VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD over levensmiddelen voor sportbeoefenaars

1.

Tekst

EUROPESE COMMISSIE

Brussel, 15.6.2016

COM(2016) 402 final

VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

over levensmiddelen voor sportbeoefenaars

Inhoudsopgave

  • 1. 
    Inleiding    
  • 2. 
    De markt voor sportvoeding    

    2.1.Producten op de markt, marktomvang, -waarde en -prijzen

    2.2.Structuur van de markt, distributiekanalen

    2.3.De marketing van sportvoeding

  • 3. 
    Consumenteninzicht en consumptiegedrag    
  • 4. 
    Overzicht van de toepasselijke wetgeving voor sportvoeding tot 20 juli 2016    

    4.1.Sportvoeding die is ingedeeld als "voor bijzondere voeding bestemde levensmiddelen"

    4.2.Sportvoeding die is ingedeeld als levensmiddelen voor normale consumptie en waarvoor de relevante horizontale voorschriften van de levensmiddelenwetgeving gelden

  • 5. 
    De bij de FSG-verordening ingevoerde wijzigingen    
  • 6. 
    Samenvatting van de kwesties met betrekking tot sportvoeding na 20 juli 2016    

    6.1.Voedselveiligheidsaspecten

    6.2.Aspecten met betrekking tot consumenteninformatie

    6.3.Aspecten met betrekking tot de samenstelling

    6.4.Aspecten in verband met de door de nationale bevoegde autoriteiten voorgeschreven kennisgeving

    6.5.Bijkomende aspecten

  • 7. 
    Samenvatting van de standpunten van de nationale bevoegde autoriteiten en de belanghebbende partijen    
  • 8. 
    Conclusie    

VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

over levensmiddelen voor sportbeoefenaars

  • 1. 
    Inleiding

Met dit verslag wil de Commissie voldoen aan haar verplichting uit hoofde van artikel 13 van Verordening (EU) nr. 609/2013 van het Europees Parlement en de Raad inzake voor zuigelingen en peuters bedoelde levensmiddelen, voeding voor medisch gebruik en de dagelijkse voeding volledig vervangende producten voor gewichtsbeheersing (hierna "FSG-verordening" (Food for Specific Groups)) 1 . Volgens dit artikel moet de Commissie, na raadpleging van de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (EFSA), een verslag indienen bij het Europees Parlement en bij de Raad over de noodzaak, zo die er is, van voorschriften voor voeding die bestemd is voor sportbeoefenaars (hierna "sportvoeding").

Het verzoek om dit verslag houdt verband met de intrekking bij de FSG-verordening van het kader voor levensmiddelen die zijn bestemd voor bijzondere voeding 2 , per 20 juli 2016. Dit kader is in 1989 vastgesteld bij een richtlijn van de Raad 3 en werd afgerond door de herschikte Richtlijn 2009/39/EG.

Sportvoeding kan momenteel worden ingedeeld als 1) "voor bijzondere voeding bestemde levensmiddelen" overeenkomstig Richtlijn 2009/39/EG of als 2) levensmiddelen voor normale consumptie waarvoor de relevante horizontale voorschriften van de levensmiddelenwetgeving gelden. Sportvoeding valt niet onder de FSG-verordening, omdat deze gericht is op levensmiddelen voor bepaalde kwetsbare groepen consumenten.

Omdat sportvoeding niet langer zal kunnen worden ingedeeld als voor bijzondere voeding bestemde levensmiddelen, zal dit soort voeding dus met ingang van 20 juli 2016 uitsluitend onder de horizontale voorschriften van de levensmiddelenwetgeving vallen.

Dit verslag gaat in op de potentiële gevolgen van de statusverandering van sportvoeding.

Het is gebaseerd op een marktstudie die is uitgevoerd door het Food Chain Evaluation Consortium (hierna "de FCEC-studie") 4 tussen januari 2015 en juni 2015. Deze studie omvat meer gedetailleerde informatie over de in dit verslag gepresenteerde bevindingen. In het kader van de voorbereiding van dit verslag is er overleg gepleegd met de nationale bevoegde autoriteiten en andere belanghebbende partijen.

De Europese Commissie heeft de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (EFSA) geraadpleegd, die wetenschappelijke en technische bijstand heeft verleend op het gebied van sportvoeding 5 . De EFSA heeft de bestaande wetenschappelijke adviezen op het gebied van voedings- en gezondheidsclaims en voedingsnormen voor volwassenen verzameld die relevant zijn voor sportbeoefenaars, en de Commissie meegedeeld dat haar daaropvolgende advies niet afwijkt van de aanbevelingen van het in 2001 goedgekeurde verslag van het Wetenschappelijk Comité voor de menselijke voeding (SCF) over de samenstelling en specificering van voeding die is afgestemd op grote spierinspanning, vooral voor sportbeoefenaars 6 .

  • 2. 
    De markt voor sportvoeding

De EU-wetgeving bevat geen definitie van sportvoeding. In dit verslag, waarbij mede rekening wordt gehouden met de analyse die in het kader van de FCEC-studie is verricht, worden de volgende definities gehanteerd:

  • • 
    sportvoeding: alle voedingsmiddelen die gericht zijn op sportbeoefenaars, ongeacht de EU-wetgeving op grond waarvan ze in de handel zijn gebracht;
  • • 
    sportbeoefenaars:mensen die één keer per week of vaker sporten 7 ;
  • • 
    lifestylegebruikers: mensen die minder dan één keer per week of helemaal niet sporten 8 .

2.1.Producten op de markt, marktomvang, -waarde en -prijzen

De verschillende belanghebbende partijen en wetenschappelijke organen hebben in de loop der jaren voor hun doeleinden verschillende indelingen van sportvoeding ingevoerd 9 . Rekening houdend met die indelingen en de huidige markt, worden in de FCEC-studie 10 , 11 de volgende drie categorieën onderscheiden: 1) sportdranken; 2) (op eiwitten gebaseerde) producten voor spierversterking, spieropbouw en spierherstel na inspanning; en 3) energie- en prestatiestimulerende producten en producten voor voortdurende suppletie voor sportbeoefenaars.

De waarde van de EU-markt voor sportvoeding en sportdranken bedroeg in 2014 3,07 miljard EUR (verkoopwaarde) 12 , 13 . De markt voor sportvoeding op EU-niveau is tussen 2009 en 2014 met 11,2 % gegroeid, wat neerkomt op een samengesteld jaarlijks groeipercentage van 2,2 %. Deze groei werd voornamelijk veroorzaakt door producten op basis van eiwitten, die in deze periode een stijging van 68 % lieten zien. De energie- en prestatiestimulerende producten groeiden met 54 %, terwijl de sportdranken met 8 % zijn gekrompen 14 .

