Parlementaire vraag en antwoord: overbrenging en hervestiging van vluchtelingen en discriminatie op grond van geloofsovertuiging

Met dank overgenomen van S.H. (Sophie) in 't Veld i, gepubliceerd op maandag 22 februari 2016.

D66-Europarlementariër Sophie in 't Veld heeft samen met Europarlementariër Cecilia Wikström schriftelijke vragen gesteld over de vrijwillige regelingen voor overbrenging en hervestiging en discriminatie op grond van geloofsovertuiging. Lees hier de vraag en daaronder het antwoord van Eurocommissaris Avramopoulos.

Vraag met verzoek om schriftelijk antwoord E-012412/2015 aan de Commissie

Artikel 130 van het Reglement

Sophia in 't Veld (ALDE) en Cecilia Wikström (ALDE)

Betreft: Vrijwillige regelingen voor overbrenging en hervestiging en discriminatie op grond van geloofsovertuiging

De vertegenwoordigers van sommige lidstaten hebben in recente verklaringen te kennen gegeven dat deze lidstaten in het kader van de vrijwillige regelingen voor overbrenging en hervestiging alleen christelijke vluchtelingen zullen aanvaarden. Hierop benadrukte de Commissie dat het de landen van de EU niet toegestaan is om een discriminerend onderscheid te maken tussen vluchtelingen. De VN-Mensenrechtencommissie spoort overheden aan tot een inclusieve houding bij het overwegen van de hervestiging van vluchtelingen en vraagt hen kandidaten niet op discriminerende wijze te selecteren.

Kan de Commissie bevestigen dat het gebruik van criteria zoals geloofsovertuiging om te beslissen welke mensen kunnen deelnemen aan vrijwillige regelingen voor overbrenging en hervestiging in strijd is met het beginsel van internationale bescherming zoals opgenomen in het Handvest van de grondrechten en het Verdrag van Genève?

Indien dat het geval is, hoe is de Commissie dan van plan ervoor te zorgen dat er geen discriminerend onderscheid wordt gemaakt tussen vluchtelingen wanneer er wordt beslist wie aan de regelingen kan deelnemen?

NL

E-012412/2015

Antwoord van de heer Avramopoulos namens de Commissie (18.2.2016)

Hoewel de lidstaten in principe vrij zijn om te kiezen wie zij vanuit welke plaats hervestigen, zijn de "gemeenschappelijke hervestigingsprioriteiten van de Unie" in het kader van het Fonds voor asiel, migratie en integratie (AMIF) gebaseerd op bepaalde algemene categorieën van personen, onder meer specifieke categorieën van kwetsbare personen, op basis van een voorafgaand verzoek van het UNHCR (VN-vluchtelingenbureau). Daarnaast zijn de lidstaten in de conclusies inzake hervestiging van 20 juli 2015 overeengekomen rekening te houden met specifieke prioritaire regio’s voor hervestiging.

Krachtens beide Raadsbesluiten over herplaatsing kunnen de lidstaten van herplaatsing hun voorkeuren aangeven wat asielzoekers betreft, met inachtneming van het beginsel van non-discriminatie. Volgens deze besluiten hebben voorkeuren betrekking op kwalificaties, talenkennis of culturele, sociale of familiebanden die de integratie van verzoekers in de lidstaten van herplaatsing kunnen bevorderen. In de besluiten is echter duidelijk bepaald dat deze voorkeuren geen voorwaarde voor herplaatsing zijn. De lidstaten kunnen herplaatsing alleen weigeren wanneer redelijkerwijs kan worden aangenomen dat een asielzoeker een gevaar vormt voor de nationale veiligheid of de openbare orde, of wanneer de bepalingen inzake uitsluiting van toepassing zijn. Daarbij mag geen afbreuk worden gedaan aan de grondrechten van de verzoeker overeenkomstig de non-discriminatiebepalingen die zijn vastgesteld in het EU-Handvest van de grondrechten en het Verdrag van Genève van 1951.