Memorie van toelichting - Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Infrastructuur en Milieu (XII) voor het jaar 2016 - Hoofdinhoud
Deze memorie van toelichting i is onder nr. 2 toegevoegd aan wetsvoorstel 34300 XII - Vaststelling begroting Infrastructuur en Milieu 2016.
Inhoudsopgave
Officiële titel | Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Infrastructuur en Milieu (XII) voor het jaar 2016; Memorie van toelichting; Memorie van toelichting |
---|---|
Documentdatum | 15-09-2015 |
Publicatiedatum | 15-09-2015 |
Nummer | KST34300XII2 |
Kenmerk | 34300 XII, nr. 2 |
Externe link | origineel bericht |
Originele document in PDF |
34 300 XII Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Infrastructuur en Milieu (XII) voor het jaar 2016
Nr. 2 MEMORIE VAN TOELICHTING
Inhoudsopgave
A.
ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING BIJ HET BEGROTINGSWETVOORSTEL
2
Wetsartikel 1 (begrotingsstaat ministerie)
2
Wetsartikel 2 (begrotingsstaat agentschappen)
2
B.
BEGROTINGSTOELICHTING
3
1.
Leeswijzer
5
2.
Het beleid
8
2.1
De beleidsagenda
8
2.2
De beleidsartikelen
26
2.3
De niet-beleidsartikelen
138
3.
De agentschappen
146
4.
De bijlagen
171
4.1
ZBO’s en RWT’s
171
4.2
Verdiepingsbijlage
173
4.3
Moties en toezeggingen
204
4.4
Subsidieoverzicht
244
4.5
Evaluatie- en overig onderzoek
252
4.6
Overzichtsconstructie Milieu
266
4.7
Afkortingenlijst
270
A. ARTIKELGEWIJZE TOELICHTING BIJ HET BEGROTINGSWETSVOORSTEL
Wetsartikel 1
De begrotingsstaten die onderdeel zijn van de Rijksbegroting, worden op grond van artikel 1, derde lid, van de Comptabiliteitswet 2001 elk afzonderlijk bij de wet vastgesteld. Het wetsvoorstel strekt ertoe om de onderhavige begrotingsstaten voor het aangegeven jaar vast te stellen. Alle voor dit jaar vastgestelde begrotingswetten tezamen vormen de Rijksbegroting voor dat jaar. Een toelichting bij de Rijksbegroting als geheel is opgenomen in de Miljoenennota. Met de vaststelling van dit wetsartikel worden de uitgaven, verplichtingen en de ontvangsten vastgesteld. De in de begrotingsstaten opgenomen begrotingsartikelen worden in onderdeel B van deze memorie van toelichting toegelicht (de zogenaamde begrotingstoelichting).
Wetsartikel 2
Met de vaststelling van dit wetsartikel worden de baten en de lasten, het saldo van de baten en de lasten en de kapitaaluitgaven en -ontvangsten van de in de staat opgenomen agentschappen Rijkswaterstaat (RWS), Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT), Koninklijk Nederlands Meteorologisch Instituut (KNMI), en de Nederlandse Emissieautoriteit (NEa) voor het onderhavige jaar vastgesteld. De in die begroting opgenomen begrotingsartikelen worden toegelicht in onderdeel B (Begrotingstoelichting) van deze memorie van toelichting en wel in de paragraaf inzake de agentschappen.
De Minister van Infrastructuur en Milieu, M.H. Schultz van Haegen-Maas Geesteranus
B. BEGROTINGSTOELICHTING
Het Ministerie van Infrastructuur en Milieu heeft drie begrotingen:
-
-
-
1.de voorliggende beleidsbegroting Hoofdstuk XII van de Rijksbegroting,
-
-
-
-
2.de begroting van het Infrastructuurfonds (Hoofdstuk A van de Rijksbegroting) en
-
-
-
-
3.de begroting van het Deltafonds (Hoofdstuk J van de Rijksbegroting).
-
De twee fondsbegrotingen van IenM, het Infrastructuurfonds en het Deltafonds, worden gevoed vanuit de beleidsbegroting Hoofdstuk XII via beleidsartikel 26 (Bijdrage Investeringsfondsen).
In de beleidsbegroting Hoofdstuk XII worden de uitgaven geraamd en verantwoord voor de beleidsuitgaven van IenM, waaronder beleidsonderzoeken, subsidies en bijdragen aan medeoverheden en/of internationale organisaties. Ook de apparaatsuitgaven voor het kerndepartement worden begroot op de beleidsbegroting.
Op beide fondsbegrotingen worden de uitgaven aan concrete investeringsprojecten en programma’s geraamd, evenals de uitgaven voor beheer, onderhoud en vervangingen van de infrastructuur. De doelstelling van het Infrastructuurfonds is wettelijk vastgelegd in de Wet op het Infrastructuurfonds (Stb. 1993, 319): «het bevorderen van een integrale afweging van prioriteiten en het bevorderen van continuïteit van middelen voor infrastructuur». De instelling van het Deltafonds is wettelijk geregeld in de Waterwet (Stb. 2009, 107), met als doel de bekostiging van maatregelen, voorzieningen en onderzoeken op het gebied van waterveiligheid en zoetwatervoorziening en sinds 2015 ook waterkwaliteit.