Het aantal sportvoedingsproducten dat op de markt wordt aangeboden kan, op basis van de innovatiegraad op EU-niveau 15 , worden geschat op tussen ongeveer 20 000 en 30 000, waarvan de meeste producten tot de categorie op eiwitten gebaseerde sportvoeding behoren 16 .

Wat de marktwaarde in de EU betreft, behoort 61 % van alle sportvoeding tot de categorie sportdranken, 26 % tot de op eiwitten gebaseerde producten en 13 % tot de energie- en prestatiestimulerende producten 17 .

De consumentenprijs van sportvoeding is nagenoeg gelijk in de verschillende distributiekanalen. De groothandelsprijs waartegen de fabrikant aan de verschillende distributiekanalen verkoopt, kan echter aanzienlijk variëren. De duurste categorie is duidelijk de categorie (op eiwitten gebaseerde) producten voor spierversterking, spieropbouw en spierherstel na inspanning, gevolgd door de categorie prestatiestimulerende producten en de categorie producten voor voortdurende suppletie voor sportbeoefenaars. De goedkoopste categorie sportvoeding is de categorie sportdranken 18 .

2.2.Structuur van de markt, distributiekanalen

Uit de bevindingen blijkt dat grote multinationale ondernemingen de markt van de sportdranken domineren, terwijl kleine, middelgrote en micro-ondernemingen 19 zich geheel of voornamelijk op sportvoeding richten 20 .

Door 61,2 % van de lifestylegebruikers en 44,3 % van de sporters worden supermarkten/algemene winkels als de belangrijkste distributiekanalen voor sportvoeding gezien, gevolgd door sportsupermarkten. Onlinekanalen en internet zijn nog steeds niet van groot belang bij de aanschaf van sportvoeding, maar lifestylegebruikers maken er meer gebruik van dan sportbeoefenaars 21 . Bijkomende distributiekanalen voor sportvoeding zijn onder meer gespecialiseerde winkels, apotheken en fitnesscentra 22 .

2.3.De marketing van sportvoeding

Vastgesteld is dat de informatie op het etiket een van de belangrijkste marketingtechnieken voor de sector is 23 . De informatie op het etiket kan betrekking hebben op 1) de verkoopbenaming: een duidelijke beschrijving van de werking van de producten (bv. "energierepen"); 2) het merk en de verpakking (bv. het gebruik van foto's van sportbeoefenaars); 3) een duidelijke gebruiksaanwijzing (bv. "tijdens of na lichamelijke activiteit"); 4) de samenstelling en ingrediënten; 5) het gebruik van informatie zoals "energierijk", "bron van glucose"; 6) het gebruik van informatie op grond waarvan positieve effecten op de gezondheid van sportbeoefenaars worden vermoed met betrekking tot de specifieke kenmerken van het product.

Volgens sportbeoefenaars en lifestylegebruikers zijn de volgende elementen belangrijk voor het etiket: de lijst van ingrediënten, gevolgd door de verwachte resultaten/effecten en de gebruiksaanwijzing, de neveneffecten, waarschuwingen voor mogelijke overdosering en het gebruik van natuurlijke ingrediënten/procedures bij de bereiding 24 . De twee groepen consumenten hebben echter enigszins verschillende belangen bij het rangschikken van de genoemde informatie op volgorde van belangrijkheid. Zo is het ontvangen van informatie over de verwachte resultaten of effecten van het product van groter belang voor sportbeoefenaars, terwijl lifestylegebruikers meer geïnteresseerd zijn in de neveneffecten of het gebruik van natuurlijke ingrediënten 25 .

  • 3. 
    Consumenteninzicht en consumptiegedrag

Sportbeoefenaars en lifestylegebruikers verschillen sterk in de mate waarin zij zich bewust zijn van hun voedingsbehoeften in het kader van sportactiviteiten en kennis hebben van producten en de eigenschappen ervan 26 . Hoe algemener het gebruiksdoel van bepaalde sportvoeding is, hoe meer het binnen verschillende groepen consumenten wordt gebruikt 27 .

Sportbeoefenaars consumeren meer sportvoeding in het kader van sport dan van andere activiteiten 28 en ze zijn bereid meer aan dergelijke producten uit te geven dan lifestylegebruikers 29 . De trend is omgekeerd voor de consumptie die niet plaatsvindt in het kader van sport of lichamelijke activiteiten 30 . Minder sportbeoefenaars dan lifestylegebruikers consumeren sportvoeding in het kader van andere lichamelijke inspanningen dan sport 31 . Beide groepen consumenten verklaarden dat energietoename en -herstel de belangrijkste redenen zijn voor de consumptie van sportvoeding 32 .

Toch worden de redenen voor consumptie niet noodzakelijkerwijs weerspiegeld in het gebruiksdoel van de sportvoeding, hetgeen met name geldt voor lifestylegebruikers 33 .

Informatie over de bijzondere voedingskenmerken van sportvoeding en de positieve effecten ervan voor de gezondheid van sportbeoefenaars kan worden verstrekt krachtens artikel 9 van Richtlijn 2009/39/EG, als dwingende eis, indien sportvoeding is ingedeeld als voor bijzondere voeding bestemde levensmiddelen, of als krachtens Verordening (EG) nr. 1924/2006 34 toegestane claim indien sportvoeding is ingedeeld als levensmiddelen voor normale consumptie waarvoor de relevante horizontale voorschriften van de levensmiddelenwetgeving gelden. Het is voor de consument derhalve doorgaans niet mogelijk om vast te stellen krachtens welke wetgeving dergelijke informatie wordt verstrekt en of er voor een claim al dan niet een vergunning is verleend overeenkomstig de procedure in Verordening (EG) nr. 1924/2006 35 . Uit de bevindingen van de consumentenenquête blijkt dat het vertrouwen van de consument in niet-toegestane claims niet lager is dan het vertrouwen in toegestane claims 36 . Ondanks dat op basis van de consumentenenquête is vastgesteld dat informatie over de verwachte resultaten of effecten van sportvoeding belangrijk is voor sportbeoefenaars 37 , kunnen er vraagtekens worden gezet bij de invloed van de aanwezigheid van een claim op de aankoop van sportvoeding 38 .

