Memorie van toelichting - Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Economische Zaken (XIII) en het Diergezondheidsfonds (F) voor het jaar 2016 - Hoofdinhoud
Deze memorie van toelichting i is onder nr. 2 toegevoegd aan wetsvoorstel 34300 XIII - Vaststelling begroting Economische Zaken en Diergezondheidsfonds 2016.
Inhoudsopgave
Officiële titel | Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Economische Zaken (XIII) en het Diergezondheidsfonds (F) voor het jaar 2016; Memorie van toelichting; Memorie van toelichting |
---|---|
Documentdatum | 15-09-2015 |
Publicatiedatum | 15-09-2015 |
Nummer | KST34300XIII2 |
Kenmerk | 34300 XIII, nr. 2 |
Externe link | origineel bericht |
Originele document in PDF |
34 300 XIII Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Economische Zaken (XIII) en het Diergezondheidsfonds (F) voor het jaar 2016
Nr. 2 MEMORIE VAN TOELICHTING
Inhoudsopgave
A.
Artikelsgewijze toelichting bij het begrotingswetsvoorstel
3
B.
Begrotingstoelichting
4
1.
Leeswijzer
4
2.
Het Beleid
7
2.1
De Beleidsagenda
7
2.1.1
Overzichtstabel bedrijfslevenbeleid en topsectoren
21
2.1.2
Belangrijkste mutaties ontwerpbegroting 2016
23
2.1.3
Meerjarenplanning Beleidsdoorlichtingen
26
2.1.4
Overzicht van risicoregelingen
28
2.2.
De Beleidsartikelen
36
11 Goed functionerende economie en markten
36
12 Een sterk innovatievermogen
44
13 Een excellent ondernemingsklimaat
59
14 Een doelmatige en duurzame energievoorziening
73
16 Concurrerende, duurzame, veilige agro-, visserij- en voedselketens
90
17 Groen onderwijs van hoge kwaliteit
107
18 Natuur en regio
115
19 Toekomstfonds
128
2.3.
De niet-beleidsartikelen
134
40 Apparaat
134
41 Nominaal en onvoorzien
138
3.
De agentschappen
139
3.1
Aansluiting raming begroting agentschappen met financiering door moederdepartement EZ
139
3.2
Agentschap Telecom (AT)
141
3.3
Dienst ICT Uitvoering (DICTU)
146
3.4
Dienst Landelijk Gebied (DLG)
150
3.5
Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA)
152
3.6
Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO.nl)
158
4.
Begroting Diergezondheidsfonds
164
4.1
Beleidsartikel 1 Bewaking en bestrijding van dierziekten en voorkomen en verminderen van welzijnsproblemen
165
5.
Bijlagen
174
5.1
Bijlage ZBO’s en RWT’s
174
5.2
Verdiepingsbijlage bij de begrotingsartikelen
181
5.3
Verdiepingsbijlage bij het Diergezondheidsfonds
189
5.4
Moties en toezeggingen
190
5.5
Europese geldstromen
217
5.6
Subsidieoverzicht
224
5.7
Evaluatie- en overig onderzoek
238
5.8
Lijst van afkortingen
244
A. ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING BIJ HET BEGROTINGSWETSVOORSTEL
Wetsartikel 1
De begrotingsstaten die onderdeel zijn van de Rijksbegroting, worden op grond van artikel 1, derde lid, van de Comptabiliteitswet 2001 elk afzonderlijk bij de wet vastgesteld.
Het wetsvoorstel strekt ertoe om de onderhavige begrotingsstaten voor het jaar 2016 vast te stellen.
Alle voor dit jaar vastgestelde begrotingswetten tezamen vormen de Rijksbegroting voor dat jaar. Een toelichting bij de Rijksbegroting als geheel is opgenomen in de Miljoenennota.
Met de vaststelling van dit wetsartikel worden de uitgaven, verplichtingen en de ontvangsten vastgesteld. De in de begrotingsstaat/begrotingsstaten opgenomen begrotingsartikelen worden in onderdeel B van deze memorie van toelichting toegelicht (de zgn. begrotingstoelichting).
Wetsartikel 2
Met de vaststelling van dit wetsartikel worden de baten en de lasten, het saldo van de baten en de lasten en de kapitaaluitgaven en -ontvangsten van de in de staat opgenomen baten-lastenagentschappen voor het onderhavige jaar vastgesteld. De in die begrotingen opgenomen begrotingsartikelen worden toegelicht in onderdeel B (Begrotingstoelichting) van deze memorie van toelichting en wel in de paragraaf inzake de agentschappen.
Wetsartikel 3
De begrotingsstaten die onderdeel zijn van de Rijksbegroting, worden op grond van artikel 1, derde lid, van de Comptabiliteitswet 2001 elk afzonderlijk bij de wet vastgesteld. Het wetsvoorstel strekt ertoe om de onderhavige begrotingsstaat van het Diergezondheidsfonds voor het jaar 2016 vast te stellen.
Alle voor dit jaar vastgestelde begrotingswetten tezamen vormen de Rijksbegroting voor dat jaar. Een toelichting bij de Rijksbegroting als geheel is opgenomen in de Miljoenennota.
Met de vaststelling van dit wetsartikel worden de uitgaven, verplichtingen en de ontvangsten voor het jaar 2016 vastgesteld. Het in de begrotingsstaat opgenomen begrotingsartikel wordt in onderdeel B van deze memorie van toelichting toegelicht (de zogenoemde begrotingstoelichting).
De Minister van Economische Zaken, H.G.J. Kamp
B. BEGROTINGSTOELICHTING
-
1.LEESWIJZER
De leeswijzer gaat in op de volgende onderwerpen:
-
-
-
1.Begrotingsstructuur;
-
-
-
-
2.Prestatiegegevens;
-
-
-
-
3.Groeiparagraaf;
-
-
-
-
4.Verwerking motie Schouw en motie Hachchi c.s.
-
1. Begrotingsstructuur
Beleidsagenda
De beleidsagenda begint met een beschrijving van het economisch beeld. Als bijzondere prioriteit wordt vervolgens een paragraaf gewijd aan het EU-voorzitterschap. De andere beleidsprioriteiten worden uitgewerkt langs drie lijnen: vernieuwen, verduurzamen en verbinden. Achter de beleidsagenda is een overzichtstabel (overzichtsconstructie) opgenomen die inzicht geeft in de Rijksmiddelen die worden ingezet voor het Bedrijfslevenbeleid en de Topsectoren. Voorts zijn achter de beleidsagenda de belangrijkste begrotingswijzigingen vermeld na de Voorjaarsnota 2015. Ook is conform de toezegging aan de Kamer een tabel opgenomen met een specificatie van de beschikbare middelen voor de Overheidsdienst Groningen. Tenslotte is een overzicht opgenomen met de meerjarenplanning van de beleidsdoorlichtingen en een overzicht met de garanties.
Beleidsartikelen
Aansluitend op de beleidsagenda volgt de toelichting op de beleidsartikelen. Per beleidsartikel is een algemene doelstelling en een beschrijving van de rol en verantwoordelijkheid van de bewindspersonen opgenomen. Voor elk beleidsartikel zijn de belangrijkste beleidswijzigingen apart opgenomen onder het kopje «beleidswijzigingen». De financiële instrumenten zijn voorzien van een korte toelichting. Waar mogelijk wordt, voor een meer inhoudelijke en gedetailleerde beleidstoelichting, verwezen naar de relevante beleidsnota’s of brieven die naar de Tweede Kamer zijn gestuurd.
In de budgettaire tabellen van de beleidsartikelen zijn de financiële instrumenten onderverdeeld naar de volgende categorieën: subsidies, opdrachten, garanties, leningen, bekostiging, bijdrage aan agentschappen, bijdrage aan ZBO’s/RWT’s, bijdrage aan (inter)nationale organisaties en bijdragen aan medeoverheden. Deze onderverdeling komt ook terug in de structuur van het beleidsartikel.
Begrotingsreserves
Een interne begrotingsreserve mag met toestemming van de Minister van Financiën ten laste van een begrotingsartikel worden aangehouden (artikel 5, lid 4 Comptabiliteitswet). De begrotingsreserves zijn bestemd voor een concreet doel en kunnen alleen voor dat doel worden gebruikt. De begrotingsreserves op de EZ-begroting worden ingezet voor de volgende doelen:
-
-
-
-Als borg voor de afgegeven garantstellingen (Borgstelling MKB-kredieten, Garantie Ondernemingsfinanciering, Garantiefaciliteit Scheepsnieuwbouwfinanciering, garantieregeling Geothermie en Borgstellingsfaciliteit voor de landbouw). Uit deze begrotingsreserves kan een eventuele mismatch in de tijd tussen (premie-)inkomsten en uitgaven (verliesdeclaraties) worden opgevangen.
-
-
-
-
-De uitfinanciering (op kasbasis) van reeds aangegane verplichtingen (reserve voor duurzame energie en de reserves voor landbouw en visserij). Via de reserves blijven de middelen beschikbaar voor het specifieke doel tot het moment van uitbetaling.
-
-
-
-
-Het terugbetalen van financiële correcties van de Europese Commissie (begrotingsreserve voor apurement).
-
-
-
-
-Garantstelling EZ voor het in gebreke blijven van groene onderwijsinstellingen die gebruik maken van de regeling schatkistbankieren (begrotingsreserve schatkistbankieren Groen Onderwijs).
-
In de betreffende beleidsartikelen (13, 14, 16 en 17) van deze begroting worden de bovengenoemde begrotingsreserves apart toegelicht (conform artikel 5, lid 5 Comptabiliteitswet). Als opvolging van de motie Geurts (TK, 34 000 XIII, nr. 64) worden de geraamde wijzigingen gedurende het begrotingsjaar in de 1e en 2e suppletoire begroting inzichtelijk gemaakt.
Overzicht maatregelen ten behoeve van het Energieakkoord
Conform de motie Leegte (TK, 2014-2015, 30 196 nr. 278) is in beleidsartikel 14 (Een doelmatige en duurzame energievoorziening) een totaaloverzicht opgenomen van alle maatregelen van alle ministeries ten behoeve van het energieakkoord.
Overzichtstabel agentschappen
In het hoofdstuk «De agentschappen» is een overzichtstabel agentschappen opgenomen. In deze tabel is de aansluiting te maken tussen de «opbrengst moederdepartement» zoals opgenomen in de agentschapsparagrafen en de «bijdrage aan agentschappen» zoals opgenomen in de begrotingsartikelen. Eventuele resterende verschillen zijn toegelicht.
2. Prestatiegegevens
In de beleidsartikelen wordt onder de algemene doelstelling aangegeven waar de Minister van EZ voor verantwoordelijk is. Indien voor deze doelstellingen een directe relatie gelegd kan worden tussen het gevoerde beleid en de gewenste (maatschappelijke) uitkomst, zijn prestatie-indicatoren opgenomen. De voorwaarde voor het opnemen van een indicator is een (doen) uitvoerende rol van de Minister. Bij de doelstellingen waarbij EZ een belangrijke bijdrage kan leveren door de juiste randvoorwaarden te creëren en het resultaat afhankelijk is van externe factoren, is het niet of beperkt mogelijk om prestatie-indicatoren op te nemen en wordt volstaan met kengetallen over ontwikkelingen op het betreffende beleidsterrein. Daarnaast zijn, waar mogelijk, prestatie-indicatoren en kengetallen opgenomen op instrumentniveau, die inzicht geven in het bereiken van specifieke resultaten. De op te nemen prestatie-indicatoren en kengetallen in de beleidsartikelen zijn bij het opstellen van de ontwerpbegroting 2016 heroverwogen en waar nodig aangepast. De Kamer is hierover per brief geïnformeerd (TK, 34 000 XIII, nr. 152).
3. Groeiparagraaf
In deze Ontwerpbegroting is net als vorig jaar de begroting van het Diergezondheidsfonds (DGF) integraal opgenomen. De begrotingsstaat voor het jaar 2016 van het DGF is terug te vinden in het wetsdeel en in de artikelsgewijze toelichting bij het begrotingswetsvoorstel is het wetsartikel 3 toegevoegd. Onder de artikelsgewijze toelichting bij de begrotingsartikelen is de toelichting op de DGF-begroting als een apart onderdeel opgenomen. Het DGF blijft daarmee als apart begrotingshoofdstuk bestaan, maar de afzonderlijke presentatie is met ingang van de begroting 2015 komen te vervallen.
Met nota van wijziging op de begroting 2015 is het Toekomstfonds ingesteld. In de ontwerpbegroting 2016 is dit fonds apart zichtbaar op het nieuwe artikel 19. Dit Toekomstfonds bestaat onder meer uit het Innovatiefonds dat in de ontwerpbegroting 2015 onderdeel uitmaakte van artikel 12.
4. Verwerking motie Schouw en motie Hachchi c.s.
Motie Schouw
In juni 2011 is de motie Schouw c.s. ingediend en aangenomen (TK, 2010-2011, 21 501-20, nr. 537). Deze motie beoogt de landenspecifieke aanbevelingen van de Raad op grond van de nationale hervormingsprogramma’s een eigenstandige plaats te geven in de departementale begrotingen. Voor de beleidsterreinen van EZ is één specifieke aanbevelingen gedaan. Het gaat voor EZ om investeringen in onderzoek en ontwikkeling. Dit is toegelicht in beleidsartikel 12 (Een sterk innovatievermogen).
Motie Hachchi c.s.
Ter uitvoering van de motie Hachchi c.s. (TK, 33 000 IV, nr. 28) brengen departementen in kaart welke uitgaven zij doen in Caribisch Nederland, uitgesplitst per instrument. Hiervoor geldt een ondergrens van € 1 mln. De totale uitgaven van EZ voor Caribisch Nederland in 2016 bedragen € 12 mln. Deze uitgaven zijn verdeeld over de beleidsartikelen 11, 13, 14, 18. De uitgaven voor de beleidsartikelen 11 en 13 zijn lager dan de ondergrens van € 1 mln en worden derhalve niet opgenomen in de budgettaire tabellen. De uitgaven op beleidsartikel 14 voor energiekosten Caribisch Nederland en beleidsartikel 18 voor Natuurprojecten Caribisch Nederland zijn apart opgenomen in de budgettaire tabellen.
Sinds 10 oktober 2010 is Nederland verantwoordelijk voor de veterinaire gezondheidszorg in Caribisch Nederland (Bonaire, St Eustatius en Saba). Het DGF heeft vooralsnog geen betrekking op de veehouders in dit gebied.
-
2.HET BELEID
2.1 De Beleidsagenda
Inleiding
Nederland bereikt in 2015 voor het eerst weer het bbp-niveau van voor de economische crisis. De economie is door een diep dal gegaan. Na de crisis volgde een langzaam maar zeker herstel dat sinds dit jaar breed wordt gedragen. Daarmee wordt 2016 een jaar om vooruit te kijken; een jaar waarin voor het kabinet de beleidsfocus verschuift van het accommoderen van herstel naar het mogelijk maken van duurzame groei van de maatschappelijke welvaart in meest ruime zin.
In 2016 werkt het Ministerie van Economische Zaken (EZ) verder aan het versterken van onze economische kracht met een breed pakket aan maatregelen, gericht op de uitdagingen van vandaag en morgen. Dit doet het in samenwerking met maatschappelijke organisaties, het bedrijfsleven, kennis- en onderwijsinstellingen, medeoverheden, en met de Europese en andere internationale partners.
Het EU-voorzitterschap van Nederland in de eerste helft van 2016 biedt de mogelijkheid om onderwerpen als de interne markt voor producten en diensten en betere regelgeving verder te brengen en het verdienvermogen van Nederland en Europa te vergroten. Naast het Nederlands EU-voorzitterschap zullen in deze beleidsagenda de andere prioriteiten van EZ voor 2016 worden toegelicht. Dit gebeurt langs de drie lijnen vernieuwen, verduurzamen en verbinden. Vernieuwen, omdat ruimte voor innovatie en vernieuwing in brede zin cruciaal is voor economische groei. Verduurzamen, omdat groei niet ten koste mag gaan van onze toekomstige welvaart in brede zin. Verbinden, omdat goed beleid alleen in constructieve dialoog en samenwerking met stakeholders tot stand komt.
Figuur 1: In 2015 wordt het bbp-niveau van voor de crisis bereikt
Bron: CPB (MEV 2016)
Van herstel naar groei
Nadat de economie zeven achtereenvolgende kwartalen van krimp had laten zien, groeit de Nederlandse economie sinds medio 2013 weer. Beleid was er de afgelopen jaren op gericht om orde op zaken te stellen en waar mogelijk het prille herstel te accommoderen. Nu het herstel van de economie doorzet, is het tijd om ruimte te bieden aan duurzame groei van de economie en welvaart.
Het herstel tekent zich steeds duidelijker af en is in toenemende mate voelbaar. Volgens de recente ramingen van het CPB zal de bbp-groei versnellen van 1,0% in 2014 naar 2,0% in 2015 en 2,4% volgend jaar. De binnenlandse bestedingen drijven deze groeiversnelling. Consumenten en ondernemers krijgen steeds meer vertrouwen. Sinds een aantal maanden is het consumentenvertrouwen voor het eerst sinds 2007 weer positief; het ondernemersvertrouwen is dat al sinds het begin van 2014. In 2015 stijgen voor het eerst sinds 2011 zowel de investeringen als de consumptie. De uitvoer laat al sinds 2010 positieve groeicijfers zien en blijft de grootste bijdrage leveren aan de groei van de Nederlandse economie. Het aantrekkende herstel in onze buurlanden en de onconventionele stimuleringsmaatregelen van de Europese Centrale Bank dragen hieraan bij.
De Nederlandse verbondenheid met het buitenland brengt ook een aantal neerwaartse risico’s met zich mee. Onzekere internationale ontwikkelingen zoals een stijgende olieprijs of eurokoers of een toename van geopolitieke spanningen kunnen een drukkend effect op de economische groei hebben.
Op de arbeidsmarkt tekent zich het begin van herstel af. Het jaar 2014 werd gekenmerkt door een omslag in de ontwikkeling van het aantal banen. In het eerste kwartaal van 2014 nam het aantal banen nog met 20 duizend af, maar in de daaropvolgende kwartalen werden per saldo 98 duizend banen gecreëerd. In 2015 zal het aantal werklozen volgens het CPB met 40 duizend dalen en in 2016 met nog eens 15 duizend. De werkloosheid is met een niveau van 6,8% (juli 2015) echter nog steeds hoog.
Het sectorale beeld laat zien dat de uitvoer al langer aantrekt en nu ook de binnenlandse bestedingen volgen. Exportgerichte sectoren zoals de agrosector lieten al langer een positieve ontwikkeling zien. Vorig jaar bestendigde Nederland de positie van de tweede agro-exporteur in de wereld. De Russische boycot op landbouwproducten is opgevangen door het benutten van kansen op nieuwe afzetmarkten. In de loop van vorig jaar zijn door de aantrekkende binnenlandse bestedingen ook de nationaal georiënteerde sectoren zoals de bouw en de detailhandel weer positieve groeicijfers gaan schrijven.
Het gaat economisch beter, maar het kabinet blijft ambitieus. De structurele groei (groei geschoond voor korte termijn conjuncturele schommelingen) bedraagt volgens het CPB tussen 2013 en 2017 gemiddeld 1,3% per jaar. Groei van het arbeidsaanbod levert hier als gevolg van demografische ontwikkelingen een ten opzichte van het verleden beperkte bijdrage van 0,3%-punt aan. Er zijn mogelijkheden om de groei van het arbeidsaanbod te verhogen, bijvoorbeeld met meer gewerkte uren per persoon of meer participatie van ouderen en mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt, maar het participatieniveau in Nederland is al relatief hoog.1 Onze economische groei zal dus vooral moeten komen uit een verdere groei van de arbeidsproductiviteit. Op dit terrein ligt dan ook de grote uitdaging. Reeds in de jaren voor de crisis, tussen 2000 en 2008, was de gemiddelde jaarlijkse groei van de arbeidsproductiviteit in Nederland 1,3%, terwijl de Verenigde Staten in die jaren een gemiddelde groei van 1,7% liet zien. In de decennia daarvoor lag de arbeidsproductiviteitsontwikkeling nog op een vergelijkbaar of hoger niveau dan in de Verenigde Staten.
In Roads to Recovery schetst het CPB een scenario waarin de structurele arbeidsproductiviteit van Nederland met 1¾% groeit in de periode 2016-2023. De toenemende arbeidsdeelname voegt in dit scenario ¼%-punt toe aan de structurele groei, waardoor de structurele groei gemiddeld uit komt op 2% per jaar. Een hogere structurele groei is dus mogelijk, maar dan is het wel zaak om onverminderd te werken aan het groeivermogen van de economie. Innovatie en duurzaamheid zijn daarbij sleutelbegrippen.
Tabel 1: Kerngegevens Nederlandse economie. Procentuele mutatie, tenzij anders vermeld.
2013
2014
2015
2016
Bruto binnenlands product
-
-0,5
1,0
2,0
2,4
Consumptie huishoudens
-
-1,4
0,0
1,6
1,9
Overheidsconsumptie
0,1
0,3
-
-0,4
0,8
Bruto investeringen bedrijvensector (exclusief woningen en voorraden)
-
-2,5
4,9
10,0
6,6
Uitvoer van goederen en diensten
2,1
4,0
3,7
5,1
Invoer van goederen en diensten
0,9
4,0
4,1
5,7
Consumentenprijsindex (HICP)
2,6
0,3
0,5
1,1
Koopkracht, mediaan alle huishoudens
-
-1,3
1,3
0,7
1,4
Werkloze beroepsbevolking (niveau in duizend personen)
647
660
620
605
Werkloze beroepsbevolking (internationale definitie)
7,3
7,4
6,9
6,7
Bron: CPB (MEV 2016)
Nederlands EU-voorzitterschap
Het Nederlandse EU-voorzitterschap is het komende begrotingsjaar een belangrijke prioriteit. Het verdienvermogen van Nederland wordt in belangrijke mate bepaald in Europa. Niet voor niets heeft het merendeel van de beleidsterreinen waarmee EZ zich bezighoudt op de een of andere manier met Europa te maken. Het voorzitterschap vormt een uitgelezen kans om prioriteiten van Nederland in Europa onder de aandacht te brengen en samen met andere lidstaten stappen te zetten om het duurzame verdienvermogen van Europa en Nederland te versterken.
De «Strategische agenda voor de Unie in tijden van verandering», zoals vastgesteld door de Europese Raad in juni 2014 en de wetgevingsagenda van de Europese Commissie zijn leidend voor de Nederlandse invulling van het voorzitterschap. Het kabinet zal zich voor wat betreft themavoering in de voorbereiding en uitvoering van het voorzitterschap richten op de hoofddoelstellingen in de strategische agenda, met bijzondere aandacht voor innovatieve groei en banen. Belangrijke accenten zijn het versterken van de interne markt en het verbeteren van de Europese regelgeving.
Een goed functionerende interne markt versterkt het aanpassingsvermogen van de individuele Europese economieën, een goed investerings- en vestigingsklimaat en de stabiliteit van de EMU. Het kabinet signaleert vooral kansen op het gebied van diensten, digitale markt en energie. Het versterken van de interne markt is in de eerste plaats mogelijk door bestaande wet- en regelgeving spoedig en volledig te implementeren. Ten tweede moeten structurele hervormingen in de lidstaten bijdragen aan de verbetering van het investeringsklimaat en het concurrentievermogen van de lidstaten. Dit is essentieel voor het aantrekken van private investeringen. Het Europees semester is het belangrijkste instrument op Europees niveau voor het bevorderen van structurele hervormingen in de lidstaten van de EU. Daarnaast zal het Europees Fonds voor Strategische Investeringen (EFSI) een extra impuls geven aan investeringen in de EU. Ten derde kunnen lidstaten zelf al veel doen om de interne markt beter te laten functioneren. Zo neemt Nederland met gelijkgestemde lidstaten deel aan het Frontrunners-initiatief op het gebied van de digitale interne markt en werkt Nederland al 10 jaar samen met landen in de regio aan een betere integratie van de energiemarkt in Noord-West Europa. Nederland zal het EU-voorzitterschap benutten om lidstaten te stimuleren meer samenwerkingsmogelijkheden te benutten.
Het verbeteren van de kwaliteit van de regelgeving geeft ruimte voor ondernemerschap en vernieuwing. Het kabinet stelt vereenvoudiging van regels en toekomstbestendigheid van regelgeving centraal, onder andere via een voortzetting van het Europees (REFIT-)programma voor betere regelgeving. Het kabinet zet zich in het bijzonder in voor vereenvoudiging van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB), interne marktregelgeving die digital proof is en een Europees visserijbeleid dat ruimte biedt voor innovaties in en verduurzaming van de sector. Ook zal bij de evaluatie van de Vogel- en Habitatrichtlijnen (de zogenaamde fitness check) aandacht uitgaan naar gesignaleerde knelpunten en mogelijkheden om te komen tot een meer flexibele en dynamische invulling van de Europese regels, uitgaande van de Europese natuurdoelen. Ook zet het kabinet in op een betere balans tussen octrooirecht en kwekersrecht, die ruimte biedt aan voldoende diversiteit van gewassen, concurrentie bij kwekers en telers en keuzevrijheid voor consumenten.
Onderwerpen in Raden van Ministers
Tijdens het eerste half jaar van 2016 wordt een substantiële hoeveelheid dossiers onder Nederlands voorzitterschap in de verschillende Raden van Ministers behandeld:
-
-
-
-Landbouw- en Visserijraad: vereenvoudiging van het GLB en de verordening technische maatregelen voor de visserij zijn prioritaire dossiers. Hierbij wordt ingezet op meer mogelijkheden voor innovatie, vermindering van administratieve lasten en een veilige en milieuverantwoorde voedselproductie.
-
-
-
-
-Milieuraad: fitness check van de Vogel en Habitatrichtlijnen.
-
-
-
-
-Energieraad: verbeteren van regionale samenwerking tussen lidstaten. Hiermee kunnen betekenisvolle stappen worden gezet naar voltooiing van de interne energiemarkt.
-
-
-
-
-Raad voor Concurrentievermogen: betere regelgeving en interne markt (diensten en digitaal) zijn de belangrijkste dossiers.
-
-
-
-
-Telecomraad: nieuwe regelgeving op het gebied van telecom, media en internet staat centraal. Dit vormt ook een belangrijke pijler binnen het Digital Single Market (DSM) pakket van de Europese Commissie.
-
Vernieuwen
Het kabinet streeft ernaar om het structurele groeivermogen van Nederland te vergroten. Het proces van vernieuwing en innovatie levert hier een belangrijke bijdrage aan: oude technologieën, kennis, concepten en verdienmodellen maken plaats voor productievere, nieuwe vondsten. Maatschappelijke uitdagingen zoals verduurzaming en vergrijzing vragen om een innovatief ondernemersklimaat waarin ambitieuze ondernemers in staat worden gesteld nieuwe technologieën en verdienmodellen te ontwikkelen en toe te passen.
Nederland heeft een uitstekende uitgangspositie, zoals internationale ranglijsten steevast bevestigen. Het Nederlandse ondernemingsklimaat behoort sinds 2007 tot de top-10 volgens de Global Competitiveness Index van het World Economic Forum, in de laatste editie (2014) nam Nederland op de ranglijst een achtste plaats in. Nederland heeft verder een uitstekende uitgangspositie op het gebied van innovatie en bezet in de Global Innovation Index 2014 een 5e plaats (met een eervolle 2e plaats op het subonderdeel ICT, na Korea). Volgens het meest recente Information Technology rapport van het World Economic Forum is informatietechnologie doorgedrongen in alle aspecten van de Nederlandse maatschappij. Nergens hebben zo veel huishoudens een computer (1e positie) en mobiel netwerkbereik (1e positie). Ook scoort Nederland hoog waar het gaat om veiligheid van internetservers (2e positie), overheidsdiensten die online beschikbaar zijn (5e positie) en de bedrijven die online transacties uitvoeren met klanten (4e positie).
Nederland staat er in de verschillende ranglijsten dus goed voor. Maar een goede uitgangspositie biedt geen garanties, daarvoor gaan de ontwikkelingen in de wereld te snel. Het is daarom van belang om te blijven werken aan een klimaat waarin ondernemers kunnen floreren. Dat vergt randvoorwaarden die op orde zijn en die Nederland, ook met sterke innovatieve clusters, kunnen onderscheiden van andere landen. Een excellente kennis- en financieringsinfrastructuur en een helder regelgevend kader dat innovatieve verdienmodellen mogelijk maakt, zijn hierin de cruciale elementen.
Beleidsprioriteiten 2016
De eerste twee jaar van deze kabinetsperiode heeft EZ stevig ingezet om het ondernemersklimaat in den brede te versterken. Hierbij wordt met het bedrijfsleven en kennisinstellingen opgetrokken om vorm te geven aan het economisch beleid. Deze inzet, vervat in onder andere het bedrijvenbeleid, het Techniekpact en het beleid op het terrein van Groen Onderwijs, wordt in 2016 onverminderd voortgezet. Zo worden onder de Topsectorenaanpak, op basis van de nieuwe Kennis-en Innovatieagenda voor de jaren 2016-2019, nieuwe Kennis-en Innovatiecontracten afgesloten voor de periode 2016-2017. Ook de acties uit het Techniekpact, die voor een betere aansluiting van het onderwijs op de technische arbeidsmarkt zorgen, worden vanaf 2016 geactualiseerd. Tevens zet EZ in 2016 het programma Start Up Delta op volle kracht voort met tastbare resultaten. Met de uitbouw van ontmoetings- en informatieportalen en verdere uitrol van een internationaal mentorennetwerk wordt Nederland internationaal geprofileerd als dé Europese vestigingsplaats voor startende innovatieve bedrijven.
Om Nederland ook te profileren als dé bestemming voor zakelijk en recreatief toerisme, steunt EZ het Nederlands Bureau voor Toerisme en Congressen bij de implementatie van de Holland Branding & Marketing Visie in de periode 2016-2019: «Supporting the known, introducing the new.»
Digitalisering
Het tempo van vernieuwing en de uitrol van nieuwe technologieën versnelt. Investeringen in Informatie- en communicatietechnologie (ICT) en de slimme benutting daarvan levert in toenemende mate een bijdrage aan onze economische groei. Door het slim combineren van ICT, logistiek en dienstverlening worden productieprocessen in de industrie en de land- en tuinbouw steeds innovatiever. Machines onderling, producten en productiemiddelen raken meer en meer verbonden door middel van sensoren en door toepassing van het zogenaamde internet of things. Ook de ontwikkeling van big data, ofwel de analyse van steeds grotere hoeveelheden informatie, biedt grote mogelijkheden voor innovatieve verdienmodellen.
Het kabinet wil hier ruim baan aan geven. In 2016 steunt het kabinet de uitvoering van de door een coalitie van bedrijven, kennisinstellingen en overheden opgestelde Actieagenda Smart Industry, die ten doel heeft te komen tot een betere benutting van ICT in de (maak)industrie. Voortvloeiend hieruit stelt EZ in 2016 innovatiefinanciering op revolverende basis beschikbaar voor het realiseren van field labs: praktijkomgevingen waarin bedrijven, kennisinstellingen en andere stakeholders gezamenlijk werken aan en leren van de kansen van toenemende digitalisering in de maakindustrie.
Om het bedrijfsleven en burgers optimaal te laten profiteren van de kansen die big data biedt zal het gebruik van open data worden gefaciliteerd en zullen regels omtrent intellectueel eigendom worden gemoderniseerd. Het kabinet zet ook stappen op het terrein van privacybescherming. De kennisbasis op het gebied van digitale veiligheid wordt verbreed en er komt een keurmerk veilig internet voor het MKB. Dit maakt ondernemers minder kwetsbaar voor digitale inbraken en versterkt het consumentenvertrouwen in e-commerce. Het kabinet bespoedigt in 2016 de ontwikkeling van het internet of things door in te zetten op een verdere versterking van de cybersecurity, mede door implementatie van veilige internetstandaarden.
Digitalisering van de economie is ook van grote invloed op de markten voor brief- en pakketpost. In 2016 start EZ met een nieuwe evaluatie van de universele postdienst waar zal worden gekeken naar veranderde consumentenbehoeften en hoe de universele postdienst kan en moet worden geborgd.
Digitalisering kan ook de dienstverlening door overheidsdiensten verbeteren. Het kabinet wil de voorhoedepositie in digitale dienstverlening verder versterken. Daartoe zijn in de Generieke Digitale Infrastructuur (GDI) voorzieningen getroffen waarmee identificatie en authenticatie, informatievoorziening en gegevensuitwisseling door en tussen overheidsorganisaties digitaal worden ondersteund. De inzet is een bruikbare, robuuste en veilige digitale infrastructuur, door en voor alle overheidspartijen. Het kabinet heeft de Digicommissaris aangesteld om gebruik en innovatie van de voorzieningen van de Generieke Digitale Infrastructuur aan te jagen, zodat deze blijven aansluiten bij de verwachtingen en behoeften van overheidsdienstverleners, burgers en bedrijven.
Fiscaal innovatie-instrumentarium
Met de WBSO, RDA en Innovatiebox beschikt Nederland over een sterk en compleet pakket van fiscale maatregelen om R&D-activiteiten van alle bedrijven in Nederland te stimuleren: de R&D-loonkosten worden verlaagd via de WBSO, de overige R&D-kosten en -investeringen via de RDA en de innovatiewinsten via de Innovatiebox. Om het instrumentarium efficiënter en eenvoudiger te maken zullen de WBSO en RDA met ingang van 2016 worden samengevoegd tot één geïntegreerde regeling die wordt verrekend via de loonheffing. Bij de vormgeving en het budget van de geïntegreerde regeling is rekening gehouden met het financiële nadeel dat het bedrijfsleven zou kunnen ondervinden van de samenvoeging. Daarnaast wordt € 100 mln in 2016 en € 115 mln vanaf 2017 aan de geïntegreerde regeling toegevoegd om de gevolgen van de taakstelling «boetes marktwerking NMa» uit het regeerakkoord terug te draaien. Deze middelen zijn gebruikt om de parameters aan te passen, met een focus op innovatief MKB dat wil doorgroeien.
Toegang tot financiering
Het MKB heeft financiering nodig om nieuwe ideeën te realiseren en op de markt te brengen. EZ schenkt in 2016 in het bedrijvenbeleid opnieuw veel aandacht aan de transitie naar een meer divers financieringslandschap dat bedrijven in staat stelt groeikansen te benutten. Zo steunt EZ de verdere ontwikkeling van de markt voor risicodragend vermogen en financieringsvormen zoals kredietunies en crowdfunding. EZ ondersteunt marktpartijen bij het oprichten van een fonds voor achtergestelde leningen en geeft een extra impuls aan cofinanciering met business angels. In 2016 werkt EZ met de financieringswijzer verder aan betere inzichtelijkheid en herkenbaarheid van de instrumenten die toegang tot financiering verbeteren.
Het onderzoeksdeel van het Toekomstfonds levert in 2016 risicodragende financiering voor onderzoeksfaciliteiten en voor thema’s die de schakel vormen tussen onderzoek en valorisatie, om nieuwe producten, diensten en maatschappelijke innovaties mogelijk te maken en een bijdrage te leveren aan oplossingen voor maatschappelijke vraagstukken. Zo helpt de Thematische Technology Transfer onderzoekers met de vertaling van kennis en technologieën naar de maatschappij, waaronder het bedrijfsleven. Proof of Concept faciliteert de uitvoering van een haalbaarheidssituatie naar commercieel potentieel gevolgd door een lening.
Met het Nederlands Investerings Agentschap (NIA) biedt het kabinet ondersteuning en expertise om in Nederland investeringen voor elkaar te krijgen met steun vanuit het Europees Fonds voor Strategische Investeringen (EFSI). Met EFSI beoogt de Europese Commissie voor € 315 mld aan nieuwe investeringen in de EU mogelijk te maken. Extra investeringen betekenen concrete kansen voor ondernemers om nieuwe producten en diensten te ontwikkelen, te financieren en op de markt te brengen.
Toekomstbestendige wet- en regelgeving en minder regeldruk
EZ zet in 2016 verder in op het voor ondernemers makkelijker en simpeler te maken om te ondernemen. Toekomstbestendige wet- en regelgeving, die aansluit bij de economische en maatschappelijke dynamiek en waarin aandacht is voor het op een adequate manier borgen van publieke belangen, moet innovatie en groei bevorderen en niet afremmen. Om kansen te bieden aan nieuwe product-markt-combinaties, ook in het brede agrocomplex en de circulaire en biobased economie, werkt het kabinet in 2016 aan een wendbaar en toekomstbestendig reguleringskader en het wegnemen van concrete belemmeringen.
Het kabinet blijft ook in 2016 inzetten op de doelstelling om de regeldruk voor bedrijven, burgers en professionals in de periode 2012-2017 met € 2,5 mld te verminderen. Om voor ondernemers de vermindering merkbaar te maken zet het kabinet in op de maatwerkaanpak. In een aantal (top)sectoren, zoals de bouw, logistiek, chemie en agro en food sector inventariseert het kabinet met het bedrijfsleven knelpunten om deze gezamenlijk op te lossen.
Doorlichting van beleid
EZ werkt op een systematische manier aan het meten en leren van beleid. In 2014 en 2015 zijn daartoe beleidsdoorlichtingen gestart of afgerond die samen de gehele begroting van EZ afdekken. De begrotingsartikelen 14 (Energie), 12/13 (Innovatie en ondernemerschap), 16 (Interdepartementaal beleidsonderzoek Agrocomplex) en 17 (Groen onderwijs) zijn al aan de Kamer aangeboden. De begrotingsartikelen 11 (Goed werkende markten) en 18 (Natuur en regio) volgen in het najaar van 2015. In de beleidsdoorlichtingen wordt teruggeblikt op de ontwikkeling van het beleid in de afgelopen jaren, dat gekenmerkt is door brede heroverwegingen, samenvoeging van EZ en LNV, en, met ingang van deze kabinetsperiode, beleidsvernieuwing en -intensivering. De lessen uit deze beleidsdoorlichtingen zullen in 2016 verder worden vertaald naar het beleidsinstrumentarium van EZ met het doel om dit nog effectiever, consistenter en doelmatiger te maken.
Verduurzamen
EZ staat voor een duurzame economische ontwikkeling. In de topsectorenaanpak richten bedrijven, kennisinstellingen en overheden zich op oplossingen voor maatschappelijke uitdagingen. De groeiende wereldbevolking en stijgende welvaart betekenen een toenemende vraag naar voedsel, energie, schoon drinkwater en grondstoffen waarvoor het Nederlands bedrijfsleven oplossingen kan bieden. Met Dutch solutions for Global challenges draagt Nederland bij aan een houdbare economische ontwikkeling wereldwijd. Tegelijkertijd wordt hiermee de internationale positie van Nederland versterkt.
De inzet op verduurzaming komt op verschillende beleidsterreinen tot uiting. In het agrovoedselcomplex staat het samengaan van voedselzekerheid en ecologische houdbaarheid centraal. De Meststoffenwet en de programmatische aanpak stikstof (PAS) dragen bij aan een sterkere natuur en geven ruimte aan economische ontwikkelingen, waaronder een duurzame veehouderij. Met oplossingen in het kader van climate-smart agriculture kunnen Nederlandse bedrijven en kennisinstellingen wereldwijd bijdragen aan meer voedselzekerheid en minder uitstoot van broeikasgassen.
De transitie naar een schone, betaalbare en betrouwbare energiehuishouding is essentieel voor duurzame economische groei. De komende jaren zal de mondiale energievraag blijven stijgen terwijl het aanbod zich concentreert in een beperkt aantal landen en regio’s die politiek of economisch soms instabiel zijn. Het is belangrijk dat Europa hiervan minder afhankelijk wordt. Daarvoor dient de energie-efficiëntie te worden verbeterd, aan meer hernieuwbare energieproductie te worden gewerkt en te worden ingezet op een concurrerende energiemarkt die zijn grondstoffen betrekt uit verschillende bronnen en regio’s. De klimaatconferentie van de Verenigde Naties in 2015 in Parijs beoogt met internationaal overeengekomen klimaatdoelen een gemeenschappelijke uitvalsbasis te bieden voor het Europese en nationale beleid gericht op groene groei en (energie)verduurzaming.
Beleidsprioriteiten 2016
Energieverduurzaming
De verduurzaming van onze energievoorziening krijgt een forse impuls met grootschalige uitrol via tendering van kavels van wind op zee in de periode 2015-2019. De eerste kavels betreffen het gebied Borssele. De wijze van tenderen biedt flexibiliteit voor het ontwerp van het windpark terwijl de markt ontlast wordt met betrekking tot het zekerstellen van de benodigde vergunningen. De tenders stimuleren bovendien kostenreductie, doordat de maximale tenderbedragen jaarlijks naar beneden gaan. Het wetsvoorstel STROOM wijst TenneT aan als netbeheerder op zee (beoogde inwerkingtreding 2016). Met deze acties geeft het kabinet invulling aan een aantal belangrijke afspraken uit het Energieakkoord.
Meer dan de helft van de energie die we in Nederland verbruiken is voor warmtevoorziening. Daarom is het verduurzamen van de warmtehuishouding cruciaal om de transitie naar een volledig duurzame energievoorziening in 2050 te realiseren en minder afhankelijk te raken van gaswinning en -import. In 2016 wordt gewerkt aan de acties uit de Warmtevisie en wordt bezien welke aanpassingen in het marktmodel dienstbaar kunnen zijn aan verdere verduurzaming. De Warmtewet zal worden geëvalueerd en in samenhang met overige onderdelen van het marktmodel worden herzien.
Het kabinet gaat de komende jaren stimuleren dat Nederlandse huizen en bedrijven minder door gas en meer door duurzame warmte en restwarmte worden verwarmd.
Zo kan energie worden bespaard en CO2-uitstoot worden teruggedrongen.
In december 2015 zal het kabinet het Energierapport uitbrengen met een integrale en strategische visie op de energievoorziening in Nederland. Dit is het startpunt van een maatschappelijke dialoog, waarop in de paragraaf Verbinden nader wordt ingegaan. Uit de dialoog volgt in het najaar van 2016 een beleidsagenda. Tegelijkertijd daarmee zal de evaluatie van het Energieakkoord (samen met de Nationale Energieverkenning 2016) worden gepubliceerd.
Omgevingssensitiviteit bij gaswinning
Bij mijnbouwwinning (gas, olie en geothermie) staat veiligheid voorop. Dat vergt zorgvuldige besluitvorming. Het kabinet wil fors investeren om op open wijze en in samenspraak met alle betrokkenen, mijnbouwtrajecten zorgvuldig vorm te geven, met aandacht voor gevoeligheden, onzekerheden en een evenredige verdeling van baten en lasten in de regio. Het kabinet wil de decentrale overheden actief bij deze aanpak betrekken. De Mijnbouwwet- en regelgeving wordt hierop aangepast.
Vanwege het aardbevingsrisico in Groningen heeft het kabinet in 2015 de gasproductie uit het Groningenveld beperkt. Verschillende onderzoeks- en adviestrajecten lopen om beter zicht te krijgen op de aardbevingsproblematiek en te treffen maatregelen en het kabinet kan op basis daarvan eind 2015 nog aanvullend besluiten over de toegestane gasproductie in 2016. In het najaar van 2016 besluit EZ of en hoe het kan instemmen met het winningsplan uit het Groningenveld voor de jaren 2017 en verder, dat de Nederlandse Aardolie Maatschappij B.V. vóór 1 juli 2016 indient.
Zorgvuldige besluitvorming is ook van groot belang bij besluiten over gaswinning in het Waddengebied. In 2016 besluit EZ over een aangevraagde winningsvergunning voor het gebied nabij Terschelling. Mocht deze concessie verleend worden, dan zullen in het vervolgtraject de gevolgen voor natuur en toerisme nadrukkelijk worden meegenomen met acht op de Natuurbeschermingswet 1998 en de Flora- en faunawet. Overigens mogen bij nieuwe boringen geen mijnbouwplatforms in de Waddenzee zelf staan maar wordt vanaf het vaste land geboord. Bodemdaling in de Waddenzee wordt nauwgezet gemeten en zo nodig wordt de gaswinning stopgezet («winning met de hand aan de kraan»).
Commerciële opsporing en winning van schaliegas is de komende vijf jaar in Nederland niet aan de orde. Bestaande vergunningen voor de opsporing van schaliegas worden niet verlengd. Het kabinet besluit eind 2015 of schaliegaswinning voor Nederland nog als optie in beeld blijft. Als dat zo is, dan zullen eventuele onderzoeksboringen naar de aanwezigheid van schaliegas in de Nederlandse bodem in opdracht van de overheid, en niet van bedrijven, plaatsvinden. Die onderzoeksboringen zullen dan tevens gericht zijn op de mogelijkheden voor geothermie.
Verduurzaming in het agrocomplex
Het Nederlandse agrocomplex is internationaal toonaangevend met zijn inzet op verduurzaming. Voor een toekomstbestendige mondiale, Europese en nationale voedselvoorziening is een geactualiseerde samenhangende beleidsinzet nodig. Het kabinet zal met een reactie komen op het rapport van de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR) «Naar een Voedselbeleid» die ook een agenderend karakter zal hebben. In 2016 zal een vervolg worden gegeven aan de voedselagenda en de daarin vermelde acties en activiteiten. De aandacht gaat daarbij in het bijzonder uit naar klimaat-neutrale glastuinbouw, duurzame innovaties in het brede agrocomplex, duurzame veehouderij, dierenwelzijn en evenwicht op de mestmarkt. Het kabinet dient een wetsvoorstel in waarmee fosfaatrechten voor de melkveehouderij worden geïntroduceerd. Dit is nodig om te voorkomen dat Nederland de derogatie in het kader van de Nitraatrichtlijn verliest. Door het wetsvoorstel wordt de totale fosfaatproductie in de melkveehouderij begrensd maar blijft ontwikkeling van bedrijven - binnen de bestaande randvoorwaarden ten aanzien van diergezondheid, dierenwelzijn en milieu - mogelijk. Ook de aanpak voor antibioticaresistentie en de bestrijding van ziekten die worden overgebracht van dier op mens (One Health-benadering) maken hiervan onderdeel uit. In deze benadering werken marktpartijen samen met kennisinstellingen en de gezondheidszorg. Bij de maatschappelijke opgave om op duurzame en diervriendelijke wijze voedsel te produceren wordt het bedrijfsleven gestimuleerd om nieuwe producten met meer toegevoegde waarde te vermarkten, zoals het rondeelstal-ei en scharrelvlees. Het kabinet wil bedrijven in staat stellen gezamenlijke duurzame afspraken te maken. EZ zet in 2016 de agenderende en faciliterende rol voort, zowel met het garantstellingsinstrumentarium (garantie marktintroductie duurzame innovaties, agroborgstellingsregelingen) alsook met het wegnemen van belemmeringen voor ketensamenwerking. Hiertoe wordt ook ingezet op het verbeteren van het gelijke speelveld binnen de EU. Met bedrijfsleven en maatschappelijke partners worden in 2016 maatregelen uitgewerkt waarmee het gewenste ambitieniveau van 80 procent weidegang voor melkvee en een toekomstbestendige varkensketen in 2020 worden gerealiseerd.
Het kabinet draagt de verantwoordelijkheid voor toezicht en handhaving van regels ter borging van publieke belangen. De Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) ziet toe op de naleving van de regelgeving op het gebied van onder andere voedselveiligheid, dierenwelzijn, natuur en visserij. In het Toezichtkader voor de NVWA, dat in het najaar naar de Tweede Kamer wordt gestuurd, wordt op hoofdlijnen aangegeven wat het kabinet van het toezicht en de handhaving door de NVWA verwacht: professioneel en integer handelen, doortastendheid, snel en slagvaardig optreden. Het kader is richtinggevend voor een aangescherpt (interventie-)beleid van de NVWA. Daarnaast is met het kabinetsstandpunt «Herinrichting keuring en toezicht in de dierlijke, plantaardige en biologische sectoren» de lijn vastgesteld dat de uitvoering van keuring- en toezichtstaken teruggebracht wordt naar het publieke domein. Met het toezicht en de keuring op deze terreinen worden belangrijke publieke belangen gediend. De borging van volksgezondheid en voedselveiligheid dient niet voor discussie vatbaar te zijn. Dit is reeds aangegeven in de kabinetsreactie op het rapport van de Onderzoeksraad voor Veiligheid over risico’s in de vleesketen.
Groene groei
Met het groene groeibeleid benadrukt het kabinet de ambitie om de Nederlandse concurrentiekracht en het verdienvermogen te versterken met innovaties die het verbruik en de afhankelijkheid van schaarse fossiele energie en grondstoffen doen verminderen en het milieu ontlasten. Uitdaging daarbij is om met slimme marktprikkels en stimulerende wet- en regelgeving een gunstig voorwaardenscheppend klimaat te creëren voor innovatieve groene producten, processen en concepten. Daarbij is het van belang om ons internationaal, zowel binnen Europa als daarbuiten, sterk te blijven maken voor een gelijk speelveld voor ons bedrijfsleven en onze goede uitgangspositie te versterken. Nu al zijn veel Nederlandse bedrijven betrokken bij de bouw van windmolens in binnen- en buitenland en zit er belangrijke innovatieve Nederlandse technologie in wereldwijd geproduceerde zonnepanelen. Om efficiënter om te gaan met CO2, energie, grondstoffen, water en bodem gaat EZ in 2016 sterker inzetten op onderzoek en innovatie voor duurzame alternatieven voor schaarse grondstoffen, energieopwekking en recyclingtechnologieën. EZ werkt samen met partijen om een twintigtal ketens bij elkaar te brengen, te onderzoeken welke efficiëntiedoelstellingen haalbaar zijn en welke bijdragen de diverse partijen hieraan kunnen leveren. Er wordt verder ingezet op aanpassing van de lineaire Europese regelgeving en, in het verlengde daarvan, onze eigen regelgeving en de wijze waarop onze inspecties en medeoverheden hiermee omgaan. Het kabinet zet in 2016 daartoe zijn probleemoplossende programma «Ruimte in regels voor groene groei» en de Green Deal-aanpak voort.
Verbinden
Van oudsher kent de Nederlandse samenleving veel ruimte voor maatschappelijk initiatief in het (semi)publieke domein, bijvoorbeeld bij het leveren van maatschappelijke diensten door stichtingen en verenigingen. Toenemende welvaart, opleidingsgraad, mondigheid en toegang tot sociale media hebben de inzet van burgers voor de publieke zaak voorzien van een nieuwe impuls. Door ruimte te geven aan initiatieven uit de maatschappij en door private en publieke partijen meer te betrekken bij beleidsvorming en -uitvoering kan de overheid belangen beter afwegen, wordt het draagvlak onder beleid verbreed en de effectiviteit ervan vergroot. Het handelingsrepertoire van de overheid wordt aangevuld door zijn agenderende, ondersteunende en faciliterende rol als netwerkpartner, ook als schakel in regionale, Europese en internationale samenwerkingsverbanden. De overheid behoudt daarbij stelselverantwoordelijkheid en bewaakt de balans tussen de brede welvaart en gevestigde belangen, met een gebalanceerd stelsel van zelfregulering, toezicht en prikkels.
Beleidsprioriteiten 2016
Voedselagenda
Het kabinet zal met een reactie komen op het rapport van de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR) «Naar een Voedselbeleid» die ook een agenderend karakter zal hebben. In 2016 zal een vervolg worden gegeven aan de voedselagenda en de daarin vermelde acties en activiteiten. Het doel is te komen tot een breed gedragen voedselagenda met ambitieuze maatschappelijk-gedragen doelen. Het doel is te komen tot een breed gedragen voedselagenda met ambitieuze maatschappelijk-gedragen doelen.
Rijksnatuurvisie
De Rijksnatuurvisie «Natuurlijk Verder» is tot stand gekomen door te peilen hoe burgers, maatschappelijke organisaties, bedrijven, experts en overheden denken over natuur en hoe zij daar mee om willen gaan. De Natuurvisie schetst als perspectief een natuur die door en met de samenleving versterkt wordt. Een meer duurzame benutting van natuurlijke hulpbronnen en de natuurlijke omgeving vraagt zowel om overheidszorg voor basiscondities, als om maatschappelijke betrokkenheid. Voor dit laatste is het van belang dat de externe effecten op de natuurlijke leefomgeving meewegen in beslissingen; in het bijzonder bij het benutten van de goederen en diensten die de natuur voortbrengt. EZ verkent met sectoren hoe natuurinclusief ondernemen te stimuleren, zodat wat goed is voor de natuur ook economisch aantrekkelijk is. Een voorbeeld hierbij in 2016 is het positioneren van Nationale Parken als sterk merk. Een ander voorbeeld is het opschalen van tijdelijke natuur op voorheen braakliggende bouwgronden en bedrijventerreinen. Ook in de maatschappelijke uitvoeringsagenda kiest EZ voor de samenwerking met maatschappelijke organisaties, provincies en andere overheden. Bijvoorbeeld via het samenwerkingsverband dat zich ten doel stelt om 200.000 hectare subsidievrije natuur te realiseren, en door met partijen te werken aan het bij de tijd houden van de juridische en bestuurlijke kaders (zoals de inzet bij de fitness check van de Vogel- en Habitatrichtlijn). Volgend op de mainportontwikkeling Rotterdam/Tweede Maasvlakte - een gezamenlijk project van rijk en medeoverheden - waarbij natuur- en milieuorganisaties in de adviesrol bij het ontwerpproces werden betrokken, wordt ook in 2016 in de regio’s gewerkt aan breed gedragen versterking van de combinatie tussen verdienvermogen en ecologie.
Energiedialoog
Het Energierapport dat eind 2015 zal worden uitgebracht bevat specifieke thema’s en dilemma’s die relevant zijn richting een volledig duurzame energievoorziening in 2050. Gegeven de complexiteit van het energievraagstuk hecht het kabinet sterk aan externe inbreng. Burgers, bedrijven, andere overheden en maatschappelijke organisaties worden uitgenodigd aan een Energiedialoog deel te nemen en hun kennis en kunde in te brengen voor de energietransitie. Uit de dialoog volgt in het najaar van 2016 een beleidsagenda.
Samenwerking MKB-stimulering
EZ zoekt in innovatieprogramma’s de samenwerking met de regio’s en Europa. EZ en de provincies kanaliseren innovatiegelden in de MKB-innovatiestimuleringsregeling topsectoren (MIT-regeling). Ook in de informatiedienstverlening en het ontsluiten van kansen in een internationale omgeving voor het MKB werkt het Rijk samen met de provincies en het MKB. Zo wordt het (innovatieve) MKB beter ondersteund en kunnen kansrijke bedrijven en innovaties uit de regio doorgroeien naar een nationaal of internationaal niveau.
Retailagenda
EZ werkt met alle stakeholders van de retailsector - gemeenten, provincies, vastgoed, vakbonden, financiers, MKB Nederland en de sector zelf - aan de uitvoering van de 20 afspraken die in de Retailagenda zijn gemaakt. Zo werken we aan vitale winkelgebieden en het versterken van de verdienkracht in de sector.
Nieuw handelingsperspectief en instrumentarium
Bij beleidsvoering vanuit het systeemperspectief, met een rol voor de overheid als netwerkpartner, past een herbezinning op de daar bij passende beleidsvoering. Daarbij is een geactualiseerd en realistisch beeld nodig van de wijze waarop mensen op een bepaalde maatregel of interventie reageren. Het traditionele uitgangspunt dat mensen relevante voor- en nadelen bewust en rationeel afwegen bij het maken van beslissingen maakt plaats voor het besef dat er omstandigheden zijn waarin mensen zich anders gedragen. Het toepassen van gedragskennis in de analyse, ontwikkeling, uitvoering en toezicht van beleid maakt het mogelijk effectiever en efficiënter beleid te formuleren. Ook biedt het toepassen van gedragsinzichten in sommige situaties de mogelijkheid minder dwingende manieren van sturing toe te passen.
Als concrete invulling van de toezeggingen in de kabinetsreactie op adviesrapporten van de Raad voor de leefomgeving en infrastructuur (Rli), Raad voor Maatschappelijk Ontwikkeling (RMO) en de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR) over de benutting van gedragswetenschappelijke kennis in beleid wordt momenteel verkend hoe gebruik kan worden gemaakt van gedragseconomische en sociaalpsychologische inzichten bij het vormen en uitvoeren van kabinetsbeleid. Er lopen pilotprojecten over het toepassen van gedragswetenschappelijke inzichten in beleid. Binnen EZ betreffen die het tegengaan van voedselverspilling in de horeca en huishoudens en het bevorderen van energie-efficiëntie in de industrie.
Tot slot
2016 wordt een jaar om weer vooruit te kijken; een jaar waarin de beleidsfocus verschuift van herstel naar groei. EZ blijft zich onverminderd inspannen voor een duurzaam, ondernemend Nederland, met een sterke internationale concurrentiepositie. Het doet dat niet alleen, maar in verbinding met de samenleving. In de overtuiging dat alleen in samenwerking tussen overheid, onderwijs, wetenschap, bedrijfsleven en burgers de uitdagingen van morgen kunnen worden omgezet in de kansen van vandaag.
2.1.1 Overzichtstabel bedrijfslevenbeleid en topsectoren
De tabel bevat een meerjarig overzicht van de middelen die in 2015-2020 beschikbaar zijn binnen de begrotingen van een aantal departementen voor het bedrijvenbeleid en de topsectoren. De indeling van de tabel geeft inzicht in de samenhang tussen de verschillende onderdelen. Voor een groot deel betreft dit het innovatiebeleid, dat uit een generieke pijler en een specifieke pijler bestaat. Het generieke beleid ondersteunt innovatie voor alle bedrijven, binnen en buiten de Topsectoren (tabel A1 en A2). Ook de bijdrage van Buitenlandse Zaken (A3) is generiek van aard. De kern van het specifieke beleid is publiek-private samenwerking (PPS, tabel B1 en B2). Door een intensievere samenwerking tussen de excellente Nederlandse publieke kennisinfrastructuur en de bedrijven vindt de kennis beter zijn weg in innovatieve producten. PPS wordt gestimuleerd met de TKI Toeslag en de MIT. Internationale PPS wordt mogelijk gemaakt dankzij EU cofinanciering (B2), daarnaast door de Innovatie Attachés en technologiemissies. In 2015 en 2016 komt via het onderzoeksdeel van het Toekomstfonds in totaal € 100 mln beschikbaar voor hoogwaardige onderzoeksfaciliteiten en (publiek - private samenwerking op) specifieke thema’s. Opbrengsten uit deze investeringen vloeien terug in het fonds. Onderdeel C bevat de instrumenten voor aansluiting van onderwijs op de arbeidsmarkt en tot slot bestaat onderdeel D uit verschillende specifieke bijdragen van departementen aan voor hun relevante topsectoren.
In de tabel is ook aangegeven op welk begrotingsartikel de middelen op de departementale begrotingen staan. Daar zijn de hier getoonde reeksen vaak niet één op één terug te vinden, omdat hier alleen de middelen zijn getoond die samenhangen met het bedrijfslevenbeleid en topsectoren. Een afnemend deel van de middelen is reeds belegd met uitgaven voor lopende programma’s. De verantwoording over dit budget vindt plaats via de reguliere begrotingscyclus via de desbetreffende departementale begrotingen. De reeksen voor NWO en Creatief liggen vast in de BIS (2013-2016). Een deel van het geld van het regionaal investeringsfonds MBO gaat ook naar publiek-private samenwerkingsverbanden buiten de topsectoren
Overzichtstabel bedrijfslevenbeleid en topsectoren
(kasbedragen x € 1 mln)
2015
2016
2017
2018
2019
2020
Departement
Artikel
I Generiek
A1. Ondernemerschap en innovatie
182
109
117
124
105
117
-
•Innovatiefonds MKB+
182
109
117
124
105
117
EZ
19
A2. Fiscale maatregelen
1.040
1.151
1.128
1.128
1.128
1.128
Research & Development Aftrek (RDA)
238
-
•Aftrek speur- en ontwikkelingswerk (WBSO)
8
8
8
8
8
8
EZ/FIN
12, belastingplan
-
•Afdracht speur- en ontwikkelingswerk (WBSO)1
794
1.143
1.120
1.120
1.120
1.120
EZ/FIN
12, belastingplan
A3. Internationaal
341
367
538
208
189
175
-
•Internationaal ondernemen en ontwikkelingssamenwerking
191
217
220
208
189
175
BH/OS
1,2,3
-
•Dutch Good Growth Fund
(DGGF)
150
150
318
BH/OS
1
II Specifiek voor topsectoren
B1. Kennis en innovatie
551
551
541
539
537
537
-
•NWO2
275
275
275
275
275
275
OCW/EZ
16
-
•STW
20
26
26
26
25
25
EZ
12
-
•KNAW
19
19
19
19
19
19
OCW
16
-
•Toegepast onderzoek (TO2: TNO, DLO, Marin, ECN, NLR, Deltares)3
193
187
177
175
174
174
EZ
12, 14, 16
-
•Profilering kennisinfrastructuur
44
44
44
44
44
44
OCW
16
B2. Innovatie en PPS
271
239
193
202
211
221
-
•TKI Toeslag
51
75
94
106
114
119
EZ
12
-
•MKB Innovatiestimuleringsregeling Topsectoren4
46
34
31
29
28
35
EZ
12
-
•Europese Cofinanciering, afloop FES en innovatieprogramma’s
124
80
68
67
69
67
EZ
12
-
-Investeringen in fundamenteel en toegepast onderzoek5
50
50
EZ
19
C. Onderwijs en arbeidsmarkt
66
52
35
0
0
0
-
•Professionele masters
7
7
7
0
0
0
OCW
6
-
•Centra voor Innovatief Vakmanschap
5
3
3
0
0
0
OCW/EZ
4
-
•Stimuleren beta en technologie
12
0
0
0
0
0
OCW
6
-
•Centers of Expertise
17
17
0
0
0
0
OCW
6
-
•Regionaal investeringsfonds MBO
25
25
25
0
0
0
OCW
4
D. Specifieke bijdragen departementen
231
235
225
205
203
175
-
•VWS: Life Sciences & Health/zorg
67
71
54
46
48
48
VWS
1, 2, 4, kader Zorg
-
•EZ: Energie-innovatie (excl.
ECN)
111
102
105
96
93
88
EZ
14
-
•I&M: Logistiek
8
20
24
21
20
20
I&M
divers H-XII, IF en DF
-
•I&M: Water6
23
23
23
23
23
I&M
divers H-XII, IF en DF
-
•OCW: Creatief
11
11
11
11
11
11
OCW
14
-
•Defensie
11
8
8
8
8
8
DEF
6
Totaal
2.682
2.704
2.777
2.406
2.373
2.353
Noot 1
De bedragen per 2016 hebben betrekking op de geïntegreerde WBSO en RDA. De geïntegreerde regeling gaat onder de naam WBSO verder.
Noot 2
Inclusief reeks van opgeteld € 50 mln zoals vermeld in TK, 27 406 nr. 198. Reeks inclusief middelen op de aanvullende post op de rijksbegroting.
Noot 3
Inclusief budget voor lange termijn kennisbasis. Dit zal naast topsectoren eveneens worden ingezet voor maatschappelijke thema’s en wettelijke onderzoekstaken.
Noot 4
Dit betreft alleen de Rijksmiddelen.
Noot 5
Deze bedragen worden breder dan alleen topsectoren ingezet.
Noot 6
Deze reeks is tot en met 2019 gegarandeerd. Voor 2020 en volgende jaren is een nieuw besluit nodig
2.1.2 Belangrijkste mutaties ontwerpbegroting 2016 UITGAVEN (x € 1.000)
Art.
2015
2016
2017
2018
2019
2020
Stand Ontwerpbegroting 2015
4.932.315
4.816.830
4.778.368
4.976.489
5.526.494
Mutaties Voorjaarsnota 2015
250.679
44.662
7.772
-
-6.882
-
-4.945
Stand Voorjaarsnota 2015
5.182.994
4.861.492
4.786.140
4.969.607
5.521.549
Nieuwe mutaties:
BTW-compensatie STW en TNO
12
20.000
20.000
20.000
20.000
ICT-beleid
13
3.500
Horizontale schuif ETS-middelen
14
-
-20.045
20.045
Lagere uitgaven MEP
14
-
-13.400
-
-7.900
-
-10.900
-
-5.300
-
-5.600
Duurzame energie voor Caribisch Nederland
14
3.700
4.700
-
-3.000
2.600
2.300
Temporisering uitgaven Green Deal
14
2.450
-
-2.450
Intensivering onderwijstranches 2015 en 2016
17
1.174
3.736
3.738
3.686
3.645
Sterke regio’s
18
5.700
-
-1.100
-
-2.400
-
-1.100
Overboeking van Provinciefonds (ANLB)
18
9.000
Kasschuif DVI
19
-
-95.000
15.000
15.000
15.000
13.000
Innovatiekrediet
19
1.180
-
-6.680
3.100
-
-200
-
-1.200
Herverdeling eenheidsprijzen kantoren
40
7.732
5.597
644
195
Overige
-
-988
-
-318
4.716
-
-3.063
-
-1.838
Stand Ontwerpbegroting 2016
5.071.065
4.904.512
4.843.336
5.000.574
5.550.951
6.226.508
Artikel 12
BTW-compensatie STW en TNO
Als gevolg van jurisprudentie van het Europese Hof van Justitie krijgen de kennisinstellingen Stichting Technische Wetenschappen (STW) en TNO te maken met een beperking op het recht van aftrek van BTW op inkoopkosten. Ter compensatie wordt het budget met ingang van 2016 met € 20 mln verhoogd waarvan € 17 mln per jaar voor TNO en € 3 mln voor de STW.
Artikel 13
ICT-beleid
Deze verhoging is bestemd voor de kosten die samenhangen met de ontwikkeling en implementatie van Generieke Digitale Infrastructuur (GDI). De GDI bestaat uit standaarden, producten en voorzieningen die gezamenlijk gebruikt worden door meerdere overheden, vele publieke organisaties en in een aantal gevallen ook door private partijen.
Artikel 14
Horizontale schuif ETS-middelen
Conform afspraak blijven de middelen die in enig jaar overblijven voor Emission Trade Scheme (ETS) beschikbaar voor latere jaren. Met deze horizontale verschuiving worden de resterende middelen van 2014 die bij Voorjaarsnota reeds waren toegevoegd aan 2015 doorgeschoven naar 2017.
Lagere uitgaven MEP
In de MEP- en SDE raming 2014 is sprake van lagere uitgaven. Deze meevallers worden ingezet voor financiële tegenvallers knelpunten in de begroting van EZ. Lagere uitgaven op de MEP hebben geen consequenties voor het doelbereik duurzame energie in 2020 (14%) of 2023 (16%).
Duurzame Energie voor Caribisch Nederland
Deze middelen worden ingezet voor investeringen in duurzame energie (zon, wind) op de bovenwindse eilanden en de verplaatsing van de powerplant op Saba.
Temporisering uitgaven Green Deal
Voor de uitfinanciering van reeds aangegane verplichtingen in het kader van Green Deal is deze kasschuif noodzakelijk.
Artikel 17
Intensivering onderwijstranches 2015 en 2016
Vanuit de begroting van OCW worden de intensiveringsgelden die betrekking hebben op groen onderwijs overgeheveld naar de EZ-begroting.
Artikel 18
Sterke regio’s
De betalingen aan de Sterke Regio’s vinden versneld plaats. Deze middelen hebben betrekking op de uitfinanciering van in het verleden aangegane verplichtingen in het kader van het oplossen van knelpunten en benutten van gebiedsgerichte kansen gericht op versterking van het Nederlandse vestigingsklimaat en gebiedsprojecten die een bijdrage hebben gekregen uit het Nota Ruimte-budget van EZ.
Overboeking van Provinciefonds (ANLB)
Voor de transitieperiode Agrarisch Natuur & Landschapsbeheer (2014-2016) zijn in het kader van het Natuurpact afspraken gemaakt over de financiering van de kosten. De totale bijdrage van provincies bedraagt naar huidig inzicht € 24 miljoen. Voor 2015 gaat het om een bijdrage van € 9 mln. De provincies zijn overeengekomen om het bedrag in mindering te brengen op de decentralisatie-uitkering Natuur, die al in een eerder stadium vanuit EZ is overgeheveld naar de begroting van het Provinciefonds.
Artikel 19
Kasschuif DVI
Als onderdeel van het aanvullend actieplan MKB-financiering (TK, 32 637, nr. 147) is de begroting 2015 verhoogd met € 100 mln ten behoeve van het Dutch Venture Initiative (DVI). Via deze mutatie wordt het kasbudget aangepast aan het verwachte uitfinancieringspatroon. Deze reeks loopt tot en met 2028.
Innovatiekrediet
De beschikbare middelen voor de Innovatiekredieten worden meerjarig in lijn gebracht met de verwachte uitgaven.
Artikel 40
Herverdeling eenheidsprijzen kantoren
Met de herziening van het rijkshuisvestingsstelsel per 1-1-2016 worden de huren van de kantoorpanden geharmoniseerd naar de nieuwe vaste huren voor: Den Haag, overig Randstad en overig Nederland. De reeks laat een aflopend beeld zien door krimp.
ONTVANGSTEN (x € 1.000)
Art.
2015
2016
2017
2018
2019
2020
Stand Ontwerpbegroting 2015
10.170.057
10.130.624
9.907.661
10.094.541
10.586.726
Mutaties Voorjaarsnota 2015
-
-1.188.628
-
-1.405.455
-
-1.220.455
-
-924.634
-
-969.680
Stand Voorjaarsnota 2015
8.981.429
8.725.169
8.687.206
9.169.907
9.617.046
Nieuwe mutaties:
Bijstelling aardgasbaten
14
-
-950.000
-
-1.700.000
-
-1.950.000
-
-1.950.000
-
-1.600.000
Landbouwheffingen
16
-
-242.999
-
-242.999
-
-242.999
-
-242.999
-
-242.999
Overige
2.530
1.300
1.300
0
0
Stand Ontwerpbegroting 2016
7.790.960
6.783.470
6.495.507
6.976.908
7.774.047
8.296.171
Bijstelling aardgasbaten
De raming van de aardgasbaten is in lijn met de uitgangspunten die het CPB heeft gebruikt bij het opstellen van de MEV. Om de veiligheid van bewoners in het gaswinningsgebied in Groningen te vergroten, heeft het kabinet in juli 2015 besloten de gaswinning in Groningen terug te brengen naar het niveau dat nodig is om de leveringszekerheid te garanderen. In 2015 is dit 30 mld m3, dat wordt aangevuld met 3 mld m3 die eenmalig beschikbaar is uit de berging Norg. In de jaren 2016-2020 wordt uitgegaan van een Groningen productie van 33 miljard kubieke meter per jaar. Daarnaast zijn ook de actuele, sterk gedaalde, gasprijzen verwerkt in de raming. Deze twee factoren verklaren een afname in de gasbaten in latere jaren. In de raming is nog geen rekening gehouden met een besluit van het kabinet over de toekomst van de gaswinning uit het Groningen gasveld, dat eind dit jaar wordt genomen.
Landbouwheffingen
Op basis van de verordening EU (nr. 2007/436/EG,Euratom) is het niet meer noodzakelijk dat invoerrechten en landbouwheffingen afzonderlijk worden verantwoord. Met ingang van 2015 worden de ontvangen landbouwheffingen op de begroting van het Ministerie van Financiën geraamd en verantwoord.
Overheidsdienst Groningen/energie
In de hieronder opgenomen tabel is weergegeven welke bedragen in de begroting beschikbaar zijn voor de Overheidsdienst Groningen/energie.
Bedragen x € 1 mln
Artikel
2015
2016
2017
2018
2019
1 - Overheidsdienst Groningen
40
7,0
19,0
19,0
19,0
19,0
waarvan: 1-a) Organisatie
4,0
12,0
12,0
12,0
12,0
waarvan: 1-b) Onderzoek (o.a. NPR, woningmarkt
3,0
7,0
7,0
7,0
7,0
2 - Onderzoek (seismografisch en geologisch)
14
6,0
10,0
10,0
8,0
6,0
3 - Versterking energiedirecties
40
2,0
4,0
4,0
4,0
4,0
4 - Uitbreiding SodM
40
1,0
2,0
2,0
2,0
2,0
af: retributies SodM (ontvangsten)
- 0,8
- 0,8
- 0,8
Totaal beschikbaar
16
35
34
32
30
Na de opbouwfase in 2015, werkt de Nationaal Coördinator Groningen de komende jaren voortvarend aan de realisatie van het programma Aardbevingsbestendig en Kansrijk Groningen. In samenwerking met de regionale partners, zet hij zijn mensen (€ 12 mln budget in 2016) en werkbudget (€ 7 mln in 2016) strategisch in. Daarmee verbetert de aanpak merkbaar voor Groningers: door het oplossen van complexe situaties en het zichtbaar bouwen aan kansen voor de regio.
Daarnaast zijn er middelen beschikbaar voor seismologisch en geologisch onderzoek.
De uitdagingen op het beleidsterrein energie zijn groot en variëren van de uitwerking van het Energieakkoord en het realiseren van vele tientallen grote energieprojecten in Nederland tot de discussie over de toekomst van de gaswinning naar aanleiding van de aardbevingen in Groningen en het Europese debat over een Energie Unie. Om deze uitdagingen goed op te pakken is een versterking van de energiedirecties onvermijdelijk.
Voor extra capaciteit ter versterking van het Staatstoezicht op de Mijnen (SodM) zijn extra middelen (€ 1,2 mln) ter beschikking gesteld.
2.1.3 Meerjarenplanning Beleidsdoorlichtingen
Artikel
2014
2015
2016
2017
2018
2019
2020
Geheel artikel?
11
Goed functionerende economie en markten
X
Ja
12
Een sterk innovatievermogen
X
X
Ja
13
Een excellent ondernemingsklimaat
X
X
Ja
14
Een doelmatige en duurzame energievoorziening
X
X
Ja
16
Concurrerende, duurzame en veilige agro-, visserij- en voedselketens
X
X
Ja
17
Groen onderwijs van hoge kwaliteit
X
X
Ja
18
Natuur en regio
X
Ja
19
Toekomstfonds
X
Ja
Toelichting
De beleidsdoorlichting van artikel 11 is eind 2014 gestart. Er zijn onafhankelijke deskundigen bij betrokken. De doorlichting zal voor een deel intern EZ uitgevoerd worden en gebaseerd worden op bestaand evaluatiemateriaal. Er wordt in principe geen aanvullend evaluatieonderzoek uitgevoerd. Wel zal er een beperkte opdracht worden verstrekt aan een extern bureau dat zal bezien in hoeverre de verschillende beleidsinstrumenten van artikel 11 in hun onderlinge samenhang bijdragen aan de centrale doelstelling van artikel 11. De 20% besparingsvariant wordt ook meegenomen in de doorlichting van artikel 11.
De beleidsdoorlichtingen van artikel 12 en 13 zijn gezamenlijk uitgevoerd en op 13 mei 2015 aan de Tweede Kamer aangeboden (TK, 30 991, nr. 23).
De laatste beleidsdoorlichting van artikel 14 (energie) is op 19 december 2014 naar de Tweede Kamer gestuurd (TK, 30 991, nr. 17). Dit betrof een ex-post beleidsdoorlichting over de periode 2007-2012. De volgende beleidsdoorlichting zal logischerwijs dan de periode 2013-2018 beslaan en in 2019/2020 worden uitgevoerd.
Het Interdepartementaal Beleidsonderzoek (IBO) agro-, visserij-, en voedselketens is afgerond. Het IBO is geïntegreerd met de geplande beleidsdoorlichting van artikel 16. Het IBO is 26 juni 2015 met de kabinetsreactie aan de Tweede Kamer aangeboden (TK, 30 991, nr. 25).
De beleidsdoorlichting van artikel 17 is op 2 juni 2014 aan de Tweede Kamer aangeboden (TK, 30 991, nr. 11).
De beleidsdoorlichting van artikel 18 is in 2015 van start gegaan. Er is een onafhankelijke deskundige bij betrokken. De 20% bezuinigings- en intensiveringsvarianten worden hierin meegenomen. De planning is om in 2015 de doorlichting van artikel 18 af te ronden en aan de Tweede Kamer aan te bieden.
Voor het meest recente overzicht van de realisatie van beleidsdoorlichtingen, klik op deze link
http://www.rijksbegroting.nl/node/231
Voor een verdere onderbouwing van de meerjarenprogrammering zie de bijlage «Evaluatie- en overig onderzoek» (bijlage 5.7).
2.1.4 Overzicht van risicoregelingen Overzicht verstrekte garanties (bedragen x € 1.000)
Artikel
Omschrijving
Uitstaande garanties 2014
Geraamd te verlenen 20151
Geraamd te vervallen 2015
Uitstaande garanties 2015
Geraamd te verlenen 2016
Geraamd te vervallen 2016
Uitstaande garanties 2016
Garantieplafond 2016
Totaal plafond
Artikel 13 Een excellent ondernemings-klimaat
BMKB
1.911.429
425.000
622.493
1.713.936
765.000
326.047
2.152.889
765.000
Garantie Ondernemingsfinanciering
644.334
200.000
97.334
747.000
400.000
257.000
890.000
400.000
Groeifaciliteit2
95.027
115.000
5.827
204.200
85.000
7.256
281.944
85.000
Microkredieten3
13.000
0
13.000
0
0
13.000
13.000
Garantie Scheepsnieuwbouw
10.880
104.000
0
114.880
400.000
4.000
510.880
400.000
MKB financiering4
0
400.000
0
400.000
0
0
400.000
400.000
Artikel 14 Een doelmatige en duurzame energievoorziening
Aardwarmte
49.292
31.324
7.225
73.391
93.050
27.616
138.825
93.050
Artikel 16 Concurrerende, duurzame, veilige agro-, visserij- en voedselketens
Garanties voor investeringen en werkkapitaal landbouwondernemingen (Garantieregelingen Landbouw en Garantieregeling Marktintroductie Innovatie)
343.781
35.000
70.000
308.781
55.000
60.000
303.781
120.214
Artikel 18 Natuur en regio
Garantie voor natuurgebieden en landschappen
415.146
0
15.456
399.690
0
15.631
384.059
399.690
Totaal
3.482.889
1.310.324
818.335
3.974.878
1.798.050
697.550
5.075.378
1.863.264
812.690
Noot 1
Betreft een inschatting van de te verlenen garanties per juli 2015.
Noot 2
Het achtergestelde leningenfonds van het NLII zal ook gebruik maken van de Groeifaciliteit. In 2016 wordt bezien met welke omvang het garantieplafond van de Groeifaciliteit opgehoogd dient te worden om dit te accommoderen. Er is vanuit het Aanvullend Actieplan MKB-financiering € 500 mln garantieruimte beschikbaar. Deze ruimte is vooralsnog niet opgenomen in bovenstaand overzicht.
Noot 3
In de loop van 2015 wordt duidelijk of een garantie nodig is voor de aanvullende funding van Qredits (€ 100 mln garantieruimte beschikbaar vanuit het Aanvullend Actieplan MKB-financiering). Vooralsnog is deze verlening niet opgenomen in deze tabel.
Noot 4
Naar verwachting zal er in 2015 voor € 400 mln aan garanties worden verstrekt voor alternatieve aanbieders van MKB-financiering. Bij het opstellen van de ontwerpbegroting waren er nog geen garantieovereenkomsten afgesloten waardoor geen inschatting gemaakt kan worden van de omvang van te vervallen garanties in 2015 en 2016.
Overzicht uitgaven en ontvangsten garanties (bedragen x € 1.000)
Artikel
Omschrijving
Uitgaven 2014
Ontvangsten 2014
Saldo 2014
Uitgaven 2015
Ontvangsten 2015
Saldo 2015
Uitgaven 2016
Ontvangsten 2016
Saldo 2016
Artikel 13 Een excellent ondernemingsklimaat
BMKB
97.779
30.389
-
-67.390
71.000
25.000
-
-46.000
42.594
29.000
-
-13.594
Garantie Ondernemingsfinanciering
17.875
9.380
-
-8.495
11.842
13.000
1.158
11.842
13.000
1.158
Groeifaciliteit
2.168
2.436
268
8.616
8.000
-
-616
9.365
8.000
-
-1.365
Microkredieten
0
0
0
0
0
0
0
0
0
Garantie Scheepsnieuwbouwfinanciering
0
46
46
3.679
4.000
321
3.679
4.000
321
MKB financiering1
0
0
0
0
0
0
0
0
0
Artikel 14 Een doelmatige en duurzame energievoorziening
Aardwarmte
0
2.184
2.184
0
0
0
0
0
0
Artikel 16 Concurrerende, duurzame, veilige agro-, visserij- en voedselketens
Garanties voor investeringen en werkkapitaal landbouwondernemingen (Garantieregelingen Landbouw en Garantieregeling Marktintroductie Innovatie)
23.691
2.004
-
-21.687
19.555
2.000
-
-17.555
16.546
1.800
-
-14.746
Artikel 18 Natuur en regio
Garantie voor natuurgebieden en landschappen
0
0
0
0
0
0
0
0
0
Totaal
141.513
46.439
- 95.074
114.692
52.000
- 62.692
84.026
55.800
- 28.226
Noot 1
Er zijn bij het opstellen van de ontwerpbegroting 2016 nog geen garanties verstrekt voor alternatieve aanbieders van MKB-financiering, waardoor nog geen inschatting van ontvangsten en uitgaven gemaakt kan worden.
Artikel 13 Een excellent ondernemingsklimaat
Borgstelling MKB-kredieten (BMKB)
De BMKB biedt banken een borgstelling voor leningen aan midden- en kleinbedrijven (≤ 250 werknemers) voor zover deze bedrijven onvoldoende zekerheden kunnen bieden aan de bank. Het knelpunt dat met de BMKB wordt bestreden is het verschijnsel dat in de kern gezond MKB - met voldoende zicht op rentabiliteit en continuïteit - niet of onvoldoende in een kredietbehoefte kan voorzien door een tekort aan zekerheden (onderpand).
De gemiddelde eenmalige premie die voor het borgstellingskrediet wordt betaald is 3,6%. De premie is afhankelijk van de looptijd van het bedrijfsborgstellingskrediet. De premie is niet kostendekkend. Op de begroting is structureel € 8,5 mln beschikbaar ter afdekking van de schades die niet door premie-ontvangsten worden gedekt.
Aangezien de inkomstenstroom uit provisies en fees vooruitlopen op de uitgaven en de uitgaven een conjunctuurgevoelig karakter hebben (in tijden van krimp en recessie hogere verliezen) is een interne begrotingsreserve gevormd, zodat deze kan worden ingezet om fluctuaties in ontvangsten en uitgaven ten opzichte van het in de begroting opgenomen bedrag op te vangen.
Momenteel loopt een pilot met openstelling van de BMKB voor niet-banken. Partijen die hiervan gebruik willen maken dienen een accreditatieproces te doorlopen. Een adviescommissie met onafhankelijke experts beoordeelt de aanvragen.
Een werkgroep heeft onderzoek gedaan daar de additionaliteit en kostendekkendheid van de BMKB. Dit rapport is in 2015 opgeleverd. De horizonbepaling voor de BMKB is juli 2017.
Het gebruik van de BMKB fluctueert sterk met de conjunctuur. Momenteel is sprake van onderbenutting, maar de verwachting is dat als de economie in de komende jaren aantrekt ook de benutting van dit instrument toeneemt. Daarom is het garantieplafond voor 2016 ongewijzigd.
Garantie Ondernemingsfinanciering (GO)
De GO-regeling is bestemd voor ondernemers die financiering willen aantrekken bij banken en is gericht op (middel)grote ondernemingen met substantiële activiteiten in Nederland en met bevredigende rentabiliteits- en continuïteitsperspectieven. De GO regeling biedt banken de mogelijkheid om nieuwe bankleningen te verstrekken en/of bankgaranties af te geven van minimaal € 1,5 mln en maximaal € 50 mln (tot ultimo 2015 € 150 mln) met een garantie van 50% door de overheid. De overheid deelt mee in de opbrengsten uit zekerheden. De GO is door het huidige kabinet structureel gemaakt met een jaarlijks garantieplafond van € 400 mln.
Het kredietbeheer ligt primair bij de bank. De bank heeft geen ander belang bij de betaling van rente en aflossing dan de overheid. Naast de 50% garantie van de overheid draagt de bank namelijk zelf eveneens 50% risico. RVO beoordeelt de kredietaanvragen en wijziging van kredieten. Daarnaast is een kredietcommissie met externe deskundigen geïnstalleerd, die de kredietvoorstellen eveneens beoordeelt. De Commissie toetst - additioneel aan RVO - het risico van het betreffende voorstel en bij fiattering wordt de premie bepaald op basis van het te lopen risico.
De premie bestaat in hoofdzaak uit de provisie op de rentemarge voor het debiteurenrisico van de bank onder aftrek van 0,25% die de bank voor haar beheersactiviteiten mag behouden. Andere bronnen van inkomsten zijn bijvoorbeeld afsluitprovisies en fees die ten gunste van bank en overheid komen. Uitgangspunt is dat de GO-regeling kostendekkend is. Een eventueel verschil tussen premieontvangsten, schades en uitvoeringskosten in enig jaar worden afgestort dan wel onttrokken aan de interne begrotingsreserve.
De horizonbepaling voor de GO wordt verlengd naar juli 2020. In 2014 is de eerste evaluatie afgerond. Het gebruik van de GO fluctueert sterk met de conjunctuur. De verwachting is dat als de economie in de komende jaren aantrekt, ook de benutting van dit instrument toeneemt. Daarom is het garantieplafond voor 2016 ongewijzigd.
Groeifaciliteit
De regeling Groeifaciliteit helpt bedrijven bij het aantrekken van risicodragend vermogen door garanties te geven op achtergestelde leningen verstrekt door banken en op aandelen verstrekt door participatiemaatschappijen aan ondernemingen. De Groeifaciliteit kan ondernemingen in een groeifase, bij bedrijfsovernames en bij herstructureringen helpen bij het aantrekken van risicokapitaal.
Alleen deelnemende financiers kunnen een garantieaanvraag bij de overheid indienen. De maximumgarantie van de overheid is 50%, wat bij participaties neerkomt op maximaal € 12,5 mln en bij bancaire achtergestelde leningen op maximaal € 2,5 mln.
Financiers betalen om de garantie te verwerven in ieder geval een eenmalige premie van 1% van het garantiebedrag vooraf en vervolgens een premie over het uitstaande garantiebedrag. Voor participaties is voorzichtigheidshalve uitgegaan van 3% per jaar en voor achtergestelde leningen 2,5%. Het uitgangspunt is dat de Groeifaciliteit hiermee kostendekkend is. Deze jaarlijkse premie kan gedurende de looptijd van de garantiemaatregel worden herzien en zo nodig naar boven worden bijgesteld om ervoor te zorgen dat de premies de kosten van de regeling blijven dekken. Een eventueel verschil tussen premieontvangsten, schades en uitvoeringskosten in enig jaar wordt met ingang van 2014 afgestort in de interne begrotingsreserve.
De horizonbepaling voor de Groeifaciliteit wordt verlengd naar juli 2020. De laatste evaluatie is uitgevoerd in 2012. De eerstvolgende evaluatie zal in 2019 worden uitgevoerd.
Het gebruik van de Groeifaciliteit fluctueert sterk met de conjunctuur. De verwachting is dat als de economie in de komende jaren aantrekt ook de benutting van dit instrument toeneemt. Daarom is het garantieplafond voor 2016 ongewijzigd.
