland en Rivierenland.

Deze maatregelen hebben als doel de huidige knelpunten in de zoetwatervoorziening te verminderen en Nederland voor te bereiden op de mogelijke gevolgen van klimaatverandering.

Deze begrotingsvermelding vormt de wettelijke grondslag voor de hier bedoelde subsidieverlening(en) als bedoeld in artikel 4:23, derde lid, onder c, van de Algemene Wet Bestuursrecht.

IenM boekt in de periode 2015 – 2021 ook een bedrag van in totaal € 63,5 miljoen over naar het Provinciefonds voor het nemen van zoetwatermaat-regelen. Deze middelen dragen ook bij aan het verminderen van huidige knelpunten in de zoetwatervoorziening en aan het opvangen van mogelijke gevolgen van klimaatverandering. Deze zoetwatermaatregelen van nationaal belang zijn opgenomen in het Deltaplan Zoetwater, onderdeel van het Deltaprogramma 2015.

Voor zoetwater wordt het resterende bedrag van € 4,9 miljoen van het beschikbare investeringsbudget voor zoetwater van € 150 miljoen onttrokken uit de programmaruimte Deltafonds en overgeheveld naar het artikel 2 Investeren in zoetwatervoorziening op het Deltafonds. De onttrekking betreft € 0,7 miljoen voor adaptieve klimaatpilots in IJssel-meergebied en € 4,2 miljoen als risicoreservering voor de geprogrammeerde zoetwatermaatregelen. Deze risicoreservering gebeurt mede op basis van een beoordeling door het Expertisecentrum Kosten en Baten.

2.03 Studiekosten

Motivering

Dit betreft enerzijds studie- en onderzoekskosten voor het Deltaprogramma (MIRT-onderzoeken) en daarnaast de overige studiekosten op het gebied van zoetwatervoorziening.

Producten

Studie- en onderzoekskosten Deltaprogramma

Op dit onderdeel van de begroting staan de studie- en onderzoekskosten ten behoeve van het Deltaprogramma (MIRT-onderzoeken) die betrekking hebben op zoetwatervoorziening. Het Deltaprogramma is een programma om Nederland nu en in de toekomst te beschermen tegen hoogwater en te zorgen voor voldoende zoetwater. In het Deltaprogramma werken verschillende overheden en andere organisaties samen. De plannen komen tot stand onder leiding van de regeringscommissaris voor het Deltaprogramma: de Deltacommissaris. Het Deltaprogramma heeft in 2014 voorstellen voor deltabeslissingen uitgebracht. Het kabinet heeft deze inmiddels beleidsmatig verankerd in het Nationaal Waterplan 2016-2021. Deltabeslissingen zijn hoofdkeuzen voor de aanpak van waterveiligheid en zoetwatervoorziening in Nederland. Zij geven richting aan de maatregelen die Nederland hiervoor inzet, op korte en op lange termijn. Per 1 januari 2015 is de organisatie van het Deltaprogramma veranderd. In de organisatie vanaf 2015 worden zeven gebieden (Rijnmond-Drechtsteden, Zuidwestelijke Delta, IJsselmeergebied, Rivieren Rijn, Rivieren Maas, Kust en Waddengebied) en drie generieke thema’s (Veiligheid, Zoetwater en Ruimtelijke Adaptatie) onderscheiden. Verder wordt onderzoek gedaan naar:

Zoetwatervoorziening: het zorgen voor de benodigde kennis om de adaptatiepaden zoals beschreven in het Deltaprogramma voor zoetwater verder te onderbouwen en te ontwikkelen ten behoeve van een strategie voor de beschikbaarheid van zoetwater vanwege klimaatverandering en de ontwikkeling in de zoetwatervraag. In 2015 is een kennisagenda opgesteld waarin de onderzoeken staan beschreven die worden geprogrammeerd en in de periode 2016-2017 worden uitgevoerd.

IJsselmeergebied: vanwege klimaatverandering en daarmee samenhangende vraagstukken van waterveiligheid en veranderende zoetwatervraag, is een flexibeler peilbeheer nodig en wordt gestreefd naar een meer flexibele inrichting van het watersysteem. Daartoe wordt een nieuw peilbesluit opgesteld (2015-2017). Friesland voert tussen eind 2016 en eind 2018 een MIRT-verkenning uit naar maatregelen voor de aanpak van erosie aan de Friese kust.

Artikel 3 Beheer, Onderhoud en Vervanging

Omschrijving van de samenhang in het beleid

Op dit artikel worden de producten op het gebied van instandhouding verantwoord. Dit betreft het watermanagement, het regulier beheer en onderhoud en vervanging en renovatie. Doel hierbij is het duurzaam op orde houden van het watersysteem zodat aan de wettelijke normen wordt voldaan.

Dit artikel is gerelateerd aan beleidsartikel 11 Integraal Waterbeleid op de Begroting hoofdstuk XII.

 

Budgettaire gevolgen van de uitvoering van

art. 3 Beheer, onderhoud en

vervanging (bedragen x

€ 1.000)

   
 

2015

2016

2017

2018

2019

2020

2021

Verplichtingen

266.646

194.301

132.041

151.035

132.783

105.825

121.609

Uitgaven

156.952

213.604

169.466

163.944

159.920

112.428

129.540

Waarvan juridisch verplicht

   

93%

       

3.01 Watermanagement

7.764

7.047

7.031

7.030

7.002

7.002

7.002

3.01.01 Watermanagement

7.764

7.047

7.031

7.030

7.002

7.002

7.002

– waarvan bijdrage aan agentschap RWS

7.764

7.047

7.031

7.030

7.002

7.002

7.002

3.02 Beheer, onderhoud en vervanging

149.188

206.557

162.435

156.914

152.918

105.426

122.538

3.02.01 Waterveiligheid

118.938

145.383

109.178

110.722

104.087

77.346

96.614

– waarvan bijdrage aan agentschap RWS

118.938

145.383

109.178

110.722

104.087

77.346

96.614

3.02.02 Zoetwatervoorziening

17.446

20.900

11.636

17.442

17.449

17.442

17.443

– waarvan bijdrage aan agentschap RWS

17.446

20.900

11.636

17.442

17.449

17.442

17.443

3.02.03 Vervanging

12.804

40.275

41.621

28.750

31.382

10.638

8.481

Ontvangsten

0

0

0

0

0

0

0

3.09 Ontvangsten

0

0

0

0

0

0

0

Onderstaand zijn de beschikbare budgetten na de begrotingsperiode tot en met 2030 per jaar gepresenteerd op artikelonderdeelniveau. De mutaties zijn in de verdiepingsbijlage bij de begroting op dit zelfde detailniveau tot en met 2030 toegelicht.

 

Bedragen x € 1.000

 

2016

2017

2018

2019

2020

2021

2022

2023

3 Beheer, onderhoud en

               

vervanging

213.604

169.466

163.944

159.920

112.428

129.540

195.776

217.182

3.01 Watermanagement

7.047

7.031

7.030

7.002

7.002

7.002

7.002

7.002

3.02 Beheer, onderhoud en

               

vervanging

206.557

162.435

156.914

152.918

105.426

122.538

188.774

210.180

3.09 Ontvangsten

0

0

0

0

0

0

0

0

(Vervolg) Bedragen x € 1.000

 

2024

2025

2026

2027

2028

2029

2030

2016-2030

3 Beheer, onderhoud en

               

vervanging

231.584

278.870

224.296

240.111

230.037

230.037

230.037

3.026.831

3.01 Watermanagement

7.027

7.027

7.027

7.225

6.829

6.829

6.829

104.908

3.02 Beheer, onderhoud en

               

vervanging

224.557

271.843

217.269

232.886

223.208

223.208

223.208

2.921.924

3.09 Ontvangsten

0

0

0

0

0

0

0

0

3.01 Watermanagement

Motivering

Producten

Met watermanagement streeft IenM naar:

Het goed voorbereid zijn op crisissituaties door te zorgen voor een robuuste informatievoorziening;

Het reguleren van de hoeveelheid water in het hoofdwatersysteem onder normale omstandigheden en bij zowel (extreem) hoog- als laagwater

(peilbeheer);

Een duurzaam watersysteem, met zowel een goede chemische als ecologische kwaliteit, dat voorziet in de beschikbaarheid van voldoende water van goede kwaliteit voor de gebruiker.

Binnen het watermanagement worden de volgende activiteiten uitgevoerd:

Monitoring en informatievoorziening;

Crisisbeheersing en -preventie;

Regulering gebruik door vergunningverlening en handhaving;

Nakomen van bestuurlijke afspraken waterverdeling en gebruik (onder andere uit waterakkoorden);

Regulering waterverdeling (operationele modellen en bediening stuwen, spuien).

De activiteiten die door RWS centraal worden uitgevoerd, worden gefinancierd uit de budgetten voor netwerkgebonden kosten. Deze staan op artikel 5.

De doelstellingen voor het waterkwantiteitsbeheer van de rijkswateren zijn:

Het op orde brengen en houden van de samenhang tussen het regionaal- en het hoofdwatersysteem, zodat zowel wateroverlast als watertekort wordt bestreden;

Het kunnen beschikken over voldoende water in de rijkswateren, zodat kan worden voldaan aan de behoeften die voortvloeien uit de gebruiksfuncties. Om dat te realiseren worden peilbesluiten nageleefd en de waterakkoorden geactualiseerd en nageleefd. Het waterpeil is zoveel mogelijk afgestemd op de gebruiksfuncties. De monitoring en informatievoorziening gaat over het verkrijgen en beschikbaar stellen van interne- en externe informatie over het watersysteem. Het gaat daarbij om de dagelijkse informatie voor de verschillende gebruikers (informatie over waterstanden voor de scheepvaart, informatie over waterkwaliteit voor drinkwaterbedrijven en informatie over zwemwaterkwaliteit voor provincies en ten behoeve van recreatie) en om berichtgeving bij uitzonderlijke situaties over hoog- en laagwater, naderende stormvloeden, verontreinigingen en ijsvorming.

Meetbare gegevens

 

Omvang areaal (bedragen x € 1.000)

 

Areaal-eenheid

Omvang

   

Budget 2017

   

2015

2016

2017

 

Watermanagement

km2 water

90.310

90.312

90.312

7.031

Toelichting

Eind 2015 was de omvang van het areaal 90.310 km2. In 2016 zal de omvang van het areaal met circa 2 km2 toenemen als gevolg van met name Ruimte voor de Rivier projecten en de verruiming van het Wilhelminakanaal Tilburg. In 2017 zal het water areaal netto opnieuw enigszins toenemen als resultante van enerzijds de overdracht van de Noordervaart en anderzijds het opleveren van het Grensmaas deelproject bij Itteren. De toename valt echter binnen de afronding. Daarmee zal eind 2017 het areaal met circa 2 km2 water zijn toegenomen ten opzichte van 2015.

 

Indicatoren Watermanagement

Indicator

Realisatie 2015

Streefwaarde

Streefwaarde

   

2016

2017

RWS verstrekt informatie binnen afgesproken termijn en van voldoende

     

kwaliteit bij maatschappelijk vitale processen.

80%

95%

95%

Beschikbaarheid streefpeilen voor Noordzeekanaal/ Amsterdam-

     

Rijnkanaal, IJsselmeer en Haringvliet

100%

90%

90%

De spuiende kunstwerken en stuwen kunnen te allen tijde worden

     

geopend

98,1%

100%

100%

Toelichting

De indicatoren voor de uitvoering van de RWS-taken op het gebied van watermanagement zijn geënt op het leveren van snelle en betrouwbare informatie en op het handhaven van de afgesproken peilen.

De eerste indicator betreft de informatievoorziening voor maatschappelijk vitale processen ten tijde van hoogwater, laagwater, ijsgang of calamiteuze lozingen. RWS verstrekt dan informatie binnen afgesproken termijn en van voldoende kwaliteit over ijsberichtgeving, berichtgeving over hoogwater, laagwater, stormvloed en berichten over verontreinigingen. De streefwaarde is in 2015 niet gehaald. Dit werd met name veroorzaakt door een aantal uitzonderlijke weersomstandigheden waarbij aan betrouwbaarheid van de berichtgeving prioriteit heeft gekregen boven de snelheid ervan. In alle gevallen is telefonisch contact onderhouden met de ontvangende partijen waardoor de latere levering niet tot problemen heeft geleid.

De tweede indicator «beschikbaarheid streefpeilen» geeft aan of de streefpeilen van drie belangrijke watersystemen (het IJsselmeer, Amsterdam-Rijnkanaal/Noordzeekanaal en het Haringvliet) op het afgesproken niveau worden gehouden, wat het beleidsdoel is. Stuwen en spuien/gemalen zijn nodig om dit peil te sturen. De derde indicator heeft betrekking op altijd werkende spuiende kunstwerken, stuwen en gemalen die een absolute voorwaarde zijn om de water af- en aanvoer goed te kunnen reguleren en een adequaat peilbeheer uit te voeren. De realisatie 2015 is iets lager dan de streefwaarde doordat de pompen in het gemaal bij Eefde vanwege einde levensduur niet meer functioneerden. De inzet van noodpompen heeft dit probleem beheerst. In 2015 zijn de pompen geheel gereviseerd. De laatste werkzaamheden worden in 2016 afgerond.

Geschikte indicatoren ten behoeve van de doelstelling van «een duurzaam watersysteem dat voorziet in voldoende water van goede kwaliteit voor de gebruiker» ontbreken momenteel. De komende jaren wordt onderzoek gedaan om in deze lacune te voorzien.

3.02 Beheer, onderhoud en vervanging

Motivering

Het zodanig in conditie houden van het hoofdwatersysteem dat de primaire functies voor zowel waterveiligheid als voor de zoetwatervoorziening (inclusief waterkwaliteit) worden vervuld.

Producten

Het beheer en onderhoud omvat waterveiligheid (bescherming tegen overstromen door hoogwater) en de zoetwatervoorziening. De activiteiten die door RWS centraal worden uitgevoerd, worden gefinancierd uit de budgetten voor netwerkgebonden kosten. Deze staan op artikel 5.

3.02.01 Waterveiligheid

Binnen waterveiligheid wordt onderscheid gemaakt tussen: Kustlijnhandhaving (conform de herziene basiskustlijn 2001). Beheer en onderhoud (BenO) Rijkswaterkeringen en stormvloedkeringen (conform de Waterwet). Beheer en Onderhoud uiterwaarden.

RWS heeft de wettelijke zorg voor de primaire waterkeringen en de stormvloedkeringen, die in beheer zijn bij het Rijk, en voor de handhaving van de basiskustlijn (het Nationaal Waterplan 2016-2021). De handhaving van de basiskustlijn gaat afslag van strand en duinen tegen (veiligheid) en houdt Nederland (het strand) op zijn plaats. Het zijn voornamelijk de waterschappen die de primaire waterkeringen (dijken en duinen) beheren, ook die langs de Nederlandse kustlijn. Het weergegeven areaal betreft alleen het areaal dat in beheer is bij RWS.

ad 1. Kustlijnhandhaving

Het handhaven van de kustlijn wordt gerealiseerd door het suppleren van zand op het strand of in de vooroever (onder water). Het Nederlandse kustsysteem kent een continu verlies aan zand dat jaarlijks moet worden gecompenseerd. Vanaf 2001 wordt ook zand gesuppleerd om de zandver-liezen op dieper water (kustfundament) te compenseren. Daarmee wordt de zandhoeveelheid in het kustfundament op peil gehouden en wordt het effect van de zeespiegelstijging (deels) teniet gedaan. Daarnaast zijn lokale maatregelen zoals onderhoud van dammen en strandhoofden van belang, om structurele kusterosie te bestrijden.

ad 2. Beheer en Onderhoud Rijkswaterkeringen en stormvloedkeringen

  •  
    Rijkswaterkeringen

RWS beheert en onderhoudt 236 kilometer primaire waterkeringen. Er wordt vast onderhoud uitgevoerd, bijvoorbeeld het maaien van dijken. Daarnaast wordt variabel onderhoud gepleegd. Dat betekent dat de waterkeringen periodiek worden geïnspecteerd en dat zo nodig tekortkomingen worden verholpen.

