Antwoord op vragen over het bericht “Government austerity policy a breach of international human rights, says UN report”

Met dank overgenomen van J.H. (Han) ten Broeke i, gepubliceerd op vrijdag 26 augustus 2016.

Antwoorden van de minister van Buitenlandse Zaken mede namens de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid op vragen van de leden Taverne en Ten Broeke (VVD) over het bericht “Government austerity policy a breach of international human rights, says UN report” (ingediend 14 juli 2016).

Vraag 1

Heeft u kennisgenomen van het bericht “Government austerity policy a breach of international human rights, says UN report” (Independent, 29 juni 2016)? Wat vindt u van dit bericht? 1)

Antwoord

Ja. Het bericht bespreekt enkele van de ruim dertig onderdelen van het Britse sociaal-economische recht en beleid waarover het VN-Comité inzake Economische, Sociale en Culturele Rechten (hierna: het Comité respectievelijk ESC-rechten) aanbevelingen heeft gedaan aan het Verenigd Koninkrijk. Deze aanbevelingen, vervat in de zogeheten “concluding observations” zijn het sluitstuk van de rapportagecyclus behorend bij het Internationaal Verdrag inzake ESC-Rechten (hierna: ESC-Verdrag), waarbij het Verenigd Koninkrijk partij is.

Vraag 2

Wie hebben zitting in het VN-comité voor economische, sociale en culturele rechten (hierna: het Comité), dat het VN-rapport heeft geschreven?

Antwoord

Het Comité is opgericht bij ECOSOC-resolutie 1985/17 van 28 mei 1985. Het bestaat uit achttien deskundigen op het gebied van ESC-rechten, die lid zijn op persoonlijke titel en dus niet het land vertegenwoordigen dat hen heeft voorgedragen. Tot 31 december 2016 is het lid der Eerste Kamer Prof. Nico Schrijver lid van het Comité.

Vraag 3

Wie controleert het Comité?

Antwoord

Het Comité is door ECOSOC in het leven geroepen met als doel toezicht te houden op de naleving van het ESC-Verdrag door de staten die partij zijn. Daarbij is niet tevens een hogere instantie in het leven geroepen die toezicht houdt op het Comité zelf. Bedacht dient te worden dat de bevoegdheden van het Comité niet van juridisch bindende aard zijn. In verband daarmee wordt in de rapportagecyclus en het reglement van werkzaamheden van het Comité dan ook gesproken van ‘aanbevelingen’. Deze hebben tot doel bij te dragen aan de wereldwijde bescherming van mensenrechten.

Vraag 4

Is het gebruikelijk dat het Comité per wetsvoorstel en maatregel van een democratisch gekozen regering zijn instemming of zorgen laat weten?

Antwoord

Dat is in ieder geval niet ongebruikelijk. Opmerking verdient dat de reikwijdte en impact in de samenleving van wetsvoorstellen of andere maatregelen sterk kunnen verschillen. Vast staat in elk geval dat de staats- of regeringsvorm van een land niet doorslaggevend is voor de reikwijdte van de bevoegdheden van het Comité.

Vraag 5

Deelt u de mening dat het Comité geneigd is zeer snel een schending van economische, sociale of culturele rechten aan te nemen?

Antwoord

Zoals opgemerkt in het antwoord op vraag 3 heeft het Comité de taak toezicht te houden op de naleving van het Verdrag. Dat betreft inmiddels 166 lidstaten. Het is onvermijdelijk dat deze niet altijd akkoord zullen zijn met kritische aanbevelingen. Het kabinet deelt niet de mening dat die beoordelingsverschillen in overwegende mate aan het optreden van het Comité te wijten zijn.

Vraag 6

Klopt het dat het facultatief protocol bij het VN-Verdrag inzake economische, sociale en culturele rechten een individueel klachtrecht bij het Comité opent voor iedereen die meent geschonden te worden in zijn of haar economische, sociale of culturele rechten?

Antwoord

Ja.

Vraag 7

Deelt u de vrees dat het Comité door ratificatie van het protocol in de gelegenheid wordt gebracht nog meer politieke uitspraken te doen, omdat in theorie de werking van elk wetsvoorstel of elke maatregel kan worden voorgelegd aan het Comité?

Antwoord

De vraag beantwoorden zou een akkoord impliceren met de stelling dat het Comité thans politieke uitspraken doet. Die stelling neemt het kabinet niet voor zijn rekening. Voor wat het tweede deel van de vraag betreft zij wel opgemerkt dat in beginsel geen wetten (en zeker geen wetsvoorstellen) als zodanig via de verzoekschriftprocedure aan het Comité kunnen worden voorgelegd. Evenals onder vergelijkbare internationale mensenrechtenprocedures dient iemand die een verzoekschrift bij het Comité indient aan te tonen dat hij of zij persoonlijk in zijn mensenrechten is geraakt. Uiteraard kan daarbij nationale wetgeving in beeld komen.

Daarom is van groot belang dat in het Facultatief Protocol - in afwijking van alle andere internationale klacht- en verzoekschriftprocedures - expliciet is bepaald dat het Comité bij zijn beoordeling de redelijkheid van door de staat getroffen maatregelen in ogenschouw dient te nemen en zich er rekenschap van dient te geven dat de staten bij de tenuitvoerlegging van ESC-rechten een scala aan legitieme keuzes hebben.

Vraag 8

Deelt u de mening dat de Staten-Generaal, en niet het Comité, het meest geschikt is om te oordelen of Nederlandse wetten in overeenstemming zijn met economische, sociale en culturele rechten?

Antwoord

Ja. Wel is het logisch dat, waar een wereldwijde set aan normen wordt opgesteld, een toezichthoudend orgaan vanuit dat wereldwijde perspectief blijft volgen hoe partijen die normen in praktijk brengen en daarop kritiek kan leveren.

Vraag 9

Bent u nog altijd voornemens het facultatief protocol te ratificeren?

Antwoord

Het Facultatief Protocol is op 24 september 2009 voor het Koninkrijk ondertekend. In lijn met het gestelde in de nota Respect en recht voor ieder mens, opgesteld door mijn ambtsvoorganger, beraadt het kabinet zich nog op ratificatie van het Protocol.

Vraag 10

Kunt u bovenstaande vragen elk afzonderlijk beantwoorden?

Antwoord

Ja.