Op dit moment is de verwachting de Groeifaciliteit de meest effectieve manier is om achtergestelde leningen fondsen voor het MKB te stimuleren. In 2016 wordt op basis van de dan beschikbare informatie bezien met welke omvang het budget van de Groeifaciliteit meerjarig moet worden opgehoogd om deze fondsen, voor het NLII, te accommoderen. Deze verhoging wordt gedekt uit het garantiebudget van € 500 mln dat in het Aanvullend actieplan MKB-financiering beschikbaar is gesteld voor achtergestelde leningenfondsen.
Garantie Scheepsnieuwbouwfinanciering
De garantieregeling Scheepsnieuwbouwfinanciering (GSF) biedt banken van in Nederland gevestigde scheepswerven de mogelijkheid om een garantie te verkrijgen op de financiering van de bouwfase van nieuwe schepen. De bank is de aanvrager van de staatsgarantie op de financieringsvraag, die door een scheepswerf aan de bank is voorgelegd. De maximale garantie, die de Staat kan verstrekken bedraagt 80% van de gecontracteerde bouwsom. Bij het verlenen van de financiering worden de gebruikelijke bancaire spelregels in acht genomen, waarbij het risico tussen bank en staat paritair (20/80) verdeeld is. Deze garantieregeling creëert een level playing field voor de Nederlandse scheepswerven in Europa voor de productie van nieuwe schepen. Andere Europese landen kennen voor hun nationale scheepsbouwproductiesector vergelijkbare nationale regelingen. De range van schepen waarop de regeling van toepassing is, ligt op een bouwsom per schip van € 3 mln tot € 100 mln. Voor de regeling is een plafond ingesteld van jaarlijks € 1 mld dat per 2015 is verlaagd naar € 400 mln, waarbij één scheepswerf(groep) maximaal 30% van dit plafond mag benutten.
Het verstrekken van een garantie kan eerst plaatsvinden nadat de betrokken bankier zelf de bereidheid heeft om voor ten minste 20% een eigen risico te aanvaarden op de betreffende werf. Daarnaast adviseert een onafhankelijke kredietcommissie over de aanvraag voor een staatsgarantie.
Via een analyse van de markt is nagegaan welke faillissementen zich in Nederland hebben voorgedaan bij relevante scheepswerven en wat de gevolgen zijn voor de positie van het onderhanden werk (schepen).Uit de analyse van een periode van 15 jaar bleek dat er nagenoeg geen schade was ontstaan. Dit heeft geleid tot de inschatting dat de kans dat de borgtocht daadwerkelijk zal worden ingeroepen minimaal is. Op basis daarvan is het risico gewaardeerd op 1%. Uitgaande van het jaarlijks garantieplafond van € 400 mln en het risico op inroepen van 1% wordt het uit te keren bedrag geraamd op € 4 mln gemiddeld per jaar. De provisie die de staat over de garantie zal ontvangen bedraagt gemiddeld 1,5%. Om eventuele schades in de eerste jaren op te vangen is een interne begrotingsreserve ingesteld. Ultimo 2014 bevat deze reserve € 10 mln. Ultimo 2014 bedroeg het bedrag aan gefiatteerde garantieaanvragen € 11 mln.
De horizonbepaling voor de Garantiefaciliteit Scheepsnieuwbouwfinanciering is 1 november 2017.
Het plafond voor de Garantieregeling Scheepsnieuwbouw is met ingang van 2015 verlaagd van € 1 mld naar € 400 mln.
MKB-financiering
In het aanvullend actieplan MKB-financiering van 8 juli 2014 heeft het kabinet aangekondigd een garantiebedrag van € 400 mln ter beschikking te stellen om de funding van nieuwe aanbieders van MKB-financiering mogelijk te maken. Naast alle andere initiatieven en plannen is er behoefte aan nieuwe financiers en nieuwe financieringsmogelijkheden voor het verstrekken van vreemd vermogen aan het mkb. Het vinden van funding voor deze nieuwe mogelijkheden is echter, bij gebrek aan voldoende track-record van dergelijke financiers, lastig. Met het Aanvullend Actieplan MKB-financiering is er daarom voor goede initiatieven ruimte beschikbaar om die funding te vereenvoudigen met behulp van een overheidsgarantie. Een overheidsgarantie zal kostendekkend moeten zijn en geen staatssteun mogen inhouden. Op 30 oktober 2014 is in de Staatscourant een oproep gepubliceerd om voorstellen in te dienen om in aanmerking te komen voor een garantie uit het genoemde budget. In de periode tot mei 2015 zijn deze voorstellen grondig beoordeeld door een commissie van externe experts. Deze beoordeling heeft ertoe geleid dat 8 partijen uitgekozen zijn om de onderhandelingen over een garantie-overeenkomst mee te starten. Deze onderhandelingen kunnen nog geruime tijd vergen, onder meer omdat vastgesteld moet worden of sprake is van Staatssteun. Omdat bij het opstellen van de begroting nog geen garantieovereenkomsten zijn gesloten konden daarom in het bovenstaande garantieoverzicht derhalve geen raming van ontvangsten en uitgaven worden opgenomen.
Artikel 14 Een doelmatige en duurzame energievoorziening
Aardwarmte
Aardwarmte wordt gezien als een kosteneffectieve duurzame energiebron met potentie. Het draagt bij aan het halen van de duurzame energiedoelstelling van Nederland. Binnen de SDE+ is het één van de gunstigste opties. Aardwarmte is tevens een belangrijke optie voor het halen van de energie- en klimaatdoelen van EZ en de glastuinbouw. Het in het energieakkoord en de beleidsbrief tuinbouw aangekondigde versnellingsplan aardwarmte, is in 2014 verschenen.
Het doel van de garantieregeling aardwarmte is het afdekken van het geologisch risico dat het boren van de putten voor de toepassing van aardwarmte, niet succesvol is. Het gaat om het risico dat de volgens het plan aangeboorde aardlaag minder warm water productie oplevert en/of water van lagere temperatuur oplevert dan op basis van een gedegen geologisch vooronderzoek verwacht werd.
Het ontbreken van een (betaalbare) verzekering is nog steeds een belangrijk knelpunt voor de toepassing van aardwarmte. Door dit risico af te dekken wordt de toepassing van aardwarmte gestimuleerd. De garantieregeling dekt het risico dat een boring niet in een goede watervoerende laag uitkomt, waardoor het vermogen dat vooraf verwacht werd, niet wordt behaald. In dat geval wordt voor een deel van de gemaakte kosten een subsidie uitgekeerd, gerelateerd naar de mate waarin de aardwarmteboring mislukt is.
Er wordt een premie van 7% gevraagd.
De garantie wordt uitgekeerd wanneer projecten (deels) mislukken Met de garantiestelling worden projecten uitgelokt met een relatief klein risico (eis 90% slaagkans). Het verwacht vermogen dat aan de bodem onttrokken wordt (dit is het vermogen dat bij de aanvraag is opgegeven) is maximaal het vermogen dat met 90% zekerheid aan de ondergrond kan worden onttrokken (op basis van een locatiespecifiek geologisch onderzoek dat moet zijn opgesteld door een ISO 9001 gecertificeerde onderneming)
EZ maakt een garantieplafond en het maximaal te garanderen bedrag per boring bekend. EZ neemt binnen acht weken na de indiendatum een besluit op de aanvraag. De aanvrager moet binnen zes maanden na goedkeuring van de aanvraag starten met het boorproject. Na de aanvang van de aardwarmteboring heeft de aanvrager een jaar voor de voltooiing. Het aardwarmteproject moet binnen twee jaar leiden tot toepassing van aardwarmte in Nederland.
De premieontvangsten worden gestort in de interne begrotingsreserve. Eventuele schade-uitkeringen komen ten laste van deze reserve. In 2016 wordt deze regeling geëvalueerd.
Artikel 16 Concurrerende, duurzame, veilige agro-, visserij- en voedselketens
Garanties voor investeringen en werkkapitaal landbouwondernemingen (Garantieregeling Landbouw en GMI). Het plafond voor deze garantstelingen tezamen is € 120 mln.
Garantieregeling Landbouw (GL)
De garantieregeling heeft als doel de ontwikkeling van de land- en tuinbouw te bevorderen. Een garantstelling landbouw en aquacultuur wordt alleen afgegeven voor leningen ten behoeve van investeringen. De totale garantstelling van een onderneming kan maximaal 80% van € 2,5 mln bedragen. De lening onder garantstelling is maximaal 2/3 van de benodigde investering, waardoor de garantie maximaal 53,6% van de benodigde financiering bedraagt.
De GL kent drie varianten:
-
-
-
-Garantstelling Landbouw: Maximale garantstelling 80% van € 0,6 mln.
-
-
-
-
-Garantstelling Landbouw Jonge Landbouwers: Maximale garantstelling 80% van € 1,2 mln. Lening ten behoeve van bedrijfsovername. De ondernemer mag maximaal 39 jaar oud zijn.
-
-
-
-
-Garantstelling Landbouw Plus: Maximale garantstelling 80% van € 2,5 mln. De investeringen die in aanmerking komen zijn Groen Label Kassen (GLK) en Duurzame stallen die voldoen aan de maatlat duurzame veehouderij (MDV). De Garantstelling Landbouw plus ziet ook toe op achtergestelde leningen.
-
De premie bedraagt 3% van het te lenen bedrag, te betalen door de ondernemer. De premie wordt gebruikt om verliesdeclaraties te betalen. De regeling is niet volledig kostendekkend. Daarom stort EZ jaarlijks aanvullend € 3 mln in een interne begrotingsreserve. Het geld uit de begrotingsreserve wordt gebruikt om verliesdeclaraties te betalen. De premie en de storting door EZ komen overeen met het gemiddelde nettoverlies per jaar over de afgelopen twintig jaar.
De afgelopen jaren was het gemiddelde beroep op de GL relatief laag als gevolg van de economische crisis. Naar verwachting zal er bij een aantrekkende economie weer meer behoefte aan garantiekredieten voor investeringen zijn. In december 2013 is de regeling opnieuw goedgekeurd als steunmaatregel door de Europese Commissie. In 2018 zal deze garantieregeling geëvalueerd worden.
Garantieregeling Marktintroductie Innovatie (GMI)
Er is een knelpunt geconstateerd in de marktintroductiefase van risicovolle grensverleggende innovaties. De bedrijven, die als eerste prototypen in de praktijk op het vlak van dierenwelzijn en milieu op praktijkschaal willen toepassen, worden vaak geconfronteerd met grote financiële risico’s. Daardoor komt dit soort duurzame investeringen slechts beperkt van de grond. Een garantstelling door het Rijk stimuleert de investeringen op het vlak van verduurzaming en marktvernieuwing.
De deelsectoren die het aangaat betreffen: melkveehouderij, varkenshouderij, pluimveehouderij, glastuinbouw, en opengrondstuinbouw. De garantstelling wordt momenteel voor een te publiceren regelingstekst uitgewerkt met het oog op openstelling in de tweede helft van 2015. De genoemde bedragen hieronder zijn indicatief.
De totale garantstelling van een onderneming kan maximaal 80% van € 2,5 mln bedragen.
Naar verwachting zullen 25 initiatieven een garantstelling van gemiddeld € 1,5 mln ontvangen. Het totaal risico bedraagt € 37,5 mln maximaal op jaarbasis, en maximaal € 225 mln over de hele POP3-periode tot en met 2020.
De ondernemers betalen premie om voor de garantstelling in aanmerking te komen, maar de regeling is niet volledig kostendekkend. Het verwachte risico voor de Staat is jaarlijks iets meer dan € 3,5 mln (waarvan € 1,0 mln EU-middelen uit POP en € 2,5 mln nationaal). Dit bedrag zal jaarlijks aan de begrotingsreserve toegevoegd worden. Bij 3% provisie betalen de ondernemers ongeveer € 1,5 mln aan premie. De premie wordt gebruikt om verliesdeclaraties te betalen. Daarmee is de totale buffer jaarlijks € 5 mln. In 2013 heeft een verkenning naar deze garantieregeling plaatsgevonden.
Artikel 18 Natuur en regio
Garantie voor natuurgebieden en landschappen
Het betreft het garant staan voor de leningen die aangetrokken zijn via het Groenfonds voor het realiseren van de EHS-gronden. Deze gronden zijn opgegaan in het Natuur Netwerk Nederland.
Overzicht uitstaande leningen per ultimo 2014
Bedrag x € 1.000
Artikel
Omschrijving
Uitstaande lening 2014
Looptijd
lening
Rente
percentage
Wijze van
aflossing
Artikel 13
Een excellent ondernemingsklimaat
Microkrediet Nederland
46.966
tot en met 2029
1,2%
vanaf 2024
Artikel 14
Een doelmatige en duurzame energievoorziening
Energieonderzoek Centrum Nederland
25.260
tot en met 2023
5,5%
vanaf 2018
Artikel 14
Een doelmatige en duurzame energievoorziening
Pallas
11.393
tot en met 2018
1,5%
uiterlijk 2019
Artikel 16 Concurrerende, duurzame, veilige agro-, visserij- en voedselketens
Wageningen Universiteit
39.152
tot en met 2027
4,5%
jaarlijks
Artikel 16 Concurrerende, duurzame, veilige agro-, visserij- en voedselketens
Wageningen Universiteit
29.137
tot en met 2027
4,5%
jaarlijks
Artikel 16 Concurrerende, duurzame, veilige agro-, visserij- en voedselketens
Wageningen Universiteit
15.068
tot en met 2029
5,2%
jaarlijks
Artikel 16 Concurrerende, duurzame, veilige agro-, visserij- en voedselketens
Wageningen Universiteit
3.142
tot en met 2030
5,0%
jaarlijks
Deze leningen zijn verstrekt in de context van de genoemde beleidsartikelen.
2.2. De Beleidsartikelen 11 Goed functionerende economie en markten
Algemene doelstelling
Het scheppen van voorwaarden voor een goed functionerende economie en goed functionerende markten, waaronder de markt voor elektronische communicatie.
Goed functionerende markten dragen in belangrijke mate bij aan de economische groei en innovatie. In een goed functionerende markt reageren vraag en aanbod effectief op elkaar. Consumenten en bedrijven profiteren daarvan. Op goed functionerende markten ontstaat een optimale prijs - kwaliteitverhouding van goederen en diensten en hebben gebruikers keuzevrijheid. Het slim benutten van en zorgdragen voor hoogwaardige elektronische communicatie netwerken en digitale infrastructuren waar de Nederlandse samenleving op kan bouwen én vertrouwen draagt bij aan het economisch groeivermogen en een goed functionerende economie.
Rol en verantwoordelijkheid
De Minister van EZ is op grond van de Telecommunicatiewet verantwoordelijk voor het stellen van regels voor vaste en mobiele communicatienetwerken. Daarnaast ziet de Minister van EZ het als een taak eventuele belemmeringen voor het goed functioneren van markten te verminderen of weg te nemen en heeft een systeemverantwoordelijkheid voor de statistische informatievoorziening van rijkswege. Hieruit vloeien de volgende verantwoordelijkheden voort:
Stimuleren
-
-
-
-Het stimuleren van een goede balans tussen de belangen van bedrijven en consumenten met generiek consumentenbeleid waarbij de Wet handhaving consumentenbescherming centraal staat;
-
Financieren
-
-
-
-Het bijdragen aan het goed functioneren van markten door het financieren van TenderNed (het elektronisch aanbestedingssysteem) en diverse organisaties op het gebied van metrologie, normalisatie, accreditatie en markttoezicht;
-
-
-
-
-Het financieren van een deel van de exploitatie van het Agentschap Telecom en het verrichten van uitgaven voor opdrachten inzake beleidsvoorbereiding en evaluaties voor frequentiebeleid en veiligheid;
-
-
-
-
-Het financieren van het CBS om het van overheidswege verrichten van statistisch onderzoek ten behoeve van praktijk, beleid en wetenschap en het openbaar maken van de op grond van zodanig onderzoek samengestelde statistieken mogelijk te maken;
-
(Doen) uitvoeren
-
-
-
-Het tegengaan van mededingingsbeperkende gedragingen met de Mededingingswet en mededingingsbeleid in alle sectoren van de Nederlandse economie;
-
-
-
-
-Het reguleren van de postmarkt met de Postwet 2009 waardoor een toegankelijke en betaalbare basisvoorziening voor de post is gewaarborgd (universele postdienst);
-
-
-
-
-Het opstellen van verkeersregels voor het gebruik van de ether, door afspraken te maken in internationaal verband voor harmonisatie en door - in geval van schaarste - te bepalen op welke wijze het spectrum wordt verdeeld;
-
-
-
-
-Het inzetten op het realiseren van hoogwaardige en innovatieve breedbandige mobiele communicatie en omroeptoepassingen door verruiming van gebruiksmogelijkheden van het spectrum en door de uitgifte van beschikbare frequentieruimte;
-
Regisseren
-
-
-
-Het bevorderen van goed functionerende markten door het scheppen van randvoorwaarden via wet- en regelgeving;
-
-
-
-
-Het scheppen van voorwaarden waarbinnen concurrentie kan plaatsvinden door middel van de Waarborgwet, de Winkeltijdenwet, de Aanbestedingswet, de Wet aanwijzing nationale accreditatie-instantie en de Metrologiewet;
-
-
-
-
-Het op basis van de middellange termijnvisie op de ontwikkeling van telecommunicatie, media en Internet in 2016 verder moderniseren van de regelgeving om deze te kunnen laten meegroeien met de ontwikkelingen in de markt en de behoeftes in de samenleving.
-
Beleidswijzigingen
Een wetsvoorstel ter verhoging van de wettelijke maxima van de ACM-boetes is in het voorjaar van 2015 ingediend bij de Tweede Kamer. Doelstelling van dit wetsvoorstel is het vergroten van de afschrikkende werking van de ACM-boetes en daarmee van de effectiviteit van het markttoezicht dat de ACM uitoefent, onder meer op het gebied van mededinging, consumentenbescherming en de regulering van de sectoren post en telecom. Naar verwachting treedt de wet in de loop van 2016 in werking.
Op 26 mei 2015 heeft de Eerste Kamer het wetsvoorstel tot modernisering en flexibilisering van de universele postdienst aangenomen. Met dit wetsvoorstel worden de eisen aan de universele postdienst meer in lijn gebracht met de snel veranderende behoeften van gebruikers, onder meer door het aanpassen van de eisen voor postvestigingen en brievenbussen en door enkele UPD-eisen niet langer op het niveau van de wet neer te leggen maar in een algemene maatregel van bestuur (het Postbesluit 2009). Inwerkingtreding zal gelijktijdig plaatsvinden met de inwerkingtreding van het aangepaste Postbesluit 2009, dat voor de zomer van 2015 voor advies naar de Raad van State is gestuurd. Als gevolg van inwerkingtreding van het wetsvoorstel krijgt de verlener van de universele postdienst meer ruimte om het aantal postvestigingen en brievenbussen te verminderen en zal gedurende de komende jaren per locatie worden bezien of locaties van postvestigingen en brievenbussen kunnen worden heroverwogen.
In 2015 wordt bij de Tweede Kamer het wetsvoorstel tot wijziging van de Aanbestedingswet 2012 ter implementatie van een drietal aanbestedingsrichtlijnen ingediend. Daardoor krijgen aanbestedende diensten meer flexibiliteit bij aanbesteden. Daarnaast wordt een nieuw aanbestedingsregime voor het verlenen van concessieopdrachten ingevoerd. De wet treedt naar verwachting in werking op 18 april 2016.
Mede naar aanleiding van de lessen uit een overnamepoging van KPN in 2013 is de Tweede Kamer in 2014 geïnformeerd over een beleidsvoornemen om de Minister van Economische Zaken extra bevoegdheden te geven indien een partij overwegende zeggenschap wil verwerven in een telecommunicatiebedrijf dat beschikt over vitale infrastructuur. In de 2e helft van 2016 zal een wetsvoorstel daartoe voor behandeling worden voorgelegd aan de Tweede Kamer.
De planning is dat de Verzamelwet met diverse wijzigingen van de Telecommunicatiewet rond de zomer van 2015 aan de Tweede Kamer wordt aangeboden. In 2016 zal naar verwachting de parlementaire behandeling kunnen worden afgerond en het wetsvoorstel in werking treden.
Budgettaire gevolgen van beleid
Bedragen x € 1.000
2014
2015
2016
2017
2018
2019
2020
VERPLICHTINGEN
195.559
199.167
182.901
179.153
171.354
171.362
171.359
UITGAVEN
197.270
198.864
184.122
177.036
170.337
170.345
170.342
Waarvan juridisch verplicht (percentage)
96%
Subsidies
356
900
100
1.100
1.080
Digitalisering regionale radio
356
900
100
1.100
1.080
Opdrachten
6.593
8.803
7.894
7.118
6.940
8.023
8.020
Onderzoek en Opdrachten
2.833
2.318
1.458
1.458
1.458
1.458
1.458
PIANOo/TenderNed
689
943
Beleidsvoorbereiding en evaluaties Frequenties en Veiligheid
3.071
5.542
6.436
5.660
5.482
6.565
6.562
Bijdragen aan agentschappen
16.075
19.117
15.524
15.023
14.594
14.599
14.599
Agentschap Telecom
10.735
11.526
9.539
9.044
8.615
8.620
8.620
Rijksdienst Voor Ondernemend Nederland
351
758
DICTU
4.989
6.833
5.985
5.979
5.979
5.979
5.979
Bijdragen aan ZBO’s/RWT’s
170.667
165.508
156.690
149.610
143.556
143.556
143.556
Metrologie
14.319
14.246
13.573
12.949
12.247
12.247
12.247
Raad voor Accreditatie
262
105
142
129
127
127
127
ACM
695
402
375
375
377
377
377
CBS
155.391
150.755
142.600
136.157
130.805
130.805
130.805
Bijdragen aan (inter)nationale organisaties
3.579
4.536
3.914
4.185
4.167
4.167
4.167
Nederlands Normalisatie Instituut (NEN)
1.480
1.040
1.206
1.184
1.060
1.060
1.060
Internationale organisaties
2.043
3.425
2.637
2.930
3.036
3.036
3.036
Raad van deskundigen voor de nationale meetstandaarden
56
71
71
71
71
71
71
ONTVANGSTEN
58.853
37.165
59.934
30.900
30.900
30.900
30.900
Ontvangsten ACM
963
High Trust
34.441
31.300
31.300
30.200
30.200
30.200
30.200
Diverse ontvangsten
23.449
5.865
28.634
700
700
700
700
Budgetflexibiliteit
Subsidies: Het bedrag dat geraamd is in 2016 voor deze subsidie vloeit voort uit een verplichting die in het verleden is aangegaan; deze is dus 100% juridisch verplicht.
Opdrachten: Het geraamde bedrag voor uitgaven uit hoofde van opdrachten is voor 24% juridisch verplicht. Het betreft met name geraamde kosten voor de uitoefening van het toezicht op de post voorziening op de BES eilanden, geraamde kosten voor de Commissie van Aanbestedingsexperts en kosten in het kader van de uitvoering van de Wet informatie uitwisseling Ondergrondse Netten (WION).
Bijdragen aan agentschappen: Het budget betreft de uitfinanciering van opdrachten 2016 aan Agentschappen en is 100% juridisch verplicht.
Bijdragen aan ZBO’s/RWT’s: Van de totaal voor 2016 geraamde uitgaven voor artikel 11 is circa € 157 mln bestemd voor bijdragen aan ZBO’s/RWT’s. Hiervan is 100% niet flexibel inzetbaar in 2016 als gevolg van overeenkomsten met betrokken organisaties.
Bijdragen aan (inter)nationale organisaties: Over de contributies aan (inter)nationale organisaties zijn meerjarige afspraken gemaakt, de bedragen zijn voor 88% juridisch verplicht.
Toelichting op de financiële instrumenten
Subsidies
Digitalisering regionale radio
Dit betreft de uitfinanciering van de in 2011 afgegeven subsidiebeschikking aan de Stichting Regionale Omroep Overleg en Samenwerking. Dit zal worden aangewend voor investeringen in digitale radio voor regionaal publieke omroepen.
Een indicatie voor het succes van de introductie van digitale radio is de penetratiegraad van digitale radio-ontvangers in huishoudens. Dit wordt gemonitord in de jaarlijkse uitgave «De Digitale Economie» van het CBS. Belangrijke indicator voor dit succes is het percentage huishoudens dat over een DAB+ ontvanger beschikt en daarmee toegang heeft tot digitale radio. Als dit in meer dan 50% van de huishoudens het geval is, ligt het in de rede om de analoge FM op termijn af te schakelen.
Opdrachten
Onderzoek en opdrachten
Dit betreft onderzoeksopdrachten die dienen ter ondersteuning van het beleid op het gebied van onder andere het marktordeningsbeleid, mededingingsbeleid, consumentenbeleid, aanbestedingsbeleid, Europese zaken en strategie.
PIANOo en TenderNed (aanbestedingsbeleid)
De op 1 april 2013 in werking getreden Aanbestedingswet 2012 beoogt een eenduidig en helder regelgevend kader te geven van de voorwaarden waaronder aanbestedende diensten hun opdrachten voor concurrentie moeten openstellen.
Een belangrijk element in het aanbestedingsbeleid vormt TenderNed. TenderNed is het elektronische aanbestedingssysteem, waardoor alle openbare (overheids)opdrachten op één centrale plaats te vinden zijn. TenderNed levert een belangrijke bijdrage aan de professionalisering van de overheidsinkoop, verbetering van naleving van de aanbestedingsregels en vermindering van de administratieve lasten voor ondernemers. Ondernemers kunnen dankzij de verplichting voor aanbestedende diensten om op TenderNed te publiceren alle openbare (overheids-)opdrachten vinden op één centrale plaats.
Beleidsvoorbereiding en evaluaties Frequenties en Veiligheid
-
-
-
-De begrote bedragen zijn voor opdrachten met betrekking tot de volgende onderwerpen ten aanzien van frequenties: De (heruitgifte) van frequenties voor publieke en commerciële radio. De huidige vergunningen voor commerciële radio lopen op 1 september 2017 af. In 2016 zal verder uitvoering worden gegeven aan het medio 2015 genomen besluit over de (her)uitgifte van de vergunningen voor de analoge radio via de AM en de FM en voor digitale radio via TDAB.
-
-
-
-
-De (heruitgifte) van frequenties voor publieke en commerciële televisie. Begin 2017 lopen de huidige DVBT-vergunningen (digitale ethertelevisie) van Digitenne (KPN) en de Publieke Omroep in het UHF-spectrum af. In 2016 zal verder uitvoering worden gegeven aan het in het najaar van 2015 te nemen besluit over de (her)uitgifte van de vergunningen voor DVBT en de herbestemming van de 700 MHz-band. Dit deel van het UHF-spectrum krijgt vanaf 2020 de bestemming mobiele communicatie.
-
-
-
-
-De in 2015 verlengde vergunningen voor de 2 GHz band lopen af op 1 januari 2021. De Europese Unie zal de 700 MHz band gaan herbestemmen voor mobiele communicatie. Vanaf 2020 dient de 700 MHz voor mobiel breedband beschikbaar te zijn in lidstaten. Het uitgiftebeleid voor de frequenties in deze banden krijgt vanaf 2016 zijn uitwerking.
-
Kengetal
2011
2012
2013
2014
Ambitie 2020
Concurrentie markt mobiele telefonie (HHI-index)
3.721
3.740
3.7001
n.n.b.
dalend
Bron: TNO
Noot 1
de waarde wijkt af van de in de begroting van EZ 2014 opgenomen waarde omdat deze betrekking had op het derde kwartaal van 2013
Toelichting
De Herfindahl-Hirschman Index (HHI) geeft een indicatie van de marktconcentratie, die afhankelijk is van enerzijds het aantal partijen in de markt (hoe meer partijen, des te lager de HHI) en anderzijds de marktaandelen van deze partijen (hoe groter het marktaandeel van de marktleiders, des te hoger de HHI). Bij dalingen van de HHI kan dus gesproken worden van toegenomen concurrentie. De betreffende HHI kijkt alleen naar de markt op netwerkniveau, dat wil zeggen dat het alleen naar de marktaandelen kijkt van partijen met een eigen netwerk. In de markt voor mobiele telefonie zijn echter ook partijen aanwezig die zelf diensten aanbieden, maar dat doen via de netwerken van de drie grote aanbieders. Het streven is dat door uitgifte van frequenties voor nieuwe mobiele toepassingen ook nieuwe partijen de markt kunnen betreden. Met de veiling voor frequenties voor nieuwe generatie mobiele telecommunicatie is er een nieuwe netwerkaanbieder bij gekomen. Naarmate deze netwerkaanbieder marktaandeel gaat verwerven en vergroten zal de HHI-waarde kunnen dalen.
De begrote bedragen zijn daarnaast voor opdrachten met betrekking tot de continuïteit van netwerken internetveiligheid en cybersecurity:
-
-
-
-Het verhogen van internetveiligheid onder meer in samenwerking met het Platform Internetveiligheid. Betreft onderwerpen als aanpak van botnets, het verbeteren van de intrinsieke veiligheid van software, standaardisatie van privacyvoorwaarden en de veiligheid van mobiele toepassingen.
-
-
-
-
-De doorontwikkeling en exploitatie van de portal veiliginternetten.nl. Deze portal is er op gericht om eindgebruikers (in het bijzonder individuele gebruikers, MKB en ZZP-ers) bewust te maken van een veilig internetgebruik en hen voor te lichten over en tools te bieden voor veilig internetten en veilig online zakendoen.
-
-
-
-
-Bijdragen aan onderzoeks- en innovatieprojecten gerelateerd aan de Nationale Cybersecurity Research Agenda.
-
-
-
-
-Het vergroten van de weerbaarheid van de samenleving door het Agentschap Telecom te ondersteunen in het onderzoek naar telekwetsbaarheid, risico’s voor de samenleving en het kenbaar maken van mogelijke oplossingen.
-
Bijdragen aan agentschappen
Agentschap Telecom
Agentschap Telecom draagt onder meer zorg voor de toelating tot het spectrum en ziet toe op het juiste gebruik daarvan. De begrote bedragen hebben betrekking op deze taken. De voornaamste uitvoeringstaken zijn voorlichting in het kader van het antennebeleid, juridische procedures en een bijdrage voor werkzaamheden in het kader van vergunningvrije toepassingen. De toezichtstaken hebben betrekking op onder meer toezicht ondergrondse netten (WION), bevoegd aftappen en dataretentie.
Bijdragen aan ZBO’s/RWT’s
Metrologie
Met de Metrologiewet worden nationale meetstandaarden beschikbaar gesteld, die de basis vormen van een internationaal herleidbare metrologische infrastructuur. Het gebruik van gecontroleerde meetinstrumenten bij het leveren van goederen draagt onder andere bij aan eerlijke handel en consumentenbescherming.
VSL B.V. ontwikkelt, beheert en onderhoudt de nationale meetstandaarden. Verispect B.V. houdt toezicht op de Metrologiewet en de Waarborgwet. In beide gevallen gaat het om een overeenkomst voor onbepaalde tijd. In 2015 is een wetsvoorstel ingediend bij het parlement waardoor het toezicht op de Metrologiewet en Waarborgwet in 2016 wordt ondergebracht bij Agentschap Telecom.
Raad voor Accreditatie
De Raad voor Accreditatie (RvA) is een ZBO dat controleert of een keuringsinstantie, certificeringsinstantie, inspectie-instantie of een laboratorium aan de accreditatienormen voldoet. De taken van de Raad voor Accreditatie zijn vastgelegd in de Wet aanwijzing nationale accreditatie-instantie. De RvA ontvangt jaarlijks een bijdrage van de Staat voor de kosten die de RvA maakt in het kader van Europese en internationale activiteiten die relevant zijn voor de accreditatie sector als geheel. In de tweede helft van 2015 zal worden gestart met een externe evaluatie van de RvA, die in de loop van 2016 moet zijn afgerond.
Autoriteit Consument en Markt (ACM)
Sinds 1 april 2013 is de uitoefening van het markttoezicht op de niet-financiële markten opgedragen aan de Autoriteit Consument en Markt (ACM). De ACM is belast met wettelijke taken op het gebied van het generieke mededingingstoezicht (Mededingingswet), generieke consumentenbescherming (Wet handhaving consumentenbescherming) en het sectorspecifieke markttoezicht in de sectoren energie, telecommunicatie, post en vervoer.
De apparaatsuitgaven van de ACM zijn geraamd op artikel 40, voor zover de kosten van de ACM niet worden doorbelast naar marktorganisaties die onder het ACM-toezicht vallen. Het bedrag geraamd op artikel 11 betreft de geraamde kosten van de leden van het bestuur van de ACM.
In 2015 wordt de eerste evaluatie van de ZBO ACM uitgevoerd. In het evaluatieonderzoek zullen conclusies worden getrokken over het functioneren van de ZBO ACM. In 2016 zal uitvoering worden gegeven aan eventuele aanbevelingen ter verbetering van het functioneren van de ZBO ACM.
Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS)
CBS publiceert als onafhankelijk kennisinstituut betrouwbare en samenhangende feitelijke informatie, gericht op het bieden van inzicht in actuele ontwikkelingen van economie en samenleving. Deze informatie omvat vele maatschappelijke aspecten, van macro-economische indicatoren als economische groei en consumentenprijzen, tot de inkomenssituatie van personen en huishoudens. Producten van CBS omvatten onder andere ruim 500 nieuwsberichten per jaar en 3.400 datasets met 14 miljard cellen die als open data beschikbaar worden gesteld. CBS-producten worden intensief benut door een breed palet van gebruikers voor onder meer het opstellen en evalueren van beleid en voor het signaleren van maatschappelijke trends. CBS staat voor de opgave verder in te spelen op de groeiende vraag naar statistische informatie, de toegankelijkheid van gegevens verder te vergroten, de kwaliteit te handhaven, en tegelijkertijd te bezuinigen.
Bijdragen aan (inter)nationale organisaties:
Nederlands Normalisatie Instituut (NEN)
Het Nederlands Normalisatie Instituut (NEN) ontvangt een bijdrage van de Staat voor het uitvoeren van bepaalde werkzaamheden die voortvloeien uit de Europese verordening voor normalisatie (Verordening (EU) Nr. 1025/2012 i van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2012) en de Overeenkomst inzake technische handelsbelemmeringen die over het geven van informatie over normen gaat. Tevens is de bijdrage bedoeld voor het informeren van Nederlandse belanghebbenden over initiatieven van de Europese en mondiale normalisatie-instellingen. Daarnaast gebruikt het NEN de bijdrage voor een deel van de contributies die het NEN is verschuldigd aan de Europese en mondiale normalisatie-instellingen en voor de controle op actualiteit van verwijzingen naar normen in regelgeving en kennisgeving aan ministeries indien verwezen wordt naar ingetrokken normen. Begin 2015 is de externe evaluatie van de subsidie aan NEN aan de Tweede Kamer aangeboden (2014-2015, 34 000 XIII, nr. 148)
Internationale organisaties
Dit betreft bijdragen aan:
-
-
-
-Universal Postal Union (UPU): In het najaar van 2016 zal het vierjaarlijkse UPU Congres plaatsvinden, waarin afspraken worden gemaakt voor de periode 2017-2021. In 2016 zal worden gewerkt aan de voorbereidingen voor het Congres.
-
-
-
-
-European Conference of Postal and Telecommunications Administrations (CEPT): De inzet in de ITU en UPU wordt regionaal voorbereid, voor landen in Europa is daarvoor CEPT het aangewezen kanaal. Daarnaast zal in CEPT verder worden gewerkt aan regionale afspraken over nummers en frequentieverdelingen en aan (technische) mandaten van de Europese Commissie. De rapporten die CEPT opstelt aan de hand van deze mandaten vormen een belangrijke input voor besluiten in het Radio Spectrum Comité van de EU. EZ draagt jaarlijks bij aan de kosten van ERO (het permanente ondersteunende bureau van CEPT in Kopenhagen).
-
-
-
-
-Internationale organisaties Metrologie. Het gaat om bijdragen op het gebied van metrologie die vastliggen in internationale verdragen (Organisation Internationale de Métrologie Légale (OIML), WELMEC, Bureau International des Poids et Mesures (BIPM)).
-
-
-
-
-Nederland betaalt als lid van de International Telecommunications Union (ITU) lidmaatschap. Binnen de ITU worden internationale afspraken gemaakt over wereldwijde toewijzing van radiofrequenties aan categorieën van diensten en over de toewijzing van (schaarse) ruimteposities aan satellietsystemen.
-
-
-
-
-EZ doneert jaarlijks een bedrag aan het secretariaat van het Internet Governance Forum (IGF). Dit forum is een uitvloeisel van het VN-top World Summit on Information Society in 2005.
-
-
-
-
-Nederland heeft een stoel in het overheidsadviescomité binnen The Internet Corporation for Assigned Names and Numbers/Governmental Advisory Committee (ICANN/GAC). EZ financiert samen met Brazilië en Noorwegen het secretariaat van dit comité met als doel de slagkracht van overheden binnen ICANN te vergroten. Vanaf 2016 wordt deze financiering afgebouwd.
-
Raad van deskundigen voor de nationale meetstandaarden
Het geraamde bedrag betreft vergoedingen voor de leden van de op grond van de Metrologiewet verplicht ingestelde adviesraad, kosten secretariaat en vergaderkosten. De Raad is een technisch specialistisch adviescollege als bedoeld in de Kaderwet adviescolleges. De Raad oefent toezicht uit op de verwezenlijking en het beheer van onze nationale meetstandaarden en geeft gevraagd en ongevraagd advies over meetstandaarden en grootheden.
Toelichting op de ontvangsten
High Trust
Betreft raming van ontvangsten van boetes die toezichthouders van EZ opleggen en waar - in het kader van het zogenaamde High Trust-beleid - een meerjarige raming voor wordt aangehouden. Verreweg het grootste deel van de ontvangsten betreft boetes die opgelegd worden door de ACM.
Diverse ontvangsten
Betreft ramingen voor ontvangsten uit hoofde van het beleid inzake Telecommunicatie.
Budgettair belang fiscale maatregelen
Bedragen x € 1 mln
2014
2015
2016
2017
2018
2019
2020
BTW-vrijstelling Post
102
98
94
89
86
82
78
Een toelichting op deze fiscale regeling is opgenomen in de internetbijlage 12 bij de Miljoenennota (Toelichting op de belastinguitgaven).
12 Een sterk innovatievermogen
Algemene doelstelling
Een sterker innovatievermogen van de Nederlandse economie.
-
-
-
-De ambitie is de positie van Nederland in het Innovation Union Scoreboard te verbeteren naar de groep van innovatieleiders. Nederland neemt nu de vijfde plaats in en is daarmee de hoogst scorende innovatievolger.
-
-
-
-
-In het kader van de Europa 2020-strategie stelt Nederland zich ten doel dat in 2020 2,5% van het bruto binnenlands product aan onderzoek en ontwikkeling (R&D) wordt uitgegeven.
-
-
-
-
-Bovendien is het een ambitie van het bedrijvenbeleid dat publieke en private partijen in 2020 voor tenminste € 800 mln participeren in Topconsortia voor Kennis en Innovatie, waarvan tenminste 40% gefinancierd wordt door het bedrijfsleven.
-
Rol en verantwoordelijkheid
De Minister van Economische Zaken is Rijksbreed verantwoordelijk voor versterking van het innovatievermogen, in het bijzonder gericht op het bedrijfsleven, om te komen tot:
-
-
-
-nieuwe of sterk verbeterde producten, processen of diensten;
-
-
-
-
-administratieve, organisatorische of marketinginnovatie.
-
Samen met de bewindspersonen van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap is de Minister van Economische Zaken verantwoordelijk voor het coördineren en borgen van de publieke kennisinfrastructuur voor toegepast en fundamenteel onderzoek.
Vanuit deze verantwoordelijkheden heeft de Minister een stimulerende en regisserende rol:
Stimuleren
-
-
-
-Het stimuleren van extra investeringen in R&D en innovatie in generieke zin en specifiek ten aanzien van topsectoren, door alle bedrijven, inclusief het MKB.
-
-
-
-
-Het stimuleren van privaat-publieke samenwerking tussen kennisinstellingen en bedrijven, zoals in de topconsortia voor kennis en innovatie (TKI).
-
-
-
-
-Het stimuleren van Europese en internationale samenwerking op het gebied van innovatie en samen met de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap het stimuleren van Europese en internationale samenwerking op het gebied van R&D.
-
Regisseren
-
-
-
-De kabinetsbrede regie van het topsectorenbeleid en de invulling van de kennis- en innovatiecontracten.
-
-
-
-
-Het regisseren van een effectief stelsel voor kennisbescherming en -benutting.
-
-
-
-
-Het regisseren van het Nederlandse lucht- en ruimtevaartbeleid.
-
Voorts heeft de Minister een financierende en faciliterende rol bij het versterken van de innovatiekracht via het Toekomstfonds, zoals beschreven in artikel 19.
In het kader van motie Schouw (TK 21 501-20, nr. 537) worden de landenspecifieke aanbevelingen voor Nederland in de departementale begrotingen opgenomen. De Europese Commissie heeft in 2015 Nederland voor onderzoek en innovatie het volgende aanbevolen:
«Overheidsuitgaven verschuiven naar de ondersteuning van investeringen in onderzoek en ontwikkeling (O&O) en werken aan randvoorwaarden voor de verbetering van particuliere O&O-uitgaven, teneinde de neerwaartse trend in de publieke O&O-uitgaven te keren en het potentieel voor economische groei te vergroten.» Hoewel de innovatiekracht van Nederland nog altijd goed is1, is het van belang om investeringen op een hoger peil te brengen om groei op lange termijn te versterken om de doelstelling in 2020 2,5% van het BBP te besteden aan onderzoek en innovatie in zicht te houden. Het kabinet stimuleert private uitgaven aan onderzoek en ontwikkeling via fiscale maatregelen die bewezen effectief zijn zoals de WBSO en de topsectorenaanpak. Met het oog op de toekomst, is het van belang om verdere mogelijkheden te benutten om zowel de publieke als private bestedingen aan onderzoek en innovatie op een hoger peil te brengen. Zo zal worden bezien in hoeverre private partijen nog meer geprikkeld kunnen worden om deel te nemen aan langjarige (meer risicovolle) PPS-programma’s. Daarnaast wordt bezien in hoeverre het fiscale ondernemerschaps-instrumentarium effectiever kan worden gericht op onder andere het bereiken van meer maatschappelijk rendement in termen van innovatie, productiviteitsgroei, ondernemersklimaat en werkgelegenheid. Verder kan het goed benutten van de additionele financieringsmogelijkheden van het Europees Fonds voor Strategische Investeringen leiden tot meer investeringen in onderzoek en innovatie. Tenslotte draagt het Toekomstfonds (artikel 19) bij aan intensivering van publieke en private uitgaven aan R&D.
Indicator
Referentiewaarde1
Peildatum
Raming 2016
Streefwaarde
Planning
Bron
R&D-uitgaven als % van het BBP2
1,98%
2013
2,0%
2,5%
2020
CBS
-
-waarvan private sector
1,10%
2013
1,1%
n.v.t.
CBS
-
-waarvan publieke sector
0,88%
2013
0,9%
n.v.t.
CBS
Noot 1
In de meest recente R&D-cijfers van het CBS, gepubliceerd in mei 2015, heeft een methodiekverandering plaatsgevonden ten opzichte van de cijfers die in de begroting voor 2015 en het jaarverslag over 2014 zijn gepresenteerd. Diverse organisaties die eerder tot de bedrijvensector werden gerekend zijn nu als private non-profitorganisaties aangemerkt en daarmee bij de researchinstellingen ondergebracht. Het CBS publiceert geen aparte gegevens over de R&D-uitgaven in de private non-profitorganisaties. Daarom zijn deze in de onderhavige tabel meegenomen in de categorie R&D-uitgaven in de publieke sector, hoewel ze feitelijk beschouwd onder de R&D-uitgaven in de private sector vallen.
Noot 2
De getoonde uitsplitsing van R&D-uitgaven naar publieke en private sector heeft betrekking op de sector waarbinnen het onderzoek wordt uitgevoerd, niet op de financieringsbron
Kengetallen: Innovatieprestaties van Nederland
Kengetal
2010
2011
2012
2013
2014
Innovation Union Scoreboard: positie Nederland in de EU
8e
7e
5e
6e
5e
Bron: Europese Commissie (Innovation Union Scoreboard 2015)
Toelichting
Op 7 mei 2015 heeft de Europese Commissie de nieuwe editie van het Innovation Union Scoreboard gepubliceerd. Deze ranglijst geeft de innovatiekracht van de 28 EU-landen weer op basis van 25 indicatoren. Nederland steeg een plaats - van 6 naar 5 - en werd daarmee leider van een groep «innovatievolgers». Dit kwam enerzijds doordat de score van Luxemburg (vorig jaar nummer 5) daalde, anderzijds steeg de score van Nederland met 0,3% iets sterker dan die van het EU-gemiddelde (0,2%) en kwam daarmee dichterbij de groep innovatieleiders. De stap naar de groep leiders is echter nog een grote. Om tot die groep te behoren moet een land tenminste 20% boven het EU-gemiddelde presteren. Binnen die groep zagen Zweden, Finland en Duitsland hun prestatie afnemen, alleen Denemarken boekte groei. Kijkend naar de ontwikkeling van de 25 onderliggende indicatoren resulteert voor Nederland een gemengd beeld wat betreft de innovatieprestatie. Sterke punten zijn onderzoekkwaliteit, octrooiaanvragen, PPS en innovatieomzet. Relatief zwak zijn bedrijfsinvesteringen in R&D en beschikbaarheid van risicokapitaal. Een uitgebreidere toelichting wordt opgenomen in de Monitor Bedrijvenbeleid 2015.
Voor de kengetallen over het aantal aangevraagde octrooien en handelsmerken, het aandeel innoverende bedrijven en de mate van samenwerking met publieke kennisinstellingen wordt verwezen naar de Monitor Bedrijvenbeleid die elk jaar in het najaar verschijnt.
Beleidswijzigingen
Samenvoeging WBSO/RDA
Het kabinet is voornemens de WBSO en de Research- & Development Aftrek (RDA) per 2016 samen te voegen tot één fiscale S&O-regeling, waarbij het financiële voordeel wordt verrekend met de loonheffing. Dit voornemen staat nader toegelicht in het Belastingplan 2016. Door de WBSO en de RDA te integreren, wil het kabinet de effectiviteit van deze regelingen verbeteren en de aanvraagprocedure voor bedrijven vereenvoudigen. De integratie leidt naar verwachting ook tot een vereenvoudiging van de werkprocessen van de Belastingdienst.
Voortzetting samenwerking Rijk/regio in de MKB innovatiestimulering Topsectoren (MIT)
De samenwerking met provincies op MIT die in 2015 ten volle is gestart wordt in 2015, het eerste uitvoeringsjaar, zorgvuldig gemonitord en geanalyseerd. Mede op basis daarvan wordt de uitvoering in 2016 waar nodig verbeterd en wordt de samenwerking met de provincies zo mogelijk verder uitgebreid.
InnovatiePrestatieContracten (IPC)
Met de toedeling van middelen op basis van het amendement Van Veen/Vos zal de IPC-regeling - net als in 2015 - ook in 2016 met een budget van € 3 mln worden opengesteld. Innovatieprestatiecontracten (IPC) is een subsidie voor samenwerkende MKB-bedrijven in dezelfde regio, keten of branche die een meerjarig innovatietraject uitvoeren. De generieke IPC-regeling liep eerder van 2007-2013 en werd in 2010 positief geëvalueerd. In 2014 maakte de IPC-regeling specifiek voor topsectoren deel uit van de MIT-regeling.
Unitair octrooi
Naar verwachting zal in 2016 het nieuwe Europese octrooisysteem in werking treden, waarmee het voor personen, bedrijven of instellingen, gemakkelijker en goedkoper wordt om uitvindingen binnen Europa te beschermen.
Budgettaire gevolgen van beleid
Bedragen x € 1.000
2014
2015
2016
2017
2018
2019
2020
VERPLICHTINGEN
656.850
592.947
488.218
475.366
470.568
471.324
510.251
UITGAVEN
695.721
572.543
528.564
509.118
494.663
502.001
511.530
Waarvan juridisch verplicht (percentage)
88%
Leningen1
72.107
Innovatiefonds (IF): innovatiekrediet
43.282
IF: risicokapitaal
13.430
IF: Dutch Venture Initiative/Fund of Funds/Vroege fase/informal Investors
12.395
IF: Rom’s
3.000
Subsidies
49.598
93.870
57.645
55.260
50.076
49.353
55.782
MKB Innovatiestimulering Topsectoren (MIT)
16.398
45.662
34.022
31.103
29.153
28.289
34.718
Eurostars
7.299
10.555
13.098
15.502
18.226
18.376
18.376
Lucht- en Ruimtevaart
7.317
26.224
4.874
4.302
1.798
1.798
1.798
Overig
18.584
11.429
5.651
4.353
899
890
890
Opdrachten
1.151
1.240
1.493
1.246
1.219
1.228
1.228
Onderzoek en opdrachten
1.151
1.240
1.493
1.246
1.219
1.228
1.228
Bijdragen aan agentschappen
65.706
61.823
56.727
54.145
50.859
50.871
50.726
Rijksdienst Voor Ondernemend Nederland
65.462
61.185
56.444
53.862
50.576
50.588
50.588
Agentschap Telecom
244
638
283
283
283
283
138
Bijdragen aan ZBO’s/RWT’s
138.851
121.747
134.750
129.131
127.019
127.019
127.019
TNO
138.851
121.747
134.750
129.131
127.019
127.019
127.019
Bijdragen aan (inter)nationale organisaties
368.312
293.863
277.949
269.336
265.490
273.530
276.775
Toeslag Topconsortia voor Kennis en Innovatie (TKI-toeslag)
58.011
51.346
75.364
94.196
106.340
113.598
118.598
Internationaal Innoveren
4.539
14.039
23.679
33.707
39.724
39.724
39.724
Topsectoren overig
171.756
119.499
68.613
45.264
35.237
36.018
34.118
Marin, Deltares, NLR
43.028
44.407
32.344
30.983
30.081
30.081
30.081
Ruimtevaart (ESA)
90.154
64.061
76.776
64.013
52.935
52.936
53.081
Overig
824
511
1.173
1.173
1.173
1.173
1.173
ONTVANGSTEN
61.491
44.013
45.449
48.946
50.242
52.437
49.593
Luchtvaartkredietregeling
2.523
3.800
5.777
9.695
12.203
14.125
11.281
Technische Ontwikkelingsprojecten (TOP)
860
3.000
2.000
500
Rijksoctrooiwet
35.182
31.212
32.512
32.512
31.212
31.212
31.212
Innovatiekredieten
8.685
Seed
3.209
Fund of Funds
103
Ontvangsten ROM’s
2.999
Eurostars
248
2.413
3.572
4.651
5.239
5.512
5.512
Diverse ontvangsten
7.660
3.588
1.588
1.588
1.588
1.588
1.588
Noot 1
Met de nota van wijziging op de Ontwerpbegroting 2015 is het onderdeel Leningen (Innovatiefonds) onderdeel geworden van artikel 19 Toekomstfonds.
Budgetflexibiliteit
Subsidies: De beleidsbudgetten worden per jaar gepubliceerd. Van het beschikbare bedrag in 2016 is 57% juridisch verplicht. Het betreft onder andere uitfinanciering van tot en met 2015 aangegane verplichtingen. Het budget van de regeling MKB Innovatiestimulering Topsectoren (totaal € 34 mln) is voor € 16,7 mln nog niet juridisch verplicht. Van het totale budget subsidies heeft 3% betrekking op de rente luchtvaartkredietregeling. Dit budget is bestuurlijk gebonden.
Opdrachten: Van het opdrachtenbudget is 63% juridisch verplicht. Het betreft de uitfinanciering van in voorgaande jaren aangegane verplichtingen.
Bijdragen aan agentschappen: Het budget betreft de financiering van het opdrachtenpakket 2016 aan de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) en Agentschap Telecom en is 100% juridisch verplicht.
Bijdragen ZBO’s/RWT’s: Het budget betreft de uitfinanciering van de verplichting 2016 aan TNO. Het budget is 100% juridisch verplicht.
Bijdragen aan (inter)nationale organisaties: Van dit bedrag is 86% juridisch verplicht. Dit betreft vooral de bijdragen aan de TO2-instituten, Stichting Technische Wetenschappen, verschillende Technologische Topinstituten en de uitfinanciering van verschillende innovatieprogramma’s. € 27,8 mln van het budget van de TKI-toeslagregeling is nog niet juridisch verplicht. Dit betreft circa 10% van het totale budget voor (inter)nationale organisaties. De juridische verplichting hiervan zal naar verwachting in 2016 worden aangegaan.
Toelichting op de financiële instrumenten
Het innovatiebeleid heeft twee sporen: het generieke spoor en het specifieke spoor. Het generieke spoor bestaat uit het fiscale innovatie-instrumentarium (WBSO, RDA, innovatiebox), het Innovatiefonds MKB+ (onderdeel van het Dutch Venture Initiative) en Eurostars. De generieke instrumenten beogen - tegen geringe uitvoeringskosten - bedrijven in de volle breedte van de economie aan te zetten tot innovatie.
Het specifieke spoor heeft betrekking op de topsectorenaanpak. De kern van het specifieke beleid is publiek-private samenwerking (PPS). Een essentieel onderdeel daarvan zijn de innovatiecontracten. Daarin formuleren bedrijven, kennisinstellingen en overheden, samen de «gouden driehoek», op het gebied van innovatie en kennis de agenda’s en de programma’s, waarbij ook de inzet van middelen van de betrokken partijen is bepaald. Door een intensievere samenwerking tussen de excellente Nederlandse publieke kennisinfrastructuur en bedrijven vindt de kennis beter zijn weg richting innovatieve producten en oplossingen voor maatschappelijke uitdagingen. Vanuit budgettaire optiek zijn hier de bijdragen aan de toegepaste kennisinstellingen (TNO, DLO, Deltares, Marin, ECN en NLR), de TKI-toeslag en de MIT van belang.
In figuur 1 wordt een verdeling van middelen naar generieke en specifieke instrumenten getoond. Daaruit blijkt dat 90 procent van het totale budget voor innovatie-instrumenten toegankelijk is voor alle innovatieve bedrijven. In figuur 1 zijn bijdragen aan kennisinstellingen niet meegenomen, omdat die deels onder andere begrotingsartikelen vallen. De innovatiebox is niet meegenomen, aangezien de middelen daarvoor niet binnen dit begrotingsartikel vallen. Bij de specifieke instrumenten zijn de budgetten voor TKI-toeslag, MIT, JTI’s en Eurekaclusters meegeteld.
Figuur 1: budget innovatie-instrumenten 2015 verdeeld naar generiek en specifiek
Een andere manier om naar de samenhang van middelen voor innovatiebevordering bij bedrijven te kijken, is door onderscheid te maken naar grootteklasse van de ontvangende ondernemingen. Het MKB (bedrijven met minder dan 250 werkzame personen) is in termen van uitgevoerde R&D met 41% bijna net zo belangrijk als het grootbedrijf met 59% (zie figuur 2b, bron: CBS, ICT, Kennis en economie 2015). In vergelijking hiermee, toont figuur 2a dat het MKB een relatief ruim aandeel (65%) van de innovatiemiddelen ten gunste van bedrijven ontvangt. In figuur 2a zijn de middelen voor de TKI-toeslag en de toegepaste kennisinstellingen niet meegenomen, omdat deze niet rechtstreeks aan bedrijven beschikbaar gesteld worden.
Een goede verbinding met de initiatieven van de EU en andere landen is integraal onderdeel van het Nederlandse innovatiebeleid. Essentieel is de band tussen de topsectoren en de EU-programma’s op het terrein van kennis en innovatie. Het topsectorenbeleid maakt bovendien gericht werk van bilaterale contacten en economische diplomatie.
De uitgaven aan onderzoek en innovatie van alle departementen gezamenlijk worden door het Rathenau Instituut jaarlijks berekend en openbaar gemaakt in de publicatie Totale Investeringen in Wetenschap en Innovatie (TWIN).
Subsidies
MKB Innovatiestimulering Topsectoren (MIT)
De instrumenten onder MIT bestaan uit innovatieadviesprojecten, haalbaarheidsprojecten, R&D- samenwerkingsprojecten, en vouchers. Daarnaast kunnen TKI’s binnen het MIT subsidie aanvragen voor netwerkactiviteiten en innovatiemakelaars voor het MKB. De doelstellingen van de MIT zijn:
-
-
-
1.Zoveel mogelijk MKB ondernemers aan te laten sluiten bij de topsectoren. De streefwaarde wordt uitgedrukt in aantallen deelnemers aan de MIT.
-
-
-
-
2.Innovatieve MKB bedrijven zoveel mogelijk te laten samenwerken bij onderzoek en innovatie, zowel met elkaar als met kennisinstellingen. Dit doel zal getoetst worden in een evaluatie, die naar verwachting in 2017 wordt afgerond. Daarnaast zal op termijn worden nagegaan waar de diverse projecten toe hebben geleid in termen van bijvoorbeeld vervolgonderzoek en ontwikkelen van nieuwe producten.
-
Voor 2016 wordt door EZ een budget beschikbaar gesteld van € 35,5 mln waarin tevens de ophoging als gevolg van het amendement Van Veen/Vos is verwerkt. Middels cofinanciering van de regio zal dit bedrag ook in 2016 verder worden vergroot, maar de exacte omvang hiervan is nog niet bekend.
De samenwerking met de regio’s is in 2015 verder uitgebouwd, daarbij geruggesteund door onder meer de motie Mulder2. Deze samenwerking wordt in dat eerste uitvoeringsjaar zorgvuldig gemonitord en geanalyseerd. Mede op basis daarvan wordt de uitvoering in 2016 waar nodig verbeterd en wordt de samenwerking met de regio’s zo mogelijk verder uitgebreid.
Het aantal deelnemers in 2016 aan MIT zal naar verwachting ongeveer gelijk zijn als het aantal in 2015.
Indicator
Referentiewaarde
Peildatum
Streefwaarde 2016
Bron
Aantal bedrijven dat deelneemt aan MIT1
662
2014
1.7002
RVO.nl
Omvang private R&D-uitgaven ondersteund met MIT (x € 1 mln)
€ 61
2014
€ 81,5
RVO.nl
Noot 1
Ter beperking van de administratieve lasten voor de TKI’s worden de activiteiten netwerkbijeenkomsten en innovatiemakelaars niet meer meegenomen in de berekening van het aantal bedrijven.
Noot 2
Dit aantal is gebaseerd op subsidiebudget van € 50,5 mln - (evenals in 2015) waarvan € 35,5 mln afkomstig van EZ (waarvan € 15 mln ingezet als cofinanciering voor decentrale uitvoering) en € 15 mln afkomstig vanuit provincies - en de gehanteerde subsidiepercentages.
Toelichting
Het aantal bedrijven dat deelneemt en daarmee de realisatiewaarde en streefwaarde, is rechtstreeks afhankelijk van de hoogte van het budget en van het budget per instrumenten. Dat kan per jaar verschillen. Naar verwachting zullen er met € 50,5 mln circa 1.700 bedrijven kunnen deelnemen.
Eurostars
Eurostars is een internationaal programma dat 34 deelnemende landen en de EU gezamenlijk financieren. De regeling Eurostars is met name gericht op het hightech MKB en ondersteunt bedrijven en kennisinstellingen die met buitenlandse partijen in Europa willen samenwerken in projecten die gericht zijn op marktgericht technologisch onderzoek en ontwikkeling. Dankzij deelname aan Eurostars-projecten krijgen Nederlandse bedrijven en organisaties toegang tot de kennis en R&D-resultaten van buitenlandse bedrijven en organisaties.
Eurostars II is in 2014 gestart om vervolg te geven aan het Eurostars I-programma van de periode 2007-2013. Voor het totale beleidsbudget van Eurostars II is bijna een verdrievoudiging voorzien voor de komende zeven jaar ten opzichte van Eurostars I. Hiermee wordt tegemoetgekomen aan de grote belangstelling vanuit bedrijven en kennisinstellingen. Met de brief van 28 mei 2015 (TK, 32 637, nr. 183) is de Kamer geïnformeerd over de resultaten van Nederlandse deelnemers aan de eerste calls van Eurostars-2.
Indicator
Referentiewaarde
Peildatum
Streefwaarde
Planning
Bron
Aantal Nederlandse deelnemers aan Eurostars
20
2014
50
2016
RVO.nl
-
-waarvan bedrijven
13
40
-
-waarvan hightech MKB (%)
100%
85%
Door Eurostars ondersteunde private R&D-uitgaven van Nederlandse deelnemers (x € 1 mln)
7
2014
20
2016
RVO.nl
Toelichting
De referentiewaarden in bovenstaande tabel hebben betrekking op alle projecten die in 2014 gerealiseerd werden. Wat het aantal deelnemers betreft tonen bovenstaande cijfers de organisaties die in 2014 succesvol aan een call hebben deelgenomen. De omvang van de ondersteunde private R&D-uitgaven is de som van de door Nederlandse deelnemers opgegeven subsidiabele kosten op het moment van commitering, verminderd met het subsidiebedrag.
De EU stelt in totaal € 287 mln beschikbaar voor het Eurostars-II-programma tijdens de looptijd van H2020. Bovengenoemde streefwaarden zijn gebaseerd op de Nederlandse financiering voor Eurostars inclusief de EU-bijdrage, die bestaat uit maximaal een derde van het bedrag dat nationale overheden aan financiering voor Eurostars-projecten toekennen.
Lucht- en Ruimtevaart
Deze post heeft betrekking op de uitfinanciering van het specifieke luchtvaartbeleid (de luchtvaartkredietregeling en het Nationaal Programma Luchtvaart).
Opdrachten
Onderzoek en opdrachten
Uit dit budget worden beleidsonderzoek, verplichte evaluaties van beleidsinstrumenten en beleidsdoorlichtingen gefinancierd.
Bijdragen aan agentschappen
Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO.nl)
De uitvoering van de meeste van de innovatie-instrumenten, zoals WBSO, Eurostars, ondersteuning van het kaderprogramma voor onderzoek en innovatie (Horizon 2020), MKB Innovatiestimulering Topsectoren en TKI Toeslag, wordt verzorgd door RVO.nl. Dit betreft activiteiten als beoordeling van aanvragen, bedrijfscontroles, voorlichting over de instrumenten en het terugontvangen van kredieten. Daarnaast heeft RVO.nl ook andere taken:
-
-
-
•Het netwerk van Innovatie Attachés is een onderdeel van RVO.nl en bevordert de samenwerking van Nederlandse bedrijven, kennisinstellingen en overheidsorganisaties met het buitenland met als doel het innovatievermogen van Nederland te versterken. Daarbij concentreert het zich op de internationalisering van de innovatiecontracten van de topsectoren en speelt het in op nieuwe technologische ontwikkelingen die voor de Nederlandse kenniseconomie en de hele innovatieketen van belang zijn.
-
-
-
-
•Een goed functionerend stelsel van intellectuele eigendomsrechten is een belangrijke voorwaarde voor een innoverende en dynamische kenniseconomie en voor het versterken van de innovatiekracht van bedrijven. Essentieel daarbij is het vinden van de juiste balans tussen enerzijds kennisbescherming en anderzijds de verspreiding en benutting van kennis. Octrooicentrum Nederland, onderdeel van RVO.nl, is belast met het uitvoeren van taken die bij of op grond van wetten of verdragen zijn opgedragen zoals bijvoorbeeld de verlening en registratie van octrooien, de inning van taksen, de vertegenwoordiging van Nederland in Europese en mondiale organisaties en de uitvoering van andere wettelijke taken onder de Rijksoctrooiwet 1995 evenals de nakoming van Europese en internationale verplichtingen. Voor het stimuleren en het toegankelijk maken van het gebruik van het octrooisysteem en van de kennis die in octrooidatabanken is opgeslagen, geeft Octrooicentrum Nederland voorlichting en advies aan bedrijven, kennisinstellingen, overheden en uitvinders.
-
Agentschap Telecom
De uitvoering, het toezicht en de handhaving van de bepalingen van de Wet ruimtevaartactiviteiten wordt verzorgd door Agentschap Telecom. Het gaat om werkzaamheden die voortkomen uit aanvragen voor een ruimtevaartvergunning, registreren van ruimtevoorwerpen, deelname aan internationale gremia, adviseren en voorlichting geven over ruimtevaartactiviteiten.
Het wettelijke toezicht heeft betrekking op de afgifte van ruimtevaartvergunningen.
Bijdragen aan ZBO’s/RWT’s
TNO
TNO (Nederlandse Organisatie voor toegepast-natuurwetenschappelijk onderzoek) werkt samen met vijf andere instituten in de federatie Toegepaste Onderzoek Organisaties (TO2). EZ investeert samen met enkele andere ministeries in deze instituten, omdat hier onafhankelijk onderzoek in Nederland plaatsvindt dat kansen kan creëren voor innovatie en economische groei en dat een bijdrage levert aan de publieke kennis op terreinen van maatschappelijk belang.
TNO bestrijkt een breed onderzoeksgebied op het terrein van meerdere topsectoren, met name HTSM, energie en agri&food. Daarnaast ontwikkelt het kennis op een aantal maatschappelijke thema’s, met name defensie, maatschappelijke veiligheid, leefomgeving, en arbeid & gezondheid.
Het budget voor TNO is vanaf 2016 verhoogd met € 17 mln, dit in verband met de gevolgen van jurisprudentie van het Europese Hof van Justitie met betrekking tot de BTW.
Bijdragen aan (inter)nationale organisaties
Toeslag Topconsortia voor Kennis en Innovatie (TKI-toeslag)
In 2013 zijn de Topconsortia voor Kennis en Innovatie (TKI’s) gestart met het bundelen en stroomlijnen van de onderzoeksprogrammering in de gehele kennisketen. Mede om de werkwijze van de TKI’s te vereenvoudigen hebben in 2013 alle belanghebbenden, waaronder de topteams, afspraken gemaakt over de programmering van fundamenteel en toegepast onderzoek en bijbehorende modellen voor intellectueel eigendom. In 2014 is begonnen met de verdere vereenvoudiging en uniformiteit van de werking van de TKI’s en is tevens de TKI-toeslag vereenvoudigd. In 2015 is de TKI-toeslagregeling verder vereenvoudigd en geflexibiliseerd door meer ANBI (Algemeen nut beogende instellingen)-bijdragen toe te staan. In 2016 zal de TKI-regeling zo ontwikkeld zijn dat het een stevige bijdrage levert aan privaat-publieke samenwerking bij kennis en innovatie.
De TKI-regeling stimuleert privaat-publieke samenwerkingsprogramma’s in lijn met de onderzoeksagenda’s van de topsectoren en de maatschappelijke uitdagingen. De TKI’s zijn daarbij programmerend en regisserend.
Indicator
Referentiewaarde
Peildatum
Raming 2016
Streefwaarde
Planning
Bron
Omvang middelen PPS-programma’s TKI (x € 1 mln)
780
2014
750
800
2020
TKI (bewerking RVO)
-
-waarvan private middelen (%)
44% (340)
2014
40%
40%
2020
TKI (bewerking RVO)
Toelichting
De indicator -omvang van middelen in privaat-publieke samenwerkingsprogramma’s- is een schatting op basis van de door TKI’s opgegeven private middelen in PPS («grondslag»). In 2014 hebben private partijen voor € 340 mln cash bijgedragen aan privaat-publieke samenwerkingsprojecten op basis waarvan de TKI’s toeslag hebben aangevraagd.
Op basis van eerdere programma’s bedraagt het private deel van de financiering 44% van het totaal. Daarmee komt de geschatte totale PPS-projectomvang waarvoor TKI-toeslag is aangevraagd in 2014 op € 780 mln. Doordat steeds meer informatie beschikbaar komt over de verhouding tussen private en publieke middelen binnen PPS projecten, kan deze indicator steeds beter geschat worden.
Horizon 2020/Internationaal Innoveren
Horizon 2020 (H2020, looptijd 2014-2020), het Europese financieringsprogramma voor onderzoek en innovatie, is de opvolger van het Zevende Kaderprogramma voor onderzoek en ontwikkeling (KP7). Horizon 2020 omvat programma’s die in KP7 zaten, de innovatie gerelateerde onderdelen die in de vorige periode waren ondergebracht in het Concurrentiekracht en Innovatie Programma (CIP) en het Europees Instituut voor Innovatie en Technologie (EIT).
Het doel van H2020 is de wetenschappelijke en technologische basis van Europa te versterken, evenals de concurrentiekracht van het Europese bedrijfsleven. Daarnaast is ontwikkeling en benutting van kennis voor het oplossen van maatschappelijke uitdagingen een belangrijk uitgangspunt.
Het budget van H2020 is in het meerjarig financieel kader vastgesteld op € 70,2 mld constante prijzen en is hiermee mondiaal het grootste grensoverschrijdende programma voor onderzoek en innovatie. De verdeling van de middelen vindt plaats op basis van competitie waarbij objectieve criteria worden gehanteerd en de beste voorstellen worden gehonoreerd.
Net als in 2015 gaat voor EZ de aandacht uit naar het verbinden van H2020 met het nationale innovatiebeleid, in het bijzonder de topsectoren, het op peil houden van de deelname van Nederlandse partijen en het vergroten van de bedrijfsdeelname (vooral het MKB). Daarnaast wordt ook nadrukkelijk aansluiting gezocht met de structuurfondsen. De RVO.nl stimuleert in opdracht van EZ en andere departementen Nederlandse deelname aan H2020.
De geraamde reeks voor internationaal innoveren is gereserveerd voor de rijkscofinanciering op Nederlandse deelname in de EU-programma’s Eureka en Joint Technology Initiatives.
Indicator
Referentiewaarde1
Peildatum
Streefwaarde2
Planning
Bron
Aantal Nederlandse deelnemers aan KP7/ H2020
493
2014
1.350
2016
RVO/EC
-
-waarvan bedrijven
337
900
Omvang KP7/H2020-middelen voor Nederlandse deelnemers (retour in mln euro)
€ 659
2014
3
2016
RVO/EC
-
-waarvan bedrijven (%)
26,5%
25%
Retourpercentage voor Nederland (%)
7,6%
2014
7%
2016
RVO/EC
Noot 1
De referentiewaardes betreffen de voorlopige cijfers van H2020 uit 2014 (peildatum 30 juli 2015; in deze cijfers is ook een klein deel van 2015 opgenomen).
Noot 2
De streefwaarden voor 2016 betreffen cumulatieve cijfers van H2020 (2014-2016)
Noot 3
Bij het opmaken van de begroting was nog niet bekend welk deel van de Europese H2020-middelen beschikbaar komt voor calls, waardoor deze streefwaarde nog niet kon worden vastgesteld.
Toelichting
De referentiewaardes in de bovenstaande tabel betreffen de voorlopige cijfers van H2020 uit 2014 (peildatum 30 juli 2015). De cijfers worden mogelijk aangepast wanneer de definitieve cijfers over dit jaar bekend zijn. De cijfers geven een beeld van de resultaten uit het eerste jaar bij een nieuwe structuur en opzet van Europese onderzoeks- en innovatiefinancieringsprogramma H2020.
De streefwaarden in de tabel zijn cumulatieve ramingen van deelname tot en met 2016 die gebaseerd zijn op basis van voorlopige cijfers H2020 uit 2014.
Naar verwachting zal de concurrentie met andere lidstaten in H2020 toenemen omdat ook de Midden- en Oost-Europese «nieuwe» landen kwalitatief beter worden in onderzoek en innovatie. Uit de voorlopige H2020 cijfers uit 2014 blijkt dat het aantal ingediende voorstellen dan ook is toegenomen en de gemiddelde slaagkans voor deelname omlaag is gegaan.
Voor 2016 is het streven om 7,0% retourpercentage - door Nederlandse participanten te behalen - te realiseren van het bedrag dat de Europese Commissie in calls beschikbaar stelt voor 2016. Dit bedrag is nog niet bekend. Het streven is voorts dat bedrijven een aandeel van 25% hebben in de H2020 middelen voor Nederlandse deelnemers, in lijn met de doelstellingen van H2020.
Toegepaste Onderzoek organisaties (TO2)
TO2 bestaat uit zes instituten. Naast TNO (Nederlandse organisatie voor Toegepast-Natuurwetenschappelijk Onderzoek) (zie «bijdragen aan ZBO’s/RWT’s») zijn dit:
-
-
-
-Deltares (Delta Research): instituut op het gebied van deltatechnologie. Deltares levert bijdragen aan innovatieve oplossingen voor water-, ondergrond- en deltavraagstukken die het leven in delta’s, kust- en riviergebieden veilig, schoon en duurzaam maken.
-
-
-
-
-MARIN (Maritiem Research Instituut Nederland): instituut op het gebied van hydromechanisch en nautisch onderzoek.
-
-
-
-
-NLR (Nationaal Lucht- en Ruimtevaartlaboratorium): instituut op het gebied van militaire (ten behoeve van het Ministerie van Defensie) en civiele luchtvaart (ten behoeve van het Ministerie van Infrastructuur en Milieu).
-
-
-
-
-ECN (Energieonderzoek Centrum Nederland) en DLO (Dienst Landbouwkundig Onderzoek): deze instituten worden toegelicht in respectievelijk artikel 14 en 16.
-
De TO2 instituten verrichten onderzoek op de uitwerking van de agenda’s van de topsectoren uit het bedrijfslevenbeleid. Hiervoor zijn nadere spelregels afgesproken (TK, 28 753 nr. 30) die in publiekprivate samenwerkingsverbanden in topsectoren maatgevend zullen zijn. Daarnaast verrichten de TO2-instituten onderzoek in het kader van maatschappelijke thema’s zoals leefomgeving, maatschappelijke veiligheid, arbeid en gezondheid en voor onderzoek ten behoeve van (wettelijke) taken van de overheid.
Met de Kabinetsvisie op toegepast onderzoek (TK, 32 637 nr. 68) is een aantal beleidsmaatregelen aangekondigd. De belangrijkste actiepunten voor 2016 inzake toegepast onderzoek zijn:
Verdere uitwerking geven aan de rol die de instituten spelen in de innovatiecontracten en in het bijzonder de Topconsortia voor Kennis en Innovatie.
Een scherpere balans tussen een sterke publieke kennisbasis en het flexibel inspelen op en nader invullen van de vraag uit de topsectoren.
De uitvoering van een uniforme evaluatie voor alle zes TO2 instituten.
De uitwerking van een uniform juridisch kader voor alle zes TO2 instituten.
Indicator
Referentiewaarde
Peildatum
Streefwaarde
Planning
Bron
Klanttevredenheid Deltares
7,91
2014
8,0
2016
Deltares
Klanttevredenheid Marin
9,0
2014
8,0
2016
Marin
Klanttevredenheid NLR
8,7
2014
8,0
2016
NLR
Klanttevredenheid TNO
8,3
2014
8,0
2016
TNO
Noot 1
De wijze waarop Deltares over 2014 klanttevredenheid heeft gemeten verschilt met de manier waarop de andere TO2 instituten dat gedaan hebben en is daarom niet vergelijkbaar. Met ingang van 2015 meten alle TO2 instituten klanttevredenheid op dezelfde manier.
NB: Klanttevredenheid ECN is opgenomen in EZ begrotingsartikel 14. Klanttevredenheid ECN is 8,6.
Indicator
Referentiewaarde
Peildatum
Streefwaarde
Planning
Bron
Kennisbenutting Deltares
-
-
>80%
2016
Deltares
Kennisbenutting Marin
-
-
>80%
2016
Marin
Kennisbenutting NLR
-
-
>80%
2016
NLR
Kennisbenutting TNO
-
-
>80%
2016
TNO
NB1: Kennisbenutting DLO en ECN zijn opgenomen in de EZ begrotingsartikelen 14 en 16. Kennisbenutting van door EZ gefinancierd agro onderzoek is 85% (waaronder veel onderzoek uitgevoerd door DLO).
NB2: Over 2015 wordt voor het eerst kennisbenutting op een uniforme wijze gemeten. De referentiewaarde zal worden gebaseerd op die meting.
Toelichting
In 2015 zijn alle TO2 instituten overgegaan op een nieuwe, uniforme methode voor het meten van klanttevredenheid en kennisbenutting. De scores in bovenstaande tabellen geven de gerealiseerde waarden van klanttevredenheid en kennisbenutting voor al het onderzoek dat de TO2 in opdracht uitvoeren (het betreft dus zowel PPS onderzoek, als onderzoek in opdracht van private klanten als onderzoek in opdracht van de publieke sector, tenzij anders vermeld). Over 2014 is een uniforme meting van klanttevredenheid uitgevoerd, daarop is de referentiewaarde voor klanttevredenheid gebaseerd. In 2015 zal voor het eerst ook kennisbenutting uniform worden gemeten, dat zal de basis vormen voor de referentiewaarde van kennisbenutting. Over deze indicatoren wordt nader gerapporteerd in de monitor Bedrijfslevenbeleid. In de Visie op het toegepaste onderzoek (TK 2012-13, 32 637 nr. 68) is aangegeven dat het kabinet de instituten in de toekomst op kwaliteit en maatschappelijke impact van het onderzoek wil beoordelen. Daartoe wordt in 2015 een uniform evaluatie- en monitoringskader ontwikkeld waarmee de instituten in 2017 geëvalueerd worden. Tevens wordt in 2015 een eerste meting uitgevoerd.
Topsectoren overig
Stichting voor de Technische Wetenschappen (STW, onderdeel van NWO) financiert technisch wetenschappelijk onderzoek aan Nederlandse universiteiten en instituten. Met de bijdrage van EZ worden de Perspectiefprogramma’s gefinancierd, die worden ingezet voor innovatiecontracten van topsectoren. Voor de bijdrage aan STW is structureel circa € 20 mln per jaar beschikbaar.
De perspectiefprogramma’s van STW worden inhoudelijk ingebed in de innovatiecontracten van de topsectoren. Dat gebeurt door de onderzoeksvoorstellen behalve op excellentie en utilisatie ook te toetsen op de mate waarin voorstellen passen in onderzoekroadmaps van topsectoren.
Deze post bevat daarnaast de middelen die gereserveerd zijn voor de afbouw van een aantal FES-projecten. Ook de afbouw van de voormalige Innovatieprogramma’s, waaronder Point One, wordt hier geraamd. Tot slot worden enkele kleine posten met betrekking tot het huidige topsectorenbeleid onder deze post verantwoord.
Ruimtevaart (ESA)
De financiële bijdrage aan Ruimtevaart bestaat uit verplichte programma’s (contributie) van European Space Agency (ESA) en uit gerichte inschrijving op optionele programma’s van ESA. De ingeschreven middelen worden via open competitie in contracten uitgezet bij Nederlandse bedrijven en kennisinstellingen (Geo Return systeem). Daarnaast kent het Ruimtevaartbeleid een (beperkt) flankerend beleid waarin onder andere wetenschappelijke instrumenten ontwikkeld worden en de interactie met ESTEC. In dit beleid worden ook de middelen verantwoord voor de EZ-bijdrage om het TROPOMI-instrument te bouwen. Bovendien wordt in 2015 verder vorm en inhoud gegeven aan beleid om te bevorderen dat nieuwe diensten worden ontwikkeld op basis van satellietdata, die beschikbaar komen via de nieuwe Copernicus aardobservatiesatellieten van de EU en ESA en het satellietdataportaal van het Netherlands Space Office (NSO). Uitvoering van dit beleid is neergelegd bij het NSO. In 2015 en 2016 wordt gewerkt aan de voorbereiding van de ESA-Ministersconferentie, die naar verwachting eind 2016 zal plaatsvinden in Zwitserland.
Om de ambities van Nederland op het gebied van ruimtevaart financieel op peil te houden is vanaf 2018 € 13 mln door het Kabinet gereserveerd op Aanvullende post van de Rijksbegroting. Het betreft de middelen die in het Regeerakkoord beschikbaar zijn gesteld voor fundamenteel onderzoek (maatregel D 32).
Indicator
Referentiewaarde
Peildatum
Streefwaarde
Planning
Bron
Aantal Nederlandse bedrijven dat deelneemt aan ruimtevaartprogramma’s ESA (1)
n.n.b.
2015
125
2016
ESA
Ruimtevaart geo-return/retour (%) (2)
1,09
2011
1
2016
ESA
Toelichting
-
-
-
1)In het hier weergegeven getal zijn alle contracten van Nederlandse bedrijven met ESA opgenomen, ook de contracten die niet direct aan ruimtevaartprogramma’s zijn gekoppeld, maar gerelateerd zijn aan de vestiging van ESTEC in Nederland. Verschillende divisies van een bedrijf worden als afzonderlijke contractanten meegeteld. Er is geen referentiewaarde opgenomen omdat ESA in 2015 is gestart met een nieuwe, opgeschoonde database waardoor de waarde substantieel lager zal uitvallen, dan de cumulatieve waarden tot en met 2014. Bedrijven waarmee al enige tijd geen contracten zijn afgesloten zullen niet in het nieuwe databestand worden opgenomen. Het betreft een cumulatief getal op basis van databestanden van ESA vanaf 1 januari 2015.
-
-
-
-
2)De prestatie-indicator «ruimtevaart geo-return/retour (%)» betreft research- en leveringsopdrachten van ESA aan de Nederlandse industrie en kennisinstellingen. Deze opdrachten komen voort uit de Nederlandse contributies aan diverse ruimtevaartprogramma’s van ESA. Daarbij wordt door ESA een retour van 0,9 (90%) van de bijdragen van lidstaten aan deze programma’s gegarandeerd. Een hogere retour dan 1 betekent dat Nederlandse bedrijven extra succesvol zijn bij het werven van ESA-orders, maar ook dat Nederland uit eigen middelen mogelijk moet compenseren aan lidstaten met een lagere retour dan 1; vandaar de streefwaarde van 1.
-
Budgettair belang fiscale maatregelen
Bedragen x € 1 mln
2014
2015
2016
2017
2018
2019
2020
Aftrek speur- en ontwikkelingswerk (WBSO)1
8
8
8
8
8
8
8
Afdrachtvermindering speur- en ontwikkelingswerk (WBSO) 1
780
794
1.143
1.120
1.120
1.120
1.120
Research & Development Aftrek (RDA)
255
238
0
0
0
0
0
Noot 1
De bedragen per 2016 hebben betrekking op de geïntegreerde WBSO en RDA. De geïntegreerde regeling gaat onder de naam WBSO verder.
S&O-afdrachtvermindering (WBSO)
De WBSO is de verzamelnaam voor de faciliteit afdrachtsvermindering speur- en ontwikkelingswerk (S&O) in de Wet vermindering afdracht loonbelasting en premie volksverzekeringen en de S&O-aftrek in de Wet inkomstenbelasting. De WBSO is gericht op het stimuleren van Speur- en Ontwikkelingswerk (S&O) door het bedrijfsleven, door het verlagen van de aan S&O-gerelateerde kosten. De WBSO richt zich nu alleen op de loonkosten van S&O-medewerkers. Door de integratie met de RDA, zal de WBSO zich ook richten op de overige aan S&O-gerelateerde kosten en uitgaven. De RDA is thans vormgegeven als aftrekpost voor de winstbelasting (vennootschapsbelasting of inkomstenbelasting).
Parameters WBSO 2016
Tarief eerste schijf
32%
Tarief eerste schijf starters
40%
Loongrens eerste schijf
€ 350.000
Tarief tweede schijf
16%
Kengetallen
2010
2011
2012
2013
2014
Aantal bedrijven dat gebruik maakt van WBSO1
19.450
20.530
22.220
22.640
22.974
Door WBSO ondersteunde private R&D-uitgaven (S&O-loon, x € 1 mln)
3.377
3.571
3.854
3.917
3.997
Aantal bedrijven dat gebruik maakt van RDA2
n.v.t
n.v.t.
13.860
16.160
16.622
Door RDA ondersteunde private R&D uitgaven
(x € 1 mln)
n.v.t.
n.v.t
2.035
2.530
2.587
Bron: RVO
Noot 1
Hier wordt bedoeld: ondernemingen, kennisinstellingen en zelfstandig ondernemers met een S&O-verklaring.
Noot 2
Hier wordt bedoeld: ondernemingen en zelfstandig ondernemers met een RDA-beschikking.
Toelichting
Het aantal WBSO-gebruikers is in 2014 ten opzichte van 2013 met 1,5% gegroeid tot 22.974. Daarvan behoorde 97% tot het MKB. Van het toegekende budget ging 76% naar het MKB. Het aantal toegekende S&O-arbeidsjaren is met 2,2% gegroeid tot 83.468 S&O-arbeidsjaren. Aldus ondersteunde de WBSO circa € 3,4 mld van de S&O-loonuitgaven van bedrijven.
De RDA is in 2012 geïntroduceerd. Het aantal RDA-gebruikers is in 2014 is ten opzichte van 2013 met 3,1% gegroeid tot 16.622. Daarvan behoorde 98% tot het MKB. Van het toegekende RDA-bedrag ging 45% naar het MKB. De door RDA ondersteunde private R&D-uitgaven bedragen circa € 2,6 mld, 2,3% meer dan in 2013.
13 Een excellent ondernemingsklimaat
Algemene doelstelling
Bedrijven zijn de motor achter economische groei. De overheid zet zich in om de juiste voorwaarden voor een excellent ondernemersklimaat te creëren, zodat bedrijven kunnen investeren en groeien. Bijzondere aandacht gaat daarbij uit naar de concurrentiekracht van negen topsectoren en naar groene groei.
Om deze doelstelling te bereiken zet de Minister van Economische Zaken financiële instrumenten in, zoals borgstellingen en garanties. De financiële instrumenten verbeteren de toegang tot financiering voor het Nederlandse bedrijfsleven.
Daarnaast maakt de Minister van Economische Zaken gebruik van niet-financiële instrumenten, zoals het terugdringen van onnodige regeldruk en het verbeteren van (digitale) dienstverlening aan bedrijven. Onder deze doelstelling valt ook het opschalen van ICT toepassingen om maatschappelijke en economische uitdagingen op te lossen, bijvoorbeeld met de ICT-doorbraakprojecten. Via onder andere het interdepartementaal programma Biobased Economy, de Green Deal aanpak en het aanpassen van belemmerende regelgeving wordt bijgedragen aan groene economische groei.
Rol en verantwoordelijkheid
De Minister van Economische Zaken is vanuit een stimulerende rol verantwoordelijk voor het scheppen van randvoorwaarden voor een excellent ondernemingsklimaat door:
Stimuleren
-
-
-
-Het stimuleren van een ambitieuze en duurzame ondernemerschapscultuur.
-
-
-
-
-Het stimuleren van de start en (internationale) doorgroei van bedrijven.
-
-
-
-
-Het stimuleren van de implementatie en het gebruik van generieke digitale voorzieningen door alle overheidsorganisaties om de dienstverlening aan ondernemers te verbeteren, zoals eHerkenning, het digitaal Ondernemersplein, het Ondernemingsdossier en Standard Business Reporting.
-
-
-
-
-Het stimuleren van het gebruik en kennis van ICT door het midden- en kleinbedrijf, in de topsectoren, de industrie en in sectoren als de detailhandel, logistiek, agro en het onderwijs door het in publiek-private samenwerking uitvoeren van de actieagenda Smart Industry, het Retailpact en de ICT-doorbraakprojecten.
-
-
-
-
-De stimulering, coördinatie en facilitering van de transitie naar een biobased economy.
