Procedure ambtsmisdrijven
Ambtsmisdrijven van Tweede en Eerste Kamerleden, ministers1 en staatssecretarissen2 worden, ook na hun aftreden, berecht door de Hoge Raad. De opdracht voor vervolging moet worden gegeven bij koninklijk besluit3 of bij besluit van de Tweede Kamer4. Dat staat in artikel 119 van de Grondwet. Een voorbeeld van een ambtsmisdrijf is het bekendmaken van een staatsgeheim of het aannemen van steekpenningen.
Strikt genomen bestaat er geen wettelijke regeling voor vervolging. Het Wetboek van Strafvordering bepaalt sinds 1921 echter in artikel 483, tweede lid, dat daarvoor gebruik kan worden gemaakt van de procedure uit de Wet ministeriële verantwoordelijkheid, oorspronkelijk uit 1855. In 2018 is deze wet gemoderniseerd en heet nu Wet ministeriële verantwoordelijkheid en ambtsdelicten leden Staten-Generaal, ministers en staatssecretarissen.
In 2017 is door de minister van Veiligheid en Justitie een protocol vastgesteld waarin is omschreven op welke wijze wordt omgegaan met aangiftes voor ambtsdelicten van bewindspersonen die binnenkomen bij een minister, het Openbaar Ministerie of bij de procureur-generaal bij de Hoge Raad.
Daarnaast wordt gewerkt aan een fundamentele herziening van de wetgeving over de vervolging van Kamerleden en bewindspersonen wegens ambtsdelicten. In 2021 is daarover een advies uitgekomen van de hand van een commissie onder voorzitterschap van de oud-procureur-generaal bij de Hoge Raad, mr. J.W. Fokkens. Begin 2025 is een grondwetsvoorstel daarvoor in internetconsultatie gaan.
Volgens de wijziging in 2018 van de Wet ministeriële verantwoordelijkheid staan de leden van de Staten-Generaal, ministers en de staatssecretarissen, ook na hun aftreden, voor ambtsdelicten en ambtsovertredingen terecht voor de Hoge Raad. De opdracht tot vervolging kan worden gegeven bij koninklijk besluit of bij een besluit van de Tweede Kamer.
Koninklijk besluit
Wanneer de opdracht tot vervolging bij koninklijk besluit wordt gegeven bevat dit een nauwkeurige aanduiding van het ten laste gelegde feit en de opdracht aan de procureur-generaal bij de Hoge Raad om de vervolging in te stellen. De procureur-generaal bij de Hoge Raad is vervolgens verplicht onmiddellijk gevolg te geven aan de ontvangen opdracht tot vervolging.
Tweede Kamer
In het geval dat de Tweede Kamer een opdracht tot vervolging wil geven kan dit indien ten minste vijf leden van de Tweede Kamer een schriftelijke aanklacht indienen wegens een vermoedelijk ambtsdelict. Vervolgens beslist de Tweede Kamer of zij die aanklacht in overweging neemt. Indien dit het geval is wordt er een commissie van onderzoek ingesteld die is belast met het opsporen en verzamelen van alle inlichtingen en bewijzen. Leden die de aanklacht hebben ingediend, kunnen geen lid zijn van de commissie. Zodra de commissie van onderzoek de aanklacht voldoende toegelicht acht brengt zij hier verslag over uit aan de Tweede Kamer, hierbij wordt ook degene tegen wie de aanklacht is gericht gehoord, indien deze daarom verzoekt.
Wanneer de Tweede Kamer binnen drie maanden na de indiening van de aanklacht geen eindbeslissing heeft genomen wordt de aanklacht verworpen. Deze termijn kan verlengd worden met maximaal twee maanden. Na deze termijn blijft de regering nog wel bevoegd om bij koninklijk besluit de opdracht te geven tot vervolging van dezelfde persoon wegens dezelfde feiten.