  • 4. 
    Overzicht van de toepasselijke wetgeving voor sportvoeding tot 20 juli 2016

Sportvoeding moet voldoen aan de bepalingen van Verordening (EG) nr. 178/2002 39 (de zogenaamde "algemene levensmiddelenwetgeving"). De behandeling van sportvoeding verschilt echter per lidstaat, omdat sportvoeding kan worden ingedeeld als 1) "voor bijzondere voeding bestemde levensmiddelen" overeenkomstig Richtlijn 2009/39/EG tot 20 juli 2016, als deze richtlijn wordt ingetrokken, of als 2) levensmiddelen voor normale consumptie waarvoor de relevante horizontale voorschriften van de levensmiddelenwetgeving gelden. In sommige lidstaten is kennisgeving verplicht voor sportvoeding die is ingedeeld als voor bijzondere voeding bestemde levensmiddelen overeenkomstig Richtlijn 2009/39/EG en zijn er andere specifieke voorschriften vastgesteld (bv. definitie, samenstelling, etikettering). Voor sportvoeding die niet is ingedeeld als voor bijzondere voeding bestemde levensmiddelen en waarvoor de horizontale voorschriften gelden, kunnen de lidstaten op nationaal niveau kennisgeving verlangen op grond van de wetgeving voor verrijkte levensmiddelen en voedingssupplementen 40 .

4.1.Sportvoeding die is ingedeeld als "voor bijzondere voeding bestemde levensmiddelen"

Sportvoeding kan worden ingedeeld als "voor bijzondere voeding bestemde levensmiddelen" als deze onder de definitie van Richtlijn 2009/39/EG valt. Dergelijke levensmiddelen worden gedefinieerd als levensmiddelen die 1) een speciale samenstelling of bereidingswijze hebben, 2) zich duidelijk onderscheiden van gewone levensmiddelen, 3) voor het aangegeven voedingsdoel geschikt zijn en 4) zodanig in de handel worden gebracht dat de geschiktheid voor dat doel wordt aangeduid.

Artikel 3 van Richtlijn 2009/39/EG bevat het algemene voorschrift dat de aard en de samenstelling van de betrokken levensmiddelen zodanig zijn dat deze producten geschikt zijn voor het bijzondere voedingsdoel waarvoor zij zijn bestemd. Artikel 4 van Richtlijn 2009/39/EG schrijft voor dat in het kader van die richtlijn voor bepaalde groepen voor bijzondere voeding bestemde levensmiddelen aanvullende specifieke richtlijnen moeten worden aangenomen, onder meer voor "voeding die is afgestemd op grote spierinspanning, vooral voor sportbeoefenaars". Sinds 1989, toen het concept "voor bijzondere voeding bestemde levensmiddelen" werd ingevoerd, zijn dergelijke specifieke regels echter nog niet vastgesteld voor sportvoeding. Dientengevolge moeten de producten die zijn ingedeeld als voor bijzondere voeding bestemde levensmiddelen, uitsluitend voldoen aan de algemenere regels van Richtlijn 2009/39/EG.

Artikel 9 van Richtlijn 2009/39/EG schrijft voor, als algemene regel, dat voor bijzondere voeding bestemde levensmiddelen voldoen aan de etiketteringsvoorschriften van Richtlijn 2000/13/EG betreffende de etikettering en presentatie van en reclame voor levensmiddelen 41 (Richtlijn 2000/13/EG is vervangen door Verordening (EU) nr. 1169/2011 betreffende de verstrekking van voedselinformatie aan consumenten 42 ). Bovendien zijn er voor deze producten enkele specifieke voorschriften ten aanzien van de etikettering en samenstelling vastgelegd in Richtlijn 2009/39/EG, die in hoofdstuk 6 van dit verslag uitgebreid worden geanalyseerd. Het is de verantwoordelijkheid van de nationale bevoegde autoriteiten om na te gaan of voor bijzondere voeding bestemde levensmiddelen aan de bepalingen van Richtlijn 2009/39/EG voldoen.

4.2.Sportvoeding die is ingedeeld als levensmiddelen voor normale consumptie en waarvoor de relevante horizontale voorschriften van de levensmiddelenwetgeving gelden

Indien sportvoeding niet is ingedeeld als voor bijzondere voeding bestemde levensmiddelen, moet deze wellicht voldoen aan de relevante voorschriften van sommige van de volgende horizontale maatregelen uit hoofde van de levensmiddelenwetgeving: 1) Verordening (EG) nr. 1924/2006 inzake voedings- en gezondheidsclaims voor levensmiddelen; 2) Verordening (EG) nr. 1925/2006 betreffende de toevoeging van vitaminen en mineralen en bepaalde andere stoffen aan levensmiddelen 43 (zogenaamde "verrijkte levensmiddelen"); 3) Verordening (EU) nr. 1169/2011 betreffende de verstrekking van voedselinformatie aan consumenten; 4) Richtlijn 2002/46/EG betreffende voedingssupplementen 44 ; en 5) Verordening (EG) nr. 258/97 betreffende nieuwe voedingsmiddelen en nieuwe voedselingrediënten 45 (deze verordening zal per 1 januari 2018 worden ingetrokken bij Verordening (EU) 2015/2283 betreffende nieuwe voedingsmiddelen 46 ). In vergelijking met het wetgevingskader van Richtlijn 2009/39/EG zijn er verschillen met betrekking tot de manier waarop en welke informatie aan de consument kan worden verstrekt en met betrekking tot de samenstelling van het betrokken product. Deze verschillen worden in hoofdstuk 6 van dit verslag uitgebreid geanalyseerd.

  • 5. 
    De bij de FSG-verordening ingevoerde wijzigingen

In 2011 heeft de Commissie een wetgevingsvoorstel aangenomen om het rechtskader met betrekking tot voor bijzondere voeding bestemde levensmiddelen te vereenvoudigen 47 . Het voorstel was erop gericht het concept "voor bijzondere voeding bestemde levensmiddelen" af te schaffen door Richtlijn 2009/39/EG, met inbegrip van de specifieke richtlijnen die in dat kader zijn aangenomen, in te trekken en te vervangen door een nieuw kader dat uitsluitend levensmiddelen voor bepaalde kwetsbare groepen consumenten bestrijkt, waarvoor specifieke regels ten aanzien van samenstelling en informatie gerechtvaardigd zijn. Deze wijziging was met name van belang voor sportvoeding, aangezien het vaak erg moeilijk was om op te maken of een specifiek voedingsproduct moest worden beschouwd als een voor bijzondere voeding bestemd levensmiddel voor sportbeoefenaars of als een gewoon levensmiddel dat met bepaalde voedingsstoffen is verrijkt en een gezondheidsclaim heeft die gericht is op sportbeoefenaars. Dit heeft er tevens toe geleid dat er melding werd gemaakt van zogenaamd "wetgevingsshoppen", waarbij marktdeelnemers ervoor kiezen om, uitgaande van hun eigen belang, ofwel te voldoen aan Richtlijn 2009/39/EG, ofwel aan andere horizontale voorschriften van de levensmiddelenwetgeving, zoals beschreven in hoofdstuk 4, punt 4.2.