Primaire waterkeringen zijn waterkeringen die onder de Waterwet vallen omdat ze bescherming bieden tegen het buitenwater. Het gaat met name om enkele zeedijken op de Waddeneilanden, de Afsluitdijk, de Houtribdijk, de dijk van Marken en dammen in Zeeland en Zuid-Holland. In 2011 is de derde landelijke toetsing van primaire waterkeringen afgerond. Keringen die bij deze inspectie zijn afgekeurd worden meegenomen in het kader van het HWBP. Naast deze primaire waterkeringen beheert en onderhoudt

RWS ook 595 kilometer niet-primaire waterkeringen (dijken en duinen) meestal aangeduid als regionale keringen. Deze hoeven geen bescherming te bieden tegen het buitenwater. De normen voor deze regionale keringen in beheer bij het Rijk zijn in 2015 door de Minister vastgesteld na afstemming met de provincies.

  •  
    Stormvloedkeringen

Om ons land tegen de zee te beveiligen is een aantal stormvloedkeringen aangelegd, die bij hoogwater gesloten kunnen worden. Deze stormvloedkeringen zijn ook primaire waterkeringen die vallen onder de Waterwet. Het Rijk heeft sinds 2014 vijf stormvloedkeringen in beheer: de Ooster-scheldekering, de Maeslantkering, de Hartelkering, de Hollandse IJssel-kering en de Ramspolkering.

Het onderhoud aan de keringen betreft voornamelijk het conserveren van schuiven en overige constructiedelen, het onderhoud aan werktuigbouwkundige en elektronische onderdelen en het onderhoud aan het besturingssysteem. Naast deze onderhoudsactiviteiten vindt de bediening van deze objecten plaats en worden periodiek inspecties uitgevoerd.

ad 3. Beheer en Onderhoud uiterwaarden Het Rijk beheert 3.772 hectare aan uiterwaarden. Het beheer en onderhoud is gericht op het op orde houden van de vegetatie in de uiterwaarden teneinde hoogwater effectief te kunnen afvoeren. Dit betreft een reguliere beheer en onderhoud taak die losstaat van de inhaalslag Stroomlijn die verantwoord wordt op artikelonderdeel 3.02.03 Vervanging. Na uitvoering vallen deze uiterwaarden weer onder het regulier beheer en onderhoud.

3.02.02 Zoetwatervoorziening

Onder dit programma vallen alle activiteiten die noodzakelijk zijn om het hoofdwatersysteem zodanig te onderhouden dat de beoogde functies voor waterverdeling volgens de vigerende regelgeving en waterakkoorden kunnen worden vervuld. De beoogde functies voor waterverdeling zijn opgenomen in het Beheersplan voor de Rijkswateren (BPRW). Dit betreft onder meer het beheer en onderhoud voor:

  • 1. 
    Waterverdeling en peilbeheer;
  • 2. 
    Stuwende en spuiende kunstwerken;
  • 3. 
    Natuurvriendelijke oevers, implementatie Kaderrichtlijn Water (KRW), implementatie Waterwet en Natura 2000.

Onder zoetwatervoorziening valt ook de uitwerking van respectievelijk «Anders omgaan met water; Waterbeleid voor de 21e eeuw (WB21) en de maatregelen in het kader van Natura-2000. Natura-2000 streeft naar het beschermen van gezonde watersystemen die een duurzaam gebruik mogelijk maken. Uitgaven voor de KRW in het hoofdwatersysteem worden verantwoord op artikel 7 Waterkwaliteit.

Binnen het Deltaprogramma Zoetwater worden de functies voor waterverdeling onder de loep genomen via de uitwerking van het instrument waterbeschikbaarheid. De functies voor waterverdeling en de daaraan gekoppelde activiteiten worden in beeld gebracht en waar mogelijk geoptimaliseerd. Waar relevant zullen resultaten hiervan hun doorwerking krijgen in volgende begrotingen. Het generen van indicatoren om de waterbeschikbaarheid voor de gebruiksfuncties inzichtelijk te maken is onderdeel van het plan van aanpak voor uitwerking van de waterbeschik-baarheid.

Meetbare gegevens

Beheer en Onderhoud

In onderstaande figuur is een verdeling gegeven van de beheer- en onderhoudskosten voor kunstwerken, dijken, dammen, duinen, stormvloedkeringen, kustfundament en oevers. Deze percentages zijn gebaseerd op een meerjarig gemiddelde.

1%

Dijken, dammen, duinen, uiterwaarden Kustfundament                    Kunstwerken HWS

Stormvloedkeringen Oevers HWS

 

Waterveiligheid (bedragen x € 1 mln.)

Omvang Areaal

Eenheid

Omvang

Omvang

Omvang

Budget

   

2015

2016

2017

2017

Kustlijn

Km

293

293

293

63

Stormvloedkeringen

aantal

5

5

5

32

Dammen, dijken en duinen, uiterwaarden w.o.:

       

14

– Dijken, dammen en duinen, primaire waterke-

         

ringen

 

236

234

234

 

– Niet-primaire waterkeringen/duinen

Km

595

595

576

 

– uiterwaarden in beheer Rijk

Ha

3.772

3.771

3.771

 

Totaal

       

109

Toelichting

In deze begroting is het aantal kilometers voor dammen, dijken, duinen en het aantal hectare voor uiterwaarden weergegeven zoals bepaald bij het opstellen van de leggergegevens. Het areaal neemt in 2016 met circa 2 km af door de overdracht van de primaire waterkering bij Perkpolder. In 2017 zijn geen veranderingen voorzien. De lengte van niet-primaire waterkeringen neemt in 2016 en 2017 af met in totaal circa 19 kilometer door de overdracht van de Noordervaart en de aanpassingen ten gevolge van het Grensmaas deelproject bij Itteren. Daarmee komt de totale lengte eind 2017 uit op 576 kilometer.

Het Rijk beheert 3.771 hectare aan uiterwaarden eind 2017. De omvang van eind 2015 ligt op 3.772 hectare uiterwaarden. Het aantal hectare neemt in 2016 met circa 1 hectare af als gevolg van Ruimte voor de

Rivier projecten waarbij uiterwaarden plaatsmaken voor extra waterbergingen. De afname van het aantal hectare in 2017 als gevolg van het Grensmaas deelproject bij Itteren valt binnen de afronding.

 

Indicatoren BenO Waterveiligheid

Indicator

Realisatie

Streefwaarde

Streefwaarde

 

2015

2016

2017

De basiskustlijn is voldoende op zijn plaats gebleven (minstens 90% van

     

de meetlocaties ligt zeewaarts van de afgesproken kustlijn).

93%

90%

90%

De vijf stormvloedkeringen zijn tijdens het stormseizoen steeds

     

beschikbaar om hoogwater te keren en voldoen aan de veiligheids-

     

normen uit de Waterwet. Indicator is het percentage van de stormvloed-

     

keringen dat voldoet aan de afgesproken faalkanseis.

60%

100%

100%

Toelichting

De eerste indicator geeft aan of de basiskustlijn niet verder landinwaarts is verschoven dan in 1990 is afgesproken (en in 2001 is herijkt). Kleine verschuivingen zijn normaal en toegestaan, en worden door middel van het programma voor kustsuppletie gecorrigeerd. De mogelijke kleine verschuivingen komen tot uitdrukking in de streefwaarde dat 90% van de basiskustlijn op zijn plaats blijft. De tweede indicator is erop gericht dat de vijf stormvloedkeringen te allen tijde (in het stormseizoen) voldoen aan de afgesproken eis voor de faalkans (faalkanseis). Deze eisen gaan over de kans dat de kering bij een sluitvraag niet gesloten kan worden. De kansen worden uitgedrukt in aantal sluitvragen: bij hoeveel sluitvragen mag een kering één keer falen.

Faalkans van de vijf stormvloedkeringen in beheer bij Rijkswaterstaat

 

Stormvloedkeringen

faalkans /overschrijdingskans

Streefwaarde

Streefwaarde

   

2016

2017

Maeslantkering

faalkans bij sluiten

1:100

1:100

Hartelkering

faalkans bij sluiten

1:19

1:19

Hollandsche IJsselkering

faalkans bij sluiten

1:47

1:47

Oosterscheldekering

overschrijdingskans in jaar (van de maatgevende hoogwa-

   
 

terstand in het achterliggende watersysteem)

1:4000

1:4000

Ramspolkering

faalkans bij sluiten

zie toelichting

zie toelichting

De faalkanseisen voor de stormvloedkeringen worden op basis van de normering van de achterliggende waterkeringen vastgesteld. Bepalend daarvoor zijn de beschermingsniveaus van de achterliggende dijkringen, ook wel aangeduid als het «achterland». De stormvloedkeringen moeten voldoen aan de strengste veiligheidsnorm van het bijbehorende achterland zoals vastgelegd in de Waterwet en getoetst aan de hydraulische randvoorwaarden. Deze waterhuishoudkundige samenhang resulteert uiteindelijk in verschillende faalkanseisen per kering.

Toelichting

De Maeslantkering, Hartelkering, Hollandse IJsselkering en Ramspolkering kennen afspraken over faalkanseisen. De Maeslantkering mag bijvoorbeeld bij honderd sluitvragen één keer falen. Bij de Maeslantkering is in 2014 duidelijk geworden dat de betrouwbaarheid van de besturingssoftware, die in 2013 is vervangen, niet kwantitatief kan worden aangetoond. Aanpassingen van de software zijn naar verwachting pas in 2017 operationeel. Dit leidt er toe dat de

20

15

actuele faalkans niet kwantitatief kan worden vastgesteld. In verband met eventuele storingen van het besturingssysteem zijn extra beheermaatregelen genomen om bij falen in te kunnen grijpen. Tevens is het onderhoud op voldoende niveau. Het oordeel van RWS is dat de Maeslantkering veilig is. Om deze reden blijft de streefwaarde in de begroting gehandhaafd.

Voor de Oosterscheldekering geldt het wettelijk beschermingsniveau van 1: 4.000 voor de dijkring (overschrijdingskans; dit is de kans dat bij falen van de Oosterscheldekering de toetspeilen in het Oosterschelde-bekken worden overschreden). De kans wordt uitgedrukt in jaren (1: 4.000 jaar). De methodiek van faalkansberekening is bij de Oosterscheldekering afwijkend van de andere stormvloedkeringen vanwege de constructie met 62 schuiven.

Het Waterschap Groot Salland heeft in 2014 de Ramspolkering overgedragen aan RWS. RWS voert het Beheer en Onderhoud op dezelfde wijze uit als eerder het Waterschap en daarmee blijft de achterliggende dijkring voldoen aan de gestelde norm. RWS brengt de beoordelingssystematiek voor de faalkansprestatie in lijn met de uniforme RWS standaarden en de eis vanuit WTI 2017. Dientengevolge kan RWS nu geen streefwaarde aangeven voor de faalkans van de Ramspolkering.

Jaarlijkse hoeveelheden zandsuppleties en percentages raaien waarin de basiskustlijn is overschreden.

40

10

 
 
               
                           

J-

j

   
                 

**x

*♦-

-♦-

U-

-+■

A^

4-

AAA ~ 1 ~

►♦

30

20

10

Jaar

Strandsuppleties

Vooroeversuppleties

BKL-overschrijdingen

10%-norm

Toelichting

Het aantal raaien waarin de basiskustlijn wordt overschreden mag maximaal 15% zijn; het streven is om het aantal overschrijdingen onder 10% te houden. De geel/blauwe balken in bovenstaande figuur geven de over de afgelopen jaren gerealiseerde suppleties weer.

5

0

0

Suppleren voor kustlijnzorg

Om de basiskustlijn en het kustfundament te kunnen handhaven, wordt jaarlijks gemiddeld 12 miljoen m3 zand gesuppleerd. Hiertoe wordt een suppletieprogramma opgesteld en meerjarige contracten afgesloten, waarbij voor een deel van de suppleties een jaarlijkse bijstelling mogelijk is. Inhoud en omvang van dit programma kan jaarlijks variëren naargelang specifieke behoefte en budgettaire mogelijkheden. Bij de aanbesteding van de suppletieprogramma’s hebben de aannemers de vrijheid om de suppletiewerkzaamheden over meerdere jaren te spreiden. Om te bereiken dat voor het beschikbare budget de maximale hoeveelheid zand wordt gesuppleerd is vanaf 2012 een nieuwe marktbenadering gekozen met contracten voor een periode van vier jaar.

 

Realisatie en prognose kustsuppleties

 

Realisatie in mln. m3

Prognose in mln. m3

Prognose in mln. m3

 

2012-2014

2012–2015 (incl. uitloop 2016/17)

2016–2019 (incl. uitloop 2020)

Handhaven basiskustlijn en kustfun-dament

20,5

48

maximaal 48

Toelichting

Het suppletievolume over de periode 2012–2015 bedroeg 48 miljoen m3 (vierjarige contractperiode met gemiddeld 12 miljoen m3 per jaar met één jaar uitloop); uitloop van een deel van de suppleties in 2016 en 2017 is vanwege de gekozen contractvorm toegestaan. Voor de periode 2016–2019 (met uitloop naar 2020) zal naar verwachting, zeker in de eerste jaren, een geringer suppletievolume nodig zijn om de basiskustlijn te handhaven en het kustfundament te laten meegroeien met de zeespiegelstijging. Dit wordt voornamelijk veroorzaakt door de uitloop van een aantal suppleties uit het programma 2012–2015. Daarnaast is de afgelopen jaren onder meer door de aanleg van de Zandmotor en diverse kustversterkingen (zwakke schakels) 35 miljoen kuub (extra) aan zand toegevoegd aan het kustsysteem. Het suppletieprogramma 2016–2019 wordt jaarlijks geactualiseerd, dus mocht blijken dat meer suppleties nodig zijn, kunnen die aan het programma worden toegevoegd.

 

Zoetwatervoorziening (budget x 1 € mln.)

Areaal Zoetwatervoorziening

Eenheid

Omvang 2017

Budget 2017

Binnenwateren en daarin gelegen kunstwerken (spui- en uitwateringskolken, stuwen en gemalen) Aantal kunstwerken Totaal

km2

stuks

3.050 119

11,6

Toelichting

Het areaal binnenwateren omvat alle door RWS beheerde wateren (onder meer rivieren, kanalen en IJsselmeer) maar is exclusief Noordzee, water in Caribisch Nederland, Waddenzee en Wester-schelde. Het aantal km2 binnenwateren neemt in 2016 met circa 2 km2 toe ten opzichte van de werkelijke realisatie in 2015 van 3.048 km2 door met name de uiterwaardvergravingen en dijkterugleggingen als gevolg van de Ruimte voor de Rivierprojecten en de verruiming van het Wilhelminakanaal Tilburg. In 2017 zal het water areaal netto opnieuw enigszins toenemen als resultante van enerzijds de overdracht van de Noordervaart en anderzijds het opleveren van het Grensmaas deelproject bij Itteren. De toename valt echter binnen de afronding. Daarmee komt het op een totale toename van circa 2 km2 water voor eind 2017.

Het aantal kunstwerken zal netto gelijk blijven ten opzichte van de Jaarverantwoording 2015. Dit betreft enerzijds de ingebruikname van de nieuwe Flakkeese Spuisluis en anderzijds de overdracht van het gemaal Zedemuden, beide in 2017.

3.02.03 Vervanging

Motivering

Het zodanig in conditie houden van het hoofdwatersysteem dat de primaire functie voor zowel waterveiligheid als zoetwatervoorziening vervuld kan worden.

Producten

De waterveiligheid en beschikbaarheid moet in stand worden gehouden tegen de achtergrond van een beperkte technische levensduur van kunstwerken. Het einde van de levensduur kan ontstaan door de ouderdom van het kunstwerk of door intensiever gebruik dan bij het ontwerp is voorzien. Door de intensieve aanleg in de eerste helft en met name ook vanaf de jaren zestig van de vorige eeuw valt te verwachten dat deze problematiek geleidelijk zal toenemen. De projecten zijn opgenomen in het MIRT Overzicht5.

Meetbare gegevens

Vervangingen en renovaties van kunstwerken worden ondergebracht binnen het programma Vervanging en Renovatie. De scope van het programma omvat alle kunstwerken waar zich binnen de duur van het programma een levensduurproblematiek voordoet met mogelijke ernstige gevolgen voor de veiligheid en beschikbaarheid. De projecten in het programma verlengen de levensduur van de kunstwerken zodat de veiligheid en de beschikbaarheid van de bestaande infrastructuur in stand wordt gehouden.