Indien de Tweede Kamer de aanklacht na gedaan onderzoek en overleg heeft verworpen, kan ten aanzien van dezelfde persoon wegens dezelfde feiten noch door de regering noch door de Tweede Kamer opnieuw onderzoek worden gedaan noch een opdracht tot vervolging worden gegeven.
Wanneer de Tweede Kamer wel genoegzame gronden tot vervolging aanwezig acht, geeft zij opdracht aan de procureur-generaal bij de Hoge Raad om de vervolging in te stellen. Binnen drie dagen nadat de Tweede Kamer het besluit tot vervolging heeft genomen, wordt dit samen met de aanklacht en de verzamelde informatie toegezonden aan de procureur-generaal. Een afschrift van het besluit wordt toegezonden aan de betrokkene, de minister van Justitie en Veiligheid en de Eerste Kamer.
Als de Tweede Kamer opdracht heeft gegeven tot vervolging, kan bij koninklijk besluit geen opdracht worden gegeven tot vervolging van dezelfde persoon wegens dezelfde feiten.
Het is nog nooit voorgekomen dat tegen een minister strafrechtelijke vervolging is ingesteld wegens een ambtsmisdrijf. Er waren wel vier verzoeken tot vervolging:
Een door de PVV ingediend verzoek om vervolging in te stellen tegen het kabinet wegens het schenden van artikel 20 (bestaanszekerheid) werd op 11 oktober 2022 door de Tweede Kamer afgewezen, waarbij alleen PVV en Groep-Van Haga voorstemden.
Op 18 mei 2021 verwierp de Tweede Kamer met 97 tegen 34 stemmen een verzoek van de PVV tot het overwegen van het instellen van strafrechtelijke vervolging van het kabinet wegens het niet verstrekken aan de Tweede Kamer van een feitenrelaas over de toeslagenaffaire. Voor waren PVV, DENK, FVD, Groep-Van Haga, PvdD, BBB en BIJ1. Een verzoek van Geert Wilders om over de kwestie een debat te houden, kreeg evenmin steun.
Op 16 oktober 2009 verwierp de Tweede Kamer met 132 tegen 10 stemmen een verzoek van de leden Wilders5 en vier fractiegenoten tot het in overweging nemen van een onderzoek naar een aanklacht tegen de minister Van der Laan6 voor WWI (32158, nr. 1). Deze leden stelden dat de minister de Kamer had geweigerd vragen over de kosten van immigratie te beantwoorden. Het opzettelijk nalaten uitvoering te geven aan de bepalingen van de Grondwet was volgens hen een ambtsmisdrijf voor een minister, zoals staat omschreven in artikel 355 onder 4 Wetboek van Strafrecht.
Algemeen werd gesteld dat Kamerleden andere mogelijkheden hebben om een bewindspersoon daarover ter verantwoording te roepen (interpellatie, motie) en veel begrip voor deze stap was er dan ook niet.
In 2016 was het niet (direct) uitvoeren door premier Rutte van de uitkomst van het referendum over het EU-associatieverdrag met Oekraïne reden voor de PVV om de Kamervoorzitter te vragen vervolging wegens een ambtsmisdrijf in gang te zetten. De Tweede Kamer verwierp het verzoek op 2 juni 2016, waarbij naast PVV en de Groep-Bontes/Van Klaveren 50PLUS voor stemden.
Eerder, in april 1948, was eveneens vruchteloos een adres van oud-premier Gerbrandy7 en acht anderen (onder wie oud-minister Welter8 en oud-bevelhebber Winkelman9), houdende een verzoek de procureur-generaal bij de Hoge Raad opdracht te geven vervolging in te stellen tegen die leden van het zittende kabinet en tegen hun ambtsvoorgangers, die zich vanwege het Indonesische beleid schuldig zouden hebben gemaakt aan schending van hun ambtseed. Het verzoek werd door de Tweede Kamer afgewezen.