MIRT Overzicht
Alle investeringsprojecten en -programma’s in het Infrastructuurfonds en Deltafonds zijn opgenomen in het MIRT Overzicht (voorheen MIRT Projectenboek). Dit overzicht wordt sinds 2007 als bijstuk bij het Infrastructuurfonds en Deltafonds aan de Tweede Kamer aangeboden op Prinsjesdag en biedt verdieping op de informatie die voor de projecten is opgenomen in het Infrastructuurfonds en Deltafonds. In principe is van ieder investeringsproject en -programma een projectblad opgenomen in het MIRT Overzicht. Om de verbinding tussen deze Kamerstukken te verhelderen worden vanaf dit jaar in het Infrastructuurfonds en Deltafonds waar mogelijk digitale verwijzingen opgenomen naar het specifieke projectblad in het MIRT Overzicht. Naast specifieke informatie over projecten, biedt het MIRT Overzicht ook meer informatie over de belangrijkste opgaven die spelen in de verschillende MIRT Gebieden, zoals bijvoorbeeld verwoord in de MIRT Gebiedsagenda’s.
Deltaprogramma
Het Deltaprogramma is een nationaal programma. Rijksoverheid, provincies, gemeenten en waterschappen werken hierin samen met inbreng van maatschappelijke organisaties en het bedrijfsleven. Het doel is om Nederland ook voor de volgende generaties te beschermen tegen hoogwater en te zorgen voor voldoende zoetwater. In het Deltaprogramma wordt naast de lange termijn voorkeursstrategieën ook een overzicht gegeven van de financiële middelen voor het Deltaprogramma, waarvoor het Deltafonds een belangrijk financiële bron is.
De begrotingen van IenM zijn ook digitaal beschikbaar op de rijksbegrotingswebsite1, het MIRT Overzicht 2016 is te vinden op de MIRT website2 en het Deltaprogramma op de website van de deltacommissaris3 .
-
1.LEESWIJZER
Algemeen
De opzet en structuur van de onderliggende begroting voor Hoofdstuk XII is gebaseerd op de rijksbegrotingsvoorschriften van het Ministerie van Financiën. Mede naar aanleiding van overleg met de Tweede Kamer zijn in aanvulling op deze regelgeving voor deze begroting de onderstaande punten verwerkt.
-
-
-
•Het beleidsartikel 26 Bijdrage Investeringsfondsen kent de artikelonderdelen bijdrage aan het Infrastructuurfonds en bijdrage aan het Deltafonds. Per artikelonderdeel is een overzicht opgenomen van de bijdrage per modaliteit aan het Infrastructuurfonds en Deltafonds tot en met 2028.
-
-
-
-
•Op de beleidsartikelen van Hoofdstuk XII waarop de bijdragen aan het Infrastructuurfonds/Deltafonds betrekking hebben wordt direct onder de betreffende tabel «budgettaire gevolgen van beleid» extracomptabel de betrokken bijdrage aan het Infrastructuurfonds/Deltafonds gepresenteerd (zoals extracomptabel opgenomen in artikel 26 Bijdrage Investeringsfondsen). Hiermee worden de beleidsprestaties van de investeringen die worden verantwoord op de investeringsfondsen betrokken bij het formuleren van het integrale beleid, inclusief beleidsindicatoren.
-
Kwaliteit begroting
Het verbeteren van de kwaliteit van de begroting is een continue opgave. Met het door de vaste Kamercommissie Infrastructuur en Milieu benoemen van twee meerjarige rapporteurs begrotingscyclus tot en met de begrotingsbehandeling 2017 komt er extra aandacht voor dit onderwerp.4 In deze begroting zijn er - mede naar aanleiding van het Kamerdebat over de jaarverslagen 2014 - even als voorgaande jaren weer diverse verbeteringen doorgevoerd:
-
-
-
•De toegankelijkheid van de beschikbare projectinformatie is verbeterd door in de MIRT tabellen bij de projecten (waar mogelijk) een digitale verwijzing naar het bijbehorende MIRT projectblad op te nemen. Naast algemene informatie als de opgave en oplossing worden op deze bladen onder meer de majeure wijzigingen toegelicht ten opzichte van de initiële budgetraming en planning.
-
-
-
-
•Waar mogelijk wordt verwezen naar informatie die reeds eerder met de Tweede Kamer gedeeld is, bijvoorbeeld bij de toelichtingen op de budgettaire gevolgen van beleid en uitvoering en naar de diverse voortgangsrapportages.