Het budget dat op dit artikelonderdeel in de huidige begrotingsperiode is opgenomen, is bestemd voor de werkzaamheden ten behoeve van de stuwen Nederrijn / Lek, Inhaalslag Stroomlijn en RINK-maatregelen in het IJsselmeergebied.

Water

Project

Gereed

Nederrijn /Lek                Renovatie stuwensemble in Nederrijn en

Lek                                                                                                      2021

Diversen Stroomlijn                                                                                         2016

IJsselmeer-gebied RINK-maatregelen IJsselmeergebied                                        20181

1 Toelichting: Levensduurverlengend onderhoud aan stuwen in het IJsselmeergebied worden gecombineerd uitgevoerd met de opgave op het Hoofdvaarwegennet op dit gebied. De onderzoeks- en inspectie aanpak RINK (Risico Inventarisatie Natte Kunstwerken) inventariseert de fysieke toestand en restlevensduur van de kunstwerken. Op basis van de RINK-onderzoeken worden maatregelen genomen op objecten in het IJsselmeergebied.

www.mirtoverzicht.nl/projecten/vervanging-renovatie-hoofdwatersysteem

5

Artikel 4 Experimenteren cf. art. III Deltawet

Omschrijving van de samenhang in het beleid

De Waterwet voorziet in een zogenoemde experimenteerbepaling die het mogelijk maakt om uit het Deltafonds uitgaven te doen voor maatregelen en voorzieningen op andere beleidsterreinen zoals natuur, milieu of economische ontwikkeling. Voorwaarde is wel dat deze maatregelen samenhangen met maatregelen ten behoeve van waterveiligheid of zoetwatervoorziening en dat er sprake is van additionele financiering in de vorm van het toevoegen van extra middelen aan het fonds afkomstig van andere begrotingen van het Rijk of derden.

 

Budgettaire gevolgen van de uitvoering van art. 4 Experimenteren cf art.

III Deltawet (bedragen x

€ 1.000)

   

2015

2016

2017

2018

2019

2020

2021

Verplichtingen 0 Uitgaven 0

0 0

0 0

0 0

0 0

0 0

0 0

Waarvan juridisch verplicht

 

0%

       

4.01 Experimenteerprojecten 0 4.01.01 Experimenteerprojecten 0

0 0

0 0

0 0

0 0

0 0

0 0

Ontvangsten 0

4.09 Ontvangsten Experimenteerartikel 0 4.09.01 Ontvangsten Experimenteerartikel

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

Onderstaand zijn de beschikbare budgetten na de begrotingsperiode en met 2030 per jaar gepresenteerd op artikelonderdeelniveau.

tot

Bedragen x € 1.000

2016 2017

2018

2019

2020

2021

2022

2023

4 Experimenteren cf art. III Deltawet

4.01 Experimenteerprojecten

 

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

4.09 Ontvangsten Experimenteerartikel

 

(Vervolg) Bedragen x € 1.000

 

2024

2025

2026

2027

2028

2029

2030

2016-2030

4 Experimenteren cf art. III Deltawet

4.01 Experimenteerprojecten

4.09 Ontvangsten Experimenteerartikel

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

4.01 Experimenteerprojecten

Motivering

Het experimenteerartikel staat ten dienste van een integrale uitvoering van het Deltaprogramma en biedt de mogelijkheid tot integrale bekostiging.

0

0

0

0

0

0

0

0

Producten                                                 Na de afwikkeling van de financiering van het TBES (Toekomstbestendig

Ecologisch Systeem) project Marker Wadden bij de 2e suppletoire wet 2014, zijn in de voorliggende begroting voor dit artikel geen middelen beschikbaar gesteld vanuit andere begrotingen.

Artikel 5 Netwerkgebonden kosten en overige uitgaven

Omschrijving van de samenhang in het beleid

Op dit artikel worden de apparaatskosten van RWS en de Deltacommissaris geraamd alsmede de investeringsruimte, de overige netwerkgebonden uitgaven van RWS en programma-uitgaven van de Deltacommissaris die niet direct aan de afzonderlijke projecten uit dit Deltafonds zijn toe te wijzen.

Budgettaire gevolgen van de uitvoering van art. 5 Netwerkgebonden kosten en overige uitgaven (bedragen x € 1.000)

2015

2016

2017

2018

2019

2020

2021

 

Verplichtingen

250.275

296.284

133.414

285.668

281.488

428.752

273.424

Uitgaven

249.940

296.390

133.415

285.668

281.488

428.752

273.424

Waarvan juridisch verplicht

   

100%

       

5.01 Apparaat

181.697

222.711

218.112

221.983

218.158

215.428

211.910

5.01.01 Staf Deltacommissaris

1.502

2.038

1.813

1.762

1.762

1.762

1.762

5.01.02 Apparaatskosten RWS

180.195

220.673

216.299

220.221

216.396

213.666

210.148

– waarvan bijdrage aan agentschap RWS

180.195

220.673

216.299

220.221

216.396

213.666

210.148

5.02 Overige uitgaven

68.243

73.679

63.703

63.685

63.330

63.324

61.514

5.02.01 Overige netwerkgebonden uitgaven

67.344

72.225

61.729

61.711

61.356

61.363

61.478

– waarvan bijdrage aan agentschap RWS

67.344

72.225

61.729

61.711

61.356

61.363

61.478

5.02.02 Programma-uitgaven DC

899

1.454

1.974

1.974

1.974

1.961

36

5.02.03 Overige uitgaven

             

5.03 Investeringsruimte

0

0

  • - 
    148.400

0

0

150.000

0

5.03.01 Programmarruimte

0

0

  • - 
    148.400

0

0

150.000

0

5.03.02 Beleidsruimte

0

0

0

0

0

0

0

Ontvangsten

  • - 
    37.943

59.381

0

0

0

0

0

5.09 Netwerkgebonden kosten en overige

             

ontvangsten

0

0

0

0

0

0

0

5.09.01 Overige ontvangsten

             

05.10 Saldo afgesloten rekeningen

  • - 
    37.943

59.381

0

0

0

0

0

Onderstaand zijn de beschikbare budgetten na de begrotingsperiode tot en met 2030 per jaar gepresenteerd op artikelonderdeelniveau. De mutaties zijn in de verdiepingsbijlage bij de begroting op dit zelfde detailniveau tot en met 2030 toegelicht.

 

Bedragen x € 1.000

 

2016

2017

2018

2019

2020

2021

2022

2023

5 Netwerkgebonden kosten en overige uitgaven

5.01 Apparaat

5.02 Overige uitgaven

5.03 Investeringsruimte

5.09 Netwerkgebonden kosten en overige ontvangsten

 

296.390

133.415

285.668

281.488

428.752

273.424

264.590

266.088

222.711

218.112

221.983

218.158

215.428

211.910

202.895

204.369

73.679

63.703

63.685

63.330

63.324

61.514

61.695

61.719

0

  • 148.400

0

0

150.000

0

0

0

59.381

0

0

0

0

0

0

0

 

(Vervolg) Bedragen x € 1.000

 

2024

2025

2026

2027

2028

2029

2030

2016-2030

5 Netwerkgebonden kosten en

               

overige uitgaven

392.045

415.822

461.637

323.140

500.250

661.417

693.167

5.677.294

5.01 Apparaat

207.261

209.123

213.659

213.658

213.682

213.682

213.682

3.200.313

5.02 Overige uitgaven

61.994

62.135

62.131

63.870

59.982

59.982

59.982

942.726

5.03 Investeringsruimte

122.790

144.564

185.847

45.612

226.586

387.753

419.503

1.534.255

5.09 Netwerkgebonden kosten en

               

overige ontvangsten

0

0

0

0

0

0

0

59.381

Motivering

Producten

5.01 Apparaat

In uitzondering op de systematiek van «Verantwoord Begroten» worden op deze begroting ook de apparaatskosten van de Deltacommissaris en RWS gepresenteerd.

Staf Deltacommissaris

Overeenkomstig de Deltawet heeft de Deltacommissaris een eigen staf ter ondersteuning van zijn taken en een toereikend budget voor de hem toebedeelde taken. Op dit artikel worden personele en materiële kosten gepresenteerd, die nodig zijn om de ondersteunende taken van de Staf Deltacommissaris te kunnen uitvoeren.

Apparaatkosten Rijkswaterstaat

Dit betreft de apparaatskosten (inclusief afschrijving en rente) voor de programma’s Ruimte voor de Rivier, Maaswerken, HWBP-2, HWBP, overige aanlegprojecten, verkenningen en planuitwerkingen, watermanagement, beheer en onderhoud en de uitvoering van landelijke taken en inhuur.

Producten

5.02 Overige Uitgaven

Overige netwerkgebonden uitgaven

Onder overige kosten zijn de externe kosten opgenomen die niet direct toewijsbaar zijn aan de producten van het Deltafonds. De overige netwerkgebonden uitgaven komen ten goede aan watermanagement, beheer en onderhoud, vervanging en aanleg en betreffen taken die gecentraliseerd binnen RWS worden opgepakt. Het gaat bij deze zogeheten landelijke taken onder meer om het verzamelen van basisinformatie, onderhouden van ICT systemen, het inspecteren van het areaal en de ontwikkeling van kennis en innovatie. Er is gekozen voor centrale uitvoering met het oog op enerzijds uniformiteit in werkwijze en anderzijds kostenbesparing.

Programmauitgaven Deltacommissaris

Deze uitgaven worden gedaan voor het Deltaprogramma en de hoofdtaken van de Deltacommissaris. Dit betreffen vooral programma-uitgaven voor:

kennis- en strategieontwikkeling;

monitoring en evaluatie in het kader van het bewaken van de voortgang en samenhang van de uitvoering van het Deltaprogramma; de totstandkoming en het bevorderen van de uitvoering van het jaarlijkse Deltaprogramma;

en voor het betrekken en informeren van belanghebbenden en publiek (communicatie en Deltacongres).

5.03 Investeringsruimte

Op dit artikel wordt de voor het Deltafonds beschikbare investeringsruimte tot en met 2030 verantwoord.

De in de begroting 2016 opgenomen stand van de beschikbare investeringsruimte tot en met 2028 bedroeg € 837 miljoen bestaande uit € 562 miljoen programmaruimte en € 275 miljoen beleidsruimte.

Het kabinet heeft besloten tot een verlenging van de investeringsfondsen tot en met 2030. Daarbij is afgesproken dat 40% van de vrije investeringsruimte, na aftrek van de lopende verplichtingen, beschikbaar is voor het huidige kabinet. Voor dit Kabinet bedraagt deze aanvullende beschikbare programmaruimte op het Deltafonds in 2029-2030 totaal € 400 miljoen. De beschikbare investeringsruimte zal worden ingezet voor de prioriteiten van het Deltaprogramma, en voor waterkwaliteit. De uitwerking van het Deltaprogramma is in volle gang. Gedurende de lopende trajecten, zoals de beoordeling op basis van de nieuwe waterveiligheidsnormen, de verkenning van de lange termijn ambitie rivierverruiming en het Deltaplan zoetwater en de Delta-aanpak Waterkwaliteit en Zoetwater, zullen de komende jaren deze investeringsmiddelen op adaptieve wijze nader worden geprogrammeerd.

Na verlenging van het Deltafonds tot en met 2030 bedraagt de investeringsruimte op dit moment € 1.571 miljoen. Hierin is een beleidsruimte van € 714 miljoen opgenomen, waarover besluitvorming wordt overgelaten aan een volgend kabinet conform het Regeerakkoord.

De belangrijkste (budgettaire) aanpassingen van de programmaruimte ten opzichte van de 1e suppletoire wet 2016 betreffen de volgende zaken:

Vrijval van het HWBP-2 wordt toegevoegd ten behoeve van de waterveiligheidsopgave

(+ € 109 miljoen);

Uitkering loon- en prijsbijstelling Ministerie van Financiën (+ € 10

miljoen)

Om de flexibiliteit binnen het Deltafonds te garanderen, heeft het kabinet besloten dat gedurende de huidige kabinetsperiode van de investeringsruimte die met deze verlenging tot en met 2030 ontstaat nog maximaal € 0,4 miljard mag worden bestemd voor (nieuwe)

ambities en risico’s.Financiering Kribverlaging Pannerdensch Kanaal

(- € 18 miljoen)

Overheveling financiering WBI2023 naar realisatieartikel 1 (- € 25

miljoen)

Overheveling reservering zoetwatermaatregelen naar realisatieartikel 2

(- € 5 miljoen)

Overheveling financiering van de Icoonwaarde van de Afsluitdijk (- € 8

miljoen)

Overheveling MIRT-onderzoek waterkwaliteit naar artikel 7 (- € 5

miljoen)

Bijdrage Eenvoudig Beter (- € 37,2 miljoen)

Inpassing taakstelling CAO/ruilvoettegenvaller (- € 154 miljoen)

Financiering indexatie rijksbijdrage HWBP (- € 8 miljoen)

In de programmaruimte van € 857 miljoen is een reservering opgenomen van in totaal € 695 miljoen. Het gaat daarbij onder andere om onderstaande maatregelen.

Om de regionale keringen in beheer bij het Rijk aan de met ingang van 1 juli 2016 in het Waterbesluit opgenomen normen te laten voldoen, is binnen de programmaruimte voor de periode tot en met 2030 een reservering van € 200 miljoen getroffen.

Voor een betekenisvolle start van de opgaven voor waterveiligheid is een reservering van € 196 miljoen gemaakt voor rijksbijdragen aan meerkosten van rivierverruiming. Voor de Rijntakken hebben Rijk en regio in het BO MIRT van 5 november 2015 op basis van het regionaal voorstel besloten tot de start van twee MIRT-verkenningen: Varik-Heesselt en Rivierklimaatpark IJsselpoort (zie Kamerstukken II 2015/16, 34 300-A, nr. 17). Voor beide projecten tezamen wordt maximaal € 96 miljoen voorzien binnen deze reservering.

Daarnaast zijn er ook risico’s en onzekerheden waarvoor binnen de programmaruimte reserveringen getroffen zijn.

 

5.03 Investeringsruimte (bedragen x € 1.000)

2016

2017

2018

2019

2020

2021

2022

2023

Programmaruimte 0 Beleidsruimte 0

  • 148.400 0

0 0

0 0

150.000 0

0 0

0 0

0 0

Totaal 0

  • 148.400

0

0

150.000

0

0

0

(Vervolg) 5.03 Investeringsruimte (bedragen x € 1.000)

2024

2025

2026

2027

2028

2029

2030

Totaal

Programmaruimte 122.790 Beleidsruimte 0

144.564 0

185.847 0

  • 4.239 49.851

1.495 225.091

168.250 219.503

200.000 219.503

820.307 713.948

Totaal 122.790

144.564

185.847

45.612

226.586

387.753

419.503

1.534.255

Omschrijving van de samenhang in het beleid

Artikel 6 Bijdragen andere begrotingen van het Rijk

Op dit artikel worden de ontvangen bijdragen verantwoord die ten laste van de begroting van IenM komen. De doelstellingen van het onderliggend beleid zijn terug te vinden in de begroting Hoofdstuk XII.

Het productartikel is gerelateerd aan artikel 26 Bijdragen aan de Investeringsfondsen op de begroting Hoofdstuk XII.

 

Budgettaire gevolgen van de uitvoering van art. 6 Bijdragen andere begrotingen Rijk (bedragen x

€ 1.000)

   

2015 2016

2017

2018

2019

2020

2021

Ontvangsten 1.053.156 1.020.197

6.09 Ten laste van begroting IenM 1.053.156 1.020.197

717.851

717.851

902.509

902.509

938.395

938.395

992.863

992.863

1.190.269

1.190.269

Onderstaand zijn de beschikbare budgetten na de begrotingsperiode tot en met 2030 per jaar gepresenteerd op artikelonderdeelniveau. De mutaties zijn in de verdiepingsbijlage bij de begroting op ditzelfde detailniveau tot en met 2030 toegelicht.

 

Bedragen x € 1.000

 

2016

2017

2018

2019

2020

2021

2022

2023

6 Bijdragen andere begrotingen Rijk

6.09 Ten laste van begroting IenM

1.020.197

717.851

902.509

938.395

992.863

1.190.269

1.080.273

935.251

(Vervolg) Bedragen x € 1.000

2024

2025

2026

2027

2028

2029

2030 2016-2030

6 Bijdragen andere begrotingen Rijk

6.09 Ten laste van begroting IenM 1.026.247 1.026.760 1.023.206 1.013.177 995.521 1.141.976 1.147.646 15.152.140

6.09 Bijdragen ten laste van begroting Hoofdstuk XII

Dit begrotingsartikel is technisch van aard.

