Vakbonden sleutel naar betere werkomstandigheden Bangladesh - Hoofdinhoud
We leven nu ruim drie jaar na de vreselijke ramp bij Rana Plaza in Bangladesh. Op 24 april 2013 stortte het acht verdiepingen tellende fabrieksgebouw in. Meer dan duizend mensen kwamen om en ruim tweeduizend gewonden moesten onder het puin vandaan worden gehaald. De ramp was een verschrikkelijke climax van een misdadig systeem van uitbuiting en onderdrukking in een industrie, de textiel, die letterlijk over lijken gaat als het gaat om winst maken.
Direct na de ramp werden talloze initiatieven opgestart. Grote kledingconcerns die inkopen deden bij de fabriek keerden, al dan niet vrijwillig, geld uit om de slachtoffers en hun nabestaanden te ondersteunen. Over de hele wereld klonk de kreet: dit nooit weer. Maar wat is er nou daadwerkelijk van al deze mooie woorden en goede plannen terechtgekomen? Zijn de arbeidsomstandigheden in Bangladesh ook echt ten goede veranderd?
Er worden, samen met de Bengaalse autoriteiten, zeker stappen gezet in de goede richting. Zo is de regering bezig met het aanstellen van meer dan 800 extra arbeidsinspecteurs. Ook worden de meeste bedrijven, die kleding voor de export maken, gecontroleerd. Belangrijke stappen, zeker, maar de grootste winst is te behalen in het organiseren van de werknemers zelf. En helaas schort het op dit punt juist aan concrete vooruitgang.
Want alleen via vakbonden kunnen werknemers zelf verbeteringen afdwingen en hun omstandigheden verbeteren. Daarom is het juist zo belangrijk dat vakbondsvorming wordt gestimuleerd of in ieder geval niet wordt tegengewerkt. En dat is helaas wel het geval. Zo is er in Bangladesh nu een wet, die bepaalt dat eerst een derde van het personeel lid moet zijn voordat een vakbond mag worden opgericht. Daarnaast is het voor werkgevers nog veel te gemakkelijk om actieve leden te intimideren, te ontslaan of zelfs te mishandelen.
Tot slot vallen de zogenaamde ‘Export Processing Zones’, speciale gebieden aangewezen door de overheid als productiezones voor de export, niet onder het arbeidsrecht. Deze zones zijn een vrijhaven voor ondernemers waar vakbonden bijzonder moeilijk voet aan de grond kunnen krijgen. Ook hoeven fabrikanten in de EPZ’s geen boetes te betalen voor overtredingen van veiligheidsvoorschriften en arbeidsomstandigheden.
Er is dus nog een wereld te winnen, als het gaat om het voorkomen van de volgende grote ramp. En het garanderen van een fatsoenlijk leven voor al die jonge mannen en vrouwen die onze kleding in elkaar naaien. Vakbonden zijn daarvoor de sleutel. Vandaar mijn pleidooi vandaag in het Europees Parlement.