-
-
-
-
-Het bevorderen van Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen.
-
Regisseren/faciliteren
-
-
-
-Het ondersteunen van de toegang tot (risico)kapitaal voor bedrijven en de transitie op de kapitaalmarkt met voldoende ruimte voor alternatieve vormen van financiering.
-
-
-
-
-Inzetten op verdere investeringen in Nederland onder meer via het Nederlands Investerings Agentschap (NIA) en via het private initiatief van institutionele beleggers in de vorm van de Nederlandse Investeringsinstelling (NLII).
-
-
-
-
-Het versterken van het startup ecosysteem onder de overkoepelende term StartupDelta.
-
-
-
-
-Het verbeteren van de dienstverlening aan de ondernemers door de Kamer van Koophandel, onder andere door middel van Ondernemerspleinen.
-
-
-
-
-De kabinetsbrede coördinatie van het topsectorenbeleid.
-
-
-
-
-Het versterken van de bijdrage van ICT-innovatie aan de economie, onder meer door het vernieuwen van de kennis- en innovatieagenda 2016-2017 (Roadmap ICT voor de topsectoren), een topsectorenplan big data en een Human Capital agenda ICT.
-
-
-
-
-De coördinatie en het faciliteren van het kabinetsbrede regeldrukverminderingsprogramma «Goed Geregeld, een verantwoorde vermindering van regeldruk 2012-2017». In dit programma zijn de vakministers verantwoordelijk voor de regeldrukvermindering op hun beleidsterrein. De Minister van Economische Zaken coördineert de aanpak voor bedrijven, de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties de aanpak voor burgers en professionals, evenals het lokaal toezicht.
-
-
-
-
-Faciliteren van het Nederlandse bedrijfsleven in hun duurzame grondstoffenvoorzieningszekerheid zoals in de grondstoffennotitie.
-
-
-
-
-De coördinatie van het Groene Groei-traject en de Green Deal aanpak.
-
-
-
-
-Het waarborgen van een internationaal level playing field.
-
-
-
-
-Een betere aansluiting tussen het onderwijs en de arbeidsmarkt.
-
-
-
-
-Het verbeteren van de match tussen vraag en aanbod op de arbeidsmarkt voor technisch personeel (Techniekpact).
-
Uitgangspunt is de juiste randvoorwaarden te creëren en ondernemers de ruimte te geven voor vernieuwing en groei. In dialoog met bedrijven, maatschappelijke organisaties en medeoverheden worden kansen benut en knelpunten opgelost. De Minister van EZ is gesprekspartner en aanspreekpunt voor het bedrijfsleven, sectoren, branches en individuele bedrijven. De overheid is terughoudend met ingrijpen in het bedrijfsleven, maar er kan soms een rol zijn in geval van externe effecten, informatie-asymmetrie of verstorend gedrag van (internationale) overheden. Hiervoor zet de Minister zowel financiële instrumenten in, zoals garanties en subsidies aan bedrijven en instellingen, als niet financiële instrumenten.
1 - Global Competitiveness Index
2011
2012
2013
2014
2015
Ambitie
Positie van Nederland
7e
5e
8e
8e
n.n.b.
Top-5 in 2020
Bron: World Economic Forum (Global Competitiveness Report, 2013-2014)
2 - Aandeel snelle groeiers1
2007/2010
2008/2011
2009/2012
2010/2013
2011/2014
Nederland
3,7%
3,7%
4,0%
3,2%
3,1%
Bron: CBS
Noot 1
Het CBS heeft voor de berekening van snelle groeiers in 2015 een methodische verbetering doorgevoerd waardoor bedrijven beter over de tijd te volgen zijn. Gebruikte cijfers in de begroting 2015 zijn daarmee achterhaald. Cijfers over snelle groeiers zijn inclusief bedrijven waarbij de groei, in elk geval voor een deel, is toe te schrijven aan een overname van een ander bedrijf. Indien alle bedrijven die in een onderhavige periode een overname deden buiten beschouwing worden gelaten, dan ligt het aantal snelle groeiers tussen de 0,3 en 0,5 procentpunt lager.
Toelichting
-
-
-
1.Het Nederlandse ondernemingsklimaat behoort sinds 2007 tot de top-10 volgens de Global Competitiveness Index van het World Economic Forum. Tussen 2009 en 2012 is Nederland gestegen van de 10e naar de 5e plek. In 2014 heeft Nederland een achtste plaats op de ranglijst behaald. Dit onderschrijft de noodzaak van goede financieringsmogelijkheden voor ondernemers, blijvende investeringen in onderwijs en onderzoek, vermindering van regeldruk en stimulering van innovatie.
-
-
-
-
2.Een bedrijf wordt een snelle groeier genoemd wanneer de werkgelegenheid over een periode van 3 jaar met meer dan 72,8% toeneemt (20% per jaar). 3,1% van de bedrijven met meer dan 10 werknemers over de periode 2011-2014 kan op basis van deze definitie worden geclassificeerd als een snelle groeier. Dat aandeel ligt op een vergelijkbaar niveau als de voorgaande periode (2010-2013), maar lager dan de 3 periodes daarvoor.
-
Beleidswijzigingen
Actieplan MKB-financiering
Uit hoofde van het aanvullend Actieplan MKB-financiering wordt in 2015 onder meer een fundinggarantie voor nieuwe aanbieders van MKB financiering, de aanvullende funding van Qredits, de verhoging van de bijdragen aan DVI, het structureel maken van Vroege fase financiering en een aantal flankerende maatregelen geregeld. De garantie voor nieuwe aanbieders van achtergestelde leningen zal waarschijnlijk in 2016 starten en verder gebruik maken van de Groeifaciliteit. In 2016 blijft EZ inzetten op goede investeringen in Nederland, ook vanuit Europese fondsen en sluit daarbij aan op de organisatiecapaciteit van onder meer NIA.
Motorenonderhoud JSF
Het Ministerie van Economische Zaken overweegt om, naast het Ministerie van Defensie en de provincie Noord Brabant, een deel van de investering voor de F-35 motorenonderhoudsfaciliteit te financieren. In het najaar van 2015 zal een definitief besluit worden genomen. De verwerking van de bijdrage zal plaatsvinden bij Voorjaarsnota 2016.
Budgettaire gevolgen van beleid
Bedragen x € 1.000
2014
2015
2016
2017
2018
2019
2020
VERPLICHTINGEN
757.490
2.470.444
1.836.610
1.829.759
1.826.524
1.830.023
1.830.397
Waarvan garantieverplichtingen
516.609
2.264.501
1.650.000
1.650.000
1.650.000
1.650.000
1.650.000
UITGAVEN
404.941
302.595
265.666
249.925
243.026
246.787
247.681
Waarvan juridisch verplicht (percentage)
90%
Garanties
153.377
95.137
67.480
62.480
62.480
62.480
62.480
BMKB
97.779
71.000
42.594
37.594
37.594
37.594
37.594
Begrotingsreserve BMKB
26.555
Groeifaciliteit
2.168
8.616
9.365
9.365
9.365
9.365
9.365
Garantie Ondernemings-financiering (GO)
17.875
11.842
11.842
11.842
11.842
11.842
11.842
Garantieregeling scheepsnieuwbouwfinanciering
0
3.679
3.679
3.679
3.679
3.679
3.679
Begrotingsreserve MKB Financiering
9.000
Subsidies
30.567
39.187
21.486
13.158
9.913
13.673
14.573
Bevorderen ondernemerschap
8.254
24.832
10.709
6.448
7.248
11.258
12.158
Interdepartementaal Programma Biobased Economy
3.509
1.589
2.884
2.384
250
Microkrediet
506
Uitfinanciering subsidies
18.298
12.766
7.893
4.326
2.415
2.415
2.415
Opdrachten
24.104
15.283
21.456
22.198
21.434
21.434
21.434
Onderzoek & ontwikkeling
2.640
1.526
1.019
1.037
910
910
910
ICT-beleid
20.001
11.537
18.111
16.770
16.068
16.068
16.068
Beleidsvoorbereiding en evaluaties
459
14
120
2.120
2.120
2.120
2.120
Regiegroep Regeldruk / ACTAL
1.004
2.206
2.206
2.271
2.336
2.336
2.336
Bijdragen aan (inter)nationale organisaties
17.034
14.148
12.319
11.991
11.991
11.991
11.991
NBTC
10.152
8.490
8.469
8.469
8.469
8.469
8.469
UNWTO
291
240
240
240
240
240
240
Bijdragen aan instituten
6.591
5.418
3.610
3.282
3.282
3.282
3.282
Bijdrage aan ZBO’s/RWT’s
150.288
107.741
117.606
115.527
114.716
114.715
114.709
Kamer van Koophandel / Ondernemerspleinen
150.288
107.741
117.606
115.527
114.716
114.715
114.709
Bijdragen aan agentschappen
29.573
31.099
25.319
24.571
22.492
22.494
22.494
Rijksdienst Voor Ondernemend Nederland
25.906
28.889
23.109
22.361
20.282
20.284
20.284
DICTU
22
0
Logius
3.645
2.210
2.210
2.210
2.210
2.210
2.210
ONTVANGSTEN
55.967
78.831
61.952
57.932
59.669
62.071
65.385
BMKB
30.389
25.000
29.000
29.000
29.000
29.000
29.000
Begrotingsreserve BMKB
25.406
5.000
Groeifaciliteit
2.436
8.000
8.000
8.000
8.000
8.000
8.000
Garantie Ondernemingsfinan-ciering (GO)
9.380
13.000
13.000
13.000
13.000
13.000
13.000
Begrotingsreserve GO
9.612
Borgstelling Scheepsnieuwbouw
46
4.000
4.000
4.000
4.000
4.000
4.000
Joint Strike Fighter
988
1.204
1.843
2.823
4.560
6.962
10.276
Diverse ontvangsten
3.116
2.221
1.109
1.109
1.109
1.109
1.109
Budgetflexibiliteit
Garanties: Het budget voor de verschillende garanties is voor 100% juridisch verplicht. Het budget is nodig om de verwachte schades te kunnen betalen op garanties die eerder zijn aangegaan.
Subsidies: De beleidsbudgetten worden per jaar gepubliceerd. Van het beschikbare bedrag 2016 is 62% juridisch verplicht. Het betreft uitfinanciering van tot en met 2015 aangegane verplichtingen. Het beschikbare budget voor het Aanvullend actieplan MKB-financiering (€ 6 mln) is nog niet juridisch verplicht. Dit betreft 28% van het totale budget voor subsidies. De juridische verplichting hiervan zal naar verwachting in 2016 worden aangegaan.
Opdrachten: Van het opdrachtenbudget is 66% juridisch verplicht. Het betreft de uitfinanciering van in voorgaande jaren aangegane verplichtingen.
Bijdragen aan agentschappen: Het budget betreft de financiering van het opdrachtenpakket 2016 aan de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO.nl) en is 100% juridisch verplicht.
Bijdragen aan ZBO’s/RWT’s: De bijdrage aan de Kamer van Koophandel (inclusief de bijdrage voor het Nieuwe Handelsregister) is voor 100% juridisch verplicht.
Bijdragen aan (inter)nationale organisaties: Van dit bedrag is 3% juridisch verplicht en is 84% bestuurlijk gebonden. Dit betreft onder andere de bijdragen aan het Nederlands Bureau voor Toerisme en Congressen en de World Tourism Organization (UNWTO).
Toelichting op de financiële instrumenten
Ter versterking van de financiering van het bedrijfsleven en in het bijzonder het MKB beschikt EZ over een aantal instrumenten: met name de hierna opgenomen garanties en de in het Toekomstfonds opgenomen instrumenten ten aanzien van risicodragend vermogen. Om de transitie naar een meer divers financieringslandschap mogelijk te maken zijn deze instrumenten aangevuld of voor een deel aangepast. In het kader van het aanvullend actieplan MKB-financiering zijn daarnaast een aantal primair tijdelijke maatregelen genomen. Een belangrijk deel wordt in 2015 uitgevoerd. Dat betreft de fundinggarantie voor nieuwe aanbieders van MKB -financiering, de aanvullende funding van Qredits, de verhoging van de bijdragen aan DVI, het structureel maken van Vroege fase financiering en een aantal flankerende maatregelen. Van enkele maatregelen is de inschatting dat deze over de jaargrens heen zal lopen. Zo zal de garantie voor nieuwe aanbieders van achtergestelde leningen waarschijnlijk in 2016 en verder gebruik maken van de Groeifaciliteit. In 2016 blijft EZ inzetten op goede investeringen in Nederland, ook vanuit Europese fondsen en sluit daarbij aan op de organisatiecapaciteit van onder meer de NIA.
Garanties
Borgstelling MKB-kredieten (BMKB)
De BMKB is bedoeld voor bedrijven die te weinig zekerheden (onderpand) kunnen bieden aan een kredietverstrekker. De kredietverstrekker vindt het risico dat het bedrijf zijn lening niet kan terugbetalen dan vaak te hoog. Via de BMKB staat de overheid borg voor het deel van de lening waar het bedrijf geen onderpand voor heeft. De kredietverstrekker kan voor dat deel dus terugvallen op de overheid.
De feitelijke benutting hangt af van de kredietbehoefte van het bedrijfsleven en is daarmee sterk afhankelijk van de ontwikkeling van de conjunctuur. Maximale benutting van de regeling is daarmee geen doel op zich. De mate van benutting wordt wel in het oog gehouden om te bezien of de regeling nog aansluit bij de behoefte van de markt. Deze informatie wordt halfjaarlijks in een rapportage verstrekt aan de Tweede Kamer. Als in 2016 de economie, zoals voorspeld, verder aantrekt, is de verwachting dat in 2016 ook de benutting van de BMKB weer toeneemt. Om inzicht te krijgen in de uitgaven van de BMKB is in de budgettaire tabel een splitsing gemaakt tussen de werkelijke schadebetalingen en stortingen in de interne begrotingsreserve BMKB.
Kengetal
2010
2011
2012
2013
2014
Verstrekte garanties BMKB, x € 1 mln
742
909
486
344
372
Totaal aantal verstrekte garanties
3.701
4.325
2.640
1.983
1.949
Bron: RVO.nl
Groeifaciliteit
De Groeifaciliteit richt zich op buffervermogen - zoals eigen vermogen van participatiemaatschappijen en achtergestelde leningen door banken - en is vooral gericht op de start-, groei- en expansiefase van een bedrijf. Versterking van het buffervermogen wint aan belang doordat bij bancaire financiering van bedrijven grotere buffers worden gevraagd. Achtergestelde leningen en aandelenkapitaal verstrekt door participatiemaatschappijen vallen tot maximaal € 25 mln onder de garantieregeling. Een bank kan een garantiefinanciering verstrekken tot maximaal € 5 mln in de vorm van achtergestelde leningen. De garantie van de overheid bedraagt 50%. De Groeifaciliteit is kostendekkend opgezet.
De feitelijke benutting van de regeling hangt onder meer af van investerings- en overnameplannen van het bedrijfsleven, en is nauw verbonden met de ontwikkeling van de conjunctuur. De mate van gebruik van deze regeling wordt halfjaarlijks in een rapportage verstrekt aan de Tweede Kamer.
Op dit moment is de verwachting de Groeifaciliteit de meest effectieve manier is om achtergestelde leningen fondsen voor het MKB te stimuleren. In 2016 wordt op basis van de dan beschikbare informatie bezien met welke omvang het budget van de Groeifaciliteit meerjarig moet worden opgehoogd om deze fondsen, voor het NLII, te accommoderen. Deze verhoging wordt gedekt uit het garantiebudget van € 500 mln dat in het Aanvullend actieplan MKB-financiering beschikbaar is gesteld voor achtergestelde leningenfondsen.
Kengetal
2010
2011
2012
2013
2014
Verstrekte garanties Groeifaciliteit, x € 1 mln
25
12
13
8
32
Totaal aantal verstrekte garanties
32
17
21
16
20
Bron: RVO.nl
Garantie Ondernemingsfinanciering
De GO-regeling is ingevoerd ten tijde van de kredietcrisis en gericht op middelgrote en grote bedrijven. Via deze regeling krijgen banken een garantie van 50% van de overheid, zodat nieuwe bankleningen en/of bankgaranties kunnen worden verstrekt. In het geval van bankgaranties zijn ook schadeverzekeraars toegelaten tot de regeling. De GO-regeling is net als de Groeifaciliteit kostendekkend, met als opzet dat banken/schadeverzekeraars er slechts gebruik van maken indien zij vanwege het risicoprofiel niet zelfstandig of onvoldoende in staat zijn in de kern gezonde bedrijven te financieren. Het gebruik volgt sterk de conjuncturele ontwikkeling. In het regeerakkoord van het huidige kabinet is afgesproken om de GO-regeling structureel te maken met een garantieplafond van € 400 mln.
Kengetal
2010
2011
2012
2013
2014
Verstrekte garanties GO, x € 1 mln
413
261
103
103
82
Totaal aantal verstrekte garanties
104
62
53
51
39
Bron: RVO.nl
Garantieregeling Scheepsnieuwbouwfinanciering
In navolging van andere EU-landen is een garantieregeling geïntroduceerd die het bankkrediet aan de scheepsbouwer garandeert gedurende de periode van de bouw van het schip. Met de GSF kunnen banken 80% Staatsgarantie krijgen op de financiering van de bouw van een schip. Op basis van de beperkte benutting van de regeling sinds de start in 2013 is het jaarlijks garantieplafond per 2015, in overeenstemming met het garantiekader, teruggebracht tot € 400 mln. Dit is ook het voorgestelde plafond voor 2016. Met stakeholders (onder andere maritieme sector en betrokken banken) is in de afgelopen periode onderzocht wat de oorzaken van het geringe gebruik zijn en wordt nog bezien of en hoe aanpassing van de regeling gewenst en mogelijk is. De regeling die een looptijd heeft van vijf jaar wordt voorlopig voortgezet.
Kengetal
2013
2014
Verstrekte garanties Scheepsnieuwbouw, x € 1 mln
44
0
Totaal aantal verstrekte garanties
6
0
Bron: RVO.nl
MKB-financiering
In het aanvullend actieplan MKB-financiering van 8 juli 2014 heeft het kabinet aangekondigd een garantiebedrag van € 400 mln ter beschikking te stellen om de funding van nieuwe aanbieders van MKB-financiering mogelijk te maken. Naast alle andere initiatieven en plannen is er behoefte aan nieuwe financiers en nieuwe financieringsmogelijkheden voor het verstrekken van vreemd vermogen aan het MKB. Het vinden van funding voor deze nieuwe mogelijkheden is echter, bij gebrek aan voldoende track-record van dergelijke financiers, lastig. Met het Aanvullend Actieplan MKB-financiering is er daarom voor goede initiatieven ruimte beschikbaar om die funding te vereenvoudigen met behulp van een overheidsgarantie. Een overheidsgarantie zal kostendekkend moeten zijn en geen staatssteun mogen inhouden. Na een oproep voor voorstellen eind 2014 zijn 8 partijen uitgekozen, waarmee de onderhandelingen over een garantie-overeenkomst zullen worden gestart.
Er zijn nog geen uitgaven gerealiseerd, alleen een storting in de interne begrotingsreserve MKB financiering.
Subsidies
Bevorderen Ondernemerschap
Dit budget wordt gebruikt voor diverse instrumenten die als doel hebben het ondernemingsklimaat te verbeteren. Het budget wordt gebruikt voor het realiseren van de nieuwe beleidsambities, zoals Techniekpact en Ambitieus Ondernemerschap. In het Aanvullend Actieplan MKB-financiering zijn middelen uitgetrokken voor ketenfinanciering, verbeteren kredietinformatie, het verhogen van de ambitie en verbetering groeivaardigheden in het kleinbedrijf en het stroomlijnen en toegankelijker maken van het financieringsinstrumentarium. Verder is het budget gebruikt voor (uitvoerings)bekostiging van de jaarlijkse Transparantie Benchmark, programma’s voor kapitaalmarkt, zelfstandigenregeling, innovatiegericht inkopen, topsectoren en de programmakosten voor corporate governance.
Microfinanciering
Voor kleine bedrijven en startende ondernemers is het zogenaamde microfinancieringsbeleid ontwikkeld. Qredits (stichting Microfinanciering Nederland) biedt sinds 2009 microkredieten aan in heel Nederland tot maximaal € 50.000. EZ heeft hier financieel aan bijgedragen door het verstrekken van een (achtergestelde) lening en een garantstelling op de lening van de BNG aan Qredits.
Naast het krediet is coaching een belangrijk onderdeel van het microfinancieringsbeleid. Qredits heeft hiervoor de afgelopen jaren met steun van EZ onder andere een vrijwillige coachpool opgezet.
Sinds eind 2013 verstrekt Qredits ook zogenaamde MKB-kredieten tussen de € 50.000 en € 150.000. Om dit mogelijk te maken heeft het kabinet in 2013 € 30 mln uitgetrokken voor de vervolgfinanciering van Qredits (stimuleringspakket, september 2013). De grens van het MKB krediet is eind 2014 opgetrokken tot € 250.000. Mede gezien de groeiende behoefte aan werkkapitaal is het de verwachting dat Qredits vanaf het najaar 2015 hier ook een financieringsproduct beschikbaar voor heeft, de zogenoemde werkkapitaalkredieten.
Het kabinet heeft € 100 mln. garantieruimte beschikbaar, mocht voor het verstrekken van nieuwe funding aan Qredits een overheidsgarantie nodig zijn. De verwachting is dat hiermee minimaal € 100 mln nieuwe financiering in de markt mogelijk wordt gemaakt.
Indicator
Referentiewaarde
Peildatum
Raming 2016
Bron
Aantal verstrekte kredieten (Micro- en MKB-krediet)
610
2009
2.250
Qredits
De verwachting is dat Qredits in 2016 1.400 microkredieten en 250 MKB-kredieten en 600 werkkapitaal kredieten verstrekt en dus totaal 2.250 kredieten aan kleine en startende ondernemers. Bij de start van het microfinancieringsbeleid (en Qredits) in 2009 is een streefwaarde voor 2016 gesteld om 2.500 kredieten te verstrekken. De verwachting is dat deze niet geheel gehaald wordt, maar wel bij benadering.
Biobased Economy (BBE)
Binnen de topsectorenaanpak is biobased economy een cross-sectoraal thema voor met name de sectoren Energie, Chemie en Agrifood. Voor de uitvoering van het innovatiecontract BBE is het Topconsortium voor Kennis- en Innovatie (TKI) BBE opgericht. Voor de komende 12 jaar heeft de TKI BBE de onderzoekagenda 2015-2027 ontwikkeld, samen met DLO, TNO, NWO, ECN en VNO en ruim 180 al eerder bij de TKI betrokken bedrijven. Bedrijven hebben zich via een letter of intent bereid verklaard in totaal € 270 mln bij te dragen.
De regio’s in Nederland zijn voortvarend aan de slag met biobased economy. Zes actieve regionale clusters, ieder met zijn eigen specialisatie, hebben in totaal € 50 mln per jaar gereserveerd in specifieke biobased investeringsfondsen.
Alles bijeen zijn, in de diverse regio’s, zeker 700 bedrijven betrokken en is de afgelopen drie jaar meer dan € 1,5 mld geïnvesteerd, waarvan € 1,1 mld in bio-energieprojecten.
Met het project «Ruimte in regels» worden belemmeringen in wet- en regelgeving onderzocht die bedrijven ervaren bij het doen van innovatieve investeringen. EZ zoekt samen met ondernemers naar oplossingen om investeringen mogelijk te maken of sneller en effectiever te kunnen doen.
Het kabinet zet de Green Deal aanpak voort met als doel groene groei te versnellen door de creativiteit en dynamiek in de samenleving te benutten. Green Deals bieden bedrijven, maatschappelijke organisaties en andere overheden een laagdrempelige mogelijkheid om samen met de overheid te werken aan groene groei. Centrale gedachte is dat de overheid initiatieven faciliteert en versnelt door het wegnemen van knelpunten op het vlak van wet- en regelgeving, netwerkvorming, innovatie en marktprikkels. Een overzicht van de Green Deals is te vinden op www.ondernemendgroen.nl/Greendeals en in de loop van 2015 ook op www.greendeals.nl. In 2016 komen de resultaten beschikbaar van de externe effectmeting. De aanpak zal verder verbreed worden naar andere maatschappelijke domeinen, zoals gezondheid en zal internationaal onder de aandacht worden gebracht van andere EU lidstaten en de Europese Commissie.
In nauwe samenwerking met het Ministerie van Infrastructuur en Milieu (I&M) wordt gewerkt aan het aanpakken van kwetsbaarheden rond grondstoffenvoorzieningszekerheid door de innovatieve kracht van de circulaire economie in te zetten. De kennisbasis om kwetsbaarheden en circulaire kansen inzichtelijk te krijgen dient verder te worden versterkt. Een belangrijke basis zal de Monitor Materiaalstromen Plus zijn die in 2016 waar mogelijk wordt geïmplementeerd. Deze monitor vormt de basis waarop andere bronnen en analyses worden gebouwd.
Uitfinanciering subsidies
De volgende regelingen zijn inmiddels beëindigd en betreffen alleen nog uitfinanciering: Valorisatie/SKE, Innovatieve scheepsbouw en Besluit Subsidie Regionale Investeringsprojecten.
Opdrachten
Onderzoek & ontwikkeling
Uit dit budget worden beleidsonderzoek, verplichte evaluaties van beleidsinstrumenten en beleidsdoorlichtingen gefinancierd.
ICT-beleid
Voorzien wordt dat de komende decennia een vergaande digitalisering van economische en productieprocessen zal plaatsvinden. Om de Nederlandse economie hierop voor te bereiden heeft de Minister van Economische Zaken een boegbeeld ICT aangesteld die samen met de wetenschap en industrie aan de slag gaat om de economie te helpen met de inbedding van deze productieprocessen.
Voor toepassingen van (over)morgen (onder andere zorg, duurzame energie) en voor economische ontwikkeling en voor talentontwikkeling, is een sterke kennis- en innovatiebasis op ICT-gebied belangrijk. De technologie en de toepassingen ontwikkelen zich immers razendsnel, bijvoorbeeld op het gebied van big data, sensoren en cyber security. Het doel van de nieuwe Roadmap ICT voor Topsectoren (2016-2019) is dat die ICT-innovatiekansen kunnen worden benut, waarbij de overheid faciliteert dat bedrijven samenwerken met kennisinstellingen, zoals universiteiten, NWO en TNO.
Belangrijke acties op het ICT-domein zijn:
Smart Industry
Met FME, VNO NCW, TNO en de Kamer van Koophandel is het Actieplan Smart Industry opgesteld met acties gericht op het verzilveren van bestaande kennis, het versnellen in fieldlabs, versterken van Research&Development en expliciete aandacht voor human capital.
ICT doorbraakprojecten
EZ werkt aan een tiental ICT-doorbraakprojecten die gericht zijn op het opschalen van ICT-toepassingen in een aantal topsectoren, zoals zorg, onderwijs en detailhandel. Het doel is om de belemmeringen voor het gebruik van ICT weg te nemen en de ICT kennis te vergroten.
Skills
Digitale vaardigheden van de (toekomstige) beroepsbevolking zijn van toenemend belang om te zorgen voor economische groei en innovatief vermogen. Het kabinet werkt met het bedrijfsleven en maatschappelijke partners aan het publiek-private programma Digivaardig en aan een Human Capital Actieagenda ICT-innovatie. Met de Human Capital Agenda ICT-innovatie wil EZ een bijdrage leveren aan voldoende ICT’ers en werknemers met de gevraagde ICT- en innovatievaardigheden (toekomstgerichte, flexibele en duurzame skills), zodat zij nu en in de toekomst goed kunnen omgaan met nieuwe, snel veranderende technologieën.
ICT onderzoek
De Nederlandse ICT infrastructuur is van hoog niveau. Om de ICT onderzoekinfrastructuur op niveau te houden zijn aanvullende innovatie-investeringen nodig. Voor de periode 2017 tot en met 2019 dragen EZ en OCW daarom samen € 12 mln bij. De structureel benodigde financiering zal volgens EZ en OCW moeten worden geregeld door de hoger onderwijs instellingen.
Digitale overheid
Het kabinet heeft de ambitie dat ondernemers en burgers in 2017 hun zaken met de overheid digitaal kunnen afhandelen, waarbij zij gebruik kunnen maken van een aantal generieke voorzieningen. Een informatieportaal (ondernemersplein.nl), een inlogvoorziening (eHerkenning/eID), een voorziening om digitaal zaken te doen met de overheid (Ondernemingsdossier), een Berichtenbox en standaarden voor informatie-uitwisseling (zoals Standard Business Reporting en e-factureren) zijn onderdeel van de Generieke Digitale Infrastructuur,waarmee ondernemers steeds meer zaken «24 uur per dag, 7 dagen per week» kunnen regelen met de overheid. Dat leidt tot meer gemak en tijdsbesparing voor zowel ondernemers als de overheid.
Ondernemingsdossier
Het Ondernemingsdossier is het generieke platform waarmee ondernemers digitaal zaken doen met de overheid. De focus ligt hierbij op MKB-ondernemers die vaak met de overheid te maken hebben. Zes nieuwe branches zijn actief, zodat inmiddels in totaal tien branches aangesloten zijn. Inmiddels is met de uitrol via brancheorganisaties en verschillende overheden zoals gemeenten een solide basis gelegd om het Ondernemingsdossier verder uit te rollen.
Vermindering regeldruk
Met het kabinetsbrede programma «Goed Geregeld: een verantwoorde vermindering van de regeldruk 2012-2017» zet het kabinet in op de vermindering van regeldruk voor bedrijven, burgers en professionals. De aanpak bestaat uit zes samenhangende actielijnen:
-
-
-
1.Minder regeldruk door transparantie van wet- en regelgeving.
-
-
-
-
2.Structurele verlaging van de regeldruk met € 2,5 mld.
-
-
-
-
3.Minder regeldruk door betere (digitale) dienstverlening.
-
-
-
-
4.Minder stapeling, slimmer toezicht.
-
-
-
-
5.Merkbare vermindering regeldruk in regeldichte domeinen.
-
-
-
-
6.Minder regeldruk door bestuurlijke samenwerking (gemeenten en Europa).
-
In de aansluitende tabel is de doelstelling en raming 2016 van de kwantitatieve doelstelling van € 2,5 mld in kaart gebracht. Naar verwachting zal de realisatie eind 2016 op € 2,2 mld uitkomen.
Indicator
Referentiewaarde
Peildatum
Raming 2016
Streefwaarde
Planning
Bron
Netto verlaging regeldruk (cumulatief)
€ 1,153 mld
2014
€ 2,2 mld
€ 2,5 mld
2017
EZ
Gezien het steeds sneller wordende tempo van innovatie is het van belang om als overheid wendbaar te blijven, onder andere door wet -en regelgeving aan te passen aan de veranderende economische en maatschappelijke dynamiek. Daarom is een aanpak gestart waarbij ten eerste een aantal concrete casussen zijn bekeken waar wet en regelgeving innovatie belemmert. Daarnaast is gekeken hoe wet- en regelgeving in algemene zin toekomstbestendiger kan worden gemaakt, onder andere door het toepassen van concepten als doelregulering, Right to Challenge en experimenteerruimte.
Maatwerkaanpak
Het kabinet zet niet alleen in op een kwantitatieve reductie van regeldruk. Binnen de maatwerkaanpak regeldichte domeinen is het kabinet met ondernemers in dialoog om te achterhalen waar regels in de praktijk leiden tot ergernissen of onnodige regeldruk. In 2016 zullen voor de meeste maatwerksectoren, waaronder logistiek, bouw, agrofood, winkelambacht en de chemie actieplannen in uitvoering zijn en concrete resultaten kunnen worden bereikt.
Slimmer toezicht
Om een impuls te geven aan «beter, slimmer en efficiënter toezicht» is EZ met andere departementen, inspecties en bedrijfsleven via zogenaamde toezichttafels in sectoren op zoek naar mogelijkheden om de naleving van regels te verbeteren en maatschappelijke risico’s te beperken.
Bijdrage aan (inter)nationale organisaties
Nederlands Bureau voor Toerisme en Congressen (NBTC) en de United Nations World Tourism Organization (UNWTO)
EZ zal voor de periode 2016-2019 een meerjarig contract met het NBTC afsluiten om het inkomend toerisme te bevorderen. EZ stelt in deze periode budget beschikbaar voor de internationale branding en marketing van Nederland en internationale congreswerving. Het budget wordt ingezet op de belangrijkste toeristische herkomstmarkten en doelgroepen. De strategie is erop gericht om internationale bezoekers te spreiden in tijd en ruimte.
UNWTO
Er wordt bijgedragen in de overheadkosten van het secretariaat van de UNWTO.
Bijdragen aan instituten
Betreft een verzamelpost van verschillende kleine bijdragen aan diverse instituten, ten behoeve van het programma-onderzoek op het terrein van MKB en ondernemerschap, het kenniscentrum MVO Nederland en de Koning-Willem I prijs.
Bijdrage aan ZBO’s/RWT’s
De Kamer van Koophandel voert vijf wettelijke taken uit in het kader van ondernemerschapsbeleid: houden van het handelsregister, inrichten en beheren van Ondernemerspleinen - zowel digitaal als fysiek, geven van inlichtingen en voorlichting aan ondernemers onder meer via online informatie, stimuleren van innovatie via advies en voorlichting, en regio specifieke activiteiten bijvoorbeeld door middel van regionale onderzoeken, overleggen en samenwerkingsvormen. Hiervoor krijgt de Kamer van Koophandel een rijksbijdrage, daarnaast genereert de Kamer van Koophandel eigen inkomsten uit verkoop van eigen producten en diensten. Jaarlijks wordt een activiteitenplan opgesteld. Bij het opstellen ervan spelen de Centrale Raad en de Regionale Raden met daarin onder meer ondernemers een adviserende rol. Hoe de Kamer van Koophandel presteert wordt gemonitord door middel van prestatie-indicatoren zoals bereik en de tevredenheid van ondernemers over de dienstverlening van de Kamer van Koophandel. De Kamer van Koophandel heeft vorig jaar een versnelde digitaliseringsstrategie gekozen, deze krijgt in 2016 verder vorm.
Daarnaast zal naar verwachting begin 2016 de Wijziging van de Handelsregisterwet 2007 aan de Tweede Kamer aangeboden worden. Het wetsvoorstel beoogt ter versterking van de rechtszekerheid in het economisch verkeer, de kwaliteit van het handelsregister te vergroten en de slagvaardigheid van de Kamer van Koophandel bij de uitvoering van de handelsregistertaak te verbeteren. Het handelsregister maakt als basisregistratie onderdeel uit van de Generieke Digitale Infrastructuur (GDI).
Verder wordt gewerkt aan de verdere ontwikkeling van de regionale ondernemerspleinen, het digitale ondernemersplein en het vergroten van bereik en klantwaardering. Daartoe is in 2015 ingezet op het plaatsen van meer content op het digitale ondernemersplein en de realisatie van een Engelstalige versie. In 2016 zal het digitale ondernemersplein zich verder ontwikkelen, onder andere door de ondernemer persoonlijker van dienst te zijn en hem gerichter informatie aan te bieden. De informatiebehoefte bij ondernemers is hierbij leidend.
Het digitale ondernemersplein zal faciliteren dat de content gemakkelijk door andere overheidsorganisaties op hun kanalen kan worden hergebruikt.
Bijdrage aan agentschappen
Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO.nl)
Deze middelen zijn grotendeels voor de uitvoering van de garantie-instrumenten, zoals BMKB, Groeifaciliteit, Garantie Ondernemingsfinanciering en de Garantiefaciliteit Scheepsnieuwbouwfinanciering, uitvoering van de IND zelfstandigen- en BBH-regeling. Dit betreft activiteiten als beoordeling van aanvragen, voorlichting over de instrumenten, terugontvangen van kredieten, etc.
Logius
De bijdrage aan Logius bestaat uit een bijdrage aan het programma (Bureau)Forum Standaardisatie.
Industrieel participatiebeleid
Het doel van het industrieel participatiebeleid (IP-beleid) is om bij een gebrek aan een open en gelijke internationale defensiemarkt de Nederlandse defensie- en veiligheid gerelateerde bedrijven te ondersteunen bij het verkrijgen van een gelijkwaardige positie op de defensiemarkt. Hiermee wordt een bijdrage geleverd aan de overheidstaken op het gebied van veiligheid van Nederland; zowel in directe zin als door deelname aan internationale samenwerkingsprogramma’s. Het beleid is erop gericht om bij de aanschaf van defensiematerieel bij buitenlandse bedrijven door het Ministerie van Defensie de Nederlandse industrie en kennisinstellingen zo goed mogelijk te betrekken.
Het IP-beleid houdt in dat bij aanbestedingen van defensiematerieel per geval wordt bekeken of er industriële participatie (IP) zal worden geëist. De basis hiervoor is de Defensie Industrie Strategie (DIS) waarin prioritaire technologiegebieden zijn vastgesteld. De inhoud en omvang van de IP wordt per geval afgesproken. Verwacht wordt dat de omvang gemiddeld circa 60% van de opdrachtwaarde van Defensie zal zijn.
De indicator «gerealiseerde invulling IP-verplichtingen» geeft het bedrag weer dat door buitenlandse partijen bij Nederlandse bedrijven besteed wordt als invulling van IP-afspraken. De streefwaarde voor de gerealiseerde invulling voor 2016 is gesteld op € 350 mln.
Indicator
Referentie- waarde
Peil- datum
Raming 2016
Bron
Gerealiseerde invulling compensatie / IP-verplichting (5 jaars gemiddelde)
€ 383 mln
2014
€ 350 mln
EZ
Ontvangsten
De posten Begrotingsreserve BMKB en GO hebben betrekking op de geraamde onttrekkingen uit de begrotingsreserves ter dekking van de geraamde uitgaven op de ingeroepen garanties.
De post «Joint Strike Fighter» betreft de geraamde afdrachten van de Nederlandse industrie aan de Staat op basis van in de Medefinancieringsovereenkomst JSF (MFO) overeengekomen afdrachtregeling over de Nederlandse industrie-inkomsten ten gevolge van uitgevoerde productie- en instandhoudingsopdrachten voor het F-35 project (JSF).
In de budgettaire tabel zijn onder het kopje «ontvangsten» de interne begrotingsreserves van de BMKB en GO expliciet vermeldt om een splitsing te duiden tussen de provisie ontvangsten en onttrekkingen in de interne begrotingsreserves.
Interne begrotingsreserves
Er zijn interne begrotingsreserves voor de BMKB, de regeling Garantie Ondernemingsfinanciering (GO), de Groeifaciliteit (GF), de Garantieregeling Scheepsnieuwbouwfinanciering (GSF) en de garanties voor nieuwe aanbieders van MKB-financiering. De GO, GF, GSF en de garanties voor alternatieve aanbieders van MKB-financiering betreffen kostendekkende regelingen, waarvan de te realiseren premie-ontvangsten toereikend zijn voor het afdekken van eventuele verliesdeclaraties. De interne begrotingsreserves zijn ervoor bedoeld inkomsten uit premies en uitgaven voor schades, die over de jaren kunnen fluctueren, te verevenen.
In onderstaande tabel zijn de saldi van de begrotingsreserves per 31 december 2014 weergegeven.
Stand interne begrotingsreserves per 31 december 2014 (x € 1.000)
Interne begrotingsreserve Borgstelling MKB-kredieten (BMKB)
66.555
Interne begrotingsreserve Garantie Ondernemingsfinanciering (GO)
55.009
Interne begrotingsreserve Garantiefaciliteit Scheepsnieuwbouwfinanciering
10.044
Interne begrotingsreserve Groeifaciliteit
5.000
Interne begrotingsreserve garantie MKB-faciliteiten
9.000
Budgettair belang fiscale maatregelen
Bedragen x € 1 mln
2014
2015
2016
2017
2018
2019
2020
Zelfstandigenaftrek
1.782
1.822
1.843
1.875
1.906
1.936
1.968
Extra zelfstandigenaftrek starters
109
111
113
115
117
119
121
Startersaftrek bij arbeidsongeschiktheid
2
2
2
2
2
2
2
FOR, niet omgezet in lijfrente
49
49
48
48
48
48
49
Meewerkaftrek
7
7
7
6
6
6
6
Stakingsaftrek
16
15
14
14
13
12
12
Doorschuiving stakingswinst
232
245
250
262
275
289
303
Bedrijfsopvolgingsfaciliteit in successiewet
250
250
250
250
250
250
250
Kleinschaligheidsinvesteringsaftrek
371
395
402
414
427
440
453
Willekeurige afschrijving starters
8
8
8
8
8
8
9
Persoonsgebonden aftrekpost durfkapitaal
4
3
3
2
1
0
0
Verlaagd BTW-tarief Logiesverstrekking (incl. kamperen)
594
606
616
626
637
648
659
Verlaagd BTW-tarief Voedingsmiddelen horeca
1.674
1.700
1.724
1.749
1.774
1.800
1.826
BTW Kleine ondernemersregeling
130
139
147
156
166
176
186
Verlaagd accijnstarief kleine brouwerijen
1
2
2
2
2
2
2
Vrijstelling overdrachtsbelasting bedrijfsoverdracht in familiesfeer
16
16
16
17
17
17
18
Een toelichting op deze fiscale regelingen is opgenomen in de internetbijlage 12 bij de Miljoenennota (Toelichting op de belastinguitgaven).
14 Een doelmatige en duurzame energievoorziening
Algemene doelstelling
Een internationaal concurrerende energievoorziening die betrouwbaar, veilig en duurzaam is.
Om deze doelstelling te bereiken zet EZ financiële instrumenten in zoals subsidies en garanties, maar ook niet-financiële instrumenten zoals het stroomlijnen van energieregelgeving om de werking van de energiemarkt te verbeteren, de regeldruk te verminderen en efficiënter toezicht mogelijk te maken.
Rol en verantwoordelijkheid
De Minister van EZ is op grond van de Elektriciteitswet en de Gaswet verantwoordelijk voor het energiebeleid. Hieruit vloeien de volgende verantwoordelijkheden voort:
Financieren
-
-
-
-Het voeren van het financieel instrumentarium op de beleidsterreinen hernieuwbare energie, energiebesparing en innovatieve energietechnologieën.
-
(Doen)Uitvoeren
-
-
-
-Het vergroten van het aandeel hernieuwbare energie (conform afspraken Energieakkoord: 14% in 2020 en 16% in 2023).
-
-
-
-
-Het vergroten van het aandeel energiebesparing (conform afspraken Energieakkoord: besparing met gemiddeld 1,5% per jaar en 100 PJ in 2020).
-
Regisseren
-
-
-
-Het regisseren van de realisatie van grote energie-infrastructuur projecten die onder de rijkscoördinatieregeling vallen; dit betekent als projectminister, samen met de Minister van Infrastructuur en Milieu, verantwoordelijk voor de ruimtelijke inpassing van projecten en voor de coördinatie van benodigde projecten.
-
-
-
-
-Het stimuleren van een goed werkende Europese energiemarkt met een adequate infrastructuur.
-
-
-
-
-Het creëren van randvoorwaarden waardoor de energievoorziening internationaal kan concurreren en het verdienpotentieel van de energiesector ten volle wordt benut.
-
-
-
-
-Het creëren van randvoorwaarden voor een doelmatige en verantwoorde winning van onze bodemschatten.
-
-
-
-
-Het stimuleren van de transitie naar een duurzame en betrouwbare energievoorziening.
-
-
-
-
-Het bieden van mogelijkheden aan lokale energieprojecten.
-
-
-
-
-Het coördineren van het energiebesparingsbeleid via de verschillende vakministers en het stimuleren van energiebesparing in de industrie en energiesectoren.
-
-
-
-
-Het stimuleren van de ontwikkeling en gebruik van innovatieve energietechnologieën.
-
-
-
-
-Het stimuleren van de verdergaande reductie van CO2- uitstoot van energiebedrijven en industrie.
-
Kengetal HHI en C3
De C3 is het gezamenlijk marktaandeel van de drie grootste leveranciers. De mate van concentratie op de kleinverbruikersmarkt voor elektriciteit en gas vormt een indicatie voor de concurrentie op die markten. Een indicator hiervoor is de Herfindahl-Hirschman Index (HHI). Een markt met een HHI onder de 1.800 punten wordt gezien als een competitieve markt en een markt met een index tussen de 1.800 en 8.000 punten wordt gezien als een geconcentreerde markt.
Kengetal
2011
2012
2013
2014
Ambitie 2016
-
1.Concentratiegraad in de retailsector elektriciteit
-
-HHI
2.465
2.338
2.276
2.230
Stabiliseren tussen 1.800-2.500
-
-C3
85%
83%
81%
81%
Daling/lager
-
2.Concentratiegraad in de retailsector gas
-
-HHI
2.344
2.258
2.204
2.171
Stabiliseren tussen 1.800-2.500
-
-C3
83%
81%
79%
79%
Daling/lager
Bron: ACM
Kengetal
2011
2012
2013
2014
Elektriciteitsstoring in minuten per jaar
23 min
27 min
23 min
20 min
Bron: Netbeheer Nederland
Toelichting
Het aantal storingsminuten per huishouden per jaar geeft een indicatie van de leveringszekerheid van elektriciteit. Het aantal en de duur van de stroomstoringen was in 2014 historisch laag. Een huishouden had in 2014 gemiddeld 20 minuten geen stroom als gevolg van een storing. In 2015 heeft een stroomstoring bij Diemen grote maatschappelijke effecten gehad voor in het noorden van de Randstad. Naar verwachting zal als gevolg hiervan het aantal storingsminuten in 2015 stijgen.
Beleidswijzigingen
Groningen
Met de besluiten over het winningsplafond, de bestuurlijke akkoorden van begin 2014 en begin 2015 en het instellen van een Nationaal Coördinator Groningen (NCG) wordt gewerkt aan herstel van vertrouwen in Groningen. Vertrouwen dat noodzakelijk is om in de toekomst veilig en met draagvlak gas te kunnen winnen in Groningen. Daarmee hangen ook investeringen samen. Specifiek gaat het om de Overheidsdienst Groningen, de onderzoeksgroep energie en de versterking van het Staatstoezicht op de Mijnen (SodM).
STROOM
Het voorstel voor een Elektriciteits- en gaswet (STROOM) is op 4 mei 2015 ingediend bij de Tweede Kamer. Het streven is het wetsvoorstel per 1 januari 2016 in werking te kunnen laten treden, zodat in 2016 en de jaren daarna belangrijke stappen gezet kunnen worden in de uitvoering van het Energieakkoord. Met name voor de doelstelling voor windenergie op zee is tijdige inwerkingtreding van STROOM cruciaal.
Om tijdige inwerkingtreding van STROOM te kunnen realiseren is ervoor gekozen delen van het wetsvoorstel beleidsneutraal over te nemen uit bestaande wetten. Het voornemen is in 2016 een wetsvoorstel bij de Tweede Kamer in te dienen om de resterende wenselijke wijzigingen door te voeren in de elektriciteits- en gasregelgeving. Met name de regelgeving omtrent levering, consument en de codes van ACM zijn aan herziening toe. Met stroomlijning, optimalisering en modernisering van het resterende deel is de elektriciteits- en gasregelgeving klaar voor de toekomst met minder regeldruk voor bedrijven en de overheid.
Wind op Zee
Conform de afspraken in het Energieakkoord wordt in 2016 de nieuwe aanpak voor de uitrol van wind op zee voortgezet. De wet windenergie op zee, die op 1 juli 2015 in werking is getreden, is hiervoor een belangrijke randvoorwaarde. De eerste tender voor het gebied Borssele zal eind 2015 worden opengesteld en wordt in de eerste helft van 2016 afgerond. De voorbereidingen voor de tender van het tweede park in het gebied Borssele worden in 2016 afgerond, in het bijzonder door het vaststellen van het kavelbesluit voor dit tweede park. De tender voor het tweede kavel in Borssele wordt opengesteld in de tweede helft van 2016 en sluit voor het einde van het jaar. In 2016 wordt bovendien het inpassingsplan voor het transmissiesysteem voor het gebied Borssele vastgesteld.
Energierapport
In december 2015 zal het kabinet het Energierapport met een integrale en strategische visie op de energievoorziening in Nederland uitbrengen. Het Energierapport bevat tevens specifieke thema’s en dilemma’s die relevant zijn richting een volledig duurzame energievoorziening in 2050. Deze zullen in 2016 tijdens een Energiedialoog met de samenleving aan de orde moeten komen. Gegeven de complexiteit van het energievraagstuk hecht het kabinet sterk aan externe inbreng. Burgers, bedrijven, andere overheden en maatschappelijke organisaties worden uitgenodigd aan de dialoog deel te nemen en hun kennis en kunde in te brengen voor de energietransitie. Uit de dialoog volgt in het najaar van 2016 een beleidsagenda. Tegelijkertijd zal de evaluatie van het Energieakkoord worden gepubliceerd.
Europa
De transitie naar een duurzame energievoorziening en naar een CO2-arme economie met 80-95% CO2-reductie in 2050 is de samenbindende koers voor Nederland en voor Europa. Een goed werkende interne markt voor energie is wat Nederland betreft het belangrijkste middel om de transitie naar een CO2-arme economie te faciliteren en tegelijkertijd de leveringszekerheid en de betaalbaarheid te borgen en daarmee de concurrentiekracht van de Unie te vergroten onder andere door versterking van de regionale samenwerking, zowel in het kader van het Penta-overleg als in versterking van de bilaterale samenwerking met Duitsland en België. Nederland is de eerste helft van 2016 voorzitter van de Europese Unie. In dat kader organiseert EZ op energiegebied twee grote evenementen: een Informele Energieraad en een ambtelijke bijeenkomst Energie.
Schaliegas
Het kabinet heeft besloten dat deze kabinetsperiode geen boringen naar schaliegas zullen plaatsvinden. In het Energierapport 2015 zal het kabinet een integrale visie op een duurzame energievoorziening geven. Indien daaruit blijkt dat het wenselijk is om de winning van schaliegas in Nederland als optie niet uit te sluiten, zal het kabinet participeren in breed, langjarig wetenschappelijk onderzoek in Europees verband met alleen ruimte voor boringen met een wetenschappelijk doel. De keuze die in het Energierapport over schaliegas wordt gemaakt, zal begin 2016 worden verankerd en ruimtelijk worden uitgewerkt in de structuurvisie Ondergrond. Gelet op het belang van een integrale afweging wordt geen aparte structuurvisie Schaliegas meer opgesteld. Commerciële opsporing en winning van schaliegas is de komende vijf jaar niet aan de orde. De bestaande vergunningen gericht op de opsporing van schaliegas worden dan ook niet verlengd. Nieuwe aanvragen zullen worden afgewezen. Deze aanpak biedt de gelegenheid om decentrale overheden actief te betrekken bij de besluitvorming, conform de kabinetsreactie op het rapport «Aardbevingsrisico’s in Groningen» van de Onderzoeksraad voor Veiligheid (OVV) (TK, 33 529, nr. 143).
Budgettaire gevolgen van beleid
Bedragen x € 1.000
2014
2015
2016
2017
2018
2019
2020
VERPLICHTINGEN
2.646.202
5.421.291
5.442.919
371.626
328.886
325.891
327.891
Waarvan garantieverplichtingen
526
31.324
93.050
UITGAVEN
1.441.886
1.626.999
1.830.326
1.967.843
2.207.333
2.787.041
3.453.489
Waarvan juridisch verplicht (percentage)
97%
Subsidies
1.181.789
1.390.584
1.604.948
1.735.467
1.993.971
2.578.074
3.244.974
Topsector Energie
34.925
67.862
55.840
53.688
44.090
41.490
36.490
Energie-innovatie (Innovatie Agenda Energie)
27.383
7.882
2.377
2.368
2.368
2.368
2.368
Green Deal
918
4.296
16.354
Energieakkoord
666
35.464
48.089
53.089
49.000
49.000
49.000
MEP
432.032
364.987
278.022
187.847
54.991
47.025
40.025
SDE/SDE +
235.116
802.709
1.119.215
1.337.857
1.762.331
2.358.000
3.036.900
Interne begrotingsreserve duurzame energie
369.356
Compensatie Energie-intensieve bedrijven (ETS)
56.956
61.000
61.000
83.045
62.000
61.000
61.000
CCS
4.905
18.705
8.040
6.362
8.080
8.080
8.080
Hoge Flux Reactor
7.250
7.250
8.111
8.111
8.111
8.111
8.111
Elektrisch rijden
2.184
1.123
Caribisch Nederland
6.807
17.357
7.900
3.100
3.000
3.000
3.000
Overige subsidies
3.292
1.949
Garanties
9.206
1.000
Interne begrotingsreserve Aardwarmte
9.206
1.000
Opdrachten
28.108
24.579
25.686
17.301
11.137
9.137
9.137
O&O bodembeheer
3.843
6.272
10.768
10.768
8.768
6.768
6.768
Joint implementation
768
1.837
314
209
Straling
9.257
23
20
46
46
46
46
Pallas
10.004
13.538
12.034
4.011
Onderzoek en opdrachten
4.236
2.909
2.550
2.267
2.323
2.323
2.323
Bijdragen aan agentschappen
47.281
41.197
41.106
40.986
34.784
32.389
32.389
Rijksdienst Voor Ondernemend Nederland
41.949
39.512
39.424
39.310
33.111
30.716
30.716
Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit
692
681
678
672
669
669
669
Kern Fysische Dienst
3.690
0
0
0
0
0
0
KNMI
950
1.004
1.004
1.004
1.004
1.004
1.004
Bijdragen aan ZBO’s/RWT’s
110.603
113.116
113.116
113.116
113.116
113.116
113.116
Doorsluis COVA heffing
107.594
111.000
111.000
111.000
111.000
111.000
111.000
TNO Bodembeheer
3.009
2.116
2.116
2.116
2.116
2.116
2.116
Bijdragen aan mede-overheden
28.000
28.000
28.000
28.000
Uitkoop
28.000
28.000
28.000
28.000
Bijdragen aan (inter)nationale organisaties
64.899
56.523
45.470
32.973
26.325
26.325
25.873
ECN/NRG
57.903
55.867
44.487
31.936
25.288
25.288
24.836
Interne begrotingsreserve risicopremie lening ECN/NRG
6.600
Diverse instituten
396
656
983
1.037
1.037
1.037
1.037
ONTVANGSTEN
10.801.567
7.305.411
6.386.411
6.170.411
6.659.761
7.470.761
7.993.761
COVA
107.594
111.000
111.000
111.000
111.000
111.000
111.000
SDE+
173.619
320.000
494.000
678.000
1.074.000
1.730.000
2.308.000
Interne begrotingsreserve duurzame energie
20.000
77.000
77.000
73.000
78.000
73.000
Aardgasbaten
10.505.291
6.850.000
5.700.000
5.300.000
5.400.000
5.550.000
5.500.000
Ontvangsten zoutwinning
2.474
1.761
1.761
1.761
1.761
1.761
1.761
Diverse ontvangsten
12.589
2.650
2.650
2.650
Budgetflexibiliteit
Subsidies: Van het totale subsidiebudget is 97% juridisch verplicht. Dit percentage is hoog als gevolg van uitfinanciering van tot en met 2015 aangegane verplichtingen, met name langlopende uitbetalingen op reeds afgegeven beschikkingen in het kader van de MEP/SDE en verplichtingen die in 2011, 2012, 2013, 2014 en 2015 zijn aangegaan voor de SDE+.
Opdrachten: Van het opdrachtenbudget is 80% juridisch verplicht. Het betreft uitfinanciering van in voorgaande jaren afgegeven beschikkingen, met name in het kader van Joint Implementation en Pallas.
Bijdragen aan agentschappen: Het budget betreft de financiering van de opdracht 2016 aan RVO.nl, NVWA en het KNMI en is 100% juridisch verplicht.
Bijdragen aan ZBO’s/RWT’s: Op dit onderdeel is geen sprake van budgetflexibiliteit. Het betreft met name de doorsluis van de COVA-heffing op aardolieproducten, bedoeld voor het dekken van de kosten van het aanhouden van voorraden. Dit is gebaseerd op nationale en internationale wetgeving.
Bijdragen (inter)nationale organisaties: Van het beschikbare budget voor (inter)nationale organisaties is 99% juridisch verplicht. De bijdrage aan ECN betreft een al langlopende gevestigde en op overeenkomsten gebaseerde subsidierelatie ten behoeve van energieonderzoek. Dit betekent dat er op dit onderdeel sprake is van enige budgetflexibiliteit, zij het beperkt op de korte termijn.
Toelichting op de financiële instrumenten
Subsidies
Topsector Energie
De Topsector Energie richt zich op de verduurzaming van de energievoorziening en de versterking van de toegevoegde waarde van de energiesector voor de Nederlandse economie. In samenwerking tussen de overheid, het bedrijfsleven en kennisinstellingen is ervoor gekozen om daarbij de focus te leggen op windenergie op zee, zonne-energie, bio-energie, energiebesparing in de industrie en de gebouwde omgeving, gas, en intelligente netten. In 2015 zijn de innovatiecontracten herzien en geaccordeerd door de Minister van EZ. Deze innovatiecontracten bevatten de gezamenlijke onderzoeks- en innovatieagenda van bedrijven en kennisinstellingen, waarmee aansluiting van onderzoek op de behoeften vanuit de markt wordt gewaarborgd. De Topconsortia voor Kennis en Innovatie (TKI’s) voeren deze agenda uit. EZ stimuleert en ondersteunt de topsector energie met reguliere innovatie-middelen en een speciaal voor innovatie afgezonderd deel van de SDE+ middelen.
Het Topteam Energie ziet toe op het onderzoeks- en innovatieportfolio van de TKI’s en stuurt zo nodig bij. In 2016 zullen drie TKI’s fuseren tot een nieuwe overkoepelende TKI. Dit is het sluitstuk van de versterkte samenwerking tussen de TKI ’s die zich richten op energiebesparing in de gebouwde omgeving, zonne-energie en intelligente netten. Daarnaast is er in 2016 veel aandacht voor de verdere uitwerking van systeemintegratie en de cross-overs tussen de verschillende topsectoren en thema’s. Het thema systeemintegratie richt zich op inpassing van energie uit hernieuwbare bronnen in het energiesysteem, met specifieke aandacht voor cross-overs tussen elektriciteit, gas en warmte.
Energie-innovatie (Innovatie Agenda Energie)
De Innovatie Agenda Energie is afgerond in 2015. Dit betreft de uitfinanciering van een groot aantal specifieke innovatieprogramma’s die in de periode 2008-2011 zijn opgestart met een eenmalige impuls vanuit het Fonds Economische Structuurversterking (FES). De uitkomsten uit de Innovatie Agenda Energie worden zoveel mogelijke meegenomen binnen de Topsector Energie.
Kengetal
2011
2012
2013
2014
2015
Ambitie 2016
Aantal deelnemende bedrijven bij TKI1
Bron: RvO
n.v.t.
3012
486
612
n.n.b.
700
Kwaliteit van het Nederlandse energieonderzoek gemeten als retourpercentage van het Achtste EU kaderprogramma thema energie3
7,4%
7,0%
6,8%
6,6%
n.n.b.
7,0%
Noot 1
In september 2012 zijn de TKI ’s opgericht. Daardoor is er geen waarde beschikbaar voor 2011.
Noot 2
De oorspronkelijke waarde van 333 is bijgesteld naar 301. Oorzaken hiervoor waren: het terugtrekken van bedrijven uit samenwerkingsprojecten en goedgekeurde projecten die uiteindelijk niet zijn doorgegaan of waarvan de aanvraag is ingetrokken.
Noot 3
De cijfers betreffen cumulatieve cijfers vanaf de start van het zevende kaderprogramma in 2007.
Green Deal
De Green Deal aanpak is sinds 2011 een onderdeel van het groene groei beleid van het kabinet. Ook in het Energieakkoord zijn de Green Deals als één van de instrumenten genoemd in het streven om tot een volledig duurzame energiehuishouding te komen. De onderwerpen van deze energie deals zijn zeer divers, variërend van energiebesparing tot elektrisch vervoer. Aangezien het initiatieven uit de samenleving zijn, is er op voorhand geen inzicht mogelijk in welk type energiedeals er in 2016 zullen worden afgesloten. De deals hebben veelal een looptijd van drie jaar en zijn volop in uitvoering. Een aantal deals is in 2015 beëindigd. Sinds 2011 zijn er 105 Green Deals afgesloten met als (deel) thema energie. Een compleet overzicht van Green Deals is te vinden op: http://www.greendeals.nl.
Energieakkoord
De Demonstratieregeling Energie-innovatie (DEI) komt voort uit het Energieakkoord en is gericht op versnelling van de commercialisering van energie-innovaties voor de export. De regeling draagt bij aan de ambitie om de economische waarde van de schone energie-technologieketen in 2020 te verviervoudigen ten opzichte van 2010. De regeling is in 2014 gestart. In 2015 zijn twee tenders uitgevoerd, waarvoor in totaal € 34 mln aan subsidiebudget beschikbaar was. In 2016 zal het subsidiebudget stijgen tot € 44 mln.
Milieukwaliteit van de Elektriciteitsproductie (MEP) / Stimulering Duurzame Energieproductie (SDE)
Dit betreft de uitfinanciering van verplichtingen die in het verleden in het kader van de Milieukwaliteit van de Elektriciteitsproductie (MEP) en Stimulering Duurzame Energieproductie (SDE) zijn aangegaan. MEP-subsidie is verleend aan elektriciteitsproducenten met wind- en zon-energie, waterkracht en biomassa. Projecten ontvangen MEP-subsidie tot aan het einde van de subsidietermijn. De MEP-subsidie geldt voor een periode van tien jaar. Aan het eind van de looptijd wordt de definitieve subsidie vastgesteld.
De SDE-regeling is de opvolger van de MEP. De SDE is een exploitatiesubsidie die het verschil vergoedt tussen de kostprijs van hernieuwbare energie en de marktprijs (de onrendabele top) voor projecten op het gebied van hernieuwbaar gas en hernieuwbare elektriciteit. De regeling is daarmee breder dan de MEP. Met ingang van 2011 is de SDE omgevormd en aangepast tot de SDE+.
Stimulering Duurzame Energieproductie+ (SDE+)
In het Energieakkoord voor duurzame energie is afgesproken dat Nederland in 2020 een aandeel van 14% hernieuwbare energieproductie heeft. Verder is afgesproken dat dit aandeel in 2023 16% zal zijn. Het belangrijkste instrument dat het kabinet heeft om dit te realiseren is de SDE+. De SDE+ richt zich op de opties hernieuwbare elektriciteit, groen gas en hernieuwbare warmte en subsidieert het verschil tussen de kostprijs van hernieuwbare energie en de marktprijs, de zogenaamde onrendabele top. Doordat in de SDE+ goedkopere projecten voorrang hebben bij het verkrijgen van subsidie en er concurrentie is tussen verschillende vormen van hernieuwbare energie, zal op de meest kosteneffectieve wijze de productie van hernieuwbare energie worden gestimuleerd. De totale uitgaven zijn afhankelijk van de beschikbare projecten en de ontwikkeling van de energieprijs. Voor 2016 is voor de tender wind op zee een verplichtingenbedrag van € 5 mld opgenomen. Daarnaast zal in het najaar van 2015 de Tweede Kamer worden geïnformeerd over het bedrag dat voor de reguliere SDE+ in 2016 gepubliceerd zal worden.
Indicator
Referentie-waarde
Peildatum
Streefwaarde
Planning
Bron
Duurzame energieproductie
4,5%
2013
16%
2023
CBS
Compensatie indirecte kosten ETS elektriciteitsgrootverbruikers
Door de introductie van het Europese Emissiehandelssysteem (ETS) wordt de CO2-prijs door de elektriciteitsproducenten aan de elektriciteitsgrootgebruikers doorberekend. Elektriciteitsgrootgebruikers die internationaal concurreren kunnen in veel gevallen die CO2-kosten (ook wel indirecte kosten genoemd) niet doorberekenen omdat de concurrenten buiten de EU die kosten niet hebben. Naast verstoring van het gelijke speelveld leidt dit tot een CO2-weglek risico (het verplaatsen van bedrijven met veel directe of indirecte CO2 uitstoot naar landen waar de uitstoot van CO2 geen prijs heeft). Voor de compensatie van de indirecte kosten in het kader van het ETS is in 2016 een bedrag beschikbaar van € 61 mln op de EZ begroting. Dit budget neemt de komende jaren af in verband met het niveau van de CO2- prijs.
Afvang en opslag van CO2
Om op de lange termijn te komen tot een volledig duurzame energievoorziening zal afvang, gebruik en opslag van CO2 (CCS) onvermijdelijk zijn. CCS kan worden toegepast bij de industrie en ook bij gas- en kolencentrales. De rijksoverheid heeft het initiatief genomen voor een lange termijn visie over CCS. De visie CCS is een bouwsteen voor het Energierapport 2015. De relevante acties uit deze visie CCS zullen in 2016 in gang worden gezet. De rijksoverheid heeft reeds eerder toegezegd € 150 mln aan cofinanciering bij te dragen aan het grootschalige CCS demonstratieproject ROAD. Het gaat hierbij om het afvangen van CO2 bij de nieuwe E.ON kolencentrale op de Maasvlakte die vervolgens buiten de kust in een leeg gasveld wordt opgeslagen. Begin 2016 zal er door de initiatiefnemers een definitief investeringsbesluit worden genomen.
Hoge Flux Reactor (HFR)
De HFR in Petten is eigendom van de Europese Commissie en wordt geëxploiteerd door de Nucleair Research and consultancy Group (NRG). De exploitatie van de HFR wordt ondersteund door een reeks aanvullende onderzoeksprogramma’s. De voor de HFR opgenomen middelen betreft de Nederlandse bijdrage aan het «aanvullend programma» van het Joint Research Centre van de Europese Commissie, dat in de HFR wordt uitgevoerd. Het voornaamste doel van het aanvullend onderzoeksprogramma van de HFR, is een constante en betrouwbare neutronenflux voor experimentele doeleinden te leveren.
Elektrisch rijden
Het project Elektrisch Rijden is onderdeel van het Energieakkoord voor duurzame groei. Uiterlijk 1 januari 2016 ligt er een nieuw beleidsplan dat volwaardig invulling geeft aan de voorzetting van het programma Elektrisch Vervoer en aansluit bij de plannen van het Formule E-team. Dit plan is tot stand gekomen onder meer op basis van de Actie-agenda Brandstoffenvisie die het kader vormt voor het Elektrisch Vervoerbeleid. Het beleidsplan heeft als focus het verzilveren van het verdienpotentieel, het adequaat faciliteren van het totale innovatiesysteem en de inpassing van de verdergaande elektrificering van mobiliteit in het energiesysteem. Het beleidsplan houdt de uitrol van voertuigen op een pad richting het doel van 2035 dat alle nieuwe personenauto’s in staat moeten zijn tot zero-emissie rijden. De uitwerking vindt vooral plaats door gebruik te maken van bestaande beleids- en ondersteuningsinstrumenten. Nederland probeert haar positie in de kopgroep van de uitrol van voertuigen en laadinfrastructuur te behouden en zich te blijven profileren als een interessante plek om innovaties te testen en te demonstreren. Dit vereist gunstige randvoorwaarden.
Caribisch Nederland
Per 1 januari 2014 is het Gemeenschappelijk Energie Bedrijf (GEBE) van de bovenwindse eilanden ontvlochten en opgesplitst in drie bedrijven voor ieder van de eilanden één. Op Saba en St. Eustatius ontstonden de verzelfstandigde bedrijven Saba Electric Company (SEC) en Statia Utility Company (STUCO). Al vóór de ontvlechting van GEBE zijn beslag kreeg was duidelijk dat SEC en STUCO hun tarieven fors zouden moeten verhogen om een sluitende begroting te hebben, want de impliciete subsidie van St. Maarten aan Saba en St. Eustatius verdween door de ontvlechting.
De kosten van energievoorzieining op de eilanden van Caribisch Nederland zijn relatief hoog. De beperkte schaalgrootte, het insulair karakter alsook de sociaal-economische omstandgheden zijn van dien aard dat de netwerkkosten op de eilanden substantieel hoger zijn dan in Europees Nederland. Een forse verhoging van de tarieven werd zowel door de Eilandbesturen als door het Ministerie van Economische Zaken onwenselijk geacht. Mede daarom zal de Elektriciteits en Drinkwaterwet BES ruimte bieden de hoge netwerkkosten (tijdelijk) te subsidiëren, de subsidie wordt over een periode van tien jaar afgebouwd. Door de subsidie voor de netwerkkosten zullen de netwerktarieven voor elektriciteit op de eilanden ongeveer even hoog zijn als in Europees Nederland.
Daarnaast wordt ingezet op kostprijsverlaging door introductie van duurzame energie (zon, wind) en verplaatsing en modernisering van de elektriciteitscentrale Saba. In 2014 is begonnen met de verplaatsing van de elektriciteitscentrale op Saba. In 2015 zijn aanbestedingen gehouden op Saba en St. Eustatius voor grootschalige parken met zonne-energie. De subsidies worden gespreid over de jaren beschikbaar gesteld, naarmate de werkzaamheden vorderen. Naar verwachting worden de werkzaamheden in 2016 afgerond.
Overige subsidies
Dit betreft de uitfinanciering van verplichtingen van reeds beëindigde subsidieregelingen. Dit betreft met name de uitfinanciering van het Besluit Subsidies Investeringen Kennisinfrastructuur (BSIK), transitiemanagement en duurzame warmte.
Garanties
Aardwarmte
Aardwarmte of Geothermie betreft het winnen van warmte uit diepe aardlagen. Het potentieel van aardwarmte is 11 petajoule (PJ) in 2020. Het ontbreken van een (betaalbare) verzekering is een belangrijk knelpunt voor de toepassing van aardwarmte. De garantieregeling aardwarmte heeft als doel het afdekken van het risico dat het boren van putten voor de toepassing van aardwarmte niet succesvol is. De overheid dekt dit risico af door middel van het uitgeven van garanties aan marktpartijen die hiervoor een premie betalen.
In 2015 is de garantieregeling opnieuw opengesteld. Ook in 2016 is openstelling van de regeling wenselijk, aangezien de verzekeringsmarkt het geologisch risico nog niet afdekt en voor financiering van de projecten een garantstelling vereist is.
Opdrachten
O&O bodembeheer
Dit betreft opdrachten ten behoeve van de Mijnraad en de Technische commissie bodembeweging (Tcbb).
Joint implementation
De Joint Implementation aankoopprogramma’s die gericht waren op het aankopen van CO2- rechten voor het door Nederland nakomen van de Kyoto-doelstelling zijn afgesloten. Voor een aantal van de in de programma’s gesteunde projecten lopen nog financiële verplichtingen en voor één project loopt nog een juridisch traject.
Pallas
Het kabinet en de provincie Noord-Holland investeren elk maximaal € 40 mln in het project Pallas met als doel de realisatie van een nieuwe onderzoeksreactor in Petten. Deze bijdrage in de periode 2013-2017 is bedoeld voor het ontwerp, de aanbesteding en de vergunningprocedure van de reactor. Voor de realisatie van de onderzoeksreactor is in 2013 de onafhankelijke Stichting Voorbereiding Pallas-reactor opgericht. In 2016 verwacht de stichting het ontwerp van de onderzoeksreactor te kunnen aanbesteden, een start te maken met het aanvragen van de nodige vergunningen en de strategie voor het verwerven van de benodigde financiering uit te werken op basis van een geactualiseerde business case. Uitgangspunt van het kabinet is dat de bouw en exploitatie van de reactor met privaat en risicodragend kapitaal wordt gefinancierd, waarbij de gemaakte kosten voor ontwerp, aanbesteding en vergunningprocedure moeten worden terugbetaald.
Onderzoek en opdrachten
Dit betreft kleinere onderzoeksopdrachten- veelal met een looptijd van minder dan één jaar- die dienen ter ondersteuning van het energiebeleid en die veelal gericht zijn op beantwoording van één specifieke vraag (al dan niet op verzoek van de Tweede Kamer).
Bijdrage aan agentschappen
Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO.nl)
Dit betreft vooral de kosten van uitvoering door RVO.nl van energiesubsidieregelingen, waaronder de Milieukwaliteit van de Elektriciteitsproductie (MEP) en Stimulering Duurzame Energieproductie(+) (SDE(+)). Voor een klein deel heeft het betrekking op voorbereidende en ondersteunende werkzaamheden van RVO.nl op het gebied van het energiebeleid.
Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA)
NVWA voert het toezicht uit op de naleving van de Wet Implementatie EU-richtlijnen energie-efficiëntie. De werkzaamheden van NVWA in dat kader betreffen het uitvoeren van inspecties en producttesten, internationale contacten en samenwerking, interventies bij niet-naleving, het volgen van marktontwikkelingen en het geven van voorlichting. De vergoeding betreft de kosten van de werkzaamheden, alsmede de kosten van aanschaf van te testen apparatuur.
Bijdragen aan ZBO’s/RWT’s
Doorsluis Centraal Orgaan Voorraadvorming Aardolieproducten (COVA) heffing
Het crisisbeleid op het gebied van de olievoorzieningszekerheid dient verstoringen in de olieaanvoer op te vangen. Door de Stichting Centraal Orgaan Voorraadvorming Aardolieproducten (COVA) en het oliebedrijfsleven worden in opdracht van EZ strategische olievoorraden aangehouden in lijn met hetgeen hierover geregeld is in de Wet voorraadvorming aardolieproducten (Wva) 2012. De uitgavenreeks op de EZ-begroting betreft de doorsluis van de ontvangen voorraadheffingen naar de COVA. De voorraadheffing is een heffing ingesteld op aan accijns van minerale oliën onderworpen aardolieproducten. De heffing bedraagt momenteel € 8,- per 1.000 liter benzine en diesel en wordt door de Minister van Financiën geheven en ingevorderd door de Belastingdienst. De Minister van EZ keert de opbrengst van heffing uit aan de stichting COVA ter dekking van de operationele kosten en financieringslasten van de COVA. Per 1 april 2013 is de Wva 2012 van kracht geworden en in lijn met de bepalingen in de nieuwe Wva 2012 is een verhoging van de voorraadheffing doorgevoerd. In deze wet is onder andere de EU Richtlijn 2009/119 i/EU over strategische aardolievoorraden geïmplementeerd.
Bijdrage TNO-AGE
Dit betreft een bijdrage aan TNO-AGE voor de adviestaak voortvloeiend uit de Mijnbouwwet en Mijnbouwregeling. De adviserende taak ligt op het vlak van het opsporen en winnen van delfstoffen (olie, gas en steenzout) en aardwarmte en het opslaan van stoffen in de (diepe) ondergrond van Nederland.
Bijdragen aan medeoverheden
Verkabelingregeling
Het Rijk maakt het vanaf 2017 mogelijk om 140 kilometer aan bestaande hoogspanningslijnen van 50, 110 en 150 kV, die in de buurt van woningen staan, gedeeltelijk onder de grond te brengen (verkabelen). De verkabeling gaat alleen door als de gemeente een bijdrage wil leveren. Gemeenten dragen niet langer alle kosten, maar slechts 25%. Netbeheerder TenneT mag de overige 75% van de transportkosten van elektriciteit doorberekenen aan klanten.
De regeling heeft een looptijd van vijftien jaar. Waar ondergrondse hoogspanningslijnen niet mogelijk zijn of financieel niet wenselijk, kunnen bewoners met een woning recht onder een hoogspanningsverbinding worden uitgekocht (TK, 31 574, nr. 29; TK, 34 199).
Uitkoopregeling
Woningen die direct onder de hoogspanningslijnen staan van 220 en 380 kV verbindingen en 110 en 150 kV buiten de bevolkingskernen, komen in aanmerking voor uitkoop. Het Rijk stelt vanaf 2017 geld beschikbaar voor een vrijwillige uitkoopregeling onder de voorwaarde dat de betrokken gemeenten besluiten tot verwijderen van de woonfunctie. De regeling wordt samen met de betrokken gemeenten uitgewerkt en heeft een looptijd van vijf jaar (TK, 31 574, nr. 29).
Bijdragen aan (inter)nationale organisaties
Energie Onderzoekcentrum Nederland (ECN)/Nuclear Research and consultancy Group (NRG)
ECN ontwikkelt hoogwaardige kennis en technologie voor een efficiënte en duurzame energievoorziening en brengt deze naar de markt. Het onderzoeksprogramma van ECN wordt in overleg met de Topsector Energie vormgegeven. Daarnaast ondersteunt ECN de ontwikkeling en uitvoering van energiebeleid. Voor NRG betreft het onderzoeksactiviteiten op het gebied van de nucleaire veiligheid, radioactief afval en stralingsbescherming. Centraal daarbij staat de ontwikkeling van kennis, producten en processen voor veilige toepassing van nucleaire technologie voor energie, milieu en gezondheid. In de Visie op het toegepaste onderzoek is aangegeven dat het kabinet de TO2-instituten in de toekomst op kwaliteit en maatschappelijke impact van het onderzoek wil beoordelen. Voor 2016 maakt EZ hier voor zover mogelijk al concrete prestatieafspraken over met ECN, naar aanleiding van de prestatiemeting in het najaar van 2015.
Indicator: klanttevredenheid en kennisbenutting
Indicator
Referentiewaarde
Peildatum
Streefwaarde
Planning
Bron
Klanttevredenheid ECN
8,6
2014
8,0
2016
ECN
Kennisbenutting ECN
-
-
>80%
2016
ECN
Toelichting
In 2015 zijn alle TO2 instituten overgegaan op een nieuwe, uniforme methode voor het meten van klanttevredenheid en kennisbenutting. De scores in bovenstaande tabellen geven de gerealiseerde waarden van klanttevredenheid en kennisbenutting voor al het onderzoek dat de TO2 in opdracht uitvoeren (het betreft dus zowel Publiek-private samenwerking (PPS) onderzoek, als onderzoek in opdracht van private klanten als onderzoek in opdracht van de publieke sector, tenzij anders vermeld). Over 2014 is al wel een uniforme meting van klanttevredenheid uitgevoerd, daarop is de referentiewaarde voor klanttevredenheid gebaseerd. In 2015 zal voor het eerst ook kennisbenutting uniform worden gemeten, dat zal de basis vormen voor de referentiewaarde van kennisbenutting. Over deze indicatoren wordt nader gerapporteerd in de monitor Bedrijfslevenbeleid. In de Visie op het toegepaste onderzoek (TK, 2012-13, 32 637 nr. 68) is aangegeven dat het kabinet de instituten in de toekomst op kwaliteit en maatschappelijke impact van het onderzoek wil beoordelen. Daartoe wordt in 2015 een uniform evaluatie- en monitoringskader ontwikkeld waarmee de instituten in 2017 geëvalueerd worden. Tevens wordt in 2015 een eerste meting uitgevoerd.
Diverse instituten
Nederland participeert in een aantal internationale organisaties of programma’s, die zich bezig houden met voorzieningszekerheid. Het gaat dan om het International Energy Agency (IEA), het Energy Charter Treaty (ECT), het International Energy Forum, het Gas Exporting Countries Forum (GECF) en het Nederlands Polair Programma (NPP). Daarnaast is Nederland samen met het Ministerie van Buitenlandse Zaken en een aantal bedrijven partner in het Clingendael International Energy Programme (CIEP).
In het Pentalateraal Energieforum wordt in 2016 gewerkt aan de implementatie van het vastgestelde programma in de politieke verklaring van juni 2015. Dit betreft drie werkterreinen:
marktintegratie, leveringszekerheid en flexibiliteit. Op het terrein van marktintegratie zullen de resultaten van het «flow based-marktkoppelingssysteem» worden gemonitord en zal dit systeem waar mogelijk in samenwerking met netbeheerders, beurzen en toezichthouders verder worden verbeterd. Het systeem van flow based marktkoppeling is in mei 2015 van start gegaan. Hiermee wordt de beschikbare capaciteit van de netwerken nog efficiënter benut dan voorheen. Op het terrein van leveringszekerheid zal worden bezien welke verbeteringen mogelijk zijn in de regionale leveringszekerheidsanalyse die in 2017 opnieuw door de netwerkbeheerders (TSO’s) in de pentalaterale regio zal worden uitgevoerd. Daarnaast zullen er afspraken gemaakt worden over grensoverschrijdende deelname aan capaciteitsmechanismen in de Noordwest-Europese regio en over het beperken van marktverstorende grensoverschrijdende effecten van deze mechanismen. Tot slot zullen in een nieuwe werkgroep afspraken worden gemaakt gericht op toename van flexibiliteit in het energiesysteem. Daarbij gaat het bijvoorbeeld om het creëren van efficiëntere balanceringsmarkten, de ontwikkeling van vraagzijderespons en de bevordering van mogelijkheden voor de opslag van elektriciteit. Daarnaast zal gewerkt worden aan versterkte operationele samenwerking tussen TSO’s in de Noordwest-Europese regio ter bevordering van leveringszekerheid en flexibiliteit.
Toelichting op de ontvangsten
COVA
Betreft ontvangsten uit hoofde van de voorraadheffing COVA, zoals toegelicht bij de uitgavenpost «Doorsluis COVA heffing».
SDE+
De uitgaven van de SDE+ subsidie worden gefinancierd via een opslag op de energierekening. Deze opslag is in 2013 ingevoerd.
Aardgasbaten
Het kabinet heeft besloten om de gaswinning uit het Groningenveld voor 2015 terug te brengen tot 30 miljard m3. De landelijk gasnetbeheerder, Gas Transport Services, heeft immers aangegeven dat uit oogpunt van leveringszekerheid in een koud jaar een volume van 33 miljard m3 gaswinning uit het Groningenveld noodzakelijk is (zie bijlage 2, Kamerstukken II 2014/15, 33 529, nr. 96). Aangezien de gasopslag Norg aan het eind van 2014 is uitgebreid en daardoor een tijd buiten gebruik is geweest wegens werkzaamheden, is er in 2015 de eenmalige mogelijkheid om 3 miljard m3 meer gas uit Norg te betrekken. In lijn met het besluit over 2015 is voor de berekening van de gasbaten voor de jaren 2016-2020 voor het Groningenveld voorlopig uitgegaan van het niveau dat noodzakelijk is voor de leveringszekerheid (33 mld m3). Er loopt inmiddels een tweetal onderzoeken naar respectievelijk een verantwoord niveau van gaswinning en omkering van het systeem van gaslevering om eind 2015 tot een goed besluit te kunnen komen over de gaswinning in 2016 en de jaren daarna (TK 33 529 nr. 174). De raming van de aardgasbaten voor 2015 en verder is gebaseerd op het meest recente scenario van het CPB uit de Macro Economische Verkenning (MEV).
Verwachting 2015-2016
2015
2016
Productie aardgas totaal (in Groningen equivalenten)
55
55
Euro/dollarkoers
1,11
1,09
Olieprijs (dollar/vat)
57,7
60,0
Beursprijs van TTF-gas (eurocent/ m3)
21
20
Kengetallen
2011
2012
2013
2014
-
1.Gewonnen volume aardgas kleine velden (in Nm3)1
Bron: TNO
28 mld Nm3
26 mld Nm3
26 mld Nm3
24 mld Nm3
-
2.Aantal boringen exploratie onshore en offshore
Bron: TNO
18
162
9
21
-
3.Aantal boringen productie onshore en offshore
Bron: TNO
39
193
18
32
-
4.Productie aardgas totaal (in Nm3)1
Bron: TNO
74 mld Nm3
74 mld Nm3
80 mld Nm3
66 mld Nm3
-
5.Euro/dollarkoers
Bron: CBS/CPB
1,39
1,284
1,33
1,33
-
6.Olieprijs (dollar/vat) Bron: CBS/CPB
111,3
111,7
108,7
101,4
-
7.Beursprijs van TTF-gas (eurocent/ m3)
Bron: APX Endex
22,95
24,05
26,0
21,3
Noot 1
De reeks wijkt af van de in de Rijksbegroting 2015 opgenomen waarden. Er is voor gekozen om de waarden op te nemen in Nm3 in plaats van Sm3 omdat Nm3 beter aansluit bij de eenheid waarin de productie van het Groninger gas wordt uitgedrukt; de «Groningen equivalenten».
Noot 2
De waarde wijkt af van de in de Rijksbegroting 2014 opgenomen waarde. Uit een in februari 2014 ontvangen TNO-rapportage blijkt dat een correctie, in de tabel van 2012, van 1 is doorgevoerd in verband met een indeling in de verkeerde categorie.
Noot 3
De waarde wijkt af van de in de Rijksbegroting 2014 opgenomen waarde. Uit een in februari 2014 ontvangen TNO rapportage blijkt dat een correctie, in de tabel van 2012, van 10 is doorgevoerd in verband met een rekenfout.
Noot 4
De waarde van de euro/dollarkoers wijkt af van de in de Rijksbegroting opgenomen waarde. Deze waarde was gebaseerd op een raming van het CBS/CPB.
Noot 5
De waarden van 2011 en 2012 wijken af van de in de Rijksbegroting 2014 opgenomen waarden. Dit is veroorzaakt door het in het verleden toepassen van een onjuiste correctiefactor.
-
-1 t/m 4 In het kader van voorzieningszekerheid is het van belang dat het aardgas dat zich bevindt in de Nederlandse kleine velden ook wordt gewonnen. Dit omvat zowel het produceren van reeds ontdekte velden (kengetal 1,3 en 4) als het exploreren van nieuwe velden (kengetal 2). EZ stelt de randvoorwaarden middels een concurrerend mijnbouwklimaat, marktpartijen nemen de productie en exploratie voor hun rekening. Kengetal 1 geeft de totale hoeveelheid gewonnen gas uit kleine velden (onshore en offshore). Kengetal 4 geeft de totale aardgasproductie in Nederland weer in standaard m3, dus aardgas gewonnen uit kleine velden en het Groningerveld.
-
-5 t/m 7 De bepalende factoren voor de geraamde aardgasbaten zijn de aardgasprijs en het volume van de verkopen. De aardgasprijs is gerelateerd aan enerzijds de prijs van olie in dollars in combinatie met de euro/dollar-koers en anderzijds aan de prijs van gas die onafhankelijk van de olieprijs op de markt tot stand komt op onder andere gasbeurzen.
Interne begrotingsreserves
De interne begrotingsreserve voor duurzame energie is bestemd voor onbesteed gebleven middelen als gevolg van vertraging bij projecten waaraan reeds subsidie is toegekend en reeds verplichte projecten die niet tot uitvoering komen en door andere projecten moeten worden vervangen met het oog op het bereiken van de doelstelling. Via de reserve blijven de middelen beschikbaar tot het moment dat ze alsnog zullen worden uitbetaald. De interne begrotingsreserve voor de garantieregeling Aardwarmte is bedoeld om het budget voor deze regeling meerjarig in te kunnen zetten en een eventuele mismatch in de tijd tussen inkomsten en uitgaven op te vangen. Om gebruik te kunnen maken van de garantieregeling Aardwarmte betalen marktpartijen een premie aan de uitvoerder van de regeling (Rijksdienst voor Ondernemend Nederland) die wordt gestort in de interne begrotingsreserve.