-
-
-
-
•Er is extra aandacht besteed aan de informatiewaarde van de beschreven beleidswijzigingen, bijvoorbeeld door in te gaan op de aanbevelingen uit beleidsdoorlichtingen die recent afgerond zijn.
-
Opbouw
Dit wetsvoorstel kent een opbouw waarbij afhankelijk van de informatievraag- en behoefte verder kan worden ingezoomd. Deze verdiepingsslag is als volgt opgebouwd.
-
-
-
1.Allereerst is de begrotings(wet)staat voor Hoofdstuk XII voor het jaar 2016 opgenomen. Deze dient ter autorisatie van de budgetten die op artikelniveau in de verplichtingen-, uitgaven- en ontvangstenramingen worden voorgesteld.
-
-
-
-
2.In de Beleidsagenda is vervolgens een kernachtig overzicht gegeven van prioriteiten voor 2016 en de hoofdlijnen van het (budgettaire) beleid.
-
-
-
-
3.Daarna is eerst op hoofdlijnen inzicht verstrekt in de belangrijkste budgettaire voorstellen die leiden tot wijziging van de begroting. Hiermee kan snel een indruk worden verkregen van de inhoud van dit wetsvoorstel.
-
-
-
-
4.In de artikelgewijze toelichting bij dit wetsvoorstel wordt per beleidsartikel kort en bondig beschreven wat per beleidsthema de algemene doelstelling is, wat de rollen en verantwoordelijkheden van de Minister hierbij zijn en welke budgetten er per financieel instrument voor het beleidsthema zijn begroot.
-
-
-
-
5.In de verdiepingsbijlage (bijlage 4.2) worden per beleidsartikel de belangrijke mutaties toegelicht. In deze bijlage is door middel van een meerjarige mutatietabel op artikelonderdeelniveau de aansluiting gemaakt tussen de vorige stand van de begroting en de nu voorgestelde stand. Dit is een aanvulling op de «standen» die in de (niet-)beleidsartikelen zijn opgenomen.
-
-
-
-
6.De overige bijlagen geven voor enkele specifieke onderwerpen inhoudelijk meer toelichting of betreffen overzichtsconstructies.
-
Motie Schouw c.s.
In juni 2011 is de motie Schouw (Kamerstukken II, 2011-2012, 21 501-20, nr. 537) aangenomen. Deze motie zorgt er voor dat de landenspecifieke aanbevelingen van de Raad op grond van de nationale hervormingsprogramma’s een eigenstandige plaats krijgen in de departementale begrotingen. Voor IenM heeft de Raad voor 2016 geen specifieke aanbevelingen gedaan.
Motie Hachchi c.s.
In oktober 2012 is de motie Hachchi (Kamerstukken II, 2011-2012, 33 000 I, nr. 28) aangenomen. Een overzicht van alle rijksuitgaven Caribisch Nederland, inclusief die vanuit de IenM begrotingen, is op verzoek van de motie opgenomen bij de begroting van het BES-fonds.
Motie Leegte c.s.
In januari 2015 is de motie Leegte (Kamerstukken II, 2014-2015, 30 196, nr. 278) aangenomen. In de begroting van het Ministerie van Economische Zaken wordt daarom een totaaloverzicht gepresenteerd van de maatregelen van alle ministeries in het kader van het Energieakkoord. Hierin zijn ook de maatregelen die onder de verantwoording van IenM vallen opgenomen. Bij de betreffende beleidsartikelen 14 Wegen en verkeersveiligheid en 19 Klimaat worden de maatregelen genoemd.
Wat is nieuw in deze begroting
Groeiparagraaf
De begroting 2016 is op de volgende punten gewijzigd ten opzichte van de begroting 2015:
Autoriteit Nucleaire Veiligheid en Stralingsbescherming (ANVS)
In 2016 wordt de ZBO ANVS bij wet ingesteld. De ANVS zal bestaan uit een ZBO-bestuur met twee bestuursleden en een ambtelijke organisatie die door de Secretaris-Generaal (SG) ter beschikking wordt gesteld. De ANVS wordt een dienst binnen IenM, die los staat van de bestuurskern. De programma- en apparaatsmiddelen van ANVS worden respectievelijk verantwoord op artikel 97 Algemeen departement en artikel 98 Apparaatsuitgaven kerndepartement.
Conversie artikel 11 Waterkwantiteit en artikel 12 Waterkwaliteit naar één integraal waterartikel
In het verlengde van de overheveling van KRW middelen van artikel 12 Waterkwaliteit naar artikel 7 van het Deltafonds, heeft IenM bij Begroting 2015 aangekondigd om bij Begroting 2016 de artikelen 11 Waterkwantiteit en 12 Waterkwaliteit samen te voegen tot één integraal waterartikel, met behoud van het onderscheid tussen waterkwantiteit en waterkwaliteit. Hiertoe wordt de naam en algemene doelstelling van artikel 11 aangepast van «Waterkwantiteit» naar «Integraal waterbeleid». Artikel 12 Waterkwaliteit wordt gewijzigd en zal deel uitmaken van het nieuwe artikel 11 Integraal waterbeleid als artikelonderdeel 11.04 Waterkwaliteit. Met dit integrale waterartikel wordt beoogd de samenhang tussen de artikelen te benadrukken, zonder af te doen aan de transparantie van de begroting.