Op grond van de effectbeoordeling van de Commissie ter voorbereiding op het Commissievoorstel, is sportvoeding uitgesloten van het toepassingsgebied van het voorstel 48 . Bijgevolg was in het voorstel bepaald dat sportvoeding die momenteel krachtens Richtlijn 2009/39/EG in de handel wordt gebracht, na 20 juli 2016, wanneer de FSG-verordening van toepassing wordt, aan andere relevante horizontale voorschriften van de Europese levensmiddelenwetgeving moet voldoen.

  • 6. 
    Samenvatting van de kwesties met betrekking tot sportvoeding na 20 juli 2016

Dit hoofdstuk bevat een uitgebreide analyse van de wijze waarop sportvoeding die momenteel als voor bijzondere voeding bestemde levensmiddelen wordt ingedeeld, wordt beïnvloed door de horizontale voorschriften van de levensmiddelenwetgeving bij gebrek aan specifieke wetgeving na 20 juli 2016 (wanneer Richtlijn 2009/39/EG wordt ingetrokken) en van de vraag of er specifieke wetgeving voor de betrokken producten moet komen. Voor sportvoeding die momenteel wordt ingedeeld als levensmiddelen voor normale consumptie waarvoor de relevante horizontale voorschriften van de levensmiddelenwetgeving gelden, verandert er niets.

6.1.Voedselveiligheidsaspecten

Artikel 14 van de algemene levensmiddelenwetgeving schrijft voor dat levensmiddelen niet in de handel worden gebracht indien zij onveilig zijn en bevat voorschriften voor de wijze waarop wordt bepaald of een levensmiddel onveilig is. Volgens artikel 17 van de algemene levensmiddelenwetgeving is het aan de exploitanten van levensmiddelenbedrijven om ervoor te zorgen dat deze bepalingen worden nageleefd en zijn de lidstaten verantwoordelijk voor de handhaving. Deze bepalingen gelden nu al voor sportvoeding, omdat ze voor alle andere levensmiddelen gelden.

Met inachtneming hiervan zal er voor sportvoeding die momenteel als voor bijzondere voeding bestemde levensmiddelen wordt ingedeeld, onder de horizontale voorschriften van de levensmiddelenwetgeving niets veranderen met betrekking tot de algemene veiligheidsvoorschriften.

6.2.Aspecten met betrekking tot consumenteninformatie

Momenteel moet sportvoeding die is ingedeeld als voor bijzondere voeding bestemde levensmiddelen, voldoen aan aanvullende en specifieke informatievereisten vergeleken met sportvoeding die niet als zodanig is ingedeeld. Na 20 juli 2016 kan de ontwikkeling voor sportvoeding als volgt worden beschreven.

Informatie over de bijzondere voedingskenmerken van sportvoeding en de geschiktheid

Volgens artikel 9 van Richtlijn 2009/39/EG is het verplicht om de bijzondere voedingskenmerken te vermelden, alsook de specifieke bijzonderheden van de samenstelling of de bijzondere bereidingswijze die de producten hun bijzondere voedingskenmerken verlenen. Daarnaast schrijft Richtlijn 2009/39/EG voor dat voor bijzondere voeding bestemde levensmiddelen zodanig in de handel worden gebracht dat de geschiktheid voor het aangegeven voedingsdoel wordt aangeduid. Dergelijke aanduidingen krachtens Richtlijn 2009/39/EG kunnen een toespeling maken op voordelen op voedings- en gezondheidsgebied, maar er is geen vergunning voor nodig.

Na 20 juli 2016 moet de consumenteninformatie over sportvoeding worden verstrekt overeenkomstig Verordening (EU) nr. 1169/2011. Voorts moet vrijwillig verstrekte informatie voor dergelijke producten die onder de definitie van voedings- en gezondheidsclaims valt, voldoen aan Verordening (EG) nr. 1924/2006. Bijgevolg mogen op sportvoeding uitsluitend krachtens die verordening toegestane voedings- en gezondheidsclaims worden gebruikt.

Momenteel zijn er al zeven toegestane gezondheidsclaims die gericht zijn op sportbeoefenaars en nog een paar andere die relevant kunnen zijn 49 , 50 . Op sportbeoefenaars gerichte gezondheidsclaims moeten worden gesteund door wetenschappelijk bewijs voor deze doelgroep en niet voor de algemene bevolking. Er zijn stoffen waarvoor claims niet zijn toegestaan 51 , soms ondanks een gunstige conclusie van de EFSA 52 betreffende het heilzame effect van het betrokken product voor sportbeoefenaars, omdat de claim vanuit het oogpunt van het gezondheidsbeleid als niet-heilzaam voor de algemene bevolking werd beschouwd (bv. "natriumrijk").

Informatie over de benaming van sportvoeding en het beoogde gebruik

Krachtens Richtlijn 2009/39/EG moeten levensmiddelen die onder het toepassingsgebied ervan vallen, in aanvulling op de aanwijzing omtrent de bijzondere voedingskenmerken ervan, bestemd zijn voor bijzondere voeding en duidelijk van gewone levensmiddelen te onderscheiden zijn. Op grond hiervan merken marktdeelnemers de producten aan als "sportvoeding" of "product dat geschikt is voor sportactiviteiten" en verstrekken zij een gebruiksaanwijzing waarin wordt aangegeven hoe de producten moeten worden gebruikt (bv. voor, tijdens, na inspanning).

Overeenkomstig artikel 17 van Verordening (EU) nr. 1169/2011 is de vermelding van de benaming van het levensmiddel verplicht en dit is zijn wettelijke benaming, indien op EU- of nationaal niveau vastgesteld. Bij ontstentenis hiervan is het zijn gebruikelijke benaming, of als de gebruikelijke benaming niet wordt gebruikt, een beschrijvende benaming. Deze bepaling is van toepassing op de benaming van "sportvoeding". Met betrekking tot de gebruiksaanwijzing schrijft artikel 9, lid 1, onder j), van Verordening (EU) nr. 1169/2011 voor dat de vermelding daarvan verplicht is als het levensmiddel voor de consument moeilijk te gebruiken is zonder gebruiksaanwijzing. De gebruiksaanwijzingen, als bedoeld in artikel 27, lid 1, van Verordening (EU) nr. 1169/2011, zijn zodanig aangeduid dat het levensmiddel op de juiste wijze kan worden gebruikt. Daarnaast kan ook vrijwillige voedselinformatie aan de consument worden verstrekt overeenkomstig hoofdstuk V van Verordening (EU) nr. 1169/2011.

