34199, nr. 25 - Amendement Smaling c.s. waarmee een bijzondere inwerkingtredingsbepaling wordt opgenomen voor artikel 4.6, zesde lid - Elektriciteits- en gaswet

Dit amendement op het wetsvoorstel Elektriciteits- en gaswet werd op 30 september 2015 ingediend door het Tweede Kamerlid Eric Smaling (SP)1.
 
De toelichting van de indiener luidt als volgt:
 

Nederland is het enige EU-land dat eigendomssplitsing verplicht stelt voor distributiesysteembeheerders. Het groepsverbod (eigendomssplitsing) is geen verplicht onderdeel van EU-richtlijnen. Nederland heeft als enige EU-land het groepsverbod ingevoerd voor regionale systeembeheerders (DSO’s). Dit betekent dat Nederland een nationale kop heeft gezet op Europees beleid. Dat leidt tot oneerlijke concurrentie. In 2006 was de verwachting dat ook andere lidstaten zouden volgen. Dat is niet gebeurd. Buitenlandse energieleveranciers die actief zijn op de Nederlandse markt mogen daardoor wel elektriciteit- en gasnetten bezitten in de holding. Een gevolg is dat Nederlandse energiebedrijven na splitsing geconfronteerd zullen worden met concurrenten die wel over de financiële slagkracht, zoals een betere credit rating, kunnen beschikken die past bij een geïntegreerd bedrijf. Buitenlandse bedrijven op de Nederlandse energiemarkt zoals EON, RWE, Vattenfall en GDF zijn geïntegreerde bedrijven. Uit recente jaarverslagen blijkt dat bedrijven zoals NUON, Essent en EON, die actief zijn op de Nederlandse markt volledig worden gefinancierd door de moederbedrijven (met netten in de holding) in Zweden en Duitsland. Het splitsen van de laatste twee Nederlandse geïntegreerde bedrijven zal het speelveld in Nederland daarom niet eerlijker maken. De leveringsmarkt blijft gedomineerd door bedrijven met netwerken zoals Vattenfall (Merknaam NUON), RWE (Merknaam Essent), GDF-SUEZ en EON. Deze bedrijven zien stuk voor stuk een «geïntegreerde» toekomst voor zich. Het is daarom geen terechte voorstelling van zaken om te stellen dat Nuon en Essent al zijn gesplitst en daarmee een gelijk speelveld ontstaat op de Nederlandse markt. Het zijn namelijk de moederbedrijven Vattenfal en RWE die concurreren op de Nederlandse markt en alle voordelen genieten van netwerken in de holding. Als gevolg van het groepsverbod voor distributiesysteembeheerders in art. 4.6, zesde lid, van het wetsvoorstel, ontstaat er een ongelijk speelveld op de Nederlandse energiemarkt. Energiebedrijven die energie leveren, produceren of verhandelen mogen niet verbonden zijn met een distributiesysteembeheerder in Nederland maar wél met een distributiesysteembeheerder uit het buitenland. Dit benadeelt energiebedrijven uit Nederland. De invoering van een dergelijk groepsverbod voor distributiesysteembeheerders is alleen aangewezen als ook de [omliggende][andere] Europese landen deze verplichting invoeren. De door de Minister gepercipieerde risico’s voor het systeembeheer zijn in alle Europese landen hetzelfde maar leiden in geen enkel ander Europees land tot een verplichting tot splitsing van de distributiesysteembeheerders. Deze risico’s kunnen op veel minder vergaande wijze worden ondervangen en dat gebeurt nu ook al in Nederland middels andere wet- en regelgeving en toezicht. Smaling Dik-Faber Agnes Mulder Van Tongeren Klever Krol Noot 1 Vervanging in verband met een wijziging in de ondertekening.

 

Inhoudsopgave

  1. Documenten
  2. Dossier

1.

Documenten

2 30 september 2015, amendement, nr. 25     KST3419925
Amendement Smaling c.s. ter vervanging van nr. 22 waarmee een bijzondere inwerkingtredingsbepaling wordt opgenomen voor artikel 4.6, zesde lid
 

2.

Dossier

  • 34199 - Elektriciteits- en gaswet

  • 1. 
    Als wetenschapper een wat a-typische SP'er, die zich in beide Kamers op vriendelijke doch krachtige wijze inzette voor duurzaamheid, biologische en diervriendelijke landbouw en tevens voor een ruimhartige tegemoetkoming aan door de gaswinning getroffen Groningers. Hij was vanaf 1998 hoogleraar bodeminventarisatie en landevaluatie in Wageningen en later ook hoogleraar duurzame landbouw in Enschede en lid van de directie van het Koninklijk Instituut voor de Tropen in Amsterdam. In de Eerste Kamer hield hij zich met name bezig met het landbouwbeleid en in de Tweede Kamer was hij onder meer woordvoerder verkeer, energie en ruimtelijke ordening. Mede-auteur van jeugdboeken, onder andere over ondervoeding in Afrika. In 2019-2021 was de heer Smaling Statenlid in Noord-Holland.