Bericht van het Binnenhof - VI - Hoofdinhoud
Meer bestuurskracht voor onderwijsinstellingen - wat wordt daar eigenlijk mee bedoeld? Die vraag hield veel partijen in de Eerste Kamer bezig bij de behandeling van het wetsontwerp van minister Bussemaker dat in zijn naamgeving naar dat doel verwees. Volgens kwade tongen was het geïnspireerd door de Maagdenhuisbezetting en door een paar financiële schandalen elders, maar de minister ontkende dat ten stelligste. Bestuurskracht vloeide naar haar overtuiging voort uit passende tegenkracht, en haar wet vertaalde die overtuiging in een verdere uitbouw van instemmings- en adviesrechten voor allerlei organen. Dat zou voor elke onderwijsgemeenschap een cultuur van betrokkenheid van belanghebbenden moeten bevorderen.
Er was alom in de Eerste Kamer sympathie voor die cultuur van betrokkenheid, maar bij mij bestond en bestaat wel enige twijfel over de geschiktheid van dit ondernemingsraad gedreven instrumentarium om dat doel te bereiken. Mijn bijdrage aan het debat, hieronder te lezen, gaat daar uitgebreid op in.
Technische zorgen waren er ook, maar de minister had het niet zwaar en kon afreizen naar Delfzijl, voor een inspectie van de aardbevingsschade aan het Groningse onderwijs, met een tevreden gevoel. Zij beloofde de Eerste Kamer een vervolgdiscussie over alternatieve vormen van medezeggenschap, die wellicht leerlingen en studenten nog meer aanspreken dan het huidige model. Verkiezingsopkomstcijfers van rond de 20% suggereren dat daar een mooie kans ligt.