Wijziging naam en algemene doelstelling artikelen 19, 20 en 22
Bij de artikelen 19 Klimaat, 20 Lucht en Geluid en 22 Externe veiligheid en risico’s hebben enkele naamswijzigingen plaatsgevonden. Doel is om meer recht te doen aan in gang gezette beleidswijzigingen en tegemoet te komen aan de doelstellingen van de Brief Modernisering Milieubeleid (Kamerstukken II, 2013-2014, 28 663, nr. 55). Hierin wordt onder andere een bredere invulling van de beleidsdoelstellingen ingezet. De nieuwe benamingen zijn in onderstaand overzicht vermeld en zijn in de teksten van de artikelen verwerkt.
Artikel
Huidige naam
Nieuwe naam
19
Klimaat
19.01
Klimaat
Tegengaan klimaatverandering
19.02
Internationaal beleid, coördinatie en samenwerking
20
Lucht en Geluid
20.01
Luchtkwaliteit en tegengaan geluidhinder
Gezonde lucht en tegengaan geluidhinder
22
Externe Veiligheid en Risico’s
Omgevingsveiligheid en Milieurisico’s
22.01
Veiligheid chemische stoffen
22.02
Veiligheid GGO’s
Veiligheid biotechnologie
22.03
Externe veiligheid inrichtingen en transport
Veiligheid bedrijven en transport
-
2.HET BELEID
2.1 Beleidsagenda
Een welvarend land met een ijzersterke concurrentiepositie, waar de groei van steden samengaat met een gezond werk- en leefklimaat; een land dat internationaal voorop loopt met innovatieve oplossingen voor bereikbaarheids-, waterveiligheids- en duurzaamheidsvraagstukken. Dat zijn de belangrijkste ambities van IenM.
In de afgelopen jaren is hiervoor de basis gelegd met een nieuw Deltaplan en een nieuw Nationaal Waterplan, de stelselherziening van het Omgevingsrecht, een akkoord over de groei van Lelystad en Schiphol en de oprichting van de Nederlandse Klimaatcoalitie en de modernisering van het milieubeleid. Daarnaast is, sinds het begin van deze Kabinetsperiode, 440 kilometer aan rijstroken aangelegd en zijn de mogelijkheden om te kunnen experimenteren met innovatieve mobiliteit verruimd.
De Nederlandse uitgangspositie is daarmee goed. Dit bevestigt het World Economic Forum5: Nederland staat wereldwijd in de top tien van competitieve economieën, en in de top vijf van Europa. Onze infrastructuur is de vierde beste ter wereld: de kwaliteit van onze havens wordt zelfs als beste beoordeeld. Daarbij wordt Nederland ook bij de wereldtop gerekend als het gaat om innovatie en de toepassing van technologie en ICT.
Dat Nederland het internationaal goed doet, is een belangrijke aansporing om door te gaan op de ingeslagen weg van economische versterking en verduurzaming. Daarbij is de internationale context belangrijk. Nederland is de eerste helft van 2016 voorzitter van de Europese Unie. Nederland speelt dan een belangrijke rol in het verder brengen van de lopende agenda van de EU, zoals het verbeteren van regelgeving en het uitwerken van afspraken die op de Klimaatconferentie in Parijs worden gemaakt. Andere IenM-onderwerpen die aan bod komen tijdens het EU-voorzitterschap zijn het Vierde Spoorpakket, Luchtvaart en besprekingen over de Europese inzet voor een circulaire economie.
De internationale context is ook belangrijk bij het inspelen op wereldwijde trends, zoals verstedelijking, toenemende regionale verschillen, nieuwe technologieën en nieuwe verhoudingen tussen overheden en burgers. Al deze ontwikkelingen hebben invloed op de mobiliteit, infrastructuur en ruimtelijke inrichting van Nederland. Door ruimte te geven voor initiatief en door duurzame ontwikkeling te stimuleren, spelen we op deze trends in.
Daarbij is het cruciaal om de toekomst te blijven verkennen. We willen goede inschattingen kunnen maken van de toekomstige bereikbaarheidsopgaven over de weg, spoor, lucht en het water. Daar hoort ook een toekomstbestendige manier van financiering bij. De meerjarige looptijd van het Infrastructuurfonds en het Deltafonds bieden continuïteit. Komend jaar wordt onderzocht of verlenging van de looptijd voorbij de huidige horizon van 2028 nodig is. Daarbij is ook de vraag aan de orde of de gedetailleerde manier waarop bestedingen voor lange tijd worden vastgelegd nog wel past bij opgaven die om meer flexibiliteit vragen. Daarover wordt een interdepartementaal beleidsonderzoek (IBO) gestart.