Artikel 7 Investeren in Waterkwaliteit

Omschrijving van de samenhang in het beleid

Maatregelen op het gebied van waterkwaliteit in het hoofdwatersysteem ten behoeve van de Kaderrichtlijn Water (KRW) worden verantwoord op artikelonderdeel 7.01.

Waterveiligheid en waterkwaliteit vragen specifiek aandacht in de Zuidwestelijke Delta en in delen van de grote wateren. Hierbij is mede aandacht voor ontwikkelingsmogelijkheden en veiligheid van de scheepvaart en voor natuurcompensatie, recreatie en het verbeteren van de habitat van flora en fauna (Natura 2000). Dit is verantwoord op artikel 7.02.

Het artikel investeren in waterkwaliteit is gerelateerd aan beleidsartikel 11 Integraal Waterbeleid op de Begroting hoofdstuk XII.

 

Budgettaire gevolgen van de uitvoering van art. 7

Investeren in waterkwaliteit (bedragen x € 1.000)

     
 

2015

2016

2017

2018

2019

2020

2021

Verplichtingen Uitgaven

49.027 34.782

31.563 29.459

20.495 26.124

80.152 34.861

51.863 54.175

67.109 88.549

36.952 62.200

Waarvan juridisch verplicht

   

100%

       

7.01 Real.progr.Kaderrichtlijn water

7.02 Overige aanlegprojecten Waterkwaliteit – waarvan bijdrage aan agentschap RWS

7.03 Studiekosten waterkwaliteit

24.971

9.811 3.749

0

26.202

2.262 1.445

995

24.850

279 279

995

33.098

768 768

995

51.376

1.804 768

995

66.625

20.929 20.929

995

62.200

0 0

0

Van totale uitgaven

– Bijdrage aan agentschap RWS – Restant

0 34.781

0 29.459

0 26.124

0 34.861

0 54.175

0 88.549

0 62.200

Ontvangsten

0

224

0

0

0

0

0

7.09 Ontvangsten investeren in waterkwaliteit

0

224

0

0

0

0

0

Budgetflexibiliteit

Met uitzondering van de nog niet in uitvoering genomen aanlegprojecten worden de budgetten in 2017 voor de Kaderrichtlijn Water en de waterkwaliteitsprojecten als juridisch verplicht beschouwd op de peildatum 1 januari 2017.

Onderstaand zijn de beschikbare budgetten na de begrotingsperiode tot en met 2030 per jaar gepresenteerd op artikelonderdeelniveau. De mutaties zijn in de verdiepingsbijlage bij de begroting op dit zelfde detailniveau tot en met 2030 toegelicht.

 

Bedragen x € 1.000

 

2016

2017

2018

2019

2020

2021

2022

2023

7 Investeren in waterkwaliteit

29.459

26.124

34.861

54.175

88.549

62.200

54.713

52.425

7.01 Real.progr.Kaderrichtlijn water

26.202

24.850

33.098

51.376

66.625

62.200

54.713

52.425

7.02 Overige aanlegprojecten

               

Waterkwaliteit

2.262

279

768

1.804

20.929

0

0

0

7.03 Studiekosten waterkwaliteit

995

995

995

995

995

0

0

0

7.09 Ontvangsten investeren in

               

waterkwaliteit

224

0

0

0

0

0

0

0

(Vervolg) Bedragen x € 1.000

2024

2025

2026

2027

2028

2029

2030 2016-2030

7 Investeren in waterkwaliteit

7.01 Real.progr.Kaderrichtlijn water

7.02 Overige aanlegprojecten Waterkwaliteit

7.03 Studiekosten waterkwaliteit

7.09 Ontvangsten investeren in waterkwaliteit

 

51.277

53.130

54.930

54.989

0

0

0

616.832

51.277

53.130

54.930

54.989

0

0

0

585.815

0

0

0

0

0

0

0

26.042

0

0

0

0

0

0

0

4.975

7.01 Investeringen waterkwaliteit

Motivering

Producten

Meetbare gegevens

Het op orde krijgen en houden van een duurzaam hoofdwatersysteem tegen maatschappelijk aanvaardbare kosten, waarmee chemisch schoon en ecologisch gezond water het uitgangspunt wordt voor duurzaam gebruik.

Verbeterprogramma Waterkwaliteit

Het Verbeterprogramma Waterkwaliteit Rijkswateren bestaat uit een lijst concrete projecten. De projecten richten zich op het herstel van natuurlijke overgangen tussen land en water, zoet en zout, en van verbindingen, waaronder die tussen het hoofd- en regionaal watersysteem. Het betreft vooral aanlegprojecten om een meer natuurlijke inrichting van de watersystemen te bewerkstelligen. Dit draagt bij aan het bereiken van een goede ecologische en chemische toestand van de watersystemen.

De uitvoering van het verbeterprogramma is in een drietal tranches verdeeld. Er is voor de eerste tranche (2009 – 2015) geen project meer in de planuitwerking. De meeste projecten zijn afgerond en enkele zijn nog in de realisatiefase. De resterende maatregelen van de eerste tranche KRW worden in 2016 afgerond. De tweede tranche is gestart in 2016 en zal uiterlijk eind 2021 worden afgerond. De derde tranche (2021 – 2027) is nog niet gestart.

0

0

0

0

0

0

0

0

Aantal KRW maatregelen per fase per jaar

300

250

200

150

100

50

2010              2011               2012              2013              2014              2015

Planuitwerking Ingetrokken

In Uitvoering Niet bekend

Gereed Versneld

Gefaseerd

 
 

2010

2011

2012

2013

2014

2015

Planuitwerking

112

3

4

0

0

0

In uitvoering

123

160

133

106

99

12

Gereed

57

77

104

136

136

229

Gefaseerd

0

35

35

32

32

32

Ingetrokken

0

22

23

26

26

26

Niet bekend

8

3

1

0

0

0

Versneld

0

0

0

0

9

3

Totaal

300

300

300

300

302

302

De indicator hierboven geeft informatie over de stand van zaken van de eerste tranche KRW-maatregelen in het hoofdwatersysteem.

Over de uitvoering van alle maatregelen, ook die uitgevoerd door de waterschappen, gericht op de ecologische en chemische kwaliteit van de oppervlaktewateren in de stroomgebieden van de Rijn, Maas, Schelde, Eems en de uitvoering gericht op een goede chemische en kwantitatieve toestand van de grondwateren in de vier stroomgebieden wordt de Tweede Kamer jaarlijks geïnformeerd via De Staat van ons Water, voorheen «Water in Beeld» (laatste publicatie: Kamerstukken II, 2014–2015, 27 625, nr. 338). Omdat de Kaderrichtlijn Water werkt met planperiodes, is een volledige beschrijving van de toestand alleen om de 6 jaar mogelijk. Het Planbureau voor de Leefomgeving rapporteert jaarlijks op basis van de beschikbare gegevens over waterkwaliteit in het Compendium voor de Leefomgeving.

0

 

Projectoverzicht realisatieprogramma (Budget in € mln.)

   

Totaal

               

Oplevering

Projectomschrijving

huidig

vorig

t/m 2015

2016

2017

2018

2019

2020

2021

later

huidig vorig

Projecten Waterkwaliteit

Projecten Nationaal

KRW 1e tranche KRW 2e en 3e tranche afrondingen

41 569

40 575

20 5

11 15

5 20

5 28

51

67

62

321

2015 2015 2027 2027

Programma

610

615

25

26

25

33

51

67

62

321

 

Begroting (DF 7.01.01)

     

26

25

33

51

67

62

321

 

7.02 Overige investeringen waterkwaliteit

Motivering

Naast het Verbeterprogramma Waterkwaliteit Rijkswateren ten behoeve van de KRW zijn hieronder de overige aanlegprojecten inzake waterkwaliteit opgenomen.

Producten

De overige investeringen waterkwaliteit hebben betrekking op de volgende producten:

Natuurcompensatie Perkpolder

Het project «Natuurcompensatie Perkpolder» maakt onderdeel uit van het wettelijk verplichte natuurcompensatieprogramma voor de tweede verdieping van de Westerschelde. Dit project is inmiddels betrokken bij de gebiedsontwikkeling Perkpolder. De gebiedsontwikkeling combineert de natuurdoelstelling met functies als wonen en recreatie en innovatieve concepten voor de lange termijn waterveiligheid. Verruiming vaargeul Westerschelde

De derde verruiming van de vaargeul van de Westerschelde (zowel op Vlaams als Nederlands grondgebied) is uitgevoerd en gefinancierd door het Vlaams Gewest. Dit geldt ook voor het onderhoud van de verruimde vaargeul. Nederland financiert maximaal € 30 miljoen op Nederlands grondgebied voor wrakkenberging, kabels- en leidingenbescherming, vaargeulwandverdediging, onderzoek en monitoring. In 2013 is aan de hand van de monitoringsgegevens van 2010 en 2011 een eerste voortgangsrapport verschenen over de eventuele effecten van de derde verruiming. Natuurlijker Markermeer-IJmeer

Door verschillende oorzaken is sprake van een voortdurende verslechtering van de ecologische situatie in het Markermeer-IJmeer, waarbij de Natura 2000-instandhoudingsdoelstelling voor het gebied in gevaar komt. Voor een toekomstbestendig ecologisch systeem is het nodig dat er meer gebieden met helder water worden gecreëerd, het areaal water-land overgangen wordt vergroot, en meer ecologische verbindingen worden gemaakt met omliggende gebieden. Mede op basis van pilots in het programma Natuurlijker Markermeer-IJmeer (NMIJ) zijn kansrijke maatregelen geselecteerd ter verbetering van de waterkwaliteit. Belangrijke projecten in dit verband zijn Luwtemaatre-gel Hoornse Hop (2016–2017 planuitwerkingsfase) en Marker Wadden fase 1 (in 2016 is realisatie gestart). Vanuit NMIJ wordt nog gewerkt aan monitoring en het actueel houden van een kennissysteem.

 

Projectoverzicht realisatieprogramma (Budget in € mln.)

Totaal

           

Oplevering

Projectomschrij- hui- vorig t/m 2016 ving dig 2015

2017

2018

2019

2020

2021

later

hui- vorig dig

Projecten Waterkwaliteit Projecten Nationaal

Verruiming vaargeul Wester-schelde

Projecten NoordwestNederland

Natuurlijker Markermeer IJmeer

Projecten ZuidwestNederland

Natuurcompensa-

25

25

21

2010

2015

2010

2015

 

tie Perkpolder afrondingen

3

3

3 1

0

0

         

2015

2015

Programma

36

36

10

2

0

1

2

21

0

0

   

Begroting (DF 7.02.01)

   

10

2

0

1

2

21

0

0

   

7.03 studiekosten waterkwaliteit

Motivering

Dit betreft enerzijds studie- en onderzoekskosten voor het Deltaprogramma (MIRT-onderzoeken) en daarnaast de overige studiekosten op het gebied van waterkwaliteit.

Producten

In het Algemeen Overleg van 30 november 2015 is met de Tweede Kamer afgesproken om de impuls om de waterkwaliteit te verbeteren (het werkprogramma schoon water) verder uit te werken onder de naam «Delta-aanpak waterkwaliteit en zoetwater«. In 2017 zal op basis van de prioriteiten en kennisleemten bepaald worden waar nader onderzoek gedaan wordt. Speerpunten in de aanpak zijn het terugdringen van de problematiek van nutriënten in het grond- en oppervlaktewater, de belasting van het water door de lozing van gewasbeschermingsmiddelen en tenslotte het verminderen van waterverontreiniging als gevolg van medicijnresten en nieuwe stoffen. De uit te voeren onderzoeken zullen zich deels richten op de analyse van deze vraagstukken maar ook in belangrijke mate op het identificeren van effectieve maatregelen.

0

0

8

8

6

0

0

Artikel 1 Investeren in waterveiligheid

Prijsbijstelling 2016

Jaarlijks wordt besloten of de overheidsuitgaven van de Rijksbegroting gecorrigeerd worden voor loon- en prijsontwikkelingen. Dit betreft de toegekende loon- en prijsbijstelling tranche 2016 die nader wordt toegedeeld binnen de begrotingen Hoofdstuk XII en de fondsen.

Ruimte voor de Rivier

Deze desaldering betreft een bijdrage van de provincie Overijssel ten behoeve van project IJsseldelta.

Vrijval HWBP-2

In het Afsprakenkader Financiering Nieuwe Waterveiligheidsnormen (18 juni 2014) is opgenomen dat «tot 2028 vrijvallende middelen uit het 2e HWBP naar rato van de bijdrage van Rijk en Waterschappen worden toegevoegd aan het budget voor het HWBP om het investeringsniveau van het HWBP stapsgewijs te verhogen». De middelen die vrijvallen uit het HWBP-2 zijn voor één derde door de waterschappen ingebracht en voor tweederde door het Rijk. Bij ontwerpbegroting 2017 valt er bij het HWBP-2 € 327 miljoen vrij, conform bovenstaande wordt hiervan € 218 miljoen toegevoegd aan het budget voor het HWBP en wordt € 109 miljoen toegevoegd aan het Deltafonds. Deze middelen worden, middels een kasschuif in 2026 toegevoegd aan de programmaruimte van het Deltafonds ten behoeve van de waterveiligheidsopgave. Daarnaast wordt de bijdrage van de waterschappen aan het Deltafonds verlaagd met € 31,8 miljoen. De reden hiervoor is dat conform bestuurlijke afspraken de waterschappen in totaal 1/3 aan het HWBP-2 hebben bijgedragen en dat een deel van de vrijval HWBP-2 wordt aangewend voor het HWBP (2/3e deel). De HWBP projecten kennen een projectgebonden aandeel, dat buiten het Deltafonds door de Waterschappen zelf wordt gefinancierd. Derhalve wordt een deel van de vrijval HWBP-2 teruggegeven aan de waterschappen ter financiering van het projectgebonden aandeel.

Zwakke Schakels Petten

Dit betreft een overboeking vanuit HWBP-2 project Zwakke Schakels Kust naar artikel 03.02 Beheer, onderhoud en vervanging ten behoeve van Onderhoud Zwakke Schakels Petten.

Afsluitdijk Verzorgingsplaatsen A7/fietspad

Deze mutatie betreft de financiering van het wegontwerp, de verzorgings-plaatsen A7 en fietspad op de Afsluitdijk. De kosten wegontwerp en verzorgingsplaatsen A7 worden vanuit het Infrastructuurfonds gefinancierd (€ 19,5 miljoen) en de fietspaden door de provincies Noord-Holland en Friesland (€ 10,3 miljoen).

Bijdrage regio havendammen Den Oever

Dit betreft een bijdrage vanuit de regio voor havendammen Den Oever.

Kribverlaging Pannerdensch Kanaal

Ter financiering van het project Kribverlaging Pannerdensch Kanaal

(RvdR) wordt € 18,3 miljoen overgeboekt vanuit de investeringsruimte.

WBI2023

Deze mutatie betreft een budgetoverheveling van € 25 miljoen vanuit programmaruimte Deltafonds voor de financiering van Wettelijk BeoordelingsInstrumentarium 2023.

Kasschuiven

Om binnen het Deltafonds tot een sluitende programmering te komen, zijn budgettair neutrale kasschuiven over de diverse jaren via het aanlegprogramma noodzakelijk.

Verlenging Deltafonds

Bij de Ontwerpbegroting 2017 wordt de looptijd van het Deltafonds met twee jaar verlengd tot en met 2030. Het niveau van extrapolatie is gelijk aan het jaar 2028 stand Ontwerpbegroting 2016 na verwerking van structurele begrotingsmutaties. Daarnaast zijn de structurele bijdragen van derden doorgetrokken.

 
           
           
           
           
           
           
           
           
           
           
           
           
           
           
           

Artikel 2 Investeren in Zoetwatervoorziening

Luwtemaatregelen Hoornse Hop

Deze mutatie betreft bijdrage ad € 3 miljoen van provincie Flevoland en

Noord-Holland ten behoeve van luwtemaatregelen Hoornse Hop en de verdere financiering € 6 miljoen van het project vanuit de Kader Richtlijn

Water.