Stand interne begrotingsreserve per 31 december 2014 (x € 1.000)
Interne begrotingsreserve duurzame energie
594.363
Interne begrotingsreserve Aardwarmte
20.037
Interne begrotingsreserve ECN verstrekte leningen
6.600
Budgettair belang fiscale maatregelen
Bedragen x € 1 mln
2014
2015
2016
2017
2018
2019
2020
Energie-investeringsaftrek (EIA)
124
106
101
101
101
101
101
Lokaal opgewekte duurzame energie
0
0
1
1
2
3
5
Met de energie-investeringsaftrek (EIA) stimuleert EZ investeringen in energiebesparing in of bij bedrijfsgebouwen, processen en transportmiddelen, duurzame energie en energie-advies. De EIA maakt het mogelijk om een extra fiscale aftrek te genieten op de gedane investeringen die leiden tot energiebesparing. Ten opzichte van het historisch verbruik of het gemiddeld gangbare energiegebruik bij nieuwbouw moeten investeringen in energiebesparing per jaar per geïnvesteerde euro een bepaalde hoeveelheid energie besparen. Alleen de nieuwste typen bedrijfsmiddelen komen hierdoor in aanmerking. De EIA stimuleert zo de marktintroductie van een nieuwe generatie efficiënte bedrijfsmiddelen. Om meer middelen beschikbaar te houden voor investeringen in energiebesparing en energie-efficiëntieverbetering in het bedrijfsleven, is in het Energieakkoord voor duurzame groei opgenomen dat de EIA-regeling zoveel mogelijk wordt gericht op investeringen in energiebesparing. Sinds 2014 komen projecten die een SDE+ subsidie krijgen niet meer in aanmerking voor de EIA. Daarom zijn sinds 2014 in de SDE+-regeling iets hogere basisbedragen vastgesteld, omdat het voordeel van de EIA niet meer wordt meegerekend.
Overzicht maatregelen ten behoeve van het Energieakkoord
Conform de motie Leegte (TK, 2014-2015, 30 196 nr. 278) is onderstaand een totaaloverzicht opgenomen van alle maatregelen van alle ministeries ten behoeve van het Energieakkoord. De maatregelen zijn gegroepeerd op basis van de doelstelling uit het Energieakkoord waaraan de maatregelen het meest direct bijdragen. Veel maatregelen dragen echter bij aan meerdere doelen.
In de begrotingen van Infrastructuur en Milieu en van Wonen en Rijksdienst zijn verwijzingen naar dit totaaloverzicht opgenomen. De betreffende maatregelen die op deze begrotingen staan zijn in onderstaand overzicht opgenomen. Achter de maatregelen in dit overzicht wordt aangegeven op welke begroting en beleidsartikel de maatregelen feitelijk staan.
De budgettaire gevolgen van het Energieakkoord zijn als bijlage bij de aanbiedingsbrief van het Energieakkoord gevoegd (TK, 30 196, nr. 202). Hierin zijn ook de fiscale maatregelen vermeld die onderdeel vormen van het Energieakkoord. De budgettaire gevolgen van deze aanpassingen zijn niet veranderd ten opzichte van het afsluiten van het Energieakkoord. Deze aanpassingen zijn derhalve niet meegenomen in dit overzicht en worden ook niet apart vermeld in de begroting van Financiën (IX).
Uitgaven x € 1.000
2015
2016
2017
2018
2019
2020
ENERGIEBESPARING
MJA3 / MEE (EZ, art.14)
3.551
2.377
2.238
2.238
2.238
2.238
EIA (EZ, art.14)
106.000
101.000
101.000
101.000
101.000
101.000
Compensatie indirecte kosten ETS (EZ, art. 14)
61.000
61.000
83.045
62.000
61.000
61.000
Demo Schoon en Zuinig (EZ, art. 16)
1.035
-
-
-
-
-
Innovatieagenda Energie (EZ, art.16)
1.213
1.629
1.628
2.908
2.908
2.908
Marktintroductie energie innovaties (MEI) (EZ, art. 16)
5.636
3.689
1.289
4.735
5.539
5.539
Investeringsregeling Energiebesparing (IRE) / Investeringsregeling Milieuvriendelijke Maatregelen (IMM) (EZ, art. 16)
1.918
3.710
4.819
4.900
4.900
4.900
Wet Milieubeheer energiebesparing (IenM, art. 19)
3.050
425
425
-
-
-
Openbare verlichting decentrale overheden (IenM, art. 19)
35
-
-
-
-
-
Revolverend fonds: Energiebespaarfonds (NEF) (WenR, art. 2)
25.000
-
-
-
-
-
(Voorlopig) Energielabel (WenR, art. 2)
9.300
-
-
-
-
-
Subsidieregeling STEP (WenR, art. 2)
-
-
-
195.000
200.000
-
VNG: ondersteuningsstructuur energieke samenleving (WenR, art. 2)
5.000
5.000
-
-
-
-
Revolverend fonds; leningen VvE’s (WenR, art. 2)
35.000
-
-
-
-
-
Revolverend fonds; leningen verhuurders (WenR, art. 2)
72.800
-
-
-
-
-
HERNIEUWBARE ENERGIE
MEP (EZ, art. 14)
364.987
278.022
187.487
54.991
47.025
40.025
SDE/SDE+ (EZ, art.14)
802.709
1.119.215
1.337.857
1.762.331
2.358.000
3.036.900
Storting in Interne begrotingsreserve duurzame energie (EZ, art. 14)
Garantieregeling aardwarmte (EZ, art. 14)
1.000
-
-
-
-
-
Storting in Interne begrotingsreserve
Garantieregeling aardwarmte (EZ, art. 14)
ENERGIE-INNOVATIE
Topsector Energie (EZ, art.14)
25.623
11.000
30.088
30.770
31.490
31.490
Demonstratieregeling Energie-innovaties (EZ, art. 14)
34.000
44.000
49.000
49.000
49.000
49.000
Innovatiemiddelen SDE+ (EZ, art. 14)
42.239
44.840
23.600
13.320
10.000
5.000
MOBILITEIT
Elektrisch rijden (EZ, art. 14)
1.123
-
-
-
-
-
Lean and Green Personal Mobility (IenM, art. 14)
600
-
-
-
-
-
Meerjaren bewustwording champagne «Hopper» (IenM, art. 14)
50
35
-
-
-
-
Organisatiekosten Green Deal Autodelen (IenM, art. 14)
60
-
-
-
-
-
Campagne veilige, zuinige, stille banden op spanning (IenM, art. 19)
200
-
-
-
-
-
OVERIGE
Bijdrage RVO uitvoeringslasten Energieakkoord (EZ, art. 14)
5.200
5.200
5.200
-
-
-
Uitvoering revolverend fonds (RVO) (WenR, art. 2)
400
400
400
400
400
-
Ondersteunende activiteiten t.b.v. Energieakkoord (WenR, art. 2)
2.219
7.535
7.069
6.749
6.450
6.445
Uitvoering STEP (RVO) (WenR, art. 2)
750
300
200
3.500
370
-
16 Concurrerende, duurzame, veilige agro-, visserij- en voedselketens
Algemene doelstelling
EZ streeft naar internationaal toonaangevende, concurrerende, sociaal verantwoorde, veilige, en dier- en milieuvriendelijke agro-, visserij- en voedselketens.
Rol en verantwoordelijkheid
De Minister van EZ is verantwoordelijk voor:
Stimuleren
-
-
-
-Het versterken van de positie van de Nederlandse agro-, visserij- en voedselketens en het stimuleren van groene economische groei via energie- en klimaatbeleid voor de landbouw en de voedings- en genotmiddelen industrie.
-
-
-
-
-Het stimuleren van een adequate en duurzame voedselvoorziening/voedselzekerheid, voedselkwaliteit op Europees en mondiaal niveau evenals het bijdragen aan het Europese en internationale landbouw- en visserijbeleid.
-
-
-
-
-Het stimuleren van marktgedreven verduurzaming van de veehouderij door de ontwikkeling van onderscheidende duurzame marktconcepten, nieuwe vormen van ketensamenwerking en nieuwe marktstrategieën.
-
Regisseren
-
-
-
-Het borgen van voedselveiligheid. Producenten en partijen uit de voedselketen zijn primair verantwoordelijk voor hun producten en productiewijze. Zij opereren op basis van normen en kaders die de overheid stelt en die goeddeels hun grondslag vinden in internationale, vooral Europese regelgeving. De Minister van VWS is verantwoordelijk voor wetgeving voor voedselveiligheid, met uitzondering van wetgeving voor het slachten van dieren en het keuren en uitsnijden van vlees, waar de Minister van EZ verantwoordelijk voor is.
-
-
-
-
-Het zeker stellen van goede gewasbescherming, evenals het borgen van plant- en diergezondheid en dierenwelzijn.
-
Uitvoeren
-
-
-
-Het uitvoeren van een effectief mestbeleid ter realisatie van de doelstellingen uit de Europese Nitraatrichtlijn (91/676/EEG).
-
-
-
-
-Het uitvoeren van adequaat veterinair en fytosanitair beleid.
-
-
-
-
-De controle op en handhaving van de regels voor de veiligheid van voedsel in de primaire productie en slachterijfase.
-
-
-
-
-Het handhaven van de regelgeving op gebied van dier- en plantgezondheid, zorgvuldig gebruik van antibiotica en dierenwelzijn.
-
-
-
-
-Het uitvoeren van kennisontwikkeling en financieren van innovatie ten behoeve van het groene domein.
-
-
-
-
-Het uitvoeren van een gemeenschappelijk landbouw- en visserijbeleid.
-
Bij het verder vormgeven van het Europees Landbouwbeleid voor de periode 2014-2020 heeft de Minister de rol om de Nederlandse inbreng goed tot zijn recht te laten komen. Vereenvoudiging is hierbij een belangrijk onderwerp van discussie. In de Beleidsagenda en bijlage Europese geldstromen wordt hier nader op ingegaan.
Beleidswijzigingen
Op de volgende speerpunten en beleidswijzigingen wordt ingezet in 2016:
-
-
-
-Vanaf 1 januari 2015 wordt de sectorbijdrage aan het Diergezondheidsfonds (DGF) door middel van heffingen op grond van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren (Gwwd) door EZ geïnd. Op basis van de huidige Gwwd staat een heffing voor 3 jaar vast. Beoogd wordt om onder andere de heffingssystematiek voor zowel de reguliere- als de crisiskosten in de Gwwd meer flexibel te maken, zodat beter ingespeeld kan worden op actuele ontwikkelingen. De meer flexibele systematiek zal zo spoedig mogelijk, naar verwachting met ingang van 1 januari 2018, toegepast worden.
-
-
-
-
-Het kabinet komt met een reactie op het WRR-Advies «Naar een voedselbeleid». In 2016 geeft het kabinet een vervolg aan de voedselagenda en de daarin vermelde acties en activiteiten. Naar aanleiding van het onderzoek naar de risico’s in de vleesketen van de Onderzoeksraad voor Veiligheid zal keuring en toezicht en de aanpak van fraude verder vorm worden gegeven door de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) (TK, 2013-2014, 26 991, nr. 418).
-
-
-
-
-De uitvoering van de beleidsbrief dierenwelzijn van 4 oktober 2013 (TK, 2013-2014, 28 286, nr. 651) die toeziet op de verbetering van dierenwelzijn, onder andere door het uitfaseren van ingrepen bij landbouwhuisdieren, het stimuleren van een maatschappelijk geaccepteerde fokkerij, het tegengaan van impulsaankopen en welke dieren gehouden mogen worden. De huisdierenlijst voor zoogdiersoorten is in 2015 van kracht geworden. Deze lijst wordt in 2016 nader ingevuld. Op basis van de ervaringen zal gekeken worden naar een huisdierenlijst vogels, reptielen en amfibieën.
-
-
-
-
-In nauw overleg met de partners van het Convenant Weidegang worden maatregelen uitgewerkt waarmee het gewenste ambitieniveau van 80% weidegang voor melkvee in 2020 wordt gerealiseerd.
-
-
-
-
-Het Platform Varkensketen geeft in samenwerking met EZ en andere betrokken partijen uitvoering aan de Innovatie- en uitvoeringsagenda van de toekomstvisie Recept voor Duurzaam Varkensvlees. Doel is een hoogwaardig, duurzaam producerende en toekomstbestendige Nederlandse varkensketen in 2020 die maatschappelijk wordt gewaardeerd.
-
-
-
-
-Parlementaire behandeling van het wijzigingsvoorstel van de Wet dieren houdende bepalingen betreffende de regulering van aantallen productiedieren in relatie tot de volksgezondheid. Hiermee krijgen de provincies de mogelijkheid om vanuit een oogpunt van volksgezondheid de omvang van de veehouderij in een aangewezen gebied te reguleren.
-
-
-
-
-In 2014 zijn de WOT’s Besmettelijke Dierziekten, Voedselveiligheid en Genetische bronnen geëvalueerd. In 2015 worden de WOT’s Visserijonderzoek en Economische Informatievoorziening geëvalueerd. Voor de WOT Besmettelijke Dierziekten is inmiddels een nieuwe uitvoeringsovereenkomst opgesteld. Op basis van de evaluaties zal voor de andere vier geëvalueerde WOT’s in 2015 en 2016 eveneens nieuwe uitvoeringsovereenkomsten worden opgesteld. In 2016 zal als laatste het WOT-programma Natuur en Milieu worden geëvalueerd.
-
Beleidsinformatie
Kengetal
2011
2012
2013
2014
-
1.Maatschappelijke appreciatiescore
Bron:TNS/NIPO
Geen meting
7,5
7,6
Geen meting
-
2.Mate van vertrouwen consumenten in voedsel
Bron:NVWA monitor
3,4
Geen meting
3,2
Geen meting
-
3.Export van agrarische producten uit Nederland (bedragen x miljoen)
Duitsland
18.613
19.731
20.758
Nog niet bekend
België
7.483
7.811
8.425
Verenigd Koninkrijk
6.970
7.431
7.838
Frankrijk
7.154
7.204
7.434
Italië
3.736
3.703
3.742
Overige landen
27.633
28.987
30.855
Totaal
71.589
74.867
79.052
Bron: UN Comtrade via http://www.agrimatie.nl/Data.aspx
Toelichting
-
-
-
1.De maatschappelijke appreciatiescore is een rapportcijfer voor de waardering van de Nederlandse samenleving voor de agrarische- en visserijsector, productiewijzen en de verwerking van agrofood en visproducten. Basis is periodiek door TNS/NIPO uitgevoerd onderzoek.
-
-
-
-
2.De NVWA meet op een schaal van 1-5 het vertrouwen van de consument in de veiligheid van voedsel. Sinds 2013 vindt de meting tweejaarlijks plaats. Als gevolg op de paardenvlees- en eierenfraude en enkele voedselincidenten in 2013, is de ambitie het licht gedaalde vertrouwen weer terug te brengen op de waarde van 2011.
-
Budgettaire gevolgen van beleid
Bedragen x € 1.000
2014
2015
2016
2017
2018
2019
2020
VERPLICHTINGEN
729.130
708.480
636.548
615.104
616.117
602.036
602.036
Waarvan garantieverplichtingen
28.537
131.408
131.610
132.062
133.167
133.150
133.150
UITGAVEN
660.124
626.078
544.121
506.777
494.637
487.008
487.008
Waarvan juridisch verplicht (percentage)
88%
Subsidies
73.559
76.813
40.817
34.517
30.352
30.511
30.511
Duurzame veehouderij
6.256
8.058
10.320
6.081
402
402
402
Investeringsregeling duurzame stallen
2.076
3.215
4.458
2.940
Regeling fijnstofmaatregelen
1.491
1.825
4.720
2.014
Overig
2.689
3.018
1.142
1.127
402
402
402
Plantaardige productie
12.724
11.917
9.063
6.437
10.183
10.987
10.987
Investeringsregeling Milieuvriendelijke Maatregelen (IMM)
2.068
4.475
5.100
5.100
5.400
5.400
5.400
Marktintroductie energie innovaties (MEI)
8.642
5.636
3.689
1.289
4.735
5.539
5.539
Overig
2.014
1.806
274
48
48
48
48
Visserij
5.416
7.854
6.518
7.320
5.315
5.315
5.315
Regelingen onder het nieuwe EFMZV
0
5.017
5.779
7.320
5.315
5.315
5.315
Overige (uitfinanciering regelingen onder EVF)
5.416
2.837
739
Agrarisch ondernemerschap
8.824
8.507
6.535
6.518
6.518
6.518
6.518
Brede weersverzekering
1.403
6.019
6.518
6.518
6.518
6.518
6.518
Investeringsregeling Jonge Agrariërs
2.235
2.488
17
Overig
5.186
Kennisontwikkeling en (agrarische) innovatie
2.091
4.241
1.092
872
645
Overig
2.091
4.241
1.092
872
645
Apurement
35.247
7.289
7.289
7.289
7.289
7.289
7.289
Regeling apurement
35.247
7.289
7.289
7.289
7.289
7.289
7.289
Interne begrotingsreserves
3.001
28.947
Interne begrotingsreserve landbouw
2.511
Interne begrotingsreserve apurement
490
28.947
Garanties
27.191
24.569
21.560
18.552
15.543
9.326
9.326
Bijdrage begrotingsreserve Borgstellingsfaciliteit
3.056
5.014
5.014
5.014
5.014
5.014
5.014
Verliesdeclaraties Borgstellingsfaciliteit
24.135
17.048
14.039
11.031
8.022
1.805
1.805
Garantstelling Marktintroductie Innovaties (GMI)
0
2.507
2.507
2.507
2.507
2.507
2.507
Opdrachten
161.779
140.751
121.899
117.940
117.023
116.008
116.008
Duurzame veehouderij
2.908
4.766
4.139
2.383
2.436
1.734
1.734
Mestbeleid
13.007
8.930
9.318
9.606
7.576
7.576
7.651
Plantaardige productie
5.334
1.784
1.877
1.875
3.166
3.166
3.166
Plantgezondheid
1.605
2.219
2.023
1.980
2.078
2.453
2.453
Diergezondheid en dierenwelzijn
13.895
12.688
11.967
12.539
11.638
11.708
11.708
Voedselveiligheid- en kwaliteit
5.909
5.298
4.572
4.359
4.558
4.558
4.558
Voedselzekerheid en internationaal en Europees landbouwbeleid
4.382
2.396
3.587
3.626
3.730
3.730
3.730
Visserij
1.388
1.117
1.202
1.196
1.251
1.251
1.251
Agrarisch ondernemerschap
2.547
3.034
2.409
2.398
2.507
2.507
2.507
Kennisontwikkeling en (agrarische) innovatie
110.804
98.519
80.805
77.978
78.083
77.325
77.250
Bijdragen aan ZBO’s/RWT’s
105.610
83.235
83.206
74.239
73.998
73.396
73.396
Medebewind en overige voormalige publieke PBO-taken
25.477
4.500
5.631
4.961
5.160
5.160
5.160
Dienst Landbouwkundig Onderzoek
77.341
76.120
75.646
67.584
65.272
65.272
65.272
Zon-MW (dierproeven)
0
0
0
0
1.885
1.885
1.885
College Toelating Gewasbeschermingssmiddelen en Biociden
2.792
1.693
1.007
972
959
357
357
Centrale Commissie Dierproeven
0
922
922
722
722
722
722
Bijdragen aan andere begrotingshoofdstukken
3.145
4.778
4.040
4.022
4.206
4.206
4.206
Diergezondheidsfonds
3.145
4.778
4.040
4.022
4.206
4.206
4.206
Bijdragen aan (inter)nationale organisaties
10.647
11.032
8.861
9.101
9.303
9.303
9.303
FAO en overige contributies
10.647
11.032
8.861
9.101
9.303
9.303
9.303
Bijdragen aan agentschappen
278.193
284.900
263.738
248.406
244.212
244.258
244.258
Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit
130.740
130.803
124.786
116.761
112.266
112.291
112.291
Rijksdienst Voor Ondernemend Nederland
138.948
144.398
131.887
124.580
124.881
124.902
124.902
Dienst Landelijk Gebied
222
1.933
Rijksrederij
8.283
7.766
7.065
7.065
7.065
7.065
7.065
ONTVANGSTEN
357.416
100.146
64.078
56.247
50.999
42.906
42.906
Mestbeleid
5.884
6.509
7.209
7.209
7.209
7.209
7.209
Diergezondheid en dierenwelzijn
3.932
700
500
500
500
500
500
Voedselveiligheid en kwaliteit
94
500
0
0
0
0
0
Voedselzekerheid en internationaal en Europees landbouwbeleid
228.287
44.173
15.926
15.926
15.926
15.926
15.926
Visserij
8.891
5.693
4.993
4.993
4.993
4.993
4.993
Agrarisch ondernemerschap
3.430
618
245
245
245
245
245
Kennisontwikkeling en (agrarische) innovatie
20.884
13.010
12.380
12.380
12.233
12.233
12.233
Garanties (provisies)
2.004
2.000
1.800
1.800
1.800
1.800
1.800
Agentschappen
15
Begrotingsreserves
83.995
26.943
21.025
13.194
8.093
Opmerking: Voor EFMZV, Brede weersverzekering en GMI geldt dat de bedragen betrekking hebben op de nationale cofinanciering van een Europese subsidieregeling in kader van het GLB.
Budgetflexibiliteit
Het budget 2016 is voor circa € 480 mln (88%) juridisch verplicht. Dat komt met name door de verplichtingen die rusten op het onderdeel Kennis (meerjarige programma’s en wettelijke onderzoekstaken bij de Stichting Dienst Landbouwkundig Onderzoek (DLO). Ook voor het onderdeel Agentschappen zijn de verplichtingen al in het voorafgaande jaar aangegaan.
De feitelijke budgetflexibiliteit is veel lager omdat naast de zaken die al juridisch zijn aangegaan, er politieke en bestuurlijke toezeggingen liggen die nog tot een juridische verplichting gaan leiden.
Subsidies: Van het beschikbare budget 2016 is circa 53% juridisch verplicht. Het betreft de uitfinanciering van tot en met 2015 aangegane verplichtingen op subsidieregelingen.
Garanties: Bijdrage aan de begrotingsreserve Borgstellingsfaciliteit is geraamd op basis van meerjarig structureel benodigd budget. De verliesdeclaratie 2016 betreft een raming van de verplichte betalingen aan banken voor bedrijven die niet meer aan hun betalingsverplichtingen kunnen voldoen.
Opdrachten: Van het budget 2016 is circa 85% juridisch verplicht. Het betreft de uitfinanciering van verplichtingen die tot en met 2015 zijn aangegaan.
Bijdragen aan ZBO’s/RWT’s: Betreft bijdragen aan vooral DLO (Kennisbasis, Wettelijke onderzoekstaken).
Bijdragen aan agentschappen: Het budget betreft de financiering van het opdrachtenpakket voor 2016 aan de NVWA, Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO.nl) en de Rijksrederij, inclusief de kosten van uitvoering van EU-regelingen. Op basis van het offertetraject is het budget voor 2016 100% juridisch verplicht.
Toelichting op de financiële instrumenten (per beleidsthema geordend)
Duurzame veehouderij
De inzet van EZ voor de veehouderij is gericht op een transitie naar een toekomstbestendige duurzame en maatschappelijk gewaardeerde veehouderij in 2020. Dit vraagt een integrale aanpak naar een veehouderij met aandacht voor effecten op de volksgezondheid, dierenwelzijn, emissies naar het milieu, gebruik van duurzaam geproduceerde grondstoffen en de directe leefomgeving. In de Uitvoeringsagenda Duurzame Veehouderij (UDV) (TK, 2008-2009, 28 973, nr. 34) zijn de uitdagingen en speerpunten beschreven. Een belangrijk aspect van verduurzaming wordt gevormd door de stal(systemen) waarin dieren worden gehouden.
De partners in de UDV hebben afgesproken dat vanaf 2015 elke ondernemer bij nieuwbouw duurzaamheidsstappen zet waarbij de plusstal geldt als basisniveau voor verduurzaming in de veehouderij. Voor de plusstal is een apart certificaat uitgewerkt waarmee kan worden aangetoond dat een stal voldoet aan de criteria. Het plusstalcertificaat zal onder meer dienen als basisvoorwaarde voor de garantstelling voor de nieuw- en verbouw van stallen (Regeling garantstelling landbouw). Daarnaast kunnen ondernemers kiezen voor de realisatie van integraal duurzame stallen die voldoen aan de Maatlat Duurzame Veehouderij, Milieukeur en andere geborgde ketenconcepten of biologische regelgeving.
Vanwege de mogelijke effecten van zoönosen uit veehouderijen op de volksgezondheid, bereidt het kabinet een wijzigingsvoorstel van de Wet dieren voor dat provincies de mogelijkheid biedt, grenzen te stellen aan de omvang van de veehouderij in bepaalde gebieden. In 2013 werd 70% van de koeien geweid (op basis van gegevens CBS). EZ is in overleg met de partners van het Convenant Weidegang om het aandeel weidegang te verhogen naar 80% in 2020.
Indicator
Referentiewaarde
Peildatum
Raming 2016
Bron
Percentage integraal duurzame stallen
0%
2008
14%
WUR
Subsidies
De begrote bedragen betreffen uitfinanciering op eerdere openstellingen van de subsidieregelingen duurzame stallen en fijnstofmaatregelen. Onder de categorie overig valt de uitfinanciering op de regelingen kleine en grote netwerken, beroepsopleiding en voorlichting, meetprogramma duurzame stallen, duurzame veehouderij (UDV), beëindigings- en saneringsregeling en de Subsidieregeling Stimulering Biologische Productie (SSBP).
Opdrachten
Het budget heeft betrekking op opdrachten en bijdragen aan derden die ondersteunend zijn voor de beleidsontwikkeling en -uitvoering, zoals projecten op het gebied van intensieve veehouderij en biologische landbouw, ontwikkeling duurzame stallen, uitrijden van dierlijke mest en voer- en managementmaatregelen.
Mestbeleid
Met het nationale mestbeleid wordt invulling gegeven aan de verplichtingen die volgen uit de Nitraatrichtlijn (91/676/EG). Doel van het mestbeleid is een verbetering van de kwaliteit van het grond- en oppervlaktewater door het bevorderen van een effectief en efficiënt gebruik van meststoffen in de landbouw. Daartoe kent de Meststoffenwet vier stelsels. Het stelsel van gebruiksnormen en voorschriften stuurt rechtstreeks op de hoeveelheid meststoffen en de wijze en het moment van toediening, het stelsel van varkens- en pluimveerechten stuurt op de productie van dierlijke mest en de stelsels van verplichte mestverwerking en verantwoorde groei melkveehouderij sturen op een verantwoorde afzet van dierlijke mest.
De jaarlijkse derogatierapportages en de vierjaarlijkse evaluatie van de Meststoffenwet worden altijd aan de Tweede Kamer aangeboden. De vierjaarlijkse Nitraatrichtlijnrapportage (waarvoor het Ministerie van I&M eerstverantwoordelijk is) en de resultaten Landelijk Meetnet effecten Mestbeleid staan op de site van het RIVM.
Opdrachten
De bedragen onder Mestbeleid hebben voor het grootste deel betrekking op de financiering van het Landelijk Meetnet effecten Mestbeleid, waarbinnen monitoring plaatsvindt van de kwaliteit van grond- en oppervlaktewater op landbouwbedrijven om het effect van het mestbeleid te kunnen evalueren en te kunnen voldoen aan de monitoringsverplichtingen van de Europese Commissie.
Ontvangsten
De ontvangsten betreffen de boete-inkomsten in het kader van de handhaving van het mestbeleid en de bijdrage van agrarische bedrijven aan de kosten van het derogatiemeetnet binnen het Landelijk Meetnet effecten Mestbeleid.
Plantaardige productie
De inzet van EZ is gericht op het in stand houden van een Nederlandse plantaardige sector die wereldwijd bekend staat om de kwaliteit van productie en productietechnologie voor voedings- en siergewassen. Plantenveredeling en duurzame intensivering van de teelt zijn van fundamenteel belang voor het vergroten van (mondiale) voedselzekerheid en concurrentiekracht van de betrokken sectoren. In de beleidsbrief tuinbouw (TK, 2013-2014, 32 627, nr. 14) staat aangegeven dat nieuwe verdienmodellen noodzakelijk zijn om het perspectief van de tuinbouw te versterken. Dat is primair een opgave voor het bedrijfsleven zelf. De overheid wil dat stimuleren. Doel is te komen tot samenwerkende tuinbouwketens die toonaangevend zijn in concurrentiekracht en duurzaamheid. Het keteninnovatieprogramma uit de beleidsbrief is in 2015 begonnen en de uitvoering hiervan loopt door in 2016. De ambitieuze klimaat- en energiedoelen die voor de tuinbouw gesteld zijn, worden conform de Meerjarenafspaak Energietransitie glastuinbouw 2014 - 2020 en bijbehorende versnellingsplannen uitgewerkt. Voor de overige landbouwsectoren en de voedings- en genotmiddelenindustrie zal uitvoering worden gegeven aan de ambities en doelen van respectievelijk het herijkte convenant Schone en Zuinige Agrosectoren en de geactualiseerde Meerjarenafspraken Energiebesparing (MEE en MJA3). Verder stelt EZ een nieuwe nationale strategie voor de Gemeenschappelijke Marktordening Groenten en Fruit op met daarin focus op marktgericht produceren, afzetstructuur en duurzaamheid.
Indicator
Referentiewaarde
Peildatum
Raming 2016
Streefwaarde
Planning
Bron
Totale CO2-emissie glastuinbouw
Circa 7,5 Mton
2013
6,9 Mton
6,2 Mton
2020
LEI
Energie-efficiency index
voedings- en genot-middelenindustrie (VGI)
100%
2005
82%
70%
2020
RVO.nl
Toelichting
De indicatoren geven inzicht in de voortgang van de verduurzaming op energie- en klimaatgebied van deze twee sectoren.
Subsidies
De begrote bedragen betreffen betalingen op zowel eerdere als nieuwe openstellingen van de regeling Marktintroductie energie innovaties (MEI) en de module energie-efficiëntie en hernieuwbare energie glastuinbouw van de Investeringsregeling milieuvriendelijke maatregelen (voorheen Investeringsregeling energiebesparing (IRE)). Onder de categorie overig vindt nog de uitfinanciering plaats van de eerder opengestelde en inmiddels afgesloten Demoregeling Schoon en Zuinig en de uitfinanciering van de set aside regeling en de regeling verbetering honingproductie.
Opdrachten
Het budget heeft betrekking op (onderzoeks)opdrachten op het gebied van de innovatieagenda energie en energietransitie.
Plantgezondheid
Een hoogwaardige kwaliteit en een hoog plantgezondheidsniveau van plantaardige producten zijn voor de Nederlandse concurrentiekracht van groot belang. Belangrijke speerpunt is het voorkomen van de in- en uitsleep van plantenziekten in Nederland, bijvoorbeeld door het in 2016 tussen EZ en de plantaardige sector op te stellen convenant Preventie en Risicobeheer Plantgezondheid. Ook de bevordering van markttoegang voor Nederlands uitgangsmateriaal en plantaardige producten door gerichte inzet in prioritaire landen blijft van belang. Beschermen van gewassen en teelten tegen ziekten, plagen en onkruiden is een belangrijke randvoorwaarde om een hoogwaardige productie te blijven realiseren. Over het verminderen van de milieulast van gewasbeschermingsmiddelen en de concrete gestelde beleidsdoelen is de beleidsnota duurzame gewasbescherming 2013-2023 «Gezonde groei, duurzame oogst» (TK, 2012-2013, 27 858 nr. 146) het kader. Daarnaast zet EZ beleidsmatig in op een transitie naar een duurzamere gewasbescherming en een versnelling van de «vergroening» van gewasbeschermingsmiddelen, zowel nationaal, als ook in de EU.
Opdrachten
De nadruk ligt op het versnellen van de transitie naar verduurzaming van gewasbescherming. Daartoe wordt het gebruik van laag-risico middelen en basisstoffen gefaciliteerd en geïntensiveerd via een Green Deal met de sector en via een EU-spoor. Ook wordt de toelating voor kleine toepassingen gestimuleerd via het Fonds kleine toepassingen. Tenslotte wordt het budget voor opdrachten benut voor en het goed functioneren van het in 2015 ingerichte EU-coördinatiepunt voor kleine toepassingen en hoogwaardige teelten.
Diergezondheid en dierenwelzijn
Aandacht voor dierenwelzijn en -gezondheid van landbouwhuisdieren is van belang voor een sterke duurzame veehouderij en komt tegemoet aan de toenemende belangstelling vanuit de samenleving voor de veehouderij. Tevens neemt de politieke en maatschappelijke aandacht voor gezelschapsdieren en paarden toe. EZ richt zich op de bevordering van verbetering van dierenwelzijn door implementatie van (Europese) wetgeving en door het stimuleren van (keten)partijen. Op Europees niveau wordt in 2016 ingezet op de nadere uitwerking van de Verklaring van Vught (dierenwelzijnsconferentie 2014) en de onderliggende positionpapers over het verbeteren van welzijn van varkens, het verbeteren van transport en het oprichten van een structureel EU-platform waarin de lidstaten met de Europese Commissie overleggen over onderwerpen met betrekking tot dierenwelzijn. Nationaal wordt gewerkt aan het verbeteren van dierenwelzijn door uitvoering te geven aan de beleidsbrief dierenwelzijn, waarbij wordt ingezet op het uitfaseren van ingrepen, het stimuleren van een maatschappelijk geaccepteerde fokkerij van vooral honden, het tegengaan van impulsaankopen en de huisdierlijsten waarop is aangegeven welke dieren gehouden mogen worden, vroegtijdige signalering en vermindering van mishandeling en verwaarlozing en het verbeteren van brandveiligheid van veestallen.
Indicator
Referentiewaarde
Peildatum
Raming 2016
Streefwaarde
Planning
Bron
EU-OIE vrije status
7
2009
7
7
Jaarlijkse vaststelling
EU en OIE
Toelichting
Dierziektenvrije status; deze indicator geeft het aantal ziekten weer, waarvoor Nederland een officiële EU en/of OIE dierziektenvrije status heeft.
Opdrachten
Het budget voor opdrachten wordt ingezet voor de volgende activiteiten:
-
-
-
-Uitvoeren van de actiepunten uit de beleidsbrief Dierenwelzijn (TK 2013-2014, 28 286 nr. 651).
-
-
-
-
-Bijdrage aan de Landelijke Inspectiedienst Dierenbescherming voor handhavingsactiviteiten op terrein gezelschapsdieren en het Landelijke Informatie Centrum Gezelschapsdieren (LICG) voor communicatie- en voorlichtingsdoeleinden.
-
-
-
-
-Bijdrage aan het loket Welzijn landbouwhuisdieren.
-
-
-
-
-Bijdrage aan het CIBG (VWS) voor het in stand houden van het register van diergeneeskundigen.
-
-
-
-
-Voorlichting en communicatie over de preventie van dierziekten en diergezondheid.
-
-
-
-
-Early warning, monitoring en bewaking van dierziekten en zoönosen. Bijdragen aan onder andere de Gezondheidsdienst voor Dieren (GD) en het Dutch Wildlife Health Centre (Universiteit Utrecht).
-
-
-
-
-Het aanhouden van een crisisorganisatie bij de GD, waardoor direct gekwalificeerd personeel beschikbaar is om de NVWA te assisteren bij verdenkingen.
-
-
-
-
-De uitvoering van de Regeling In Beslag Genomen goederen. Dit is een vergoeding voor kosten van opvang van in beslag genomen gezelschapsdieren en landbouwhuisdieren.
-
Ontvangsten
De ontvangsten hebben vooral betrekking op op overtreders verhaalde kosten en dwangsommen die worden opgelegd in het kader van de handhaving van de Gwwd.
Voedselveiligheid en voedselkwaliteit
Borging van voedselveiligheid en het tegengaan van voedselfraude draagt bij aan het verkleinen van risico’s voor de volksgezondheid, het vergroten van het vertrouwen in voedsel en het versterken van de positie van de agrofoodketen. Het beleid op deze thema’s is integraal op de ketens gericht, inclusief onderdelen als diervoeders, diergeneesmiddelen en dierlijke bijproducten. EZ geeft mede vorm aan het anticiperen, monitoren en beheersen van mogelijke risico’s op het gebied van voedselveiligheid en -integriteit. Europese wetgeving is hierbij het kader en bedrijven in de voedselketen zijn primair verantwoordelijk.
Het verduurzamen van de voedselketen is belangrijk om te komen tot een toekomstbestendig voedselsysteem. In zijn reactie op het WRR-advies «Naar een voedselbeleid» zal het kabinet aangegeven kansen te zien om het voedselbeleid nog steviger en in nog meer samenhang uit te voeren. Daartoe zal het kabinet de contouren van een «voedselagenda» gepresenteerd. Het kabinet wil met de verschillende actoren in de voedselketen in gesprek om te komen tot een breed gedragen voedselagenda, die toewerkt naar een gezonde, ecologische houdbare en robuuste voedselvoorziening. Dat betekent werken aan vertrouwen, het organiseren van maatschappelijk debat en maatschappelijke betrokkenheid, het waarborgen van transparantie en het agenderen en stimuleren van de verduurzaming van voedsel en voedingspatronen, nationaal en internationaal. In 2016 zal vervolg worden gegeven aan de «voedselagenda» en de daarin vermelde acties en activiteiten.
Indicator
Referentiewaarde
Peildatum
Raming 2016
Streefwaarde
Planning
Bron
-
1.Mate van afname van antibiotica-gebruik in de dierhouderij
Antibioticagebruik in 2009
2009
p.m.
70% reductie (t.o.v. 2009)
2015
SDa
-
2.Nalevingsniveau HACCP-verplichting
80%
April 2009
90%
90%
2018
NVWA
Toelichting
-
-
-
1.Het betreft de reductie van het antibioticagebruik in de dierhouderij ten opzichte van 2009. De raming 2016 is afhankelijk van het vervolgbeleid 2016-2020. Daarover wordt de Kamer begin 2016 geïnformeerd.
-
-
-
-
2.Het betreft het percentage van het totale aantal gecontroleerde bedrijven met een wettelijk verplicht Hazard Analysis and Critical Control Points (HACCP)-systeem uit het eerste deel van de vleesketen (slachthuizen, uitsnijderijen en koel- en vrieshuizen) dat aan alle controle-items voor HACCP voldoet.
-
Opdrachten
Het budget voor opdrachten heeft onder andere betrekking op:
-
-
-
-Diverse projecten zorgvuldig antibioticagebruik die bijdragen aan een vervolgbeleid voor 2016-2020 dat meer gericht is op vermindering van resistentierisico’s en meer sectorspecifiek is.
-
-
-
-
-Bijdrage aan de jaarlijkse organisatie van de Codex Alimentaris Commission.
-
-
-
-
-Beleidsadvisering door het Bureau Diergeneesmiddelen.
-
-
-
-
-Herziening van Europese regels voor vleeskeuring en (risicogebaseerd) toezicht in de pluimveesector (zogenaamde Hygiënepakket).
-
-
-
-
-Monitoring van alimentaire zoönosen (zoals salmonella).
-
-
-
-
-Versoepeling van beheersingsmaatregelen op het gebied van TSE/BSE.
-
-
-
-
-Informatievoorziening aan consumenten over voedselveiligheid, voedselkwaliteit en voedselverspilling via het Voedingscentrum Nederland.
-
-
-
-
-Monitoring verduurzaming voedselproductie en monitoring voedselverspilling
-
-
-
-
-Aanpassing van regelgeving gericht op een veilige en duurzame toepassing van nieuwe technologieën in de agrosector, zoals ggo’s.
-
Voedselzekerheid en internationaal en Europees landbouwbeleid
Nederland hoort bij de grootste agro-exporteurs van de wereld. Daardoor heeft het de mogelijkheid om een belangrijke bijdrage te leveren aan de uitdaging om op duurzame wijze de voedselproductie in de wereld te verhogen. Het bedrijfsleven speelt hierin een sleutelrol en EZ ondersteunt ondernemers in hun internationale ambities en werkt daarbij nauw samen met het Ministerie van Buitenlandse Zaken (BuZa). Hierbij is de gezamenlijke brief van EZ en BuZa over de «Nederlandse inzet voor wereldwijde voedselzekerheid (TK, 33 625, nr. 147 van 18/11/2014) van eind 2014 het uitgangspunt.
Opdrachten
Het budget voor opdrachten wordt ingezet voor de volgende activiteiten:
-
-
-
-Internationale programma’s van de topsectoren Agro&Food en Tuinbouw en Uitgangsmateriaal die zich richten op het versterken van de landbouwsector in ontwikkelende en ontwikkelingslanden.
-
-
-
-
-Samenwerking met transitielanden en ontwikkelingslanden op het gebied van voedselzekerheid.
-
-
-
-
-Nieuwe initiatieven en partnerschappen op het gebied van mondiale voedselzekerheid en duurzame economische ontwikkeling op de volgende pijlers: klimaatslimme landbouw, Oceanen, Biodiversiteit (uitgangsmateriaal en genetische bronnen), beperken van voedselverliezen.
-
-
-
-
-Daarnaast streeft EZ, in samenwerking met de topsectoren, naar duurzame veehouderijontwikkeling, verbeterde bodemvruchtbaarheid, versterking van de zaadsector in ontwikkelingslanden en verbetering van gewasbeschermingssystemen.
-
-
-
-
-Bijdrage aan het Kennisloket Steunpunt Schoolfruit van de Wageningen Universiteit.
-
Ontvangsten
De ontvangsten betreffen voornamelijk de productieheffing op suiker die via de begroting van Buitenlandse Zaken worden afgedragen aan de Europese Commissie. Daarnaast zijn er (forfaitaire) ontvangsten op basis van aan boeren opgelegde sancties in het kader van GLB-inkomenssteun en door het betaalorgaan op bedrijven ingehouden waarborgsommen voor verleende exportrestituties die ten onrechte zijn uitgekeerd. Tot en met 2014 werden de invoerheffingen op landbouwproducten op de begroting van EZ verantwoord die via de begroting van Buitenlandse zaken werden afgedragen aan de Europese Commissie. Op basis van EU wetgeving wordt door de douane vanaf 2015 geen onderscheid meer gemaakt tussen landbouwrechten en invoerrechten. Omdat de Minister van Financiën verantwoordelijk is voor de heffing en inning van de douanerechten worden deze ontvangsten vanaf 1 januari 2015 verantwoord op de begroting van Financiën.
Visserij
Centraal onderdeel van de in 2014 ingezette hervorming van het Gemeenschappelijk Visserij Beleid is de invoering van een aanlandplicht. Vissoorten waarvoor vangstbeperkingen gelden mogen niet meer teruggegooid te worden, maar dienen te worden aangeland. Doel van de aanlandplicht is de verdere verduurzaming van de visserij en het tegengaan van voedselverspilling. De besluitvorming over de precieze invulling van de aanlandplicht vindt in hoofdzaak in regionaal verband van de lidstaten (onder andere de Noordzee) plaats. EZ faciliteert de introductie van de aanlandplicht door de sector te ondersteunen in de omschakeling naar meer selectieve vistechnieken en aanpassingen aan boord en in de visketen. Hiervoor kan Nederland het Europese Fonds voor Maritieme Zaken en Visserij 2014-2020 (EFMZV) inzetten. Het EFMZV omvat ook de fondsen voor datacollectie (gegevensverzamelingen in Europees verband), visserij controle en de uitgaven voor het Geïntegreerd Maritiem Beleid. Op 25 februari 2015 is het Nederlandse Operationeel Programma EFMZV door de Europese Commissie goedgekeurd. Hierover is de Kamer op 18 maart 2015 geïnformeerd (TK, 2014-2015, 32 201, nrs. 75). Vanaf de tweede helft van 2015 zullen de eerste openstellingen plaatsvinden voor subsidies uit het EFMZV. Bij The International Council for the Exploration of the Sea (ICES) is informatie te vinden omtrent internationale adviezen en de ontwikkeling van vispopulaties.
Subsidies
In 2016 vindt nog de laatste uitfinanciering plaats op subsidieregelingen die onder het Europees Visserijfonds (EVF) vallen. Daarnaast zullen nieuwe openstellingen plaatsvinden van regelingen die onder het EFMZV vallen, gericht op duurzame innovaties en investeringen, op rendementsverbetering in de visserij en aquacultuur en op controle en datacollectie.
Opdrachten
Het budget heeft betrekking op opdrachten aan derden die ondersteunend zijn voor de beleidsontwikkeling op visserijgebied, zoals monitoringactiviteiten en het flankerend beleid voor schubvissers op het IJsselmeer.
Ontvangsten
De ontvangsten hebben met name betrekking op de geïnde leges van afgegeven visserij-vergunningen (zoals mosselpercelen).
Agrarisch ondernemerschap
Vergroting van het concurrentievermogen is essentieel voor het agrocomplex. Het beleid is gericht op goed en duurzaam presterende agrarische ondernemers.
Indicator
Referentiewaarde
Peildatum
Raming 2016
Streefwaarde
Planning
Bron
Verhouding duurzame - totale investeringen
36%
2013
27%
30%
2016
LEI
Toelichting
Duurzame investeringen omvatten investeringen in duurzame productiemiddelen zoals bedrijfsgebouwen, glasopstanden en installaties. De totale investeringen in de land-, tuinbouw en visserij nemen de afgelopen jaren af, waardoor het percentage duurzame investeringen toeneemt. In het laatste onderzoek over het jaar 2013 waren de totale investeringen € 2,7 mld en de duurzame investeringen bijna € 1 mld. Hierdoor was het aandeel duurzame van de totale investeringen in de land-, tuinbouw en visserij 36%.
Subsidies
In 2016 wordt de subsidieregeling Brede Weerverzekering opnieuw opengesteld, waarmee de beschikbaarheid van brede verzekeringen tegen weerschade in de open teelten wordt gefaciliteerd.
Opdrachten
Het budget heeft betrekking op de overheidsinzet voor agrarisch Nederland wereldwijd bij het opzetten, verbeteren en versterken van duurzame ketens. Dit in nauwe samenwerking met het Landbouwradennetwerk.
Kennisontwikkeling en (agrarische) innovatie
Kennisontwikkeling en agrarische innovatie leveren een belangrijke bijdrage aan de oplossing van maatschappelijke vraagstukken die zich voordoen in het groene agro- en natuurdomein.
Daarnaast draagt een goed functionerend kennissysteem bij aan de economische positie van de Nederlandse agro-, visserij- en voedselketens en aan de natuurdoelstellingen. Veel bedrijven in de voedselverwerkende industrie hebben hun onderzoeks- en innovatieafdelingen in Nederland geplaatst. Samen met Wageningen UR heeft Nederland een toonaangevende landbouwuniversiteit en onderzoekscentrum in huis.
Indicator
Referentiewaarde
Peildatum
Raming 2016
Streefwaarde
Planning
Bron
1 Vraagsturing van groen onderzoek door maatschappelijke actoren (beleid, bedrijfsleven en maatschappelijke organisaties)
80%
2013
>85%
>85%
2020
PROSU
2 Kennisbenutting door beleid, bedrijfsleven en maatschappelijke organisaties
88%
2013
>85%
>85%
2020
PROSU
3 Percentage innoverende agrarische bedrijven
11,6%
2006
10%
10%
2016
LEI
Toelichting
-
-
-
1.In 2013 betrof het voor 49% van de projecten vraagsturing door (nationaal) beleid en voor 31% vraagsturing door maatschappelijke organisaties en bedrijfsleven. In andere gevallen was er sprake van indirecte vraagsturing, bijvoorbeeld een vraag volgend op voorafgaand onderzoek.
-
-
-
-
2.In 2015 zijn alle TO2 instituten overgegaan op een nieuwe, uniforme methode voor het meten van klanttevredenheid en kennisbenutting, Vanaf de begroting 2017 zullen de resultaten van die meting worden weergegeven. Een uitgebreide toelichting staat bij de tabel in artikel 12.
-
-
-
-
3.Dit geeft het percentage van de bedrijven weer dat product- of procesinnovaties heeft doorgevoerd. Het gaat hierbij zowel om bedrijven die als eerste bedrijf iets nieuws hebben doorgevoerd als om innovatieve volgers (vroege volgers).
-
Subsidies
De begrote bedragen betreffen de uitfinanciering op de subsidieregelingen Samenwerking bij innovatie, VAMIL-compensatie3 en Functionele Agrobiodiversiteit.
Opdrachten
Het budget voor opdrachten is bestemd voor:
-
-
-
-De innovatie-agenda’s van de topsectoren Agri & Food en Tuinbouw en Uitgangsmaterialen;
-
-
-
-
-De ondersteuning van beleidsontwikkeling en politieke besluitvorming voor onder andere internationale markt en handelstoegang in relatie tot veterinaire en fytosanitaire problematiek, de relatie volksgezondheid en intensieve veehouderij, waarborgen voedselveiligheid en diergezondheid, welzijn van landbouwhuisdieren en gezelschapsdieren, platteland en omgeving, vermaatschappelijking natuur, natuurinclusieve landbouw, voedselverspilling en voedselzekerheid;
-
-
-
-
-Internationale samenwerking in Joint Programming Initiatives (JPI’s) en European Research Area Network (ERA-Net) en multilaterale samenwerking op het gebied van voedselzekerheid.
-
-
-
-
-Het uitvoeren van evaluaties, de projectbijdrage aan het Nederlands Agrarisch Jongeren Kontakt (NAJK) en opdrachten voor agrarische innovatie, waarbij de focus ligt op de nieuwe uitdagingen van het GLB: klimaat, hernieuwbare energie, water en biodiversiteit.
-
Ontvangsten
De ontvangsten hebben betrekking op terugontvangen rente en aflossing van DLO en diverse ontvangsten samenhangend met de onderzoeksfinanciering.
Apurement
De Europese Commissie voert in bepaalde gevallen financiële correcties door op door Nederland ingediende declaraties bij Europese Fondsen, wanneer de uitvoering in de ogen van de Commissie niet volgens Europese regelgeving heeft plaatsgevonden (apurement-procedure). Zo kunnen er in het kader van de Gemeenschappelijke Marktordening Groenten en Fruit naar aanleiding van audits uitgevoerd in 2009 en 2011 correcties worden opgelegd. Hierover vindt nog hoor- en wederhoor plaats (stand van zaken juni 2015). De hoogte van de correcties is vooraf moeilijk in te schatten, daarom wordt jaarlijks een bedrag in de begrotingsreserve gestort om deze op peil te houden om toekomstige correcties uit te kunnen betalen.
Nederland zet zich overigens op Europees niveau in voor aanpassing van de GMO-regelgeving om deze beter uitvoerbaar te maken en daarmee EU-conforme uitvoering te bevorderen en het risico op correcties te verkleinen.
Garanties
EZ verleent steun aan bedrijven in de primaire sector (agrariërs en vissers) door het verstrekken van garanties op leningen voor investeringen. Hierdoor wordt de financiering mogelijk gemaakt van investeringen die in de markt niet tot stand komen vanwege een tekort aan zekerheden die de betreffende bedrijven kunnen bieden. Tegelijkertijd wordt er met deze faciliteit een extra stimulans gegeven aan de verduurzamingsopgave van de primaire sector. Jaarlijks vindt er, naast de premieontvangsten van € 1,8 mln, een storting plaats van € 3 mln in de begrotingsreserve Borgstellingsfaciliteit om de begrotingsreserve op peil te houden, zodat verliesdeclaraties van uitstaande garanties onder de Garantieregelingen Landbouw en Landbouw-plus opgevangen kunnen worden.
Medio 2015 is de garantstelling Marktintroductie Innovaties gepubliceerd als onderdeel van het Nederlandse POP3-programma. Hiermee beoogt EZ specifieke investeringen te stimuleren gericht op de introductie van systeem-innovaties die kansen bieden voor producten met meer toegevoegde waarde in de markt. Voor deze regeling wordt jaarlijks € 2,5 mln in de begrotingsreserve Borgstellingsfaciliteit gestort.
Ontvangsten
De ontvangsten betreffen inkomsten uit door agrariërs betaalde provisies voor door het ministerie afgegeven garantstellingen aan banken.
Bijdragen aan ZBO’s/RWT’s
Medebewind en overige voormalige publieke PBO-taken
In 2014 zijn publieke taken van de PBO’s overgaan naar de centrale overheid. Het begrote bedrag is onder meer bestemd voor vereffening van de opgeheven PBO’s, ICT/transitiekosten voor inbedding van voormalige PBO-taken in de EZ-organisatie en afvloeiingskosten van medebewindspersoneel dat al vóór de opheffing boventallig is verklaard.
Dienst Landbouwkundig Onderzoek
Dit betreft zowel funderend onderzoek als wettelijke onderzoekstaken (WOT). Wageningen UR heeft een nieuw strategisch plan ontwikkeld voor de jaren 2015-2018. De nieuwe ontwikkellijnen zijn basis voor het nieuwe vierjarig programma Kennisbasisonderzoek dat in 2015 is gestart. Wettelijke onderzoekstaken vloeien voort uit (inter)nationale wetten, verordeningen en verdragen.
ZonMW dierproeven
Tot en met 2017 is het budget overgeheveld naar VWS/ZonMW voor ontwikkeling en uitvoering van alternatieven voor dierproeven. Voor de jaren erna is het budget gereserveerd voor verdere ontwikkeling en uitvoering alternatieven voor dierproeven.
College Toelating Gewasbeschermingsmiddelen en Biociden (Ctgb)
Het betreft, mede namens de ministeries van SZW, VWS en I&M, de opdracht aan het Ctgb, met name op het gebied van beleidsadvisering.
Centrale Commissie Dierproeven (CCD)
De CCD verstrekt vergunningen voor het mogen verrichten van dierproeven.
Bijdragen aan andere begrotingshoofdstukken
Dit betreft de EZ-bijdrage aan de DGF-begroting voor de monitoring en bestrijding van bestrijdingsplichtige dierziekten, het aanhouden van een calamiteitenreserve bij destructiebedrijf Rendac en het voorraadbeheer van vaccins voor bestrijding dierziekten bekostigd.
Bijdragen aan agentschappen
Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA)
De bijdrage aan de NVWA is onder andere bestemd voor de handhaving van de wet- en regelgeving en het toezicht op het gebied van dier- en plantgezondheid, dierenwelzijn, diervoeders, diergeneesmiddelen, dierlijke bijproducten, dierproeven, mest, natuur en de veiligheid van voedsel en consumentenproducten. Het Plan van Aanpak NVWA (TK, 2013-2014, 33 835 nr. 1) heeft een looptijd van 2014 tot en met 2018 en legt prioriteit bij versterking van het toezicht op vijf domeinen (vee en vlees, exportcertificering, plantaardig, tweedelijnstoezicht zuivel en consument & veiligheid) en het versterken van de organisatie. In maart 2015 is de tweede voortgangsrapportage aan de Tweede Kamer gestuurd (TK, 2014-2015, 33 835 nr. 12). Daaruit blijkt dat, over de hele linie bezien, het Plan van Aanpak goed op koers ligt. Belangrijk onderdeel van het Plan van Aanpak NVWA is ook de herbezinning op de inrichting van het systeem van keuring en toezicht. Het kabinet zal voor de zomer van 2016 de vernieuwde inrichting van het systeem van keuring en toezicht presenteren.
Rijksdienst Voor Ondernemend Nederland (RVO.nl)
De bijdrage aan RVO.nl is onder andere bedoeld voor de uitvoering van zijn taak als Europees betaalorgaan. Vanwege deze status kan RVO.nl Europese subsidies uitbetalen, bijvoorbeeld de basisbetaling, de betaling voor jonge landbouwers en de betaling voor klimaat- en milieuvriendelijke landbouwpraktijken en de uitvoering van het Europese Fonds Maritieme Zaken en Visserij. Naast de Europese subsidieregelingen voert RVO.nl ook nationale subsidieregelingen uit, zoals de regelingen voor innovaties en het visserijbeleid, energiebesparing en voor investeringen in duurzaamheid evenals maatregelen in het versterken van de innovatie en concurrentiekracht van de landbouw in het kader van de cofinanciering van inzet van Europese middelen.
Voorts worden taken uitgevoerd betreffende identificatie en registratie van dieren en het mestbeleid. Daarnaast verleent RVO.nl bepaalde vergunningen voor agrarische ondernemers en voor bezit en handel in beschermde plant- en diersoorten. Verder fungeert RVO.nl als thuishaven voor het landbouwradennetwerk.
Vanaf 2015 is een aantal onderwerpen en taken toegevoegd aan het werkpakket van RVO.nl. Dit zijn de in medebewind gegeven taken en de autonome publieke taken van de (voormalige) PBO’s, taken die zijn overgekomen als gevolg van de opheffing van de Dienst Landelijk Gebied en de visserij-uitvoeringstaken die overgekomen zijn vanuit het beleidsdepartement.
Rijksrederij
De bijdrage aan de Rijksrederij is bestemd voor de inzet van schepen en bemanning voor het uitvoeren van taken op het gebied van visserijonderzoek en het beheer en de inspectie voor natuur en visserij.
Interne begrotingsreserves
Naast het reguliere financiële instrumentarium zijn er begrotingsreserves. Hier kan ten behoeve van artikel 16 geld uit worden onttrokken. Ook kan vanuit artikel 16 hierin geld gestort worden (voeding). Door middel van de begrotingsreserves worden uitgaven opgevangen die jaarlijks sterk in omvang kunnen variëren.
Stand interne begrotingsreserves per 31 december 2014
(x € 1.000)
238.268
Interne begrotingsreserve Landbouw
33.249
Interne begrotingsreserve Visserij
13.425
Interne begrotingsreserve Borgstellingsfaciliteit
41.290
Interne begrotingsreserve Apurement
150.304
-
-
-
-Met de interne begrotingsreserve Landbouw wordt stabiliteit en zekerheid gecreëerd voor de uitfinanciering van omvangrijke en sterk fluctuerende transitie-uitgaven voor verduurzaming en innovatie in de landbouwsector. Het betreft uitgaven voor al aangegane verplichtingen, onder andere op het terrein van energietransitie in de glastuinbouwsector, jonge agrariërs, duurzame stallen, investeringen in milieuvriendelijke maatregelen, fijnstofmaatregelen en de VAMIL-compensatieregeling.
-
-
-
-
-De interne begrotingsreserve Visserij is bestemd voor de nationale cofinanciering die benodigd is voor de uitfinanciering van subsidieregelingen die onder het EVF worden uitgevoerd.
-
-
-
-
-De interne begrotingsreserve Borgstellingsfaciliteit is bedoeld om de verliesdeclaraties te betalen voortvloeiend uit garantstellingen aan banken waarmee innovatieve en duurzame investeringen in de landbouw en visserij worden gefaciliteerd. De komende jaren wordt rekening gehouden met een omvangrijk bedrag aan uit te keren verliesdeclaraties, waardoor de begrotingsreserve aanzienlijk in omvang zal afnemen. Tegenover deze onttrekking staan een jaarlijkse reguliere storting van € 3 mln en van € 1,8 mln aan van agrariërs ontvangen provisies. Vanaf 2015 wordt verder jaarlijks € 2,5 mln in de begrotingsreserve gestort voor de Garantieregeling marktintroductie innovaties (GMI). Tenslotte wordt een jaarlijkse storting van € 2 mln van 2011 tot en met 2024 voorzien voor het flankerend beleid voor het verbod op de pelsdierhouderij (amendement Van Gerven/Dijsselbloem, TK, 2010-2011, 32 609 XIII, nr. 4).
-
-
-
-
-De interne begrotingsreserve Apurement is bestemd voor het terugbetalen van financiële correcties van de Europese Commissie en is gebaseerd op de in recente jaren ontvangen correctievoorstellen van de Europese Commissie. EZ heeft maatregelen genomen om de risico’s op toekomstige financiële correcties te verkleinen door interpretaties van EU-regelgeving zoveel mogelijk vooraf aan de Europese Commissie ter verduidelijking voor te leggen. In de gevallen waarin de Europese subsidie op onrechtmatige wijze is verkregen, vordert EZ deze subsidie terug van de ontvanger.
-
Ontvangsten
De ontvangsten hebben betrekking op onttrekkingen uit de interne begrotingsreserves Landbouw, Visserij, Borgstellingsfaciliteit en Apurement die zijn toegevoegd aan de begroting van artikel 16.
Budgettair belang fiscale maatregelen
Bedragen x € 1 mln
2014
2015
2016
2017
2018
2019
2020
Landbouwvrijstelling
1.299
1.324
1.350
1.377
1.405
1.433
1.462
Verlaagd tarief glastuinbouw
81
79
81
81
81
82
82
Verlaagd tarief sierteelt
227
231
233
236
238
240
243
Landbouwregeling
19
17
17
16
15
15
14
Vrijstelling cultuurgrond
104
110
115
117
120
123
125
Een toelichting op de fiscale instrumenten is opgenomen in de internetbijlage 12 bij de Miljoenennota (Toelichting op de belastinguitgaven).
17 Groen onderwijs van hoge kwaliteit
Algemene doelstelling
Groen onderwijs van hoge kwaliteit. Hierbij streeft het Ministerie van Economische Zaken (EZ) naar:
-
-
-
-Voldoende gekwalificeerde beroepsbeoefenaren voor het agrofoodcomplex en de groene ruimte.
-
-
-
-
-Vergroten van de kennisverspreiding en -benutting voor het agrofoodcomplex en de groene ruimte.
-
Hiermee draagt groen onderwijs bij aan de doelstellingen van de artikelen 16 (Concurrerende, duurzame, veilige agro-, visserij- en voedselketens) en 18 (Natuur en regio).
Rol en verantwoordelijkheid
De Minister van EZ is verantwoordelijk voor:
Voldoende gekwalificeerde beroepsbeoefenaren voor het agrofoodcomplex en de groene ruimte.
Stimuleren
-
-
-
-Stimuleren van een hoog kwaliteitsniveau van onderwijs en wetenschappelijk onderzoek.
-
-
-
-
-Stimuleren van voorwaarden om te voldoen aan de vervangingsvraag en de transitie naar een groene economie. Afspraken maken met instellingen over bevorderen doorstroom, verminderen aantal voortijdige schoolverlaters, leven lang leren door om- her- en bijscholing, versterken doorlopende leerlijnen binnen de groene beroepskolom, bevorderen van cross-overs met het overig beroepsonderwijs en vakinhoudelijke vernieuwing van het groen onderwijs.
-
-
-
-
-Stimuleren, in overleg met de instellingen, van ondernemerschap en internationalisering waardoor leerlingen/studenten na afronding van hun opleiding een basis hebben voor de start van een eigen bedrijf in het groene domein.
-
Regisseren
-
-
-
-Met de instellingen en het bedrijfsleven zorgdragen voor het versterken van gekwalificeerde functies binnen het domein voedsel, natuur en leefomgeving door het groen (voorbereidend) beroepsonderwijs en van de kennisverspreiding binnen de groene kennisinfrastructuur.
-
Financieren
-
-
-
-De groene instellingen functioneren binnen het wettelijk stelsel dat voor het gehele onderwijs geldt.
-
Kennisverspreiding en -benutting voor het agrofoodcomplex en de groene ruimte (natuur en groene leefomgeving), onder meer door actieve inzet van het groen onderwijs om beleidsdoelen te realiseren.
Stimuleren
-
-
-
-Stimuleren van vraaggestuurde landelijke Centra voor Innovatief Vakmanschap (CIV) voor het MBO en Centers of Expertise (CoE) voor het HBO op een achttal expertisethema’s: Biobased Economy, Greenports, Agrodier, Food, Open teelten, Natuur en groene Leefomgeving, Agri&Food en Tuinbouw en Uitgangsmaterialen. Daarbij worden verbindingen gemaakt tussen regionaal opererende organisaties en wordt landelijke afstemming gezocht tussen onderwijs, regionaal Midden- en Kleinbedrijf (MKB), maatschappelijke organisaties en lagere overheden (stimuleren van de gouden driehoek in de groene sector). Belangrijke speerpunten zijn het opleiden van talent dat aansluit bij de innovatieopgaven van ondernemers, zwaartepuntvorming onderwijs en onderzoek, stimuleren van ondernemerschap en excellent praktijkgericht onderzoek samen met bedrijfsleven.
-
-
-
-
-Stimuleren van het innovatief vermogen van het MKB door het instrument van groene plus lectoraten in het groene Hoger beroepsonderwijs meer vraaggestuurd in te zetten voor kennisvragen vanuit het MKB.
-
-
-
-
-Stimuleren van activiteiten gericht op het verspreiden, doorstromen en benutten van kennis voor doelgroepen die deelnemen aan de Nederlandse samenleving.
-
-
-
-
-Stimuleren van educatieve activiteiten (gericht op sociale innovatie) voor een groene economie (onder andere via het programma DuurzaamDoor in het onderwijs, bij en met andere overheden, bedrijven en maatschappelijke organisaties, zowel landelijk als op regionaal niveau).
-
Kengetal
2010
2011
2012
2013
2014
Ambitie
Adequaat aanbod aan de vraag op de arbeidsmarkt
1%
52%
60%
Bron: The Research Centre for Education and the Labour Market (ROA)
Toelichting
Adequaat aanbod wordt tweejaarlijks gemeten door middel van de Indicator Toekomstige Knelpunten in de Personeelsvoorziening naar Beroep (ITKB). Deze indicator geeft aan in welke mate het voor werkgevers mogelijk is om binnen beroepsgroepen de gewenste personeelssamenstelling naar opleidingsachtergrond te realiseren, rekening houdende met vraag en aanbod verhoudingen voor de verschillende opleidingstypen. Een laag percentage betekent een groot verwacht tekort van mensen met de vereiste specifieke kennis en vaardigheden.
Beleidswijzigingen
Algemeen
Het jaar 2016 staat voor het Groen onderwijs in het teken van consolidatie en verder bouwen aan de kennis- en innovatieopgave binnen het groene domein. De resultaten van de Meerjarige InvesteringsProgramma’s (MIP 2013 - 2015) zullen worden ingebed in een kennisbasisinfrastructuur waarop na 2015 verder kan worden gebouwd. Het Groen onderwijs zal hieraan invulling geven in samenwerking met het bedrijfsleven, maatschappelijke organisaties en EZ. De meerjarige sectorplannen van de AOC’s, de HASsen en het strategisch plan Wageningen Universiteit bieden een goed vertrekpunt om te komen tot de vernieuwingsslag van het Groen onderwijsmodel.
In 2016 zal ook uitvoering worden gegeven aan het vervolg van de motie Van Veldhoven/Lodders4 en het bekostigingsonderzoek onderwijs (Panteia-rapport). De beleidsreactie van het kabinet verschijnt tezamen met de bijbehorende rapporten voor de begrotingsbehandeling.
Voorbereidend Middelbaar Beroepsonderwijs (VMBO)
Het Groene VMBO gaat in 2016 zijn examenprogramma vernieuwen en op basis van de nieuwe profielen VMBO-breed invoeren. Invoering voor het profiel Groen is voorzien per 1 augustus 2016. De Agrarische Opleidings Centra (AOC) en de groene afdelingen van de scholengemeenschappen kunnen met het nieuwe profiel Groen en de keuzedelen een betere aansluiting tot stand brengen op het Middelbaar Beroepsonderwijs (MBO) en de regionale arbeidsmarkt.
MBO
Het MBO voert ingaande het schooljaar 2015-2016 de nieuwe kwalificatiestructuur in. In dat schooljaar kunnen de instellingen de nieuwe kwalificaties aanbieden naast de «oude» competentiegerichte kwalificaties. In de nieuwe kwalificatiestructuur is veel aandacht besteed aan het borgen van wettelijke beroepsvereisten vanuit wetgeving van EZ. Deze zijn veelal ondergebracht in herkenbare onderdelen van kwalificaties waaraan een certificaat kan worden verbonden.
Per 1 augustus 2015 zijn de wettelijke taken van de Kenniscentra Beroepsonderwijs - Bedrijfsleven KBB overgedragen aan de Samenwerkingsorganisatie Beroepsonderwijs - Bedrijfsleven SBB. Binnen SBB wordt één van de acht Sectorkamers verantwoordelijk voor het onderhoud en de ontwikkeling van de «groene» kwalificaties en voor een voldoende aanbod van leerbedrijven in de groene sector. EZ is mede-opdrachtgever van SBB, subsidieert dit voor het «groene» aandeel en onderhoudt een bestuurlijke relatie met deze Sectorkamer.
De AOC’s ontwikkelen in 2015 vanuit een gezamenlijke missie en positionering een sectorplan. In 2016 worden gezamenlijke acties vanuit dit plan uitgevoerd.
Hoger onderwijs
Op 17 februari 2015 is het tweede Sectorplan voor het Groene HBO, Impact door samenwerking, gepresenteerd. Het Sectorplan is gericht op de periode 2015-2019 en is input voor de Strategische Agenda Hoger Onderwijs waaraan OCW en EZ gezamenlijk werken. Het sectorplan is ook gevoed vanuit de strategische discussie van het veld met OCW/EZ.
Het plan richt zich op de onderstaande doelen en resultaten:
-
-
-
1.Vergroten van de instroom van groene HBO’ers in lijn met de behoefte van de arbeidsmarkt.
-
-
-
-
2.Doorontwikkeling van de samenwerking tussen de Groene Hogescholen op basis van ontwikkel- en uitvoeringsdoelmatigheid.
-
-
-
-
3.Betere aansluiting op arbeidsmarkt, meer praktijkgerichtheid van het onderwijs door aansluiting op kennisvragen van de arbeidsmarkt (via het lectoratenprogramma).
-
-
-
-
4.Ontwikkelen van crossovers in opleidingsportfolio in combinatie met andere disciplines.
-
Wageningen Universiteit zet in haar Strategisch Plan voor de periode 2015-2018 extra in op (inter)nationale economische en maatschappelijke waardecreatie, gericht op bijdragen aan innovatie van bedrijven en de dialoog met de maatschappij. Onderdeel hiervan is een nieuwe onderwijsaanpak om in de komende jaren de goede balans te vinden tussen de groei van het aantal studenten en de onderwijskwaliteit (One Wageningen Education System).
Versterken verticale onderwijskolom
De afzonderlijke Sectorplannen c.q. Strategisch Plan vanaf MBO tot aan WO zullen ook in onderlinge samenhang worden bezien om te komen tot samenwerking in de groene onderwijskolom met het doel de doorlopende leerlijnen zo goed mogelijk op elkaar aan te laten sluiten en het vakonderwijs op alle niveaus te vernieuwen en gereed te maken voor de toekomstige opgaven. De Groene tafel (GT) speelt hierbij een belangrijke rol. De kennisinstellingen in het groene onderwijs hebben met de oprichting van de GT onderstreept, dat zij de samenwerking in de onderwijskolom belangrijk vinden voor de samenhang, kwaliteit en continuïteit van het groene onderwijs. De GT heeft de ontwikkelrichtingen van het Groene onderwijs vastgelegd in de Strategische Ontwikkelagenda. De GT organiseert ook de vraagsturing richting de ondersteunende instellingen en functies. Beoogd resultaat hiervan is een systeemontwerp voor kennisdoorstroom en innovatie vanaf 2016.
Met het programma DuurzaamDoor wordt ook bijgedragen aan de maatschappelijke discussie over de toekomstgerichtheid van het curriculum en de invulling van de nieuwe kwalificatiestructuur MBO, met name daar waar het gaat om het thema duurzaamheid. In internationaal perspectief is DuurzaamDoor het platform waarop het Global Action Plan 2015-2020 van UNESCO vorm krijgt, evenals de invulling van de Sustainable Development Goals (SDG), waarvan SDG 4 «educatio.n» betreft. In 2016 zal daar binnen de bestaande mogelijkheden nadrukkelijk aandacht aan worden geschonken.
Budgettaire gevolgen van beleid
Bedragen x € 1.000
2014
2015
2016
2017
2018
2019
2020
VERPLICHTINGEN
862.305
903.178
842.665
836.893
819.705
808.263
798.109
UITGAVEN
807.497
847.809
796.001
785.897
765.963
753.725
743.524
Waarvan juridisch verplicht
100%
Leningen
Schatkistbankieren
Bekostiging
739.107
778.752
761.219
756.558
739.971
728.625
718.471
WO-groen
169.299
173.519
176.986
180.560
181.313
182.250
182.672
HBO-groen
84.478
91.017
80.912
76.871
76.330
77.362
77.274
MBO-groen
153.186
180.456
165.447
163.814
160.248
152.119
151.323
Voorbereidende en Ondersteunende Activiteiten (VOA)
12.733
Wachtgelden
13.966
13.977
13.977
13.977
13.977
13.977
13.977
VMBO-groen
297.706
314.801
321.163
318.754
305.620
300.516
290.934
Aequor
7.739
4.982
2.734
2.582
2.483
2.401
2.291
Subsidies
66.194
67.203
33.540
29.303
25.956
25.064
25.017
Aansturing collectieve ondersteuning
3.325
4.057
School als Kenniscentrum
23.851
27.103
1.554
Kennisverspreiding en innovatie groen onderwijs
2.044
716
98
Aanvullende onderwijssubsidies
33.272
30.617
27.200
24.891
21.544
20.652
20.605
Ontwikkeling en beheer natuurkwaliteit
2.435
1.501
1.201
1.201
1.201
1.201
1.201
Educatie
1.267
3.209
3.487
3.211
3.211
3.211
3.211
Opdrachten
646
612
36
36
36
36
Kennisverspreidingsprojecten
646
612
36
36
36
36
Bijdragen aan agentschappen
1.550
1.242
1.242
Rijksdienst Voor Ondernemend Nederland
1.550
1.242
1.242
ONTVANGSTEN
231
75
75
75
75
75
75
Budgetflexibiliteit
De volgende uitgaven zijn juridisch verplicht:
-
-
-
-Aanpassing van de bekostiging (€ 761,2 mln) en het OCW-volgende deel van de aanvullende onderwijssubsidies (€ 21,3 mln) vereist aanpassing van de relevante regelgeving.
-
-
-
-
-Voor de overige begrotingsonderdelen is het budget vastgelegd in meerjarige verplichtingen (€ 13,5 mln).
-
Toelichting op de financiële instrumenten
Bekostiging
Rijksbijdrage WO-groen, HBO-groen, MBO-groen, Wachtgelden, VMBO-groen en SBB
Het betreft normatieve bekostiging gebaseerd op de onderwijswetgeving. EZ bekostigt groen wetenschappelijk onderwijs, 5 HBO-instellingen, 12 Agrarische Opleidingscentra voor Voorbereidend Middelbaar Beroepsonderwijs/Middelbaar Beroepsonderwijs (VMBO/MBO), de groene MBO-opleiding aan Regionaal Opleidingscentrum (ROC) Landstede, 36 groene afdelingen van scholengemeenschappen en de stichting Samenwerking Beroepsonderwijs Bedrijfsleven (SBB). SBB voert sinds 1 augustus 2015 de wettelijke taken uit van Aequor, het voormalig Kenniscentrum Beroepsonderwijs Bedrijfsleven (KBB) voor de groene sector. Hierdoor is SBB verantwoordelijk voor de kwalificatiedossiers voor het MBO en het aanbod en de kwaliteit van leerbedrijven.
Bekostigde aantallen in het groen onderwijs in 2016
Instrument
Type studenten/ getuigschriften/ promoties
Aantallen
Prijs
Bedrag
-
*€ 1.000
Uitgaven 2016
-
*€ 1.000
Bekostiging WO-groen
Inschrijvingen
6.028
5.180
31.225
Graden Bachelor
866
8.204
7.105
Graden Master
1.035
11.228
11.621
Promoties
287
93.756
26.908
Vaste componenten
100.127
176.986
Bekostiging HBO-groen
Inschrijvingen hoog
8.254
6.684
55.170
Graden hoog
1.491
6.684
9.966
Vaste componenten
15.776
80.912
Bekostiging MBO-groen
Deelnemers beroepsopleidende leerweg
20.000
7.038
140.763
Deelnemers beroepsbegeleidende leerweg
6.000
4.114
24.684
165.447
Wachtgelden
Vaste component
13.977
Bekostiging VMBO-groen
Leerlingen VMBO/VBO
21.800
7.240
157.832
Leerlingen VMBO/LWOO+PRO
14.300
11.422
163.331
321.163
SBB
Vaste component
2.734
Totaal
761.219
Bekostigde aantallen studenten in het groen onderwijs tot en met 2020
Onderwijssoort
2014
2015
2016
2017
2018
2019
2020
WO
7.500
8.300
9.000
8.700
8.800
8.900
9.100
HBO
9.300
10.000
10.500
10.000
10.000
10.100
10.200
MBO
28.900
27.900
26.000
25.600
25.600
25.300
25.400
VO
34.000
35.300
36.100
35.900
34.900
33.900
32.800
Als gevolg van de geraamde toename van de leerlingen- en studentaantallen in het Groen onderwijs stijgen de kosten voor de jaren 2015 tot en met 2022. Deze problematiek is opgelost door inzet van incidentele meevallers binnen de EZ-begroting en een kasschuif ten laste van latere jaren wanneer de toename van de leerlingen- en studentenaantallen weer afvlakt.
Kengetal
2010
2011
2012
2013
2014
Ambitie
% afgestudeerden dat minimaal werkt op niveau van opleiding
76%
71%
72%
70%
71%
85%
Bron: The Research Centre for Education and the Labour Market (ROA)
Toelichting
De waarde is een gemiddelde van het cijfer voor niveau 4 van de Beroepsopleidende leerweg (BOL 4) en HBO in het groen onderwijs.
Kengetal
2010
2011
2012
2013
2014
Ambitie
Kwaliteitsniveau groen onderwijs
88%
82%
83%
88%
89%
90%
Bron: Inspectie voor het onderwijs
Toelichting
De inspectie voor het onderwijs bepaalt periodiek op basis van meerdere gestandaardiseerde criteria welk percentage groene scholen voldoende kwaliteit heeft. Hoe hoger het percentage, hoe meer groene scholen voor Middelbaar Beroepsonderwijs (MBO) en Voorbereidend Middelbaar Beroepsonderwijs (VMBO) gemiddeld genomen een voldoende scoren op kwaliteit. De opgenomen waarden zijn het gemiddelde van VMBO en MBO, in 2014 respectievelijk 86,4% en 91,6%.
Subsidies
School als Kenniscentrum, Kennisverspreiding en innovatie groen onderwijs
Met Groen Kennisnet (GKN), het Ontwikkelcentrum (OC) en het Onderwijsvernieuwingsprogramma (OVP) werkt het Groen onderwijs aan de vraagsturing voor wat betreft de ondersteuningsbehoefte bij de AOC. In 2015 is het vraagsturingsproces ingericht en dit zal in 2016 tot uitvoering worden gebracht. Resultaat van deze aanpak is dat er nu met de Groene Tafel afgestemde werkplannen voor 2016 liggen, die invulling geven aan meer vraaggestuurd werken en aan alternatieve vormen van financiering.
Aanvullende onderwijssubsidies
-
-
-
-Subsidies toetsing en examinering (CITO);
-
-
-
-
-Subsidieregelingen van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap voor onderwijsvernieuwing onder andere: internationale mobiliteit, verhoging van opleidingsniveau, deelname leven lang leren, carrièrepatroon docenten;
-
-
-
-
-Subsidies van EZ voor Groene plus lectoraten, Centra voor Innovatief Vakmanschap en Centres of Expertise. Doel is om het beroepsonderwijs te vernieuwen door kenniscirculatie tot stand te brengen binnen de gouden driehoek.
-
Kengetal
2010
2011
2012
2013
2014
Ambitie
Voortijdig schoolverlaten
4,4%
4,6%
4,3%
3%
2,8%
2,5%
Bron: DUO
Toelichting
Het betreft het percentage leerlingen VMBO leerjaar 3 en 4 plus MBO leerlingen dat zonder startkwalificatie (minimaal MBO-2 niveau) het onderwijs verlaat ten opzichte van het totaal aantal VMBO 3-4 plus MBO leerlingen.
Ontwikkeling en Beheer Natuurkwaliteit
Het betreft subsidies voor het ontwikkelen van maatregelen om negatieve gevolgen van verdroging, vermesting en verzuring tegen te gaan. Het levert kennis op voor de implementatie van belangrijke beleidsitems zoals Natura 2000, realiseren van natuurterreinen en leefgebiedplannen. Sinds 1 januari 2014 coördineert de VBNE (Vereniging van bos en natuurterreineigenaren) het OBN.
Educatie
Het betreft subsidies ten behoeve van samenwerkingsovereenkomsten met organisaties (scholen, maatschappelijke organisaties, andere overheden, bedrijven en coalities daarvan) die educatieactiviteiten organiseren. Het kennisprogramma DuurzaamDoor richt zich op het bredere concept duurzaamheid, het organiseren van netwerken en coalities die - met coproductie en cofinanciering met provincies - op lokaal/regionaal niveau duurzaamheidsprojecten organiseren (zie TK, 20 487, nr 41).
Opdrachten
Kennisverspreidingsprojecten
Hiermee zet EZ in op een betere ontsluiting van kennis voor gebruik door ondernemers en maatschappelijke groepen. Kennisverspreidingsprojecten richten zich op thema’s als dierenwelzijn, klimaat en milieu, en multifunctionele landbouw.
Bijdragen aan agentschappen
Dit betreft de bijdrage aan Rijksdienst voor Ondernemend Nederland ten behoeve van het educatie-programma DuurzaamDoor.
Interne begrotingsreserve
Stand interne begrotingsreserves per 31 december 2014 (x € 1.000)
Interne begrotingsreserve schatkistbankieren Groen Onderwijs
83
EZ staat garant voor het in gebreke blijven van de groene onderwijsinstellingen die gebruik maken van de regeling schatkistbankieren. De premies van instellingen worden jaarlijks via het Ministerie van Financiën aan EZ overgemaakt en in het jaarverslag verwerkt.
18 Natuur en regio
Algemene doelstelling
EZ streeft naar een concurrerende ruimtelijk-economische structuur, een veelzijdige natuur en een wederzijdse versterking van ecologie en economie.
Rol en verantwoordelijkheid
De Minister van EZ is verantwoordelijk voor:
Een concurrerende ruimtelijk-economische structuur
Stimuleren en financieren
-
-
-
-De Minister is systeemverantwoordelijk voor een gezonde ruimtelijke economische structuur en stimuleert en financiert daarbinnen de versterking van de regionale en ruimtelijke uitwerking van het EZ beleid. Hierbij is het van belang om agenda’s van verschillende overheden te verbinden ten einde schaalvoordelen te benutten, overheidsinspanningen te versterken en versnippering tegen te gaan.
-
Regisseren en financieren
-
-
-
-De Minister is lidstaatverantwoordelijk en heeft een regisserende rol voor het Europees Fonds Regionale Ontwikkeling (EFRO). Binnen EFRO bestaan, behalve de nationale programma’s, ook vier grensoverschrijdende programma’s (INTERREG A - ETS) Dit zijn: Euregio Maas-Rijn, Duitsland-Nederland, Vlaanderen-Nederland en Twee Zeeën. De Minister stelt budget beschikbaar in het kader van de nationale cofinanciering voor de landsdelige en de grensoverschrijdende programma’s.
-
Een veelzijdige natuur en een wederzijdse versterking van ecologie en economie
Stimuleren
-
-
-
-Om de wederzijdse versterking van ecologie en economie te bevorderen en de maatschappij meer te betrekken bij natuur (Rijksnatuurvisie «Natuurlijk Verder»), stimuleert het rijk acties en initiatieven van bedrijven, natuurorganisaties en andere maatschappelijke actoren. Met behulp van een subsidieregeling worden innovaties op het gebied van groene groei gestimuleerd. In de uitvoeringsagenda natuurvisies wordt verder invulling gegeven aan stimuleringsacties.
-
Regisseren
-
-
-
-De Minister van EZ is systeemverantwoordelijk voor het behoud en duurzaam gebruik van de nationale biodiversiteit - mede als natuurlijke hulpbron - en voor de zekerstelling van de aanwezigheid van natuur op lange termijn.
-
-
-
-
-De Minister van EZ is tevens medeverantwoordelijk voor het behoud en duurzaam gebruik van de internationale biodiversiteit. Op grond daarvan is de Minister verantwoordelijk voor het stellen van kaders voor de omvang en kwaliteit van natuurgebieden, voor soortenbescherming zowel op het land, in de zee, als ook overzees in Caribisch Nederland en voor Europese en internationale afspraken over de handel in en het gebruik van planten, dieren en natuurlijke grondstoffen zoals bijvoorbeeld tropisch hardhout.
-
(Doen) Uitvoeren
-
-
-
-Onderdeel van de decentralisatieafspraken over natuur (Bestuursakkoord Natuur en Natuurpact) is dat provincies binnen de gestelde rijkskaders verantwoordelijk zijn voor het realiseren en beheren van het Natuurnetwerk Nederland en de daarin gelegen N2000 gebieden en, naar aanleiding van het regeerakkoord: herstelbeheer, soortenbeleid binnen en buiten het Natuurnetwerk Nederland en agrarisch natuurbeheer.
-
Prestatiemeting
Kengetal
2011/2012
2012/2013
2013/2014
Ambitie 2016
Niveau Clusterontwikkeling
4.9
5.2
5.3
5.3
NL positie
15
9
7
7
Bron: The World Competitiveness report, World Economic Forum
Toelichting
Het beleid richt zich op het verbinden van de regionale en ruimtelijke aspecten van het EZ-beleid om de concurrentiepositie te versterken. In internationale vergelijking is de mate van clustervorming (specialisatie en samenhang tussen bedrijven, kennisinstellingen, diensten, infrastructuur) in Nederland relatief hoog en er is sprake van een positieve trend.
Percentage niet bedreigde soorten
1995
2006
2014
61,4%
61,2%
61,8%
Bron: CBS
Toelichting
Voor een aantal beleidsrelevante soortgroepen in Nederland bestaan Rode Lijsten van bedreigde planten- of diersoorten (onderverdeeld naar de ernst van de bedreiging: gevoelig, kwetsbaar, bedreigd, ernstig bedreigd, verdwenen uit Nederland). Het aantal soorten dat op een Rode Lijst staat is een maat voor de toestand van de Nederlandse biodiversiteit: hoe minder soorten bedreigd zijn, des te beter staat de natuur ervoor en andersom. Tot en met de rijksbegroting 2015 is deze indicator gebaseerd op gegevens van broedvogels, zoogdieren en dagvlinders, en werd deze gepresenteerd als een indexcijfer. Voor deze begroting is de indicator uitgebreid met nog vier soortgroepen: libellen, vaatplanten, amfibieën en reptielen. De indicator wordt de komende jaren verder doorontwikkeld. Voor een betere duiding is nu gekozen voor de weergave van het percentage niet bedreigde soorten. Deze Rode Lijst Indicator geeft het percentage soorten dat NIET op de Rode Lijst staat. Bij een waarde van 100% staan er geen zoogdieren, vogels, reptielen, amfibieën, vlinders, libellen of vaatplanten meer op een Rode Lijst.
Beleidswijzigingen
-
-
-
-Natuur, de biodiversiteit in het bijzonder, is essentieel voor een gezonde leefomgeving en heeft een grote economische waarde; Het kabinet heeft in het regeerakkoord de ambitie uitgesproken om de Nederlandse natuur verder te versterken door middel van een robuust Natuurnetwerk Nederland, natuur meer te integreren met andere maatschappelijke belangen en meer ruimte en ondersteuning te bieden aan ondernemerschap en initiatieven van burgers en andere private partijen. Om die ambitie waar te kunnen maken zijn nationale, Europese en internationale bestuurlijke en juridische kaders onmisbaar. Het is voor die ambitie ook noodzakelijk om onderhoud te blijven plegen op die kaders. Daarom hecht het Kabinet belang aan een goede aanpak van de fitness check van de Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn, aan voortgang in de herziening van het stelsel voor agrarisch natuur- en landschapsbeheer, en aan effectieve implementatie van de nieuwe natuurwet. Deze nieuwe wet geeft invulling aan de decentralisatieafspraken, vereenvoudigt en moderniseert het huidige stelsel en sluit beter aan op het EU- en omgevingsrecht. Met de implementatie wordt ingezet op een zorgvuldige overdracht van bevoegdheden aan de provincies.