6.3.Aspecten met betrekking tot de samenstelling

Zoals uitgelegd in hoofdstuk 4, punt 4.1, van dit verslag moeten voor bijzondere voeding bestemde levensmiddelen momenteel voldoen aan het algemene voorschrift dat de samenstelling zodanig is dat het product geschikt is voor het bijzondere voedingsdoel waarvoor het is bestemd. In het kader van Richtlijn 2009/39/EG worden in de bijlage bij Verordening (EG) nr. 953/2009 53 bepaalde categorieën stoffen vermeld die voor specifieke voedingsdoeleinden aan bepaalde voor bijzondere voeding bestemde levensmiddelen mogen worden toegevoegd, waaronder sportvoeding. Er zijn echter geen specifieke bepalingen vastgesteld betreffende de waarden van deze stoffen, wanneer ze worden toegevoegd.

Aangezien er geen specifieke samenstellingsvoorschriften zijn vastgesteld voor sportvoeding die is ingedeeld als voor bijzondere voeding bestemde levensmiddelen, gelden alleen de hierboven genoemde voorschriften met betrekking tot de samenstelling ervan.

Na 20 juli 2016 wordt sportvoeding die als voor bijzondere voeding bestemde levensmiddelen is ingedeeld, onder de horizontale voorschriften van de levensmiddelenwetgeving beschouwd als een voedingssupplement als de sportvoeding onder de definitie van Richtlijn 2002/46/EG valt, of overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1925/2006 als een verrijkt levensmiddel.

In het geval van verrijkte levensmiddelen bepaalt artikel 6, lid 6, van Verordening (EG) nr. 1925/2006 dat aan de levensmiddelen toegevoegde vitaminen en mineralen in ten minste een "significante hoeveelheid" aanwezig moeten zijn, overeenkomst de definitie van Verordening (EU) nr. 1169/2011. In sportvoeding worden vitaminen en mineralen soms in een lagere hoeveelheid toegevoegd dan die "significante hoeveelheid", om ervoor te zorgen dat de samenstelling van het product zo goed mogelijk is afgestemd op de vereisten van het lichaam bij de uitvoering van bepaalde sportactiviteiten. In dat verband moet er rekening mee worden gehouden dat Verordening (EG) nr. 1925/2006 voorziet in de mogelijkheid om in gerechtvaardigde gevallen voor bepaalde categorieën levensmiddelen een afwijking van het voorschrift van de "significante hoeveelheid" toe te staan. Bijgevolg is er overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1925/2006 een geschikte basis die het mogelijk maakt dat sportvoeding die tegenwoordig wordt ingedeeld als voor bijzondere voeding bestemde levensmiddelen, na 20 juli 2016 minder dan de significante hoeveelheid vitaminen en mineralen kan blijven bevatten.

Met betrekking tot de toevoeging van andere stoffen dan vitaminen en mineralen heeft er tot op heden geen harmonisatie plaatsgevonden voor verrijkte levensmiddelen krachtens Verordening (EG) nr. 1925/2006 en voor voedingssupplementen krachtens Richtlijn 2002/46/EG. Daarom hebben de lidstaten de mogelijkheid om in dit verband nationale voorschriften in te voeren, overeenkomstig de artikelen 34 tot en met 36 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie 54 , met betrekking tot andere voedingsmiddelen die vandaag de dag worden ingedeeld als voedingssupplementen of verrijkte levensmiddelen. Wanneer lidstaten van plan zijn dergelijke voorschriften vast te stellen, zijn de artikelen 11 en 12 van Verordening (EG) nr. 1925/2006 van toepassing. Dezelfde situatie geldt voor het maximumgehalte aan vitaminen en mineralen, waarvoor ook geen harmonisatie heeft plaatsgevonden. Na 20 juli 2016, wanneer horizontale voorschriften zullen gelden voor sportvoeding die eerder werd ingedeeld als voor bijzondere voeding bestemde levensmiddelen, zijn dergelijke nationale bepalingen van toepassing op sportvoeding.

6.4.Aspecten in verband met de door de nationale bevoegde autoriteiten voorgeschreven kennisgeving

Overeenkomstig artikel 11, lid 1, van Richtlijn 2009/39/EG is kennisgeving vereist voor levensmiddelen die voor bijzondere voeding zijn bestemd en niet tot een van de in bijlage I bij de Richtlijn opgenomen groepen behoren. In bijlage I zijn de specifieke groepen voor bijzondere voeding bestemde levensmiddelen opgenomen waarvoor bijzondere bepalingen moesten worden vastgesteld. Hoewel sportvoeding in deze bijlage is opgenomen, zijn er geen bijzondere voorschriften vastgesteld. Daarom hebben de lidstaten met betrekking tot de kennisgeving verschillende benaderingen ingevoerd, waarbij sommige dit wel en andere niet verlangen voor sportvoeding die is ingedeeld als voor bijzondere voeding bestemde levensmiddelen.

Na 20 juli 2016 zal sportvoeding die eerder werd ingedeeld als voor bijzondere voeding bestemde levensmiddelen, moeten voldoen aan de horizontale voorschriften inzake voedingssupplementen of verrijkte levensmiddelen. Voor voedingssupplementen en verrijkte levensmiddelen kunnen de lidstaten kennisgeving verlangen voor controledoeleinden. Of er zal worden gevraagd om de mogelijkheid om te verplichten tot nieuwe kennisgeving voor sportvoeding die eerder werd ingedeeld als voor bijzondere voeding bestemde levensmiddelen, hangt af van het besluit van de lidstaten. In dit verband kunnen verschillen worden verwacht; er moet echter worden opgemerkt dat, reeds in de context van Richtlijn 2009/39/EG, kennisgeving niet als een grote administratieve belasting voor marktdeelnemers wordt aangemerkt 55 .

6.5.Bijkomende aspecten

Na 20 juli 2016 heeft alle sportvoeding dezelfde juridische status. Dit moet de concurrentie tussen fabrikanten stimuleren en tegelijkertijd een positieve invloed hebben op het concurrentievermogen van de betrokken sector. Dit kan een positief effect hebben op de prijs van sportvoeding. Er kunnen echter bepaalde negatieve gevolgen zijn voor het concurrentievermogen van de specifieke sector van sportvoedingsproducenten die op dit moment werkzaam zijn volgens Richtlijn 2009/39/EG, die zijn specifieke positie zou verliezen.