Subsidieregeling innovatie KRW

De subsidieregeling Innovatie Kaderrichtlijn Water is afgerond. De werkelijke kosten zijn lager uitgevallen dan begroot. Deze middelen zijn niet benodigd in 2015 en worden doorgeschoven naar de Programmaruimte in 2016.

Zoetwatermaatregelen

Deze overboeking betreft uitvoering van het peilbesluit «a mitigrerende maatregelen» en peilbesluit b «operationalisering en monitoring».

Zoetwatervoorziening

Van de programmaruimte Deltafonds wordt € 4,9 miljoen aangewend ter financiering van zoetwatervoorzieningen.

Kasschuiven

Om binnen het Deltafonds tot een sluitende programmering te komen, zijn budgettair neutrale kasschuiven over de diverse jaren via het aanlegprogramma noodzakelijk.

Artikel 3 Beheer, onderhoud en vervanging

Kasschuiven

Om binnen het Deltafonds tot een sluitende programmering te komen, zijn budgettair neutrale kasschuiven over de diverse jaren via het aanlegprogramma noodzakelijk.

Kustwacht: Onderhoud Dornier vliegtuigen

Dit betreft een overboeking naar het Infrastructuurfonds voor de IenM

bijdrage in het jaarlijks onderhoud van de Dornier vliegtuigen voor de

Kustwacht.

Omzetting kerntaken Basis ICT RWS

Voor het op orde brengen van de basis ICT worden middelen overgeboekt van artikel 5 Netwerkgebonden uitgaven naar het artikel 3 Beheer, onderhoud en vervanging. De beschikbaarheid van het informatievoorziening areaal, waaronder het landelijke IV netwerk is een structurele randvoorwaarde voor het functioneren van RWS en de interdepartementale dienstverlening. Door vergroting van het RWS-areaal zijn de beheerkosten toegenomen. Daarnaast vereist het huidige IV-landschap een inhaalslag op de infrastructuur, rekencentra en middleware als gevolg van beperkte investeringen in lifecyclemanagement in afgelopen jaren.

Zwakke Schakels Petten

Dit betreft een overboeking vanuit HWBP-2 Zwakke Schakels Kust naar artikel 03.02 Beheer, onderhoud en vervanging ten behoeve van Onderhoud Zwakke Schakels Petten.

Verlenging Deltafonds

Bij de Ontwerpbegroting 2017 wordt de looptijd van het Deltafonds met twee jaar verlengd tot en met 2030. Het niveau van extrapolatie is gelijk aan het jaar 2028 stand Ontwerpbegroting 2016 na verwerking van structurele begrotingsmutaties. Daarnaast zijn de structurele bijdragen van derden doorgetrokken.

Artikel 5 Netwerkgebonden kosten en overige uitgaven

CAO Loonakkoord 2015

In het najaar van 2015 is een akkoord bereikt tussen de Minister voor Wonen en Rijksdienst en betrokken vertegenwoordigers van de vakbonden CNV Overheid, Ambtenarencentrum en CMHF voor het CAO sector Rijk 2015–2016. Dit betreft de verwerking van het loonruimteakkoord (€ 9,5 miljoen structureel, waarvan € 1,4 miljoen Deltafonds). Daarnaast heeft het ABP de premie voor 2016 verhoogd vanwege een stijging van de kosten en ten behoeve van een verbetering van de vermogenspositie van het fonds. Als gevolg hiervan wordt IenM deels gecompenseerd voor de herstelopslag ABP voor het jaar 2016 (€ 1,5 miljoen incidenteel, waarvan € 0,2 miljoen Deltafonds).

Loon- en prijsbijstelling 2016

Jaarlijks wordt besloten of de overheidsuitgaven van de Rijksbegroting gecorrigeerd worden voor loon- en prijsontwikkelingen. Dit betreft de toegekende loonbijstelling en prijsbijstelling tranche 2016 die nader wordt toegedeeld binnen de begrotingen Hoofdstuk XII en de fondsen.

Omzetting kerntaken Basis ICT RWS

Voor het op orde brengen van de basis ICT worden middelen overgeboekt van artikel 5 Netwerkgebonden uitgaven naar het artikel 3 Beheer, onderhoud en vervanging. De beschikbaarheid van het informatievoorziening-areaal, waaronder het landelijke IV netwerk is een structurele randvoorwaarde voor het functioneren van RWS en de interdepartementale dienstverlening. Door vergroting van het RWS-areaal zijn de beheerkosten toegenomen. Daarnaast vereist het huidige IV-landschap een inhaalslag op de infrastructuur, rekencentra en middleware als gevolg van beperkte investeringen in lifecyclema-nagement in afgelopen jaren.

Ontwerpbureau

Vanuit de insteek om de creativiteit vanuit de markt te vergroten door middel van innovatieve contracten is destijds besloten om het ontwerp als geheel bij de markt te beleggen. Door de oprichting van een eigen ontwerp bureau wordt een deel van dit werk weer in eigen beheer uitgevoerd. Het gaat dan met name om ontwerpen in de weg- en waterbouw (sluizen, bruggen en wegen). De ervaring heeft geleerd dat door alles bij de markt te beleggen de kennispositie van RWS en het kennisbehoud binnen RWS onder druk komen te staan, wat een aantal risico’s tot gevolg heeft.

Kribverlaging Pannerdensch Kanaal

Ter financiering van het project Kribverlaging Pannerdensch Kanaal (RvR)

wordt € 18,3 miljoen overgeboekt vanuit de investeringsruimte.

Ramingsbijstelling Deltafonds

Als gevolg van de tegenvallende ruilvoetontwikkeling heeft het Kabinet besloten tot ramingsbijstellingen op de departementale begrotingen. Voor de IenM begrotingen gaat het om een ramingsbijstelling van 106 miljoen per jaar. De ramingbijstelling is naar rato van de begrotingsomvang in 2017 verdeeld over Hoofdstuk XII (€ 12 miljoen per jaar), het Infrastructuurfonds (€ 81 miljoen per jaar) en het Deltafonds (€ 13 miljoen per jaar). Binnen de fondsen wordt de ramingsbijstelling opgevangen binnen de resterende investeringsruimte tot en met 2028.

Vrijval HWBP-2

In het Afsprakenkader Financiering Nieuwe Waterveiligheidsnormen (18 juni 2014) is opgenomen dat «tot 2028 vrijvallende middelen uit het HWBP-2 naar rato van de bijdrage van Rijk en Waterschappen worden toegevoegd aan het budget voor het HWBP om het investeringsniveau van het HWBP stapsgewijs te verhogen». De middelen die vrijvallen uit het HWBP-2 zijn voor één derde door de waterschappen ingebracht en voor tweederde door het rijk. Bij ontwerpbegroting 2017 valt er bij het HWBP-2 € 327 miljoen vrij, conform bovenstaande wordt hiervan € 218 miljoen toegevoegd aan het budget voor het HWBP en wordt € 109 miljoen toegevoegd aan het Deltafonds. Deze middelen worden, middels een kasschuif in 2026 toegevoegd aan de programmaruimte van het Deltafonds ten behoeve van de waterveiligheidsopgave. Daarnaast wordt de bijdrage van de waterschappen aan het Deltafonds verlaagd met € 31,8 miljoen. De reden hiervoor is dat conform bestuurlijke afspraken de waterschappen in totaal 1/3 aan het HWBP-2 hebben bijgedragen, en dat een deel van de vrijval HWBP-2 wordt aangewend voor het HWBP (2/3e deel). De HWBP projecten kennen een projectgebonden aandeel, dat buiten het Deltafonds door de Waterschappen zelf wordt gefinancierd. Derhalve wordt een deel van de vrijval HWBP-2 teruggegeven aan de waterschappen ter financiering van het projectgebonden aandeel.

WBI 2023

Deze mutatie betreft een budgetoverheveling van € 25 miljoen vanuit programmaruimte Deltafonds voor de financiering van Wettelijk BeoordelingsInstrumentarium (WBI) 2023.

Kasschuif Deltafonds

IenM faciliteert een kasschuif van € 250 miljoen, waarvan € 150 miljoen op het Deltafonds en € 100 miljoen op het Infrastructuurfonds, uit 2017 naar 2020 ten behoeve van het generale beeld. De meerjarige programmering wordt hier niet op aangepast.

Verlenging Deltafonds

Bij de Ontwerpbegroting 2017 wordt de looptijd van het Deltafonds met twee jaar verlengd tot en met 2030. Het niveau van extrapolatie is gelijk aan het jaar 2028 stand Ontwerpbegroting 2016 na verwerking van structurele begrotingsmutaties. Daarnaast zijn de structurele bijdragen van derden doorgetrokken.

Eenvoudig Beter

Voor de eenmalige uitgaven ten behoeve van het programma Eenvoudig Beter zijn middelen vrijgemaakt uit de investeringsruimten van het Infrastructuurfonds (€ 148,6 miljoen) en van het Deltafonds (€ 37,2 miljoen). De op de investeringsfondsen vrijgemaakte middelen staan gereserveerd op artikelonderdeel 18.16 Reservering Omgevingswet van het Infrastructuurfonds en worden tranchegewijs naar de begroting Hoofdstuk XII overgeheveld. Van de reservering van € 185,8 miljoen voor het programma Eenvoudig Beter wordt bij Ontwerpbegroting 2017 € 23,4 naar de begroting Hoofdstuk XII overgeheveld. De reservering op artikelonderdeel 18.16 Reservering Omgevingswet resteert hiermee € 162,4 miljoen.

Bijdrage Ministerie van Wonen en Rijksdienst voor verkoopactiviteiten Vanaf 2017 worden de verkoopactiviteiten van het RVB niet meer via de begroting van WenR gefinancierd. De beschikbare budgetten op de begroting van WenR worden hiertoe overgeboekt naar IenM/RWS, Defensie en BZK.

Artikel 6 Bijdragen andere begrotingen Rijk

Afsluitdijk Verzorgingsplaatsen A7/fietspad

Deze mutatie betreft de financiering van het wegontwerp, de verzorgings-plaatsen A7 en fietspad op de Afsluitdijk. De kosten wegontwerp en verzorgingsplaatsen A7 worden vanuit het Infrastructuurfonds gefinancierd (€ 19,5 miljoen) en de fietspaden door de provincies Noord-Holland en Friesland (€ 10,3 miljoen).

CAO Loonakkoord 2015

In het najaar van 2015 is een akkoord bereikt tussen de Minister voor Wonen en Rijksdienst en betrokken vertegenwoordigers van de vakbonden CNV Overheid, Ambtenarencentrum en CMHF voor het CAO sector Rijk 2015–2016. Dit betreft de verwerking van het loonruimteakkoord (€ 9,5 miljoen structureel, waarvan € 1,4 miljoen Deltafonds). Daarnaast heeft het ABP de premie voor 2016 verhoogd vanwege een stijging van de kosten en ten behoeve van een verbetering van de vermogenspositie van het fonds. Als gevolg hiervan wordt IenM deels gecompenseerd voor de herstelopslag ABP voor het jaar 2016 (€ 1,5 miljoen incidenteel, waarvan € 0,2 miljoen Deltafonds).

Kustwacht: Onderhoud Dornier vliegtuigen Dit betreft een overboeking naar het Infrastructuurfonds voor de IenM-bijdrage in het jaarlijks onderhoud van de Dornier vliegtuigen voor de Kustwacht.

Loon- en prijsbijstelling 2016

Jaarlijks wordt besloten of de overheidsuitgaven van de Rijksbegroting gecorrigeerd worden voor loon- en prijsontwikkelingen. Dit betreft de toegekende loonbijstelling en prijsbijstelling tranche 2016 die nader wordt toegedeeld binnen de begrotingen Hoofdstuk XII en de fondsen.

Ramingsbijstelling Deltafonds

Als gevolg van de tegenvallende ruilvoetontwikkeling heeft het Kabinet besloten tot ramingsbijstellingen op de departementale begrotingen. Voor de IenM begrotingen gaat het om een ramingsbijstelling van 106 miljoen per jaar. De ramingbijstelling is naar rato van de begrotingsomvang in 2017 verdeeld over Hoofdstuk XII (€ 12 miljoen per jaar), het Infrastructuurfonds (€ 81 miljoen per jaar) en het Deltafonds (€ 13 miljoen per jaar). Binnen de fondsen wordt de ramingsbijstelling opgevangen binnen de resterende investeringsruimte tot en met 2028.

Kasschuif Deltafonds

IenM faciliteert een kasschuif van € 250 miljoen, waarvan € 150 miljoen op het Deltafonds en € 100 miljoen op het Infrastructuurfonds, uit 2017 naar 2020 ten behoeve van het generale beeld. De meerjarige programmering wordt hier niet op aangepast.

Verlenging Deltafonds

Bij de Ontwerpbegroting 2017 wordt de looptijd van het Deltafonds met twee jaar verlengd tot en met 2030. Het niveau van extrapolatie is gelijk aan het jaar 2028 stand Ontwerpbegroting 2016 na verwerking van structurele begrotingsmutaties. Daarnaast zijn de structurele bijdragen van derden doorgetrokken.

Bijdrage Ministerie van Wonen en Rijksdienst voor Grote wateren Ten behoeve van het Rijksvastgoedbedrijf (RVB), worden naar aanleiding van de kadastrale wijziging van de tenaamstelling, Grote Wateren overgebracht naar IenM. Het gaat hierbij om inkomsten uit areaal waarop Rijkswaterstaat (RWS) het materieel respectievelijk feitelijk beheer uitvoert. De middelenoverboeking van RVB naar IenM (RWS) betreft in totaal € 4 miljoen per jaar. Deze overboeking wordt zichtbaar bij opbrengst derden in de staat van baten en lasten.

Bijdrage Ministerie van Wonen en Rijksdienst voor verkoopactiviteiten Vanaf 2017 worden de verkoopactiviteiten van het RVB niet meer via de begroting van WenR gefinancierd. De beschikbare budgetten op de begroting van WenR worden hiertoe overgeboekt naar IenM/RWS, Defensie en BZK.

Eenvoudig Beter

Voor de eenmalige uitgaven ten behoeve van het programma Eenvoudig Beter zijn middelen vrijgemaakt uit de investeringsruimten van het Infrastructuurfonds (€ 148,6 miljoen) en van het Deltafonds (€ 37,2 miljoen). De op de investeringsfondsen vrijgemaakte middelen staan gereserveerd op artikelonderdeel 18.16 Reservering Omgevingswet van het Infrastructuurfonds en worden tranchegewijs naar de begroting Hoofdstuk XII overgeheveld. Van de reservering van € 185,8 miljoen voor het programma Eenvoudig Beter wordt bij Ontwerpbegroting 2017 € 23,4 naar de begroting Hoofdstuk XII overgeheveld. De reservering op artikelonderdeel 18.16 Reservering Omgevingswet resteert hiermee € 162,4 miljoen.

Artikel 7 Investeren in waterkwaliteit

Desaldering KRW

Een deel van de ontvangsten € 0,9 miljoen in 2015 op artikel 2 heeft betrekking op de KRW. Daarnaast wordt € 0,2 miljoen hogere ontvangsten KRW in 2016 verwacht. Met deze mutaties worden beide bedragen ten gunste van de KRW gebracht.

Luwtemaatregelen Hoornse Hop

Deze mutatie betreft bijdrage ad € 3 miljoen van provincie Flevoland en

Noord-Holland ten behoeve van luwtemaatregelen Hoornse Hop en de verdere financiering € 6 miljoen van het project vanuit de Kader Richtlijn

Water.

Prijsbijstelling 2016

Jaarlijks wordt besloten of de overheidsuitgaven van de Rijksbegroting gecorrigeerd worden voor loon- en prijsontwikkelingen. Dit betreft de toegekende loonbijstelling en prijsbijstelling tranche 2016 die nader wordt toegedeeld binnen de begrotingen Hoofdstuk XII en de fondsen.

Uitvoeringsbesluit Blankenburgverbinding

Uitvoeringsbesluit realisatie Blankenburgverbinding – Dit betreft de realisatie het KRW project Gors van de Lickebaert wat met de aanleg van deze tunnel wordt uitgevoerd. Omdat de kosten van deze tunnel worden verantwoord op het Infrastructuurfonds wordt € 1,1 miljoen overgeboekt naar het Infrastructuurfonds.