-
-
-
-
-Dit kabinet heeft op basis van de Rijksnatuurvisie «Natuurlijk Verder» in 2014 een maatschappelijk proces in gang gezet om de wederzijdse versterking van ecologie en economie te bevorderen en de maatschappelijke betrokkenheid bij natuur te versterken. Op basis van de uitvoeringsagenda natuurvisies wordt in 2016 verder invulling gegeven aan stimuleringsacties. Hierover wordt een jaarlijkse rapportage opgesteld.
-
-
-
-
-De onder het vorige kabinet in gang gezette decentralisatie naar provincies van de uitvoering van het gebiedsgerichte natuurbeleid wordt in 2016 verder vormgegeven. Tussen Rijk en IPO gemaakte afspraken over decentralisatie en bevoegdheidsverdeling zijn verankerd in de Wet Inrichting Landelijk gebied en de nieuwe Wet Natuurbescherming die naar verwachting in 2016 in werking zal treden.
-
Budgettaire gevolgen van beleid
Bedragen x € 1.000
2014
2015
2016
2017
2018
2019
2020
VERPLICHTINGEN
392.375
179.346
151.579
139.263
127.688
116.880
116.880
UITGAVEN
337.416
268.059
210.728
178.982
164.383
158.879
158.879
Waarvan juridisch verplicht
86%
Subsidies
75.285
81.820
49.987
35.637
34.180
28.562
28.405
Zuiderzeelijn
5.490
6.315
3.835
Cofinanciering EFRO, incl. ETS
44.461
54.432
29.590
31.246
31.657
26.118
25.961
Bijdrage aan ROM’s
5.205
5.337
6.337
1.000
Pieken in de Delta
13.391
10.372
6.226
Programma Natuurlijk Ondernemen en Green Deals
1.591
1.481
1.098
802
Beheer Kroondomein
749
772
772
772
772
772
772
Regelingen Natuur (Burgereducatie, RDN, SBL, VNBL)
4.398
3.111
2.129
1.817
1.751
1.672
1.672
Leningen
30.489
28.747
29.175
30.745
30.745
30.745
30.745
Rente en aflossingen voor bestaande leningen (EHS & PNB)
30.489
28.747
29.175
30.745
30.745
30.745
30.745
Opdrachten
33.519
37.350
33.520
36.980
36.617
38.462
38.619
Onderzoeksmiddelen
30
672
460
498
490
490
490
NURG/Maaswerken
9.354
8.015
3.815
2.835
2.840
4.505
4.505
Mainport Rotterdam
7.102
7.269
7.410
7.560
7.701
7.859
8.016
Nationale parken
1.000
Programma Rijke Waddenzee
1.627
623
623
623
623
623
623
Deltaprogramma
1.424
Programma Natuurlijk Ondernemen en Green Deals
3.647
3.175
4.035
4.452
4.031
4.091
4.091
Natuurvisie
450
4.593
7.220
9.349
9.275
9.360
9.360
Regiekosten regionale functie
968
746
886
1.166
1.166
765
765
Kaderrichtlijn Marine Strategie/Noordzee
315
579
569
623
623
998
998
Natura 2000
441
3.212
2.149
2.149
2.149
2.149
2.149
Monitoring
2.469
2.264
1.672
3.980
3.980
3.980
3.980
Internationale biodiversiteit
41
362
362
362
362
362
362
Caribisch Nederland
980
781
1.137
1.538
1.538
1.538
1.538
Overig
4.671
4.059
3.182
1.845
1.839
1.742
1.742
Bijdragen aan medeoverheden
33.599
17.654
22.355
14.192
4.268
2.660
2.660
Uitfinanciering Sterke Regio’s en Nota Ruimte
27.849
8.900
10.664
3.914
1.611
0
0
Programmatische Aanpak Stikstof
5.171
6.097
2.507
2.507
2.507
2.510
2.510
Westerschelde
0
0
7.028
6.117
0
0
0
Caribisch Nederland
579
2.507
2.006
1.504
0
0
0
Decentralisatiemiddelen natuur
0
150
150
150
150
150
150
Bijdragen aan ZBO’s/RWT’s
26.604
29.776
25.947
24.885
24.471
24.471
24.471
Staatsbosbeheer
26.604
29.776
25.947
24.885
24.471
24.471
24.471
Bijdragen aan (inter)nationale organisaties
785
1.261
1.115
1.075
1.007
1.007
1.007
Diverse contributies
785
1.261
1.115
1.075
1.007
1.007
1.007
Bijdragen aan agentschappen
137.135
71.451
48.629
35.468
33.095
32.972
32.972
DLG
75.291
6.173
0
0
0
0
0
Rijksdienst Voor Ondernemend Nederland
52.719
56.085
39.284
26.206
24.135
24.010
24.010
Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit
9.125
9.193
9.345
9.262
8.960
8.962
8.962
ONTVANGSTEN
118.525
121.907
100.957
64.282
51.380
39.061
32.703
Landinrichtingsrente
51.357
42.161
42.161
40.161
37.259
34.940
31.418
Jachtakten
913
1.031
1.031
1.031
1.031
1.031
1.031
Verkoop gronden
58.177
45.000
50.000
20.000
10.000
0
0
Overige
8.078
33.715
7.765
3.090
3.090
3.090
254
Budgetflexibiliteit
Het budget 2016 is voor circa € 182 mln (86%) juridisch verplicht. Dat komt met name door de verplichtingen die rusten op de onderdelen rente en aflossing, cofinanciering EFRO, bijdrage aan ZBO en Agentschappen.
Subsidies: van het voor subsidies beschikbare budget is 96% juridisch verplicht. Het betreft de uitfinanciering van tot en met 2015 aangegane verplichtingen op subsidieregelingen.
Leningen: Het budget betreft die middelen die nodig zijn voor de betaling van rente en aflossingen van door het Rijk via het Groenfonds aangegane leningen ter realisatie van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) en is 100% verplicht.
Opdrachten: Van het voor opdrachten beschikbare budget is 51% juridisch verplicht. Het (nog) niet verplichte budget is noodzakelijk voor het nakomen van diverse Europese en internationale verplichtingen en afspraken op het terrein van natuur en biodiversiteit en ten behoeve van de regionale functie. Verder betreft het de uitfinanciering van verplichtingen die tot en met 2015 zijn aangegaan.
Bijdragen aan medeoverheden: Het beschikbare budget betreft de financiering van decentrale overheden voor de uitvoering van diverse programma’s en projecten uit hoofde van wettelijke regeling, bestuursovereenkomst en bestuurlijke afspraken met provincies met betrekking tot de decentralisatie van natuurtaken en is 58% verplicht.
Bijdragen aan ZBO’s/RWT’s: Betreft de financiering van de opdracht 2016 aan SBB en is 100% verplicht.
Bijdragen aan agentschappen: Het budget betreft de financiering van het opdrachtenpakket voor 2016 aan de NVWA en Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO), inclusief de kosten van uitvoering van (EU-)subsidie regelingen. Op basis van het offertetraject is het budget voor 2016 100% juridisch verplicht.
Toelichting op de financiële instrumenten
Subsidies
Zuiderzeelijn
Dit betreft uitfinanciering van in voorgaande jaren aangegane subsidieverplichtingen.
Cofinanciering EFRO, inclusief Europese territoriale Samenwerking (ETS)
EZ heeft Rijkscofinanciering beschikbaar voor projecten die worden gefinancierd vanuit het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling (EFRO). Er is zowel een bedrag beschikbaar voor de vier landsdelige programma’s Noord, Oost, Zuid en West als voor de vier grensoverschrijdende programma’s (ETS) Duitsland-Nederland, Twee Zeeën, Euregio Maas Rijn en Nederland-Vlaanderen. In de programmaperiode 2014-2020 worden de EFRO-middelen ingezet op twee doelen: innovatie en koolstofarme economie. Het MKB is de belangrijkste doelgroep. Daarnaast heeft EZ middelen op de begroting voor de uitvoeringskosten van deze programma’s, waarbij EZ functioneert als opdrachtgever voor de audit- en certificeringsautoriteit.
De regio’s zelf zijn verantwoordelijk voor de uitvoering van deze programma’s. Hiervoor zijn inmiddels goedgekeurde operationele programma’s ontwikkeld. Nog meer dan in het verleden is hierin aandacht voor focus en resultaat. In de programma’s zijn zowel resultaat- als outputindicatoren opgenomen om het effect van EFRO te kunnen monitoren. De cofinancieringsmiddelen voor EFRO richt EZ op projecten die de regionaal economische dynamiek van de topsectoren versterken. Bezien wordt daarbij in hoeverre het mogelijk is EFRO ook op nationaal niveau te monitoren met vergelijkbare indicatoren voor zowel de landsdelige als de grensoverschrijdende programma’s.
Bijdrage aan Regionale Ontwikkelingsmaatschappijen (ROM’s)
Deze middelen hebben tot doel de economische krachten in de regio te versterken en te bundelen met sectorale initiatieven vanuit het topsectorbeleid en ander generiek beleid. Met de subsidierelatie worden de Regionale Ontwikkelingsmaatschappijen NOM (Noord), BOM (Brabant), LIOF (Limburg) Oost NV (Oost) en InnovationQuarter (IQ) ondersteund. Verder is voorzien in eventuele ondersteuning van een nog op te richten ROM voor de Noordvleugel en zijn er middelen beschikbaar gesteld voor samenwerking met Zeeland.
De ROM’s spitsen hun activiteiten toe op de topsectorenaanpak in het kader van het bedrijvenbeleid. Binnen die context spelen zij in aanvulling op de eerstelijns advisering aan MKB-ondernemers via het Ondernemersplein een rol in de tweedelijnsadvisering, waarbij zij een goede verbinding leggen tussen regionale en sectorale agenda’s. Taken die daarbinnen passen zijn de advisering aan innovatieve koplopers en het leggen van de verbinding met de TKI’s, ontwikkeling van innovatieprojecten en daaruit voortvloeiende valorisatie-inspanningen. Zij vormen een belangrijke schakel in de keten van onderzoek, innovatie, valorisatie en marktintroductie. Ook zoeken de ROM’s proactief naar bovenregionale samenwerking in een landsdekkende structuur.
Pieken in de Delta
Dit betreft uitfinanciering van in voorgaande jaren aangegane subsidieverplichtingen.
Programma Natuurlijk Ondernemen en Green Deals
Als onderdeel van een Green Deal met het Platform Biodiversiteit, Ecosystemen en Economie (BEE) voert het ministerie een subsidieregeling uit voor innovatieve projecten van ondernemers, gericht op het zorgvuldiger omgaan met biodiversiteit en natuurlijke hulpbronnen. Zie verder toelichting onder «Opdrachten».
Beheer Kroondomein
Kroondomein Het Loo is een landgoed van circa 10.400 hectare en bestaat uit twee deelgebieden: de Staatsdomeinen bij Het Loo (afdeling Hoog Soeren en afdeling Paleispark, circa 3.650 hectare) en het eigenlijke Kroondomein (circa 6.750 hectare). Het Kroondomein is al meer dan 300 jaar verbonden met het Huis Oranje-Nassau. Het beheer van het Kroondomein wordt namens de Kroon uitgevoerd door de rentmeester. Voor het gehele Kroondomein bestaat eenheid van beheer.
Bij de Staatsdomeinen bij Het Loo zijn de baten en lasten voor rekening van de Staat. De baten en lasten van het eigenlijke Kroondomein zijn voor rekening van de Kroondrager. De Kroondrager is economisch eigenaar van het eigenlijke Kroondomein en heeft hierop het vruchtgebruik en gebruikersrechten. Het bloot eigendom berust bij de Staat.
Het Rijk verstrekt jaarlijks een subsidie van circa € 770.000,- aan de Kroondrager, als privaatrechtelijk vruchtgebruiker van het eigenlijke Kroondomein, voor beheers- en inrichtingsmaatregelen van Kroondomein Het Loo. De Kroondrager kan, net als iedere andere private exploitant van bos- en natuurterreinen, onder dezelfde voorwaarden gebruikmaken van de betreffende subsidieregelingen. De subsidie betreft derhalve geen uitgaaf die samenhangt met de uitoefening van het koningschap. Op de subsidie zijn de voorwaarden van de provinciale subsidieverordeningen Natuur- en Landschapsbeheer en Kwaliteitsimpuls Natuur en Landschap van toepassing.
Regelingen Natuur
Burgereducatie: Er wordt een subsidie van € 1,0 mln verleend aan het Instituut voor Natuureducatie en duurzaamheid (IVN) ten behoeve van ondersteuning van de educatie- en communicatiefunctie in de Nationale Parken.
Uitfinanciering:
Voor het overige betreft het hier de uitfinanciering van de subsidieregelingen:
-
-
-
-Stimulering bosuitbreiding op landbouwgronden (SBL);
-
-
-
-
-Regeling draagvlak natuur (RDN);
-
-
-
-
-Tijdelijke regeling Particulier Natuurbeheer (TRPN).
-
Leningen
Rente en aflossingen voor bestaande leningen (EHS & PNB)
Ten behoeve van realisatie (verwerving en doorlevering van gronden) van de EHS zijn in het verleden verschillende leningen verstrekt met tussenkomst van het Groenfonds. Het Rijk gaat als gevolg van de decentralisatie van het natuurbeleid naar de provincies geen nieuwe leningen meer aan ten behoeve van Natuur. EZ draagt zorg voor (af)betaling van rente en aflossingen van bestaande leningen.
Opdrachten
Onderzoeksmiddelen
Op basis van de politiek-bestuurlijke context en aansluitend op de regionale functie van EZ worden op vijf prioritaire beleidsthema’s middelen aangewend voor beantwoording van strategische vraagstukken en kennisvragen. Hieronder valt bijvoorbeeld onderzoek ter ondersteuning van het EZ-beleid en de uitwerking daarvan in regionale en ruimtelijke aspecten ter versterking van de concurrentiepositie van Nederland. Ten aanzien van deze middelen is verder sprake van een blijvende focus op: mainports, brainports en greenports; Europa in de regio (grensoverschrijdend); wederzijdse versterking van economie en ecologie; economie van stedelijke clusters en agglomeraties en ruimte en water voor EZ-doelen.
NURG/Maaswerken
In het kader van de Nadere Uitwerking Rivierengebied (NURG) werken I&M en EZ gezamenlijk aan projecten ter verbetering van de hoogwaterveiligheid en ontwikkeling van natuur in rivierengebieden. Er worden rivier verruimende maatregelen uitgevoerd om de veiligheid in het rivierengebied te vergroten. I&M en EZ hebben verder afgesproken om 6.687 hectare nieuwe natuur te realiseren in de uiterwaarden van de Rijntakken en de bedijkte Maas. De projecten met een taakstelling voor waterstandsverlaging uit de Planologische Kernbeslissing (PKB) Ruimte voor de Rivier worden met voorrang gerealiseerd, de overige daarna.
Project Mainport Rotterdam
De ontwikkeling van de Mainport Rotterdam kent met het Project Mainportontwikkeling Rotterdam (PMR) een dubbeldoelstelling van zowel de versterking van de economische positie van de Mainport Rotterdam als de verbetering van de kwaliteit van de leefomgeving in Rijnmond. Project Mainportontwikkeling Rotterdam (PMR) 750 is één van de drie deelprojecten die voortvloeien uit de planologische kernbeslissing «PKB-plus: Project Mainportontwikkeling Rotterdam Deel 4» van 26 september 2003. Dit deelproject behelst de ontwikkeling van 750 hectare nieuwe natuur- en recreatiegebieden in de Rotterdamse regio. De provincie Zuid-Holland is coördinerend opdrachtnemer en één van de uitvoerende partijen.
Nationale Parken
In 2015 is, naar aanleiding van een amendement, het Programma Nationale Parken gestart. De belangrijkste opgave voor het programma is om een nieuwe standaard voor Nationale Parken in Nederland te ontwikkelen, die betekenis moet geven aan een aantal (natuur)gebieden in Nederland als «places to be», en deze in een aantal te selecteren gebieden te implementeren. Dat betekent dat deze gebieden zich zowel vanuit het perspectief van natuur en landschap, als vanuit recreatief-toeristisch en bedrijfsmatig perspectief internationaal moeten onderscheiden, waarbij het (natuurlijke) karakter en de waarden van deze gebieden leidend zijn. Dit betekent dat geïnvesteerd moet worden in een grotere kwaliteit, uitstraling en toegankelijkheid van deze gebieden voor de binnen- en buitenlandse toerist. Branding, governance en het ontwikkelen van nieuwe verdienmodellen zijn daarbij sleutelbegrippen.
Programma Rijke Waddenzee
Het Ministerie van EZ is verantwoordelijk voor de trilaterale samenwerking tussen Denemarken, Duitsland en Nederland voor de Waddenzee en is tevens de siteholder (voor Nederland) van dit internationale UNESCO Werelderfgoedgebied. De Nederlandse delegatie bestaat uit vertegenwoordigers van het Rijk (EZ en I&M), de waddenprovincies en -gemeenten. Tot en met 2018 is Nederland voorzitter van deze trilaterale samenwerking. Een belangrijk speerpunt van de Nederlandse inzet is om een Wadden Foundation op te richten om het werelderfgoed op een duurzame en toonaangevende manier (inter)nationaal te promoten met inzet van bedrijfsleven en overheden.
Het Programma naar een Rijke Waddenzee (PRW) is een uitvoeringsprogramma dat loopt tot en met 2018. Het is een programma dat lopende en nieuwe initiatieven voor natuurherstel en duurzaam gebruik in de Waddenzee met elkaar verbindt, nieuwe samenwerkingsverbanden vorm kan geven en begeleidt en nieuwe projecten voor natuurherstel in combinatie met een duurzaam gebruik van de Waddenzee initieert. PRW voert daarnaast het secretariaat van de Beheerraad en de Samenwerkingsagenda beheer Waddenzee.
PRW is een gezamenlijk programma van Rijk (EZ en I&M), provincies en natuurorganisaties (verenigd in de Coalitie Wadden Natuurlijk). Vanuit een gedeelde verantwoordelijkheid voor natuurherstel en duurzaam gebruik in de Waddenzee leveren de Waddenprovincies en I&M gezamenlijk een vergelijkbare bijdrage aan het programma.
Het Programma naar een Rijke Waddenzee komt voort uit het Convenant transitie mosselsector en natuurherstel Waddenzee. In 2016 zal specifiek aandacht worden besteed aan de ontwikkeling en uitvoering van de visstrategie en internationale «Fly Way» voor vogels in het waddengebied.
Programma Natuurlijk Ondernemen en Green Deals
Het kabinet is in 2012 het programma Natuurlijk Ondernemen gestart, een innovatieprogramma gericht op ondernemers die (willen) bijdragen aan behoud en ontwikkeling van natuur en biodiversiteit door uit eigen belang te investeren in het (ontzien van) natuurlijk kapitaal. De Green Deals geven invulling aan het programma evenals het programma «The Economics of Ecosystems and Biodiversity» (TEEB). Het TEEB programma komt voort uit de eerder gedane studies en geeft inzicht in de waarde van natuur bij besluitvormingstrajecten voor zowel bedrijven als overheden. In 2016 blijft EZ inzetten op praktische afspraken met bedrijfsleven, kennisinstellingen en andere overheden. De nieuwe afspraken zijn erop gericht om opgedane handelingsperspectieven doorwerking te geven in sectoren en zo opschaling te bewerkstelligen. Het verder verduurzamen van agroketens en het beheer van bossen zal dit jaar extra aandacht krijgen.
Natuurvisie
Om veranderingen verder op gang te helpen en te faciliteren wordt, conform de maatschappelijke uitvoeringsagenda van de rijksnatuurvisie «Natuurlijk Verder», extra ingezet op stimulering van:
-
-
-
-groen ondernemerschap (waaronder «ontwikkelen en bouwen voor natuur»);
-
-
-
-
-natuurinclusieve landbouw;
-
-
-
-
-gebiedsgerichte natuurontwikkeling;
-
-
-
-
-groener wonen en werken.
-
De middelen die hiervoor ingezet worden richten zich overwegend op het verder brengen van maatschappelijke initiatieven (via verkenningen, pilot-ontwikkeling, onderzoek en procesondersteuning).
Regiekosten regionale functie
Deze reservering is bedoeld om de regioambassadeurs van EZ te ondersteunen in de contact- en netwerkfunctie die ze voor EZ in de regio vervullen. De regioambassadeurs signaleren, verbinden en interveniëren ten einde de implementatie van EZ-beleid in de regio te bevorderen en versnellen. Daarbij participeren zij in activiteiten in de regio die tot doel hebben de regionale agenda’s te verbinden met de EZ-agenda.
Kaderrichtlijn Mariene Strategie/ Noordzee
Deel I van de EU-Kaderrichtlijn Mariene Strategie (KRM) beschrijft de huidige toestand van het mariene systeem, de gewenste toestand in 2020 en de daarbij behorende doelen en indicatoren. In 2014 is een monitoringsprogramma vastgesteld (Deel 2 KRM). Het KRM programma van maatregelen (KRM Deel 3) is onderdeel van het Nationaal Waterplan 2016-2021. Het Nationaal Waterplan en het KRM programma van Maatregelen zullen waarschijnlijk eind 2015 in de ministerraad worden vastgesteld. EZ draagt samen met RWS bij aan het Informatiehuis Marien, een gemeenschappelijk initiatief van I&M en EZ om alle mariene informatie en onderzoeksgegevens over de Noordzee op één plek toegankelijk te maken voor belangstellenden, overheden en professionals. Tevens heeft het Informatiehuis Marien een coördinerende rol in de uitvoering van het KRM-monitoringsprogramma toebedeeld gekregen, waar EZ ook aan bijdraagt.
Natura 2000
Natura 2000 heeft tot doel Europees belangrijke natuurwaarden te beschermen. Dit gebeurt door middel van het aanwijzen van gebieden en het gericht beheer van deze gebieden. De aanwijzing van de gebieden is de verantwoordelijkheid van EZ evenals het opstellen van een kwart van de beheerplannen voor de 160 Natura 2000- gebieden. EZ is tevens verantwoordelijk voor rapportage aan de Europese Commissie betreffende de «staat van instandhouding».
Indicator
Referentiewaarde
Peildatum
Raming 2016
Streefwaarde
Planning
Bron
Aantal definitief aangewezen Natura 2000 gebieden
34
2010
160
160
2016
EZ
Aantal definitief vastgestelde EZ- beheerplannen
0
2010
40
40
2016
EZ
Toelichting
-
-
-
-In Nederland worden in het kader van de Vogel- en Habitatrichtlijn ruim 160 gebieden aangewezen. Besluitvorming over de aanwijzingen van de meeste gebieden heeft in 2013 en 2014 plaatsgevonden. Het streven is om alle aanwijzingen in 2016 definitief te maken.
-
-
-
-
-Voor elk N2000 gebied dient een beheerplan te worden vastgesteld. EZ is voortouwnemer bij het opstellen van 40 beheerplannen in 2016.
-
Monitoring
Het verzamelen van gegevens over planten, dieren en habitats (monitoring) is nodig voor het volgen van internationale natuurdoelen en het opstellen van de internationale rapportages op het gebied van natuur- en biodiversiteit (waaronder de EU-richtlijnen, CBD, Verdrag van Bern, Bonn, Waddenverdrag). Deze worden vooral via het Netwerk Ecologische Monitoring (NEM) verzameld. In aanvulling hierop leveren de provincies informatie over habitattypen en in toenemende mate over natuurkwaliteit. Het CBS zorgt voor de statistische bewerking van deze natuurgegevens tot trends, omvang populaties en verspreidingsbeelden. De gegevens worden toegankelijk gemaakt voor derden via de Nationale Databank Flora en Fauna (NDFF). EZ is medefinancier van het onderhoud en de exploitatie van deze databank.
Internationale biodiversiteit
Dit budget wordt onder meer gebruikt voor de uitvoering van acties die zijn afgesproken in het kader van internationale verdragen, zoals de Conventie inzake Biologische Diversiteit (CBD), IPBES, CITES, CMS, Ramsar en IWC, en in 2016 in het bijzonder voor internationale bijeenkomsten die in het kader van het Nederlands EU-voorzitterschap nodig worden geacht.
Caribisch Nederland
Op grond van de Wet grondslagen natuurbeheer en bescherming BES is EZ verantwoordelijk voor de implementatie van internationale verdragen (CBD, Cartagena/ SPAW protocol, CITES, CMS, IAC en Ramsar) in Caribisch Nederland (Bonaire, Saba en Sint Eustatius). Uitvoering betreft een wettelijke verplichting gericht op onder meer de ontwikkeling van een natuurbeleidsplan, monitoring, rapportage, onderzoek & educatie, toezicht, handhaving en vergunningverlening. Het natuurbeleidsplan Caribisch Nederland richt zich op bescherming van kwetsbare soorten en gebieden (koraalriffen), afspraken met landen in de regio en de balans tussen biodiversiteit, recreatief gebruik en toerisme.
Overig
Dit begrotingsinstrument bevat onder andere de middelen voor kosten voor «in beslag genomen goederen» (IBG), twee kleine opdrachten in het kader van soortenbeleid (hamsterbeheer en beheer genenbank) en voor de Leerstoel agrarisch natuurbeheer.
Bijdragen aan medeoverheden
Uitfinanciering Sterke Regio’s en Nota Ruimte
Deze middelen hebben betrekking op de uitfinanciering van in het verleden aangegane verplichtingen in het kader van het oplossen van knelpunten en benutten van gebiedsgerichte kansen gericht op versterking van het Nederlandse vestigingsklimaat en gebiedsprojecten die een bijdrage hebben gekregen uit het Nota Ruimte-budget van EZ. Het Nota Ruimte-budget voor Brainport Avenue Eindhoven (€ 4,75 mln) wordt in 2016 gedecentraliseerd.
Programmatische Aanpak Stikstof (PAS)
Nederland zet de Programmatische Aanpak Stikstof in voor het realiseren van de Natura 2000-doelen, terwijl tegelijkertijd economische ontwikkeling mogelijk wordt gemaakt. Het Programma Aanpak Stikstof is op 1 juli 2015 in werking getreden. De beschikbare middelen worden onder andere ingezet voor het meten van effecten van het PAS op de stikstof en ammoniakconcentraties, kosten voor herzieningen van het plan als gevolg van monitoring en bijsturing, en het beheer van het rekeninstrument Aerius.
Indicator
Referentiewaarde
Peildatum
Streefwaarde
Planning
Bron
% stikstofgevoelige N2000 gebieden waar PAS ontwikkelingsruimte creëert
0
2015
> 95%
2016
Aerius (PBL)
Toelichting
Tot inwerkingtreding van het Programma Aanpak Stikstof 2015-2021 per 1 juli 2015 worden bij 117 gebieden slechts moeizaam vergunningen verleend vanwege onduidelijkheid over de stikstofproblematiek. Deze gebieden vormen samen de populatie van gebieden (100%), waarvan het percentage wordt bepaald van gebieden die ontwikkelingsruimte krijgen via het Programma per 1 juli 2015.
Westerschelde
Sinds 2006 wordt het Natuurherstel Programma Westerschelde (NPW) uitgevoerd. Door middel van diverse projecten, waaronder de Hedwigepolder, wordt minimaal 600 hectare nieuwe estuariene natuur gecreëerd. De planvorming is nagenoeg afgerond en het Rijk stelt de middelen beschikbaar aan de provincie Zeeland die de diverse projecten uitvoert.
Caribisch Nederland
De ontwikkeling van natuur, landbouw en visserij krijgt in 2016 meer geïntegreerde aandacht in het licht van het beleid gericht op versterking van de economische situatie op de eilanden Bonaire, Sint Eustatius en Saba. De ontwikkeling van de landbouw en de visserij biedt kansen voor werkgelegenheid en het verbeteren van de zelfvoorziening in voedsel. De eilanden zijn hiervoor zelf verantwoordelijk. EZ zal hierbij ondersteuning bieden indien de eilandelijke overheden dat wensen.
Op grond van de Wet grondslagen natuurbeheer en bescherming BES is EZ verantwoordelijk voor de implementatie van Internationale verdragen (CBD, Cartagena/ SPAW protocol, CITES, CMS, IAC en Ramsar) in Caribisch Nederland. Uitvoering is gericht op onder meer de uitvoering van het Natuurbeleidsplan Caribisch Nederland, daarin staan doelen op het gebied van monitoring, rapportage, onderzoek & educatie, toezicht, handhaving en vergunningverlening. Het natuurbeleidsplan Caribisch Nederland richt zich op duurzaam gebruik van biodiversiteit als economische bron, bescherming van kwetsbare soorten en gebieden (koraalriffen), en afspraken met landen in de regio hieromtrent.
Bijdrage ZBO’s/RWT’s:
Staatsbosbeheer
Het betreft een bijdrage aan de organisatiekosten van SBB en voor aanvullende opdrachten en projecten zoals het beheer van rijksmonumenten.
Bijdragen aan agentschappen:
Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO.nl)
De bijdrage is onder meer voor de uitvoering van taken voor het versterken van de ecologie, het versterken van de relatie van de ecologie met de economie, uitvoering van de natuurwetgeving, uitvoering van CITES, de uitvoering van agrarisch natuurbeheer en activiteiten voor de omslag naar een collectief agrarisch natuurbeheer.
Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA)
Met de handhaving op de Flora- en Faunawet, Natuurbeschermingswet 1998, FLEGT en CITES-regelgeving, levert de NVWA ook een bijdrage aan het tegengaan van illegale handel en bezit van bedreigde dier- en plantensoorten en producten daarvan, tegengaan van illegale handel in hout(producten) en toezien op rechtmatig gebruik van natuursubsidies. De NVWA opereert in een handhavingsketen van partijen zoals Douane, Politie, OM, Staatsbosbeheer, Kustwacht, RVO.nl en omgevingsdiensten.
Toelichting op de ontvangsten
Landinrichtingsrente
Tot aan de start van het ILG in 2007 werd wettelijke landinrichting uitgevoerd op basis van de Landinrichtingswet. Op grond van deze wet schiet het Rijk de kosten van een landinrichting voor en worden de kosten daarna door de gezamenlijke eigenaren terugbetaald. Dit gebeurt in 26 jaar door middel van de landinrichtingsrente. Op dit moment zijn er nog diverse projecten op basis van de Landinrichtingswet in uitvoering. Op basis hiervan wordt voorzien dat het Rijk nog circa 30 jaar landinrichtingsrente zal ontvangen.
Verkoop gronden
Op grond van het regeerakkoord uit 2010 is sprake van een inkomstentaakstelling uit de verkoop van gronden van ZBO’s (Bureau Beheer Landbouwgronden en Staatsbosbeheer), of via overige inkomstenbronnen.
Budgettair belang fiscale maatregelen
Naast onderstaande regelingen neemt ook de Natuurschoonwet een belangrijke plaats in. Deze Nederlandse wet biedt fiscale voordelen aan eigenaars van landgoederen.
Bedragen x € 1 mln
2014
2015
2016
2017
2018
2019
2020
Vrijstelling landinrichting
1
1
1
1
1
1
1
Vrijstelling Bureau Beheer Landbouwgronden
8
4
Bosbouwvrijstelling
1
1
1
1
1
1
1
Vrijstelling vergoeding bos- en natuurbeheer
7
6
6
6
6
6
6
Vrijstelling bos- en natuurterreinen forfaitaire rendement
6
6
7
7
7
7
7
Vrijstelling natuurgrond
3
3
4
4
4
4
4
Een toelichting op de fiscale instrumenten is opgenomen in de internetbijlage 12 bij de Miljoenennota (Toelichting op de belastinguitgaven).
19 Toekomstfonds
Algemene Doelstelling
Versterken van de innovatieve kracht van Nederland door het beschikbaar stellen van financiering voor innovatief en snelgroeiend MKB en voor fundamenteel en toegepast onderzoek en het behouden van vermogen voor toekomstige generaties.
Rol en verantwoordelijkheid
De Minister van Economische Zaken is rijksbreed verantwoordelijk voor versterking van het innovatievermogen, in het bijzonder gericht op het bedrijfsleven en verantwoordelijk voor het scheppen van randvoorwaarden voor een excellent ondernemingsklimaat.
De Minister van EZ en de bewindslieden van OCW coördineren en borgen de publieke kennisinfrastructuur voor toegepast en fundamenteel onderzoek.
Vanuit deze verantwoordelijkheden heeft de Minister een financierende en faciliterende rol, samenhangend met de stimulerende, regisserende en faciliterende rollen zoals vermeld in de artikelen 12 en 13 van deze begroting:
Financieren/faciliteren
-
-
-
-Het mede-financieren van investeringen in R&D en innovatie.
-
-
-
-
-Het faciliteren van toegang tot en financieren van (risico)kapitaal voor bedrijven.
-
-
-
-
-Het mede-financieren van Europese en internationale samenwerking op het gebied van onderzoek en innovatie.
-
Beleidswijzigingen
Toekomstfonds
Het Toekomstfonds heeft een startkapitaal van € 200 mln en wordt gevoed door mogelijke meevallers in de gasbaten. Ook de begrotingsmiddelen voor het Innovatiefonds MKB+ en de participatie van het Rijk in de Regionale Ontwikkelingsmaatschappijen (ROM’s) zijn in het Toekomstfonds ondergebracht.
Voor behoud van vermogen wordt vanaf 2018 een buffer opgebouwd van € 50 mln voor de niet renderende investeringen in fundamenteel en toegepast onderzoek. De middelen voor deze buffer van € 5 mln per jaar vanaf 2018 gedurende tien jaar zijn beschikbaar op een aanvullende post van de Rijksbegroting. Het betreft de middelen die in het Regeerakkoord beschikbaar zijn gesteld voor fundamenteel onderzoek (maatregel D 32).
In 2017 zal worden onderzocht of de voedingssystematiek en governancestructuur van het Toekomstfonds goed functioneren. In 2020 volgt een evaluatie van de werking van het gehele fonds.
Vroegefasefinanciering
Met ingang van 2 juli 2015 is de regeling voor Vroegefasefinanciering (VFF) enigszins aangepast. In navolging tot de aanvragen van academische starters wordt ook over de VFF-aanvragen van MKB-ondernemers en innovatieve starters voortaan geadviseerd door een adviescommissie met inhoudelijke deskundigen. Tevens is de samenwerking met het eco-systeem verstevigd door de opzet van regionale teams die samenwerken op gebied van voorlichting en screening en scouting van ondernemers die van VFF gebruik willen maken.
Budgettaire gevolgen van beleid
Bedragen x € 1.000
2014
2015
2016
2017
2018
2019
2020
VERPLICHTINGEN
336.529
158.184
71.247
73.778
67.765
75.266
UITGAVEN
238.020
164.741
121.978
128.827
110.168
122.315
Waarvan juridisch verplicht (percentage)
59%
Leningen
232.176
159.418
116.655
123.504
104.845
116.992
I MKB-FINANCIERING
Volledig revolverend
Dutch Venture Initiative/Fund of Funds
32.400
36.700
32.600
26.392
23.392
24.392
Regionale Ontwikkelingsmaatschappijen
42.000
Gedeeltelijk revolverend
Innovatiekrediet
76.340
41.025
52.024
46.718
38.864
49.210
Risicokapitaal (seed capital)
18.567
20.079
20.417
28.278
26.474
27.275
Vroege fasefinanciering
12.869
11.614
11.614
22.116
16.115
16.115
II INVESTERINGEN IN FUNDAMENTEEL EN TOEGEPAST ONDERZOEK
Met vermogensbehoud
50.000
50.000
III Staatsobligaties Toekomstfonds
Subsidies
IV Reëel rendement voor onderzoek
Bijdragen Agentschappen
5.844
5.323
5.323
5.323
5.323
5.323
Bijdrage Rijksdienst voor Ondernemend Nederland
5.844
5.323
5.323
5.323
5.323
5.323
ONTVANGSTEN
63.188
32.088
33.388
40.588
42.588
47.600
MKB-FINANCIERING BESTAND INSTRUMENTARIUM
Regionale Ontwikkelingsmaatschappijen
42.000
Fund of Funds (DVI I/Business Angels)
100
800
2.800
7.800
Innovatiekredieten
18.788
25.388
25.288
30.688
31.188
30.400
Seed
2.400
6.700
8.000
9.100
8.600
9.400
MKB-FINANCIERING INCIDENTELE MIDDELEN
Ontvangsten DVI II
Ontvangsten fundamenteel en toegepast onderzoek
Renteontvangsten Toekomstfonds
Het Innovatiefonds werd in het verleden geraamd en verantwoord op artikel 12. Met de nota van wijziging op de Ontwerpbegroting 2015 is het Innovatiefonds onderdeel geworden van het Toekomstfonds op artikel 19. Hieronder zijn de realisatiegegevens van het Innovatiefonds in de periode 2012 tot en met 2014 weergegeven.
Bedragen x € 1.000
2012
2013
2014
VERPLICHTINGEN
168.892
83.841
103.106
UITGAVEN
39.646
99.539
72.107
Leningen
I MKB-FINANCIERING
Volledig revolverend
34.073
15.395
Gedeeltelijk revolverend
39.646
65.466
56.712
II INVESTERINGEN IN FUNDAMENTEEL EN TOEGEPAST ONDERZOEK
Met vermogensbehoud
ONTVANGSTEN
43.351
35.916
14.996
Budgetflexibiliteit
Leningen: Het budget in 2016 is voor 57% juridisch verplicht. Het budget voor fundamenteel en toegepast onderzoek (€ 50 mln) is nog niet juridisch verplicht. Het betreft 31% van het budget voor leningen. De juridische verplichting zal naar verwachting in 2016 plaatsvinden.
Bijdragen aan agentschappen: Het budget betreft de financiering van het opdrachtenpakket 2016 aan de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO.nl) en is 100% juridisch verplicht.
Toelichting op de financiële instrumenten
Leningen
Binnen de structuur van het in 2014 gevormde Toekomstfonds (TK, 34 000-XIII-5), bestaat het Innovatiefonds MKB+ uit het volledig revolverende instrumenten (het Dutch Venture Initiative (DVI) en de Regionale Ontwikkelingsmaatschappijen) en gedeeltelijk revolverende instrumenten (Innovatiekrediet, de Seed capital-regeling (risicokapitaal), en de regeling Vroegefasefinanciering).
MKB-financiering: volledig revolverend
-
-
-
-Het Dutch Venture Initiative stelt risico-kapitaal beschikbaar voor doorgroei van het innovatieve MKB. Het DVI-1 wordt samen met het Europees Investeringsfonds (EIF) en het participatiefonds PPM Oost uitgevoerd. Naast de € 130 mln bijdrage vanuit het Rijk dragen het EIF € 67,5 mln en de BOM € 5 mln bij, waarmee in totaal een investeringsfonds van € 202,5 mln actief is. Hiermee wordt geïnvesteerd in private investeringsfondsen die zich richten op innovatief en snel groeiend MKB. Private investeerders, als niet institutionele investeerders, spelen ook een belangrijke rol in de toegang van het MKB tot risicokapitaalfinanciering. Naast deze middelen is met het Aanvullend Actieplan MKB-financiering nog eens € 100 mln extra beschikbaar gesteld in 2014 voor het DVI-2 voor investeringen in participatiemaatschappijen en private investeerders. De inzet van het kabinet is geslaagd, om evenals bij de eerste investering in DVI, het Europees Investeringsfonds/EIF weer mee te laten investeren. De bijdrage vanuit het EIF zal nu € 100 mln zijn.
-
-
-
-
-Naast het DVI worden de eventuele participaties in de ROM’s onder de revolverende investeringen verantwoord.
-
MKB-financiering: gedeeltelijk revolverend
-
-
-
-Het Innovatiekrediet vergemakkelijkt de toegang tot vreemd vermogen voor het innovatieve MKB en het grootbedrijf. De verhoging van de Innovatiekredietbijdrage is eind 2014 permanent verhoogd van 35% naar maximaal 50% voor MKB-samenwerkingsprojecten en het maximum subsidiebedrag is verhoogd van € 5 mln naar € 10 mln om bedrijven ruimere mogelijkheden te bieden bij de financiering van innovatieprojecten.
-
-
-
-
-De Seed capital-regeling (risico-kapitaal) ondersteunt starters in high tech en creatieve sectoren bij het verwerven van risico-kapitaal.
-
-
-
-
-De nieuwe regeling Vroege Fase Financiering is onderdeel van het Innovatiefonds MKB+. Het biedt financiering -in de vorm van een geldlening- voor academische starters, voor innovatieve starters en kleine bedrijven in een vroege ontwikkelingsfase: van validatie en onderbouwing van een business case, van idee naar concept. Hierdoor wordt ook de toegang tot vervolgfinanciering gefaciliteerd. Dit initiatief wordt door RVO en de Stichting Technische Wetenschappen (STW) uitgevoerd.
-
Bovengenoemde instrumenten versterken en stimuleren private vermogensverschaffers om innovatieprojecten van bedrijven te financieren en voorzien in de behoefte van bedrijven voor een betere toegang tot risicokapitaal voor innovatie.
De instrumenten voor MKB-financiering hebben een revolverend karakter, waarbij naar verwachting gemiddeld 60-80% van de investeringen wordt terugbetaald. Opbrengsten van succesvolle innovaties vloeien zo terug in het Toekomstfonds, zodat ze weer opnieuw kunnen worden ingezet. Het fonds is daarmee additioneel aan de markt: de overheid neemt het grootste risico, waardoor private investeerders kunnen mee-investeren in innovatieve ondernemingen. De overheid deelt echter mee in de opbrengsten van geslaagde innovaties, waardoor deze middelen opnieuw kunnen worden ingezet voor het vergroten van het beschikbare risicokapitaal voor innovatieve bedrijven.
Indicator
Referentiewaarde
Peildatum
Raming 2016
Bron
Aantal bedrijven dat Innovatiekrediet gebruikt
42
2014
>30
RVO
Omvang private R&D-uitgaven ondersteund met een Innovatiekrediet (x € 1 mln)
123
2014
>120
RVO
Aantal participaties via SEED en Fund of Funds
32
2014
45
RVO/EIF
Omvang gestimuleerd risicokapitaal voor innovatieve bedrijven door SEED en Dutch Venture Initiative/Fund of Funds (x € 1 mln)
257
2014
390
RVO/EIF
Aantal ondernemers dat Vroege Fase Financiering gebruikt
-
-
>30
RVO/STW
Toelichting
EZ hanteert voor de innovatiekredieten een indicator die aangeeft hoeveel private R&D-uitgaven worden ondersteund met het innovatiekrediet. De streefwaarde voor 2016 (> € 120 mln) is vastgesteld op basis van het beschikbare verplichtingenbedrag voor innovatiekredieten in 2016 (€ 60 mln) en het feit dat EZ maximaal 50% van de subsidiabele innovatieprojectkosten financiert. De verwachting is dat hiermee in 2016 ongeveer 37 bedrijven kunnen starten met hun innovatieprojecten.
Voor het stimuleren van de risicokapitaalmarkt via de SEED-capitalregeling en het DVI is een relevante indicator hoeveel participaties de overheid genomen heeft via private risicokapitaalfondsen. Daarnaast wordt een indicator gehanteerd die aangeeft hoeveel risicokapitaal in totaal (private en overheidsbijdrage) beschikbaar komt voor innovatieve ondernemingen. De streefwaarde voor 2016 is minimaal € 390 mln.
De streefwaarde voor het aantal ondernemers dat Vroegefasefinanciering gebruikt, is gebaseerd op het beschikbaar budget en een maximale leningsomvang van de ondernemer. Naar verwachting kan aan circa 36 ondernemers Vroegefasefinanciering verstrekt worden.
Investeringen in fundamenteel en toegepast onderzoek (met vermogensbehoud)
Vanuit het onderzoeksdeel van het Toekomstfonds wordt geïnvesteerd in nieuwe onderzoeksfaciliteiten en upgrading van bestaande. De behoefte aan investeringen in hoogwaardige onderzoeksfaciliteiten in Nederland betreft vooral toegepaste onderzoeksinstellingen en HBO-instellingen. De onderzoeksfaciliteiten kunnen worden benut voor fundamenteel en toepassingsgericht (toegepast- en praktijkgericht) onderzoek.
Daarnaast wordt vanuit het onderzoeksdeel geïnvesteerd in specifieke thema’s.
De investeringen uit het toekomstfonds versterken het innovatievermogen van Nederland en bieden perspectief op nieuwe producten, diensten en maatschappelijke innovaties.
Van de € 100 mln startkapitaal wordt in 2015 € 80 miljoen in gelijke delen beschikbaar gesteld op onderzoeksfaciliteiten respectievelijk op de thema’s Smart Industry, Proof of Concept en Thematische Technology Transfer. De toedeling van de resterende € 20 mln vindt in een volgende tranche plaats, waarbij ook rekening gehouden kan worden met de ervaringen van het Toekomstfonds.
Indicator
Streefwaarde
Planning
Bron
Verstrekte leningen onderzoeksinfrastructuur
40 mln
2016
RVO
Uitgelokte investeringen in onderzoeksinfrastructuur
> 40 mln
2016
RVO
Toelichting
Vanuit het onderzoeksdeel van het Toekomstfonds wordt geïnvesteerd in onderzoeksinfrastructuur waarbij de mate waarin leningen passend binnen de criteria verstrekt kunnen worden een indicatie is van de bijdrage van de regeling aan het op peil houden van de publieke kennisinfrastructuur. Het streven is dat dit minimaal een gelijk volume aan uitgelokte investeringen met zich meebrengt.
Na verdere uitwerking van de andere onderdelen van het onderzoeksdeel Toekomstfonds worden hiervoor aanvullende indicatoren opgenomen.
Investeringen in fundamenteel en toegepast onderzoek (zonder vermogensbehoud)
De reële rendementen uit het Toekomstfonds worden ingezet voor fundamenteel en toegepast onderzoek (waaronder ook Europese co-financiering) zonder de voorwaarde van vermogensbehoud. Vooralsnog worden dergelijke rendementen niet geraamd, zodat er voor deze uitgavencategorie geen raming is opgenomen.
Procedure staatsobligaties
Het Toekomstfonds wordt gevoed met mogelijke meevallers in de gasbaten vanaf 2014. Er is sprake van meevallers wanneer de gerealiseerde gasbaten in een bepaald jaar hoger zijn dan de gasbaten zoals die geraamd zijn in de onderstaande tabel5. De motie Pechtold c.s. (Kamerstukken II, 2013/14, 27 406, nr. 210) vraagt om het inzetten van de gasbaten met vermogensbehoud. Daarom worden de meevallers in de gasbaten belegd in Nederlandse staatsobligaties. Voor een nadere beschrijving van de procedure voor het beleggen in staatsobligaties wordt verwezen naar de nota van wijziging op de ontwerpbegroting 2015 (TK, 34 000 - XIII, nr. 11).
Toelichting ijklijn gasbaten
Het Toekomstfonds wordt mede gevoed met eventuele meevallers uit de aardgasbaten. Er is sprake van meevallers wanneer de gerealiseerde aardgasbaten in een bepaald jaar hoger zijn dan de aardgasbaten zoals die voor dat betreffende jaar geraamd zijn in de Miljoenennota 2015. Deze raming wordt herijkt als er beleidsmatige aanpassingen van de gasproductie plaatsvinden (Kamerstukken II, 2014/15, 34 000 XIII, nr.5).
Bij Voorjaarsnota 2015 is de raming herijkt naar aanleiding van de naar beneden bijstellen van de gasproductie in Groningen (Kamerstukken II, 2014/15, 33 529 XIII, nr. 91).
Bedragen x € 1 mln
2014
2015
2016
2017
2018
2019
2020
Raming aardgasbaten Miljoenennota 2015
10.750
9.100
8.900
8.550
8.350
8.200
Bijstelling n.a.v. beleidsmatige aanpassingen (volume-effect) bij Voorjaarsnota 2015
-
-450
-
-350
-
-100
-
-150
-
-150
Ijklijn aardgasbaten Voorjaarsnota 2015
10.750
8.650
8.550
8.450
8.200
8.050
6.800
Bijstelling n.a.v. beleidsmatige aanpassingen (volume-effect) bij Miljoenennota 2016
-
-900
-
-1.300
-
-1.050
-
-900
-
-500
-
-300
Nieuwe ijklijn aardgasbaten Miljoenennota 2016
7.750
7.250
7.400
7.300
7.550
6.500
Daarnaast heeft het kabinet eind juni 2015 besloten om de gaswinning uit het Groningenveld voor 2015 terug te brengen tot 30 miljard m3. In lijn met het besluit over 2015 is voor de berekening van de gasbaten voor de jaren 2016-2020 voor het Groningenveld voorlopig uitgegaan van het niveau dat noodzakelijk is voor de leveringszekerheid (33 mld m3) (Kamerstukken II, 2014/15, 33 529 XIII, nr. 174). Dit heeft gevolgen voor de ijklijn die van invloed is voor de bepaling van de voeding van het Toekomstfonds. Er is sprake van meevallers wanneer de gerealiseerde gasbaten in een bepaald jaar hoger zijn dan de gasbaten zoals in bovenstaande tabel is opgenomen (nieuwe ijklijn aardgasbaten Miljoenennota 2016).
Deze nieuwe ijklijn wijkt af van de raming van de aardgasbaten op beleidsartikel 14 omdat voor het Toekomstfonds alleen de beleidsmatige aanpassingen van de gasproductie van toepassing zijn. Bij het vaststellen van de gasbatenraming op beleidsartikel 14 spelen onder andere de euro/dollar koers en de olieprijs een rol. Deze blijven bij de berekening van de ijklijn voor het Toekomstfonds buiten beschouwing.
2.3. De niet-beleidsartikelen 40 Apparaat
Op dit artikel zijn de personele- en materiële uitgaven en ontvangsten van EZ geraamd, voor zover die betrekking hebben op het kerndepartement (Directoraten-Generaal en stafdirecties) en de diensten van EZ (ACM6, CPB, SodM en PIANOo). De uitgaven aan externe inhuur, de uitgaven aan ICT en de bijdragen aan shared service organisaties (SSO’s) worden apart inzichtelijk gemaakt en meerjarig geraamd. Tevens bevat dit artikel onder SSO DICTU een raming voor de bijdragen aan agentschappen voor zover het opdrachten betreft ten behoeve van het kernministerie EZ.
Apparaatsuitgaven kerndepartement en diensten
Bedragen x € 1.000
2014
2015
2016
2017
2018
2019
2020
VERPLICHTINGEN
390.795
390.098
380.243
345.780
331.405
334.997
331.740
UITGAVEN
390.795
390.098
380.243
345.780
331.405
334.997
331.740
Personele uitgaven
253.428
261.426
252.733
234.640
234.697
237.780
234.352
-
-waarvan eigen personeel
225.397
208.649
206.892
199.242
191.754
191.707
191.496
-
-waarvan externe inhuur
7.004
6.290
6.090
5.890
5.690
5.690
5.690
-
-Waarvan overige personele uitgaven
21.027
46.487
39.751
29.508
37.253
40.383
37.166
Materiële uitgaven
137.367
128.672
127.510
111.140
96.708
97.217
97.388
-
-waarvan ICT1
9.678
7.065
7.065
7.065
7.065
7.065
7.065
-
-waarvan bijdrage aan SSO’s (exclusief DICTU)
52.083
40.722
40.722
40.634
40.616
40.616
40.616
-
-waarvan SSO DICTU
42.046
45.636
35.251
29.850
29.197
29.197
29.197
-
-waarvan overige materiële uitgaven
33.560
35.249
44.472
33.591
19.830
20.339
20.510
ONTVANGSTEN
31.607
40.224
32.526
33.326
33.294
33.248
33.248
Noot 1
Het totaal van de ICT uitgaven van het kerndepartement en buitendiensten bestaan uit de ICT-uitgaven geraamd onder de post materiële uitgaven en de bijdrage aan de SSO DICTU.
Toelichting
Personele uitgaven
Betreft alle personeelsuitgaven voor het kerndepartement en de diensten. In de begroting 2016 zijn de ramingen voor ambtelijk personeel en de ramingen voor externe inhuur apart gespecificeerd. In deze begroting is de personele component van de overheidsdienst Groningen verwerkt, evenals een intensivering van de Energiedirectie. Onder de overige personele uitgaven zijn de uitgaven van het sociaal plan voor onder andere afronding uitvoeringsorganisatie DLG en de wachtgelduitgaven geraamd.
Materiële uitgaven
Betreft de materiële uitgaven van de ondersteunende processen voor het kerndepartement en de buitendiensten. Dit omvat onder andere huisvesting, communicatie, ICT en de bijdrage aan het Inkoopuitvoeringscentrum (IUC) dat gepositioneerd is bij de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland. Vanaf de begroting 2014 zijn de uitgaven voor ICT en bijdrage aan shared service organisaties (SSO’s) apart zichtbaar gemaakt. ICT bevat zowel de uitgaven voor projecten als structurele uitgaven (onderhoud, licenties en vervanging). De bijdragen aan SSO’s betreffen onder andere het RijksVastgoedbedrijf (RVB), FM-Haaglanden, Expertisecentrum/Ontwikkelingscentrum Rijk en Dienst ICT Uitvoering (DICTU). De bijdrage aan DICTU is bestemd voor ICT-dienstverlening aan het kerndepartement. Het betreft hier werkplekservices, infrabeheer en applicatieservices. In deze begroting is de materiële component van de uitgaven voor de overheidsdienst Groningen verwerkt.
Ontvangsten
De ontvangsten betreffen bij de ACM de bijdrage voor telecommunicatie en post. Bij de SODM betreft het de kosten die zijn doorberekend aan de markt voor vergunningverlening en taken die volgen uit de (nieuwe) Europese Richtlijn 2013/30 i/EU. Bij het CPB gaat het om doorbelaste werkzaamheden voor onder andere facilitaire kosten huisvesting en functioneel beheer ICT-systemen.
Totaaloverzicht apparaatsuitgaven/kosten inclusief agentschappen, ZBO’s en RWT’s
De onderstaande tabel geeft de totale apparaatsuitgaven voor EZ weer. Hierbij zijn de apparaatsuitgaven voor het kernministerie en de buitendiensten alsmede de apparaatskosten van de agentschappen en de ZBO’s en RWT’s (voor zover deze via de Rijksbegroting gefinancierd worden) weergegeven.
Totaaloverzicht apparaatsuitgaven/kosten inclusief agentschappen, ZBO’s en RWT’s
Bedragen x € 1.000
2014
2015
2016
2017
2018
2019
2020
1. Apparaatsuitgaven Departement
Kerndepartement (beleid en staf)
298.661
303.499
296.933
265.153
255.783
259.375
256.118
Apparaatsuitgaven diensten
Centraal Planbureau (CPB)
14.852
15.400
14.743
14.432
12.844
12.844
12.844
Autoriteit Consument en Markten (ACM) 1)
67.879
61.501
59.736
57.227
53.822
53.822
53.822
Staatstoezicht op de Mijnen (SodM)
7.074
7.453
7.741
7.887
7.888
7.888
7.888
PIANOo (exclusief Programma)
2.329
2.245
1.090
1.081
1.068
1.068
1.068
2. Apparaatskosten Agentschappen
Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO.nl)
395.615
459.170
432.347
399.991
387.318
387.328
387.328
Agentschap Telecom (AT)
30.465
31.028
33.993
32.987
30.585
29.813
29.813
Dienst ICT Uitvoering (DICTU)
188.891
186.901
188.200
186.600
186.600
186.700
186.700
Dienst Landelijk Gebied (DLG)
83.226
21.384
0
0
0
0
0
Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA)
303.408
304.657
285.347
271.173
263.350
260.401
262.863
3. Apparaatskosten ZBO’s en RWT’s
Centraal Bureau voor de Statistiek
175.202
178.050
Stichting COVA
1.214
1.440
VSL inclusief Verispect
13.3952
n.n.b.
Raad voor Accreditatie
12.233
12.904
Raad van bestuur Autoriteit Consument en Markt
695
402
TNO
424.261
442.735
Staatsbosbeheer
59.551
60.712
Raad voor Plantenrassen
679
854
Ctgb (College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden)
12.508
12.306
Kamers van Koophandel
175.700
197.900
Stichting Dienst Landbouwkundig Onderzoek (DLO)
232.774
230.500
Noot 2
Aangezien de cijfers over 2014 nog niet bekend zijn is het bedrag uit 2013 opgenomen.
-
-
-
1)Om invulling te geven aan de Kaderrichtlijn, 2002/21/EG, zoals gewijzigd door 2009/140/EG, artikel 3 inclusief considerans 13, wordt opgemerkt dat van het totaalbedrag voor de apparaatsuitgaven van de ACM, een bedrag van circa € 13,3 mln in 2016 specifiek voor toezicht op de elektronische communicatiesector wordt geraamd (inclusief betreffende kosten van het bestuur van de ACM).
-
Toelichting
In de tabel zijn onder andere de personele en materiële apparaatskosten van de agentschappen, ZBO’s en RWT’s vermeld. Echter, deze apparaatskosten worden niet alleen door EZ gefinancierd, maar ook door andere opdrachtgevende ministeries en derden. In de betreffende agentschapsparagrafen en de bijlage ZBO’s en RWT’s wordt dit nader toegelicht.
Tabel apparaatsuitgaven per dienstonderdeel van het kerndepartement en diensten
Budgettaire gevolgen (x € 1.000)
2016
Totaal apparaat
380.243
DG Energie, Telecom en Mededinging
16.721
DG Bedrijfsleven en Innovatie
23.636
DG Agro & Natuur
29.206
Kerndepartement overig en diensten
310.680
Toelichting
Dit betreft de personeelsuitgaven van het kerndepartement en diensten. Materiële kosten worden verantwoord op het onderdeel kerndepartement en diensten.
Taakstelling Rijksdienst van het huidige kabinet
In de Ontwerpbegroting 2014 was de Taakstelling Rijksdienst van het huidige kabinet reeds pro forma ingevuld. De definitieve Taakstelling Rijksdienst is als volgt ingevuld ten laste van het centrale apparaatsartikel 40 en ten laste van de bijdragen aan ZBO’s en agentschappen op de diverse beleidsartikelen.
Bedragen x € 1.000
2016
2017
2018
Structureel
Departementale taakstelling Rijksdienst
45.267
79.141
102.698
102.698
Totaal kerndepartement en diensten
17.206
24.631
35.089
35.089
Agentschappen
DICTU
3.193
5.506
7.422
7.422
AT
289
552
845
845
RVO.nl
9.823
15.665
19.551
19.551
NVWA
503
1.227
1.480
1.480
Totaal Agentschappen
13.808
22.950
29.298
29.298
ZBO’s en RWT’s
CBS
4.627
10.556
12.869
12.869
Verispect/VSL
555
1.113
1.330
1.330
TNO
3.026
6.903
8.416
8.416
KvK
1.618
3.691
4.500
4.500
DLO
2.912
6.643
8.099
8.099
SBB
827
1.886
2.299
2.299
overig
688
768
798
798
Totaal ZBO’s en RWT’s
14.253
31.560
38.311
38.311
41 Nominaal en onvoorzien Bedragen x € 1.000
2014
2015
2016
2017
2018
2019
2020
VERPLICHTINGEN
0
0
0
0
0
0
0
UITGAVEN
0
0
0
0
0
0
0
41.10 Prijsbijstelling
41.20 Loonbijstelling
41.30 Onvoorzien
41.40 Nog te verdelen
Toelichting
Dit niet-beleidsartikel bevat in beginsel ramingen voor prijsbijstelling, loonbijstelling, onvoorzien en nog te verdelen posten. De prijsbijstellingstranche 2015 (€ 3,2 mln) is verdeeld over de relevante artikel onderdelen. De Loonbijstellingstranche 2015 voor contractloonstijging en sociale lasten (€ 6,9 mln) is verdeeld over de relevante artikel onderdelen.
Na verwerking van de hiervoor genoemde mutaties bevat artikel 41 meerjarig een «nulraming».
-
3.DE AGENTSCHAPPEN
3.1 Aansluiting raming begroting agentschappen met financiering door moederdepartement EZ
A - Begroting agentschappen 2016
Bedragen x € 1.000
Bijdrage moederdepartement (EZ)
Bijdrage overige departementen
Bijdrage derden
Overige baten
Totale baten
Agentschap Telecom (AT)
11.294
0
21.352
350
32.996
Dienst ICT Uitvoering (DICTU)
173.400
30.000
800
0
204.200
Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA)
125.425
78.813
90.740
5.250
300.228
Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO.nl)
293.045
110.126
42.269
10
445.450
Totaal
603.164
218.939
155.161
5.610
982.874
B - Bijdragen aan agentschappen per begrotingsartikel EZ (begroting 2016)
Bedragen x € 1.000
Raming ontwerpbegroting 2016
Agentschap Telecom (AT)
11.072
art. 11 Goed functionerende economie en markten
9.539
art. 12 Sterk innovatievermogen
283
Beschikbare ruimte voor frequentie en veiligheid (art 11 en 12)
1.250
Dienst ICT (DICTU)
173.400
art. 11 Goed functionerende economie en markten
5.985
art. 40 Apparaat
35.251
Bijdrage agentschappen en diensten
132.164
Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA)
123.475
art. 14 Doelmatige en duurzame energievoorziening
678
art. 16 Agro-, visserij- en voedselketens
124.786
art. 18 Natuur en Regio
9.345
Af: BTW-compensatie
-
-6.134
Af: Bijzondere baten
-
-5.200
Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO.nl)
301.758
art. 12 Sterk innovatievermogen
56.444
art. 13 Excellent ondernemingsklimaat
23.109
art. 14 Doelmatige en duurzame energievoorziening
39.424
art. 16 Agro-, visserij- en voedselketens
131.887
art. 17 Groen onderwijs van hoge kwaliteit
1.242
art. 18 Natuur en Regio
39.284
art. 19 Toekomstfonds
5.323
art. 40 Apparaat
5.045
Sub-totaal
609.705
af: Geraamde bijdragen agentschappen en diensten aan DICTU1
-
-132.164
Totaal geraamde bijdrage ten laste van de begrotingsartikelen
477.541
Noot 1
Een deel van de bijdrage aan DICTU wordt verstrekt door andere agentschappen van EZ. Om een juist totaalbedrag voor de bijdrage van EZ aan agentschappen te laten zien, wordt voor deze dubbeltelling gecorrigeerd
Opmerkingen bij verschillen tussen ramingen in tabel A en tabel B
Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA)
De begroting 2016 van de NVWA bevat enkele begrotingswijzigingen die nog niet verwerkt zijn in de begrotingsramingen van de beleidsartikelen op de EZ-begroting. Het betreft een overboeking van het Ministerie van Veiligheid en Justitie met betrekking tot het programma «Afpakken» (€ 0,6 mln), een compensatie retributies kleine slagers (€ 0,85 mln) en een verhoging voor certificering op afstand (€ 0,5 mln). Deze wijzigingen (€ 1,95 mln) zullen met de 1e suppletoire begroting 2016 op beleidsartikel 16 worden verwerkt.
Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO.nl)
De omzet moederdepartement RVO.nl is € 8,7 mln lager geraamd dan de Bijdragen aan RVO.nl ten laste van de beleidsartikelen. Dit komt doordat de bijdrage Subsidieregeling Natuur en Landschap (SNL) ad € 17 mln wordt geraamd onder «Omzet derden». De bijdrage voor de overdracht van taken vanuit DLG ad € 8,3 mln wordt in de 1e suppletoire begroting 2016 verwerkt in de raming van de omzet van RVO.nl.
3.2 Agentschap Telecom (AT)
Begroting agentschap 2016
Bedragen x € 1.000
2014 Stand Slotwet
2015 Vastgestelde begroting
2016
2017
2018
2019
2020
Baten
Omzet moederdepartement
11.217
11.068
11.294
10.887
10.458
10.461
10.461
Omzet overige departementen
8
0
0
0
0
0
0
Omzet derden
20.800
20.629
21.352
21.352
21.352
21.352
21.352
Rentebaten
33
16
50
50
50
50
50
Vrijval voorzieningen
0
0
0
0
0
0
0
Bijzondere baten
468
100
300
300
300
300
300
Totaal baten
32.526
31.813
32.996
32.589
32.160
32.163
32.163
Lasten
Apparaatskosten
30.465
31.028
33.993
32.987
30.585
29.813
29.813
-
-Personele kosten
20.129
19.917
21.293
20.568
20.121
19.686
19.475
- waarvan eigen personeel
19.561
19.019
18.681
17.997
17.579
17.137
16.967
- waarvan externe inhuur
568
898
778
750
732
714
707
- waarvan overige personele kosten
1.833
1.822
1.810
1.836
1.801
-
-Materiële kosten
10.336
11.111
12.700
12.419
10.463
10.126
10.338
- waarvan apparaat ICT
0
0
0
0
0
0
0
- waarvan bijdrage aan SSO’s
4.972
5.590
5.197
5.126
4.962
4.962
4.962
- waarvan overige materiële kosten
5.364
5.521
7.503
7.293
5.501
5.164
5.376
Rentelasten
32
184
50
50
150
150
150
Afschrijvingskosten
1.612
1.956
1.600
1.950
2.100
2.125
2.125
-
-Materieel
1.463
1.665
1.500
1.650
1.650
1.650
1.650
- waarvan apparaat ICT
-
-Immaterieel
149
291
100
300
450
475
475
Overige kosten
268
75
75
75
75
75
75
- dotaties voorzieningen
268
75
75
75
75
75
75
- bijzondere lasten
0
0
0
0
0
0
0
Correctie kosten GAMMA
-
-932
-
-2.000
-
-1.500
-
-750
0
0
Totaal lasten
31.445
33.243
33.718
33.562
32.160
32.163
32.163
Saldo van baten en lasten
1.081
- 1.430
- 722
- 973
0
0
0
Voor de jaren 2016 en 2017 zijn de kosten hoger dan de baten. Op deze manier wordt de post «Te verrekenen met vergunninghouders» op de balans van AT afgebouwd. Deze kosten komen voort uit het ICT-systeem GAMMA. Met GAMMA kunnen vergunninghouders hun vergunningen in de toekomst elektronisch aanvragen en verlengen. Wanneer in 2018 de investeringen in het ICT-systeem GAMMA zijn afgerond en de post «Te verrekenen met vergunninghouders» is afgebouwd keert het agentschap terug naar een situatie waarin de baten en lasten in evenwicht zijn.
AT ontwikkelt een nieuw kostprijsmodel met onder andere als doel de post «Te verrekenen met vergunninghouders» af te bouwen. De tarieven zullen in 2016 alvast dalen.
AT bereidt zich in 2015 voor op het overnemen van de taken op het gebied van de waarborg en metrologiewet die nu nog worden uitgevoerd door Verispect en het overkomen van de 27 medewerkers daarvan.
Toelichting op de baten
Omzet moederdepartement
Bedragen x € 1.000
2014 Stand Slotwet
2015 Vastgestelde begroting
2016
2017
2018
2019
2020
Structurele bijdragen moederdepartement
Beleidsopdrachten
4.894
4.713
4.514
4.305
4.305
4.305
Toezichttaken
5.174
4.981
4.773
4.553
4.556
4.556
Subtotaal structurele bijdragen
10.068
9.694
9.287
8.858
8.861
8.861
Incidentele bijdragen
Projecten
1.000
1.600
1.600
1.600
1.600
1.600
Subtotaal projecten
1.000
1.600
1.600
1.600
1.600
1.600
Verrekeningen op bijdragen
Totaal omzet moederdepartement
11.068
11.294
10.887
10.458
10.461
10.461
Omzet derden
Bedragen x 1.000
2014 Stand Slotwet
2015 Vastge-stelde begroting
2016
2017
2018
2019
2020
Vergunninghouders en overige:
- vaste verbindingen
4.571
3.612
3.000
3.000
3.000
3.000
3.000
- mobiele communicatie
4.497
4.659
4.029
4.029
4.029
4.029
4.029
- (openbare) (mobiele) elektronische communicatie
1.906
1.963
1.889
1.889
1.889
1.889
1.889
- radiodeterminatie
61
62
39
39
39
39
39
- radiozendamateurs
7
5
4
4
4
4
4
- omroep
5.369
5.516
5.080
5.080
5.080
5.080
5.080
- overige/verlengingen
0
38
37
37
37
37
37
- certificaten
133
138
134
134
134
134
134
- verklaringen, keuringen en erkenningen
4
4
4
4
4
4
4
- randapparatuur
1.510
1.638
1.568
1.568
1.568
1.568
1.568
Satellietoperators
196
261
254
254
254
254
254
Ministerie van Defensie
1.284
1.322
1.285
1.285
1.285
1.285
1.285
Ministerie van Veiligheid en Justitie
229
229
229
229
229
Ministerie van Infrastructuur en Milieu
475
475
475
475
475
Registraties rzam en maritiem
2.255
2.255
2.255
2.255
2.255
Caribisch Nederland
1.077
1.221
1.070
1.070
1.070
1.070
1.070
Ministerie van BZK
46
47
Landelijke eenheid Nationale Politie
139
143
Totaal omzet derden
20.800
20.629
21.352
21.352
21.352
21.352
21.352
In lijn met het kabinetsbeleid om werkzaamheden kostendekkend door te belasten aan de markt zullen de vergoedingen voor radiozendamateurs (rzam) en maritiem worden geherintroduceerd in 2016. De kosten voor deze vergunningverlening werden sinds 2008 betaald door het moederdepartement. In 2016 wordt ook het tarief voor de vaste (point-to-point straal)verbindingen verlaagd.
Toelichting op de lasten
Personele kosten
De verwachte bezetting voor 2016 is 274,4 fte waarvan 263,4 fte ambtelijk personeel. De gemiddelde loonkosten per fte worden voor ambtelijk en niet-ambtelijk personeel begroot op € 70.931.
Materiële kosten
De bijdrage SSO’s betreft voornamelijk de bijdrage aan DICTU (€ 5,0 mln).
Rentelasten
De rente betreft de vergoeding die AT betaalt voor leningen bij het Ministerie van Financiën om investeringen in vaste activa te financieren.
Afschrijvingskosten
De afschrijvingskosten immaterieel nemen in de jaren 2016 tot met 2020 geleidelijk toe door de investeringen die worden gedaan in het kader van het project GAMMA. De afschrijvingskosten van het project GAMMA betreffen de kosten die niet ten laste van de post «Te verrekenen met vergunninghouders» worden gebracht en bedragen gemiddeld € 0,475 mln per jaar (afschrijvingstermijn 10 jaar).
Dotaties voorzieningen
Voor 2015 is de dotatie voorzieningen dubieuze debiteuren en ambtsjubilea € 0,1 mln.
Kasstroomoverzicht over het jaar 2016
Bedragen x € 1.000
2014 Stand Slotwet
2015 Vastgestelde begroting
2016
2017
2018
2019
2020
1.
Rekening courant RHB 1 januari + depositorekeningen
10.378
7.534
7.368
7.674
7.454
8.124
8.601
2.
Totaal operationele kasstroom
820
526
878
977
2.100
2.125
2.125
-
-/- totaal investeringen
-
-2.041
-
-6.300
-
-5.000
-
-3.000
-
-1.750
-
-1.500
-
-1.500
+/+ totaal boekwaarde desinvesteringen
0
0
0
0
0
0
3.
Totaal investeringskasstroom
- 2.041
- 6.300
- 5.000
- 3.000
- 1.750
- 1.500
- 1.500
-
-/- eenmalige uitkering aan moederdepartement
0
0
0
0
0
0
+/+ eenmalige storting door moederdepartement
0
0
0
0
0
0
-
-/- aflossingen op leningen
-
-271
-
-692
-
-572
-
-1.197
-
-1.430
-
-1.649
-
-1.781
+/+ beroep op leenfaciliteit
0
6.300
5.000
3.000
1.750
1.500
1.500
4.
Totaal financieringskasstroom
- 271
5.608
4.428
1.803
320
- 149
- 281
5.
Rekening courant RHB 31 december + stand depositorekeningen (=1+2+3+4)
8.886
7.368
7.674
7.454
8.124
8.601
8.944
Het kasstroomoverzicht geeft een analyse van de liquiditeitsontwikkeling.
Operationele kasstroom
De operationele kasstroom bestaat uit het geraamde saldo van baten en lasten, gecorrigeerd voor afschrijvingen en mutaties in de voorzieningen en het werkkapitaal.
Investeringskasstroom
In 2016 wordt een investering begroot van € 3,5 mln te investeren in materiële vaste activa zoals elektronische apparatuur, uitgaven naar aanleiding van de verhuizing van het agentschap en voor het project GAMMA. In de leenfaciliteit wordt daarnaast rekening gehouden met een eenmalig bedrag van € 1,5 mln voor investeringen op het gebied van huisvesting.
Financieringsstroom
Voor de financiering van de begrote investeringen moet een beroep worden gedaan op de leenfaciliteit bij het Ministerie van Financiën.
Overzicht doelmatigheidsindicatoren
2014 Slotwet
2015 Vastgestelde begroting
2016
2017
2018
2019
2020
Inputindicatoren
Kernindicatoren
Verhouding direct/indirect (in fte)
177,4 / 82,8
178,2 / 76,3
191,4 / 82,9
186,3 / 78,0
183,8 / 74,4
180,9 / 70,7
180,9 / 68,2
Verklarende/achterliggende variabelen
Personeelskosten per fte
€ 70.931
€ 70.584
€ 70.931
€ 70.931
€ 70.931
€ 70.931
€ 70.931
Totaal aantal fte’s (excl. externe inhuur)
248,4
241,8
263,4
253,7
247,8
241,6
239,2
Kosten inhuur externen (PAO-definitie; x € 1.000)
€ 568
€ 898
€ 778
€ 750
€ 732
€ 714
€ 707
Outputindicatoren
Uurtarief (wijziging in reële termen)
-
-0,66%
0,00%
0,00%
0,00%
-
-2,62%
-
-0,46%
0,00%
Aantal declarabele uren (per fte en totaal)
1.450/
1.660
1.453/
1.667
1.450/
1.660
1.450/
1.660
1.450/
1.660
1.450/
1.660
1.450/
1.660
Norm declarabiliteit per fte
1.106
1.117
1.128
1.140
1.151
Aantal werkbare /beschikbare uren:
-
-werkbare uren
1.829
1.836
1.829
1.829
1.829
1.829
1.829
-
-bruto beschikbare uren
1.660
1.667
1.660
1.660
1.660
1.660
1.660
-
-netto beschikbare uren
1.585
1.588
1.585
1.585
1.585
1.585
1.585
Verklarende/achterliggende variabelen
Bedrijfsresultaat (x € 1.000)
1.081
-
-1.430
-
-722
-
-973
0
0
0
Omzet
32.526
31.813
32.996
32.589
32.160
32.163
32.163
Kwaliteitsindicatoren
Kernindicatoren
Klanttevredenheid:
Niet in 2014
>3,5
>3,5
>3,5
>3,5
>3,5
>3,5
Doorlooptijd primaire processen:
Vergunningaanvragen binnen 8 weken
89%
95%
95%
95%
95%
95%
95%
Reactietijd storingsklachten
Klachten van levensbelang ≤ 4 uur
100%
100%
100%
100%
100%
100%
100%
Klachten van maatschappelijk belang ≤ 12 uur
75%
98%
98%
98%
98%
98%
98%
Klachten van individueel belang ≤ 3 werkdagen
85%
90%
90%
90%
90%
90%
90%
Gegrond verklaarde bezwaarschriften aantal
11
<5%
<5%
<5%
<5%
<5%
<5%
Aantal klachten
5,6%
<7
<7
<7
<7
<7
<7
Medewerkertevredenheid
Niet in 2014
>7
>7
>7
>7
>7
>7
Verklarende/achterliggende variabelen
Ziekteverzuim
3,0%
<4,1%
<4,1%
<4,1%
<4,1%
<4,1%
<4,1%
Voor de sturing op de declarabiliteit van AT is het kengetal «Norm declarabiliteit per fte» toegevoegd. Voor 2016 is de norm 1.106 uur per fte. In de jaren hierop volgend wordt de norm jaarlijks met 1% verhoogd.
3.3 Dienst ICT Uitvoering (DICTU)
Begroting agentschap 2016
Bedragen x € 1.000
2014 Stand Slotwet
2015
Stand 1e suppletoire begroting
2016
2017
2018
2019
2020
Baten
Omzet moeder departement
180.997
173.111
173.400
169.800
169.800
169.800
169.800
Omzet overige departementen
16.569
27.898
30.000
33.600
33.600
33.600
33.600
Omzet derden
1.854
709
800
800
800
800
800
Rentebaten
0
0
0
0
0
0
0
Vrijval voorzieningen
0
0
0
0
0
0
0
Bijzondere baten
34
0
0
0
0
0
0
Totaal baten
199.454
201.718
204.200
204.200
204.200
204.200
204.200
Lasten
Apparaatskosten
188.891
186.901
188.200
186.600
186.600
186.700
186.700
-
-Personele kosten
107.239
90.156
101.400
99.600
99.000
99.000
99.000
- waarvan eigen personeel
35.438
43.641
52.300
58.900
62.200
62.200
62.200
- waarvan externe inhuur
10.292
1.800
2.600
2.000
1.800
1.800
1.800
- waarvan overige personele kosten
61.509
44.715
46.500
38.700
35.000
35.000
35.000
-
-Materiële kosten
81.652
96.745
86.800
87.000
87.600
87.700
87.700
- waarvan apparaat ICT
34.523
33.842
33.000
33.100
33.900
33.900
33.900
- waarvan bijdrage aan SSO’s
8.373
10.076
13.800
13.800
13.800
13.800
13.800
- waarvan overige materiële kosten
38.756
52.827
40.000
40.100
39.900
40.000
40.000
Rentelasten
189
200
200
200
200
200
200
Afschrijvingskosten
10.379
14.117
14.800
16.400
16.400
16.300
16.300
-
-Materieel
4.653
6.329
7.400
7.400
7.400
7.400
7.400
- waarvan apparaat ICT
4.653
6.329
7.400
7.400
7.400
7.400
7.400
-
-Immaterieel
5.726
7.788
7.400
9.000
9.000
8.900
8.900
Overige kosten
987
500
500
500
500
500
500
- Dotaties voorzieningen
801
500
500
500
500
500
500
- Bijzondere lasten
186
0
0
0
0
0
0
Totaal lasten
200.446
201.718
203.700
203.700
203.700
203.700
203.700
Saldo van baten en lasten
- 992
0
500
500
500
500
500
Toelichting op de baten
Omzet moederdepartement
Bedragen x € 1.000
2014 Stand Slotwet
2015 Stand 1e suppletoire begroting
2016
2017
2018
2019
2020
Applicatiebeheer
19.639
16.078
15.710
15.710
15.710
15.710
15.710
Ontwikkelopdrachten
47.595
44.478
44.030
44.030
44.030
44.030
44.030
Infrabeheer
41.046
39.352
38.530
36.550
36.550
36.550
36.550
Werkplekservices
33.444
33.926
33.930
32.930
32.930
32.930
32.930
Overige omzet
9.266
3.950
3.960
3.960
3.960
3.960
3.960
Generieke eBS
7.044
7.080
7.030
7.030
7.030
7.030
7.030
Indirect
22.963
28.247
30.210
29.590
29.590
29.590
29.590
Totaal
180.997
173.111
173.400
169.800
169.800
169.800
169.800
DICTU levert voor EZ zowel de werkplekdiensten als de ICT die de primaire processen en bedrijfsvoering processen ondersteunen. De verwachte omzet moederdepartement daalt de komende jaren licht. Met de ontwikkeling van een eigen Cloud is de verwachting dat het product Infrabeheer goedkoper gaat worden. Dit leidt bij gelijkblijvende dienstverlening tot een daling van de omzet moederdepartement. Hetzelfde geldt voor het product Werkplekservices.
Omzet overige departementen
Bedragen x € 1.000
2014 Stand Slotwet
2015 Stand 1e suppletoire begroting
2016
2017
2018
2019
2020
Applicatiebeheer
314
4.020
3.930
3.930
3.930
3.930
3.930
Ontwikkelopdrachten
14.587
14.095
14.440
14.025
14.025
14.025
14.025
Infrabeheer
525
5.231
4.000
4.000
4.000
4.000
4.000
Werkplekservices
0
0
2.400
5.800
5.800
5.800
5.800
Overige omzet
0
0
0
0
0
0
0
Generieke eBS
0
0
0
0
0
0
0
Indirect
1.143
4.552
5.230
5.845
5.845
5.845
5.845
Totaal
16.569
27.898
30.000
33.600
33.600
33.600
33.600
DICTU verwacht in 2016 en verder een lichte omzetstijging bij overige departementen. De grootste opdrachtgevers zijn de Rijksdienst voor Identiteitsgegevens (RvIG) van BZK (onder andere de referendumapplicatie RAPP) en de Inspectie van SZW (de ICT-ondersteuning van de bijzondere opsporingsdienst). DICTU gaat vanaf 2016 werkplekservices leveren aan OCW.
Toelichting op de lasten
Personele kosten
De verwachte bezetting voor 2016 is 985 fte waarvan 630 fte eigen personeel en 355 fte externe inhuur. De gemiddelde loonkosten per fte worden voor eigen personeel begroot op € 83.016 en voor externe inhuur op € 138.310.
DICTU heeft een verambtelijkingsdoelstelling opgenomen van 80 fte per jaar voor 2016 en 2017. Dit omdat DICTU veel waarde hecht aan het borgen van ICT-kennis in de eigen organisatie. Dit leidt vanaf 2016 tot een stijging van de kosten van eigen personeel.
Materiële kosten
Onder materiële kosten zijn onder andere begroot: uitbestede werkzaamheden, onderhoud, licenties en aanschaffingen. Tevens zijn onder deze post kosten voor huisvesting aan het Rijksvastgoedbedrijf en de kosten voor (eigen) werkplekken begroot.
In de loop van 2016 gaat DICTU over naar een nieuwe werkplekken. De materiële kosten en de afschrijvingskosten zijn in de begroting nog niet aangepast omdat de effecten hiervan nog niet in voldoende mate bekend zijn.
Toelichting op het saldo baten en lasten
DICTU begroot structureel een positief resultaat van € 0,5 mln. DICTU heeft begin 2015 een aanvulling op het eigen vermogen ontvangen van het moederdepartement van € 1,0 mln, ter aanvulling van het negatief eigen vermogen. Dit bedrag wordt in de jaren 2016 en 2017 in twee tranches terugbetaald. Daarna zal DICTU het positieve resultaat aanwenden om het eigen vermogen aan te sterken, als buffer voor onvoorziene tegenvallers, om de organisatie duurzaam te laten functioneren.
Kasstroomoverzicht over het jaar 2016
Bedragen x € 1.000
2014 Stand Slotwet
2015
Stand 1e suppletoire begroting
2016
2017
2018
2019
2020
1.
Rekening courant RHB 1 januari + deposito rekeningen
478
0
0
0
0
500
1.000
2.
Totaal operationele kasstroom
18.175
14.117
15.300
16.900
16.900
16.800
16.800
-
-/- totaal investeringen
-
-16.312
-
-14.117
-
-25.000
-
-15.000
-
-15.000
-
-15.000
-
-15.000
+/+ totaal boekwaarde desinvesteringen
3.
Totaal investerings kasstroom
- 16.312
- 14.117
- 25.000
- 15.000
- 15.000
- 15.000
- 15.000
-
-/- eenmalige uitkering aan moeder departement
-
-500
-
-500
+/+ eenmalige storting door moeder departement
-
-/- aflossingen op leningen
-
-9.250
-
-14.117
-
-14.800
-
-16.400
-
-16.400
-
-16.300
-
-16.300
+/+ beroep op leenfaciliteit
9.000
14.117
25.000
15.000
15.000
15.000
15.000
4.
Totaal financierings-kasstroom
- 250
0
9.700
- 1.900
- 1.400
- 1.300
- 1.300
5.
Rekening courant RHB 31 december + stand deposito rekeningen (=1+2+3+4)
2.091
0
0
0
500
1.000
1.500
Toelichting
Investeringskasstroom
De hogere investeringskasstroom in 2016 wordt veroorzaakt door investeringen in life cycle management en de Cloud.
Financieringskasstroom
De aflossingen op leningen uit de financieringskasstroom lopen gelijk met de afschrijvingskosten uit de begroting van DICTU. In 2016 en 2017 lost DICTU € 0,5 mln af van de in 2015 van het moederdepartement ontvangen aanvulling op het eigen vermogen. Het beroep op de leenfaciliteit loopt gelijk met de investeringen. De hogere investeringen in life cycle management en de Cloud in 2016 leiden in de volgende jaren tot een verhoging van de afschrijvingskosten en daarmee de aflossingen op leningen.
Overzicht doelmatigheidsindicatoren
Omschrijving
2014 Slotwet
2015 Stand 1e suppletoire begroting
2016
2017
2018
2019
2020
1. Kostprijzen per product (groep)
-
a.Basistarief werkplek (gemiddeld per stuk x €)
2.415
2.520
2.500
2.500
2.500
2.500
2.500
-
b.Aantal Werkplekken
12.332
11.250
11.500
11.500
11.500
11.500
11.500
-
c.Infrastructuur (x € 1.000)
42.399
44.841
42.895
40.915
40.915
40.915
40.915
-
d.Productieve uren
1.468.476 (89%)
88%
1.517.700
(88%)
1.515.300
(88%)
1.514.100
(88%)
1.514.100
(88%)
1.514.100
(88%)
2. Tarieven/uur
-
a.Senior medew. (ontwikkeling)
86
108
111
111
111
111
111
-
b.Medior medew. (bouw)
77
84
86
86
86
86
86
-
c.Junior medew. (test en beheer)
77
84
86
86
86
86
86
3. gem. bezetting FTE-totaal (excl. externe inhuur)
429
533
630
710
750
750
750
4. Saldo baten en lasten
-
-€ 1,0 mln
€ 0
mln
€ 0,5 mln
€ 0,5 mln
€ 0,5 mln
€ 0,5 mln
€ 0,5 mln
Toelichting
De verambtelijkingsdoelstelling van 80 fte per jaar in 2016 en 2017 leidt tot een stijging van de gemiddelde fte-bezetting.
3.4 Dienst Landelijk Gebied (DLG)
Begroting agentschap 2016
Op 1 maart 2015 heeft DLG zijn bedrijfsactiviteiten gestaakt. Het proces om DLG ingaande 1 juli 2015 op te heffen, is in gang gezet. Daartoe is een slotbalans naar de stand van 30 juni 2015 opgesteld. EZ zal de activa en passiva van die balans op 1 juli 2015 overnemen en in de tweede helft van 2015 afwikkelen. Op grond van de Regeling agentschappen is opstellen van een begroting 2016 verplicht, maar vanwege de opheffing van DLG in 2015 is dit een nulbegroting.