Deze beleidsagenda gaat daarmee niet alleen over 2016, maar effent ook het pad voor een rol als concurrerende wereldspeler in de toekomst.
Nederlands voorzitterschap EU
Ons is land is van 1 januari t/m 30 juni 2016 voorzitter van de Europese Raad. Het kabinet wil als voorzitter concrete voortgang bereiken op de vijf hoofddoelstellingen van de strategische agenda (vastgesteld door de Europese Raad van juni 2014). Hoofddoelstellingen zijn innovatieve groei en banen en daarnaast op «een Unie gericht op hoofdzaken» en de verbinding met bedrijfsleven en burgers.
Verder is op vrijwel alle IenM terreinen aandacht nodig voor de effectiviteit en efficiency van de regelgeving: de better regulation agenda. Op milieu- en waterterrein is het doel bijvoorbeeld om te komen tot consistentere en beter uitvoerbare regelgeving.
In de Milieuraad wil Nederland het voorzitterschap onder meer gebruiken voor het verder brengen van de klimaatagenda. Belangrijk hierbij is de uitwerking van de afspraken die op de Klimaatconferentie in Parijs eind dit jaar gemaakt worden. Ook zal Nederland de eerste besprekingen leiden over het verwachte circulaire economiepakket.
De transportagenda tijdens het voorzitterschap richt zich op de bijdrage van transport, logistiek en mobiliteit aan de agenda van de Europese Commissie (Juncker-agenda) voor banen, economische groei en investeringen. Cruciaal is het verbeteren van de concurrentiekracht van de sector, door in te zetten op een goed functionerende markt, innovatie, investeringen in infrastructuur en slimme regelgeving. Op de geplande Transportraad in het voorjaar van 2016 staan onder andere het Witboek Transport en diverse luchtvaartdossiers, zoals EASA (luchtvaartveiligheid), Onbemande Vliegtuigen (RPAS) en de ICAO Assembly op de agenda. Mogelijk rondt Nederland de onderhandelingen met het Europees Parlement af over het vierde Spoorpakket en de Zeehavenverordening. De Aviation Strategy zal Nederland op de Aviation Summit behandelen.
Onder meer door de informele Milieu- en Transportraad te combineren brengt het Nederlandse voorzitterschap samenhang in de milieu- en transportagenda’s en draagt ons land bij aan een innovatief voorzitterschap. Tijdens de raad zal het Kabinet ook EU-samenwerking op het gebied van ITS, zelfrijdende auto’s en andere «Smart Mobility» op de agenda zetten.
Bereikbaarheid
De bereikbaarheid van ons land is de afgelopen jaren verbeterd. Investeringen in infrastructuur, duurzaamheidmaatregelen en het slimmer benutten van de netwerken hebben effect gehad. Door verstedelijking en de aantrekkende economie wordt de druk op bereikbaarheid, ruimte en leefbaarheid echter groter. Om Nederland ook in de toekomst bereikbaar en leefbaar te houden zet het Kabinet in op drie oplossingen: het versterken van spoor- en wegennet, het stimuleren van slim reizen en het experimenteren met intelligente transportsystemen.
Burgers en hun reisgedrag staan hierbij centraal. Openbaar vervoer, spoor en weg worden aan elkaar gekoppeld zodat één mobiliteitssysteem ontstaat. Opgaven op andere terreinen, zoals leefbaarheid of natuur, worden daarnaast in samenhang met infrastructuurprojecten bezien. Investeringen in infrastructuur worden ondertussen volgens de planning gerealiseerd.
De komende jaren zet het Kabinet stevig in op de voortgang van 37 wegenprojecten, waarvan de vijf projecten op de A1, A6 en A9 rond Amsterdam en Almere de grootste zijn. Over de ontbrekende schakels in ons wegennet hakt het Kabinet de definitieve knoop door: de Blankenburgverbinding, de A13/A16 bij Rotterdam, de Ring Utrecht (A27/A12) en de A12/A15 bij Zevenaar. Voor de A27 (Houten-Hooipolder) en A1 (Apeldoorn-Azelo) worden in 2016 (ontwerp) tracébesluiten genomen. De vernieuwing van knooppunt Hoevelaken (A1/A28) is gegund aan de markt, terwijl de aanbesteding voor de A27/A1 Utrecht-Eemnes-Bunschoten in het komend jaar wordt afgerond. Daarnaast heeft de weggebruiker het komende jaar de beschikking over de A4 Delft-Schiedam, de A15 Maasvlakte-Vaanplein en de A1 Bunschoten-Hoevelaken.
Ook in andere belangrijke projecten worden belangrijke stappen gezet, zoals de realisatie van de Beatrixsluis, de zeetoegang IJmond, het opstellen van de algemene aanbestedings- en contracteringsstrategie voor het programma ERTMS (en naar verwachting tevens een projectbeslissing op het onderdeel materieel) en het opleveren van het Doorstroomstation Utrecht.