Oudere pogingen tot vervolging voor ambtsmisdrijven in de 19e eeuw zijn onvergelijkbaar met nu, aangezien er toen andere, verouderde, wettelijke regels golden die verwezen naar de grondwet van 1814. Deze bepaalde dat ministers en Kamerleden voor de Hoge Raad konden worden gedaagd voor "alle misdrijven, in de waarneming hunner functiën begaan". Deze bepaling was dus veel ruimer dan het huidige begrip 'ambtsmisdrijven'.
Leden van de Staten-Generaal10, ministers1, staatssecretarissen2 en andere personen die deelnemen aan parlementaire debatten kunnen niet strafrechtelijk worden vervolgd of aangesproken voor hetgeen zij daar zeggen of voor wat ze aan het parlement11 schrijven. Dit heet parlementaire immuniteit of onschendbaarheid.
Meer over
- 1.Ministers zijn politiek verantwoordelijk voor een bepaald beleidsterrein. Met uitzondering van ministers zonder portefeuille geven zij politieke leiding aan een departement. Daarbij kunnen zij terzijde worden gestaan door staatssecretarissen. Een minister, meestal lid van één van de partijen die in de Tweede Kamer het kabinet steunen, moet het vertrouwen van de Tweede Kamer hebben om de functie te kunnen vervullen.
- 2.Een staatssecretaris ondersteunt een minister bij het politiek leiden van een ministerie. Staatssecretarissen komen vooral voor bij 'zware' ministeries. Daar krijgen zij een specifiek beleidsterrein onder hun hoede, maar de minister blijft medeverantwoordelijk. Net als de minister moet een staatssecretaris verantwoording afleggen aan het parlement.
- 3.Een koninklijk besluit (KB) is een besluit van de regering dat zonder medewerking van de Staten-Generaal wordt genomen.
- 4.De Tweede Kamer is deel van de volksvertegenwoordiging. Zij speelt een belangrijke rol bij de totstandkoming van wetten, controleert de regering en beslist over de vraag of een kabinet (of bewindspersoon) genoeg vertrouwen heeft.
- 5.Geert Wilders (1963) is sinds november 2006 politiek leider van de PVV. Hij is sinds 25 augustus 1998 (met een korte onderbreking in 2002) Tweede Kamerlid. Aanvankelijk was hij dat voor de VVD, maar op 2 september 2004 werd hij een onafhankelijk Kamerlid. In 2023 was hij voor de zesde keer lijsttrekker. De heer Wilders was medewerker van de afdeling Verdragen bij de Ziekenfondsraad, wetstechnisch medewerker van de Sociale Verzekeringsraad en beleidsmedewerker en speechschrijver van de VVD-Tweede Kamerfractie. In 2010 zat hij enige tijd in de gemeenteraad van Den Haag.
- 6.PvdA-bestuurder en politicus uit het gezin van een maatschappelijk geëngageerde gereformeerde Rijnsburgse huisarts. Was enige tijd assistent van wethouder Jan Schaefer en werd in 1990 raadslid in Amsterdam. Vanaf 1984 was hij tevens advocaat. Leidde in 1994 de Amsterdamse PvdA naar een verkiezingsoverwinning, daar waar de PvdA in andere steden verloor en was in 2000 voorzitter van de landelijke programmacommissie. Volgde in 2008 Ella Vogelaar op als minister voor Wonen, Wijken en Integratie in het kabinet-Balkenende IV. Werd in juli 2010 burgemeester van de hoofdstad. Door een combinatie van strengheid en empathie en door zijn vermogen om groepen te verbinden spoedig een geliefd burgemeester. Zijn vroege overlijden in 2017 werd alom betreurd.