Bedragen x € 1.000
2014 Stand Slotwet
2015 Begroting
t/m 1e suppletoire begroting
2016
2017
2018
2019
2020
Baten
Omzet moederdepartement
55.762
8.503
0
Omzet overige departementen
6.421
0
Omzet derden
12.753
1.645
0
Rentebaten
70
0
Vrijval voorzieningen
16.591
0
Bijzondere baten
0
Totaal baten
91.597
10.148
0
Lasten
Apparaatskosten
83.226
21.384
0
Personele kosten
60.059
17.668
0
- waarvan eigen personeel
56.983
9.334
0
- waarvan externe inhuur
3.004
1.091
0
- waarvan overige personele kosten
72
7.243
0
Materiële kosten
23.167
3.716
0
- waarvan apparaat ICT
4
158
0
- waarvan bijdrage aan SSO’s
7.095
2.005
0
- waarvan overige materiële kosten
16.068
1.553
0
Rentelasten
44
0
0
Afschrijvingskosten
2.042
1.546
0
Materieel
1.788
1.521
0
- waarvan apparaat ICT
12
0
Immaterieel
254
25
0
Overige kosten
10.946
0
- dotaties voorzieningen
10.900
0
- bijzondere lasten
46
0
Totaal lasten
96.258
22.930
0
Saldo van baten en lasten
- 4.661
- 12.782
0
Kasstroomoverzicht over het jaar 2016
Bedragen x € 1.000
2014
Stand Slotwet
2015
Begroting
2016
2017
2018
2019
2020
1.
Rekening courant RHB 1 januari + depositorekeningen
41.139
41.487
0
2.
Totaal operationele kasstroom
- 9.632
0
0
-
-/- totaal investeringen
0
+/+ totaal boekwaarde desinvesteringen
377
3.
Totaal investeringskasstroom
377
0
0
-
-/- eenmalige uitkering aan moederdepartement
0
+/+ eenmalige storting door moederdepartement
18.200
0
0
-
-/- aflossingen op leningen
-
-2.547
0
0
+/+ beroep op leenfaciliteit
0
0
0
4.
Totaal financieringskasstroom
15.653
0
0
5.
Rekening courant RHB 31 december + stand depositorekeningen (=1+2+3+4)
47.537
41.487
0
Overzicht doelmatigheidsindicatoren
2014 Slotwet
2015 Vastgestelde begroting
2016
2017
2018
2019
2020
Kostprijzen per product (groep)
Tarieven
Tarieven/uur
€ 110,30
€ 108,50
Index in reële termen t.o.v. 2014 (2014 = 100)
100
99,4
Fte
Fte-totaal (excl. externe inhuur)
763
700
Personeelskosten per fte
71.628
69.000
Verhoudingen direct/ indirect (excl. externe inhuur)
-
76/24
Saldo van baten en lasten
Saldo van baten en lasten (% van totale baten)
-
-5,1%
-
-21,2%
Kwaliteit
Klanttevredenheid
-
-
3.5 Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA)
Begroting agentschap 2016
Bedragen x € 1.000
2014 Stand Slotwet
2015 Begroting
(stand 1e suppletoire begroting 2015)
2016
2017
2018
2019
2020
Baten
Omzet moederdepartement
119.113
135.786
125.425
119.705
117.155
117.382
117.382
Omzet overige departementen
77.481
81.658
78.813
78.798
78.617
78.617
78.617
Omzet derden
93.863
89.210
90.740
90.740
90.990
90.990
90.990
Rentebaten
65
25
50
50
50
50
50
Vrijval voorzieningen
4.226
0
0
0
0
0
0
Bijzondere baten
12.008
7.500
5.200
2.700
200
0
0
Totaal baten
306.756
314.179
300.228
291.993
287.012
287.039
287.039
Lasten
Apparaatskosten
303.408
304.657
285.347
271.173
263.350
260.401
262.863
-
-Personele kosten
192.060
197.055
187.421
176.188
170.282
168.327
169.902
- waarvan eigen personeel
177.556
183.798
174.353
163.903
158.409
156.590
158.055
- waarvan externe inhuur
14.504
13.257
13.068
12.285
11.873
11.737
11.847
-
-waarvan overige personele kosten
0
0
0
0
0
0
0
-
-Materiële kosten
111.348
107.602
97.926
94.985
93.068
92.074
92.961
- waarvan apparaat ICT
0
0
0
0
0
0
0
- waarvan bijdrage aan SSO’s
40.967
38.864
31.218
27.831
24.931
24.931
24.931
- waarvan overige materiële kosten
70.381
68.738
66.708
67.154
68.137
67.143
68.030
Rentelasten
482
541
320
331
434
536
571
Afschrijvingskosten
10.041
11.281
14.230
20.158
22.897
25.771
23.274
-
-Materieel
5.052
6.579
8.029
9.676
11.320
13.239
13.787
- waarvan apparaat ICT
0
0
0
0
0
0
0
-
-Immaterieel
4.989
4.702
6.201
10.482
11.577
12.532
9.487
Overige kosten
407
500
500
500
500
500
500
- dotaties voorzieningen
407
500
500
500
500
500
500
- bijzondere lasten
0
0
0
0
0
0
0
Totaal lasten
314.338
316.979
300.397
292.162
287.181
287.208
287.208
Saldo van baten en lasten
- 7.582
- 2.800
- 169
- 169
- 169
- 169
- 169
Toelichting op de baten
Omzet moederdepartement
De NVWA bewaakt de veiligheid van voedsel, de gezondheid van dieren en planten, het dierenwelzijn en handhaaft de natuurwetgeving. De post omzet moederdepartement ad € 125,4 mln is gerelateerd aan de opbrengsten voortvloeiend uit het opdrachtenpakket dat met het moederdepartement is afgesproken, inclusief de bijdragen voor het Plan van Aanpak7 (PvA), ad € 34,1 mln in 2016. De omzet is inclusief de aanvullende bijdrage van € 1,1 mln voor de uitvoering van de overgenomen PBO-taken (inclusief structurele bijdrage salarissuppletie van overgenomen ex-PBO medewerkers). De totale bijdrage voor de overname van PBO-taken komt hiermee op € 8,7 mln. Daarnaast is rekening gehouden met de versoberingtaakstelling van ruim € 0,2 mln en ontvangen loon- en prijscompensatie van € 0,5 mln. In de omzet moederdepartement zijn voorts bijdragen opgenomen in verband met niet-kostendekkende tarieven voor kleine slagers ad € 0,8 mln, Certificering op Afstand € 0,5 mln en ook voor de handhaving van de Wet natuurbescherming en de Flora & faunawet € 0,2 mln.
In de onderstaande tabel is de verwachte omzet moederdepartement per product opgenomen. Onder de post «Overig» zijn opbrengsten geraamd die niet op basis van een uurtarief in rekening worden gebracht, zoals directe bijdragen voor uitbesteed onderzoek en voor andere kosten.
Omzet moederdepartement
Bedragen x € 1.000
2014 Stand Slotwet
2015 Stand 1e suppletoire begroting
2016
2017
2018
2019
2020
Advies & vertegenwoordiging
6.480
7.259
6.905
6.803
6.710
7.103
7.103
Communicatie
1.157
1.175
1.118
1.101
1.086
1.150
1.150
Incident- & crisismanagement
3.570
3.086
2.935
2.892
2.853
3.020
3.020
Inlichtingen & opsporing
11.036
12.285
11.685
11.514
11.355
12.021
12.021
Kennis & Expertise
3.572
2.507
2.385
2.350
2.317
2.453
2.453
Klantinteractie & dienstverlening
7.160
6.583
6.262
6.170
6.085
6.442
6.442
Laboratoriumonderzoek
3.571
2.977
2.832
2.790
2.752
2.913
2.913
Toezicht
69.430
77.149
73.380
72.308
71.310
75.495
75.495
Overig
13.137
22.764
17.923
13.777
12.687
6.785
6.785
Totaal
119.113
135.786
125.425
119.705
117.155
117.382
117.382
Omzet overige departementen
De NVWA bewaakt de veiligheid van voedsel en consumentenproducten. De omzet overige departementen bestaat uit de bijdrage van VWS en van het Diergezondheidsfonds (DGF). De bijdrage VWS van € 78,3 mln is inclusief het budget van € 10 mln voor het PvA, € 1,3 mln voor de uitvoering van voormalige PBO-taken en € 6,6 mln voor onderzoek bij het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM). Voor de omzet van het DGF is structureel € 0,5 mln begroot.
In de onderstaande tabel is de verwachte omzet overige departementen per product opgenomen. Onder de post «Overig» zijn opbrengsten geraamd die niet op basis van een uurtarief in rekening worden gebracht. Hieronder vallen vooral directe bijdragen voor uitbesteed onderzoek en voor andere kosten.
Omzet overige departementen
Bedragen x € 1.000
2014 Stand Slotwet
2015 Stand 1e suppletoire begroting
2016
2017
2018
2019
2020
Advies & vertegenwoordiging
1.750
2.128
2.109
2.151
2.145
2.187
2.187
Communicatie
484
432
428
437
435
444
444
Incident- & crisismanagement
2.689
1.030
1.025
1.036
1.034
1.045
1.045
Inlichtingen & opsporing
1.205
1.541
1.527
1.558
1.553
1.583
1.583
Kennis & Expertise
4.767
3.499
3.469
3.538
3.529
3.596
3.596
Klantinteractie & dienstverlening
6.340
6.808
6.748
6.883
6.864
6.996
6.996
Laboratoriumonderzoek
11.525
10.824
10.729
10.944
10.914
11.124
11.124
Toezicht
37.834
41.301
40.938
41.755
41.647
42.446
42.446
Overig
10.887
14.095
11.840
10.496
10.496
9.196
9.196
Totaal
77.481
81.658
78.813
78.798
78.617
78.617
78.617
Omzet derden
De omzet derden bestaat uit retributies NVWA, retributies Kwaliteitskeuring Dierlijke Sector (KDS) en overige baten. Het bedrijfsleven betaalt retributies voor de diensten die de NVWA en KDS verrichten, bijvoorbeeld voor toezicht in de vorm van inspecties en keuringen bij import, export en slachthuizen. Uitgaande van een stabiele marktvraag en de tarieven 2015 wordt een omzet geraamd van € 72,2 mln aan retributies NVWA en € 15,6 mln aan retributies KDS.
Naast de retributieopbrengsten realiseert de NVWA ook nog voor € 2,9 mln aan overige baten derden. Deze bestaan voornamelijk uit opbrengsten voor de uitvoering van (inter)nationale projecten.
Rentebaten
Door de lage rentepercentages zijn de rentebaten gering. De rentepercentages worden door het Ministerie van Financiën dagelijks vastgesteld en variëren afhankelijk van de looptijd tussen net onder of boven 0%.
Bijzondere baten
De bijdrage van het moederdepartement in de kosten DICTU van € 5,2 mln is, in lijn met de jaarrekening 2014, opgenomen onder de bijzondere baten.
Toelichting op de lasten
Personele kosten
De verwachte gemiddelde bezetting voor 2016 is 2.331 fte, waarvan 2.237 fte eigen (ambtelijk) personeel. De gemiddelde totale ambtelijke personeelskosten in 2016 zijn € 77.940 per fte.
De inhuur van externen betreft tijdelijke inhuur voor uitvoering van het PvA en externen die productieve werkzaamheden verrichten of worden ingezet voor ondersteuning van het primaire proces.
Materiële kosten
De materiële kosten bestaan uit bijdragen aan Shared Service Organisaties (SSO’s) en overige kosten. Voor SSO’s is € 31,2 mln aan kosten begroot. Dit betreft de bijdrage aan DICTU in het kader van ICT € 21,6 mln en huurkosten voor kantoorpanden en laboratoria aan het Rijks Vastgoed Bedrijf (RVB) € 9,6 mln (inclusief energiekosten). De NVWA heeft geen panden in eigendom.
De overige kosten bestaan uit specifieke kosten € 49,4 mln (waaronder circa € 17,4 mln voor uitbesteed onderzoek, € 15,6 mln KDS, € 6,1 mln practitioners en € 10,3 overige specifieke kosten), huisvestingskosten € 3,0 mln, bureaukosten € 3,5 mln en diverse materiële kosten € 10,8 mln.
Rentelasten
De rentelasten vloeien voort uit rente- en aflossingsdragend vermogen waarvan het rentepercentage varieert tussen de 0,06% en 4,45%.
Afschrijvingskosten
De afschrijvingskosten voor materiële en immateriële activa bedragen respectievelijk € 8,0 en € 6,2 mln. De toename van de materiële afschrijvingskosten wordt veroorzaakt door de uitbreiding van het wagenpark in 2015 als gevolg van het verplicht gestelde gebruik door inspecteurs van een dienstauto. De toename van de immateriële afschrijvingskosten is het gevolg van de investeringen in het kader van het PvA om de ICT-voorziening binnen de NVWA op voldoende niveau te brengen.
De materiële vaste activa worden lineair afgeschreven waarbij de afschrijvingstermijn van de verschillende soorten activa ligt tussen 4 en 10 jaar. De immateriële vaste activa hebben een afschrijvingstermijn van 4 jaar.
Dotaties aan voorzieningen
Dit betreft de dotatie aan de voorziening claims, geschillen en rechtsgedingen.
Saldo van baten en lasten
Op basis van de beschikbare budgetten resulteert een negatief saldo van bijna € 0,2 mln. Dit negatieve resultaat is het gevolg van het doorhuren van het pand in Groningen in plaats van de aanvankelijke geplande afkoop. Deze kosten worden, via het eigen vermogen van de NVWA, gedekt uit middelen die voor afkoop ter beschikking zijn gesteld. Deze middelen zijn toereikend om dit voorziene meerjarige tekort te dekken.
Ten opzichte van de ontwerpbegroting 2015 valt het tekort lager uit omdat voor een ander NVWA-pand een voordeligere aanwending kon worden gerealiseerd.
Kasstroomoverzicht
Bedragen x € 1.000
2014
Stand Slotwet
2015
Stand 1e suppletoire begroting
2016
2017
2018
2019
2020
1.
Rekening courant RHB 1 januari 2014 + depositorekeningen
58.414
60.029
35.346
13.818
21.557
29.815
40.653
2.
Totaal operationele kasstroom
10.370
- 9.945
2.509
19.989
22.728
25.603
23.106
-
-/- totaal investeringen
-
-11.131
-
-28.730
-
-29.305
-
-21.555
-
-22.420
-
-19.544
-
-11.937
+/+ totaal boekwaarde desinvesteringen
1.316
1.600
1.360
3.551
2.140
3.076
3.821
3.
Totaal investeringskasstroom
- 9.815
- 27.130
- 27.945
- 18.004
- 20.280
- 16.468
- 8.116
-
-/- eenmalige uitkering aan moederdepartement
+/+ eenmalige storting door moederdepartement
-
-/- aflossingen op leningen
-
-9.940
-
-11.530
-
-12.447
-
-15.801
-
-16.610
-
-17.841
-
-20.219
+/+ beroep op leenfaciliteit
11.000
23.922
16.355
21.555
22.420
19.544
11.937
4.
Totaal financieringskasstroom
1.060
12.392
3.908
5.754
5.810
1.703
- 8.282
5.
Rekening courant RHB 31 december 2014 + stand depositorekeningen (=1+2+3+4)
60.029
35.346
13.818
21.557
29.815
40.653
47.361
Operationele kasstroom
De operationele kasstroom 2016 van € 2,5 mln bestaat uit de som van het saldo van baten en lasten ad - € 0,2 mln, de afschrijvingskosten ad € 14,2 mln, uitgaven ten laste van de voorziening leegstand gebouwen ad - € 11,5 mln.
Investeringskasstroom
Materiële activa
Naast geringe uitbreiding van het aantal dienstauto’s, als gevolg van het PvA, is voor vervanging van de dienstauto’s een investeringsbedrag nodig van € 4,1 mln. De restwaarden van de ingeleverde dienstauto’s geven de bedragen van de desinvesteringen weer. De investeringen in laboratoriumapparatuur bedragen € 2,7 mln en de investeringen in aanpassingen van gebouwen, laboratorium- en kantoorinventaris en controleapparatuur € 1,5 mln.
Immateriële activa
De NVWA is in 2014 gestart met het uitbouwen van de kennis en vaardigheden en het implementeren van de onderliggende processen en de informatiearchitectuur (programma «Blik op 2017»). Hiermee samenhangend is in 2016 een aanzienlijke investering in ICT begroot van € 21,0 mln die voor een belangrijk deel voortvloeit uit het PvA.
Financieringskasstroom
De financieringskasstroom geeft het saldo weer van de benodigde leningen en de aflossing op de lopende leningen. Van de ruim € 29 mln aan investeringen in 2016 wordt bijna € 16 mln gefinancierd uit leningen en circa € 13 mln uit eigen middelen.
Overzicht doelmatigheidsindicatoren
Bedragen x € 1.000
2014 Slotwet
2015
Stand 1e suppletoire begroting
2016
2017
2018
2019
2020
Gemiddelde kostprijs (€/uur)
95,6
96,32
98,06
98,06
98,06
98,06
98,06
Tarieven
Index 2012 = € 94,07 = 100
101,62
102,39
104,25
104,25
104,25
104,25
104,25
Omzet per productgroep (x mln)
Advies en Vertegenwoordiging
8,5
9,8
9,5
9,4
9,3
9,8
9,8
Communicatie
1,6
1,6
1,5
1,5
1,5
1,6
1,6
Incident en crisismanagement
6,3
4,1
4,0
3,9
3,9
4,1
4,1
Inlichtingen en opsporing
12,2
13,8
13,2
13,1
12,9
13,6
13,6
Kennis en expertise
9,1
7,1
7,0
7,0
7,0
7,2
7,2
Klantinteractie en dienstverlening
22
24,4
24,3
24,3
24,3
24,8
24,8
Laboratoriumonderzoek
20,7
20,0
19,8
20,0
19,9
20,3
20,3
Toezicht
168,4
188,2
185,2
184,9
184,0
189,0
189,0
FTE
Aantal FTE (excl. externe inhuur)
2.229
2.303
2.237
2.103
2.033
2.009
2.028
Verhouding FTE direct/indirect (excl externe inhuur)
1.842/387
1.849/454
1760/477
1645/446
1590/431
1572/426
1586/430
Personeelskosten per fte
74.217
73.755
72.374
72.374
72.374
72.374
72.374
Saldo van baten en lasten
Saldo van baten en lasten als % van de totale baten
-
-2,47%
-
-0,89%
-
-0,06%
-
-0,06%
-
-0,06%
-
-0,06%
-
-0,06%
Kwaliteit
Afhandelsnelheid informatieverzoeken, klachten en meldingen
71%
95%
95%
95%
95%
95%
95%
Tijdig betaalde facturen (< 30 dagen).
n.v.t.
90%
95%
95%
95%
95%
95%
Toelichting
De NVWA wil snel blijven reageren naar aanleiding van verzoeken, klachten en meldingen en wil 95% binnen de behandeltermijn van 6 weken afhandelen.
Het is van belang dat de overheid facturen op tijd betaalt. De NVWA streeft ernaar dat minimaal 95% van de facturen binnen een periode van 30 dagen wordt betaald.
3.6 Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO.nl)
Begroting agentschap 2016
Bedragen x € 1.000
2014 Stand Slotwet
2015 Stand 1e suppletoire begroting
2016
2017
2018
2019
2020
Baten
Omzet moederdepartement
303.448
327.389
293.045
276.675
263.341
263.341
263.341
Omzet overige departementen
83.206
104.616
110.126
108.626
108.626
108.626
108.626
Omzet derden
15.639
43.566
42.269
27.369
27.369
27.369
27.369
Rentebaten
184
10
10
10
10
10
10
Vrijval voorzieningen
8.714
0
0
0
0
0
0
Bijzondere baten
0
0
0
0
0
0
0
Totaal baten
411.191
475.581
445.450
412.680
399.346
399.346
399.346
Lasten
Apparaatskosten
395.615
459.170
432.347
399.991
387.318
387.328
387.328
Personele kosten
259.455
260.866
244.988
227.380
219.972
219.982
219.982
- waarvan eigen personeel
177.726
206.268
204.247
194.035
188.214
188.214
188.214
- waarvan externe inhuur
65.938
42.936
35.545
22.325
21.155
21.155
21.155
- waarvan overige personele kosten
15.791
11.662
5.196
11.020
10.603
10.613
10.613
Materiële kosten
136.160
198.304
187.359
172.611
167.346
167.346
167.346
- waarvan apparaat ICT
0
0
0
0
0
0
0
- waarvan bijdrage aan SSO’s
82.192
81.000
83.111
76.568
74.094
74.094
74.094
- waarvan overige materiële kosten
53.968
117.304
104.248
96.043
93.252
93.252
93.252
Rentelasten
193
115
66
28
2
0
0
Afschrijvingskosten
11.060
16.295
13.037
12.661
12.026
12.018
12.018
-
-Materieel
1.843
2.564
2.461
2.360
2.348
2.340
2.340
- waarvan apparaat ICT
-
-Immaterieel
9.217
13.731
10.576
10.301
9.678
9.678
9.678
Overige kosten
281
0
0
0
0
0
0
-
-dotaties voorzieningen
281
0
0
0
0
0
0
-
-bijzondere lasten
0
0
0
0
0
0
0
Totaal lasten
407.149
475.581
445.450
412.680
399.346
399.346
399.346
Saldo van baten en lasten
4.042
0
0
0
0
0
0
Toelichting op de baten
Omzet moederdepartement
Beleidsterreinen Bedragen x € 1.000
2014
Stand Slotwet
2015 Stand 1e suppletoire begroting
2016
2017
2018
2019
2020
Agro & Natuur
152.395
189.314
162.471
150.786
149.016
149.016
149.016
Bedrijfsleven & Innovatie
92.954
93.304
84.876
81.546
76.181
76.181
76.181
Energie, telecom & Mededinging
40.001
38.438
39.411
39.298
33.099
33.099
33.099
Overig
18.098
6.333
6.287
5.045
5.045
5.045
5.045
Totaal
303.448
327.389
293.045
276.675
263.341
263.341
263.341
Agro & Natuur
RVO.nl is onder andere belast met de uitvoering van de Europese Landbouwsubsidies en Mestwetgeving. In 2015 is het werkpakket uitgebreid met taken van de Productschappen en van voormalig DLG. Voor 2016 krimpt de reguliere opdracht met ongeveer € 5,5 mln ten opzichte van 2015 als gevolg van de taakstelling Rutte II. Daarnaast is in de begrotingsstand 2015 € 17 mln voor de Subsidieregeling Natuur en Landschap (SNL) verwerkt, die ook is opgenomen onder omzet derden. Dit zal worden hersteld bij Najaarsnota 2015.
Bedrijfsleven & Innovatie
RVO.nl is belast met taken ter stimulering van innovatie zoals S&O-afdrachtvermindering (WBSO), kennisbescherming- en benutting en het Innovatiefonds Midden- en Kleinbedrijf (MKB+). Daarnaast wordt samenwerking bevorderd binnen de driehoek van bedrijfsleven, kennisinstellingen en overheid, met name binnen de negen topsectoren. De daling van het opdrachtenpakket houdt verband met onder meer de lagere omzet Special envoy voor start-ups. Daarnaast was in 2015 nog sprake van eenmalige investeringen NL Octrooicentrum. Ook daalt de opdracht als gevolg van de Rutte II taakstelling (€ 2,1 mln), die wordt ingevuld door een korting op Communicatie, Beleidsinformatie, Antwoord voor Bedrijven, Liaisonofficers, Biobased Economy, GreenDeals, Eureka/Eurostars, H2020 en WBSO.
Energie, Telecom & Mededinging
Het werkpakket voor Energie, Telecom & Mededinging (ETM) kent zes thema’s: Duurzame energieproductie, Energiebesparing, Energie-innovatie, Energiemarkt en Infrastructuur, Internationaal en Telecom en Mededinging.
Omzet overige departementen
Bedragen x € 1.000
2014 Stand Slotwet
2015 Stand 1e suppletoire begroting 2015
2016
2017
2018
2019
2020
BZ
55.696
83.233
82.400
80.900
80.900
80.900
80.900
BZK
12.858
8.000
12.100
12.100
12.100
12.100
12.100
I&M
10.120
8.677
11.000
11.000
11.000
11.000
11.000
OCW
2.643
2.924
2.850
2.850
2.850
2.850
2.850
V&J
481
1.402
375
375
375
375
375
SZW
385
380
1.401
1.401
1.401
1.401
1.401
VWS
302
0
0
0
0
0
0
Overige
721
0
0
0
0
0
0
Totaal
83.206
104.616
110.126
108.626
108.626
108.626
108.626
Ministerie van BZ
RVO.nl voert activiteiten uit op de beleidsterreinen van de Minister van Buitenlandse Zaken (BZ) en de Minister van Buitenlandse Handel & Ontwikkelingssamenwerking. De expertise en inzet van RVO.nl is vooral toegespitst op Duurzame handel en investering en Duurzame ontwikkeling, voedselzekerheid en water. BZ zet voor duurzame handel en investeringen in op synergie tussen handel en ontwikkelingssamenwerking. Het omvat de versterking van internationale handelssystemen, de Nederlandse handelspositie, het stimuleren van duurzame economische ontwikkeling - waaronder private sectorontwikkeling en verbetering van het lokale investeringsklimaat - in ontwikkelingslanden en het Dutch Good Growth Fund. Met uitzondering van de versterking van internationale handelssystemen zien we al deze pijlers in het opdrachtenpakket terug. BZ zet voor duurzame ontwikkeling, voedselzekerheid en water in op een toename van voedselzekerheid en op verbeterd waterbeheer, drinkwater en sanitatie. Daarnaast onder duurzame ontwikkeling op duurzaam gebruik van natuurlijke hulpbronnen, het tegengaan van klimaatverandering en het vergroten van de weerbaarheid van de bevolking tegen onafwendbare klimaatverandering. De omvang van de opdracht van BZ stijgt ten opzichte van Slotwet 2014 door de overgedragen opdracht van haar agentschap (CBI) aan RVO.nl.
Ministerie van BZK
De opdracht van BZK betreft onder meer de implementatie van de herziene Europese richtlijn energieprestatie gebouwen EPBD (Energy Performance of Buildings Directive; waaronder het energielabel voor woonconsumenten), de implementatie van het SER-akkoord voor het onderdeel «gebouwde omgeving», het begeleiden van expertteams op het gebied van kantorentransformatie, particulier opdrachtgeverschap en de uitvoering van het programma bevolkingsdaling.
Ministerie van I&M
Het opdrachtenpakket is gebundeld rondom vier hoofddoelen van het I&M: klimaat en energie, circulaire economie, water en mobiliteit. Het werkpakket bestaat uit opdrachten die gerelateerd zijn aan de Groene Groei brief, het programma Van Afval naar Grondstof, de Klimaatagenda en het Nationaal Energie Akkoord. Het I&M-opdrachtenpakket heeft veel synergie met aanpalende opdrachten van andere opdrachtgevers als EZ, BZK en BZ bijvoorbeeld op het vlak van energie en klimaat, biobased waar in de uitvoering ook de verbinding over de departementen heen wordt gelegd.
Omzet derden
Bedragen x € 1.000
2015 Begroting (stand 1e suppletoire begroting 2015)
2016
2017
2018
2019
2020
EU
2.476
3.234
3.234
3.234
3.234
3.234
Leges dierenregistraties
6.000
6.000
6.000
6.000
6.000
6.000
Leges Overige regelingen AGRO
1.900
2.900
2.900
2.900
2.900
2.900
Leges Mest
1.600
600
600
600
600
600
Vergunningen
423
423
423
423
423
423
Provincies
29.100
27.000
12.100
12.100
12.100
12.100
Overig
2.066
2.112
2.112
2.112
2.112
2.112
Totaal
43.566
42.269
27.369
27.369
27.369
27.369
De omzet derden heeft betrekking op opdrachten voor de Europese Unie, een bijdrage van derden in de uitvoeringskosten die in opdracht van het moederdepartement plaatsvinden (bijvoorbeeld heffingen en retributies) en diverse overige opdrachtgevers. De begroting 2016 is in lijn met de begroting 2015.
Rentebaten
Gelet op de huidige en verwachte rentepercentages voor deposito’s blijven de rentebaten beperkt tot € 0,01 mln.
Toelichting op de lasten
Personele kosten
De personele kosten dalen in 2016 ten opzichte van 2015 met € 8,9 mln door een verminderd opdrachtenpakket. De personele kosten bewegen mee met de ontwikkelingen in het opdrachtenpakket. Door de verschillende invaringen is het aantal ambtenaren minder hard gedaald dan verwacht. Er is sprake van een daling van de flexibele schil van inhuurkrachten.
De verwachte bezetting voor 2016 is 3.236 fte, waarvan 2.730 fte ambtelijk personeel en 506 fte externe inhuur. De gemiddelde loonkosten per fte over 2016 worden geraamd op € 75.000 voor ambtelijk personeel en € 70.000 voor inhuurkrachten.
Materiële kosten
De totale materiele kosten dalen in 2016, als gevolg van de daling van het opdrachtenpakket, ten opzichte van 2015 met € 9,2 mln. De materiële kosten zijn onder te verdelen in directe en indirecte materiële kosten.
Directe materiële kosten zijn kosten die direct verband houden met de uitvoering van opdrachten. Vooral de directe materiele kosten bewegen mee met de ontwikkelingen in het opdrachtenpakket. Hiertoe behoren onder andere kosten ten behoeve van de exploitatie van de Netherlands Business Support Offices, de buitenkantoren van de Foreign Investment Agency (NFIA) en Technisch Wetenschappelijke Attaché (TWA) en kosten voor de uit te voeren regelingen. In 2016 worden de directe materiële kosten op € 100 mln geraamd.
Indirecte materiële kosten zijn kosten die niet direct verband houden met een opdracht. In 2015 worden de indirecte materiële kosten geraamd op € 87 mln. Deze kosten bestaan voornamelijk uit kosten voor producten en diensten van de Shared Service Organisaties (SSO’s) DICTU (€ 58 mln) en Rijksvastgoedbedrijf (€ 24 mln).
Rentelasten
Het bedrag aan opgenomen rentelasten betreft rente op de leningen bij het Ministerie van Financiën. De terugloop in de rentelasten wordt veroorzaakt door een beperkter beroep op de leenfaciliteit. Daarnaast is er sprake van een lage rentestand.
Kasstroomoverzicht over het jaar 2016
Bedragen x € 1.000
2014 stand slotwet
2015 Stand 1e suppletoire begroting 2015
2016
2017
2018
2019
2020
1
Rekening courant RHB 1 januari + depositorekeningen
111.264
90.305
78.400
69.487
64.125
58.140
52.177
2
Totaal operationele kasstroom
7.494
5.295
3.037
4.661
4.025
4.017
4.017
-
-/- totaal investeringen
-
-18.900
-
-9.950
-
-9.950
-
-9.950
-
-9.950
-
-9.950
-
-9.950
+/+ totaal boekwaarde desinvesteringen
-
-382
0
0
0
0
0
0
Totaal waardeverminderingen
27
3
Totaal investeringskasstroom
- 19.255
- 9.950
- 9.950
- 9.950
- 9.950
- 9.950
- 9.950
-
-/- eenmalige uitkering aan moederdepartement
0
-
-4.356
0
0
0
0
0
+/+ eenmalige storting door moederdepartement
0
0
0
0
0
0
0
-
-/- aflossing op leningen
-
-2.966
-
-2.894
-
-2.000
-
-73
-
-60
-
-30
0
+/+ beroep op leenfaciliteit
0
0
0
0
0
0
0
4
Totaal financieringskasstroom
- 2.966
- 7.250
- 2.000
- 73
- 60
- 30
0
5
Rekening courant RHB 31 december + stand depositorekeningen
(=1+2+3+4)
96.537
78.400
69.487
64.125
58.140
52.177
46.244
Toelichting
Operationele kasstroom
De operationele kasstroom bestaat uit het geraamde saldo van baten en lasten, gecorrigeerd voor afschrijvingen en mutaties in voorzieningen en het werkkapitaal.
Investeringskasstroom
De voor 2016 geraamde investeringen (€ 10,0 mln) bestaan uit investeringen in ICT-systemen ten behoeve van de uitvoering van regelingen (€ 9,5 mln) en vervangingsinvesteringen in installaties en inrichtingen (€ 0,5 mln).
Overzicht doelmatigheidsindicatoren
Bedragen x € 1.000
2014 Slotwet
2015 Begroting
2016
2017
2018
2019
2020
Inputindicatoren
Kernindicatoren
Verhouding direct/indirect personeel
81,2%
85%
85%
85%
85%
85%
85%
Outputindicatoren
Kernindicatoren
Tariefindex in reële termen
101,1
100
100
100
100
100
100
Totaal aantal ambtelijk fte werkzaam exclusief externe inhuur
2.611
2.539
2.675
2.675
2.675
2.675
2.675
Saldo baten en lasten als percentage van totale baten
0,70%
0%
0%
0%
0%
0%
0%
Kwaliteitsindicatoren
Kernindicatoren
Klanttevredenheid
7,3
7,3
7,3
7,3
7,3
7,3
7,3
Gehonoreerde bezwaarschriften
30%
25%
25%
25%
25%
25%
25%
-
4.BEGROTING DIERGEZONDHEIDSFONDS
Doel van het Diergezondheidsfonds
Het fonds heeft als doel het betalen van kosten in verband met de bestrijding, bewaking en preventie van, en onderzoek naar besmettelijke dierziekten, zoönosen en ziekteverschijnselen in brede zin.
Uitbraken van dierziekten hebben een grote impact op de Nederlandse samenleving als geheel en op de agrarische sector, inclusief de aanverwante verwerkende voedselindustrie in het bijzonder. Voor dergelijke potentieel snel om zich heen grijpende dierziekten gelden speciale bestrijdings- en preventieregimes die grotendeels hun wortels kennen in Europese regelgeving. Voor veel van deze dierziekten bevat de Europese regelgeving een plicht tot bestrijding. Daarnaast kan sprake zijn van verplichtingen tot preventieve maatregelen zoals onderzoek naar de aan- of afwezigheid van een dierziekte via het monitoren van (een selectie van) ogenschijnlijk gezonde dieren.
Het Diergezondheidsfonds is een begrotingsfonds dat tot 1 januari 2015 onder andere werd gevuld met de opbrengst van heffingen die door het Productschap Zuivel, het Productschap Vee en Vlees en het Productschap Pluimvee en Eieren werden opgelegd. Vanwege de opheffing van de productschappen is de voeding van het Diergezondsheidsfonds vanaf 2015 voor wat betreft het sectoraandeel nader geregeld. De Gezondheids- en welzijnswet voor dieren (Hoofdstuk VIII Gwwd, artikel 95b, onderdelen a tot en met d,) geeft de mogelijkheid een heffing in te stellen voor het houden van dieren. Hiervan is gebruik gemaakt, waarbij is aangesloten bij de heffingsystematiek zoals deze door de productschappen werd gehanteerd. De inkomsten van de heffingen worden in het fonds gestort. Hiermee worden vanaf 2015 de ontvangsten van het fonds gevormd door jaarlijkse bijdragen vanuit de begroting van EZ, de heffingen op grond van de Gwwd en de middelen die de Europese Unie ter beschikking stelt in verband met het weren en bestrijden van besmettelijke dierziekten.
Uit de bijdragen van de sectoren worden vanaf 2016 crisisreserves gevormd ter grootte van 20% van de begrote bestrijdingskosten per sector in de convenantsperiode met als doel om de bestrijdingskosten direct te kunnen betalen nadat deze zijn ontstaan.
Het beleid dat aan de basis ligt van de inzet van het DGF is weergegeven in beleidsartikel 16 van de EZ-begroting. Relevante prestatie-indicatoren en kengetallen zijn derhalve daar ondergebracht. De kosten voor inzet van de crisisorganisatie worden eveneens op beleidsartikel 16 begroot en verantwoord.
De begroting van het DGF bevat sinds 2015 ook de kosten van het voorkomen en bestrijden van dierziekten waarvoor de bestrijding en de financiering door EZ zijn overgenomen van de productschappen, waaronder de Ziekte van Aujeszky, Salmonella (Se en St), Leukose en Mycoplasma. De totale begroting van het DGF valt daardoor substantieel hoger uit dan in voorgaande jaren.
4.1 Beleidsartikel 1 Bewaking en bestrijding van dierziekten en voorkomen en verminderen van welzijnsproblemen
Algemene doelstelling
Bewaking en bestrijding van bepaalde dierziekten en het voorkomen en verminderen van welzijnsproblemen.
Rol en verantwoordelijkheid
De Minister van EZ is verantwoordelijk voor:
-
-
-
-Het bestrijden van dierziekten die op basis van wetgeving verplicht moeten worden bestreden en indirect verantwoordelijk voor welzijnsaspecten bij de bestrijding.
-
-
-
-
-Het tijdig signaleren en afhandelen van verdenkingen en besmettingen door onderzoek en monitoring/bewaking van bepaalde dierziekten (bijvoorbeeld scrapie, blauwtong, brucella melitensis, klassieke en Afrikaanse varkens pest, MKZ, AI, Ziekte van Aujeszky, salmonella en Mycoplasma en BSE).
-
-
-
-
-Effectieve en doelmatige crisisorganisatie bij dierziektenuitbraken.
-
Telkens na een uitbraak van een besmettelijke dierziekte vindt een evaluatie plaats op alle onderdelen van bestrijdingsmaatregelen, welzijnsmaatregelen en crisisorganisatie.
Beleidswijzigingen
Beleidswijzigingen op het terrein van het diergezondheid worden opgenomen onder artikel 16 «Concurrerende, duurzame, veilige, agro-,visserij- en voedselketens» van de EZ-begroting.
Budgettaire gevolgen van beleid
Bedragen x € 1.000
2014
2015
2016
2017
2018
2019
2020
01 Bewaking en bestrijding van dierziekten en voorkomen en verminderen van welzijnsproblemen
Verplichtingen
13.751
42.824
30.620
30.620
30.620
30.620
30.620
Uitgaven
13.751
42.824
30.620
30.620
30.620
30.620
30.620
waarvan juridisch verplicht
63%
Beginsaldo
9.294
19.064
Programma-uitgaven
13.751
42.824
30.620
30.620
30.620
30.620
30.620
Opdrachten
13.751
42.824
30.620
30.620
30.620
30.620
30.620
-
1.Bewaking van dierziekten
4.531
9.307
17.707
17.707
17.707
17.657
17.657
-
2.Bestrijding van dierziekten
9.147
33.517
12.553
12.553
12.553
12.603
12.603
-
3.Voorkomen en verminderen van welzijnsproblemen
-
-
-
-
-
-
-
4.Overig
73
-
360
360
360
360
360
Ontvangsten
23.521
42.824
30.620
30.620
30.620
30.620
30.620
Eindsaldo
19.064
Specificatie ontvangsten:
Ontvangsten van EZ1
10.486
10.486
10.486
10.486
10.486
Ontvangsten van EU m.b.t. salmonella bewaking en bestrijding
2.750
2.750
2.750
2.750
2.750
Ontvangsten van sector
(bewaking)2
9.799
9.799
9.799
9.799
9.799
Ontvangsten van sector
(bestrijding)2
7.585
7.585
7.585
7.585
7.585
Noot 1
Dekking uit artikel 16,onderdeel «bijdrage aan andere begrotingshoofdstukken» (in 2016 € 4,040 mln), het restant uit andere instrumenten van artikel 16.
Noot 2
De ontvangsten van sector uit de heffingen en / of sectorreserves moeten op basis van het in het voorjaar van 2015 afgesloten convenant de komende periode worden uitgewerkt in wet- en regelgeving. Mede op basis hiervan kunnen de komende jaren nog verschuivingen optreden in de financiering door EZ en sector.
Budgetflexibiliteit
Er is sprake van doorlopende contracten met bedrijven om bewakingsprogramma’s uit te voeren en/of om beschikbaar te zijn voor dienstverlening tijdens crises, waardoor uitgaven voor ruwweg 63% juridisch verplicht zijn. De resterende 37% is op basis van het convenant aan bestuurlijke afspraken gebonden en betreft de jaarlijks terugkerende bestrijdingskosten, de subsidie basismonitoring, die EZ al jaren verleent en waarover met sectoren afspraken zijn gemaakt over continuering van hun bijdragen (en die van EZ) via het DGF en de sectorbijdragen aan de Stichting Diergeneesmiddelen Autoriteit (SDa).
Financiering DGF
De middelen ter financiering van de uitgaven van het DGF zijn afkomstig van het Rijk, van het bedrijfsleven (middels een heffing of uit sectorreserves) en van de Europese Unie. De bijdrage van het Rijk wordt geraamd en verantwoord in het beleidsartikel 16 van de EZ-begroting. De afspraken over de bijdrage van het bedrijfsleven aan het DGF zijn vastgelegd in het op 30 april 2015 ondertekende vierde «Convenant financiering bestrijding besmettelijke dierziekten 2015-2019» tussen EZ en de sectorpartijen vereniging ZuivelNL, stichting Brancheorganisatie Kalversector, stichting AVINED, Producentenorganisatie Varkenshouderij, LTO Nederland (vakgroepen Schapenhouderij, Melkgeitenhouderij en Vleesveehouderij) en het Platform Kleinschalige Schapen- en Geitenhouders (TK, 29 683, nr. 198).
Het vorige convenant tussen de overheid en de productschappen voor de veehouderijsectoren rund, varken, schapen en geiten en pluimvee eindigde tegelijk met het opheffen van de productschappen per 31 december 2014. Soortgelijke convenanten hebben sinds het jaar 2000 voorzien in de afspraken over de medefinanciering door de sectoren aan de verplichte, door EZ uitgevoerde, dierziektebestrijding. Om vanaf 1 januari 2015 de afspraken rondom de financiering van de dierziektenbestrijding in te vullen zijn de veterinair inhoudelijke en financiële wensen met de sector afgestemd. Tevens is er een nieuwe heffingsgrondslag gekozen na het wegvallen van de PBO-heffing: een heffing van EZ op basis van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren. De inkomsten uit de heffing worden geraamd op het ontvangstenartikel DGF
Het convenant werkt terug tot en met 1 januari 2015 om de continuïteit van de afspraken te waarborgen. Nieuw in dit convenant is dat er nu ook afspraken gemaakt zijn over de financiering van overgenomen PBO-taken, zoals de basismonitoring, de kosten voor de Stichting Diergeneesmiddelen Autoriteit en kosten voor de preventie en bestrijding van Salmonella Se/St, Mycoplasma Gallisepticum, Ziekte van Aujeszky, Leukose en voor de monitoring van Aviaire Influenza en Newcastle Disease.
Het convenant beschrijft wie (sector en/of overheid) voor welke kosten aan de lat staat en bepaalt hoeveel de deelsectoren maximaal zelf moeten betalen (de plafondbedragen).
De nieuwe plafondbedragen voor de periode 2015 tot en met 2019 zijn vastgesteld op:
(* € 1.000). De bedragen worden jaarlijks geïndexeerd aan de hand van de omvang van de veestapel en het consumentenprijsindexcijfer alle huishoudens (art. 7 convenant).
Sector
Plafond
Toelichting
Runderen (melkkoeien, vleeskalveren en vleesvee)
23.540
Varkens
53.447
waarvan 30.000 voor AVP en SVD
Pluimvee
47.138
waarvan 2.113 voor NCD
Schapen en geiten
5.074
In het convenant is verder bepaald dat met ingang van 2016 in de begroting van het Diergezondheidsfonds crisisreserves worden gevormd en in stand gehouden uit de bijdragen van de sectoren ter grootte van 20% van de begrote bestrijdingskosten per sector in de convenantsperiode. De reserves zijn bedoeld om in geval van een crisis direct de bestrijdingskosten te kunnen betalen. Echter de begrote ontvangsten voorzien nog niet in een component «opbouw reserves»; deze zal bij een eerstvolgende tariefswijziging worden meegenomen.
De opbrengsten uit de diergezondheidsheffing worden aangewend voor die sectoren waarvan de middelen afkomstig zijn. In de administratie van inkomsten en uitgaven van het fonds worden daartoe per diersoort de daaraan gerelateerde inkomsten en uitgaven geadministreerd.
Toelichting op de instrumenten
1. Bewaking van dierziekten
Het signaleren van (mogelijke) dierziekten vindt plaats door houders van dieren, dierenartsen en/of medewerkers van laboratoria/onderzoeksinstellingen, hetzij op basis van klinische verschijnselen dan wel op basis van de uitkomsten van laboratoriumonderzoek. In het geval deze verschijnselen kunnen wijzen op een aangifteplichtige ziekte, dient dit onmiddellijk bij de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) te worden gemeld. Naast de meldplicht worden in opdracht van EZ bewakings- en monitoringsprogramma’s uitgevoerd die deels door de Europese Unie (EU) verplicht zijn gesteld ter behoud van de dierziektevrij-status. Door bewakingsonderzoeken uit te voeren wordt het risico dat een ziekte niet of niet tijdig wordt opgemerkt gereduceerd. Bewakingsprogramma’s ondersteunen tevens de preventie van de betreffende dierziekten.
Streefwaarden
-
-
-
-Behoud van de huidige, officieel door de EU en door de Wereldorganisatie voor diergezondheid (OIE) verleende, status vrij te zijn van een aantal dierziekten.
-
Beleidsinstrumenten
De EU en de OIE verlenen onder bepaalde voorwaarden aan lidstaten officiële erkenningen voor het vrij zijn van besmettelijke dierziekten. Deze door de EU erkende statussen «vrij van dierziekten» worden bewaakt op basis van meldingen van actuele uitbraken en voor bepaalde dierziekten door het periodiek uitvoeren van bewakingsprogramma’s. Lidstaten en bij de OIE aangesloten landen zijn verplicht om uitbraken van ziekten direct te melden aan de OIE en EU.
Om de door de EU en de OIE verleende erkenningen «vrij van dierziekten» dan wel «verwaarloosbaar risico» te behouden worden bewakingsprogramma’s voor de volgende zes dierziekten uitgevoerd: Brucella melitensis, Brucellose, Blauwtong, BSE, Ziekte van Aujeszky en Aviaire Influenza (AI).
Naast deze officiële vrijstatus zijn er andere redenen voor het uitvoeren van monitoringprogramma’s, bijvoorbeeld de volksgezondheid of nationale diergezondheidsbelangen. Zo is voor Nederland de monitoring op Q-koorts, Mycoplasma gallisepticum en Salmonella St/Se belangrijk. In 2015 worden deze monitoringsprogramma’s voortgezet.
Voor een snelle opsporing van dierziekten is de overheid in sterke mate afhankelijk van de opmerkzaamheid van veehouder en dierenarts en van hun bereidheid een verdenking te melden. In aanvulling op de monitoringsprogramma’s worden daarom zogenaamde «early warning»-programma’s uitgevoerd voor AI en KVP. Deze bieden de mogelijkheid om bij een eventuele verdenking van een infectie (een) monster(s) op te sturen voor uitsluitingsdiagnostiek.
Prestatiegegevens
Bewaking van dierziekten
Bedrijven
(aantallen)
Dieren
(aantallen)
Uitgaven
(x € 1.000,-)
Basismonitoring
3.800
Brucella (schaap, geit)
1.500
14.000
400
Blauwtong (rund, schaap, geit)
291
387
100
BSE rund, bij destructor en bij noodslachting
48.000
1.950
TSE schaap/geit, bij destructor1
3.000
40
KVP (varkens)
-
-Veehouderij (early warning)
540
-
-Veehouderij (tonsillen)
4.600
300
-
-Wilde zwijnen
500
150
AI
Bedrijfsmatig pluimvee: early warning
1.400
-
-Insturen monsters (swabs)
1.500
100
-
-Melding afwijkende verschijnselen (bij GD)
1.200
-
-Bedrijfsmatig pluimvee: monitoring serologische testen
2.700
170.000
850
Wilde vogels:
-
-Monitoring levende wilde vogels
5.000
-
-Monitoring dode vogels
500
105
Q-koorts (melkmonsters)
380
915
Subtotaal
7.860
Overgenomen Productschapstaken
Basismonitoring2
4.600
Leukose
26.000
450
Ziekte van Aujeszky (varken)
40
Salmonella Se St (pluimvee)
-
-Bewaking en preventie3
9.358
484
-
-verificatieonderzoek VB
58
36
-
-verificatieonderzoek Leg
26
121
-
-vaccinatie
2.000 koppels leg en 693 koppels vermeerdering
4.0004
Mycoplasma
116
Subtotaal
9.847
Totaal bewaking van dierziekten
17.707
Begrote sectorbijdrage
Rund (inclusief leukose monitoring)
3.539
Varken (inclusief ziekte van Aujeszky)
1.429
Schapen en geiten
1.134
Pluimvee (inclusief Salmonella Se St en mycoplasma)
3.697
Bron: Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (BSE en TSE), Erasmus MC (onderzoek levende wilde vogels), SOVON en CVI (onderzoek dode wilde vogels), Nederlandse Schapen- en Geitenfokkers Organisatie (Brucella) en Gezondheidsdienst voor Dieren (overig).
Noot 1
In 2013 is het monitoringsprogramma voor TSE bij schapen en geiten aangepast, omdat door de gedaalde omvang van het schapen- en geitenbestand conform EU-wetgeving volstaan kan worden met een kleiner aantal monsters. Hiermee is in de begroting rekening gehouden
Noot 2
Betreft 50% sectoraandeel plus de BTW.
Noot 3
Verwachting 2016: vleeskuikens 85 detectie en 5 serotypering; kalkoenen 6 detectie en 2 serotypering, Vermeerdering 5.600 detectie en 60 serotypering; leg 3.500 detectie en 100 serotypering. Totaal 9.358 monsters die genomen worden.
Noot 4
50% Cofinanciering door EU en 50% door sector.
De aantallen bedrijven en dieren in bovenstaande tabel zijn indicatief en gebaseerd op realisatiecijfers in voorgaande jaren en een inschatting van de ontwikkelingen.
De Europese cofinanciering voor de uitvoering van BSE- en TSE-tests wordt afgebouwd van 100% in 2015 naar de reguliere 50% in 2017 (2016: 75%). EZ en sector zullen de lagere Europese vergoeding ieder voor de helft compenseren door hogere bijdragen.
2. Bestrijding van dierziekten
Onder de bestrijding van dierziekten vallen:
-
-
-
-Onderzoek naar verschijnselen die kunnen duiden op een aangifteplichtige dierziekte na een melding door een (vee)houder en/of door een dierenarts;
-
-
-
-
-Onderzoek van verdachte dieren;
-
-
-
-
-Treffen van voorzieningen om onmiddellijk te kunnen bestrijden;
-
-
-
-
-Bestrijding van besmettelijke dierziekten zoals Q-koorts, tuberculose, brucellose en leukose;
-
-
-
-
-Bestrijding van zeer besmettelijke dierziekten zoals AI, MKZ en KVP.
-
Als veehouders verschijnselen signaleren bij hun dieren die kunnen duiden op een aangifteplichtige dierziekte, is melding daarvan verplicht. Het onderzoeken van deze meldingen is een belangrijke structurele taak van de NVWA. Naast dit structureel onderzoeken van verschijnselen bij dieren als gevolg van een melding, wordt structureel onderzoek uitgevoerd naar brucellose bij runderen als deze runderen binnen een bepaalde periode hun vrucht hebben verloren. Ook bij een positief testresultaat in een bewakingsonderzoek van een aangifteplichtige ziekte wordt dit gemeld bij de NVWA. Indien een bevestigingstest positief is, wordt het bedrijf door de NVWA besmet verklaard en wordt tot bestrijding overgegaan.
De bestrijding van dierziekten omvat feitelijk twee fasen, de eerste fase (de verdenkingsfase) vangt aan als verschijnselen, informatie of resultaten van onderzoek worden gemeld die kunnen duiden op een aangifteplichtige dierziekte, de tweede fase (de bestrijdingsfase) vangt aan als een besmetting is vastgesteld of als er zodanige aanwijzingen zijn dat moet worden uitgegaan van een besmetting.
Zodra sprake is of moet worden uitgegaan van een besmetting, worden onmiddellijk bestrijdingsmaatregelen getroffen door de (permanente) crisisorganisatie van EZ. Vertraging van de bestrijding leidt tot meer besmettingen en daarmede tot langduriger bestrijdingsmaatregelen. Door EZ zijn contracten gesloten met bedrijven voor de beschikbaarstelling van mensen en middelen die een kritische rol vervullen in het bestrijdingsproces. Bestrijding vindt plaats volgens Europese bestrijdingsrichtlijnen. De aanpak is geregeld in diverse draaiboeken van het ministerie. Op www.rijksoverheid.nl staan de actuele draaiboeken.
In bepaalde gevallen kan de inzet van beschermende noodvaccinatie (vaccinatie «voor het leven») een effectieve bestrijdingsmethode zijn. In plaats van het in grote aantallen ruimen van dieren kan de uitbraak bij bepaalde dierziekten tot staan worden gebracht door vaccinatie, in een bepaalde cirkel rondom besmette bedrijven. Gezonde gevaccineerde dieren worden niet meer gedood. Op basis van de huidige EU-regelgeving is beschermende noodvaccinatie mogelijk bij de bestrijding van uitbraken van MKZ, KVP en AI. Deze aanpak is op dit moment alleen uitvoerbaar bij dierziekten waarvoor een effectief vaccin beschikbaar is, te weten MKZ en KVP. De mogelijkheid van noodvaccinatie is vastgelegd in de betreffende beleidsdraaiboeken.
Streefwaarden
-
-
-
-Zo snel en effectief mogelijk bestrijden van dierziekten.
-
Concreet houdt dit in dat bij een melding een onderzoek wordt ingesteld. Voor zover de melding betrekking heeft op verschijnselen die duiden op een zeer besmettelijke dierziekte, moet binnen 3 uur een deskundigenteam ter plaatse een onderzoek instellen.
Beleidsinstrumenten
Voor de bestrijding van dierziekten staan onder andere de volgende instrumenten ter beschikking:
-
-
-
-wettelijke verplichting van houders van dieren en dierenartsen om verschijnselen die duiden op een aangifteplichtige dierziekte te melden;
-
-
-
-
-klinische inspectie door een team van dierenartsen op bedrijven waar mogelijk sprake is van aangifteplichtige dierziekten;
-
-
-
-
-monsternames door een team;
-
-
-
-
-diagnostisch onderzoek van afgenomen monsters bij dieren;
-
-
-
-
-instellen van stand-still, vervoersverboden, compartimenten;
-
-
-
-
-vaccineren van dieren;
-
-
-
-
-onderzoek van dieren op buurtbedrijven en andere relevante bedrijven;
-
-
-
-
-tracering van een besmetting (van en naar);
-
-
-
-
-doden van besmette dieren;
-
-
-
-
-doden van dieren die een reëel gevaar zijn voor verspreiding van de besmetting;
-
-
-
-
-destructie van (besmette) dieren;
-
-
-
-
-reinigen en ontsmetten van bedrijven;
-
-
-
-
-schadeloosstellen van houders voor gedode dieren.
-
De grondslag voor de inzet van bovenstaande instrumenten zijn:
-
-
-
-EU-richtlijnen en EU-verordeningen;
-
-
-
-
-Gwwd;
-
-
-
-
-(beleids)draaiboeken;
-
-
-
-
-crisisorganisatie en voorzieningen.
-
Begrote uitgaven 2016 (x € 1.000)
Bestrijding van dierziekten
Uitgaven1
Verdenkingen
-
-Brucellose (verwerpersonderzoek)2
1.000
-
-KVP
100
-
-MKZ (rund, schaap, geit)
15
-
-AI (LPAI)
300
-
-BSE (rund)
20
-
-TSE (schaap, geit)
15
-
-Diagnostiek verdenkingen3
600
Voorzieningen
-
-AUV
300
-
-Calamiteitenreserve destructie
1.890
-
-Waakvlamcontracten
650
-
-Voorziening vaccinatie ZvA, MKZ en KVP
-
-Overige voorzieningen
2.400
Bestrijding
Jaarlijks terugkerende kosten bestrijding
2.700
Subtotaal
9.990
Overgenomen Productschapstaken
Bestrijding Ziekte van Aujeszky
760
Bestrijding Salmonella
-
-ruimingskosten
303
-
-vergoeding waarde dieren4
1.500
Subtotaal
2.563
Totaal
12.553
Begrote sectorbijdrage5
Rund
2.122
Varken (inclusief ziekte van Aujeszky)
1.835
Schapen en geiten
420
Pluimvee (inclusief Salmonella)
3.208
Noot 1
Begrote bedragen gebaseerd op gerealiseerde kosten 2011-2013 (zie jaarverslagen DGF), daarbij rekening houdend met meerjarige trends en structurele veranderingen.
Noot 2
Aantal bemonsterde dieren geraamd op 11.000.
Noot 3
Met betrekking tot de diagnostiek verdenkingen is een contract gesloten met het CVI waarbij naar schatting € 0,6 mln ten laste van bestrijding dierziekten komt. De kosten worden uiteindelijk afgerekend per diersoort.
Noot 4
50% Cofinanciering door EU en 50% door sector.
Noot 5
De geraamde sectorbijdragen bevatten nog geen component «reserve bestrijdingskosten» vanwege de latere afspraken die hierover zijn gemaakt (na de vaststelling van de tarieven en de afspraken over de bijdragen uit sectorale reserves rund en varken).
Toelichting
Kosten van verdenkingen en bestrijding van overige relevante dierziekten worden opgenomen in de suppletoire wetten en in de verantwoording, indien zich hierbij uitgaven voordoen.
3. Voorkomen en verminderen van welzijnsproblemen
Bij uitbraken van wettelijk te bestrijden dierziekten treden - op basis van het draaiboek - diverse veterinaire maatregelen in werking. Eén van de maatregelen is het instellen van een vervoersverbod waardoor in bepaalde gebieden het vervoer van bepaalde diercategorieën niet meer is toegestaan dan wel aan stringente voorwaarden is gebonden. Als gevolg van het vervoersverbod kunnen in deze gebieden welzijns- en huisvestingsproblemen ontstaan (meer of grotere dieren dan de beschikbare hokcapaciteit toelaat, met als gevolg onder andere gezondheidsproblemen, agressiviteit, stress etc.). Ter vermindering van de meest urgente welzijnsproblemen kan worden besloten om dieren op te kopen en gecontroleerd af te voeren.
Streefwaarden
Beperken van de welzijnsproblemen bij dieren in geval van een dierziekte uitbraak.
Beleidsinstrumenten
Opkoopregeling
Een opkoopregeling wordt toegepast als sprake is van of een situatie ontstaat van overvolle stallen als direct gevolg van de bestrijdingsmaatregelen. Bij het instellen van een opkoopregeling kunnen veehouders in een afgebakend gebied hun dieren op vrijwillige basis aan de overheid aanbieden. Hier staat een financiële bijdrage tegenover waarbij aanvullende voorwaarden kunnen worden gesteld.
4. Overig
Dit artikel is voor de financiering van overige uitgaven, zoals de sectorbijdragen aan de SDa, eventuele terugstorting van de voorfinanciering naar de begroting van EZ en uitgaven die onder andere betrekking hebben op de voedselveiligheid en daarmee samenhangend de diergezondheid. Omdat het karakter van dergelijke uitgaven op voorhand niet is te voorspellen, kunnen geen streefwaarden worden opgenomen.
Ontvangsten
De ontvangsten betreffen bijdragen van het bedrijfsleven en van het Rijk. De huidige verdeling van de kosten tussen bedrijfsleven en het Rijk is vastgelegd in het «Convenant financiering bestrijding besmettelijke dierziekten 2015-2019». De kosten van bewaking van dierziekten worden in beginsel 50% door het Rijk en 50% door het bedrijfsleven gefinancierd met uitzondering van de bewakingsprogramma’s die EZ heeft overgenomen van de productschappen. De basismonitoring blijft 50/50 gefinancierd. De financiering van de kosten van bestrijding is afhankelijk van de soort dierziekte en de noodzakelijke voorzieningen. In aanleg worden deze kosten - tot een per diersoort afgesproken plafond - voor 100% doorberekend aan de veehouderijsectoren. Behalve de kosten van de voorzieningen; deze worden gefinancierd door overheid en sector, beide voor 50%. Boven deze plafonds draagt de overheid de resterende kosten in de betreffende convenantsperiode. Voor de basismonitoring zijn de plafonds niet van toepassing.
-
5.BIJLAGEN
5.1 Bijlage ZBO’s en RWT’s
Onderstaand zijn alle ZBO’s en RWT’s van het Ministerie van EZ opgenomen. Voor een overzicht van de stichtingen die gelieerd zijn aan het Ministerie van EZ wordt verwezen naar het volgende overzicht: http://www.rijksoverheid.nl/ministeries/eleni/organisatie/stichtingen-ministerie-eleni
Externe organisatie (met wettelijke en/ of bestuurlijke taak)
RWT
ZBO
Functie
Begrotingsartikel(en)
Begrotingsramingen
x € 1.000
Verwijzing
(URL-link) naar website RWT/ZBO
1
Agrarische Opleidingscentra (13)
X
X1/X2
De AOC’s zijn de kennisinstellingen / opleidingsinstituten voor voeding, natuur en milieu op MBO/VMBO-niveau.
17
500.302
2
Bureau Beheer Landbouwgronden/
Commissie Beheer Landbouwgronden
X
X2
BBL is belast met de verwerving van onroerend goed voor het realiseren van overheidsdoelen in het landelijk gebied met betrekking tot de thema’s natuur, landbouw, recreatie, landschap, water en milieu.
Geen bijdrage
3
Centraal Bureau voor de Statistiek
X
X
Het verzamelen, bewerken en publiceren van statistieken ten behoeve van praktijk, beleid en wetenschap. Naast de verantwoordelijkheid voor de nationale (officiële) statistieken is het CBS ook belast met de productie van Europese (communautaire) statistieken. De wettelijke grondslag voor het CBS is de «Wet op het Centraal Bureau voor de Statistiek».
11
142.600
4
Centrale Commissie voor de Statistiek
X
Het, als onafhankelijke commissie, bewaken van de onafhankelijkheid, onpartijdigheid, relevantie, kwaliteit en continuïteit van het statistische programma van het CBS.
Geen directe bijdrage
zie www.cbs.nl
5
Centrale Commissie Dierproeven
X
De CCD verleent vergunningen voor het verrichten van dierproeven op basis van adviezen van een van de Dierexperimenten Commissies (DEC).
16
922
www.centralecommissiedierproeven.nl/
6
College Toelating Gewasbeschermingsmiddelen en Biociden (vh. CTB)
X
X
Het Ctgb oordeelt over de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden.
16
1.007
7
AOC Raad (Bureau Erkenningen)
X
Bureau Erkenningen (BE) van de AOC Raad is in de Regeling gewasbeschermingsmiddelen en biociden (Rgb), aangewezen als instantie voor het verstrekken van vakbekwaamheidsbewijzen gewasbescherming.
Geen directe bijdrage
8
Edelmetaal Waarborg Nederland
X
X
Het keuren van alle gouden, zilveren en platina voorwerpen boven een bepaalde gewichtsdrempel en alvorens zij op de Nederlandse markt worden gebracht, te voorzien van één of meerdere stempelmerken (het waarborgen).
Geen bijdrage
9
Examinerende instanties als bedoeld in artikel 19 van de Examenregeling frequentiegebruik 2008
X
Het afnemen van examens ter verkrijging van vergunningen voor het gebruik van frequentieruimte.
Geen bijdrage
10
Faunafonds
X
X2
Het Faunafonds is belast met het toekennen van tegemoetkomingen in door beschermde diersoorten aangerichte schade, het bevorderen van maatregelen ter voorkoming en bestrijding van dergelijke schade en advisering aan gedeputeerde staten van provincies en de Minister van Economische Zaken.
3
11
Grondkamers (5)
X
Bevorderen van goede pachtverhoudingen in Nederland, toetsen van de inhoud van pachtovereenkomsten aan de dwingend rechtelijke bepalingen van de Pachtwet, uitvoeren van een prijstoetsing en toetsen van overeenkomsten van korte duur, bepalen van verpachte waarde.
Geen bijdrage
12
Herinrichtingscommissie Oost-Groningen & Drents-Groningse Veenkoloniën4
X2
Geen bijdrage
13
Hogere Agrarische Onderwijsinstellingen (6)
X
X1/X2
De HAS’en zijn de kennisinstellingen / opleidingsinstituten voor voeding, natuur en milieu op HBO-niveau.
17
85.829
14
Kamer voor de Binnenvisserij
X2
Toetsen van overeenkomsten van huur en verhuur van visrechten en het goedkeuren van toestemmingen om te vissen, uitgegeven door visrechthebbenden; beide met het oog op een doelmatige bevissing van binnenwateren.
Geen bijdrage
15
Kamer van Koophandel
X
Het ondersteunen van ondernemers en eerstelijns aanspreekpunt van de overheid voor ondernemers. Wettelijke taken volgens de Wet op de Kamer van Koophandel zijn: het voeren van een handelsregister, onderhouden van een digitaal en fysieke ondernemerspleinen, geven van voorlichting, innovatietaak en regiostimuleringstaak.
13
113.4885
16
Keuringsinstanties als bedoeld in artikel 10.3 Telecommunicatiewet6
X2
Het afgeven van advies in het kader van rapporten, certificaten of EG-typeverklaringen voor radiozendapparaten en randapparaten. Het doen van onafhankelijke onderzoeken naar de overeenstemming van producten of diensten met de geldende regelgeving.
Geen bijdrage
17
Raad voor de Accreditatie
X
X
Verifiëren dat instellingen die actief zijn op het gebied van laboratoriumtesten, inspecteren, kalibreren en certificeren aan accreditatienormen voldoen. De taken van de Raad voor Accreditatie zijn vastgelegd in de Wet aanwijzing nationale accreditatie-instantie.
11
212
18
Raad van Bestuur Autoriteit Consument en Markt (ACM)
X
Doel van de ACM is vergroting van de effectiviteit en de efficiëntie van het markttoezicht op de niet-financiële markten in Nederland.
Het betreft drie typen van markttoezicht die tot doel hebben om markten goed te laten werken: mededingingstoezicht, sectorspecifiek markttoezicht en consumentenbescherming.
11
375
19
Raad voor de Plantenrassen
X
De Raad voor plantenrassen geeft uitvoering aan de Zaaizaad- en Plantgoedwet 2005 op het gebied van toelating van plantenrassen en verlening van intellectuele eigendomsbescherming m.b.t. plantenrassen (kwekersrecht).
16
824
20
Rendac BV
X
Ophalen, verwerken en (laten) vernietigen van dierlijke restmaterialen en kadavers (categorie 1- en 2-materiaal, niet bestemd voor consumptie).
Geen bijdrage
21
Staatsbosbeheer
X
X2
Staatsbosbeheer richt zich op de volgende hoofddoelstellingen:
het instandhouden, herstellen en ontwikkelen van natuur-, landschaps- en cultuurhistorische waarden in de gebieden van Staatsbosbeheer;
het bevorderen van recreatie in zo veel mogelijk gebieden van Staatsbosbeheer;
het leveren van een bijdrage aan de productie van milieuvriendelijke en vernieuwbare grondstoffen zoals hout.
18
25.947
22
Stichting Bloembollenkeuringsdienst
X
X
Stichting BKD geeft uitvoering aan de Landbouwkwaliteitswet (Plantenziektenwet) in de sector bloembollen.
Geen bijdrage
www.bloembollen keuringsdienst.nl
23
Stichting Centraal Orgaan Kwaliteitsaangelegenheden Zuivel
X
X
Stichting COKZ geeft uitvoering aan de Landbouwkwaliteitswet in de zuivelsector en in de sector pluimvee en eieren (COKZ/NCAE).
16
165
24
Stichting COVA
X
Er voor zorgen dat Nederland te allen tijde een minimum voorraad aardolieproducten heeft, om in tijden van crises te kunnen voldoen aan de aardolievraag.
14
111.000
25
Stichting Dienst Landbouwkundig Onderzoek
X
In het algemeen belang bijdragen aan strategisch en toepassingsgericht onderzoek op het gebied van productie, verwerking, afzet en handel van agrarische producten, van de visserij, van het natuur- en milieubeheer, van de openluchtrecreatie en van het beheer en de inrichting van het landelijk gebied.
16
145.241
26
Stichting Skal
X
X
Stichting Skal geeft uitvoering aan de Landbouwkwaliteitswet m.b.t. biologische productiemethoden.
Geen bijdrage
27
Stichting Kwaliteits-Controle-Bureau
X
X
Stichting KCB geeft uitvoering aan de Landbouwkwaliteitswet en de Plantenziektenwet in de sector groenten en fruit.
16
130
28
Stichting Nederlandse Algemene Kwaliteitsdienst Tuinbouw
X
X
Stichting Naktuinbouw geeft uitvoering aan de Zaaizaad- en Plantgoedwet 2005 (en de Plantenziektenwet) m.b.t. teeltmateriaal in de sectoren tuinbouw- en de bosbouwgewassen.
Geen bijdrage
29
Stichting Nederlandse Algemene Keuringsdiensten (Zaaizaad en Pootgoed Landbouwgewassen)
X
X
Stichting NAK geeft uitvoering aan de Zaaizaad- en Plantgoedwet 2005 (en de Plantenziektenwet) m.b.t. zaaizaad en pootgoed in de sector landbouwgewassen.
Geen bijdrage
30
TNO
X
X2
TNO is een onafhankelijke onderzoeksorganisatie die op basis van haar expertise en onderzoek een belangrijke bijdrage levert aan de concurrentiekracht van bedrijven en organisaties, aan de economie en aan de kwaliteit van de samenleving als geheel.
12
134.7507
31
VSL
X
Het onderhouden en verwezenlijken van nationale meetstandaarden zoals vastgelegd in de Metrologiewet. Op grond van artikel 3 van deze wet is VSL door de Minister van EZ hiervoor aangewezen.
11
13.5738
32
Verispect
X
X
Het uitoefenen van het toezicht op de naleving van de Metrologiewet. Op grond van artikel 27 van deze wet is Verispect door de Minister van EZ hiervoor aangewezen. Daarnaast de uitvoering van het toezicht op de Waarborgwet zoals vastgelegd in de Waarborgwet.
11
Zie VSL
33
De in het kader van de Metrologiewet art. 11 en 12 aangewezen instanties en erkende keurders9
X2
Het optreden als onafhankelijke toetsende instantie bij overeenstemmingbeoordelingen van meetinstrumenten. De werkzaamheden die zij verrichten kunnen per overeenstemmingbeoordeling verschillen maar omvat o.a. het beoordelen van kwaliteitssystemen, het afgeven van certificaten van typeonderzoek of ontwerponderzoek en het keuren van meetinstrumenten.
Geen bijdrage
34
WaarborgHolland
X
X
Het keuren van alle gouden, zilveren en platina voorwerpen boven een bepaalde gewichtsdrempel en alvorens zij op de Nederlandse markt worden gebracht, te voorzien van één of meerdere stempelmerken (het waarborgen).
Geen bijdrage
35
Wageningen Universiteit
X
X1/X2
Wageningen Universiteit is de belangrijkste Europese Universiteit op het gebied van de Life Sciences. Onderzoekers en studenten van Wageningen Universiteit richten zich op onderwerpen op het terrein van de voeding, gezondheid, natuur en leefomgeving.
17
176.986
Noot 1
De onderwijsinstellingen zijn partieel ZBO, namelijk voor het deel waarin zij examens afnemen en beoordelen.
Noot 2
Valt niet onder Kaderwet ZBO.
Noot 3
Bijdrage loopt via de provincies die de financiële verantwoordelijkheid voor het Faunafonds hebben overgenomen van het Rijk (zie Besluit Faunafonds). Met het van kracht worden van de Wet natuurbescherming zullen de taken van het Faunafonds formeel bij de provincies zijn belegd.
Noot 4
Opheffing voorgenomen. Commissie verricht alleen nog afrondende werkzaamheden.
Noot 5
Betreft Rijksbijdrage voor 2016 groot € 113.488.000,-. Dit bedrag is exclusief de budgetfinanciering van het Handelsregister groot € 4.118.
Noot 6
Het gaat hierbij om het volgende cluster aan ZBO’s: Telefication BV, TÜV Rheinland EPS BV, Kiwa Nederland BV, DEKRA Certification BV, D.A.R.E.!! Consultancy en Thales Nederland BV.
Noot 7
Aan TNO-AGE (een aparte organisatie-eenheid binnen TNO, begrotingsartikel 14) wordt een aparte bijdrage (€ 2.116 in 2016) verstrekt.
Noot 8
Dit bedrag betreft niet alleen het instituut VSL, maar omvat ook de bijdrage aan Verispect en de verplichte bijdrage aan de internationale organisaties BIPM, OIML en Welmec.
Noot 9
Het gaat hierbij om het volgende cluster aan deeltijd-ZBO’s: Kalibra International BV, Kema Nederland BV, Kiwa NV Certificatie en Keuringen, NMI Certin BV en SGS Nederland BV.
5.2 Verdiepingsbijlage bij de begrotingsartikelen Beleidsartikel 11 Goed functionerende economie en markten Uitgaven beleidsartikel (Bedragen x € 1.000)
2015
2016
2017
2018
2019
2020
Stand ontwerpbegroting 2015
192.483
183.123
175.774
168.998
169.003
Mutatie 1e suppletoire begroting 2015
5.346
328
620
726
79
Nieuwe mutaties:
Loon- en prijsbijstelling
700
671
642
613
616
Overig
335
647
Stand ontwerpbegroting 2016
198.864
184.122
177.036
170.337
170.345
170.342
Ontvangsten beleidsartikel (Bedragen x € 1.000)
2015
2016
2017
2018
2019
2020
Stand ontwerpbegroting 2015
52.265
43.434
30.200
30.200
30.200
Mutatie 1e suppletoire begroting 2015
-
-15.100
16.500
700
700
700
Stand ontwerpbegroting 2016
37.165
59.934
30.900
30.900
30.900
30.900
Beleidsartikel 12 Een sterk innovatievermogen Uitgaven beleidsartikel (Bedragen x € 1.000)
2015
2016
2017
2018
2019
2020
Stand Ontwerpbegroting 2015
569.897
522.728
500.555
483.311
486.882
Mutatie 1e suppletoire begroting 2015
2.991
-
-17.337
-
-14.682
-
-11.467
-
-7.712
Nieuwe mutaties:
Bijdrage aan TNO
151
18.151
18.896
18.145
18.145
TKI Toeslag
171
-
-5.617
-
-6.827
-
-677
-
-669
Bijdrage RVO.nl
304
6.873
6.863
577
577
Topsectoren overig
-
-580
4.450
5.156
5.142
5.144
Overig
-
-391
-
-684
-
-843
-
-368
-
-366
Stand Ontwerpbegroting 2016
572.543
528.564
509.118
494.663
502.001
511.530
Toelichting
Bijdrage aan TNO
De mutatie betreft met name de BTW-compensatie met ingang van 2016 van € 17 mln per jaar. Als gevolg van gewijzigde regelgeving hebben kennisinstellingen geen vooraftrek van BTW voor zover deze op activiteiten die buiten het economisch verkeer plaatsvinden (gesubsidieerde onderzoeksactiviteiten).
TKI Toeslag
In 2016 en 2017 wordt € 5 mln vanuit de TKI Toeslag overgeboekt naar Bijdrage RVO.nl voor de uitvoeringkosten van de WBSO.
Bijdrage RVO.nl
Naast de hierboven genoemde € 5 mln voor de uitvoeringskosten WBSO worden de extra inkomsten vanuit de Rijksoctrooiwet (€ 1,3 mln in 2016 en 2017) ingezet voor de uitvoering hiervan.
Topsectoren overig
De mutatie betreft met name de BTW-compensatie met ingang van 2016 van € 3 mln per jaar voor STW. Als gevolg van gewijzigde regelgeving hebben kennisinstellingen geen vooraftrek van BTW voor zover deze ziet op activiteiten die buiten het economische verkeer plaatsvinden (gesubsidieerde onderzoeksactiviteiten). Hiernaast een herverdeling als gevolg van de definitieve toedeling van de taakstelling Rutte II op onderzoeksbudgetten. Deze taakstelling was in afwachting van een nadere, EZ-brede verdeling geparkeerd op Top-sectoren overig.
Ontvangsten beleidsartikel (Bedragen x € 1.000)
2015
2016
2017
2018
2019
2020
Stand Ontwerpbegroting 2015
42.013
44.149
47.646
50.242
52.437
Mutatie 1e suppletoire begroting 2015
2.000
Nieuwe mutaties:
Rijksoctrooiwet
1.300
1.300
Stand Ontwerpbegroting 2016
44.013
45.449
48.946
50.242
52.437
49.593
Toelichting
Rijksoctrooiwet
Voor 2016 en 2017 worden hogere octrooi-ontvangsten verwacht dan de huidige raming.
Beleidsartikel 13 Een excellent ondernemingsklimaat Uitgaven beleidsartikel (Bedragen x € 1.000)
2015
2016
2017
2018
2019
2020
Stand Ontwerpbegroting 2015
306.921
264.751
247.691
242.996
246.998
Mutatie 1e suppletoire begroting 2015
-
-5.367
-
-2.996
1.825
510
259
Nieuwe mutaties:
Bevorderen Ondernemerschap
-
-1.652
-
-59
18
1.018
1.028
Bijdrage RVO.nl
2.170
377
36
33
33
Kamer van Koophandel
300
977
971
969
969
ICT beleid
985
3.257
7
6
6
Uitfinanciering subsidies
15
8
8
-
-1.896
-
-1.896
Overig
-
-777
-
-649
-
-631
-
-610
-
-610
Stand Ontwerpbegroting 2016
302.595
265.666
249.925
243.026
246.787
247.681
Toelichting
Bevorderen Ondernemerschap
De mutatie bestaat met name uit de uitvoeringskosten voor TedX, funding garanties, risicomanagement en het Netherlands EFSI Investment Agency. Een deel van de raming voor uitfinanciering subsidies (2018 en 2019) wordt toegevoegd aan het budget voor Bevorderen Ondernemerschap.
Bijdrage RVO.nl
Naast de hierboven genoemde uitvoeringskosten betreft dit ook de uitvoeringskosten voor de Groeifaciliteit.
Kamer van Koophandel
Deze mutatie bestaat uit een bijdrage vanaf 2016 vanuit het Gemeentefonds aan het Nieuw Handelsregister en een prijsbijstelling met betrekking tot 2015.
ICT beleid
De mutatie van € 3,2 mln betreft het saldo van een overboeking van € 3,5 mln uit de aanvullende post bij het Ministerie van Financiën voor de Generieke Digitale Infrastructuur voor beheer en toezicht eID, en een overboeking van € 0,25 mln naar RVO.nl voor de uitvoering van Digital Gateway.
Ontvangsten beleidsartikel (Bedragen x € 1.000)
2015
2016
2017
2018
2019
2020
Stand Ontwerpbegroting 2015
78.041
61.952
57.932
59.669
62.071
Mutatie 1e suppletoire begroting 2015
790
Stand Ontwerpbegroting 2016
78.831
61.952
57.932
59.669
62.071
65.385
Beleidsartikel 14 Een doelmatige en duurzame energievoorziening Uitgaven beleidsartikel (Bedragen x € 1.000)
2015
2016
2017
2018
2019
2020
Stand Ontwerpbegroting 2015
1.619.026
1.833.256
1.965.105
2.228.005
2.810.679
Mutatie 1e suppletoire begroting 2015
35.682
3.163
-
-6.348
-
-15.704
-
-18.370
Nieuwe mutaties:
Lagere uitgaven MEP
-
-13.400
-
-7.900
-
-10.900
-
-5.300
-
-5.600
Duurzame Energie voor Caribisch Nederland
3.700
4.700
Temporisering uitgaven Green Deal
2.450
-
-2.450
Horizontale schuif ETS-middelen
-
-20.045
20.045
Overige
-
-414
-
-443
-
-59
332
332
Stand Ontwerpbegroting 2016
1.626.999
1.830.326
1.967.843
2.207.333
2.787.041
3.453.489
Toelichting
Lagere uitgaven MEP
In de MEPraming 2014 is sprake van lagere uitgaven ten opzichte van de bestaande meerjarencijfers. Deze lagere uitgaven hebben geen consequenties voor het doelbereik duurzame energie in 2020 (14%) of 2023 (16%).
Duurzame Energie voor Caribisch Nederland
Deze middelen worden ingezet voor investeringen in duurzame energie (zon, wind) op de bovenwindse eilanden en de verplaatsing van de powerplant op Saba.
Temporisering uitgaven Green Deal
Voor de uitfinanciering van reeds aangegane verplichtingen in het kader van Green Deal is deze kasschuif noodzakelijk.
Horizontale schuif ETS-middelen
Conform afspraak blijven de middelen die in enig jaar overblijven voor Emission Trade Scheme (ETS) beschikbaar voor latere jaren. Met deze horizontale verschuiving worden de resterende middelen van 2014 die bij Voorjaarsnota reeds waren toegevoegd aan 2015 doorgeschoven naar 2017.
Ontvangsten beleidsartikel (Bedragen x € 1.000)
2015
2016
2017
2018
2019
2020
Stand Ontwerpbegroting 2015
9.535.411
9.509.411
9.343.411
9.536.761
10.042.761
Mutatie 1e suppletoire begroting 2015
-
-1.280.000
-
-1.423.000
-
-1.223.000
-
-927.000
-
-972.000
Nieuwe mutaties:
Bijstelling aardgasbaten
-
-950.000
-
-1.700.000
-
-1.950.000
-
-1.950.000
-
-1.600.000
Stand Ontwerpbegroting 2016
7.305.411
6.386.411
6.170.411
6.659.761
7.470.761
7.993.761
Toelichting
Bijstelling aardgasbaten
De raming van de aardgasbaten is in lijn met de uitgangspunten die het CPB heeft gebruikt bij het opstellen van de MEV. Om de veiligheid van bewoners in het gaswinningsgebied in Groningen te vergroten, heeft het kabinet in juli 2015 besloten de gaswinning in Groningen terug te brengen naar het niveau dat nodig is om de leveringszekerheid te garanderen. In 2015 is dit 30 mld m3, dat wordt aangevuld met 3 mld m3 die eenmalig beschikbaar is uit de berging Norg. In de jaren 2016-2020 wordt uitgegaan van een Groningen productie van 33 miljard kubieke meter per jaar. Daarnaast zijn ook de actuele, sterk gedaalde, gasprijzen verwerkt in de raming. Deze twee factoren verklaren een afname in de gasbaten in latere jaren. In de raming is nog geen rekening gehouden met een besluit van het kabinet over de toekomst van de gaswinning uit het Groningen gasveld, dat eind dit jaar wordt genomen.
Beleidsartikel 16 Concurrerende, duurzame, veilige agro-, visserij- en voedselketens Uitgaven beleidsartikel (Bedragen x € 1.000)
2015
2016
2017
2018
2019
2020
Stand Ontwerpbegroting 2015
585.628
539.687
505.568
492.139
484.196
Mutatie 1e suppletoire begroting 2015
36.109
1.281
472
1.821
1.315
Nieuwe mutaties:
Loon- en prijsbijstelling
1.821
1.689
1.581
1.521
1.497
Wettelijke taken DLO
2.308
Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO.nl)
2.600
Overige
-
-80
-
-844
-
-844
-
-844
0
Stand Ontwerpbegroting 2016
626.078
544.121
506.777
494.637
487.008
487.008
Toelichting
Wettelijke taken DLO
Dienst Landbouwkundig Onderzoek voert op grond van zijn Wettelijke Onderzoekstaken (WOT) Natuur en Milieu in 2016 taken uit van het Netwerk Ecologische Monitoring (NEM) voor het berekenen van trends van plantensoorten en diersoorten. Dit budget was oorspronkelijk geraamd op artikel 18 Natuur en Regio.
Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO.nl)
De gemiddelde kosten van RVO voor opdrachten van de per 1 maart 2015 opgeheven Dienst Landelijk Gebied (DLG) zijn op basis van de offerte hoger dan oorspronkelijk geraamd. Op grond hiervan wordt de bijdrage aan RVO met € 0,9 mln verhoogd en de bijdrage aan voormalig DLG voor de eerste twee maanden met € 0,2 mln.
Voor ICT-aanpassingen voor uitvoering van de rijksopdrachten die voorheen door DLG werden uitgevoerd is € 1,5 mln nodig.
Ontvangsten beleidsartikel (Bedragen x € 1.000)
2015
2016
2017
2018
2019
2020
Stand Ontwerpbegroting 2015
313.058
307.360
299.529
294.428
286.335
Mutatie 1e suppletoire begroting 2015
30.087
-
-283
-
-283
-
-430
-
-430
Nieuwe mutaties
Landbouwheffingen
-
-242.999
-
-242.999
-
-242.999
-
-242.999
-
-242.999
Stand Ontwerpbegroting 2016
100.146
64.078
56.247
50.999
42.906
42.906
Toelichting
Landbouwheffingen
Op basis van de verordening EU (nr. 2007/436/EG,Euratom) is het niet meer noodzakelijk dat invoerrechten en landbouwheffingen afzonderlijk worden verantwoord. Met ingang van 2015 worden de ontvangen landbouwheffingen op de begroting van het Ministerie van Financiën geraamd en verantwoord.
Beleidsartikel 17 Groen onderwijs van hoge kwaliteit Uitgaven beleidsartikel (Bedragen x € 1.000)
2015
2016
2017
2018
2019
2020
Stand Ontwerpbegroting 2015
839.465
762.581
754.511
748.656
730.534
Mutatie 1e suppletoire begroting 2015
4.321
26.503
24.502
10.498
16.498
Nieuwe mutaties:
WO groen
755
721
720
728
734
HBO groen
365
307
303
306
310
MBO groen
713
682
667
667
623
VMBO groen
1.280
1.305
1.293
1.262
1.221
Aanvullende onderwijssubsidies
660
3.824
3.828
3.773
3.732
Overig
250
78
73
73
73
Stand Ontwerpbegroting 2016
847.809
796.001
785.897
765.963
753.725
743.524
Toelichting
De mutaties op de onderdelen van bekostiging betreffen loon- en prijsbijstelling.
Vanuit de begroting van OCW worden de intensiveringsgelden die betrekking hebben op groen onderwijs overgeheveld naar de EZ-begroting ten gunste van de aanvullende onderwijssubsidies.
Ontvangsten beleidsartikel (Bedragen x € 1.000)
2015
2016
2017
2018
2019
2020
Stand Ontwerpbegroting 2015
75
75
75
75
75
Mutatie 1e suppletoire begroting 2015
Stand Ontwerpbegroting 2016
75
75
75
75
75
75
Beleidsartikel 18 Natuur en regio Uitgaven beleidsartikel (Bedragen x € 1.000)
2015
2016
2017
2018
2019
2020
Stand Ontwerpbegroting 2015
293.151
249.155
220.228
208.023
200.872
Mutatie 1e suppletoire begroting 2015
-
-33.346
-
-41.313
-
-41.353
-
-41.421
-
-41.046
Nieuwe mutaties:
Loon- en prijsbijstelling
749
468
413
395
367
Wettelijke taken DLO (zie artikel 16)
-
-2.308
Sterke regio’s
5.700
-
-1.100
-
-2.400
-
-1.100
Overboeking van Provinciefonds (ANLB)
9.000
Overige
-
-1.495
-
-974
794
-
-214
-
-214
Stand Ontwerpbegroting 2016
268.059
210.728
178.982
164.383
158.879
158.879
Toelichting
Sterke regio’s
De betalingen aan de Sterke Regio’s vinden versneld plaats. Deze middelen hebben betrekking op de uitfinanciering van in het verleden aangegane verplichtingen in het kader van het oplossen van knelpunten en het benutten van gebiedsgerichte kansen gericht op versterking van het Nederlandse vestigingsklimaat en gebiedsprojecten die een bijdrage hebben gekregen uit het Nota Ruimte-budget van EZ.
