Pragmatisch liberalen
Gematigde of conservatieve liberalen die zich na 1848 neerlegden bij de liberale Grondwet van 18481 worden wel aangeduid als 'pragmatisch liberalen' 1). Andere benamingen voor die groep zijn 'moderaten' of 'grijze middenstof'.
Op veel gebieden waren zij behoudend, maar zij werkten wel mee aan totstandkoming van wetten ter uitvoering van de Grondwet (organieke wetten) en steunden vaak ook liberale economische wetgeving. In die zin stonden zij tussen conservatieven en liberalen in. Die laatsten werden ook wel aangeduid als Thorbeckianen2, constitutionelen of doctrinairen.
Vanwege hun bereidheid om samen te werken met conservatieven en door het feit dat zij zich niet aansloten bij de Thorbeckianen, waren politici uit deze groep vaak aan kritiek onderhevig. Thorbecke3 noemde hen beginselloos en opportunistisch.
Inhoudsopgave
Aangezien de 'pragmatisch liberalen' geen georganiseerde groep vormden, kan evenmin van voormannen worden gesproken. Er waren echter wel vooraanstaande politici, die als zodanig zijn aan te merken. De bekendsten daarvan zijn Dirk Donker Curtius4, Floris van Hall5 en Pieter van Bosse6.
Pragmatisch liberalen kwamen uit alle districten boven de grote rivieren, maar waren het sterkst in de grotere steden. De Amsterdamse en Rotterdamse handelssector was van oudsher moderaat, gericht op het zoeken naar praktische oplossingen in plaats van uit te zijn op politieke scherpslijperij.
-
1)De term werd geïntroduceerd in J.Th.J. van den Berg en J.J. Vis, "De eerste honderdvijftig jaar. Parlementaire geschiedenis 1796-1946"
Meer over
- 1.De Grondwetsherziening van 1848 legde de basis voor ons huidige stelsel van parlementaire democratie. Niet langer was de Koning, maar waren de ministers verantwoordelijk voor het beleid. De Tweede Kamer kreeg veel meer invloed en werd bovendien rechtstreeks - weliswaar voorlopig nog door een beperkte groep kiezers - gekozen.
- 2.Na de Grondwetsherziening van 1848 was er in de Tweede Kamer een groep rond de staatsman Thorbecke, die werd aangeduid als 'Thorbeckianen'. Andere namen die werden gebruikt waren 'doctrinairen', 'constitutionelen' of 'geavanceerden'. De Thorbeckianen zijn als een subgroep (minderheid) in het negentiende-eeuwse liberalisme te beschouwen. Het merendeel van de liberalen was gematigder.
- 3.Liberale staatsman. Hoogleraar in Gent en Leiden, die als voorzitter van de Grondwetscommissie in 1848 grondlegger was van onze parlementaire democratie. Kwam als Tweede Kamerlid al in 1844 met acht medeleden met een voorstel tot herziening van de Grondwet in democratische zin. Werd in 1848 door koning Willem II gevraagd een liberale Grondwet te ontwerpen. Hierdoor kwamen er rechtstreekse verkiezingen en ministeriële verantwoordelijkheid en werden parlementaire rechten uitgebreid. Leidde daarna drie keer een kabinet, waarbij hij onder meer de Kieswet, Gemeentewet en Provincie Wet tot stand bracht. Legde daarmee ook de basis voor de bestuurlijke organisatie met drie bestuurslagen. Zijn tweede kabinet zorgde voor instelling van de HBS en aanleg van de Nieuwe Waterweg. Had niet de sympathie van koning Willem III. Hoewel hij veel medestanders later van zich vervreemdde en soms weerstanden opriep, was hij ongetwijfeld de grootste staatsman van de negentiende eeuw.
- 4.Vooraanstaand liberaal politicus uit de jaren rond 1848. Haagse advocaat die als opposant optrad tegen het bewind van Willem I en Willem II. Pleitte onder meer in brochures en krantenartikelen voor invoering van de ministeriële verantwoordelijkheid en voor een rechtstreeks gekozen parlement. In 1848 lid van de Grondwetscommissie-Thorbecke, waarvan hij de voorstellen - met steun van de koning - als minister van Justitie behendig door het overwegend conservatieve parlement loodste. Kwam later in gematigder vaarwater en vormde na de Aprilbeweging van 1853 met Van Hall, een vroegere politieke tegenstander, een kabinet. Energieke, spreekvaardigde, maar ook pragmatische wetgever.
- 5.Belangrijk staatsman uit de eerste helft van de negentiende eeuw. Als moderaat vertegenwoordiger van de Amsterdamse handels- en bankierswereld, die als behendig politicus zowel vóór als na 1848 een voorname rol speelde. Volgde in 1842 Van Maanen op als minister van Justitie en saneerde in 1844 als minister van Financiën de staatsfinanciën met een gedwongen ('vrijwillige') geldlening. Volgde in 1853 Thorbecke op als kabinetsleider en wist de gemoederen na de Aprilbeweging tot bedaren te brengen. In 1860 bewerkstelligde hij als minister een regeling voor de aanleg van spoorwegen. Politieke tegenstander van Thorbecke en bête noire van de liberalen. Vaak onderwerp van spotprenten vanwege zijn rode gelaatskleur. Weigerde een benoeming tot Gouverneur-Generaal van Nederlands-Indië. Werd in 1856 door de koning tot baron verheven.
- 6.Vooraanstaande liberaal die tussen 1848 en 1871 in acht kabinetten minister was, waarvan zes keer van Financiën. Wisselde dat af met het Tweede Kamerlidmaatschap. Oorspronkelijk fabrikant en advocaat. Combineerde in 1848 de ambten van staatsraad en tijdelijke minister. Liberaliseerde als minister onder Thorbecke (1849-1853) de handel en scheepvaart. Was echter geen volbloed Thorbeckiaan en trad tussen 1858 en 1866 toe tot enkele gemengde kabinetten. Leidde in 1868 zelf een kabinet en werd daarna in Thorbecke's derde kabinet minister van Koloniën. Die post had hij ook in het kabinet-Kappeyne van de Coppello. Was toen al op vrij hoge leeftijd (68 jaar) en overleed anderhalf jaar later. Praktische, nuchtere en bekwame minister.
- 7.Diverse partijen zijn ooit vertegenwoordigd geweest in het Nederlandse parlement, maar nadien opgeheven. Een aantal daarvan zijn opgegaan in nieuwe partijen, waarvan sommige nog bestaan.