Inmiddels zijn acht brede MIRT-onderzoeken en -verkenningen met een bereikbaarheidsopgave als aanleiding gestart. In deze onderzoeken staat de gebruiker en zijn gedrag centraal en onderzoekt het Kabinet of er samenhang met andere ruimtelijke opgaven in het gebied bestaat (woningbouw, economische bedrijvigheid, leefbaarheid en veiligheid). Rijk, regio, bedrijfsleven en andere partners zoeken samen naar oplossingen. Maatregelen kunnen op alle mogelijke vlakken worden gevonden: reisgedrag, slimme toepassing van informatie en technologie, efficiënt beheer en onderhoud van de netwerken, gecoördineerde mobiliteitsmaatregelen en ruimtelijke keuzes of de aanleg van nieuwe infrastructuur. In 2016 worden onder andere de twee brede MIRT onderzoeken van de goederenvervoercorridors Oost en Zuid afgerond.
Het programma Beter Benutten heeft de afgelopen jaren positieve resultaten voor bereikbaarheid en leefbaarheid opgeleverd (20% minder files op specifieke knelpunten) en wordt conform het Regeerakkoord, voortgezet tot en met 2017. Voor het einde van deze looptijd levert dit al meetbare resultaten op. Met 12 regio’s zijn bestuurlijke afspraken gemaakt. Gezamenlijk investeren Rijk en regio circa € 600 miljoen tot en met 2017, met als ambitie 10% reistijdverbetering in de spits in de drukste gebieden. Concrete maatregelen worden per regio vastgesteld. en kunnen variëren van het ontwikkeling van multimodale reisinformatie tot de inzet van in-car technologie om bestuurders actuele en persoonlijke adviezen te geven. Minimaal 10% van het budget is gereserveerd voor de ambities op het vlak van Intelligente Transport Systemen (ITS).
Door de ontwikkelingen van mobiele informatietechnologie en ITS ontstaan nieuwe kansen voor weg- en OV-gebruikers, beheerders, vervoerders en het Nederlandse bedrijfsleven. Het kabinet bevordert het gebruik van ITS om bestaande infrastructuur beter te benutten en beschikbare reisinformatie slimmer toe te passen. Een andere veelbelovende ontwikkeling is de automatisering van voertuigen. Inmiddels kan in ons land op de openbare weg ervaring worden opgedaan met zelfrijdende voertuigen. In het komende jaar worden diverse experimenten uitgevoerd, o.a. tussen Ede en Wageningen. Tijdens het Nederlandse EU-voorzitterschap zet het Kabinet in op meer samenwerking op deze onderwerpen. Nederland is als klein, dynamisch land met uitstekende infrastructuur zeer geschikt om te dienen als proeftuin voor de wereld. Dit levert kansen op voor innovatie en voor de Nederlandse ICT- en automotive sectoren.
In het Energieakkoord zijn afspraken gemaakt over een duurzame invulling van mobiliteit en een efficiënter verkeer en vervoer. Een belangrijke doelstelling is een reductie van de CO2-uitstoot in het transport van 17% in 2030, onderweg naar 60% in 2050 (ten opzichte van 1990). Met de SER-partners zijn aan de Uitvoeringstafel Mobiliteit en Transport nadere afspraken gemaakt over de concrete invulling. Belangrijkste pijlers zijn de duurzame brandstofvisie en het actieplan dat de betrokken stakeholders hebben opgesteld. Daarnaast wordt gewerkt aan concretisering van afspraken en green deals, bijvoorbeeld op gebied van autodelen, zero-emissie stadsdistributie en -busvervoer. Ook wordt, onder andere via de topsector Logistiek, ingezet op verduurzaming van de gehele logistieke keten.
Trends als verstedelijking en informatisering hebben een grote invloed op hoeveelheid en soort mobiliteit. Om Nederland ook in de toekomst bereikbaar te houden is het belangrijk om vooruit te kijken. Daarom wordt een inschatting gemaakt van de toekomstige bereikbaarheidsopgaven op de weg, op het spoor, in de lucht en over het water. Daartoe worden onderstaande acties uitgevoerd.
-
-
-
-Met overheden, bedrijfsleven, maatschappelijke organisaties en kennisinstellingen worden gesprekken gevoerd over wat trends als verstedelijking en informatisering betekenen voor het wegendomein en welke gezamenlijke opgaven voor de toekomst hieruit voortvloeien.