MIRT onderzoek waterkwaliteit

Van de programmaruimte Deltafonds wordt € 5,0 miljoen aangewend ter financiering van MIRT onderzoek Waterkwaliteit.

Kasschuiven

Om binnen het Deltafonds tot een sluitende programmering te komen, zijn budgettair neutrale kasschuiven over de diverse jaren via het aanlegprogramma noodzakelijk.

Toelichting bij het extracomptabele overzicht voor het Hoogwaterbeschermingsprogramma

Conform het wetsvoorstel doelmatigheid en bekostiging Hoogwaterbescherming wordt in de jaarlijkse begroting en verantwoording van het Deltafonds een extra-comptabel overzicht opgenomen waarin inzichtelijk wordt gemaakt hoe de bijdragen van het Rijk en waterschappen zich verhouden tot de uitgaven van het Hoogwaterbeschermingsprogramma. Voor een nadere toelichting op de bekostigingssystematiek van het Hoogwaterbeschermingsprogramma wordt verwezen naar de memorie van toelichting van het voornoemde wetsvoorstel. Het extracomptabele overzicht is als volgt opgebouwd:

De ontvangsten en bijdragen van de waterschappen respectievelijk het Rijk.

  • 1. 
    De bijdrage van de waterschappen bestaat uit de volgende drie elementen.

De jaarlijkse bijdragen van de waterschappen in de periode 2011-2013 aan het hoogwaterbeschermingsprogramma die voortvloeien uit de Spoedwet.

De bijdragen die voortvloeien uit het Bestuursakkoord Water: totaal € 131 miljoen in 2014 en jaarlijks € 181 miljoen vanaf 2015. Vanaf 2016 worden deze bedragen, op basis van de IBOI zoals gehanteerd door het Ministerie van Financiën, geïndexeerd met terugwerkende kracht ten opzichte van het prijspeil 2011. De bijdragen van de waterschappen bestaan uit een projectgebonden aandeel voor het HWBP dat door de betreffende beheerder direct wordt betaald en een solidariteitsdeel dat via het Deltafonds wordt verevend. Het projectgebonden aandeel bedraagt 10% van de (bruto) begrote uitgaven voor waterschapsprojecten binnen het HWBP.

Incidentele ontvangsten bijvoorbeeld in het kader van de eindafrekening van projecten.

  • 2. 
    De bijdrage van het Rijk bestaat uit de volgende drie elementen:
  • a) 
    De bijdrage van het Rijk zoals vastgelegd in de bijlage van het Bestuursakkoord Water (nadere toelichting op het onderdeel «Financiering van een beheersbaar programma voor de waterkeringen» van het Bestuursakkoord Water), uitgaande van het toen beschikbare budget binnen de Rijksbegroting voor het hoogwater-schermingsprogramma.
  • b) 
    De bijdragen die voortvloeien uit het Bestuursakkoord Water: € 131 miljoen in 2014 en € 181 miljoen vanaf 2015. Vanaf 2016 worden deze bedragen, op basis van de IBOI zoals gehanteerd door het Ministerie van Financiën, geïndexeerd met terugwerkende kracht ten opzichte van het prijspeil 2011. Het jaarbedrag prijspeil 2016 bedraagt € 186 miljoen (inclusief project gebonden aandeel).
  • c) 
    De bijdrage van het Rijk aan de maatregelen voor Rijkskeringen.

De uitgaven voor het Hoogwaterbeschermingsprogramma en het tweede Hoogwaterbeschermingsprogramma

De uitgaven ten behoeve van hoogwaterbeschermingsmaatregelen bestaan uit:

  • 1. 
    Waterschapsprojecten: de subsidies voor versterkingen van primaire keringen in beheer van de waterschappen.
  • 2. 
    Rijksprojecten: de kosten van versterkingen van primaire keringen in beheer van het Rijk. Deze uitgaven komen voor wat betreft het HWBP volledig ten laste van het Rijk.
  • 3. 
    Programmabureau: de kosten van het programmabureau.
  • 4. 
    Het projectgebonden aandeel van 10%: wordt door de betreffende beheerder zelf direct betaald.
  • 5. 
    De interne kosten hebben betrekking op de kosten van de inzet van Rijkswaterstaat-medewerkers binnen de programmabureau’s en maken voor de bekostigingssystematiek geen deel uit van de programmabudgetten. Deze kosten vallen onder de 50/50 verdeling en zijn daarom afzonderlijk weergegeven.
  • 6. 
    innovatie: Betreft innovaties waaronder de projectoverstijgende verkenningen. Deze kosten vallen onder de 50/50 verdeling. De subsidie beschikking betreft hier 100% bijdrage.

De uitgaven die vallen onder a), c) en f) worden door Rijk en waterschappen voor ieder de helft bekostigd.

De kasschuiven die voortvloeien uit de verschillen tussen de geraamde en begrote uitgaven.

De ontvangsten van de waterschappen vormen een deel van de uitgaven voor het HWBP. Het andere deel wordt bekostigd door het Rijk. De uitgaven van het HWBP in de begroting wordt in een bepaald uitgaven-tempo geraamd. Deze kasplanning komt tot stand op basis van de planningen van de diverse projecten, ingediend door de waterschappen (en RWS). Indien de daadwerkelijke uitgaven afwijken van de geraamde uitgaven of planningen van projecten wijzigen worden de uitgavenbud-getten aangepast door middel van kasschuiven binnen de kaders van de IenM-begroting.

BIJLAGE 4 INSTANDHOUDING

In deze bijlage wordt, in vervolg op eerdere bijlagen met betrekking tot het beheer en onderhoud en vervanging, een toelichting gegeven op de instandhouding van de netwerken die onder verantwoordelijkheid van het Ministerie van Infrastructuur en Milieu (IenM) vallen. Dit betreft het Hoofdwatersysteem, het Hoofdwegennet, het Hoofdvaarwegennet en het Hoofdspoorwegnet.

Allereerst wordt de instandhoudingsfilosofie nader toegelicht. Vervolgens is een overzicht van beschikbare middelen tot en met 2030 opgenomen waarna verder wordt ingegaan op de wijze waarop met Beheer en Onderhoud wordt omgegaan in relatie tot DBFM contracten.

  • 1. 
    In stand houden Rijksinfrastructuur

De Nederlandse infrastructuurnetwerken behoren tot de beste én meest intensief gebruikte netwerken ter wereld. Een goede instandhouding van deze netwerken is een randvoorwaarde voor de veiligheid en de bereikbaarheid van Nederland. Om dit zo te houden borgen IenM en de uitvoeringsorganisaties Rijkswaterstaat (RWS) en ProRail systematisch de instandhouding van de netwerken over de gehele levenscyclus.

Scope instandhouding

Onder instandhouding vallen alle activiteiten op het vlak van beheer en onderhoud en vervanging en renovatie van de bestaande infrastructuur. Bij Spoor wordt hiervoor de afkorting BOV gehanteerd. Bij de RWS netwerken wordt onderscheid gemaakt tussen respectievelijk Beheer en Onderhoud (BenO) en Vervanging en Renovatie (VenR). Tot het domein van het beheer behoren activiteiten die gericht zijn op het reguleren van het gebruik: verkeersleiding en capaciteitsmanagement, verkeersmanagement en watermanagement. Onderhoud betreft de activiteiten die erop zijn gericht de beoogde (ontwerp)levensduur van de infrastructuur te realiseren. Vervanging is het begin van een nieuwe levenscyclus van een nieuw object, terwijl renovatie zich erop richt de levensduur van het bestaande object te verlengen. Het gaat expliciet niet om activiteiten die gericht zijn op aanleg van nieuwe of uitbreiding van bestaande infrastructuur.

Aanpak instandhouding

Bij de instandhouding van de netwerken hanteer ik een aantal uitgangspunten, waarover ik naar aanleiding van een verzoek uit de Kamer van gedachten heb gewisseld met een lid van het College van de Algemene Rekenkamer. Dit heeft mij gebracht tot de navolgende nadere uitwerking van de instandhoudingsfilosofie.

Uitgangspunt 1: Een goede instandhouding moet worden geborgd over de gehele levenscyclus van infrastructuur

Een goede instandhouding van het hoofd(vaar)wegennet, het hoofdwatersysteem en het hoofdspoorwegennet is een randvoorwaarde voor de veiligheid en de bereikbaarheid van Nederland. Omwille van deze veiligheid en bereikbaarheid moet de instandhouding van de netwerken systematisch over de gehele levenscyclus worden geborgd.

Uitgangspunt 2: Prestaties en optimalisatie kosten/hinder staan centraal Bij de instandhouding van de netwerken staan de prestaties die deze netwerken moeten leveren en de doelmatigheid van onderhoud centraal. Het zijn immers de prestaties, zoals de beschikbaarheid, betrouwbaarheid, duurzaamheid en veiligheid van de infrastructuur die de gebruikers zelf direct ervaren. Over deze te leveren prestaties maakt IenM afspraken met ProRail en maken de beleidsdirecties afspraken met RWS. De afspraken vormen de basis van het onderhoud dat door deze organisaties wordt uitgevoerd.

De prestatieafspraken met ProRail zijn opgenomen in de 10-jarige beheerconcessie en de jaarlijkse beheerplannen. Met RWS wordt een Service Level Agreement (SLA) met een looptijd van 4 jaar afgesproken. In 2016 is de lopende SLA met een jaar verlengd tot en met 2017. Deze verlenging wordt benut om te werken aan de verdere versterking van de prestatiesturing.

De prestaties van de infrastructuur worden gemeten en uitgedrukt in prestatie-indicatoren. De indicatoren leggen de verbinding tussen de sturing van en verantwoording over de gewenste prestaties.

Met de uitvoeringsorganisaties worden afspraken gemaakt over de gewenste prestaties en hiervoor worden de benodigde middelen beschikbaar gesteld. De uitvoeringsorganisaties RWS en ProRail zijn verantwoordelijk voor de uitvoering van de daarbij horende onderhouds-regimes.

Daarop aanvullend wordt bij RWS voor vervangingsopgaven projectsturing toegepast. Ook hierbij staan prestaties van het netwerk en optimalisatie centraal. De projectsturing van vervangingsopgaven verloopt op basis van opdrachten van tranches van projecten. Deze projecten worden in een doorlopende cyclus van lange termijn prognoses en inspecties vastgesteld.

 

Prestaties RWS

Prestatiegebied

Prestatie-indicator

Streefwaarde

Hoofdwegennet

   

Beschikbaarheid

Technische beschikbaarheid van de weg

90%

Beschikbaarheid

Files als gevolg van werken aan de weg

10%

Veiligheid

Voldoen aan norm voor verhardingen (stroefheid en spoorvorming) en gladheidbe-

 
 

strijding

98%

Informatievoorziening

Beschikbaarheid data voor derden

89%

 

Actualiteit data voor derden

95%

Hoofdvaarwegennet

   

Beschikbaarheid

Geplande stremmingen

0,8%

Beschikbaarheid

Technische beschikbaarheid van de vaarweg

99%

Betrouwbaarheid

Ongeplande stremmingen van de vaarweg

0,2%

Veiligheid

Vaarwegmarkering op orde

95%

Informatievoorziening

Melding stremmingen

97%

Hoofdwatersysteem

   

Beschikbaarheid

Beschikbaarheid stormvloedkeringen

100%

Beschikbaarheid

Beschikbaarheid streefpeilen

90%

Betrouwbaarheid

Handhaving kustlijn

90%

Betrouwbaarheid

Betrouwbaarheid informatievoorziening

95%

Prestaties ProRail

 

Bodem-

Streefwaarde

 
 

waarde

   

Prestatie-indicator

2015

2016

2019

Klantoordeel reizigers-vervoerders

6

6,7

7

Klantoordeel goederen-vervoerders

6

6

7

Reizigerspunctualiteit <5 min HRN

     

(gezamenlijk met NS)

90,0%

91,0%

92,3%

Aandachtstrajecten (gezamenlijk met

     

NS)

93,7%

95,0%

95,6%

Punctualiteit <3 min HSL-producten

80,0%

80,5%

82,0%

Punctualiteit <3 reizigersverkeer totaal

87,0%

88,0%

90,0%

Punctualiteit regionale series <3 min

92,4%

92,9%

93,4%

Punctualiteit goederenverkeer

80,0%

80,5%

82,0%

Geleverde treinpaden

97,5%

97,6%

98,2%

Aantal beïnvloedbare TAO’s (Techniek

     

en Processen)

5.000

4.550

4.100

Bron: Beheerplan ProRail 2016

Risico- en prestatiesturing met asset management

De prestaties en kostenoptimalisaties zoals die worden afgesproken krijgen vorm door een systeem van risico- en prestatiegestuurd beheer en onderhoud van het areaal: het asset management. Asset management is de aanpak waarmee een koppeling kan worden gelegd tussen wat de uitvoeringsorganisaties doen, welke prestaties dat oplevert en wat dat nu en in de toekomst kost. In de aanpak wordt de planning van de uitvoering van de noodzakelijke werkzaamheden geoptimaliseerd in een afweging tussen de netwerkprestatie en de kosten over de levenscyclus van het areaal. Door zowel de kosten als de prestaties in kaart te brengen, wordt inzicht verkregen in het functioneren van de infrastructuur en is sturen op basis van prestatie en kosteneffectiviteit mogelijk. Daarbij wordt een afweging gemaakt tussen de directe kosten van de verschillende manieren en momenten van onderhoud en de (maatschappelijke gevolgen door) invloed op de netwerkprestatie.

Flexibele onderhoudsplanning

Voor de verschillende onderdelen van het areaal is een flexibele onderhoudsplanning beschikbaar. De keuze van het juiste moment van ingrijpen bij het verrichten van onderhoud aan of het vervangen of renoveren van infrastructuur wordt bepaald aan de hand van:

Het onderhoud dat volgens het vigerend beheerconcept noodzakelijk is voor de te leveren prestaties van het netwerk.

Resultaten uit het inspectieprogramma van de assets.

De mogelijkheid voor het bundelen van werkzaamheden om hinder te beperken en/of kosten te besparen.

Ad 1. Het onderhoud dat volgens het vigerend beheerconcept noodzakelijk is voor de te leveren prestaties van het netwerk. Op basis van de beleidsdoelen bereikbaarheid, veiligheid en duurzaamheid worden de prestatieniveaus van de netwerken bepaald en de (functie) eisen aan het areaal toegekend. Hierbij valt te denken aan de functies die de onderdelen van het areaal moeten vervullen en de manier waarop deze functies bijdragen aan de prestaties op netwerkniveau. Ieder onderdeel van het areaal heeft een hierbij aansluitend onderhoudsplan waarin rekening wordt gehouden met de risico’s voor de prestatie bij het gehanteerde onderhoudsscenario. Dit geheel resulteert in het vigerend beheerconcept. Uit het onderhoudsplan volgt een voorzien moment voor het onderhoud.

RWS en ProRail zorgen dat netwerken voldoen aan de prestatieafspraken die IenM met hen maakt (SLA en beheerconcessie). Vanzelfsprekend is het mogelijk om de prestatie- afspraken en/of andere randvoorwaarden aan te passen indien daar aanleiding toe bestaat. Dit kan bijvoorbeeld worden gedaan indien kosten en budget met elkaar in evenwicht moeten worden gebracht.

Ad 2. Resultaten uit het inspectieprogramma van de assets. De beheerders van de netwerken hebben een actueel inzicht in (de staat van) het bestaande areaal en de onderhoudsbehoefte daarvan. De daarvoor noodzakelijke informatie wordt actueel gehouden op basis van informatie uit (een programma van) risicogestuurde inspecties waarmee de werkelijke staat van objecten wordt bijgehouden.

Ad 3. De mogelijkheid voor het bundelen van werkzaamheden om hinder te beperken en/of kosten te besparen

Behalve de staat van de objecten wordt bij het plannen van de uitvoering van werkzaamheden ook rekening gehouden met de mogelijkheden om activiteiten te bundelen om daarmee kosten te besparen en/of hinder voor gebruikers te beperken.

Uitgesteld en achterstallig onderhoud

De hierboven geschetste aanpak leidt er toe dat de planning van onderhoudswerkzaamheden flexibel van aard is. Dit betekent dat met het oog op de efficiëntie, onderhoud eerder of later kan worden uitgevoerd dan volgt uit het vigerende beheerconcept. Er is dan sprake van vervroegd of uitgesteld onderhoud.