De kosten voor heretikettering en nieuwe kennisgeving (indien verplichtingen voor dergelijke kennisgevingen worden ingevoerd) zullen niet hoog zijn, maar als gevolg van een bepaalde nieuwe formulering van sportvoeding die tegenwoordig als voor bijzondere voeding bestemde levensmiddelen wordt beschouwd, zouden er extra kosten kunnen ontstaan om aan de vereisten van Verordening (EG) nr. 1925/2006 te voldoen 56 , 57 , 58 . Voor sportvoeding die momenteel krachtens Richtlijn 2009/39/EG in de handel wordt gebracht, kunnen ook extra kosten worden verwacht in het kader van aanvragen voor een vergunning voor gezondheidsclaims. Er worden geen veranderingen in de handhavingspraktijken van de bevoegde autoriteiten verwacht ten opzichte van de huidige situatie 59 .

  • 7. 
    Samenvatting van de standpunten van de nationale bevoegde autoriteiten en de belanghebbende partijen

De meerderheid van de nationale bevoegde autoriteiten is van mening dat de bestaande horizontale voorschriften van de levensmiddelenwetgeving redelijk geschikt of zeer geschikt zijn voor de regulering van sportvoeding 60 . Zes nationale bevoegde autoriteiten hebben erkend dat er specifieke voorschriften voor sportvoeding nodig zijn 61 .

De marktdeelnemers zijn duidelijk verdeeld over de vraag of er voor sportvoeding specifieke wetgeving nodig is, of dat voor sportvoeding de horizontale voorschriften van de levensmiddelenwetgeving moeten gelden 62 .

Een industriegroep die voorstander is van specifieke bepalingen wil ervoor zorgen, door de invoering van specifieke vereisten voor sportvoeding met betrekking tot omschrijving, samenstelling en informatie, dat dergelijke voedingsmiddelen duidelijk te onderscheiden zijn van gewone levensmiddelen. Volgens deze groep kan, krachtens de huidige horizontale voorschriften van de levensmiddelenwetgeving, de kwaliteit van het product, met inbegrip van de veiligheid en de geschiktheid voor de doelgroep en de adequate communicatie over sportvoeding, niet worden gegarandeerd, met name wat Verordening (EG) nr. 1924/2006 inzake voedings-en gezondheidsclaims betreft. In het standpunt van deze groep wordt aangegeven dat dit innovatie zou ontmoedigen, omdat de marktdeelnemers mogelijk geen vergunningsprocedure voor nieuwe gezondheidsclaims kunnen opbrengen 63 .

Een andere industriegroep is daarentegen van mening dat de toepasselijke horizontale voorschriften van de levensmiddelenwetgeving voldoende zijn voor de regulering van de verschillende aspecten (bv. de veiligheid en samenstelling van en informatie over voedsel) in verband met sportvoeding en dat "wetgevingsshoppen" wordt voorkomen als er geen specifieke wetgeving is. Volgens hen is sportvoeding niet gericht op bepaalde groepen kwetsbare mensen, maar bedoeld voor de vele verschillende personen die om verschillende redenen sportactiviteiten uitvoeren (bv. atleten voor professionele doeleinden, lifestyle- en recreatieve gebruikers voor hun gezondheid en welzijn). Deze groep marktdeelnemers meent dat de invoering van specifieke voorschriften, met inbegrip van een definitie van sportvoeding, kan leiden tot buitensporige bepalingen die een negatieve invloed op innovatie zouden hebben 64 . Deze groep marktdeelnemers vindt echter dat sommige specifieke aspecten, met name met betrekking tot voedings- en gezondheidsclaims, niet afdoende worden geregeld in de horizontale voorschriften van de levensmiddelenwetgeving.

Het is een algemene zorg van de exploitanten van levensmiddelenbedrijven dat de wetgeving, van horizontale dan wel specifieke aard, de verstrekking van relevante informatie voor sportvoeding afdoende mogelijk moet maken, waarbij bijzondere aandacht wordt geschonken aan de voedingskenmerken en het beoogde gebruik. Men is het er ook over eens dat bepaalde op nationaal niveau getroffen maatregelen, bijvoorbeeld met betrekking tot voedingssupplementen en verrijkte levensmiddelen, tot belemmeringen binnen de interne markt kunnen leiden en de grensoverschrijdende handel in de EU negatief zouden beïnvloeden 65 .

Ten slotte dient te worden vermeld dat de exploitanten van levensmiddelenbedrijven het gebruik van dopingmiddelen aan de orde hebben gesteld. Dit is evenwel niet relevant voor de Europese levensmiddelenwetgeving en moet aan de hand van internationale en vrijwillige normen worden aangepakt 66 .

  • 8. 
    Conclusie

Er zijn duidelijke aanwijzingen dat sport alledaags is geworden bij de algemene bevolking. Bijgevolg kunnen de mensen die sportactiviteiten verrichten eigenlijk niet als een specifieke kwetsbare groep consumenten worden beschouwd, maar veeleer als een doelgroep van de algemene bevolking die op een passend niveau wordt beschermd door horizontale wetgeving.

Met het oog op de vorderende voltooiing van de horizontale voorschriften van de levensmiddelenwetgeving van de afgelopen jaren is er een passend wetgevingskader tot stand gebracht om ervoor te zorgen dat sportvoeding die tegenwoordig als voor bijzondere voeding bestemde levensmiddelen wordt ingedeeld, in de handel kan blijven en aan haar doelstelling kan voldoen. De horizontale voorschriften van de levensmiddelenwetgeving voorzien in de nodige waarborgen voor deze producten op het gebied van voedselveiligheid, de samenstelling van levensmiddelen, consumenteninformatie en rechtszekerheid. Bijgevolg zullen niet alleen voor alle sportvoedingsproducten dezelfde wettelijke voorschriften gelden, maar zal het harmonisatieniveau ervan hetzelfde zijn als van andere levensmiddelen die onder de horizontale voorschriften van de levensmiddelenwetgeving vallen. Naar verwachting zal de vereenvoudiging en verduidelijking van het rechtskader voor sportvoeding de rechtszekerheid vergroten en de huidige versnippering op basis van de verschillende rechtskaders verminderen.

Uit deze analyse kan worden geconcludeerd dat specifieke bepalingen voor levensmiddelen voor sportbeoefenaars niet noodzakelijk zijn. Desondanks kan sportvoeding bepaalde specifieke kenmerken hebben en uit de analyse in dit verslag blijkt dat de Commissie daar wellicht rekening mee moet houden bij de toepassing en uitvoering van de horizontale voorschriften, zodat op adequate wijze op dergelijke specifieke kenmerken kan worden ingespeeld. De Commissie zorgt voor de correcte toepassing van de horizontale wetgeving en zal de ontwikkelingen na 20 juli 2016 volgen.

(1)

   PB L 181 van 29.6.2013, blz. 35.

(2)

   PB L 124 van 20.5.2009, blz. 21.