- 7.Fries, jurist, hoogleraar, maar bovenal oorlogspremier. Was gedeputeerde in Friesland en hoogleraar handels- en procesrecht aan de VU en al in 1929 kandidaat-minister. Trad in 1939 tegen de zin van zijn partij toe tot het tweede kabinet-De Geer en werd in september 1940 door de koningin aangezocht als premier, omdat hij, anders dan De Geer, krachtdadiger streed voor herwinning van de vrijheid. Inspireerde vanuit Londen met zijn kenmerkende stemgeluid in radiopraatjes het verzet. Trad als premier vaak zonder overleg met collega's op, hetgeen tot de nodige conflicten leidde. Na de oorlog fel opposant tegen de Indiëpolitiek van de kabinetten-Drees. Trok zich als Kamerlid vaak weinig aan van de lijn die door de fractie was uitgestippeld. Zette zich in voor een gelijkwaardige positie van de Friese taal. Solist, eigengereid, maar ook standvastig en oprecht.
- 8.Hoffelijke 'grand seigneur', die tot op hoge leeftijd actief bleef als Tweede Kamerlid. Werd in 1925 na een loopbaan bij het Indische Gouvernement minister van Koloniën in het kortstondige eerste kabinet-Colijn. Leidde daarna onder andere een bezuinigingscommissie en werd in 1937 wederom minister. Wees vóór 1940 een dominionstatus van Nederlands-Indië af en trad in Londen af na een conflict met Gerbrandy. Sympatiseerde in de oorlog met het bewind van Pétain in Frankrijk en gold daarom in Londen als defaitist. Keerde zich na de oorlog tegen de Indië-politiek van de KVP en richtte een eigen partij op, de Katholiek Nationale Partij. Onder invloed van het Mandement van 1954 in 1956 teruggekeerd in de 'moederpartij'. Als KVP-Kamerlid tamelijk onafhankelijk, met name ten aanzien van de Nieuw-Guineapolitiek.
- 9.Generaal, die begin 1940 opperbevelhebber werd en dat ook was tijdens de Duitse inval in de meidagen. Voor hij bevelhebber werd tot 1934 officier bij de Generale Staf en daarna werkzaam bij Philips als militair adviseur. Bij zijn verdedigingsplan lag de nadruk op verdediging van de Vesting Holland, met de Grebbelinie als voorpost. Aan hem werd op 13 mei het regeringsgezag opgedragen na het uitwijken van de regering. Tekende op 15 mei de capitulatie. Trad zowel tijdens de Duitse aanval als in het begin van de bezetting vastberaden en evenwichtig op. Protesteerde tegen Duitse maatregelen en tegen de Duitse lezing van de reden voor de aanval op Nederland. Werd daarop als krijgsgevangene naar Duitsland gevoerd. Overleed zeven jaar na de bevrijding.
- 10.Onder de Staten-Generaal verstaan we de Tweede en Eerste Kamer gezamenlijk. Formeel is er dan ook sprake van de Eerste Kamer der Staten-Generaal en van de Tweede Kamer der Staten-Generaal. Beide Kamers kunnen tevens in Verenigde Vergadering bijeenkomen.
- 11.Het begrip parlement gebruiken we in twee betekenissen. We verstaan er 'de volksvertegenwoordiging' onder, waarbij dan in het algemeen de Tweede Kamer wordt bedoeld. Het is echter tevens een verzamelbegrip voor Tweede en Eerste Kamer. Een (formeler) synoniem daarvan is 'Staten-Generaal'.
- 12.Wanneer Kamerleden regels overtreden, kunnen zij - net als andere burgers - worden bestraft. Dit kan bij een ambtsmisdrijf door de Hoge Raad, maar ook op kleinere schaal door het ingrijpen van de Kamervoorzitter, het Presidium, de Kamer of de eigen politieke partij.
- 13.Het is sinds in 1921 de huidige regels voor het vervolgen van ambtsmisdrijven gelden nog nooit voorgekomen dat die stap ook daadwerkelijk werd gezet. Wel is meerdere keren om vervolging gevraagd of verzocht om te onderzoeken of dat wenselijk was. Een klein overzicht.