Voor uitgesteld onderhoud wordt de volgende definitie gehanteerd:

«Er is sprake van uitgesteld onderhoud (of vervanging6 ) als de assets wel blijven voldoen aan de geldende veiligheidsnormen en/of prestatieaf-spraken7 terwijl bewust wordt afgeweken van het vigerend beheerconcept waarbij de keuze voor het moment van onderhoud of vervanging wordt bepaald op basis van feitelijke technische conditie en planoptimalisatie of prestatieafspraken.»

Met uitstel en vervroegen van onderhoud wordt beoogd om efficiënter en met minder hinder te werken.

Uitgesteld onderhoud wordt onderscheiden van «achterstallig onderhoud». Voor achterstallig onderhoud wordt de volgende definitie gehanteerd:

6  Vervanging valt bij ProRail onder de definitie. Bij RWS is dit niet het geval zie voor toelichting Kamerstuk 2015–2016, 34 300 A, nr. 2 p 133.

7  Er zijn situaties denkbaar waarbij assets niet (langer) voldoen aan de prestatieafspraken, zonder dat dit verband houdt met de onderhoudsconditie (bijvoorbeeld bij een tweetal stormvloedkeringen). In dergelijke situaties is geen sprake van uitgesteld (of achterstallig) onderhoud.

«Er is sprake van achterstallig onderhoud (of vervanging8) als de assets niet meer voldoen aan de geldende veiligheidsnormen9 en/of prestatieaf-spraken10

Achterstallig onderhoud wordt direct aangepakt indien dit noodzakelijk is voor het veilig functioneren van de netwerken.

In de verantwoording 2016 zal voor de eerste keer gerapporteerd worden over het volume aan uitgesteld en eventueel achterstallig onderhoud aan het einde van 2016.

Ontwikkelingen in het areaal

Bovenstaande aanpak wordt toegepast bij het beheer en onderhoud van bestaande infrastructuur. Bovendien krijgt instandhouding bij de aanleg van nieuwe infrastructuur reeds aandacht door bij de besluitvorming de onderhoudskosten over de hele levenscyclus in beeld te brengen (Life Cycle Costing, LCC). Op deze wijze worden niet alleen de kosten voor aanleg, maar ook de kosten voor toekomstig onderhoud bij de besluitvorming betrokken. Indien een beslissing tot de nieuwe aanleg tot hogere onderhoudskosten leidt, worden bij de startbeslissing van de verkenning, naast de investeringskosten, ook deze meerkosten voor het onderhoud op de begroting van de fondsen gereserveerd. Wanneer de realisatie van het aanlegproject aanvangt worden deze gereserveerde middelen toegevoegd aan het Beheer en Onderhoudsbudget.

Hieronder wordt inzicht gegeven in de omvang van het areaal in beheer bij RWS en ProRail per verantwoording 2015.

 

Areaal Hoofdwatersysteem

Eenheid

 

Kustlijn

km

293

Stormvloedkeringen

aantal

5

Dammen, dijken en duinen, uiterwaarden w.o.:

   

– Dijken, dammen en duinen, primaire waterkeringen

km

236

– Niet primaire waterkeringen/duinen

km

595

– Uiterwaarden in beheer Rijk

ha

3.772

Binnenwateren

km2

3.048

Spui- en uitwateringssluiskolken

stuks

92

Gemaal

stuks

17

Kunstwerken ten behoeve van natuur

stuks

16

Stuwcomplex

stuks

10

Hoogwaterkering

stuks

3

Waterreguleringswerken

stuks

85

Sifons / duikers / hevel

stuks

236

8  Vervanging valt bij ProRail onder de definitie. Bij RWS is dit niet het geval zie voor toelichting Kamerstuk 2015–2016, 34 300 A, nr. 2 p 133.

9  Het gaat hierbij om onderhoudsgerelateerde situaties.

10  Er zijn situaties denkbaar waarbij assets niet (langer) voldoen aan de prestatieafspraken, zonder dat dit verband houdt met de onderhoudsconditie (bijvoorbeeld bij een tweetal stormvloedkeringen). In dergelijke situaties is geen sprake van uitgesteld (of achterstallig) onderhoud.

 

Areaal Hoofdwegen

   

Eenheid

 

Rijbaanlengte

Hoofdrijbaan Verbindingswegen en

op- en

km

5.800

 

afritten

 

km

1.616

Areaal asfalt

Hoofdrijbaan Verbindingswegen en

op- en

km2

76

 

afritten

 

km2

13

Groen areaal

   

km2

199

Verkeerssignalering

       

op rijbanen

   

km

2.675

Verkeerscentrales

   

stuks

6

Spits- en plusstroken

   

km

338

Viaduct over

       

rijkswegen

   

stuks

1.006

Viaduct in rijks-

       

wegen

   

stuks

1.856

Brug vast

   

stuks

726

Brug Beweegbaar

   

stuks

54

Tunnel

   

stuks

25

Aquaduct

   

stuks

15

Areaal Hoofdvaarwegen

Eenheid

 

Vaarwegen:

km

7.004

waarvan binnenvaart

km

3.460

waarvan zeevaart

km

3.544

Schutsluiskolken

stuks

129

Bruggen beweegbaar

stuks

116

Bruggen vast

stuks

207

Afmeervoorziening

stuks

9.364

Bron: RWS NIS

 

Areaal ProRail

 

Eenheid

 

Netlengte in

Totaal

km

3.058

exploitatie

     
 

Waarvan enkelsporig

km

950

 

Waarvan meersporig

km

2.108

 

Netlengte geëlektrificeerd

km

2.167

Totale spoorlengte

 

km

7.021

Wissels

 

stuks

7.071

Overwegen

Totaal

stuks

2.589

 

Waarvan beveiligd

stuks

1.598

Seinen

 

stuks

12.036

Stations

 

stuks

404

Bruggen

     

(beweegbaar)

 

stuks

56

Tunnels

 

stuks

15

  • 2. 
    Budgettaire aspecten

Onderstaand zijn integraal en per netwerk de budgetten tot en met 2030 gepresenteerd. Hiermee zijn de beschikbare budgetten voor Instandhouding in een overzicht samengebracht. In de tabel is te zien dat tot en met 2030 circa € 33 miljard beschikbaar is voor de Instandhouding van de netwerken. Het overzicht is uitgesplitst naar de budgetten voor het verkeers- en watermanagement, het beheer en onderhoud11 en vervanging en renovatie.

Hierbij zijn ook de nog niet aan de uitvoeringsorganisaties toegewezen gereserveerde middelen voor BOV opgenomen. Dit zijn onder andere middelen voor nieuwe aanlegprojecten waarbij gelijktijdig bij de investeringsbeslissing een reservering voor BenO (RWS) tot en met 2028 is getroffen. Voor spoorwegen is deze reservering nog binnen de aanlegprojecten PHS en OV SAAL opgenomen.

11

Door verschillen in aansturing en organisatie tussen ProRail en Rijkswaterstaat is een vergelijking tussen de budgetten voor BOV van Spoor met de RWS-netwerken (Wegen, Vaarwegen en Water) niet altijd te maken:

  • a) 
    De budgetten verkeersmanagement zijn bij ProRail onderdeel van de reguliere BOV-budgetten.
  • b) 
    De apparaatskosten van ProRail (exclusief de apparaatskosten van aanlegprojecten) maken deel uit van de BOV reeksen. Voor een goede vergelijking met de cijfers van Rijkswaterstaat zijn ze in de tabel niet meegenomen. Hierdoor wijken de bedragen af van die in artikel 13 van de begroting van het Infrastructuurfonds.

Ten opzichte van de Ontwerpbegroting 2016 heeft een aantal mutaties plaatsgevonden bij ontwerpbegroting 2017. Deze worden nader toegelicht in de verdiepingsbijlagen van het Infrastructuurfonds en het Deltafonds.

Budgetbehoefte en beschikbaar budget

De uitvoeringsorganisaties brengen periodiek het benodigde langjarige bedrag voor Instandhouding voor huidig prestatieniveau in beeld. Dit doen zij aan de hand van de hierboven beschreven flexibele en risico- en prestatiegestuurde onderhoudsplanning (assetmanagement). Na herijking van de lange termijn ramingen wordt met de uitvoeringsorganisatie in overleg gegaan. Daarbij wordt kritisch gekeken of aanvullend budget echt nodig is. Een beperkt negatief verschil tussen het benodigde en beschikbare budget voor de korte termijn14 is een gezonde prikkel voor het uitdagen van de uitvoeringsorganisaties tot innovatie en doelmatigheid. Voor de begroting 2018 wordt onderzocht of er een betekenisvolle maat voor de omvang van een beheersbare prikkel kan worden uitgewerkt. Mocht blijken dat de prognose van het benodigde langjarige bedrag voor beheer en onderhoud hoger ligt dan het beschikbare budget, zal aan de uitvoeringsorganisatie gevraagd worden om maatregelen inzichtelijk te maken zoals versobering of aanpassing van de prestatiedoelen. Op basis hiervan kan, wanneer dit noodzakelijk blijkt, overgegaan worden tot het treffen van maatregelen of aanpassing van het budget om te voorkomen dat achterstanden ontstaan. Wanneer na deze gesprekken sprake is van een onderbouwd verschil tussen raming en budget (potentieel tekort), zal ik dit opnemen in de begroting. Bij het treffen van maatregelen bestaat, afhankelijk van het type maatregel, de kans dat deze niet, of niet op het juiste moment, tot het gewenste effect leiden of dat sprake is van additionele risico’s die de problematiek zouden kunnen vergroten. Het mogelijk effect hiervan wordt beoordeeld en indien hiertoe aanleiding bestaat worden aanvullende maatregelen of een risicoreservering getroffen.

Voor het Hoofdspoorwegnet is vorig jaar reeds geconstateerd dat er sprake is van een onderbouwde budgetbehoefte die € 475 miljoen hoger is dan het beschikbare budget. Over de wijze waarop dit verschil, bij het Hoofdspoorwegnet kan worden opgelost is de Tweede Kamer geïnformeerd bij brief van 16 juni 2016 (Kamerstuk 29 984, 2015–2016, nr. 669). Rijkswaterstaat brengt op basis van de theoretische referentie het benodigde langjarige bedrag voor Instandhouding bij gelijkblijvend prestatieniveau in beeld. Hierover worden de komende tijd gesprekken gevoerd gelijktijdig met de nieuwe prestatieafspraken (SLA). Deze afspraken zullen in de ontwerpbegroting 2018 worden meegenomen.

2 tot 4 jaar na het begrotingsjaar

14

Over het algemeen geldt bij lange termijn ramingen voor Beheer en Onderhoud dat de prognose voor de budgetbehoefte voor het afgesproken prestatieniveau verder in de toekomst meer onzekerheden kent, met name omdat de resultaten van inspecties (feitelijke toestand) alleen zeggingskracht hebben op de korte termijn.

Doelmatigheid

Tot slot onderzoekt IenM, in lijn met de aanbeveling van de Rekenkamer, de mogelijkheid indicatoren te ontwikkelen om de doelmatigheid van onderhoud van de door RWS beheerde netwerken inzichtelijk te maken en wordt bezien op welke wijze ProRail hierbij kan aansluiten.

2a. Versobering en efficiency Hoofdwegen, Hoofdvaarwegen en Hoofdwatersysteem

In bijlage 4.2 van de Infrastructuurbegroting 2012 heb ik u geïnformeerd over de toen niet gedekte onderhoudsproblematiek tot en met 2020 en over de mix van maatregelen om deze problematiek te beheersen.

Een van de maatregelen betreft een pakket aan efficiencymaatregelen en versoberingen van het onderhoudsniveau. De afspraken over deze te realiseren maatregelen zijn opgenomen in het Programma Versobering en Efficiency. De versoberingen en efficiencymaatregelen zijn stapsgewijs geïmplementeerd, omdat dit de mogelijkheid bood om binnen het afgesproken budgettaire kader door een verstandige mix van maatregelen passend bij de lokale situatie optimalisaties aan te brengen. Hierdoor konden en kunnen eventuele negatieve gevolgen voor doorstroming en veiligheid worden beperkt.

In bijlage 5 van de Infrastructuurbegroting 2013 is de verdeling van het totale pakket efficiency- en versoberingmaatregelen van € 1,64 miljard naar netwerk gepresenteerd. Hiervan is tot en met 2015 reeds € 709 miljoen gerealiseerd. In die bijlage is tevens een eerste inschatting opgenomen van effecten op veiligheid en doorstroming.

In bijlage 4 van de Infrastructuurbegroting 2015 is de verdeling van het totale pakket efficiency- en versoberingsmaatregelen a € 1,64 miljard naar netwerk uitgesplitst en de prognose bijgesteld. In deze bijlage is de verwachte bandbreedte op basis van de verdere uitwerking en implementatie van de maatregelen in beeld gebracht. Wanneer het totaalpakket aan maatregelen bij de onderkant van de bandbreedte dreigt uit te komen, zal worden bijgestuurd door nieuwe maatregelen te treffen. Op basis van het huidige beeld is de inschatting dat het realiseren van het totale pakket van € 1,64 miljard aan versobering- en efficiencymaatregelen mogelijk is. Naar aanleiding van de prognose in de ontwerpbegroting 2018 zal ik besluiten of aanvullende nieuwe maatregelen nodig zijn.

 

Netwerk

Maatregel

Initiële

Prognose realisatie

   

Bedrag in mln.

bedragen in mln t/m

   

t/m 2020

2020

HWN

Verminderen communicatie bij onderhoud

30

30

HWN

Versoberen bermbeheer

40

35

HWN

Onderhoud kunstwerken uiterste jaar

50

45-50

HWN

Versoberen verlichting

35

30-35

HWN

Verruimen werkvensters en op delen van het netwerk overdag

   
 

werken met minder flankerende maatregelen.

75

75-80

HWN

Versoberen

   
 

DVM

165

150

HVWN

Minder maaien taluds

10

10

HVWN

Minder baggeren hoeken zeetoegangen

35

40

HVWN

Verminderen (wal)voorzieningen schippers

10

10

HVWN

Minder baggeren vaarwegen

45

55

 

Subtotaal versoberingen

495

480-490

Alle

Efficiencymaatregelen

800

815 - 820

 

Subtotaal efficiencymaatregelen

 

815-820

Alle

Besparing Landelijke Taken

200

200

Alle

Bijzondere baten tbv B&O

100

30

HVWN

Opbrengsten HVWN

-

30

HWS

Heffen Leges1

-

20

HWN

Verhoging BenO budget

45

45

 

Subtotaal overige maatregelen

345

325

 

Totaal

1.640

1.620-1.640

1 Het voornemen leges te heffen op grond van de waterwet is nog niet ten uitvoer gebracht gelet op de invoering van de omgevingswet.

2b. De budgetten voor beheer, onderhoud en vervanging ProRail

ProRail ontvangt van IenM gemiddeld € 1,2 miljard subsidie per jaar (inclusief btw) ter dekking van de instandhoudingskosten van de hoofdspoorweginfrastructuur. Hiervan heeft circa € 300 miljoen betrekking op apparaatskosten en circa € 900 miljoen op beheer en onderhoud en vervangingsinvesteringen.

Uit een in 2015 door PwC uitgevoerde doorlichting van de financiële meerjarenreeksen van ProRail (Tweede Kamer, vergaderjaar 2015–2016, 29 984, nr. 621) blijkt dat de reeksen in grote lijnen op orde zijn. Na doorvoering van enkele correcties naar aanleiding van het onderzoek op deze reeksen resteert een verschil tussen de meerjarenreeksen van ProRail en de beschikbare middelen op het Infrastructuurfonds van circa € 475 miljoen inclusief btw (prijspeil 2014) in de periode 2018 tot en met 2028.

Door PwC zijn kostenreducerende maatregelen geïdentificeerd om het verschil tussen de benodigde en beschikbare middelen op te lossen. Het gaat dan bijvoorbeeld om het stimuleren van toetreding van nieuwe leveranciers, het reduceren van levensduurkosten, meer onderhoud overdag, langere trein vrije perioden en het aanpassen van de gebruiks-vergoeding systematiek. Met de eerste twee genoemde maatregelen is ProRail reeds gestart. Vervolgens zullen gefaseerd de overige maatregelen worden uitgewerkt en ingevoerd. Dit gebeurt in overleg met diverse belanghebbenden. Eind 2016 zal besluitvorming plaatsvinden over de te nemen kostenreducerende maatregelen (zie Kamerstuk 29 984, 2015–2016, nr. 669).