(3)

     Richtlijn van de Raad betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten inzake voor bijzondere voeding bestemde levensmiddelen, PB L 186 van 30.6.1989, blz. 27.

(4)

   Study on food intended for Sportspeople – Final Report – Food Chain Evaluation Consortium (FCEC) - http://ec.europa.eu/food/safety/labelling_nutrition/special_groups_food/sportspeople/index_en.htm .

(5)

   EFSA, Technical report on Scientific and technical assistance on food intended for sportspeople, goedgekeurd op 24.9.2015, http://www.efsa.europa.eu/en/supporting/pub/871e

(6)

   De conclusie van het SCF-verslag luidde: "het concept van evenwichtige voeding is de elementaire voedingsbehoefte van atleten". Voorts werd uitgelegd: "als rekening wordt gehouden met de aspecten van grote spierspanning (...) dan kunnen individuen profiteren van bepaalde levensmiddelen en voedselingrediënten buiten de aanbevolen voedingsrichtsnoeren voor de algemene bevolking". Daarnaast bevat het advies over de aard en essentiële samenstelling van sportvoeding, 28.2.2001, http://ec.europa.eu/food/fs/sc/scf/out64_en.pdf  

(7)

   In de consumentenenquête omvatte de definitie van sportbeoefenaars de eis dat ten minste eenmaal in het afgelopen jaar sportvoeding moest zijn geconsumeerd, FCEC-studie, punt 3.3.1.

(8)

   FCEC-studie, punt 3.3.1.

(9)

   FCEC-studie, punt 3.1.1.1.

(10)

   FCEC-studie, punt 3.1.1.2, tabel 3.1.

(11)

   Er zijn bepaalde grensproducten die door sportbeoefenaars gebruikt kunnen worden en waarvan de indruk zou kunnen worden gewekt dat ze voor sportbeoefenaars van belang zijn. Toch zijn dergelijke grensproducten, omdat ze gericht zijn op de algemene bevolking, bij het analyseren van de markt in het kader van de FCEC-studie niet als sportvoeding beschouwd, FCEC-studie, punt 3.1.1.3.

(12)

   FCEC-studie op basis van gegevens van Euromonitor, punt 3.2.1.1.

(13)

   De grootste markten van de lidstaten waren: 1) VK (732 miljoen EUR), 2) Spanje (491 miljoen EUR), 3) Duitsland (452 miljoen EUR), 4) Italië (358 miljoen EUR), 5) Zweden (185 miljoen EUR), 6) Nederland (153 miljoen EUR) en 7) Frankrijk (128 miljoen EUR), FCEC-studie op basis van gegevens van Euromonitor, punt 3.2.1.1.

(14)

   FCEC-studie, punt 3.2.1.1.

(15)

   "De meest geschikte methode om het aantal sportvoedingsproducten te schatten is gebaseerd op innovatie. Volgens de geïnterviewden uit de industrie vertegenwoordigt innovatie op EU-niveau in termen van nieuwe producten 8 tot 12 % van de producten op de markt in een bepaald jaar." FCEC-studie, punt 3.1.1.4.

(16)

   FCEC-studie, punt 3.1.1.4.

(17)

   FCEC-studie, punt 3.1.1.5, tabel 3.4.

(18)

   FCEC-studie, punt 3.1.3.

(19)

   Aanbeveling van de Commissie van 6 mei 2003 betreffende de definitie van kleine, middelgrote en micro-ondernemingen, PB L 124 van 20.5.2003, blz. 36.

(20)

   FCEC-studie, punt 3.2.1.4, tabel 3.13.

(21)

   FCEC-studie, punt 3.3.2, afbeelding 3-7.

(22)

   FCEC-studie, punt 3.3.2.

(23)

   Andere marketingtechnieken die in het kader van sportvoeding worden gebruikt, zijn: sponsoring van sportevenementen, goedkeuring door beroemde sporters, gespecialiseerde persreclame, reguliere media, mond-tot-mondreclame, webmarketing en internetcommunicatie, FCEC-studie, punt 3.3.3.

(24)

   28 % lijst van ingrediënten, 19 % verwachte resultaten/effecten, 18 % gebruiksaanwijzing, 14 % neveneffecten, 13 % waarschuwingen voor mogelijke overdosering en 9 % gebruik van natuurlijke ingrediënten/procedures bij de bereiding, FCEC-studie, punt 3.3.3, afbeelding 3-8.

(25)

   FCEC-studie, punt 3.3.3, afbeelding 3-9.

(26)

   FCEC-studie, punt 3.3.1.

(27)

   FCEC-studie, punt 3.3.1.1.

(28)

   68 % van de sportbeoefenaars consumeert sportvoeding in het kader van sportactiviteiten, vergeleken met slechts 15,6 % van de lifestylegebruikers, FCEC-studie, punt 3.3.1.1, afbeelding 3-3.

(29)

   FCEC-studie, punt 3.3.1.2.

(30)

   57,7 % van de lifestylegebruikers gebruikt sportvoeding niet in het kader van sport- of lichamelijke activiteiten en dit geldt voor slechts 16,1 % van de sportbeoefenaars, FCEC-studie, punt 3.3.1.1, afbeelding 3-3.

(31)

   15,9 % van de sportbeoefenaars gaf aan dat zij sportvoeding in het kader van andere lichamelijke inspanningen dan sport consumeren, vergeleken met 26,7 % van de lifestylegebruikers, FCEC-studie, punt 3.3.1.1, afbeelding 3-3.

(32)

   Bijlagen bij de FCEC-studie, consumentenenquête, punt 6.5, afbeelding 6-9.

(33)

   20 % van de prestatiestimulerende producten en 14,6 % van de op eiwitten gebaseerde producten wordt door lifestylegebruikers geconsumeerd in het kader van welzijn en gezondheid. Smaakvoorkeuren zijn genoemd als de belangrijkste reden voor de consumptie van sportdranken (24 % van de lifestylegebruikers en 9,4 % van de sportbeoefenaars; deze percentages bevestigen en rechtvaardigen dat de marktdeelnemers vooral inzetten op innovatie op het gebied van smaak en aroma's). Smaakvoorkeuren zijn door 11,5 % van de lifestylegebruikers genoemd als de reden voor de consumptie van sportenergierepen, vergeleken met 4,8 % van de sportbeoefenaars, die deze producten met name consumeren met het oog op energietoename (27 %) en energieherstel (24 %), bijlagen bij de FCEC-studie, consumentenenquête, punt 6.5, afbeelding 6-9.

(34)

   Verordening (EG) nr. 1924/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 20 december 2006 inzake voedings- en gezondheidsclaims voor levensmiddelen, PB L 404 van 30.12.2006, blz. 9.

(35)

   FCEC-studie, punt 3.3.3.