-
-
-
-
-Aan de hand van de Lange Termijn Spooragenda (LTSA)6 en bijbehorende uitvoeringsagenda werkt het kabinet aan een betrouwbaar en veilig spoor met voldoende capaciteit als onderdeel van een optimaal OV-netwerk. Daarbij is ruimte voor innovatieve ontwikkelingen waarbij innovaties in breder perspectief worden bezien, in relatie tot de lange termijn en publieke belangen. Via de OV&Spoortafels vindt structureel overleg plaats tussen de betrokken partijen. Door de inzet van bevoegdheden van alle partijen bouwen we samen aan «netwerk Nederland», waarbij in 2016 gewerkt wordt aan een gezamenlijke visie op het OV-netwerk en het zo vlot, soepel en gemakkelijk mogelijk laten verlopen van de deur-tot-deurreis. De herijking van projecten en programma’s wordt in 2015 afgerond en leidt tot besluitvorming over het investeringsprogramma tot 2028 voor het spoor en OV. Dit gebeurt op basis van een intensief proces samen met de regio en de sector, op basis van de LTSA.
-
-
-
-
-Met de introductie van het nieuwe normen- en handhavingstelsel is in 2015 voor Schiphol ontwikkelruimte gerealiseerd voor totaal 500.000 vliegtuigbewegingen tot en met 2020. Met het oog op de netwerkkwaliteit en de concurrentiepositie van Schiphol blijft binnen dit plafond ruimte voor de ontwikkeling van mainportgebonden verkeer. Het Rijk creëert capaciteit op de luchthavens Eindhoven en Lelystad. Voor Eindhoven is met het luchthavenbesluit reeds de wettelijke basis gelegd voor 25.000 extra vliegtuigbewegingen. Om deze ruimte te benutten zal in 2016, indien aan de voorwaarden wordt voldaan, een vergunning medegebruik worden verleend. Voor Lelystad is reeds een luchthavenbesluit vastgesteld voor 45.000 vliegtuigbewegingen «groot verkeer».
-
-
-
-
-In 2015 is de Maritieme Strategie door de Tweede Kamer aangenomen. Deze bevat het rijksbrede maritieme beleid tot 2025 en heeft als doel de Nederlandse internationale maritieme toppositie verder te versterken. De beleidsinzet richt zich op zes thema’s: human capital, innovatie, handel, bereikbaarheid, veiligheid en milieu- en veiligheidsdreigingen. Voor implementatie van de strategie is een rijksbrede beleidsagenda opgesteld. Deze wordt uitgewerkt in dynamische werkprogramma’s voor zeevaart, zeehavens en binnenvaart.
-
Klimaat
De uitkomsten van de klimaatconferentie eind 2014 in Lima hebben een goede basis gelegd voor de VN-klimaattop in december 2015 in Parijs. De klimaatonderhandelingen moeten leiden tot het sluiten van een nieuw mondiaal klimaatakkoord dat in 2020 in werking treedt. De Europese Unie heeft haar bijdrage aan dat akkoord - de doelstelling van tenminste 40% emissiereductie ten opzichte van 1990 - in maart 2015 op tafel gelegd. Deze doelstelling en de overige onderdelen van het door de Europese Raad vastgestelde Klimaat- en Energiekader voor 2030, zullen worden uitgewerkt in wetgevingsvoorstellen van de Europese Commissie, over onder andere het verlagen van het plafond van het emissiehandelssysteem (ETS, gepubliceerd op 15 juli 20157), het onder de lidstaten verdelen van de inspanningen («effort sharing») in de niet-ETS-sectoren (gebouwde omgeving, landbouw, kleine industrie, transport, landbouw en overige broeikasgassen) en de opname van de landgebruiksector in het EU klimaat- en energiebeleid.
Het Energieakkoord voor duurzame groei van september 2013 wordt in 2016 geëvalueerd. Indien de evaluatie daartoe aanleiding geeft zullen alle partijen in overleg treden om tot aanvullende maatregelen te komen zodat de doelstellingen worden gerealiseerd. Zoals aangekondigd in de Klimaatagenda »weerbaar, welvarend en groen»8 brengt het kabinet in het voorjaar van 2016 een Nationale Adaptatie Strategie uit, om Nederland in alle opzichten goed voor te bereiden op gevolgen van klimaatverandering, als aanvulling op het Deltaprogramma. Hiermee worden gelijktijdig marktkansen voor het Nederlandse bedrijven gecreëerd.
Ten aanzien van mobiliteit en transport voert Nederland het Energieakkoord voor duurzame groei uit met het oog op 15 tot 20 PJ energiebesparing in 2020 en maximering van de CO2-uitstoot tot 25 Mton in 2030. IenM kijkt daarbij ook naar de ruimtelijke inpassing van duurzame energie. Dit geldt in het bijzonder voor de plaatsing van windmolens, maar is ook bij andere vormen van decentrale energieopwekking aan de orde.
In internationaal verband zet IenM zich in voor een ambitieus bronbeleid voor motorvoertuigen om de (kosten)effectiviteit verder te optimaliseren. Motorvoertuigen worden hierdoor geleidelijk zuiniger, schoner en stiller, waarmee een belangrijke bijdrage wordt geleverd aan het verlagen van de uitstoot en de verbetering van het leefklimaat. Hierbij zal IenM scherp in de gaten houden of de Europese normen ook onder praktijkomstandigheden de beoogde verbetering opleveren.