Risicoreservering

In de vrije investeringsruimte spoor van het Infrastructuurfonds is € 400 miljoen gereserveerd voor risico’s die zonder deze reservering het potentieel tekort zouden kunnen vergroten. In de door PwC uitgevoerde doorlichting van de financiële meerjarenreeksen zijn diverse van deze risico’s gesignaleerd. De grootste risico’s betreffen: hogere uitgaven Betuweroute, hogere uitgaven vervangen kunstwerken (zoals bijvoorbeeld de Oosterdokbruggen) en de verdere vertraging van de invoering van prestatiegericht onderhoud (PGO).

Taakstellingen

In de beschikbare middelen zijn de taakstellingen uit het Regeerakkoord Rutte I en II verwerkt. Voor beheer en onderhoud en vervangingsinvesteringen gaat het om € 110 miljoen lagere uitgaven per jaar en € 50 miljoen hogere gebruiksvergoeding per jaar, beide structureel vanaf 2015. Voor de apparaatskosten gaat het om € 37,5 miljoen per jaar structureel vanaf 2018 met een ingroei vanaf 2013 en om € 20,5 miljoen per jaar structureel vanaf 2018 met een ingroei vanaf 2016.

2c. DBFM en budgetten voor beheer en Onderhoud

Bij DBFM is de opdrachtnemer niet alleen verantwoordelijk voor het ontwerp en de bouw van het project, maar ook voor de financiering en het totale onderhoud. Het is dus een geïntegreerde contractvorm. Bij traditionele contracten koopt het Rijk een product in: bijvoorbeeld een rijksweg met 2x2 rijstroken. Bij een DBFM-contract neemt het Rijk echter een dienst af: een beschikbare rijksweg. Het benodigde budget komt uit drie bronnen: (i) het aanlegbudget, (ii) het beschikbare beheer en onderhoudsbudget van reeds aanwezige infrastructuur en (iii) het budget voor areaalgroei voor dat deel van de infrastructuur dat nieuw wordt aangelegd.

Ten behoeve van de aanbesteding van een DBFM contract wordt een referentieraming opgesteld voor de te verwachten aanleg- en beheer en onderhoudskosten bij traditionele uitvoering. Deze referentieraming wordt gebruikt om de plafondprijs (het acceptabele maximum) voor de bieding te bepalen. Deze ramingen worden tegenwoordig op dezelfde wijze uitgevoerd als de ramingen die voor LCC worden uitgevoerd.

De aanbesteding verloopt in een aantal stappen. Na de laatste stap, de zogeheten financial close vindt ook de budgettaire verwerking in de begroting plaats. De beschikbare middelen vanuit Aanleg, BenO (incl. areaalgroei) wordt overgeboekt naar het GIV/PPS-artikel. De middelen worden met eenzelfde «netto contante waarde» omgezet in een langjarige reeks ter betaling van de beschikbaarheidsvergoedingen. Dit is de zgn. financiële inpassing of DBFM conversie. Er wordt hiermee geen budget toegevoegd aan het project, de kasreeks wordt alleen aangepast aan de contractvorm. De prestatie-eisen en uitrustingsniveaus van de infrastructuur binnen het DBFM contract zijn dezelfde als die aan Rijkswaterstaat worden gesteld. Op het moment van aanbesteden wordt bij de M (maintain) van DBFM, een serviceniveau uitgevraagd dat past bij het onderhoudsregime (Service Level Agreement) wat op dat moment van toepassing was. Dat niveau geldt voor de looptijd van het contract en is daarmee niet budgettair flexibel. Er wordt momenteel overigens wel aan gewerkt om bij de nog af te sluiten DBFM contracten ook bijstelling mogelijk te maken.

Bij DBFM geldt dat voor een periode van 20–25 jaar het consortium verantwoordelijk is voor het onderhoud van infrastructuur. Na afloop van het DBFM-contract valt dit deel van het areaal weer binnen het reguliere beheer en onderhoud van Rijkswaterstaat. De mutaties tussen het beheer, onderhoud en vervanging artikel (voor wegen IF Art. 12.02, vaarwegen IF Art. 15.02) en het DBFM artikel (voor wegen Art.12.04, vaarwegen IF Art. 15.04) zijn zichtbaar in de begroting en worden toegelicht. Na afloop van een DBFM-contract zal het BenO-deel weer aan de reguliere onderhoudsbudgetten van RWS worden toegevoegd.

In onderstaand overzicht is aangegeven voor welke projecten eind 2016 DBFM contracten zullen zijn afgesloten. Voor de financiering van deze projecten zijn de genoemde BenO middelen (per jaar) ingezet. Deze zullen na afloop van het DBFM contract weer beschikbaar komen tegen het dan geldende prijspeil.

 

project

 

Areaalinformatie

Einde DBFM

Uitge-

         
 

Baanlengte1

 

Wegconfiguratie in M-fase

contract

B&O budget/jaar

A59 Rosmalen-Geffen

23 km

 

2x2

2019

1,0 mln.

N31 Leeuwarden-Drachten

 

Langdeel

     
 

56 km

aquaduct

2x2

2022

5,5 mln.

A12 Lunetten-Veenendaal

65 km

 

2x4, 2x3

2033

5,9 mln.

A10 Tweede Coentunnel

 

1ste en 2de

2x3+2x2,

   
 

39 km

Coentunnel

2x4

2037

12,0 mln.

N33 Assen-Zuidbroek

105 km

 

2x2

2034

2,8 mln.

A15 Maasvlakte-Vaanplein

 

nieuwe Botlekbrug, Thomas-sentunnel, Botlek-

2x3+2x2,

   
 

129 km

tunnel

2x3, 2x2

2035

31,7 mln

A1/A6 Diemen-Almere Havendreef (SAA)

 

Aquaduct Muiden, verbrede Hollandse

2x5+2,

   
 

72 km

Brug

2x4+2

2042

11,9 mln.

A12 Veenendaal-Ede-Grijsoord

50 km

 

2x3

2032

2,2 mln.

A9 Holendrecht-Diemen (Gaasperdammerweg,

 

Gaasper-

     

SAA)

 

dammer-

     
 

41 km

tunnel

2x5+1

nnb

14,2 mln.

Hoofdvaarwegennet

Vaarweglengte

       

Keersluis Limmel

 

Nieuwe

Keersluis

Limmel,

incl.

verkeersbrug

     
   

over sluis

 

2048

0,4 mln.

Beatrixsluis 3e Kolk

 

Complex

Prinses

Beatrixsluis incl.

baggeren,

onderhoud oevers en ligplaatsen langs

     
 

4 km

Lekkanaal

 

2047

2,8 mln.

Zeetoegang IJmond

 

Nieuwe zeesluis en sluisei-

     
   

landen

 

2045

2,5 mln.

Hoofdspoorwegnet

Lengte infrastructuur

       

HSL-Zuid

 

Hogesnel-heidsinfra-

     
 

85 km

structuur

 

2031

nvt

1 Baanlengte omvat: hoofdrijbanen, verbindingswegen en op-en afritten

  • 3. 
    Opgave Vervanging en renovatie

Bij einde van de (technische) levensduur van infrastructurele objecten wordt overgegaan tot vervanging of renovatie van deze objecten. De keuze voor vervanging dan wel renovatie is mede gebaseerd op de kosten over de resterende dan wel nieuwe levenscyclus. Zo is voor grote bruggen, tunnels en sluizen renovatie vaak een goedkoper alternatief rekening houdend met de levenscyclus, dan het geheel nieuw bouwen van eenzelfde object.

Toekomstige vervangingen hoofdwegen, hoofdvaarwegen en hoofdwatersysteem

Door RWS wordt de vervangingsopgave voor het Hoofdwegennet, het Hoofdvaarwegennet en het Hoofdwatersysteem elke twee jaar geactualiseerd. De volgende actualisatie zal derhalve plaatsvinden voor de ontwerpbegroting 2018. Op basis van het huidige inzicht zijn de budgetten tot en met 2030 toereikend.

In het MIRT projectenoverzicht worden de vervanging en renovatie projecten voor het Hoofdwegennet, het Hoofdvaarwegennet en het Hoofdwatersysteem met een budgettair beslag van meer dan € 10 mln. separaat toegelicht.

Toekomstige vervangingen spoor

De vervangingsinvesteringen in de periode tot en met 2030 maken onderdeel uit van de BOV-reeksen in de begroting en bedragen gemiddeld € 491 miljoen per jaar. Voor de periode na 2030 is een verhoging van de vervangingskosten te verwachten, met name omdat het einde van de levensduur van een groot aantal kunstwerken zal zijn bereikt. Daarnaast zullen vanaf die periode de bovenleidingportalen (in totaal 100.000 stuks) worden vervangen. Op basis van de huidige inschattingen lopen de vervangingsinvesteringen na 2030 op tot gemiddeld € 553 miljoen per jaar.

 

Vervangingen

2017-2030

2031-2050

Bovenbouw

177

162

Treinbeveiliging

90

94

ICT-systemen

74

74

Energievoorziening

48

68

Transfer

48

48

Kunstwerken

38

74

Verkeersleiding en Telecom

27

27

Overige systemen

6

6

Forfaitaire aftrek

  • 17

0

Totaal

491

553

  • 4. 
    Duurzaamheid

Duurzaamheid is één van de beleidsdoelen die bij de instandhouding van alle netwerken een rol spelen. Daarom wordt voor zowel de netwerken beheerd door RWS als voor het spoor ingezet op terugdringen van het energieverbruik en hergebruik van materialen.

Duurzaamheid hoofdwegen, hoofdvaarwegen en hoofdwatersysteem

Voor de door RWS beheerde netwerken ligt focus op de thema’s «klimaat en energie», «circulaire economie» en «vitaal natuurlijk kapitaal». Daarbij zet ik onder meer in op het energie neutraal maken van het wegennet, de bruggen en de sluizen. Rijkswaterstaat kan met inzet van zijn netwerk een flinke bijdrage leveren aan innovatieve mobiliteitsoplossingen en tevens een voorbeeld vervullen voor andere organisaties. Dit voert verder dan alleen de instandhouding van de bestaande infrastructuur.

Mijn inzet bestaat uit:

  • 1. 
    Het energieneutraal functioneren van Rijkswaterstaat in 2030, zodat het netto energiegebruik nul is;
  • 2. 
    Sturen op verbeterde energie van gecontracteerde marktpartijen die werk uitvoeren aan de netwerken;
  • 3. 
    Daar waar mogelijk ruimte geven langs het rijks(vaar)wegennet aan faciliteiten die passen bij nieuwe mobiliteiten, zoals elektrische laadpalen en waterstofauto’s.

Voor het beheer en onderhoud gaat het dan om een meer duurzame uitvoering (maatregelen zoals het toepassen van LED, het gebruik van groene stoom met Nederlandse Garantie van Oorsprong, het toepassen van biobrandstoffen in de schepen van de Rijksrederij, hergebruik van grondstoffen etc).

Daarnaast zal met name in de eerste jaren worden gewerkt aan het geschikt maken en ontwikkelen van monitoringsinstrumentarium om de prestaties op het gebied van duurzaamheid in kaart te kunnen brengen en erover te rapporteren (samengevat in het jaarverslag Duurzaamheid). Voor de jaren 2017 en 2018 is hiervoor een budget van 7 miljoen euro per jaar beschikbaar. Met deze middelen wordt vorm gegeven aan een ontwikkeltraject waarbij het uitvoeringsprogramma jaarlijks wordt bijgesteld aan de hand van de resultaten van onderzoeken en pilots naar de meest effectieve maatregelen. Daarmee is het de verwachting dat met de beschikbare middelen eind 2018 de duurzaamheid van het beheer en onderhoud op een navolgbare wijze is vergroot.

Duurzaamheid spoor

Duurzaam rijden en werken op en om het spoor is onmisbaar en die rol wordt alleen maar groter. Binnen ProRail is duurzaamheid daarom ook een beleidsprioriteit. ProRail heeft zichzelf forse ambities opgelegd op tal van gebieden: energie, materialen, afval, flora en fauna en een goede ruimtelijke inpassing.

Ook in 2017 heeft duurzaamheid op en rond het spoor aandacht. ProRail blijft zich inzetten voor het jaarlijks terugdringen van energieverbruik met 2%. Dit wordt beoogd door:

  • 1. 
    het verlagen van energiegebruik voor verlichting op stations en emplacementen door de overgang op LED-verlichting en het hanteren van slimme dimmers. De inzet van deze dimmers draagt verder ook bij aan de spoorveiligheid;
  • 2. 
    het verschuiven van gasgestookte naar elektrische wisselverwarming;
  • 3. 
    een beter beheer van aansluitingen;
  • 4. 
    het deels zelf opwekken van de energiebehoefte van ProRail. In 2017 wordt een aantal stations voorzien van zonnestroom.

Net als andere partners in de spoorsector wil ProRail haar CO2-emmissie fors reduceren door:

te starten in 2016 met een aanbesteding voor de inkoop van groen gas. In 2017 wordt naar verwachting 100% van de energiebehoefte van ProRail groen ingekocht;

beter inzicht te krijgen in de omvang van de materiaalstromen van ProRail. In 2017 wordt hiertoe een digitaal registratiesysteem geïmplementeerd dat inzicht geeft in de materiaalbalans van spoorinfrastruc-tuur;

het verkennen van duurzaam materiaalgebruik bij projecten in het bovenbouw vernieuwingsprogramma;

het selecteren van projecten voor het hergebruik van wissels op emplacementen.

BIJLAGE 5 LIJST VAN AFKORTINGEN

BenO                  Beheer en Onderhoud

BGR                    Beleidslijn Grote Rivieren

BO MIRT             Bestuurlijk Overleg Meerjarenprogramma Infrastructuur, Ruimte en Transport

BPRW                 Beheersplan voor de Rijkswateren

DBFM                 Design, Build, Finance and Maintain

DF                       Deltafonds

DP                       Deltaprogramma

EHS                     Ecologische Hoofdstructuur

EZ                       Ministerie van Economische Zaken

GDI                     Generieke Digitale Infrastructuur

HWBP                 Hoogwaterbeschermingsprogramma

HWBP-2              Tweede Hoogwaterbeschermingsprogramma

IBO                      Interdepartementaal Beleidsonderzoek

IenM                   Ministerie van Infrastructuur en Milieu

IF                         Infrastructuurfonds

KRW                   Kaderrichtlijn Water

LCC                     Life Cycle Costing

LRT3                   Derde Landelijke Rapportage Toetsing primaire waterkeringen

MKS                    Missiekritieke systemen

MIRT                   Meerjarenprogramma Infrastructuur, Ruimte en Transport

NURG                 Nadere Uitwerking Rivierengebied

OB                       Ontwerpbegroting

OV SAAL            Openbaar Vervoer Schiphol Amsterdam Almere Lelystad

PBL                     Planbureau voor de Leefomgeving

PIP                      Principaal Inpassingsplan

PHS                     Programma Hoogfrequent Spoorvervoer

PKB                     Planologische Kernbeslissing

PPS                     Publiek-private samenwerking

RvdR                   Ruimte voor de Rivieren

RVB                     Rijksvastgoedbedrijf

RWS                    Rijkswaterstaat

TBES                   Toekomstbestendig Ecologisch Systeem

TTC                     Tidal Test Centre

VGR                    Voortgangsrapportage

WB21                  Waterbeleid voor de 21e eeuw

WBI2023             Wettelijk BeoordelingsInstrumentarium 2023

WenR                  Ministerie Wonen en Rijksdienst

WGO                   Wetgevingsoverleg

WTI                     Wettelijk Toetsinstrument


 
 
 

3.

Meer informatie

 

4.

Parlementaire Monitor

Met de Parlementaire Monitor volgt u alle parlementaire dossiers die voor u van belang zijn en bent u op de hoogte van alles wat er speelt in die dossiers. Helaas kunnen wij geen nieuwe gebruikers aansluiten, deze dienst zal over enige tijd de werkzaamheden staken.