Overboeking van Provinciefonds (ANLB)
Voor de transitieperiode Agrarisch Natuur & Landschapsbeheer (2014 - 2016) zijn in het kader van het Natuurpact afspraken gemaakt over de financiering van de kosten. De totale bijdrage van provincies bedraagt naar huidig inzicht € 24 miljoen. Voor 2015 gaat het om een bijdrage van € 9 mln. De provincies zijn overeengekomen om het bedrag in mindering te brengen op de decentralisatie-uitkering Natuur, die al in een eerder stadium vanuit EZ is overgeheveld naar de begroting van het Provinciefonds. Het bedrag wordt toegevoegd aan de bijdrage aan RVO.
Ontvangsten beleidsartikel (Bedragen x € 1.000)
2015
2016
2017
2018
2019
2020
Stand Ontwerpbegroting 2015
96.707
100.957
64.282
51.380
39.061
Mutatie 1e suppletoire begroting 2015
25.200
Stand Ontwerpbegroting 2016
121.907
100.957
64.282
51.380
39.061
32.703
Beleidsartikel 19 Toekomstfonds Uitgaven beleidsartikel (Bedragen x € 1.000)
2015
2016
2017
2018
2019
2020
Stand Ontwerpbegroting 2015
176.728
127.842
98.129
100.528
88.521
Mutatie 1e suppletoire begroting 2015
157.062
28.530
5.699
13.434
9.788
Nieuwe mutaties:
Fund to Fund
-
-95.000
15.000
15.000
15.000
13.000
ROM’s
-
-2.000
Innovatiekrediet
1.194
-
-6.670
3.110
-
-191
-
-1.192
Overig
36
39
40
56
51
Stand Ontwerpbegroting 2016
238.020
164.741
121.978
128.827
110.168
122.315
Toelichting
Fund to fund
De raming van de middelen voor het Dutch Venture Initiative (€ 100 mln) wordt aangepast aan het verwachte uitfinancieringspatroon. Deze reeks loopt tot en met 2028.
ROM’s
De verkoop van de aandelen LIOF (ontvangstmutatie) zal € 2 mln minder opbrengen dan aanvankelijk geraamd. Hierdoor is er ook € 2 mln minder beschikbaar voor eventuele kapitaalstortingen in de ROM’s.
Innovatiekrediet
De beschikbare middelen voor de Innovatiekredieten worden in lijn gebracht met de verwachte uitgaven.
Ontvangsten beleidsartikel (Bedragen x € 1.000)
2015
2016
2017
2018
2019
2020
Stand Ontwerpbegroting 2015
21.188
32.088
33.388
40.588
42.588
Mutatie 1e suppletoire begroting 2015
44.000
Nieuwe mutaties:
ROM’s
-
-2.000
Stand Ontwerpbegroting 2016
63.188
32.088
33.388
40.588
42.588
47.600
Toelichting
ROM’s
De verkoop van de aandelen LIOF zal € 2 mln minder opbrengen dan aanvankelijk geraamd.
Artikel 40 Apparaat
Uitgaven niet-beleidsartikel (Bedragen x € 1.000)
2015
2016
2017
2018
2019
2020
Stand Ontwerpbegroting 2015
349.016
333.707
310.807
303.833
308.809
Mutatie 1e suppletoire begroting 2015
37.697
36.948
27.768
25.618
25.251
Nieuwe mutaties:
Diversen apparaat
1.930
0
0
0
0
Loonbijstellingstranche 2015
1.183
1.173
1.116
1.121
1.127
Prijsbijstellingstranche 2015
179
346
413
389
381
Herverdeling eenheidsprijzen kantoren
7.732
5.597
644
195
ACM uitvoeringstoets Caraibisch Nederland
400
800
400
Overig
-
-307
-
-463
-
-321
-
-200
-
-766
Stand Ontwerpbegroting 2016
390.098
380.243
345.780
331.405
334.997
331.740
Toelichting
Diversen apparaat
Binnen de raming voor apparaatsuitgaven zijn herschikkingen aangebracht, onder meer voor een verhoging in 2015 voor het budget van Sociaal Flankerend Beleid en voor ICT-voorzieningen. Dekking is onder meer afkomstig uit een hogere ontvangstenraming op artikel 40 als gevolg van het afromen van eigen vermogen van de agentschappen RVO.nl en AT.
Verdeling loonbijstellingstranche 2015
De loonbijstellingstranche 2015 voor contractloonontwikkeling en sociale lasten is verdeeld over de relevante artikelen.
Verdeling prijsbijstellingstranche 2015
De prijsbijstellingstranche 2015 is verdeeld over de relevante artikelen.
Herverdeling eenheidsprijzen kantoren
Met de herziening van het rijkshuisvestingsstelsel per 1-1-2016 worden de huren van de kantoorpanden geharmoniseerd naar de nieuwe vaste huren voor: Den Haag, overig Randstad en overig Nederland. De reeks laat een aflopend beeld zien door krimp.
ACM uitvoeringstoets Caribisch Nederland
Betreft de personele inzet van ACM voor het opstellen van een uitvoerings- en handhavingstoets voor het introduceren en uitvoeren van wet- en regelgeving op het gebied van Energie en Drinkwater in Caribisch Nederland, met als doel dat een betrouwbare, betaalbare en duurzame dienstverlening tot stand komt.
Ontvangsten niet-beleidsartikel (Bedragen x € 1.000)
2015
2016
2017
2018
2019
2020
Stand Ontwerpbegroting 2015
31.299
31.198
31.198
31.198
31.198
Mutatie 1e suppletoire begroting 2015
4.395
1.328
2.128
2.096
2.050
Nieuwe mutaties:
Desaldering RVO.nl en AT
4.530
Stand Ontwerpbegroting 2016
40.224
35.626
33.326
33.294
33.248
33.248
Toelichting
Desaldering RVO en AT
Het overschot op het eigen vermogen van RVO en AT is ingezet voor het oplossen van apparaatsproblematiek op artikel 40.
Artikel 41 Nominaal en Onvoorzien
Uitgaven niet-beleidsartikel (Bedragen x € 1.000)
2015
2016
2017
2018
2019
2020
Stand Ontwerpbegroting 2015
0
0
0
0
0
0
Mutatie 1e suppletoire begroting 2015
10.184
9.483
9.197
9.031
8.921
Nieuwe mutaties:
Verdeling loonbijstellingstranche 2015
-
-6.940
-
-6.239
-
-5.999
-
-5.925
-
-5.962
Verdeling prijsbijstellingstranche 2015
-
-3.254
-
-3.244
-
-3.198
-
-3.106
-
-3.059
Stand Ontwerpbegroting 2016
0
0
0
0
0
0
Toelichting
Verdeling loonbijstellingstranche 2015
In de begroting 2015 is de loonbijstellingstranche 2015 voor contractloonstijging en sociale lasten verdeeld over de relevante artikelonderdelen.
Verdeling prijsbijstellingstranche 2015
In de begroting 2015 is de prijsbijstellingstranche 2015 ingezet voor het oplossen van diverse beleids- en apparaatsknelpunten.
5.3 Verdiepingsbijlage bij het Diergezondheidsfonds Beleidsartikel 01 Bewaking en bestrijding van dierziekten en voorkomen en verminderen van welzijnsproblemen A. Opbouw uitgaven artikel 1 (x € 1.000)
2015
2016
2017
2018
2019
2020
Stand Ontwerpbegroting 2015
21.860
21.860
21.860
21.860
21.860
21.860
Mutatie 1e suppletoire begroting 2015
20.964
Nieuwe mutaties:
8.760
8.760
8.760
8.760
8.760
Stand Ontwerpbegroting 2016
42.824
30.620
30.620
30.620
30.620
30.620
B. Opbouw ontvangsten artikel 1 (x € 1.000)
2015
2016
2017
2018
2019
2020
Stand Ontwerpbegroting 2015
21.860
21.860
21.860
21.860
21.860
21.860
Mutatie 1e suppletoire begroting 2015
20.964
Nieuwe mutaties:
8.760
8.760
8.760
8.760
8.760
Stand Ontwerpbegroting 2016
42.824
30.620
30.620
30.620
30.620
30.620
Toelichting
Het bedrag aan nieuwe mutaties betreft de basismonitoring en de sectorbijdragen aan de Stichting Diergeneesmiddelen Autoriteit (SDa).
5.4 Moties en toezeggingen Moties EZ Tweede Kamer parlementair jaar 2014-2015
Indiener(s)
Omschrijving
Datum stemming
Kamerstuk
Stand van zaken
Leegte, R.W. (VVD)
Öztürk, S. (GrKÖ)
Verzoekt de regering, te onderzoeken in hoeverre de regels ten aanzien van afwikkeling van schadeclaims ten gevolge van mijnbouwactiviteiten meer in lijn kunnen worden gebracht met de rechtsregels die in Duitsland gelden en de Kamer daarover te zijner tijd te informeren.
09-09-2014
Onderhanden.
Er is opdracht gegeven tot vergelijkend onderzoek. Zodra de resultaten van dit onderzoek bekend zijn, worden deze met de Kamer gedeeld.
Dijkgraaf, prof. dr. E. (SGP)
Geurts, J.L. (CDA)
Verzoekt de regering, voor 1 januari 2015 producenten- en brancheorganisaties die erkenning hebben aangevraagd erkend te hebben; verzoekt voorts, producenten- en brancheorganisaties conform de EU-verordening 1308/2013 i te erkennen zonder verzwarende nationale voorschriften.
09-09-2014
Afgedaan.
Kamerstuk 33 910, nr. 22, d.d. 19 december 2014
Dikkers, drs. ing. S.W. (PvdA)
Ziengs, E. (VVD)
Verzoekt de regering om, het regeldrukeffect van de overgenomen taken spoedig te inventariseren en met de Kamer te delen en de ontwikkeling ervan te monitoren.
09-09-2014
Afgedaan.
Kamerstuk 29 515, nr. 362, d.d. 12 juni 2015
Ouwehand, E. (PvdD)
Verzoekt de regering, haar inzet voor dolfijnen waar te maken en de resolutie van Monaco te steunen.
10-09-2014
Afgedaan.
Kamerstuk 34 000 XIII, nr. 125, d.d. 14 november 2014
Ouwehand, E. (PvdD)
Verzoekt de regering, om verhoging van vangstquota voor walvissen zowel op de IWC als binnen Europees verband ter discussie te stellen en waar mogelijk tegen te gaan.
11-09-2014
Afgedaan.
Kamerbrief 34 000-XIII-125, d.d. 14 november 2014
Ouwehand, E. (PvdD)
Verzoekt de regering, haar inzet voor walvissen waar te maken en de resolutie van Nieuw-Zeeland te steunen in de huidige vorm.
11-09-2014
Afgedaan.
Kamerbrief 34 000-XIII-125, d.d. 14 november 2014
Ojik, drs. A. van (GL)
Verzoekt de regering, de inzet op energiebesparing te intensiveren en concrete en specifieke maatregelen te nemen om de doelstellingen te realiseren.
18-09-2014
Afgedaan.
Kamerstuk II 2014/2015, 30 196, nr. 258, d.d. 13 november 2014
Slob, drs A. (CU)
Samsom, ir. D.M. (PvdA)
Staaij, mr. C.G. van der (SGP)
Verzoekt de regering, ruimte te zoeken binnen de bestaande kaders om initiatieven die de werkgelegenheid in de regio op peil houden, zoals het Pact van het Noorden, maximaal te ondersteunen.
18-09-2014
Afgedaan.
Kamerbrief 29 697-17, d.d. 20 oktober 2014
Slob, drs A. (CU)
Roemer, E.G.M. (SP)
Thieme, mr. M.L. (PvdD)
Pechtold, drs. A. (D66)
Ojik, drs. A. van (GL)
Verzoekt de regering, in Europees verband actief te streven naar een substantiële vermindering van energieafhankelijkheid binnen tien jaar; verzoekt de regering tevens, op basis van het toegezegde onderzoek, nog voor de Voorjaarsnota met een voorstel te komen om transparantie van de Nederlandse brandstofmix te verbeteren.
18-09-2014
Afgedaan.
Kamerbrief betreffende moties en toezeggingen rond het energie-, mededingings-, aanbestedings- en postbeleid, d.d. 13 juli 2015
Schouw, dr. A.G. (D66)
Geurts, J.L. (CDA)
Verzoekt de regering in samenwerking met de betreffende plantaardige agrarische keuringsdiensten de borging van de publieke belangen in de governance structuur te verbeteren en de huidige uitvoeringstructuur in stand te laten.
23-09-2014
Onderhanden.
Dekken, T.R. van (PvdA)
Verzoekt de regering om samen met de sector en de betreffende provincies te onderzoeken welke mogelijkheden er zijn om de productie in bestaande oude varkens- en pluimveestallen versneld te stoppen.
23-09-2014
Onderhanden.
In de beantwoording Kamervragen van 16 juni 2015 van de leden Van Dekken en Leenders (Aanhangsel 2576) is aangegeven dat de Staatssecretaris in overleg met de LTO vakgroep varkenshouderij en de NVV de mogelijkheden aan het onderzoeken is om te komen tot een vitaliseringsslag naar een toekomstbestendige varkenshouderij die goed is ingepast in het landelijk gebied. De komende periode zal een concrete aanpak worden uitgewerkt met de betrokken partijen.
Dekken, T.R. van (PvdA)
Verzoekt de regering, binnen drie jaar een wettelijke verplichting voor gps-apparatuur in veetransportwagens en een centrale database voor verzameling en analyse van de gps-gegevens ter verbetering van de handhaving te realiseren.
23-09-2014
Onderhanden.
De Staatssecretaris is voornemens om het gebruik van gps-apparatuur in transportwagens verplicht te stellen en een centrale database in te richten als één van de van de voorwaardes voor private kwaliteitssystemen.
Thieme, mr. M.L. (PvdD)
Gerven, drs. H.P.J. van (SP)
Verzoekt de regering, zich in te zetten voor een Europees importverbod op angorawol.
23-09-2014
Afgedaan.
Kamerstuk 28 286, nr. 777, d.d. 18 december 2014
Thieme, mr. M.L. (PvdD)
Gerven, drs. H.P.J. van (SP)
Verzoekt de regering zich sterk te maken voor een Europees handels- en importverbod op wasbeerhondenbont.
23-09-2014
28 286, nr. 766 (was nr. 758)
Afgedaan.
Kamerstuk 28 286, nr. 777, d.d. 18 december 2014
Dekken, T.R. van (PvdA)
Verzoekt de regering, in de evaluatie inzichtelijk te maken met welk percentage het aantal routinematige keizersneden bij vleesrunderen is verminderd als gevolg van de verandermaatregelen; verzoekt de regering voorts, tijdig een wettelijk verbod op het fokken met deze soorten vleesrunderen voor te bereiden zodat er een fokverbod kan intreden als uit de evaluatie blijkt dat bij de verlaging van het percentage routinematige keizersneden bij vleesrunderen in 2018 onvoldoende voortgang is geboekt.
23-09-2014
Onderhanden.
Dekken, T.R. van (PvdA)
Verzoekt de regering om, alle noodzakelijke maatregelen te nemen om de situatie in de praktijk aan de tolerantiegrens te laten voldoen.
23-09-2014
Onderhanden. Maakt onderdeel uit van het Plan van Aanpak NVWA. De Kamer heeft op 20 maart 2015 de 2e voortgangsrapportage ontvangen (TK 33 835, nr 12).
Liefde, B.C. de (VVD)
Oosenbrug, R.F.A. (PvdA)
Verzoekt de regering, zich tegen het voorstel van het Italiaans voorzitterschap uit te spreken, onder andere tijdens de Informele Telecomraad op 2 en 3 oktober in Milaan, en vast te blijven houden aan netneutraliteit en de afschaffing van hogere roamingtarieven.
01-10-2014
Afgedaan.
Kamerstuk 21 501-33, nr. 510, d.d. 20 oktober 2014
Tongeren, drs. L. van (GL)
Dik-Faber, R.K. (CU)
Verzoekt de regering, binnen Europa te pleiten voor een bindende doelstelling voor duurzame energie per lidstaat.
07-10-2014
Afgedaan.
Kamerbrief 33 858, nr. 29, d.d. 13 oktober 2014
Veldhoven, S. van (D66)
Verzoekt de regering zich niet te verzetten tegen een hogere Europese doelstelling voor energiebesparing, als dat niet een terugverdientijd van 20 jaar niet tot onaanvaardbare kosten voor de Nederlandse samenleving leidt. Verzoekt de regering zich bij de onderhandelingen over het ETS vervolgens in te spannen om een hoger doel voor energiebesparing te vertalen in een adequaat instrumentarium.
16-10-2014
Afgedaan.
Kamerbrief 21 501-08-543, d.d. 9 december 2014
Veldhoven, S. van (D66)
Vos, Jan C. (PvdA)
Verzoekt de regering met de NAM en de uitvoeringsorganisatie tot een plan te komen waardoor alle preventieve maatregelen die noodzakelijk zijn voor de veiligheid van de mensen in Groningen vóór 2020 zijn uitgevoerd.
16-10-2014
Onderhanden.
De Tweede Kamer wordt hierover geïnformeerd in het meerjarenprogramma van de Nationaal Coördinator Groningen, dat eind december 2015 naar de Kamer wordt gestuurd.
Veldhoven, S. van (D66)
Dik-Faber, R.K. (CU)
Verzoekt de regering het mogelijk te maken dat Staatsbosbeheer geen ministeriële goedkeuring hoeft te vragen voor de verkoop en ruil van gronden aan/met natuurbeheerders, waaronder ook drinkwaterbedrijven, mits de kwaliteit en toegankelijkheid van de natuur voldoende gewaarborgd is.
16-10-2014
Afgedaan.
Kamerbrief 29 659, nr. 139, d.d. 29 juni 2015
Ouwehand, E. (PvdD)
Verzoekt de regering om, minimaal de voorgestelde klimaat- en energiedoelen van de Europese Commissie te steunen, of zich er in ieder geval niet tegen te verzetten.
16-10-2014
Afgedaan.
Kamerbrief 33 858, nr. 31, d.d. 23 oktober 2014
Gesthuizen, S.M.J.G. (SP)
Schouten, C.J. (CU)
Verzoekt de regering, snelle en laagdrempelige toegang tot onafhankelijk advies bij de Commissie van Aanbestedingsexperts te waarborgen en zo nodig extra financiële middelen in te zetten om de capaciteit te kunnen uitbreiden.
28-10-2014
Afgedaan.
Kamerstuk II 2014/2015, 32 440, nr. 89, d.d. 1 april 2015
Tongeren, drs. L. van (GL)
Verzoekt de regering, een arbeidsmarktverkenning naar de deeleconomie te laten uitvoeren, bijvoorbeeld door de Sociaal-Economische Raad te vragen, dit mee te nemen in de al aangevraagde studie naar de circulaire economie.
28-10-2014
Afgedaan.
Kamerstukken II 2014/2015, 29 544, nr. 581, d.d. 19 december 2014
Gesthuizen, S.M.J.G. (SP)
Mulder, Agnes H. (CDA)
Verzoekt de regering, een aanvullend onderzoek te doen naar de technische mogelijkheden en de kosten voor het verzorgen van meer of volledige mobiele dekking in Nederland en het bestaande onderzoek van TNO en Agentschap Telecom hierbij te betrekken.
28-10-2014
Afgedaan.
Kamerstuk 29 517, nr. 97, d.d. 14 april 2015
Verhoeven, K. (D66)
Vos, Jan C. (PvdA)
Verzoekt de regering, de British Business Bank te zien als een inspiratiebron voor de manier waarop Nederlandse ondernemers in de financiering van hun eigen vermogen en vreemd vermogen kunnen worden voorzien.
28-10-2014
Onderhanden, zie Kamerstuk 32 637, nr. 162.
Tongeren, drs. L. van (GL)
Verzoekt de regering, te onderzoeken hoe het aandeel innovatiesubsidies dat bijdraagt aan de verduurzaming vergroot kan worden.
28-10-2014
Afgedaan.
Kamerstuknummer 33 043, nr. 42, d.d. 18 juni 2015
Ouwehand, E. (PvdD)
Graus, D.J.G. (PVV)
Dijkgraaf, prof. dr. E. (SGP)
Gesthuizen, S.M.J.G. (SP)
Tongeren, drs. L. van (GL)
Verhoeven, K. (D66)
Schouten, C.J. (CU)
Mulder, Agnes H. (CDA)
Verzoekt de regering, te bezien welke rol de Nederlandse Mededingingsautoriteit kan spelen bij het aanpakken van ongewenste overschrijding van wettelijke betalingstermijnen voor transacties tussen bedrijven onderling.
28-10-2014
Onderhanden.
De Tweede Kamer is met Kamerstukken II 22 112, nr. 1984, d.d. 8 juni 2015 geïnformeerd dat er een onderzoek wordt gedaan naar de aard van de problematiek. Voor de begrotingsbehandeling zal de Tweede Kamer worden geïnformeerd over het vervolg.
Schouten, C.J. (CU)
Mulder, Agnes H. (CDA)
Verzoekt de regering, samen met de grensregio’s een economische agenda voor de grensregio’s op te stellen, met daarin voorstellen om ondernemerschap te stimuleren, de belemmeringen in wet- en regelgeving voor de arbeidsmarkt en de economie weg te nemen en de Kamer hierover in het voorjaar van 2015 te informeren.
28-10-2014
Afgedaan.
Brief aan de Tweede Kamer d.d. 17 juli 2015 inzake Grensoverschrijdende samenwerking op het gebied van economie en arbeid.
Öztürk, S. (GrKÖ)
Verzoekt de regering, data voor en over ambachtsbranches te behouden en periodiek te updaten; verzoekt de regering tevens, daartoe in overleg te gaan met (vertegenwoordigers dan wel samenwerkingsverbanden van) de brancheorganisaties en overige kenniscentra op het gebied van ambachten om specifieke behoeften en de invulling daarvan te inventariseren en daarover aan de Kamer te rapporteren voor het einde van het jaar.
28-10-2014
Onderhanden.
De Tweede Kamer wordt hierover in september 2015 geïnformeerd.
Geurts, J.L. (CDA)
Verzoekt de regering, de besteding van interne begrotingsreserves van artikel 16 voor 2014 en volgende jaren inzichtelijk te maken.
04-11-2014
Afgedaan.
In de suppletoire begrotingswetsvoorstellen (1e en 2e suppletoire begroting) van EZ zijn de geraamde mutaties (onttrekkingen en stortingen) in de interne begrotingsreserves inzichtelijk gemaakt.
Dijkgraaf, prof. dr. E. (SGP)
Geurts, J.L. (CDA)
Verzoekt de regering, de volgende onderwerpen ook op de agenda te zetten bij deze top:-omgaan met vlees van gevaccineerde dieren en de financiële gevolgen voor individuele veehouders bij dierziekte-uitbraken;-en de toelating van eieren uit derde landen in de Europese Unie met lagere dierenwelzijnseisen dan minimaal vereist in de Europese Unie.
04-11-2014
Afgedaan.
Kamerstuk 28 286, nr. 776, d.d.14 december 2014 over de uitkomsten van de dierenwelzijnsconferentie.
Lodders, W.J.H. (VVD)
Verzoekt de regering, het experiment «Regels wieden» te starten waar belangenorganisaties, maar bovenal de individuele ondernemers, in een platform hun suggesties voor verbeteringen van overbodige regels, conflicterende regelgeving of onpraktische procedures in de land- en tuinbouw en visserij kunnen melden; verzoekt de regering tevens, de uitkomsten en concrete suggesties van het experiment «Regels wieden» binnen een jaar met de Kamer te delen.
04-11-2014
Afgedaan.
Kamerstuk 29 515, nr. 360, d.d. 28 april 2015
Leenders, H.J.M. (PVDA)
Verzoekt de regering, te komen met een voedselvisie en daar het WRR-rapport Naar een voedselbeleid bij te betrekken.
04-11-2014
Onderhanden.
Zoals aangegeven in de Kamerbrief van 3 juni 2015 (TK 31 532, nr 149) wordt de reactie rond het zomerreces aan de Kamer gestuurd.
Thieme, mr. M.L. (PvdD)
Verzoekt de regering, een einddatum vast te stellen waarop het couperen van biggenstaartjes in Nederland beëindigd moet zijn.
04-11-2014
Afgedaan.
De Kamer is geïnformeerd met de brieven van 4 april 2014 (TK 2013-2014 28 286, nr. 729), 2 december 2014 (TK 2014-2015 28 286, nr. 773) en 30 maart 2015 (28 286, nr. 799).
Graus, D.J.G. (PVV)
Dijkgraaf, prof. dr. E. (SGP)
Lodders, W.J.H. (VVD)
Dik-Faber, R.K. (CU)
Geurts, J.L. (CDA)
Klaveren, drs. J.J. van (GrBvK)
Vliet, mr. R.A. van (VAN VLIET)
Verzoekt de regering, de aangenomen motie stromest (33 037, nr. 127) op de kortst mogelijke termijn uit te voeren.
04-11-2014
Afgedaan.
Kamerstuk 33 037, nr. 54, d.d. 10 november 2014
Klaver, J.F. (GL)
Verzoekt de regering, de ontwikkelaars van de Marker Wadden te helpen bij de verdere realisatie van dit unieke project, bijvoorbeeld door te zorgen dat TKI-gelden gebruikt kunnen worden voor de ontwikkeling van de Marker Wadden.
04-11-2014
Afgedaan.
Kamerstuk 33 576, nr. 45, d.d. 26 juni 2015
Klaver, J.F. (GL), Thieme, mr. M.L. (PvdD)
Gerven, drs. H.P.J. van (SP)
Verzoekt de regering, regelgeving voor te bereiden of afspraken te maken om te zorgen voor weidegang voor alle Nederlandse koeien.
04-11-2014
Onderhanden.
De Kamer is met de brieven van 29 maart (TK 33979-73) en 14 juli jl. (TK 33979-99) geïnformeerd over de inzet van het kabinet om weidegang te stimuleren.
Klaver, J.F. (GL)
Dik-Faber, R.K. (CU)
Verzoekt de regering, bij de volgende update van de Monitor Voedselverspilling (met daarin cijfers over 2013) in overleg met de Alliantie Verduurzaming Voedsel met concrete maatregelen te komen om voedselverspilling tegen te gaan, indien blijkt dat geen significante verbetering is opgetreden ten opzichte van 2012.
04-11-2014
Afgedaan.
Kamerstuknummer 34 087, nr. 3, d.d. 23 april 2015
Lodders, W.J.H. (VVD)
Veldhoven, S. van (D66)
Verzoekt de regering, vanuit de ministeries van EZ en OCW in kaart te brengen wat de voor- en nadelen zijn van de huidige situatie en te onderzoeken op welke wijze het onderwijs in de toekomst het best in de begroting kan worden ondergebracht; verzoekt de regering voorts, de Kamer over de uitkomsten van dit onderzoek te informeren voor het zomerreces van 2015.
04-11-2014
Onderhanden.
De beleidsreactie van het kabinet verschijnt tezamen met de bijbehorende rapporten voor de begrotingsbehandeling.
Veldhoven, S. van (D66)
Geurts, J.L. (CDA)
Verzoekt de regering, actief in te zetten op kennisontwikkeling voor de veredeling en teeltoptimalisatie van eiwitgewassen.
04-11-2014
Onderhanden.
De Tweede Kamer wordt hierover geïnformeerd d.m.v. de kabinetsreactie op het rapport van de WRR «Naar een Voedselbeleid», welke rond het zomerreces aan de Kamer wordt gestuurd.
Jacobi, L. (PvdA)
Verzoekt de regering om, dit gilde van de traditioneel werkende herders te steunen; verzoekt de regering tevens om, middelen te zoeken voor een bijdrage in de kosten die deze traditionele herders maken om hun cultuurhistorische waarde in stand te houden in aanvulling op de bekostiging van het natuurbeheer (SNL).
04-11-2014
Onderhanden.
Graus, D.J.G. (PVV)
Dijkgraaf, prof. dr. E. (SGP)
Verzoekt de regering, te bezien of naast onze eeuwenoude (natuurlijke) bejaag- en verjaagmethoden middels de valk en havik, ook de buizerd en arend kunnen worden opgenomen in het huidige opleidingsstelsel van valkerij-akte.
04-11-2014
Afgedaan.
Kamerstuk 33 348, nr. 11 en 21, resp. d.d. 11 december 2014 en 27 mei 2015
Graus, D.J.G. (PVV)
Dijkgraaf, prof. dr. E. (SGP)
Geurts, J.L. (CDA)
Verzoekt de regering, zich blijvend en maximaal in te spannen hoe we primaire levensbehoeften als zeer schaarse fosfaten kunnen extraheren, scheiden en opslaan uit dierlijke afvalstoffen en voor de inzet van concentraten als kunstmestvervanger en de Kamer zo spoedig mogelijk over de voortgang te rapporteren.
04-11-2014
Afgedaan.
Kamerstuk 33 037, nr. 145, d.d. 24 februari 2015
Tongeren, drs. L. van (GL)
Veldhoven, S. van (D66)
Dik-Faber, R.K. (CU)
Vos, Jan C. (PvdA)
Verzoekt de regering om met de Provincie Groningen, de initiatiefnemers van de Stroomversnelling en met alle overige betrokken partijen ervoor te zorgen dat het Noorden een grootschalige pilot kan worden voor nieuwe concepten van zeer energiezuinige dan wel Co2- neutrale bouw, en daarmee gelijktijdig de werkgelegenheid in Noord-Nederland blijvend te versterken.
11-11-2014
Afgedaan.
Kamerstukken II 2014/2015, 33 529, nr. 96, d.d. 9 februari 2015
Dikkers, drs. ing. S.W. (PvdA)
Smaling, E.M.A. (SP)
Roept de regering op, te laten berekenen wat de effecten zijn van verschillende kilo-per-hectarescenario’s of equivalente routes met dezelfde milieueffecten, blijvend binnen het fosfaatplafond, zowel op economisch gebied als voor grondgebondenheid; roept de regering vervolgens op, na overleg met bedrijfsleven en maatschappelijke organisaties, vóór behandeling van het wetsvoorstel in de Eerste Kamer met een hoofdlijnenbrief de Tweede Kamer te informeren hoe de AMvB ingevuld zal worden.
25-11-2014
Afgedaan.
Kamerstuk 33 979 , nr. 70, d.d. 11 december 2014
Leegte, R.W. (VVD)
Vos, Jan C. (PvdA)
Verzoekt de regering, dit samenhangende plan van aanpak samen met de relevante partijen van het energieakkoord op te stellen en voor 1 april 2015 naar de Kamer te sturen.
27-11-2014
Afgedaan.
Kamerstukken II 2014/2015, 30 196, nr. 305, d.d. 2 april 2015
Leegte, R.W. (VVD)
Vos, Jan C. (PvdA)
Vries, Albert A. de (PvdA)
Verzoekt de regering: in de verdere uitwerking van de zesde variant voor de locatie N33 in overleg met de provincie Groningen eventuele hinder en schade voor bewoners zo veel mogelijk te voorkomen en te beperken; in de verdere uitwerking van het plangebied Veenkoloniën, conform de eerder door de Kamer aangenomen motie, zo veel mogelijk rekening te houden met de door de provincie Drenthe vastgestelde gebiedsvisie en bij de verdere uitwerking daarvan in te zetten op het voorkomen en beperken van eventuele hinder en schade voor de bewoners in de bovengenoemde woonkernen.
27-11-2014
Afgedaan.
Kamerstukken II 2014/2015, 33 612, nr. 49, d.d. 3 april 2015
Tongeren, drs. L. van (GL)
Dik-Faber, R.K. (CU)
Verzoekt de regering, af te zien van besteding of voorbereidende activiteiten voor besteding van SDE+ in het buitenland.
27-11-2014
Afgedaan.
Kamerstukken II 2014/2015, 31 239, nr. 184, d.d. 9 januari 2015
Veldhoven, S. van (D66)
Verzoekt de regering om, een inschatting te maken van de hoeveelheid geld voor fundamenteel en toegepast onderzoek die de komende tien jaar nodig is voor het behalen van de 2050-doelstellingen, en dat af te zetten tegen huidige geldstromen.
27-11-2014
Onderhanden.
Veldhoven, S. van (D66)
Verzoekt de regering, onderzoek te laten doen naar de mogelijkheden en baten van gelijkstroom en de uitkomst hiervan met de Kamer te delen.
27-11-2014
Onderhanden.
Momenteel bevinden een proeftuin en een Green Deal op het gebied van gelijkstroom zich in de afrondende fase. De resultaten hiervan zullen worden benut bij de uitvoering van de motie.
Smaling, E.M.A. (SP)
Verzoekt de Minister, gedurende deze periode ook geen proefboringen te laten plaatsvinden.
16-12-2014
33 952, nr. 29 (was nr. 28)
Afgedaan.
Kamerstukken II 2014/2015, 33 952, nr. 30, d.d. 11 februari 2015 en Kamerstukken II 2014/2015, 33 952, nr. 32, d.d. 10 juli 2015
Jacobi, L. (PvdA)
Heerema, R.J. (VVD)
Verzoekt de regering, de provinciale vrijstellingslijst te evalueren en aan te passen opdat deze beter aansluit bij de voorkomende overlast en/of schade, zoals die van steenmarters, zilvermeeuwen en kleine mantelmeeuwen.
16-12-2014
Onderhanden.
In Kamerstuk 33 348, nr. 18, d.d. 29 mei 2015 geïnformeerd over de voortgang.
Jacobi, L. (PvdA)
Heerema, R.J. (VVD)
Verzoekt de regering om, binnen de PKB PMR, in lijn met het advies-Veerman, creatief invulling te geven aan de integrale opgave voor het Buijtenland van Rhoon.
16-12-2014
Afgedaan.
Kamerstuk 33 576, nr. 46, 13 juli 2015.
Graus, D.J.G. (PVV)
Dijkgraaf, prof. dr. E. (SGP)
Geurts, J.L. (CDA)
Heerema, R.J. (VVD)
Verzoekt de regering, ten aanzien van de Engbertsdijksvenen het mogelijk te maken dat maximaal gebruikgemaakt kan worden van de mogelijkheden van het omwisselbesluit om zodoende alternatieven goed in te kunnen vullen; verzoekt de regering voorts, hierover in overleg te treden met belanghebbenden, de Kamer over de uitkomsten te informeren en tot die tijd geen onomkeerbare beslissingen te nemen.
16-12-2014
Onderhanden.
Ouwehand, E. (PvdD)
Verzoekt de regering, ook de andere provincies te wijzen op de bevindingen in Gelderland en hen te wijzen op hun verantwoordelijkheid voor de Natura 2000-doelen, die inhoudt dat teelten met een hoog bestrijdingsmiddelengebruik in de werkingssfeer van Natura 2000-gebieden aan een passende beoordeling moeten worden onderworpen.
16-12-2014
Onderhanden.
Jacobi, L. (PvdA)
Dik-Faber, R.K. (CU)
Verzoekt de regering, de monitoring van zoutwinning minstens van gelijke zwaarte te laten zijn als de monitoring van gaswinning, zodat monitoring daadwerkelijk kan plaatsvinden volgens het hand-aan-de-kraanprincipe.
16-12-2014
33 576, nr. 37 (was nr. 27)
Afgedaan.
Kamerstuk 32 849, nr. 38, d.d. 12 mei 2015
Jacobi, L. (PvdA)
Dik-Faber, R.K. (CU)
Verzoekt de regering, in de vergunning voor zoutwinning aan Frisia vergelijkbare monitoringvoorwaarden op te leggen als die er gesteld zijn in de vergunning voor de gaswinning.
16-12-2014
33 576, nr. 38 (was nr. 28)
Afgedaan.
Kamerstuk 32 849, nr. 38, d.d. 12 mei 2015
Jacobi, L. (PvdA)
Veldhoven, S. van (D66)
Verzoekt de regering, met het oog op de doelmatige inzet van rijksmiddelen, concrete, kwalitatieve afspraken te maken met elke provincie over de doelen die met de inzet van de rijksmiddelen gehaald dienen te worden, en daarop bij de driejaarlijkse doorlichting van het Natuurpact te toetsen.
16-12-2014
Afgedaan.
Kamerstuk 30 825, nr. 214, d.d. 24 maart 2015
Geurts, J.L. (CDA)
Verzoekt de regering, niet in te stemmen met het huidige voorstel voor managementzones Natura 2000 voor de Doggersbank, ten aanzien van het Nederlandse deel van de Doggersbank managementzones vast te stellen zoals recentelijk voorgesteld door de visserijsector, waarmee ecologisch kwetsbare gebieden en de gevolgen voor de visserij worden beperkt, en er bij het Verenigd Koninkrijk op aan te dringen eveneens het voorstel van de visserijsector over te nemen.
16-12-2014
Afgedaan.
Kamerbrief 33 576-42, d.d. 14 april 2015
Smaling, E.M.A. (SP)
Verzoekt de regering in kaart te brengen hoe groot het gat is tussen laboratorium, collegezaal en praktijk en aan te geven welke stappen gezet zullen worden om dit beter op elkaar aan te laten sluiten.
18-12-2014
Afgedaan.
Kamerstuk 27 858, nr. 309, d.d. 12 mei 2015
Leenders, H.J.M. (PVDA)
Verzoekt de regering om in overleg met de sector te treden om te komen tot een betere vorm van informatie verschaffing naar omwonenden over toepassing van Metam-Natrium, waarmee zij de kans krijgen maatregelen te nemen tegen eventuele negatieve effecten op hun gezondheid, en daarover de Kamer te informeren
18-12-2014
Onderhanden.
De Tweede Kamer is op 10 juli 2015 d.m.v. Kamerstuk 27 858-323 geïnformeerd over de voortgang van de uitvoering van deze motie.
Dijkgraaf, prof. dr. E. (SGP)
Dik-Faber, R.K. (CU)
Verzoekt de regering zich, in overleg met LTO en Bionext, in Europees verband in te zetten voor een versnelling van de registratie van basisstoffen, waarbij de registraties van specifieke basisstoffen en de daarmee gepaard gaande lasten tussen landen worden verdeeld, en de Kamer voor het meireces te informeren over de voortgang.
18-12-2014
Onderhanden.
De Tweede Kamer is op 10 juli jl. d.m.v. Kamerstuk 27 858-323 geïnformeerd over de voortgang van de uitvoering van deze motie.
Dekken, T.R. van (PvdA)
Dikkers, drs. ing. S.W. (PvdA)
Verzoekt de regering, in overleg met de retailsector het stunten met goedkoop vlees te stoppen.
20-01-2015
Onderhanden.
Veldhoven, S. van (D66)
Leegte, R.W. (VVD)
Verzoekt de regering, bij de maatregelen die uit het energieakkoord voortvloeien concreet in euro’s aan te geven wat de kosten per vermeden ton CO2 van de maatregel zijn.
20-01-2015
Onderhanden.
De Tweede Kamer wordt hierover begin 2016 geïnformeerd.
Ouwehand, E. (PvdD)
Tongeren, drs. L. van (GL)
Veldhoven, S. van (D66)
Leegte, R.W. (VVD)
Klever, R.J. (PVV)
Mulder, Agnes H. (CDA)
Vos, Jan C. (PvdA)
Smaling, E.M.A. (SP)
Verzoekt de regering, in alle relevante begrotingen een herkenbare regel op te nemen waarin de maatregelen die uit het energieakkoord voortvloeien worden gepresenteerd; verzoekt de regering tevens, in de begroting van het Ministerie van EZ een totaaloverzicht van alle maatregelen van alle ministeries vanwege het energieakkoord op te nemen.
20-01-2015
Afgedaan.
In artikel 14 van de EZ-begroting voor 2016 is een overzicht opgenomen. De begrotingen van IenM en WenR bevatten verwijzingen naar dit overzicht.
Veldhoven, S. van (D66)
Vos, Jan C. (PvdA)
Spreekt uit dat de vrijstelling van de kolenbelasting wordt ingetrokken indien per 1-1-2016 de afgesproken drie kolencentrales en per 1-7-2017 de twee overgebleven kolencentrales niet zijn gesloten.
20-01-2015
Onderhanden.
De AMvB ter vaststelling van de rendementseisen voor kolencentrales is voor advies voorgelegd aan de Raad van State.
Veldhoven, S. van (D66)
Vos, Jan C. (PvdA)
Verzoekt de regering om, de energiebedrijven en de milieuorganisaties nogmaals te verzoeken om met elkaar in gesprek te gaan en uiterlijk voor 1 maart tot overeenstemming te komen; verzoekt de regering tevens om, subsidies uit de SDE+ tot die tijd niet beschikbaar te stellen voor de meestook van biomassa.
20-01-2015
Afgedaan.
Kamerstukken II 2014/2015, 30 196, nr. 300, d.d. 18 maart 2015
Jacobi, L. (PvdA)
Monasch, drs. MA J.S. (PvdA)
Vos, Jan C. (PvdA)
Vries, Albert A. de (PvdA)
Verzoekt, de regering om, met in achtneming van de doelen uit het energieakkoord, zo veel mogelijk rekening te houden met de gewenste variant van de provincie Friesland over de inpassing van windmolens in het IJsselmeer c.q. op of langs de Afsluitdijk.
20-01-2015
30 196, nr. 287 (was 282 + 286)
Afgedaan.
Kamerstukken II 2014/2015, 33 612, nr. 49, d.d. 3 april 2015
Dikkers, drs. ing. S.W. (PvdA)
Lodders, W.J.H. (VVD)
Verzoekt de regering, zich bij de Europese Commissie in te spannen voor (meer) onaangekondigde controles door de FVO.
27-01-2015
Afgedaan.
Nederland heeft per brief op 23 juni 2015 de Europese inspectiedienst FVO aandacht gevraagd voor de inspectiemissies in derde landen inzake paardenvlees en het belang van onaangekondigde controles hierbij. Zie ook Kamerbrief 28 286 nr. 776, d.d. 2 juni 2015.
Jacobi, L. (PvdA)
Bashir, F. (SP)
Helvert, M.J.F. van (CDA)
Verzoekt de regering, mede aan de hand van buitenlandse voorbeelden en de resultaten van de evaluatie van de Natuurschoonwet 1928, te onderzoeken in welke vorm de toegankelijkheid van paden in beheer bij boeren en andere particuliere eigenaren het beste in Nederland georganiseerd kan worden; verzoekt de regering tevens, zich samen met het Interprovinciaal Overleg (IPO) in te spannen voor het zo veel mogelijk uniformeren en structureel maken van regelingen op dit terrein; verzoekt de regering voorts, de voorwaarden bij de regelingen beter uit te werken ten bate van logische doorgaande routes waarbij de toegankelijkheid niet nodeloos beperkt wordt.
27-01-2015
Onderhanden.
Er heeft dit voorjaar overleg tussen EZ en het IPO plaatsgevonden over de uitvoering van de Boerenlandwandelpadenregeling. De Kamer wordt over de uitkomsten hiervan in het najaar geïnformeerd.
Liefde, B.C. de (VVD)
Verzoekt de regering, te onderzoeken hoe postzegels met verschillende snelheden en prijzen binnen de UPD gerealiseerd kunnen worden.
29-01-2015
Onderhanden.
De Tweede Kamer wordt voor het einde van het jaar geïnformeerd over de uitkomst.
Vos, Mei Li (PvdA)
Verzoekt de Minister, te onderzoeken hoe de aansprakelijkheid bij zoekgeraakte aangetekende brieven kan worden aangepast naar een reëler bedrag, bijvoorbeeld door het introduceren van meerdere categorieën aangetekende brieven.
29-01-2015
Afgehandeld.
Kamerstukken II 2014/2015, 34 024, nr. 28, d.d. 2 juni 2015
Geurts, J.L. (CDA)
Jacobi, L. (PvdA)
Verzoekt de regering de mogelijkheden te onderzoeken voor een noodfaciliteit via het Borgstellingsfonds voor de getroffen gebieden; verzoekt voorts in overleg te treden met de diverse betrokken overheden, zoals de provincies voor de mogelijkheden voor financiële steun via bijvoorbeeld het Faunafonds.
10-02-2015
21 501-32, nr. 829 (was 823)
Afgedaan.
Kamerstuknummer 27 858 nr. 298, d.d. 13 maart 2015
Ouwehand, E. (PvdD)
Tongeren, drs. L. van (GL)
Veldhoven, S. van (D66)
Dik-Faber, R.K. (CU)
Klever, R.J. (PVV)
Mulder, Agnes H. (CDA)
Smaling, E.M.A. (SP)
Verzoekt de regering om schadeafhandeling van aardbevingsschade en bodemdaling en versterking van het onroerend goed zoveel mogelijk integraal af te handelen.
12-02-2015
Onderhanden.
Bosman, André (VVD)
Vos, Jan C. (PvdA)
Verzoekt de regering, bij de beslissing van 1 juli de maatschappelijke effecten voor de inwoners mee te wegen, en niet alleen de veiligheid en de winning, als vergelijkbaar met een MKBA.
12-02-2015
Onderhanden.
De Tweede Kamer is op 23 juni jl. d.m.v. Kamerstuk 33 529-174 geïnformeerd over de voortgang van de uitvoering van deze motie.
Bosman, André (VVD)
Vos, Jan C. (PvdA)
Verzoekt de regering, voor de gaswinning ná 1 juli een winningsbesluit voor te bereiden dat uitgaat van het laagst mogelijke niveau gaswinning dat noodzakelijk is voor de leveringszekerheid en de veiligheid; verzoekt de regering tevens, inzichtelijk te maken hoe de gaswinning na 1 januari 2016 nog verder verlaagd kan worden.
12-02-2015
Afgedaan.
Kamerstukken II, 33 529 nr. 174, 23 juni 2015
Ouwehand, E. (PvdD)
Tongeren, drs. L. van (GL)
Veldhoven, S. van (D66)
Dik-Faber, R.K. (CU)
Verzoekt de regering:- ervoor zorg te dragen dat de NAM de kosten voor behoud en herstel van monumentaal erfgoed betaalt;- bij herstel en behoud niet slechts economische afwegingen, maar ook de monumentale waarde en de waarde voor het landelijk gebied en de identiteit van Groningen mee te wegen;- zorg te dragen voor een speciaal team bij de Nationaal Coördinator Groningen voor het herstel en de preventie van schade aan monumenten en erfgoed.
12-02-2015
Onderhanden.
De Tweede Kamer wordt hierover geïnformeerd in het meerjarenprogramma van de Nationaal Coördinator Groningen, dat eind december 2015 naar de Kamer wordt gestuurd.
Tongeren, drs. L. van (GL)
Veldhoven, S. van (D66)
Mulder, Agnes H. (CDA)
Öztürk, S. (GrKÖ)
Smaling, E.M.A. (SP)
Krol, H. (50PLUS)
Constaterende dat de Onderzoeksraad Voor Veiligheid vijf aanbevelingen doet om het veiligheidsbelang te versterken, om onzekerheid te erkennen en om beter te communiceren; verzoekt de regering, alle aanbevelingen over te nemen.
10-03-2015
Afgedaan.
Kamerstukken II 2014/2015, 33 529, nr. 143 d.d. 2 april 2015
Slob, drs A. (CU)
Bosman, André (VVD)
Dijkgraaf, prof. dr. E. (SGP)
Vos, Jan C. (PvdA)
Overwegende dat de Onderzoeksraad Voor Veiligheid concludeert dat bij de gaswinning betrokken partijen niet zorgvuldig zijn omgegaan met de veiligheid van bij de gaswinning betrokken burgers; verzoekt het kabinet, alle aanbevelingen over te nemen en daarover zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk binnen zes weken, aan de Kamer te rapporteren.
10-03-2015
Afgedaan.
Kamerstukken II 2014/2015, 33 529, nr. 143 d.d. 2 april 2015
Tongeren, drs. L. van (GL)
Veldhoven, S. van (D66)
Dik-Faber, R.K. (CU)
Klever, R.J. (PVV)
Mulder, Agnes H. (CDA)
Smaling, E.M.A. (SP)
Verzoekt de regering om, ruim voor de behandeling van STROOM de Kamer een overzicht van de gevolgen van de voorgenomen kostenverrekening te sturen met in ieder geval de volgende gegevens: de financiële gevolgen voor huishoudens en bedrijven van een kostenverrekening via de SDE+ in vergelijking met een kostenverrekening via de netwerktarieven; de gevolgen van een kostenverrekening via de SDE+ voor het budget van de SDE+ dat beschikbaar is voor duurzame-energiedoelstellingen en het mogelijk effect op het aandeel duurzame energie dat met het huidige voorgenomen budget gerealiseerd kan worden.
26-03-2015
Onderhanden.
Ouwehand, E. (PvdD)
Tongeren, drs. L. van (GL)
Veldhoven, S. van (D66)
Dik-Faber, R.K. (CU)
Klever, R.J. (PVV)
Mulder, Agnes H. (CDA)
Verzoekt de regering, de Kamer mede te delen wat de totale investeringskosten en operationele kosten van het net op zee zijn en van het net naar de eerste kavel Borssele.
26-03-2015
Afgedaan.
Brief aan de Tweede Kamer d.d. 22 juli 2015 inzake Actualisatie kosten netwerk op zee.
Veldhoven, S. van (D66)
Mulder, Agnes H. (CDA)
Verzoekt de regering om, deze zaken nader te onderzoeken en de resultaten daarvan uiterlijk voor het voorgenomen besluit over de locaties van de windmolenparken naar de Kamer te sturen.
26-03-2015
Onderhanden.
Dik-Faber, R.K. (CU)
Verzoekt de regering, bij het ontwikkelen van de kavelbesluiten in een vroeg stadium te overleggen met de belanghebbenden over medegebruik van de Noordzee en de mogelijkheid te geven om voorstellen te doen om de schade te minimaliseren of het medegebruik te verbeteren.
26-03-2015
Afgedaan.
Kamerstukken II 2014/2015, 33 561, nr. 19 d.d. 19 mei 2015
Ouwehand, E. (PvdD)
Veldhoven, S. van (D66)
Verzoekt de regering bij mogelijke significante gevolgen van windmolens op Natura 2000-gebieden op zee te kiezen voor mitigerende maatregelen.
26-03-2015
Afgedaan.
Kamerstukken II 2014/2015, 33 561, nr. 19 d.d. 19 mei 2015
Ouwehand, E. (PvdD)
Veldhoven, S. van (D66)
Verzoekt de regering, in de voorschriften en de subsidieregeling voor windenergie op zee op te nemen dat er gebruik gemaakt wordt van minder vervuilende manieren om roest van windmolens te voorkomen.
26-03-2015
Afgedaan.
Kamerstukken II 2014/2015, 33 561, nr. 19 d.d. 19 mei 2015
Veen, M.S. van (VVD)
Verzoekt de regering om, te onderzoeken of deze legeskosten omlaag kunnen zonder afbreuk te doen aan het kostendekkende karakter van deze leges.
31-03-2015
Onderhanden, zie Kamerstuk 29 861, nr. 38, d.d. 17 juni 2015
Vos, Mei Li (PvdA)
Verzoekt de regering om, in overleg met de regio te treden over deze werkgelegenheidsplannen, daar waar nodig ondersteuning te bieden en de Kamer hierover te rapporteren; verzoekt de regering tevens om, de ervaring die door het ministerie is opgedaan bij interventies bij andere bedrijven, zoals Nedcar, NRG, ALDEL en Thermphos, hierin mee te nemen; verzoekt de regering voorts om, na te gaan of er ruimte is op de begroting en daarbij te betrekken de niet-gereserveerde middelen en de eindejaarsreserve.
31-03-2015
Onderhanden.
Schouten, C.J. (CU)
Mulder, Agnes H. (CDA)
Verzoekt de regering, de regio Emmen-Coevorden-Hoogeveen--Hardenberg te ondersteunen in het benutten van EFRO-subsidie, INTERREG-subsidie en nationale regelingen voor het verbeteren van het vestigingsklimaat en het investeringsklimaat voor bedrijven.
31-03-2015
32 637, nr. 173 (was 170)
Onderhanden.
Verhoeven, K. (D66)
Verzoekt de regering, het rendement van het eerste Dutch Venture Initiative openbaar te maken en de Kamer hierover voor het einde van het jaar te informeren.
21-04-2015
Onderhanden.
De Tweede Kamer zal worden geïnformeerd d.m.v. van het goedgekeurde jaarverslag dat in het 3e kwartaal van 2015 wordt verwacht.
Ziengs, E. (VVD)
Verzoekt de regering, deze inbesteding terug te draaien en zich in te spannen voor een eerlijke en transparante aanbestedingsprocedure voor haar digitaliseringswerkzaamheden.
21-04-2015
Zie brief van de Minister van OCW d.d. 23 juni jl.
Verhoeven, K. (D66)
Ziengs, E. (VVD)
Mulder, Agnes H. (CDA)
Verzoekt de regering om in de toekomstige voortgangsrapportages over regeldruk ook systematisch en transparant te rapporteren over de omvang van de eenmalige kosten van nieuwe of gewijzigde wet- en regelgeving en over de nalevingskosten van wet- en regelgeving met een Europese oorsprong.
21-04-2015
Onderhanden.
Deze wijze van rapporteren zal ingaan in 2016.
Dekken, T.R. van (PvdA)
Heerema, R.J. (VVD)
Spreekt uit dat het verbod niet uitgebreid zal worden naar andere wilde diersoorten en dat het verbod beperkt blijft tot het circus, optochten, reclames en tentoonstellingen.
21-04-2015
Afgedaan.
Kamerstuk 28 286, nr 797, d.d. 13 maart 2015
Geurts, J.L. (CDA)
Verzoekt de regering, de economische gevolgen van een hoogspannings-tracé mee te wegen in het Tracébesluit.
28-04-2015
Onderhanden.
Dik-Faber, R.K. (CU)
Verzoekt de regering om, de kosten van verkabeling van hoogspanningslijnen voor de betreffende gemeenten inzichtelijk te maken en de Kamer hierover voorafgaand aan de behandeling van het wetsvoorstel STROOM te informeren.
28-04-2015
Afgedaan.
Kamerstukken II 2014/2015, 29 023, nr. 198, d.d. 1 juli 2015
Tongeren, drs. L. van (GL)
Verzoekt de regering, te onderzoeken of het nodig is om belastingregels voor schenkingen zo aan te passen dat zij geen rem op schadevergoeding en -preventie bij mijnbouwactiviteiten zetten.
28-04-2015
Onderhanden.
Tongeren, drs. L. van (GL)
Veldhoven, S. van (D66)
Verzoekt de regering, alle niet-bedrijfsgevoelige informatie van het SodM over de naleving van de relevante wetgeving stapsgewijs openbaar te maken en te ontsluiten via de website.
28-04-2015
Onderhanden.
Dijkgraaf, prof. dr. E. (SGP)
Dik-Faber, R.K. (CU)
Geurts, J.L. (CDA)
Verzoekt de regering, alle andere reële opties om de fosfaatproductie door de melkveehouderij te reguleren uit te werken en de Kamer hierover uiterlijk eind mei te informeren
28-04-2015
Afgedaan.
Kamerstukken II 2014/2015, 33 979, nr. 98, d.d. 2 juli 2015.
Bommel, drs. H. van (SP)
Veldhoven, S. van (D66)
Vries, Albert A. de (PvdA)
Veldman, H.S. (VVD)
verzoekt de regering voor elk van de alternatieven in kaart te brengen in hoeverre natuur doorkruist wordt, huizen gevoelige bestemming worden etc., conform de leidende principes zoals opgesteld in de startnotitie voor de mer (paragraaf 3.5.2), alvorens de keuze te maken welke alternatieven in de mer zullen worden meegenomen; verzoekt de regering om de bewoners bij het gehele proces van de beoordeling te blijven betrekken en de Kamer over de uitkomst welke alternatieven in de mer worden meegenomen te informeren.
28-04-2015
Onderhanden.
Ouwehand, E. (PvdD)
Tongeren, drs. L. van (GL)
Veldhoven, S. van (D66)
Dik-Faber, R.K. (CU)
Vos, Jan C. (PvdA)
Öztürk, S. (GrKÖ)
Smaling, E.M.A. (SP)
Krol, H. (50PLUS)
Verzoekt de regering, alle vergunningsaanvragen voor proefboringen of gaswinning in en nabij de Waddenzee en de Waddeneilanden op te schorten of aan te houden, in ieder geval tot de Energievisie 2015 en aanpassing van het gasgebouw met de Kamer zijn besproken.
28-04-2015
Afgedaan.
Kamerstukken II 2014/2015, 34 041, nr. 39 d.d. 25 april 2015
Bosman, André (VVD)
Tongeren, drs. L. van (GL)
Veldhoven, S. van (D66)
Dik-Faber, R.K. (CU)
Klever, R.J. (PVV)
Mulder, Agnes H. (CDA)
Vos, Jan C. (PvdA)
Smaling, E.M.A. (SP)
Verzoekt de regering om verschillende scenario’s te onderzoeken over hoe de rol van de Groningers in de besluitvorming over de gasproductie in hun regio kan worden versterkt en de Kamer hierover in het najaar te informeren.
30-04-2015
33 529, nr. 167 (was 150)
Onderhanden.
Veldhoven, S. van (D66)
Klever, R.J. (PVV)
Mulder, Agnes H. (CDA)
Smaling, E.M.A. (SP)
Verzoekt de regering om, het onderzoek naar de verjaring van mijnbouwschade als uitvoering van de motie-Agnes Mulder (29 023, nr. 157) voorafgaand aan de voorgenomen wetswijziging van de Mijnbouwwet toe te sturen aan de Kamer.
30-04-2015
Afgedaan.
Kamerstuk II 2013/2014, 32 849, nr. 21, d.d. 20 juni 2014
Smaling, E.M.A. (SP)
Spreekt uit dat de begrippen «veiligheid», «risico» en «onzekerheid» zodanig en in zodanig begrijpelijke taal worden gedefinieerd dat opsporings- en winningsbesluiten hieraan getoetst kunnen worden.
30-04-2015
Afgedaan.
Kamerstukken II 2014/2015, 33 529, nr. 143 d.d. 2 april 2015
Tongeren, drs. L. van (GL)
Vos, Jan C. (PvdA)
Verzoekt de Minister diverse opties om SodM onafhankelijker te positioneren dan nu uit te werken, waarbij voor- en nadelen inzichtelijk worden gemaakt, en deze opties uiterlijk na de zomer aan de Kamer voor te leggen.
30-04-2015
33 529, nr. 167 (was 155)
Onderhanden.
Vos, Jan C. (PvdA)
Verzoekt de regering, snel bouw- en veiligheidsnormen te ontwikkelen voor de industriële installaties, infrastructuur en overige bebouwing.
30-04-2015
Onderhanden.
Verhoeven, K. (D66)
Verzoekt de regering, te komen tot een eenduidige definitie van startups en het Nederlandse startup-ecosysteem van startups, investeerders, incubators en accelerators in kaart te brengen.
01-07-2015
Onderhanden.
De Tweede Kamer zal hierover worden geïnformeerd in de Voortgangsrapportage Bedrijfslevenbeleid die in oktober 2015 wordt verstuurd.
Verhoeven, K. (D66)
Verzoekt de regering nogmaals te kijken naar kwetsbaarheden voor identiteitsfraude bij zzp’ers als gevolg van de koppeling van het BTW en BSN-nummer en de vermelding van de geboortedatum en het privéadres in het KvK-handelsregister en de Kamer te informeren over mogelijke oplossingen.
01-07-2015
Onderhanden.
Verhoeven, K. (D66)
Mulder, Agnes H. (CDA)
Verzoekt de regering, de streefwaarde van betalingen binnen 30 dagen bij de overheden te verhogen van 90% naar 95%.
01-07-2015
Onderhanden.
Tongeren, drs. L. van (GL)
Verzoekt de regering, de impact van het valorisatieprogramma op de kwaliteit en opbouw van academische kennis te onderzoeken, bijvoorbeeld via een steekproefsgewijze benadering.
01-07-2015
Onderhanden.
Tongeren, drs. L. van (GL)
Vos, Jan C. (PvdA)
Verzoekt de regering, te bezien of er systeemrisico’s zijn voor Nederlandse investeringsinstellingen bij het beleggen in gas, olie en kolen.
01-07-2015
Onderhanden.
Veldhoven, S. van (D66)
Dik-Faber, R.K. (CU)
Verzoekt de regering, de werking van het nieuwe systeem in den brede te evalueren en de Kamer daarover te informeren.
01-07-2015
33 348, nr. 174 (tvv 147)
Onderhanden.
Geurts, J.L. (CDA)
Verzoekt de regering, provincies te ondersteunen bij het regeldruk-luw maken van de faunabeheerplannen en de uitvoering daarvan.
01-07-2015
Onderhanden.
Thieme, mr. M.L. (PvdD)
Heerema, R.J. (VVD)
Verzoekt de regering om, dit jaar met een plan van aanpak te komen om de import van de jachttrofeeën, bijvoorbeeld ivoor en tijgerhuiden, in nationaal dan wel Europees verband aan te pakken en de Kamer daarover te informeren.
01-07-2015
Onderhanden.
Veldhoven, S. van (D66)
Grashoff, R (GL)
Dik-Faber, R.K. (CU)
Smaling, E.M.A. (SP)
Verzoekt de regering, er zorg voor te dragen dat het monitoringssysteem naast kwantiteit eveneens aandacht heeft voor kwaliteit; verzoekt de regering, externe experts zoals de Algemene Rekenkamer en het Planbureau voor de Leefomgeving te betrekken bij het opstellen van het monitoringssysteem.
01-07-2015
Onderhanden.
Grashoff, R (GL)
Leenders, H.J.M. (PVDA)
Verzoekt de regering, in overleg te treden met de provincies met als doel voor de begrotingsbehandeling van 2016 met landsdekkende voorstellen te komen die gericht zijn op instandhouding en herstel van de weidevogelpopulaties.
01-07-2015
Onderhanden.
Smaling, E.M.A. (SP)
Verzoekt de regering, warmteaansluiting niet te laten concurreren met woningisolatie, bijvoorbeeld volgens het model Stroomversnelling.
01-07-2015
Onderhanden.
Vos, Jan C. (PvdA)
Smaling, E.M.A. (SP)
Verzoekt de regering, zich in te spannen om de chemische installaties in Delfzijl met spoed aardbevingsbestendig te maken.
02-07-2015
Onderhanden.
Over de stand van zaken over het aardbevingbestendig maken van industriële installaties is de Kamer geïnformeerd via Kamerbrief 33 529-174.
Bosman, André (VVD)
Vos, Jan C. (PvdA)
Verzoekt de regering om in adequate bijstand te voorzien voor bewoners van het Groninger bevingsgebied die te maken hebben met bevingsschade of hun woning tijdelijk of permanent dienen te verlaten en daarvoor in gesprek te gaan met de Nationaal Coördinator Groningen.
02-07-2015
Onderhanden.
De Tweede Kamer wordt hierover geïnformeerd in het meerjarenprogramma van de Nationaal Coördinator Groningen, dat eind december 2015 naar de Kamer wordt gestuurd.
Bosman, André (VVD)
Vos, Jan C. (PvdA)
Verzoekt de regering, het SodM in overleg met risico-experts van de NAM voor november tot een goede methode voor risicovergelijking te laten komen en daarbij ook de mogelijkheid en betekenis van berekening van het groepsrisico in beeld te brengen.
02-07-2015
Onderhanden.
Gesthuizen, S.M.J.G. (SP)
Verhoeven, K. (D66)
Liefde, B.C. de (VVD)
Mulder, Agnes H. (CDA)
Oosenbrug, R.F.A. (PvdA)
Verzoekt de regering in overleg met de marktpartijen te komen tot een besluit waarbij clausulering voor landelijke kavels wordt afgeschaft, met uitzondering van nieuws en Nederlandstalige muziek; wijziging van eigendomsbeperking van landelijke kavels van maximaal één ongeclausuleerd kavel én één geclausuleerd kavel naar maximaal vier kavels; en de vergunningen ten behoeve van het uitzenden op de FM-band worden verlengd; verzoekt de regering met de marktpartijen in overleg te treden om tot overeenstemming te komen over beslechting dan wel beëindiging van de huidige juridische geschillen en de waardebepaling van de kavels zoveel mogelijk aan te laten sluiten bij de huidige vergoedingen die door marktpartijen worden betaald, en de Kamer vóór 1 september 2015.
02-07-2015
Onderhanden.
De Tweede Kamer zal kort na het zomerreces worden geïnformeerd over de gesprekken die hierover plaatsvinden.
Jacobi, L. (PvdA)
Dijkgraaf, prof. dr. E. (SGP)
Geurts, J.L. (CDA)
Visser, B. (VVD)
Verzoekt de regering, in kaart te brengen hoe het visseizoen binnen Nederland voor aal aan veranderende omstandigheden onderhevig is en de Kamer te informeren hoe binnen het aalbeheerplan er eventueel nog dit jaar rekening gehouden kan gaan worden met deze veranderende omstandigheden.
02-07-2015
Afgedaan. De Tweede Kamer is geïnformeerd met brief «Flexibiliteit in het aalbeheerplan», d.d. 26-8-2015.
Liefde, B.C. de (VVD)
Leenders, H.J.M. (PVDA)
Verzoekt de regering, in het reeds toegezegde onderzoek in ieder geval te betrekken: de financiële gevolgen voor verschillende sectoren in Nederland, waaronder de land- en tuinbouw, de vleesverwerkende industrie en de Rotterdamse haven, de werkgelegenheidseffecten voor Nederland en de gevolgen voor de Nederlandse export.
02-07-2015
Onderhanden.
Tongeren, drs. L. van (GL)
Veldhoven, S. van (D66)
Dik-Faber, R.K. (CU)
Verzoekt de regering om, samen met de lokale bestuurders, de Nationaal Coördinator en de NAM, ervoor te zorgen dat deze gevallen nog voor 2016 zijn opgelost
02-07-2015
33 529, nr. 196 (tvv 177)
Onderhanden.
Tongeren, drs. L. van (GL)
Veldhoven, S. van (D66)
Dik-Faber, R.K. (CU)
Mulder, Agnes H. (CDA)
Verzoekt de regering om daar steeds naar te handelen en daartoe adequate maatregelen te nemen of te laten nemen.
02-07-2015
Onderhanden.
Ouwehand, E. (PvdD)
Tongeren, drs. L. van (GL)
Veldhoven, S. van (D66)
Dik-Faber, R.K. (CU)
Mulder, Agnes H. (CDA)
Vos, Jan C. (PvdA)
Smaling, E.M.A. (SP)
verzoekt de regering, te reageren op het ECN-rapport Reductie gasvraag Nederland en daarbij in te gaan op de uitvoerbaarheid van elk van de genoemde besparingsmaatregelen
02-07-2015
Onderhanden.
Smaling, E.M.A. (SP)
Verzoekt de regering, zeer terughoudend te zijn in het aanwijzen van nog meer commissies en bestuurders.
02-07-2015
Onderhanden.
De Tweede Kamer wordt hierover geïnformeerd in het meerjarenprogramma van de Nationaal Coördinator Groningen, dat eind december 2015 naar de Kamer wordt gestuurd.
Moties EZ Eerste Kamer parlementair jaar 2014-2015
Indiener(s)
Omschrijving
Datum stemming
Kamerstuk
Stand van zaken
Reuten, dr. G.A.T.M. (SP)
Graaf, mr. Th.C. de (D66)
Schaap, prof. dr. ing. S. (VVD)
Terpstra, drs. G.H. (CDA)
Koffeman, drs. N.K. (PvdD)
Thissen, C.P. (GL)
Vraagt de regering om, mocht het wetsvoorstel worden aanvaard, tegelijk met de uitwerking van de voorgenomen algemene maatregel van bestuur een wijzigingswet voor te bereiden waarmee de essentie van de algemene maatregel van bestuur en de betekenis van grondgebondenheid opgenomen worden in de wet.
17-12-2014
Onderhanden.
Koning, drs. ir. A.L. (PvdA)
Reuten, dr. G.A.T.M. (SP)
Vos, ir. M.B. (GroenLinks)
Verzoekt de regering om het parlement bij de eerstvolgende versobering of, indien deze zich eerder aandient, de evaluatie over drie jaar, inzage te verschaffen in de genoemde kosten- en batenopbouw en het rendement van de UPD, opdat op grond daarvan gesproken kan worden over de eventuele aanpassing van de UPD.
26-05-2015
Onderhanden.
Overzicht toezeggingen parlementair jaar 2014-2015
In het parlementaire jaar 2014-2015 zijn ruim 500 toezeggingen aan de Eerste en Tweede Kamer gedaan. In de onderstaande tabel staat de stand van zaken rond de uitvoering van een aantal toezeggingen op de verschillende EZ-beleidsterreinen. De tabel biedt daarmee geen uitputtend overzicht, maar geeft een beeld van de wijze waarop een aantal toezeggingen is/wordt afgehandeld.
EK/TK
Toezegging gedaan bij:
Omschrijving
Stand van zaken
Economie en innovatie
TK
Parlementaire agenda [04-09-2014] - AO Groene Groei
De Minister zal bezien (o.a. via VNG en IPO) of er behoefte is bij lokale overheden en bedrijfsleven om tot een loket te komen waar zij terecht kunnen voor informatie en ondersteuning voor het verlenen van vergunningen (Green Deal).
Voldaan met Kamerstuk 33 043, nr. 42, d.d. 18 juni 2015.
TK
Parlementaire agenda [02-10-2014] - Wijziging van de Telecommunicatiewet
De Minister zal de Kamer voor de Kerst informeren over de uitvoering van de motie De Liefde over modernisering van de telecomwetgeving.
Voldaan met Kamerstuk 26 643, nr. 345, d.d. 23 december 2014.
TK
Parlementaire agenda [14-10-2014] - EZ begroting (E&I deel)
&
Parlementaire agenda [11-06-2015] - AO Bedrijfslevenbeleid
De Minister zal bij evaluatiemomenten van wetgeving bekijken wat er qua modernisering wenselijk en mogelijk is en zal daarnaast aan de hand van concrete cases kijken naar modernisering van wetgeving. De Minister zal de Kamer voor het Kerstreces informeren over een selectie van wetten waarnaar in eerste instantie gekeken wordt. De Minister zal de Kamer medio 2015 informeren over de modernisering van wetgeving.
Modernisering van wet- en regelgeving is een doorlopend proces. De Kamer is bij brief d.d. 20 juli jl. geïnformeerd over de voortgang waarmee aan de toezegging is voldaan.
TK
Parlementaire agenda [14-10-2014] - EZ begroting (E&I deel)
De Minister zal in de evaluatie van de Aanbestedingswet extra aandacht besteden aan de klachten over de EMVI-criteria.
Voldaan met Kamerstuk 34 252, nr. 1, d.d. 8 juli 2015.
TK
Parlementaire agenda [14-10-2014] - EZ begroting (E&I deel)
De Minister zal de Kamer zo snel mogelijk informeren over het beleid voor startups, incl. de speciale samenwerking met Amsterdam en wie de rol van special envoy zal gaan vervullen.
Voldaan met Kamerstuk 32 637, nr. 162, d.d. 31 december 2014.
TK
Parlementaire agenda [12-11-2014] - AO Telecommunicatie
De Minister zal het wetsvoorstel voor diverse aanpassingen van de Telecommunicatiewet, waarin o.a. de motie De Liefde over overstappen zakelijke gebruikers tot uitvoering wordt gebracht, naar verwachting in het voorjaar van 2015 bij de Kamer indienen en zal de Kamer nader informeren over de planning en de mogelijke inwerkingtreding.
Voldaan. De Kamer is per brief van 12 december 2014 (Kamerstuk 24 095, nr. 377) over de planning van het wetsvoorstel geïnformeerd.
TK
Parlementaire agenda [19-11-2014] - AO Bedrijfslevenbeleid en Innovatie
De Minister zal de Kamer in het eerste kwartaal van 2015 informeren over de 10 te realiseren fieldlabs naar aanleiding van de Actieagenda Smart Industry.
Voldaan met Kamerstuk 29 826, nr. 63, d.d. 22 januari 2015.
TK
Parlementaire agenda [16-12-2014] - Mondelinge vragen van het lid VERHOEVEN (D66) aan de Minister van Financiën, bij afwezigheid van de Minister van Economische Zaken, over het bericht «Startups raken verstrikt in oerwoud aan subsidies (FD, 16 december 2014)
De Minister zal bezien hoe doorlooptijden van aanvragen voor regelingen (onder andere WBSO) versneld kunnen worden en of een «fast lane» voor starters gecreëerd kan worden.
Onderhanden. De Kamer wordt hierover in het najaar van 2015 geïnformeerd.
TK
Parlementaire agenda [04-02-2015] - Dertigledendebat over de «Grenseffectentoets»
Diverse toezeggingen ten aanzien van grensoverschrijdende arbeid, onder andere inzake de werkwijze rond controles bij grensoverschrijdende arbeid (o.a. minimumloon) en inzake een proef om BBL-leerlingen en werkzoekenden bij Duitse bedrijven te detacheren.
De Kamer is geïnformeerd over de voortgang met Kamerstukken 32 851, nr. 25, d.d. 28 april 2015 en 32 851, nr. 27, d.d. 17 juli 2015.
TK
Parlementaire agenda [10-03-2015] - AO Bedrijfslevenbeleid & Innovatie
De Minister zal voor de zomer een nadere uitwerking van het toekomstfonds (regelingen en criteria) naar de Kamer sturen.
Voldaan met Kamerstuk 31 288, nr. 474, d.d. 8 juni 2015.
TK
Parlementaire agenda [10-03-2015] - AO Bedrijfslevenbeleid & Innovatie
De Minister zal de Kamer binnen een jaar informeren over (transparantie rond) de benutting van octrooien.
Onderhanden. De Kamer wordt voor eind februari 2016 geïnformeerd.
TK
Parlementaire agenda [10-03-2015] - AO Bedrijfslevenbeleid & Innovatie
De Minister zal de Kamer in mei informeren over de uitkomsten/plannen van de taskforce Wientjes.
Voldaan met Kamerbrief 32 637, nr. 181, d.d. 19 mei 2015.
TK
Parlementaire agenda [30-04-2015] - AO mobiele bereikbaarheid 112 in grensgebieden en plattelandsgemeenten
De Minister zal de Kamer aan het eind van het jaar informeren over de actuele stand van zaken van de mobiele bereikbaarheid van 112. De Minister zal daarbij ingaan op de lokale ontwikkelingen naar aanleiding van de overleggen tussen gemeenten en operators, waarbij Agentschap Telecom desgevraagd technische ondersteuning biedt. De Minister zal ook ingaan op de aanbevelingen in het rapport van Agentschap Telecom, de tariefstelling voor het plaatsen van antennes op Rijksgebouwen en de stand van zaken van bellen via 4G, waarover de Minister in gesprek gaat met providers.
Onderhanden. De Kamer wordt voor het eind van 2015 geïnformeerd over de stand van zaken.
TK
Parlementaire agenda [18-06-2015] - AO Marktwerking en Mededinging
De Minister zal de optie van «app-neutraliteit» (in navolging van netneutraliteit) nader bekijken en de Kamer daarover informeren.
Onderhanden.
TK
Parlementaire agenda [18-06-2015] - AO Post
De Minister zal de Kamer over een half jaar informeren in hoeverre zelfstandige pakketbezorgers voor PostNL gebruik hebben gemaakt van het aanbod om in vaste dienst te treden.
Onderhanden.
TK
Parlementaire agenda [02-07-2015] - AO Telecommunicatie
De Minister zal bekijken of in Benelux-verband roamingtarievenzo snel mogelijk afgeschaft kunnen worden, vooruitlopend op de afschaffing in EU-verband.
Onderhanden.
Energie
TK
Parlementaire agenda [09-10-2014] - Debat Groningen
De Minister zal binnen enkele weken de bindendheid van advies van de Tcbb inzake schadegevallen door aardbevingen regelen (bindende arbitrage).
Voldaan met Kamerstuk 33 529, nr. 87, d.d. 29 oktober 2014.
TK
Parlementaire agenda [17-11-2014] - WGO Energie
De Minister zal in gesprek gaan met de industrie over mogelijke lagere kosten van gebieden voor wind op zee die verder uit de kust liggen, zoals IJmuiden Ver. Cijfers die door de industrie worden aangedragen zullen worden gecheckt om vervolgens voor de zomer van 2015 te besluiten over eventuele bouw van windparken op zee in verder uit de kust gelegen gebieden zodat de 12-mijlszone kan worden ontzien.
Voldaan met Kamerstuk 33 561, nr. 18, d.d.24 april 2015.
TK
Parlementaire agenda [17-11-2014] - WGO Energie
De Minister zal een moreel appèl doen op windmoleneigenaren om niet met gebruikmaking van SDE+ oude windmolens te vervangen door nieuwe, aangezien het gemeenschapsgeld daar niet voor bedoeld is.
Voldaan in de reguliere overleggen tussen het ministerie en de windenergiesector.
TK
Parlementaire agenda [17-11-2014] - WGO Energie
De Minister zal de Kamer na uitspraak van de Hoge Raad over de Wet onafhankelijk netbeheer informeren over de uitspraak met een appreciatie, waarbij hij ook in zal gaan op de effecten voor de werkgelegenheid bij Delta en Eneco.
Voldaan met Kamerbrief, d.d. 29 juni 2015.
TK
Parlementaire agenda [03-12-2014] - AO Energieraad
Samen met de Staatssecretaris van IenM zal de Minister de Kamer informeren over de kabinetsinzet ten aanzien van de verbetering van het Europese emissiehandelssysteem.
Voldaan met Kamerstuk 21 501-08, nr. 543, d.d. 9 december 2014.
TK
Parlementaire agenda [03-12-2014] - AO Energieraad
De Minister zal de Kamer bij geannoteerde agenda’s, verslagen en ook tussentijds zo goed mogelijk informeren over ontwikkelingen in de EU, conform de afspraken uit het AO informatievoorziening, en zal daarbij ook steeds het krachtenveld in Europa schetsen.
Betreft een doorlopende toezegging. Voorbeelden van waarop aan de toezegging wordt voldaan zijn het verslag van de Telecomraad van 27 november 2014 (Kamerstuk 21 501-33, nr. 518) en het verslag van de Energieraad van 5 maart 2015 (Kamerstuk 21 501-33, nr. 535).
TK
Parlementaire agenda [04-02-2015] - Dertigledendebat over het schrappen van subsidie voor windmolens op zee
De Minister zal de Kamer na afloop van de gesprekken over compensatie van bestaande vergunninghouders voor wind op zee informeren over de uitkomsten, incl. de kosten.
Voldaan met Kamerstuk 33 561, nr. 15, d.d. 23 maart 2015.
EK
Parlementaire agenda [10-02-2015] - Energie Efficiency (33 913)
De Minister zal de Kamer in het Energierapport 2015 informeren over de vervanging van bestaande gasnetten in relatie tot de transitie naar meer duurzame energie (33.913) (T02094).
Onderhanden. Het Energierapport 2015 wordt in december gepubliceerd.
TK
Parlementaire agenda [12-02-2015] - Debat Groningen
De Minister zal de Kamer binnen 2 maanden informeren over de voor- en nadelen van omkering van bewijslast en de praktijk in het buitenland, mede met het oog op de behandeling van de wijziging van de Mijnbouwwet.
Voldaan met Kamerstuk 32 849, nr. 37, d.d. 13 april 2015.
TK
Parlementaire agenda [25-03-2015] - Plenair debat Wind op Zee
De Minister zal bij het wetsvoorstel STROOM ingaan op het inrichten van een compensatieregeling voor exploitanten van windparken op zee bij te late oplevering van de netaansluiting door TenneT.
Voldaan met wetsvoorstel STROOM dat momenteel bij de Tweede Kamer aanhangig is, Kamerstuk 34 199, nrs. 2 en 3.
TK
Parlementaire agenda [07-04-2015] - AO 380 kV
De Minister zal de Kamer informeren over de weging van de alternatieve tracés voor de hoogspanningsverbinding in West-Brabant en welke alternatieve tracés in het MER-onderzoek worden meegenomen en daarbij ook informatie geven over de mogelijkheden voor ondergrondse verkabeling.
Onderhanden. De Kamer wordt kort na het zomerreces geïnformeerd.
TK
Parlementaire agenda [09-04-2015] - AO Energie
De Minister zal de Kamer kort na de zomer informeren over zijn visie op omgevingsmanagement en zal gebiedscoördinatoren aanstellen bij RCR-windparken daar waar dat meerwaarde heeft, conform de motie Van Veldhoven. Daarbij is het uitgangspunt om standaard een gebiedscoördinator aan te bieden. Voor de windparken in Drenthe en Friesland worden gebiedscoördinatoren aangewezen.
Onderhanden.
TK
Parlementaire agenda [09-04-2015] - AO Energie
De Minister zal de Kamer voor de zomer informeren over de 1-op-1 afspraken inzake energiebesparing in de industrie.
Voldaan met Kamerstuk 30 196, nr. 346, d.d. 29 juni 2015.
TK
Parlementaire agenda [16-04-2015] - Debat Mijnbouwwet (34 041)
&
Parlementaire agenda [01-07-2015] - Debat Gaswinning Groningen
De Minister spant zich ervoor in om half oktober het wetsvoorstel voor wijziging van de Mijnbouwwet ter implementatie van de kabinetsreactie op het OVV-rapport bij de Kamer in te dienen.
Onderhanden. Het wetsvoorstel wordt momenteel via internet geconsulteerd en ligt op schema om half oktober bij de Tweede Kamer ingediend te kunnen worden.
TK
Parlementaire agenda [16-04-2015] - AO Energie Unie + Stas IM
De Minister zal de Kamer nader informeren over de afstemming tussen lidstaten ten aanzien van energieonderzoek en daarbij in het bijzonder ingaan op het onderzoek naar energieopslag en naar Thorium.
Voldaan met Kamerstuk 34 000 XIII, nr. 153, d.d. 13 juli 2015.
TK
Parlementaire agenda [27-05-2015] - 2e termijn AO Energie (nav AO 9/4)
De Minister zal de Kamer informeren wanneer er duidelijkheid is van de Europese Commissie over of de subsidiëring van bij- en meestook voldoet aan de staatssteunregels.
Onderhanden. Moment waarop de Kamer geïnformeerd kan worden is afhankelijk van de besluitvorming door de Europese Commissie.
EK
Parlementaire agenda [16-06-2015] - Plenair debat EK wind op zee
De Minister zal de Eerste Kamer informeren over de planning van de evaluatie van het Energieakkoord, het tijdpad van de besluiten m.b.t. de locaties voor de Hollandse Kust en de relatie tussen beide.
Voldaan met Kamerbrief, d.d. 19 juni 2015.
TK
Parlementaire agenda [01-07-2015] - Debat Gaswinning Groningen
De Minister zal de Kamer informeren over het proces met betrekking tot het vaststellen van de NPR (normen voor aardbevingbestendig bouwen).
Voldaan met Kamerstuk 34 000 XIII, nr. 153, d.d. 13 juli 2015.
TK
Parlementaire agenda [02-07-2015] - Vervolg AO Energie/SDE+
De Minister zal de Kamer een helder en gestructureerd overzicht geven van de besteding van SDE-middelen en de realisatie van de doelstelling hernieuwbare energie.
Onderhanden. De Kamer ontvangt in oktober het toegezegde overzicht.
TK
Parlementaire agenda [02-07-2015] - Vervolg AO Energie/SDE+
De Minister zal de Kamer vóór de behandeling van de herziening van het Nationaal Waterplan informeren over het aanvullend onderzoek naar effecten op werkgelegenheid en economie in de kustgemeenten van het plaatsen van windmolens in de strook tussen 10 en 12 mijl uit de kust (n.a.v. motie Mulder/Van Veldhoven).
Onderhanden.
TK
Parlementaire agenda [02-07-2015] - Vervolg AO Energie/SDE+
De Minister zal de Kamer informeren over het tijdschema met betrekking tot de evaluatie van het Energieakkoord in 2016.
Voldaan met Kamerstuk 30 196, nr. 355, d.d. 13 juli 2015.
Landbouw en Visserij
EK
Parlementaire agenda [03-09-2014] - Wijziging Wet op bedrijfsorganisatie / opheffing bedrijfslichamen
De Minister zal de Eerste en Tweede Kamer bij gebruikmaking van de mogelijkheid tot het afgeven van een algemeen verbindend verklaring steeds informeren (33 910) (T02101).
Betreft een doorlopende toezegging. Op dit moment is van deze mogelijkheid nog geen gebruik gemaakt.
TK
Parlementaire agenda [03-09-2014] - Wijziging Wet op bedrijfsorganisatie / opheffing bedrijfslichamen
De Minister zal de regeling met betrekking tot de erkenning van PO’s en BO’s en de criteria voor AVV’s binnen 2 weken naar de Kamer sturen. Dit gebeurt voor publicatie, zodat de Kamer dan nog kan besluiten om over de regeling te debatteren.
Voldaan met Kamerstuk 33 910 nr. 20, d.d. 22 september 2014. Vervolgens heeft een SO plaatsgevonden.
EK
[28-04-2015] - Plenair debat AMvB grondgebonden groei Melkveehouderij
Uitvoering van de motie Reuten door een wetsvoorstel op te stellen dat een 1-op-1 vertaling is van de inhoud van de AMvB grondgebondenheid. De Staatssecretaris spant zich ertoe in om dit wetsvoorstel zo snel mogelijk aan de Tweede Kamer aan te bieden.
Onderhanden.
TK
[17-06-2015] - AO GGO’s + StasI&M
De Staatssecretaris zal een impact assessment light uitvoeren om de consequenties, zowel financieel als anderszins van het Commissievoorstel Herziening besluitvorming gebruik ggo’s in kaart te brengen voor Nederland.
Toezegging is onder handen.
TK
[10-06-2015] - Dertig leden debat over het aanvragen voedselpatenten door multinationals
De Staatssecretaris informeert de Kamer per brief over de stand van zaken rondom de uitgebreide veredelingsvrijstelling en haar actieplan betreffende haar (Europese) inzet.
De Kamer is op 14-7 jl. geïnformeerd over het actieplan van de Staatssecretaris (TK 27 428-308).
TK
[28-05-2015] - Debat over het middel Round Up + StasI&M
De Kamer informeren over het oordeel van het Ctgb over het rapport van de EASAC over neonicotinoïden en de gegevens over normoverschrijdingen van deze stoffen in het oppervlaktewater.
De Kamer zal na het zomerreces worden geïnformeerd.
TK
[01-06-2015] - Kamerbrief Tweede prognose van het CBS van de fosfaatproductie van de Nederlandse veehouderij over het jaar 2014.
De Kamer informeren over de invulling van productiebegrenzing via de Meststoffenwet in het geval er onvoldoende garanties zijn dat de zuivelketen er in zal slagen de fosfaatproductie te verminderen.
De Kamer is op 2 juli jl. geïnformeerd over de invulling van productiebegrenzende maatregelen in de melkveehouderij (TK 33 979-98).
TK
[04-12-2014] - AO Gewasbeschermingsmiddelen met Staatssecretaris Mansveld
De Kamer informeren over de verschillen in toelatingsbeoordelingen tussen Nederland en omringende landen, evenals over de wederzijdse erkenning.
De Kamer is geïnformeerd met de brief «Gelijk speelveld van Nederland met omringende landen en wederzijdse erkenningen van gewasbeschermingsmiddelen van 12 mei 2015 (Kamerstuknr. 27 858, nr. 310).
TK
Parlementaire agenda [05-11-2014] - AO Landbouw- en Visserijraad 10 en 11 november
De Staatssecretaris zal de Kamer in december een brief sturen over de rendac-tarieven en daarbij ingaan op de aanbevelingen van het LEI en op de suggestie om de markt open te stellen voor mogelijke concurrenten.