(36)

   FCEC-studie, punt 3.3.3, FCEC-studie, bijlagen, consumentenenquête, punt 6.10, tabel 6.3.

(37)

   FCEC-studie, punt 3.3.3, afbeelding 3-9.

(38)

   FCEC-studie, bijlagen, consumentenenquête, punt 6.11, tabel 6.4.

(39)

   Verordening (EG) nr. 178/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 28 januari 2002 tot vaststelling van de algemene beginselen en voorschriften van de levensmiddelenwetgeving, tot oprichting van een Europese Autoriteit voor voedselveiligheid en tot vaststelling van procedures voor voedselveiligheidsaangelegenheden, PB L 31 van 1.2.2002, blz. 1.

(40)

   FCEC-studie, punt 3.4.1.1.

(41)

   Richtlijn 2000/13/EG van het Europees Parlement en de Raad van 20 maart 2000 betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgeving der lidstaten inzake de etikettering en presentatie van levensmiddelen alsmede inzake de daarvoor gemaakte reclame, PB L 109 van 6.5.2000, blz. 29.

(42)

   Verordening (EU) nr. 1169/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2011 betreffende de verstrekking van voedselinformatie aan consumenten, tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 1924/2006 en (EG) nr. 1925/2006 van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Richtlijn 87/250/EEG van de Commissie, Richtlijn 90/496/EEG van de Raad, Richtlijn 1999/10/EG van de Commissie, Richtlijn 2000/13/EG van het Europees Parlement en de Raad, Richtlijnen 2002/67/EG en 2008/5/EG van de Commissie, en Verordening (EG) nr. 608/2004 van de Commissie, PB L 304, 22.11.2011, blz. 18.

(43)

   Verordening (EG) nr. 1925/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 20 december 2006 betreffende de toevoeging van vitaminen en mineralen en bepaalde andere stoffen aan levensmiddelen, PB L 404 van 30.12.2006, blz. 26.

(44)

   Richtlijn 2002/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 10 juni 2002 betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der lidstaten inzake voedingssupplementen, PB L 183 van 12.7.2002, blz. 51.

(45)

   Verordening (EG) nr. 258/97 van het Europees Parlement en de Raad van 27 januari 1997 betreffende nieuwe voedingsmiddelen en nieuwe voedselingrediënten, PB L 43 van 14.2.1997, blz. 1.

(46)

   Verordening (EU) 2015/2283 van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2015 betreffende nieuwe voedingsmiddelen, PB L 327 van 11.12.2015, blz. 1.

(47)

   Europese Commissie, 2011, voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad inzake voor zuigelingen en peuters bedoelde levensmiddelen en voeding voor medisch gebruik, COM(2011) 353.

(48)

   Werkdocument van de diensten van de Commissie, effectbeoordeling bij het document "Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad inzake voor zuigelingen en peuters bedoelde levensmiddelen en voeding voor medisch gebruik",    

http://ec.europa.eu/food/safety/docs/labelling_nutrition-special_groups_food-impact_assessment_en.pdf

(49)

   FCEC-studie, punt 3.3.4.1.

(50)

   Voor sportbeoefenaars relevante claims voor cafeïne zijn in behandeling. Panel voor dieetproducten, voeding en allergieën van de EFSA, 2011, wetenschappelijk advies over een lijst gezondheidsclaims krachtens artikel 13, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1924/2006, EFSA Journal 2011; 9(4):2054; Panel voor dieetproducten, voeding en allergieën van de EFSA, 2015, Scientific Opinion on the safety of caffeine, EFSA Journal 2015; 13(5):4102.

(51)

   FCEC-studie, punt 3.3.4.1.

(52)

   EFSA, Scientific and technical assistance on food intended for sportspeople, 29.9.2015, http://www.efsa.europa.eu/en/supporting/pub/871e

(53)

     Verordening (EG) nr. 953/2009 van de Commissie van 13 oktober 2009 inzake stoffen die voor specifieke voedingsdoeleinden aan voor bijzondere voeding bestemde levensmiddelen mogen worden toegevoegd, PB L 269 van 14.10.2009, blz. 9.

(54)

   PB C 326 van 26.10.2012, blz. 47.

(55)

   FCEC-studie, punt 4.2.1.1.

(56)

   Marktdeelnemers hebben eenmalige kosten voor heretikettering gemeld voor sportvoeding die eerder in de handel is gebracht als dieetvoeding. Tevens werd gemeld dat marktdeelnemers hun producten periodiek opnieuw etiketteren, FCEC-studie, punt 4.2.1.1.

(57)

   De noodzaak van herformulering kan ook voortvloeien uit bepaalde nationale bepalingen, bv. maximumgehalten aan vitaminen en mineralen in voedingssupplementen, die uitsluitend van invloed zijn op sportvoeding wanneer Richtlijn 2009/39/EG wordt ingetrokken, FCEC-studie, punt 4.2.1.1.

(58)

   Het effect van dergelijke kosten kan voor kleine, middelgrote en micro-ondernemingen verhoudingsgewijs groter zijn dan voor grotere spelers, FCEC-studie, punt 4.2.2.

(59)

   Op basis van de enquête die is gehouden onder de nationale bevoegde autoriteiten, voorzag 41 % bij deze optie geen veranderingen in de handhavingspraktijken en 18 % slechts kleine veranderingen. Acht bevoegde autoriteiten (36 % van de respondenten) voorzien bij deze optie matige veranderingen en een van hen grote veranderingen, FCEC-studie, punt 4.4.2.1.

(60)

   FCEC-studie, punt 4.4.1.1.

(61)

   FCEC-studie, punt 4.1.2.1.

(62)

   Deze verschillen zijn in de hele FCEC-studie zichtbaar.

(63)

   FCEC-studie, punt 4.2.3.

(64)

   FCEC-studie, punt 4.2.3.

(65)

   FCEC-studie, punt 4.1.2.2.

(66)

     Study on Doping Prevention, Europese Commissie, 12 december 2014,

http://bookshop.europa.eu/en/study-on-doping-prevention-pbNC0514065/  

 
 

2.

Uitgebreide versie

Van deze pagina bestaat een uitgebreide versie met de juridische context.

De uitgebreide versie is beschikbaar voor betalende gebruikers van de EU Monitor van PDC Informatie Architectuur.

3.

EU Monitor

Met de EU Monitor volgt u alle Europese dossiers die voor u van belang zijn en bent u op de hoogte van alles wat er speelt in die dossiers. Helaas kunnen wij geen nieuwe gebruikers aansluiten, deze dienst zal over enige tijd de werkzaamheden staken.

De EU Monitor is ook beschikbaar in het Engels.