De Kamer is geïnformeerd op 16 december 2014 met Kamerstuk 34 000-XIII, nr. 141.
TK
Parlementaire agenda [16-10-2014] - AO Huiselijk geweld en Dierenwelzijn
De Staatssecretaris zal binnen een maand een reactie sturen op het advies van de RDA over agressieve honden en daarbij het plan De gezonde(re) en sociale hond in Nederland meesturen.
De Kamer heeft op 12 februari 2015 het projectplan ontvangen (Kamerstuk 28 286, nr. 782).
TK
Parlementaire agenda [04-09-2014] - AO Dierenwelzijn
De AMvB inzake de pelsdierhouderij zal dit najaar aan de Kamer worden voorgehangen met een officiële notificatie.
De Kamer heeft het ontwerpbesluit op 4 maart 2015 ontvangen (TK 30 826, nr 38). De voorhangprocedure is op 15 april 2015 afgerond.
TK
Parlementaire agenda [03-12-2014] - AO Dierproeven
De Staatssecretaris zal de Kamer een reactie doen toekomen op het rapport van de stichting Een Dier Een Vriend «het bedrog van dierproeven».
De Kamer heeft de reactie op 2 februari 2015 ontvangen (Kamerstuk 32 336, nr. 139).
TK
Parlementaire agenda [10-12-2014] - AO Dierziekten, Antibiotica en Vogelgriep (Aviaire Influenza)
De Staatssecretaris zal de Kamer de rapporten van de commissie Dierenwelzijn over de vogelgriep doen toekomen als deze gereed zijn. Hieronder wordt ook ingegaan op het proces van vergassing.
De Kamer is geïnformeerd op 13 april 2015 (Kamerstuk 28 807, nr. 190).
TK
Parlementaire agenda [20-01-2015] - Plenair debat Toelaatbaarheid Paardenvlees op NL markt
De Staatssecretaris gaat bij de Europese Commissie aandringen op meer onaangekondigde controles van de FVO. Hier zoekt de Staatssecretaris tevens steun voor zoeken bij de lidstaten en bij de collega’s in de Landbouwraad. Het betreft onaangekondigde controles binnen het programma van (aangekondigde) FVO missies.
In een recente brief aan de Europese inspectiedienst FVO heeft Nederland aandacht gevraagd voor de inspectiemissies in derde landen inzake paardenvlees en het belang van onaangekondigde controles hierbij.
TK
Parlementaire agenda [28-01-2015] - AO Paardenhouderij
De Kamer wordt in april op de hoogte gebracht van het komende gesprek tussen de NVWA en de sector, waarin duidelijk zal worden gemaakt op grond van welke regelgeving kan worden gehandhaafd. In die brief zal ook het alerter handhaven en het couperen van staarten worden meegenomen.
De Kamer is geïnformeerd met de brief van 28 mei 2015 over de toezeggingen van het AO paardenhouderij (Kamerstuk 28 286, nr. 813).
TK
Parlementaire agenda [23-06-2015] - AO Dierenwelzijn
De Staatssecretaris zal na de zomer een brief aan de Kamer sturen over de mogelijkheden en de termijn om te komen tot een verbod op zwanendriften.
Onderhanden.
TK
Parlementaire agenda [23-06-2015] - AO Dierenwelzijn
De Staatssecretaris zal met de Staatssecretaris van OCW in de zomer een brief over het BPRC aan de Kamer sturen.
De Kamer is geïnformeerd op 26 augustus 2015.
TK
Parlementaire agenda [23-06-2015] - AO Dierenwelzijn
De Staatssecretaris zal na de zomer een brief sturen over het convenant onbedwelmd slachten. De brief over het convenant zal ook vergezeld zijn van de wetenschappelijke onderzoeken.
Onderhanden.
TK
Parlementaire agenda [21-01-2015] - AO Landbouwraad 26 januari
In de kwartaalrapportage GVB (april 2015) zal specifiek aandacht worden besteed aan de stand van zaken van de voorbereiding aanlandplicht voor de kottersector.
De Kamer is geïnformeerd via de Kwartaalraportage GVB van 12 mei 2015 (Kamerstuknr. 32 201, nr. 76).
TK
Parlementaire agenda [10-12-2014] - AO Dierziektes, Antibiotica en Vogelgriep (AI)
De Staatssecretaris stuurt begin 2015 een plan van aanpak voor opening van markten naar de Kamer. Dit mede n.a.v. het sluiten van de grens door België voor export pluimvee(producten) naar aanleiding van de uitbraak vogelgriep.
De Kamer is hierover geïnformeerd met de brief «Versterking exportpositie Nederlandse agrosector» van 2 februari 2015 (Kamerstuknr. 31 985, nr. 25).
TK
Parlementaire agenda [10-03-2015] - AO Landbouwraad
De Kamer zal voor het zomerreces 2015 geïnformeerd worden over de pilot met cameratoezicht op de pelagische aanlandplicht.
De Kamer is geïnformeerd met de Geannoteerde Agenda Landbouw- en Visserijraad van 16 juni 2015 (Kamerstuknr. 21 501-32, nr. 845).
TK
Parlementaire agenda [10-03-2015] - AO Landbouwraad
De Staatssecretaris zal de Kamer informeren over de vereenvoudigingsvoorstellen inzake het GLB, waarbij het resultaat per vereenvoudigingsvoorstel wordt opgenomen.
De Kamer is geïnformeerd over de vereenvoudigingsvoorstellen met het Verslag Landbouw- en Visserijraad van 16 maart 2015 (Kamerstuknr. 21 501-32, nr. 834).
TK
Parlementaire agenda [10-12-2014] - AO Landbouw- en Visserijraad
De Tweede Kamer zal worden geïnformeerd over de resultaten van gesprekken over het opzetten van een garantstelling in het kader van de Russische boycot van agrarische producten.
De Kamer is hierover geínformeerd met de brief «Toetsingskader risicoregelingen rijksoverheid voor de Garantstelling Landbouwondernemingen Werkkapitaal» van 17 december 2014 (Kamerstuknr. 34 000-XIII, nr. 143).
TK
Parlementaire agenda [14-01-2015] - Debat Intensieve veehouderij
De Kamer wordt binnen drie maanden geïnformeerd over de stand van zaken rondom de afspraken over import soja en het gesprek wat de Staatssecretaris hierover voert met de sector over het niet nakomen hiervan.
De Kamer is geïnformeerd met de brief van 2 juni 2015 betreffende dit onderwerp (Kamerstuknr. 28 973, nr. 166).
TK
Parlementaire agenda [10-12-2014] - AO Landbouw- en Visserijraad
De Staatssecretaris zal de Kamer informeren over het proces van controle van de Europese Commissie op nationale rapporten over de capaciteit van de Europese vloot.
De Kamer is geïnformeerd met de Geannoteerde agenda Landbouw- en Visserijraad van 16 juni 2015 (Kamerstuknr. 21 501-32, nr. 845).
Natuur
TK
[10-03-2015] - AO Landbouw- en Visserijraad
De Staatssecretaris zal de Kamer voor het meireces 2015 een brief sturen met haar inzet voor de Fitness Check van de Vogel- en Habitatrichtlijn. Hierbij zal zij ook de beantwoording van de vragenlijst, uitgezet door de Europese Commissie, meesturen.
De Kamer is geïnformeerd met de brief «Nederlandse inzet in de Fitness Check Vogel- en Habitatrichtlijn» van 18 mei 2015 (Kamerstuknr. 33 576, nr. 43).
TK
[28-10-2014] - Behandeling Landbouw & Natuurdeel van de EZ-begroting 2015
De Staatssecretaris heeft toegezegd tijdens een zogenaamde natuurtafel het gesprek aan te gaan over de ontwikkeling van nationale parken, nieuwe stijl, gericht op hoe strakke regie gevoerd kan worden en wat het Rijk, provincies, terreinbeherende organisaties en de recreatieve sector gezamenlijk kunnen doen aan de zogenaamde nationale branding.
Het Programma Nationale Parken, ingesteld maart 2015, werkt samen met genoemde partijen aan een nieuwe standaard voor Nationale Parken.
De Kamer zal over de voortgang hiervan in het najaar, na afloop van het eerste bestuurlijk overleg, worden geïnformeerd.
TK
[02-10-2014] - AO Natuurbeleid
De Kamer ontvang voor het kerstreces een brief over de aansluiting tussen het agrarisch natuurbeheer en de vergroening van de eerste pijler.
De Kamer is geïnformeerd met de brief «Aansluiting vergroening GLB en agrarisch natuur- en landschapsbeheer» van 18 december 2014 (Kamerstuknr. 28 625, nr. 220).
TK
[01-07-2015] - AO Verzamel AO Landbouw inclusief mestbeleid met Stas Mansveld (I&M)
De Staatssecretaris informeert de Kamer voor einde van het zomerreces over het PAS, waaronder een appreciatie van de beleidsregels provincies inzake PAS, de voortgang na de eerste termijn en beantwoording schriftelijke vragen van het lid Lodders.
De Kamer wordt voor het einde van het zomerreces geïnformeerd.
TK
[02-10-2014] - AO Natuurbeleid
De Staatssecretaris zegt toe de relatie tussen regeldruk en soortenbescherming inzichtelijk te maken.
De Kamer is geïnformeerd met brief «Advies ACTAL Rapport regeldruk wetsvoorstel» van 24 mei 2015 (Kamerstuknr. 33 348, nr. 17).
TK
[28-05-2015] - AO Natuurbeleid en Biodiversiteit
De Staatssecretaris zal in oktober een verkenning naar de Kamer sturen van de mogelijkheden om de invoer van jachttrofeeën verder te verbieden/verminderen.
De Kamer zal hierover in het najaar worden geïnformeerd.
TK
[28-05-2015] - AO Natuurbeleid en Biodiversiteit
De Staatssecretaris zal met betrekking tot de Maatschappelijke Uitvoeringsagenda aan het eind van 2015 een overzicht van alle activiteiten aan de Kamer sturen waarin ook de ervaringen van de initiatiefnemers worden opgenomen.
De Kamer zal hierover eind 2015 worden geïnformeerd.
TK
[02-10-2014] - AO Natuurbeleid
De Kamer zal ieder jaar een voortgangsrapportage ontvangen over de voortgang van het Natuurpact.
De Kamer is geïnformeerd met de brief «Zevende voortgangsrapportage Groot Project EHS en evaluatiekader Natuurpact» van 24 maart 2015 (Kamerstuknummer 30 825, nr. 214).
TK
[15-06-2015] - Wetgevingsoverleg Natuurbeschermingswet
De Staatssecretaris zegt toe met provincies in gesprek te gaan en gezamenlijk te bekijken welke ideeën voor landschappen er zijn, met meenemen van het hele thema agrarisch natuurbeheer, gemeenschappelijk landbouwbeleid, synergie met landschap en weidevogels.
De toezegging is onderhanden.
5.5 Europese geldstromen
Inleiding
Deze bijlage biedt inzicht in de Europese geldstromen die relevant zijn voor de beleidsterreinen van EZ. Er wordt ingegaan op het Meerjarig Financieel Kader 2014-2020, op een aantal EU-fondsen en EU-programma’s voor de periode 2014-2020 en op de Eigen Middelen van de EU.
Meerjarig Financieel kader 2014-2020
In het Meerjarig Financieel Kader (MFK) worden zowel de maximale omvang van de jaarbegrotingen als de verdeling van de middelen over de hoofdthema’s van het beleid vastgelegd. Voor de volledige zeven jaar komt de meerjarenbegroting uit op een bedrag van € 1.083 mld (lopende prijzen). Dat is 1 procent van het BNP van alle lidstaten bij elkaar. Het MFK is vastgelegd in een verordening. Parallel hieraan wordt in het Eigen Middelen Besluit de financiering van het EU-beleid geregeld. Deze afspraken worden aangevuld met een Interinstitutioneel Akkoord over begrotingsaangelegenheden tussen Europese Commissie, Europees Parlement en Raad. Zoals in de MFK-verordening vastgelegd zal de Europese Commissie voor het eind van 2016 een tussentijdse evaluatie van het Meerjarig Financieel Kader presenteren.
De verschillende EU-programma’s en EU-fondsen
Voor de uitvoering in gedeeld beheer van het Europees Beleid worden vanuit de Europese Commissie eisen gesteld aan de uitvoering door de lidstaten. Deze eisen zijn vastgelegd in Raadsverordeningen en uitgewerkt in Commissieverordeningen en bijbehorende richtsnoeren. De lidstaten zijn verantwoordelijk voor de geharmoniseerde en éénduidige uitvoering van het EU-beleid.
Voor de uitvoering van het EU beleid stelt de Europese Commissie een aantal Europese Fondsen aan de lidstaten beschikbaar.
Voor EZ zijn de volgende EU-programma’s en EU-fondsen relevant:
-
-
-
1.Gemeenschappelijk Landbouwbeleid 1e pijler (GLB): het Europees Landbouwgarantiefonds (ELGF);
-
-
-
-
2.Gemeenschappelijk Landbouwbeleid 2e pijler (POP): het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling (ELFPO);
-
-
-
-
3.Gemeenschappelijk Visserijbeleid (GVB): het Europees Fonds voor Maritieme Zaken en Visserij (EFMZV);
-
-
-
-
4.Europees Structuurbeleid: Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling (EFRO);
-
-
-
-
5.Horizon 2020 (periode 2014-2020).
-
Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB) 2014-2020
Binnen het GLB zijn twee pijlers te onderscheiden. De 1e pijler bestaat uit directe inkomenssteun aan agrariërs en markt- en prijsbeleid. Met behulp van vooral rechtstreekse inkomenssteun richt deze pijler zich op het stabiliseren van landbouwinkomens. De 2e pijler betreft het plattelandsbeleid. Deze pijler richt zich op de kwaliteit van alle plattelandsgebieden in de EU.
1.GLB pijler 1: het Europees Landbouwgarantiefonds (ELGF)
De Kamer is geïnformeerd over de implementatie in Nederland van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB) voor de periode 2014-2020 (TK, 28 625, nrs. 168, 189, 194 en 216).
Hieronder volgen de belangrijkste maatregelen:
1a. Inkomenssteun voor boeren
Het nieuwe GLB stuurt op de omvorming van op historische referentie gebaseerde directe betalingen naar een gelijke hectarebetaling binnen lidstaten. Op Europees niveau is vastgelegd dat landbouwbedrijven die gebruik willen maken van de directe betalingen in het nieuwe GLB verplicht zijn om vergroeningsmaatregelen toe te passen. Hiervoor is 30% van het budget voor directe betalingen bestemd.
Er zijn drie generieke vergroeningsmaatregelen Europees vastgesteld.
-
-
-
1.Gewasdiversificatie. Bedrijven moeten op bouwland minstens drie gewassen telen. Met name voor kleine bedrijven bestaan hierop enkele uitzonderingen.
-
-
-
-
2.Behoud van blijvend grasland.
-
-
-
-
3.Ecologische aandachtsgebieden met een omvang van 5% van het bouwlandoppervlak. Hierbij kunnen de lidstaten kiezen uit een aantal opties waaronder landschapselementen, akkerranden, bufferstroken, vanggewassen en stikstofbindende gewassen.
-
Om te voldoen aan de vergroeningsverplichting is het mogelijk dat lidstaten, naast bovengenoemde maatregelen en na goedkeuring door de Europese Commissie, equivalente maatregelen toevoegen aan de Europese lijst. Nederland maakt daar gebruik van.
1b. Extra ondersteuning jonge boeren
Meer dan twee-derde van de Europese boeren is ouder dan 55 jaar. Om de toekomst van de sector zeker te stellen wil de Commissie jonge boeren gedurende de eerste vijf jaar van het bestaan van hun bedrijf extra financiële ondersteuning bieden. Lidstaten worden verplicht extra steun aan jonge boeren te geven via een zogenaamd «top-up» op directe betalingen. Hiervoor dient maximaal 2% van de enveloppe voor directe betalingen (1e pijler GLB) te worden aangewend. Daarnaast is besloten dat via het plattelandsbeleid (2e pijler GLB) jonge boeren extra steun kunnen ontvangen. Conform de wens van de Kamer komt er een landsdekkende jongeboerenregeling gericht op innovatieve investeringen, en wel voor € 5,2 mln per jaar, waarvan de provincies € 2,6 mln cofinancieren. Conform de motie Dik-Faber (TK, 33 750-XIII, nr. 65) heeft de Staatssecretaris van EZ met de provincies afgesproken dat ze streven naar een zo gelijk mogelijke uitvoering van de regeling. Omdat het karakter van de regeling zich richt op innovaties kunnen per provincie wel accentverschillen aangebracht worden zodat beter ingespeeld kan worden op regionale behoeften.
2. Markt- en prijsbeleid
Met de nieuwe integrale Gemeenschappelijke Marktordening (iGMO) is een belangrijke stap gezet naar verdere marktoriëntatie. Het nieuwe wetgevingspakket voor markt- en prijsbeleid is grotendeels in werking getreden op 1 januari 2014. De quotaregeling voor melk is per 1 april 2015 beëindigd en de quotaregeling voor suiker loopt door tot 1 oktober 2017.
Een belangrijke wijziging ten opzichte van de vorige iGMO is dat nu voor alle agrarische sectoren de mogelijkheid bestaat om producenten- en brancheorganisaties op te richten. Onder bepaalde voorwaarden kunnen deze organisaties toestemming krijgen om regels algemeen verbindend te verklaren (AVV). Een AVV kan onder meer betrekking hebben op regels op het gebied van dier- en plantgezondheid en voedselveiligheid.
Financieel overzicht
Onderstaand overzicht geeft de voor Nederland beschikbaar komende EU budgetten voor de directe betalingen (Zie ook bijlage 2 van Verordening 1307/2013 i).
Directe betalingen (x € 1 mln):
Kalenderjaar
2015
2016
2017
2018
2019
2020
Nationale enveloppe directe betalingen
749
737
724
713
701
732
2. GLB pijler 2: Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling (ELFPO)
De Kamer is geïnformeerd over het Plattelands Ontwikkelings Programma (POP3) 2014-2020 (TK, 28 625, nrs. 168, 189 en 194). Met de provincies is een akkoord bereikt over de invulling van het Plattelandsprogramma voor de periode 2014-2020. Eind 2014 is het Nederlandse POP3 voor goedkeuring verzonden aan de Europese Commissie. Op 13 februari 2015 heeft de Europese Commissie het Nederlandse POP3 goedgekeurd.
POP3 wordt ingevuld door de provincies en aangevuld door het Rijk. Hiermee kunnen gebiedsspecifieke behoeftes in de landbouw worden aangepakt. Aan generieke behoeftes wordt landsdekkend invulling gegeven. Met deze combinatie kan optimaal ingespeeld worden op het bevorderen van een gelijk speelveld. De provincies leveren het grootste deel van de benodigde nationale middelen cofinanciering voor POP 3, aangevuld met co-financiering door de waterschappen (verbetering waterkwaliteit).
Het standaard cofinancieringspercentage van de Europese Unie voor POP3 bedraagt maximaal 53%. Voor investeringen en maatregelen ten behoeve van milieu, klimaatadaptatie en klimaatmitigatie is een uitzondering gemaakt en besloten tot maximaal 75% Europese cofinanciering. Inmiddels heeft Nederland gekozen voor een cofinancieringspercentage van 50% met uitzondering van agrarisch natuurbeheer. Hier is het 75%.
In overleg met de provincies is besloten POP3 concreet te richten op de volgende thema’s:
-
-
-
1)Versterken van innovatie, verduurzaming en concurrentiekracht;
-
-
-
-
2)Jonge boeren;
-
-
-
-
3)Natuur en landschap (zoals afgesproken in het Natuurpact);
-
-
-
-
4)Verbetering van de waterkwaliteit;
-
-
-
-
5)LEADER (inclusief projecten onder het programma Duurzaam Door).
-
Met ingang van 2016 zullen in het POP3 wijzigingen worden doorgevoerd. In verband met de convergentie naar een gelijke hectare premie in 2019 is besloten tot een herschikking van de beschikbare middelen van de eerste pijler. Hiervan komt € 10,5 mln ten behoeve van enkele sectoren die te maken krijgen met een substantiële vermindering van directe betalingen (zonder nationale co-financiering). Daarnaast wordt extra geld aangewend voor watermaatregelen (€ 20 mln) (aangevuld met € 20 mln nationale co-financiering door de waterschappen/provincies). Een andere aanpassing betreft de overgang naar een stelsel van collectief agrarisch natuurbeheer met ingang van 2016 (TK, 33 576, nr 3).
Onderstaand volgt een overzicht van de bedragen die gemiddeld per jaar voor het Plattelandsontwikkelingsprogramma 2014 -2020 (POP3) beschikbaar zijn (bedragen x € 1 mln):
Kalenderjaar
2014
2015
2016
2017
2018
2019
2020
totaal
Bijdrage EU
87,0
87,0
118,5
118,4
118,3
118,1
118,0
765,3
Bijdrage provincies
82,1
82,1
102,1
102,1
102,1
102,1
102,1
674,7
Bijdrage Rijk
9,7
9,7
9,7
9,7
9,7
9,7
9,7
67,9
Het bedrag dat voor Nederland vanuit het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling (ELFPO) beschikbaar is voor POP3 bedraagt € 765 mln voor de periode 2014-2020. Dat is circa € 110 mln per jaar. De nationale co-financiering ligt in dezelfde orde van grootte, welke grotendeels voor rekening komt van de provincies en waterschappen. Het EZ aandeel bedraagt circa € 9,7 mln per jaar en deze uitgaven worden verantwoord in het jaarverslag van EZ (artikel 16). Het Rijksaandeel heeft betrekking op regeling garantstelling marktintroductie risicovolle innovaties en op de regeling brede weersverzekering. Vanaf 2016 is EZ eveneens verantwoordelijk voor de uitvoering van de regelingen voor de kalversector, aardappelzetmeelsector en vleesveesector. Deze regelingen worden alleen via de EU gefinancierd, de hiervoor benodigde middelen zijn vanuit GLB pijler 1 overgeheveld naar pijler 2.
3. Gemeenschappelijk Visserij Beleid (GVB): Europees Fonds voor Maritieme Zaken en Visserij (EFMZV)
Het GVB is in de eerste plaats gericht op de ontwikkeling van een verantwoorde visserijketen waarmee een evenwichtige en duurzame exploitatie van de visstand wordt bevorderd. Hiertoe zijn in EU-verband regels opgesteld, zoals beperkingen voor bepaalde visserijmethoden. Tevens zijn afspraken gemaakt ten aanzien van controle & handhaving, datacollectie en ter bevordering van de stabiliteit van de vismarkt.
Ontwikkelingen EFMZV 2014-2020
Met de brief van 18 maart 2015 (TK, 32 201, nr. 75) is de Kamer op de hoogte gesteld dat het Nederlandse Operationeel Programma (OP) van het EFMZV is goedgekeurd door de Europese Commissie. Op 1 juli 2015 (TK, 32 201, nr. 77) is de Kamer geïnformeerd over de inzet van EZ ten aanzien van het EFMZV.
Hoofddoel van het EFMZV is het bijdragen aan de verwezenlijking van de doelstellingen van het hervormde GVB, dat wil zeggen aan de verdere verduurzaming en versterking van de concurrentiekracht van de visserij en aquacultuur. Het EFMZV biedt de sector kansen om initiatieven voor meer duurzaamheid, kostprijsverlaging en kwaliteitsverbetering te ontwikkelen en deze te implementeren. Het fonds wordt eveneens ingezet om uitdagingen op te pakken en oplossingen aan te dragen voor de invoering van de aanlandplicht.
Het Nederlandse OP geeft voor de komende jaren richting en sturing aan de inzet van het EFMZV in Nederland. In het OP is het EFMZV-instrumentarium gericht op 3 hoofdthema’s:
-
-
-
1.Invoering van de aanlandplicht;
-
-
-
-
2.Verdere verduurzaming van de visserij- en aquacultuur;
-
-
-
-
3.Verbetering van de rendementen in de visserij- en aquacultuurketen.
-
Financieel overzicht Operationeel Programma
De Minister van EZ heeft voor de uitvoering van het EFMZV een Operationeel programma opgesteld voor de periode 2014-2020. De verdeling van de kosten van dit programma tussen overheid en begunstigden bedraagt in de meeste gevallen 50-50. Van het overheidsdeel komt gemiddeld 75% uit het EFMZV, de resterende 25% is nationale cofinanciering.
De voor Nederland beschikbaar komende EU-budgetten voor het EFMZV (2014-2020) zijn (x € 1 mln):
Kalenderjaar
2014
2015
2016
2017
2018
2019
2020
totaal
EFMZV middelen
13,9
14,1
14,2
14,5
14,8
14,9
15,1
101,5
Op de begroting van EZ zijn op artikel 16 voor de cofinanciering van het GVB 2014-2020 de volgende nationale middelen beschikbaar (x € 1 mln):
Kalenderjaar
2014
2015
2016
2017
2018
2019
2020
totaal
Rijksmiddelen co-financiering GVB
5,0
5,8
7,3
5,3
5,3
1,3
30,0
4. Europese Structuur en Investeringsfondsen
De Europese Structuur en Investeringsfondsen (ESI) hebben tot doel om de economische concurrentiekracht, werkgelegenheid en cohesie in Europa te versterken. Onder de ESI-fondsen vallen het ELFPO en EFMZV (hierboven toegelicht), het Europees Sociaal Fonds (dat valt onder SZW) en EFRO en INTERREG.
De Kamer is geïnformeerd over de structuurfondsen voor de periode 2014-2020 met TK 22 112 nr 1246; 21 501-08 nr 392; 21 501-08 nr 423; 21 501-08 nr 461; 21 501-08 nr 470; 21 501-08-489; 21 501-08 nr 493; 21 501-08 nr 497; 21 501-08 nr 536; 21 501-08 nr 564 en tot slot de brief van 17 juli 2015 (TK, 32 851, nr. 27).
Het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling (EFRO) wordt in Nederland gebruikt voor regionale projecten op het gebied van innovatie en de koolstofarme economie (met name duurzame energie en energie efficiëntie). Uitgangspunt voor het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling (EFRO) is dat wordt bijgedragen aan de nationale doelen in het kader van de Europa 2020 strategie. Met EFRO worden vier landsdelige programma’s gefinancierd, te weten Noord-Nederland, Oost-Nederland, West-Nederland en Zuid-Nederland. Daarnaast worden vier grensoverschrijdende programma’s ondersteund. Dit zijn de programma’s Duitsland-Nederland, Euregio Maas-Rijn, Vlaanderen-Nederland en Twee Zeeën.
Voor de nieuwe programmaperiode 2014-2020 zijn de gezamenlijke hoofddoelen van Rijk en regio voor de landsdelige programma’s vastgesteld op innovatie en koolstofarme economie. Het MKB is een belangrijke doelgroep. Belangrijke thema’s binnen Interreg zijn grensoverschrijdende innovatiesamenwerking, koolstofarme economie en arbeidsmobiliteit.
Besloten is om de decentrale uitvoering van de landsdelige programma’s te continueren. Ook is afgesproken dat de landsdelige beheersautoriteiten nauwer gaan samenwerken en een uniforme werkwijze hanteren.
Een aparte afdeling binnen EFRO zijn de programma’s voor Europese Territoriale Samenwerking, ook wel INTERREG genoemd. INTERREG A, de samenwerking met de buurlanden, valt onder EZ. INTERREG B en C, samenwerking in grotere verbanden met minder betrokkenheid van het bedrijfsleven, valt onder I&M. Nederland neemt deel aan vier grensoverschrijdende INTERREG A programma’s. Dit zijn de programma’s Duitsland-Nederland, Euregio Maas-Rijn, Vlaanderen-Nederland en Twee Zeeën. Belangrijke thema’s binnen Interreg zijn grensoverschrijdende innovatiesamenwerking, koolstofarme economie en arbeidsmobiliteit.
Nederland ontvangt aan EFRO voor de nieuwe programmaperiode 2014-2020 € 507,3 mln (in lopende prijzen) voor de landsdelige programma’s en € 389,7 mln (in lopende prijzen) voor de grensoverschrijdende samenwerking. EZ stelt voor de uitvoering van de nieuwe programmaperiode 2014-2020 in totaal € 91 mln aan Rijkscofinanciering beschikbaar voor de vier landsdelige programma’s en € 49 mln voor de grensoverschrijdende programma’s (exclusief uitvoeringskosten). De landsdelige EFRO-programma’s zijn in 2014 goedgekeurd door de Europese Commissie.
Voor Interreg geldt dat Duitsland-Nederland en Vlaanderen-Nederland zijn goedgekeurd, voor Twee Zeeën en Euregio Maas Rijn vindt dit in de tweede helft van 2015 plaats. Voor nadere informatie over de landsdelige programma’s EFRO wordt verwezen naar de Kamerbrieven (TK, 21 501-08, nrs. 489, 507 en 525).
Voor de cofinanciering van het EFRO 2014-2020 zijn de volgende Rijksmiddelen (inclusief uitvoeringskosten) op de begroting van EZ (artikel 18) beschikbaar (x € 1 mln):
Kalenderjaar
2014
2015
2016
2017
2018
2019
2020
2021
2022
Totaal
Rijksmiddelen co-financiering EFRO
11,0
16,9
17,2
31,2
31,2
23,1
23,1
11,0
11,0
175,7
5. Horizon 2020 (kaderprogramma voor onderzoek en innovatie) periode 2014-2020
Horizon 2020 is het programma van de Europese Commissie om Europees onderzoek en innovatie te stimuleren. Horizon 2020 loopt sinds 1 januari 2014 en is de opvolger van het Zevende Kaderprogramma (KP7). Het budget van Horizon 2020 is in het meerjarig financieel kader vastgesteld op € 70,2 mld constante prijzen. Met Horizon 2020 willen de Europese Commissie en het kabinet wetenschap en innovatie stimuleren bij het bedrijfsleven en de academische wereld. Zo kunnen zij het concurrentievermogen van Europa vergroten. De RVO.nl is nationaal contactpunt voor dit programma.
Horizon 2020 bestaat uit 3 pijlers. Deze sluiten aan bij de Europese doelen voor werkgelegenheid en groei (Europe 2020) en het bijbehorende vlaggenschip Innovation Union. De eerste pijler, Excellente Kennisbasis, is gericht op wetenschap. De tweede pijler, Industrieel leiderschap, wil investeringen aanjagen in de belangrijkste industriële technologieën. Dat gebeurt door Europese bedrijven te stimuleren om te groeien tot wereldleiders op hun gebied. Jaarlijks worden verscheidene oproepen opengesteld waarop projectvoorstellen kunnen worden ingediend. Deze voorstellen worden door een onafhankelijke groep van deskundigen beoordeeld. De beste voorstellen worden gefinancierd tot het maximum beschikbare budget van € 300-350 mln. Er is geen nationale allocatie. De derde pijler, Maatschappelijke Uitdagingen, zet in op ontwikkeling en benutting van kennis voor het oplossen van maatschappelijke uitdagingen. Zie ook de toelchting op het onderwerp H2020 bij beleidsartikel 12.Naast bijdrages aan projecten draagt de Europese Commissie vanuit het Kaderprogramma ook bij aan publiekpublieke en publiekprivate programma’s met een eigen Europese rechtsgrondslag:
de publiekpublieke programma’s zijn gebaseerd op artikel 185 van het EU-Werkingsverdrag en worden ook nationaal gecofinancierd. EZ cofinanciert één daarvan direct, het artikel 185 initiatief Eurostars, dat gericht is op het MKB. Indirect (via het standaardeninstituut VSL) wordt het artikel 185 initiatief European Metrology Research Programme door EZ gecofinancierd.
De publiekprivate programma’s, zogenaamde Joint Technology Initiatives (JTI), zijn gebaseerd op artikel 187 van het EU-Werkingsverdrag en wordt in een geval eveneens nationaal gecofinancierd. Tijdens de periode van Horizon 2020 betreft dit het JTI ECSEL. Dit JTI wordt door EZ gecofinancierd. In samenhang met deze communautaire samenwerkingsvormen bestaat er gouvernementele samenwerking in Eureka-clusters om de mondiale concurrentiekracht van ICT industrie te versterken.
Middelen voor cofinanciering Horizon2020 op begroting EZ (bedragen x € 1.mln)
2015
2016
2017
2018
2019
2020
2021
JTI/Eureka
(Internationaal Innoveren)
14,0
23,7
33,7
39,7
39,7
39,7
39,7
Eurostars
10,6
13,1
15,5
18,2
18,4
18,4
18,4
Totaal
24,6
36,8
49,2
58,0
58,1
58,1
58,1
5.6 Subsidieoverzicht
In deze bijlage zijn de subsidies van EZ opgenomen. De subsidiedefinitie van de Algemene wet bestuursrecht wordt hierin gebruikt. Deze wet definieert een subsidie als volgt (artikel 4.21 Awb):
«De aanspraak op financiële middelen, door een bestuursorgaan verstrekt met het oog op bepaalde activiteiten van de aanvrager, anders dan als betaling voor aan het bestuursorgaan geleverde goederen of diensten».
Per beleidsartikel zijn opgenomen:
-
-
-
1.Subsidies;
-
-
-
-
2.Overige (incidentele) subsidies en de subsidies aan (inter)nationale organisaties.
-
In het subsidieoverzicht is zoveel mogelijk aansluiting gemaakt met de budgettaire tabellen uit de begroting. De categorie «Subsidies» uit de tabel «Budgettaire gevolgen van beleid» sluit voor elk artikel aan met de categorie «Subsidies» in dit overzicht. Bij de categorie «Overige (incidentele) subsidies en bijdragen aan inter(nationale) organisaties» in het overzicht is deze aansluiting niet volledig mogelijk omdat de overige categorieën in de budgettaire tabel meer dan alleen subsidieverstrekkingen omvat (bijvoorbeeld opdrachten of een bijdrage aan een ZBO).
In lijn met Verantwoord Begroten zijn de bijdragen aan ZBO’s en RWT’s niet vermeld als subsidies. De bijdragen aan ZBO’s en RWT’s zijn terug te vinden in de «ZBO’s en RWT’s bijlage» (bijlage 5.1).
Voor een aantal subsidies is (nog) geen volgende evaluatie gepland. In veel gevallen gaat het om nieuwe subsidies die nog worden vormgegeven, kleinere (incidentele) subsidies of subsidies die al enige tijd geleden zijn gestopt, waardoor alleen nog sprake is van uitfinanciering. Waar mogelijk is de geplande beleidsdoorlichting opgenomen als volgende evaluatiemoment. In dat geval is een jaartal opgenomen met de aanduiding «B».
De einddatum geeft het moment aan dat de laatste verlening plaatsvindt of heeft plaatsgevonden. Voor een aantal incidentele subsidies (voornamelijk bijdragen aan instituten), waarbij sprake is van een structurele subsidierelatie met een jaarlijkse verlening, is als einddatum «Jaarlijks» opgenomen. Als periodiek besluitvorming plaatsvindt over de verlening, bijvoorbeeld over een volgende programmaperiode, is dit aangeduid als «Periodiek».
In een aantal gevallen wordt ter verduidelijking een nadere toelichting gegeven door middel van de volgende voetnoten:
-
*de subsidie wordt verleend uit hoofde van Europees beleid.
** de subsidie wordt verleend uit hoofde van een bredere aanpak, waarbij nog nadere uitwerking plaatsvindt.
*** de subsidie heeft betrekking op een compensatieregeling.
**** betreft een raming onder de categorie «Subsidies» van de budgettaire tabel, waar niet direct een subsidiebeschikking uit voortvloeit.
***** de subsidieregeling wordt uitgevoerd conform het Nationaal Energie Akkoord.
Tot slot is na het subsidieoverzicht informatie opgenomen over de TKI-toeslag op basis waarvan de toeslag aan de betreffende TKI’s kan worden toegekend.
Subsidies (Bedragen x € 1.000)
Artikel
Naam subsidie(regeling) met hyperlink naar vindplaats
2014
2015
2016
2017
2018
2019
2020
Aantal verleningen 2014
Laatste evaluatie (jaartal met hyperlink naar vindplaats)
Volgende evaluatie (jaartal)
Einddatum subsidie- regeling (jaartal)
Artikel 11 Goed functionerende economie en markten
Subsidies
11
Digitalisering regionale radio
365
900
1.444
1.100
1.080
0
0
1
nvt
nvt
2017
Subtotaal
365
900
1.444
1.100
1.080
0
0
Overige (incidentele) subsidies en subsidies aan (inter)nationale organisaties
11
Nederlands Normalisatie Instituut (NEN)
1.480
1.040
1.206
1.184
1.060
1.060
1.060
3
2014
2019
Jaarlijks
Subtotaal
1.480
1.040
1.206
1.184
1.060
1.060
1.060
Artikel 12 Een sterk innovatievermogen
Subsidies
12
MKB Innovatieregeling Topsectoren (MIT)
16.398
45.662
34.022
31.103
29.153
28.289
34.718
502
nvt
2017
2017
12
Subsidieregeling Innoveren, hoofdstuk 2 Eurostarsprojecten
7.299
10.555
13.098
15.502
18.226
18.376
18.376
88
nnb
2017
12
Prekwalificatie ESA/programma’s
762
397
30
nvt
2013
12
Nationaal Programma Luchtvaart
3.156
2.895
3.003
2.504
28
2010
nvt
2017
12
Luchtvaartkredietregeling (niet relevant)
3.399
20.932
3
2010
nvt
2011
12
Luchtvaartkredietregeling (rente)****
0
2.000
1.871
1.798
1.798
1.798
1.798
0
2010
nvt
2011
12
Nederland Maritiem Land
243
250
250
250
250
250
250
2
2009
nvt
Jaarlijks
12
Innovatieve onderzoeksprogramma’s (IOP’s)
9.077
6.654
2.222
2.433
488
488
488
88
nvt
2012
12
Innovatieprestatiecontracten (incl.verkenningen)
1.127
1.500
3.000
1.500
90
nvt
2013
12
Stichting Toekomstbeeld der Techniek
117
188
179
170
161
152
152
2
2020 B
Jaarlijks
12
21
1
nvt
2011
12
5.794
502
6
nvt
2007
12
2.123
2.335
24
nvt
2017
12
Uitdagersfaciliteit relevant
82
1
nvt
2012
Subtotaal
49.598
93.870
57.645
55.260
50.076
49.353
55.782
Overige (incidentele) subsidies en subsidies aan (inter)nationale organisaties
12
Toeslag Topconsortia Kennis en Innovatie
58.011
51.346
75.364
94.196
106.340
113.598
118.598
109
nvt
2016
2017
12
Internationaal Innoveren (Eurekaclusters en JTI’s)
4.539
14.039
23.679
33.707
39.724
39.724
39.724
10
nnb
2017
12
Nationaal Lucht en Ruimtevaartlaboratorium
27.279
29.403
19.908
18.807
17.976
17.976
17.976
4
2015
Jaarlijks
12
MARIN
4.042
4.308
3.288
3.222
3.203
3.203
3.203
2
2015
Jaarlijks
12
Deltares
11.707
10.696
9.148
8.954
8.902
8.902
8.902
3
2015
Jaarlijks
12
Innovatieprogramma Water algemeen
41
1
nvt
2011
12
Institute for Sustainable Process Technology (ISPT)
3.723
1.509
1
nvt
nvt
2015
12
Holst
4.500
3.510
1.705
1
nvt
2013
12
Stichting Technische Wetenschappen
24.510
19.936
25.825
25.599
26.020
25.270
25.270
8
2016
Jaarlijks
12
Topsector Chemie
429
781
9
6
nvt
2013
12
1.978
1.396
730
85
1
nvt
2013
12
InnoWATOR
739
315
12
nvt
2011
12
Innovatieprogramma Maritiem
1.838
714
316
24
nvt
2011
12
Center for Translational Molecular Medicine
16.497
4.563
1
nvt
2015
12
3.811
1
nvt
2014
12
Technologisch Topinstituut Logistiek (DINALOG)
4.209
3.805
1.262
917
1
nvt
2016
12
9.175
5.034
1.209
1
nvt
2012
12
HTSM
31.000
23.656
14.506
8.552
5.494
7.224
6.074
1
nvt
2011
12
Commit
15.603
10.936
1
nvt
2011
12
Phase 2
28.028
19.265
13.347
6.087
95
nvt
2013
12
Innovatieprogramma Automotive
584
618
81
6
nvt
2011
12
Innovatieprogramma Life Sciences en Health algemeen
703
702
202
10
nvt
2011
12
BE-Basic
6.625
199
72
23
9
10
10
1
nvt
2011
12
TASC
1.225
1.157
1
nvt
2011
12
Food and Nutrition Delta
4.632
2.398
258
72
55
nvt
2011
12
Nanolab
2.497
1
nvt
2012
12
NWO
7.025
4.177
5.098
1.850
1.900
1.150
400
1
nvt
nvt
2015
12
TKI CLICK
507
1.501
1.000
250
6
nvt
2016
2017
12
Ruimtevaart (ESA)
90.154
64.061
76.776
64.013
52.935
52.936
53.081
46
2017
nvt
12
Bijdrage aan WIPO
725
400
400
400
400
400
400
3
nvt
nvt
Jaarlijks
Subtotaal
Artikel 13 Een excellent ondernemingsklimaat
Subsidies
13
Bevorderen ondernemerschap
8.254
12.832
10.709
6.448
7.248
11.258
12.158
231
2020 B
Jaarlijks
13
Biobased Economy
3.509
1.589
2.884
2.384
250
59
2018
2017
13
Microkrediet
506
3
2015
2013
13
13.954
8.864
4.316
4.026
2.415
2.415
2.415
14
nvt
2012
13
19
2
nvt
2010
13
422
10
2010
2015
2010
13
Subsidieregeling Innovatieve Scheepsbouw
1.981
2.000
1.000
13
nvt
2014
13
1.869
1.601
2.276
300
3
nvt
2010
13
2
3
nvt
2012
13
Business Angels Programma
11
301
301
4
nvt
2016
13
Overig toerisme
40
1
nvt
nvt
nvt
Subtotaal
30.567
27.187
21.486
13.158
9.913
13.673
14.573
Overige (incidentele) subsidies en subsidies aan (inter)nationale organisaties
13
PRIMA-projecten
7.499
12
nvt
2012
13
Programma Digivaardig
459
5
nvt
2015
13
Regiegroep regeldruk
162
20
2020 B
2014
13
Nederlands Bureau voor Toerisme en Congressen
10.152
8.490
8.469
8.469
8.469
8.469
8.469
1
2016
Jaarlijks
13
EIM/Panteia
1.500
525
1
nvt
2016
13
A’dam Center for Corporate Finance (ACCF)
4
4
4
4
4
4
4
1
2020 B
Jaarlijks
13
Kenniscentrum Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen
1.102
400
nnb
nnb
nnb
nnb
nnb
4
2015
Jaarlijks
13
Ondernemersklankbord
673
3
2004
2015
Jaarlijks
13
Stichting Koning Willem I
106
2
2020 B
Jaarlijks
13
Overige bijdrage aan instituten
1.160
6
2020 B
Jaarlijks
13
Acquisitie buitenlandse bedrijven
786
1.871
677
499
499
499
499
22
2020 B
Jaarlijks
Subtotaal
23.603
11.290
9.150
8.972
8.972
8.972
8.972
Artikel 14 Een doelmatige en duurzame energievoorziening
Subsidies
14
Topsector Energie**
15.527
67.862
55.840
53.688
44.090
41.490
36.490
71
nvt
2016
Jaarlijks
14
Energie-innovatie (Groene grondstoffen, Wind op zee, Smart grids, Wind op land, Zon-PV)
46.783
7.882
2.377
2.368
2.368
2.368
2.368
239
nvt
2015
2015
14
Green Deals**
918
4.114
16.354
0
0
0
0
8
2015
nvt
Jaarlijks
14
Energieakkoord**
666
35.464
48.089
53.089
49.000
49.000
49.000
5
nvt
2016
nvt
14
Stimulering Duurzame Energie productie *****
667.147
1.167.696
1.397.237
1.525.704
1.817.322
2.405.025
3.076.925
5.039
nvt
2016
nvt
14
Subsidieregeling Indirecte emissiekosten ETS***
56.956
61.000
61.000
83.045
62.000
61.000
61.000
83
nvt
2018
nvt
14
4.905
18.705
8.040
6.362
8.080
8.080
8.080
2
nvt
nnb
2018
14
Programma Hoge Flux Reactor
7.250
7.250
8.111
8.111
8.111
8.111
8.111
10
nvt
nvt
Periodiek
14
Innovatievouchers elektrische mobiliteit
2.184
14
nvt
2015
14
Duurzaam Caribisch Nederland****
111
13.257
4.700
4
nvt
nvt
2016
14
Beperking tariefstijging energietarieven Caribisch Nederland****
6.696
4.100
3.200
3.100
3.000
3.000
3.000
9
nvt
nnb
nnb
14
Duurzame warmte
400
0
0
0
0
0
0
4
nvt
nvt
2013
14
TransitieManagement AgNL
2.822
1.047
0
0
0
0
0
15
nvt
nvt
2015
14
Overig****
70
1
nvt
nvt
nvt
Subtotaal
812.434
1.388.377
1.624.993
1.715.422
1.993.971
2.578.074
3.244.974
Overige (incidentele) subsidies en subsidies aan (inter)nationale organisaties
14
Energie Centrum Nederland/Nuclear Research and Consultancy Groep
57.903
55.867
44.487
31.936
25.288
25.288
24.836
6
nvt
2017
Jaarlijks
14
Stichting voorbereiding Pallas- reactor
10.004
13.538
12.034
4.011
0
0
0
10
nvt
nvt
2019
14
Uitkoopregeling hoogspanningsverbindingen***
0
0
0
28.000
28.000
28.000
28.000
0
nvt
nnb
2021
Subtotaal
67.907
69.405
56.521
63.947
53.288
53.288
52.836
Artikel 16 Concurrerende, duurzame, veilige agro-, visserij- en voedselketens
Subsidies
Duurzame veehouderij
16
Subsidie Integraal duurzame stallen en houderijsystemen*
2.076
3.215
4.458
2.940
27
nvt
2014
16
1.206
1.279
201
670
130
2016
2013
16
1.491
1.825
4.720
2.014
24
nvt
2016
2014
16
Investeringsregeling gecombineerde luchtwassers
5
1
nvt
2016
2010
16
Meetprogramma duurzame stallen
0
51
484
0
nvt
2016
2014
16
Beëindings- & saneringsregeling***
337
452
402
402
402
402
402
80
nvt
nvt
nvt
16
Subsidie kleine praktjjknetwerken veehouderijen (t/m 2011)*
489
46
2016
2011
16
Beroepsopleiding en voorlichting *
175
351
97
nvt
2016
2014
16
Demonstratieregeling (intensieve veehouderij, biologisch)*
0
0
nvt
2016
2008
16
Subsidie stimulering biologische Productie (SSBP)*
137
85
55
55
162
nvt
2016
2011
16
Regeling uitvoerensagenda duurzame veehouderij
340
800
9
pm
2016
2019
Plantaardige productie
16
Investeringsregeling Milieuvriendelijke maatregelen (IMM)*
2.068
4.475
5.100
5.100
5.400
5.400
5.400
411
nvt
2015
2017
16
Demonstratieregeling Schoon en Zuinig*
526
1.035
18
nvt
2016
2012
16
Investeringsregeling energiebesparing (IRE)
862
375
27
nvt
2015
2012
16
Subsidie marktintroductie energie-innovaties (glastuinbouw) (MEI)*
8.642
5.636
3.689
1.289
4.735
5.539
5.539
21
2017
2017
16
Set aside regeling*
461
239
113
48
48
48
48
66
2007
nvt
1992
16
Subsidie honingverbetering
165
157
161
1
nvt
2013
Visserij
16
Nieuwe regellingen onder het EFMZV*
0
5.017
5.779
7.320
5.315
5.315
5.315
0
nvt
2017
2020*
16
453
431
213
10
2011
2017
2013
16
Compensatieregeling Aalvisserij
0
0
2011
2017
2013
16
Investering in verwerking en afzet
0
0
2011
2017
2013
16
Subsidie innovatie in de visketen
922
294
17
2011
2017
2013
16
Collectieve acties in de visketen
2.393
733
227
41
2011
2017
2013
16
Subsidie kwaliteit, rendement en nieuwe markten in de visserij
0
0
2011
2017
2013
16
37
4
2011
2017
2013
16
Investering in vissersvaartuigen
0
0
2011
2017
2013
16
Individuele visbeschikkingen
635
1.118
299
8
2011
2017
2013
16
Investeringen in koelvriesinstallaties
953
2
2011
2017
2013
16
Garnalenregeling
23
261
1
2011
2017
2013
Agrarisch ondernemerschap
16
Flankerend beleid pelsdierhouders****
2.000
2.006
2.006
2.006
2.006
2.006
2.006
0
nvt
nvt
nvt
16
1.403
6.019
6.518
6.518
6.518
6.518
6.518
755
Nvt
2016
2017
16
Subsidieregeling Jonge Agrariërs (Bedrijfsmodernisering) *
2.235
2.488
17
221
2016
2013
16
Demoregeling proefprojecten GLB*
3.186
5
2010
2016
2011
16
Bedrijfsadvies over randvoorwaarden GLB*
0
0
2011
nvt
2012
Agrarische innovatie
16
1.787
1.666
76
2016
2013
16
VAMIL compensatie***
0
975
1.092
872
645
0
nvt
nvt
2046
16
Functionele agrobiodiversiteit (POP-Nieuwe uitdagingen)
304
1.600
2
2009
2016
2012
Apurement
16
Apurement****
35.247
7.289
7.289
7.289
7.289
7.289
7.289
2
nvt
nvt
nvt
Overig
16
Overig****
Subtotaal
70.558
49.872
42.823
36.523
30.352
32.517
32.517
Overige (incidentele) subsidies en subsidies aan (inter)nationale organisaties
Duurzame veehouderij
16
Ondersteuning biologische sector (m.n. Bionext, voorheen Biologica)
45
167
109
125
124
130
130
6
nvt
2015
Jaarlijks
Plantgezondheid
16
Bijdrage Fonds Kleine Toepassingen (nationaal en internationaal)
0
200
200
218
200
200
200
0
nvt
nvt
Jaarlijks
Diergezondheid en dierenwelzijn
16
Landelijk InformatieCentrum Gezelschapsdieren (LICG)
595
351
270
270
270
270
270
4
nvt
2016
Jaarlijks
16
Landelijke inspectiedienst dierenbescherming (LID)
1.600
1.600
1.600
1.600
1.600
1.600
1.600
1
nvt
2016
Jaarlijks
16
Stichting Zeldzame Huisdierrassen (SZH)
120
80
80
80
80
80
80
1
nvt
2015
Jaarlijks
16
Universiteit Utrecht/Dutch Wildlife Health Centre
453
492
492
492
492
492
492
1
2010
nnb
Jaarlijks
16
Gezondheidsdienst voor Dieren basismonitoring
3.427
3.713
3.713
3.713
3.713
3.713
3.713
1
2013
nnb
Jaarlijks
Voedselveiligheid en -kwaliteit
16
Voedingscentrum Nederland instellingssubsidie
1.331
1.200
1.200
1.200
1.200
1.200
1.200
1
2012
2017
Jaarlijks
16
Voedingscentrum Nederland Communicatieproject
1.440
1.200
1.200
1.200
1.200
1.200
1.200
1
2012
2017
Jaarlijks
16
Consumentenbond Voedselonderzoek
24
120
120
120
120
120
120
1
nvt
2015
Jaarlijks
16
Stichting Diergeneesmiddelen Autoriteit
340
442
450
450
450
450
450
1
Jaarlijks brief TK
nvt
Jaarlijks
Kennisontwikkeling en innovatie
16
Ministry for Primary Industries New Zealand - support of the Manure Management Network
nvt
nvt
2012
16
Stichting Probos - Meerjarig onderzoek bestrijding Japanse Duizendknoop
0
30
15
18
0
nvt
nvt
2013
16
Basisfinanciering (Kaderwet LNV-subsidies, OCW-conform)
307
160
1.579
1.579
1.579
1.579
1.579
4
nvt
nvt
2020
16
Innovatiesubsidies (Kaderwet LNV-subsidies)
1.912
980
7
5
nvt
nvt
2020
16
Innovatiesubsidies (Kaderwet volgens welke AGNL toekent)
0
nvt
nvt
2013
16
Immuno Valley - programma ALTANT fase 2
1.232
1.208
290
1
nvt
nvt
2011
16
Stichting voor de Technische Wetenschappen - onderzoeksprogramma eiwitinnovatie
700
700
140
1
nvt
nvt
2011
16
Greenport Holland - Onderzoek 2012-2016 Topconsortium Kennis en Innovatie Uitgangsmateriaal
0
1.200
1.000
1.000
nvt
nvt
2012
16
Syntens - project Innovatiestimulering
0
600
nvt
nvt
2013
16
Overige incidentele subsidies
6.165
1.654
135
4
95
nvt
nvt
nvt
Subtotaal
19.691
16.097
12.600
12.069
11.034
11.034
Artikel 17 Groen onderwijs van hoge kwaliteit
Subsidies
17
Regeling praktijkleren en groene plus: Aansturing collectieve ondersteuning
3.325
4.057
7
2013
nvt
2015
17
Regeling praktijkleren en groene plus: School als Kenniscentrum
23.851
27.103
1.554
33
2013
nvt
2015
17
Regeling Kennisverspreiding en innovatie Groen Onderwijs
2.044
716
98
35
2013
nvt
2015
17
Regeling praktijkleren en groene plus: Aanvullende onderwijssubsidies
9.720
8.869
4.362
860
170
20
2013
nvt
2015
17
Regeling Groene plus lectoraten
735
850
1.500
1.180
700
450
9
2013
nvt
2017
17
Overige onderwijssubsidies (WHW, WEB, WVO, Wet SLOA)
21.893
20.703
21.338
21.268
19.984
20.032
20.605
17
OCW
nnb
2020
17
Overige onderwijssubsidies (Kaderwet LNV-subsidies)
924
195
10
OCW
nnb
2014
17
Ontwikkeling en beheer natuurkwaliteit
2.435
1.501
1.201
1.201
1.201
1.201
1.201
9
2012
nnb
2019
17
Natuur- en milieueducatie
1.267
3.209
3.487
3.211
3.211
3.211
3.211
3
2012
nnb
2019
Subtotaal
66.194
67.203
33.540
29.303
25.956
25.064
25.017
Artikel 18 Natuur en regio
Subsidies
18
5.490
6.315
3.835
3
nvt
nvt
2012
18
Cofinanciering EFRO
36.961
37.529
12.422
0
411
3.075
2.918
15
2011
2016
2013
18
Cofinanciering EFRO 2014-2020*
7.500
16.903
17.168
31.246
31.246
23.043
23.043
6
2024
2020
18
Regionale Ontwikkelingsmaatschappijen
5.205
5.337
6.337
1.000
6
2010
2016
2016
18
13.391
10.372
6.226
79
2010
nvt
2011
18
Biodiversiteit en Bedrijfsleven
1.591
1.481
1.089
802
0
0
0
28
nvt
2018
2014
18
Versterking natuur en bosbeheer bij bos- en landgoedeigenaren
39
0
1
2007
nvt
2011
18
Programmabeheer tijdelijke regeling particulier natuurbeheer
364
353
354
354
354
354
354
16
2007
nvt
1999
18
Stimulering bosuitbreiding op landbouwgronden
594
702
447
315
249
170
170
65
nvt
nvt
2009
18
667
438
132
0
0
0
0
13
nvt
nvt
2010
18
Subsidie voor herstel historische buitenplaatsen
0
178
0
0
0
0
0
0
nvt
nvt
2011
18
45
45
45
45
45
45
45
2
2007
nvt
1998
18
749
772
772
772
772
772
772
1
nvt
2017
Periodiek
18
Subsidie Burgereducatie
1.160
1.003
1.003
1.003
1.003
1.003
1.003
5
nvt
2017
Jaarlijks
18
Stichting Gegevensautoriteit Natuur
7
1
nvt
nvt
2010
18
Regeling natuur/Leren van duurzaamheid
189
11
2013
nvt
2008
Subtotaal
73.952
81.428
49.830
35.537
34.080
28.462
28.305
Overige (incidentele) subsidies en subsidies aan (inter)nationale organisaties
18
Overig****
889
392
148
100
100
100
100
10
nvt
nvt
nvt
18
Subsidies Europees Beleid****
444
nvt
nvt
nvt
Subtotaal
1.333
392
148
100
100
100
100
Artikel 19
Overige (incidentele) subsidies en subsidies aan (inter)nationale organisaties
19
Vroegefasefinanciering STW
100
3.901
4.001
4.001
6.501
4.501
4.501
1
2018
2019
Totaal
100
3.901
4.001
4.001
6.501
4.501
4.501
Subtotaal subsidies
1.103.659
1.708.837
1.831.761
1.886.303
2.145.428
2.727.143
3.401.168
Subtotaal overige (incidentele) subsidies en subsidies aan (inter)nationale organisaties
480.450
382.550
357.809
357.007
343.852
349.848
299.305
Totaal
1.584.109
2.091.387
2.189.570
2.243.310
2.489.280
3.076.991
3.700.473
nvt = Niet van toepassing
nnb = Nog niet bekend
Jaarlijks = Er is jaarlijks een beschikkingsmoment
Periodiek = Er is periodiek een beschikkingsmoment
Topconsortia Kennis en Innovatie
Topconsortia voor Kennis en Innovatie (TKI’s) zijn stichtingen die ten behoeve van de diverse topsectoren de kennis- en innovatieagenda vormgeven en (laten) uitvoeren. Hiertoe voeren de TKI’s programma-ondersteunende activiteiten uit gericht op het samen met de relevante bedrijven en kennisinstellingen voor hun thema programmeren van activiteiten, bouwen van PPS-consortia om innovatie vorm te geven, informeren, coördineren en enthousiasmeren van partijen om een bijdrage te leveren aan de kennis- en innovatieagenda. Eén van de instrumenten hiervoor betreft de TKI-toeslag.
De TKI-toeslag is bedoeld om privaat-publieke samenwerking op het gebied van onderzoek en innovatie in Topconsortia voor Kennis en Innovatie (TKI) te stimuleren. Voor de TKI-toeslag komen uitsluitend TKI’s in aanmerking die zijn opgenomen in de begrotingswet van het jaar waarop de aanvraag voor de TKI-toeslag betrekking heeft. In de begrotingswet voor 2016 zijn 12 TKI’s erkend die elk betrekking hebben op één van de innovatiecontracten van de topsectoren of een onderdeel daarvan (zie onderstaande tabel). De topsectoren zijn Agrifood, Tuinbouw en Uitgangsmaterialen, High Tech Systemen en Materialen (HTSM), Energie, Logistiek, Creatieve industrie, Life Sciences & Health, Chemie en Water; voor ICT en Biobased Economy (BBE) zijn onder regie van respectievelijk HTSM en Chemie ook Innovatiecontracten opgesteld. Het TKI BBE werkt voor drie topsectoren (Agrifood, Chemie en Energie).
Om als TKI opgenomen te worden in de begroting moet het aan de volgende criteria voldoen:
-
-
-
-Het TKI is een rechtspersoon zonder winstoogmerk die bestemd is voor het tot stand brengen en doen uitvoeren van een meerjarig onderzoeksprogramma, waarin ondernemers, publiekrechtelijke rechtspersonen en publiek gefinancierde onderzoeksorganisaties participeren.
-
-
-
-
-Het onderzoeksprogramma vindt plaats voor gezamenlijke rekening en risico van bedrijven en publieke kennisinstellingen.
-
-
-
-
-De minimale omvang van het jaarlijkse onderzoeksprogramma bedraagt € 5 mln.
-
-
-
-
-Het onderzoeksprogramma dat het TKI voorstaat voorziet in een behoefte en is nog niet afgedekt door andere TKI’s.
-
-
-
-
-Bij een TKI zijn minimaal 3 ondernemingen en 3 publiek gefinancierde onderzoeksorganisaties betrokken.
-
-
-
-
-Het is transparant en onder redelijke voorwaarden mogelijk voor bedrijven en kennisinstellingen om aansluiting te krijgen bij een TKI.
-
-
-
-
-Binnen een TKI is een goede vertegenwoordiging van het Midden- en kleinbedrijf (MKB). Een TKI wordt dan ook geacht betrokkenheid van het MKB actief te bevorderen.
-
-
-
-
-De kwantitatieve inzet van private partijen binnen de TKI’s bedraagt in 2015 en verder 40%. De TKI’s geven in hun meerjarenprogramma aan hoe dit gerealiseerd gaat worden.
-
Periodiek wordt bezien of de TKI’s aan de voorwaarden voldoen om in de begroting opgenomen te blijven.
In 2013 is de TKI-toeslag geïntroduceerd. De kenmerken van de regeling zijn:
-
-
-
-De toeslag is een generiek vormgegeven instrument: grondslag van de toeslag is de cash-bijdrage van bedrijven aan het TKI voor het, door het TKI opgestelde, privaat-publieke samenwerkingsprojecten die onderdeel uitmaken van een meerjarig onderzoeksprogramma op het gebied van onderzoek en innovatie en de cash-bijdrage van bedrijven aan onderzoeksopdrachten die voor het TKI onderzoeksprogramma relevant zijn. Hiervan mag een beperkt aandeel in natura in aanmerking worden genomen.
-
-
-
-
-Het toeslagpercentage is 25%.
-
-
-
-
-Het voor de toeslag beschikbare verplichtingenbudget is € 119 mln in 2016, oplopend naar € 125 mln vanaf 2017.
-
-
-
-
-De toeslag wordt niet door bedrijven afzonderlijk aangevraagd maar door het TKI, die de toeslag ook krijgt uitgekeerd.
-
-
-
-
-De TKI-samenwerkingsprojecten waarover de toeslag kan worden verkregen betreft fundamenteel onderzoek, industrieel onderzoek en experimentele ontwikkeling.
-
Hieronder volgen de TKI’s die in aanmerking komen voor TKI-toeslag. Al deze TKI’s kunnen bovendien subsidie aanvragen voor hun programma-ondersteunende activiteiten tot maximaal € 400.000,- per TKI (voor topsector Water geldt dit bedrag voor het cluster TKI’s). De programma-ondersteunende activiteiten moeten direct verband houden met de jaarlijkse onderzoeksprogramma’s die met de TKI-toeslag worden ondersteund of moeten bijdragen aan de voorbereiding van die programma’s dan wel het aanvragen, besteden of verantwoorden van de TKI-toeslag. Deze subsidie wordt verstrekt voor zover in de subsidieaanvraag voldoende onderbouwd met activiteiten, voor zover deze activiteiten passen binnen de staatssteunkaders en voor zover voor deze activiteiten niet uit andere hoofde reeds een vergoeding van de overheid wordt verkregen.
De drie TKI’s genoemd onder 10a, b en c vormen een bij elkaar horend cluster ten behoeve van de topsector Water.
Overzichtstabel TKI’s
Statutaire naam
1
Stichting TKI Agri&Food
2
Stichting TKI Biobased Economy (BBE)
3
Stichting TKI Chemie
4
Stichting TKI CLICKNL
5
Stichting TKI Energie
6
Stichting TKI HTSM
7
Stichting Life Sciences Health - TKI
8
Stichting TKI Logistiek
9
Stichting TKI Tuinbouw en Uitgangsmaterialen
10a
Stichting TKI Maritiem
10b
Stichting TKI Deltatechnologie
10c
Topconsortium for knowledge and Innovation Watertechnology
TKI Energie
De Topsector Energie hanteert een dubbele doelstelling: zowel versterking van de energiesector als ook versnelling van de energietransitie. Daartoe zijn op grond van begrotingsartikel 14 specifieke energie-innovatiemiddelen beschikbaar. Het TKI Energie dat voor de Topsector Energie de programma-ondersteunende activiteiten uitvoert, doet ook de voorstellen voor de inzet van de energie-innovatiemiddelen. Omdat hiermee subsidiegeld gemoeid is, worden aan deze TKI hoge eisen gesteld op het punt van onafhankelijkheid, transparantie en zorgvuldigheid. Dit impliceert dat deze activiteiten niet door partijen kunnen worden uitgevoerd die (direct) baat hebben bij de uitkomsten van die activiteiten - dat zou immers de schijn van belangenverstrengeling kunnen wekken. Om het TKI goed te laten functioneren en ook een stimulerende rol te laten vervullen in het betrekken van bedrijfsleven en kennisinstellingen bij de innovaties benodigd voor de energietransitie wordt een nader te bepalen, aanvullend subsidiebedrag beschikbaar gesteld bovenop de bijdrage vanuit artikel 12. Die extra financiering komt uit de beschikbare energie-innovatiemiddelen op artikel 14. De hoogte van die bijdrage wordt op advies van het Topteam Energie nader vastgesteld.
5.7 Evaluatie- en overig onderzoek Artikel 11 Goed functionerende economie en markten
Soort onderzoek
Titel/onderwerp
Artikel
Start
Afronding
Vindplaats
1. Onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid
1a. Beleidsdoorlichtingen
Goed functionerende economie en markten
11
2014
2015
1b. Ander onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid
De doeltreffendheid en de effecten van de Postwet 2009 in de praktijk
11
2013
2014
Evaluatie Metrologiewet
11
2014
2015
Evaluatie Frequentiebeleid
11
2015
2015
Autoriteit Consument en Markt (ACM)
11
2015
2015
Raad voor de accreditatie
11
2015
2015
De doelmatigheid en doeltreffendheid van het functioneren van het CBS
11
2016
2016
Evaluatie van de aangewezen instanties metrologiewet
11
2019
2019
Raad voor Accreditatie
11
2020
2020
Autoriteit Consument en Markt (ACM)
11
2020
2020
Bijdrage Nederlands Normalisatie Instituut (NEN)
11
2022
2022
2. Overig onderzoek
Aanbestedingswet 2012
11
2014
2015
Evaluatie wet markt en overheid
11
2015
2015
Universele postdienst (UPD)
11
2016
2016
Agentschap Telecom
11
2017
2017
Aanbestedingswet op defensie- en veiligheidsgebied
11
2018
2018
Artikel 12 Een sterk innovatievermogen
Soort onderzoek
Titel/onderwerp
Artikel
Start
Afronding
Vindplaats
1. Onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid
1a. Beleidsdoorlichtingen
Doorlichting artikel 12 en 13
12
2014
2015
1b. Ander onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid
Evaluatie MIT
12
2016
2017
Ruimtevaart
12
2017
2017
Toegepast onderzoek; 0-meting TO2’s (TNO, Deltares, Marin, NLR, ECN, DLO)
12/14/16
2015
2015
Tussenevaluatie Topconsortia Kennis en Innovatie
12
2016
2016
STW
12
2016
2016
Intellectueel Eigendomsbeleid
12
2018
2018
WBSO/RDA
12
2018
2018
2. Overig onderzoek
2a. MKBA’s
Ruimtevaart
12
2015
2016
Artikel 13 Een excellent ondernemingsklimaat
Soort onderzoek
Titel/onderwerp
Artikel
Start
Afronding
Vindplaats
1. Onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid
1a. Beleidsdoorlichtingen
Doorlichting artikel 12 en 13
12
2014
2015
1b. Ander onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid
Microkredieten
13
2015
2015
BMKB
13
2019
2019
Groeifaciliteit
13
2019
2019
Garantiefaciliteit Ondernemersfinanciering
13
2019
2019
Scheepbouwgarantieregeling
13
2016
2017
Digitale agenda
13
2015
2016
Evaluatie Actal / regeldruk
13
2015
2016
Valorisatie
13
2014
2015
Toerisme (NBTC)
13
2015
2015
Ondernemerspleinen / KVK
13
2017
2017
IBO Zelfstandigenaftrek plus aanverwante maatregelen
13
2015
2015
Overige fiscale ondernemerschapsregelingen
13
2015
2016
ICT-beleid
13
2017
2017
2. Overig onderzoek
BMKB (additionaliteit)
13
2014
2015
Onderwijs en Ondernemerschap (OESO case study)
13
2015
2015
Kenniscentrum MVO
13
2014
2015
Artikel 14 Een doelmatige en duurzame energievoorziening
Soort onderzoek
Titel/onderwerp
Artikel
Start
Afronding
Vindplaats
1. Onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid
1a. Beleidsdoorlichtingen
Een doelmatige en duurzame energievoorziening
14
2019
2020
1b. Ander onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid
Elektrisch rijden
14
2015
2015
Innovatie agenda energie
14
2015
2016
Green Deals
14
2015
2015
Proeftuinen Smart Grids
14
2015
2015
Warmtewet
14
2015
2016
Rijkscoördinatieregeling
14
2015
2016
Garantieregeling aardwarmte
14
2015
2016
Topsector Energie
14
2016
2016
Energieakkoord
14
2016
2016
SDE+
14
2016
2016
ECN/NRG
14
2017
2017
Wet voorraadvorming Aardolieproducten (Wva 2012)
14
2017
2017
ETS indirecte kostencompensatie
14
2018
2018
Pallas
14
2018
2019
Artikel 16 Concurrerende, duurzame en veilige agro-, visserij- en voedselketens
Soort onderzoek
Titel/onderwerp
Artikel
Start
Afronding
Vindplaats
1 Onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid
1a Beleidsdoorlichtingen
Concurrerende, duurzame en veilige agro, visserij en voedselketen
16
2013
2014
IBO agro is voor het zomerreces 2015 naar TK gestuurd. Zie hyperlink.
1b Ander onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid
Integrale POP 2 evaluatie (waaronder Investeringsregeling Jonge Agrariërs, subsidieregeling kleine en grote netwerken, subsidieregeling beroepsopleiding en voorlichting, Demonstratieregeling, Stimuleringssubsidie biologische Productie, Samenwerking bij innovatie NU, functionele agrobiodiversiteit, demoregeling proefprojecten GLB, demoregeling Schoon en Zuinig)
16
2016
2016
Brede weerverzekering
16
2015
2016
Garantieregeling Landbouw (GL) en Garantieregeling Marktintroductie Innovatie (GMI)
16
2018
2018
Fijnstofmaatregelen en luchtwassers
16
2015
2016
Meetprogramma duurzame stallen
16
2016
2016
Zal in evaluatie van de PAS regeling meelopen (zie artikel 18).
Subsidie marktintroductie energie-innovaties (glastuinbouw) (MEI)
16
2017
2017
Set aside regeling
16
De set aside regeling is in 2007/2008 door Europa geëvalueerd. Zie hyperlink. De regeling is niet gecontinueerd. Om deze reden komt de oorspronkelijk in 2014 geplande evaluatie te vervallen.
Investeringsregeling energiebesparing (IRE) en Nu duurzaamheidsinvesteringen
16
2014
2015
Eindevaluatie Europees Visserijfonds
16
2016
2017
Inbeslaggenomen goederen (IBG) en Landelijke Inspectiedienst Dierenbescherming (LID)
16
2015
2016
Deze evaluaties vormen onderdeel van de brede evaluatie met V&J naar de handhavingsketen dierenwelzijn.
Ondersteuning biologische sector
16
2015
2015
Consumentenbond Voedselonderzoek
16
2015
2015
Landelijk Informatiecentrum Gezelschapsdieren (LICG)
16
2016
2016
Stichting Zeldzame Huisdierrassen (SZH)
16
2014
2015
GD basismonitoring en Diergezondheidsfonds (DGF)
16
2017
2017
Regeling Stidug
16
2015
2015
Verlaagd tarief glastuinbouw
16
2015
2015
Regeling subsidie Stichting Dienst Landbouwkundig Onderzoek (DLO)
16
2015
2015
Meststoffenwet
16
2015
2016
Programma Internationale Aangelegenheden (PIA)
16
2015
2016
Voedselzekerheid
16
2018
2018
Raad voor de Plantenrassen
16
2017
2017
College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden
16
2016
2016
Voedingscentrum
16
2017
2017
Centrale commissie dierproeven
16
2020
2020
2 Overig onderzoek
WOT Genetische bronnen
16
2014
2014
Zie hyperlink.
WOT Visserijonderzoek
16
2014
2015
WOT Economische informatievoorziening
16
2015
2015
WOT Voedselveiligheid
16
2014
2014
Zie hyperlink.
WOT Diergezondheid
16
2014
2014
Zie hyperlink.
WOT Natuur en milieu
16
2016
2016
Stichting Diergeneesmiddelen autoriteit (SDa)
16
Een Commissie van Toezicht houdt toezicht op het functioneren van de SDa en hierover wordt aan VWS en EZ gerapporteerd. Deze rapportage mondt jaarlijks uit in brief aan de TK (bijvoorbeeld TK, 2014-2015, 29 683 nr. 194).
Artikel 17 Groen onderwijs van hoge kwaliteit
Soort onderzoek
Titel/onderwerp
Artikel
Start
Afronding
Vindplaats
1 Onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid
1a Beleidsdoorlichtingen
Groen onderwijs van hoge kwaliteit
17
2012
2014
Zie hyperlink.
Groen onderwijs van hoge kwaliteit
17
2019
2019
Artikel 18 Natuur en regio
Soort onderzoek
Titel/onderwerp
Artikel
Start
Afronding
Vindplaats
1 Onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid
1a Beleidsdoorlichtingen
Natuur en regio
18
2014
2015
1b Ander onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid
Evaluatie EFRO/Interreg (door Europese Commissie)
18
2015
2016
Evaluatie Rijkscofinanciering EFRO/Interreg (2007-2013)
18
2016
2016
Regionale ontwikkelingsmaatschappijen
18
2015
2016
Kroondomeinen
18
2016
2017
Beleids- en wetsevaluatie landinrichtingsinstrumentarium Wet inrichting landelijk gebied
18
2014
2014
Natuurschoonwet 1928
18
2014
2015
Programmatische Aanpak Stikstof inclusief meetprogramma duurzame stallen.
18
2016
2016
Staatsbosbeheer (SBB)
18
2018
2018
In 2014 is de positionering van SBB opnieuw bepaald (zie TK, 29 659, nr. 122). Geen evaluatie in 2014, nieuwe werkwijze te evalueren in 2018.
Programma naar een rijke Waddenzee
18
2018
2018
Evaluatie Natuurbeleidsplan Caribisch Nederland
18
2017
2017
Programma natuurlijk ondernemen (waaronder Subsidieregeling innovatieve projecten biodiversiteit)
18
2018
2018
Evaluatie Natuurpact
18
2016
2016
Natuurvisie
18
Na de zomer van 2015 komt het PBL met een voorstel voor uitwerking evaluatie van de Natuurvisie.
Burgereducatie/IVN
18
2017
2017
Wet natuurbescherming
18
2016
2017
In Beslag genomen Goederen (IBG)
18
2016
2016
Vrijstelling vergoeding bos- en natuurbeheer
18
2015
2016
Vrijstelling bos- en natuurterreinen forfaitair rendement
18
2015
2016
Vrijstelling landinrichting
18
2015
2016
Vrijstelling Bureau Beheer Landbouwgronden
18
2015
2016
Vrijstelling natuurgrond
18
2015
2016
Bosbouwvrijstelling
18
2015
2016
2 Overig onderzoek
Balans van de leefomgeving
18
2015
2016
Door PBL.
Actualisatie Kaderrichtlijn Mariene Strategie (KRM)
18
Zie IenM begroting.
Groot Project EHS 2013
18
2013
2014
EHS Groot project 2014
18
2014
2015
Afhankelijk van besluitvorming over voortzetting EHS als groot project.
Voortgangsrapportage Natuurpact
18
Jaarlijks vanaf 2015.
Artikel 19 Toekomstfonds
Soort onderzoek
Titel/onderwerp
Artikel
Start
Afronding
Vindplaats
1. Onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid
1a. Beleidsdoorlichtingen
Doorlichting artikel 19
19
2020
2020
1b. Ander onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid
Innovatiekrediet
19
2016
2017
Seed-regeling
19
2016
2017
Fund to Fund
19
2016
2017
Vroege fase financiering
19
2017
2018
Kapitaalverstrekking ROM’s
19
2015
2016
Business Angels / Informal investors
19
2016
2017
5.8 Lijst van afkortingen
ACM
Autoriteit Consument en Markt
AI
Aviaire Influenza
ANVS
Autoriteit Nucleaire Veiligheid en Stralingsbescherming
AVP
Afrikaanse Varkenspest
BBL
Beroeps Begeleidende Leerweg
BBP
Bruto Binnenlands Product
BEE
Biodiverstiteit, Ecosystemen en Economie
BES
Bonaire, Sint Eustatius, Saba
BMKB
Borgstellingsregeling Midden en Kleinbedrijf
BNP
Bruto Nationaal Product
BOL
Beroeps Opleidende leerweg
BSE
Bovine Spongiforum Encephalopathy
BSIK
Besluit subsidies investeringen kennisinfrastructuur
BT
Blauwtong
BZ
Ministerie van Buitenlandse Zaken
BZK
Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
CBD
Convention on Biological Diversity
CBS
Centraal Bureau voor de Statistiek
CCCF
Codex Alimentarius comité voor contaminanten
CCEURO
Coördinator van de Europese Codex Regio
CCS
Carbon Capture Storage
CEPT
Europese Commissie en de Europese Conferentie van administraties voor Post en Telecommunicatie
CIEP
Clingedael Inernational Energy Programme
CIP
Concurrentiekracht en Innovatieprogramma
CITES
Convention on International Trade in Endangered Species
of Wild Flora and Fauna
CITO
Ontwikkeling examens en toetsing
CMS
Convention on the Conservation of Migratory Species of Wild Animals
COVA
Centraal Orgaan Voorraadvorming Aardolieproducten
CPB
Centraal Planbureau
CPVO
Community Plant Variety Office
CVI
Centraal Veterinair Instituut
CVO1
Civiele VliegtuigOntwikkeling
DGB&I
Directoraat-Generaal Bedrijfsleven en Innovatie
DGF
Diergezondheidsfonds
DICTU
Dienst ICT Uitvoering
DIS
Defensie Industrie Strategie
DLG
Dienst Landelijk Gebied
DLO
Dienst Landbouwkundig Onderzoek
DUO
Dienst Uitvoering Onderwijs
ECN
Energieonderzoek Centrum Nederland
ECT
Energy Charter Treaty
EFMZV
Europees Fonds voor Maritieme Zaken en Visserij
EFRO
Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling
EFSA
European Food Safety Authority
EGM
Effect Gerichte Maatregelen
EHS
Ecologische Hoofdstructuur
EIA
Energie- Investeringsaftrek
EIF
Europees Investeringsfonds
EIT
Europees Instituut voor Innovatie en Technologie
EM
Energiemarkt
ESA
European Space Agency
ESTEC
European Space Research and Technology Centre
ETS
Emision Trading Scheme
EU
Europese Unie
EVF
Europees Visserijfonds
EZ
Ministerie van Economische Zaken
FES
Fonds Economische Structuurversterking
GD
Gezondheidsdienst voor Dieren
GIS
Geografische InformatieSystemen
GKC
Groene Kennis Coöperatie
GLB
Gemeenschappelijk Landbouw Beleid
GO
Garantie Ondernemingsfinanciering
GTI
Grote Technologishe Instituten
GVB
Gemeenschappelijk Visserij Beleid
GWWD
Gezondheids- en welzijnswet voor dieren
HACCP
Hazard Analysis and Critical Control Points
HBO
Hoger Beroeps Onderwijs
HFR
Hedge Fund Research
HHI
Herfindahl Hirschman Index
HTSM
HighTech Systems & Materials
I&M
Ministerie van Infrastructuur en Milieu
IAC
Internationale Arbeidsconferentie
IAEA
International Atomic Energy Agency
ICANN/GAC
The Internet Corporation for Assigned Names and Numbers/Governmental Advisory Committee
ICT
Informatie Communicatie Technologie
IEA
International Energy Agency
IGF
Internet Governance Forum
ILG
Investeringsbudget Landelijk Gebied
IMM
Investeringsregeling Milieuvriendelijke Maatregelen
IPBBE
Interdepartementaal Programma Biobased Economy
IP-beleid
industrieel participatiebeleid
IPC
Innovatieprestatiecontract
IPO
Interprovinciaal Overleg
IRRS
Integrated Regulatory Review Service
ITKB
Indicator Toekomstige Knelpunten in de Personeelsvoorziening naar Beroep
ITU
International Telecommunications Union
IUS
Innovation Union Scoreboard
IVN
Vereniging voor natuur- en milieueducatie
JI
Joint Implementation
JSF
Joint Strike Fighter
JTI
Joint Technology Initiatives
KBB
Kenniscentrum Beroepsonderwijs Bedrijfsleven
KBB
Kenniscentrum Beroepsonderwijs Bedrijfsleven
KNAW
Koninklijke Nederlandse Agrarische Wetenschappen
KP7
Zevende kaderprogramma voor onderzoek en technologische ontwikkeling
KRM
Kaderrichtlijn Mariene Strategie
KTP
Korte Termijn Projecten
KVP
Klassieke Varkenspest
KvK
Kamer van Koophandel
LEI
Landbouw-Economisch Instituut
LICG
Landelijke Informatie Centrum Gezelschapsdieren
LvDO
Leren voor duurzame ontwikkeling
LWOO
Leerweg Ondersteunende Onderwijs
MARIN
Maritime Research Institute Netherlands
MBO
Middelbaar beroepsonderwijs
MEI
Marktintroductie en innovatie
MEP
Milieukwaliteit Elektriciteitsproductie
MER
Milieueffectrapportage
MEV
Macro-Economische Verkenning
MIP
Meerjaren Investerings Programma
MIT
MKB innovatiestimulering Topsectoren
MJA
Meerjarige Afspraken
MKB
Midden- en Kleinbedrijf
MKZ
Mond- en Klauwzeer
MVO
maatschappelijk verantwoord ondernemen
NAP
Nationaal Actieplan Duurzame Gewasbeschermingsmiddelen
NBTC
Nederlands Bureau voor Toerisme en Congressen
NCD
Newcastle Disease
NEN
Nederlands Normalisatie-instituut
NFIA
Netherlands Foreign Investment Agency
NIA
Nederlands Investerings Agentschap
NIPO
Nederlands Instituut voor Publieke Opinie
NIV
Nucleaire Installaties en Veiligheid
NL-OC
Nederlands Octrooicentrum
NLR
Nationaal Lucht- en Ruimtevaartlaboratorium
NME
Natuur en Milieueducatie
NRG
Nuclear Research Group
NSO
Netherlands Space Office
NURG
Nadere Uitwerking Rivierengebied
NVWA
Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit
NWO
Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek
O&O
Onderwijs en Ondernemen
OBN
Kennisnetwerk Ontwikkeling en Beheer van Natuurkwaliteit
OCW
Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
OD
Operationele Doelstelling
OHIM
Office for Harmonisation in the Internal Market
OIE
Office Internationale des Epizoöties
OIML
Organisation Internationale de Métrologie Légale
OPTA
Onafhankelijke Post en Telecommunicatie Autoriteit
OTO
Opleiden, Trainen en Oefenen
PAS
Programmatische Aanpak Stikstof
PBL
Plan Bureau voor de Leefomgeving
PBO
Publiekrechtelijke bedrijfsorganisatie
PCT
Patent Cooperation Treaty
PGO
Particuliere Gegevens Organisatie
PIANOo
Professioneel en Innovatief Aanbesteden Netwerk voor Overheidsopdrachtgevers
PJ
petajoule
PKB
Planologische kernbeslissing
PMR
Project Mainportontwikkeling Rotterdam
PNB
Particulier Natuurbeheer
POP
Plattelandsontwikkelingsprogramma
PPP
Purchasing power parity
PRW
Programma naar een Rijke Waddenzee
R&D
Research and Development
RDA
Research & Development Aftrek
RDN
Regeling Draagvlag Natuur
RGD
Rijksgebouwendienst
RIVM
Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu
ROC
Regionaal Opleidingscentrum
ROM
Regionale Ontwikkleingsmaatschappijen
RvA
Raad voor Accreditatie
RWT
Rechtspersonen met een Wettelijke taak
Salmonella Se/St
Salmonella serotype Enteritdis/Typhimurium
SBB
Staatsbosbeheer
SBL
Stimulering bosuitbreiding op landbouwgronden
SBR
Standard Business Reporting
SDa
Stichting Diergeneesmiddelen Autoriteit
SDE
Stimulering Duurzame Energieproductie
SER
Sociaal-Economische Raad
SKE
Subsidieprogramma Kennis Exploitatie
SodM
Staatstoezicht op de Mijnen
SSO
Shared Service Organisatie
STW
Stichting voor de Technische Wetenschappen
SVD
Swine Vesicular Disease (Blaasjesziekte)
TCBB
Technische Commissie Bodembeweging
TEEB
The Economics of Ecosystems and Biodiversity
TKI
Topconsortia voor Kennis en Innovatie
TNO
Nederlandse Organisatie voor toegepast-natuurwetenschappelijk onderzoek
TNS
Taylor Nelson Sofres
TOP
Technische Ontwikkelprojecten
TSE
Transmissible Spongiform Encephalopathies
TTF
Title Transfer Facility
TTI
Technologisch Topinstituut
UDV
Uitvoeringsagenda Duurzame Veehouderij
UMTS
Universal Mobile Telecommunications System
UNWTO
United Nations World Tourism Organization
UPD
Universele Postdienst
UPU
Universal Postal Union
UVD
Uitvoeringsagenda Duurzame Veehouderij
VAMIL
Regeling Vervroegde Afschrijving Milieu-investeringen
VGI
Voedings- en genotmiddelenindustrie
VMBO
Voortgezet Middelbaar Beroepsonderwijs
VO
Voortgezet Onderwijs
VOA
Voorbereidende en Ondersteunende Activiteiten
VSL
Van Swinden Laboratorium
VWS
Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
WABO
Wet Algemene Bepalingen Omgevingsrecht
WBSO
S&O-afdrachtvermindering
WEF
World Economic Forum
WIPO
World Intellectual Property Organization
WRC
Wereld Radio Conferentie
WSIS
World Summit on the Information Society
WU
Wageningen Universiteit
WUR
Wageningen Universiteit Researchcentrum
Wva
Wet voorraadvorming aardolieproducten
ZBO
Zelfstandig Bestuursorgaan
ZvA
Ziekte van Aujeszky
ZZP
Zelfstandige Zonder personeel
Noot 1
Verschillende factoren zijn - naast het maximaal toegestane aantal - van invloed op het aantal gewerkte uren per persoon, bijvoorbeeld individuele voorkeuren voor de verdeling tussen arbeid en zorgtaken (zie ook ‘Andere tijden, andere zorg’ van het Verwey-Jonker Instituut).
Noot 1
Nederland stijgt dit jaar van plaats 6 naar plaats 5 gemeten in innovatiekracht op de ranglijst van de Europese Commissie, de Innovation Union Scoreboard. En ook in het aantal aangevraagde octrooien staan we in de Europese top 3 met 8.100 patenten, hoger dan het Verenigd Koninkrijk en Zweden, achter Duitsland en Frankrijk.
Noot 2
Noot 3
Compensatie van ondernemers die in 2007 of 2008 hebben geïnvesteerd in een stal of een kas en voor die jaren niet in aanmerking kwamen voor de VAMIL-regeling.
Noot 4
Noot 5
De raming wordt herijkt als er beleidsmatige aanpassingen van de gasproductie plaatsvinden, zoals recent het plafond op gaswinning uit het Groningerveld is aangepast.
Noot 6
De leden van de Raad van Bestuur ACM vormen een ZBO. De uitgaven voor dit ZBO zijn geraamd op beleidsartikel 11.
Noot 7
TK, 33 835, nr. 1