Om in 2050 te kunnen voldoen aan de doelstelling van 80-95% CO2-reductie zet IenM in op stimulering van innovatieve technieken om na 2030 over voldoende mogelijkheden te beschikken om emissies verder te reduceren. Gedacht wordt onder meer aan waterstofauto’s, zelfsturende (vracht-)auto’s, klimaatneutrale bruggen en innovatieve biobrandstoffen. Deze stimulering vindt op verschillende manieren plaats. Voor waterstofauto's gaat het er vooral om de early adapters gedeeltelijk tegemoet te komen in de hogere aanschafkosten van de waterstofauto. Ook staan internationale samenwerking en medefinanciering centraal om te komen tot een dekkende tankinfrastructuur. Bij de innovaties in geavanceerde biobrandstoffen is de Europese sturing op CO2-reductie in transportbrandstoffen belangrijk. Het Europees biobrandstoffenbeleid na 2030 zal zich naar verwachting richten op het stimuleren van het gebruik van geavanceerde biobrandstoffen
Van Afval Naar Grondstof
Om nu en in de toekomst welvarend en gezond leven mogelijk te maken gaan we op een verantwoorde manier om met de natuur die ons grondstoffen, voedsel, schone lucht, water en energie levert. Het Rijk werkt in het programma Van Afval Naar Grondstof (VANG) samen met het bedrijfsleven, maatschappelijke organisaties en wetenschap aan het versnellen van de transitie naar een circulaire economie. In een circulaire economie worden materialen hergebruikt, zijn kringlopen gesloten en ketens optimaal ingericht. Door te werken aan een circulaire economie voorzien we duurzaam in onze grondstoffen, wordt de economie gestimuleerd en voorkomen we afval en voorkomen we schade aan het milieu.
Het programma Van Afval Naar Grondstof wordt voortgezet en in 2016 ligt de nadruk op de volgende activiteiten:
-
-
-
-De Atlas Natuurlijk Kapitaal die overheden, bedrijven, en particuliere initiatieven informatie levert om het natuurlijk kapitaal beter te benutten wordt verder ontwikkeld.
-
-
-
-
-CIRCO, creating business through circular design: programma van Rijk en RACE-coalitie (Realisatie Acceleratie Circulaire Economie) voor het stimuleren van circulair productontwerp.
-
-
-
-
-Binnen de RACE-coalitie wordt daarnaast ingezet op het circulair maken van drie specifieke ketens: machines en installaties in gebouwen, kunststof en rubber gebruikt in bouw en infrastructuur, organisch afval en wegwerpartikelen in de gezondheidszorg.
-
-
-
-
-De samenwerking in het convenant Meer en betere Recycling gaat leiden tot een beter begrip van hoogwaardige recycling; dit wordt in 2016 verwerkt in het Landelijk Afval Beheerplan (LAP).
-
-
-
-
-Lancering van een kennisplein en platform voor circulair ondernemen, waarin kennis over grondstoffen en circulaire economie worden gedeeld.
-
-
-
-
-Ruimte in Regels voor Groene Groei: wegnemen van belemmeringen die ondernemers ervaren;
-
-
-
-
-De samenwerking met de gemeenten om de inzameling en verwerking van huishoudelijk afval te verbeteren (VANG Huishoudelijk Afval) wordt doorgezet en richt zich in het bijzonder op het verbeteren van de uitvoering.
-
Omdat afvalscheiding ook buitenshuis een normale zaak dient te zijn wordt actief samenwerking gezocht met uiteenlopende partners zoals scholen, winkelcentra of de organisatoren van evenementen.
Eind 2015 verschijnt het nieuwe Europese pakket voor Circulaire Economie. Nederland zal tijdens het voorzitterschap van de EU thema’s agenderen zoals circulaire economie, behoud van natuurlijk kapitaal, duurzame handel en duurzaam productontwerp. Ambitie is om een gezamenlijke aanzet te realiseren voor Europees beleid gericht op de hele keten.
Leefomgeving
Stelselherziening Omgevingsrecht (Omgevingswet)
Het omgevingsrecht wordt eenvoudiger en doelmatiger gemaakt. De Tweede Kamer stemde in juli jl in met het wetsvoorstel Omgevingswet, waarin 26 bestaande wetten (onder andere de Tracéwet, de Crisis- en herstelwet en de Wet ruimtelijke ordening) geheel of grotendeels opgaan.
De Omgevingswet is erop gericht dat:
-
-
-
-inzichtelijkheid, voorspelbaarheid en gebruiksgemak van het omgevingsrecht wordt vergroot;
-
-
-
-
-regelgeving uitgaat van een samenhangende benadering van de leefomgeving in beleid, besluitvorming en regelgeving; deze benadering stimuleert innovatie en een actieve aanpak om kwaliteitsdoelen voor de leefomgeving te halen en maakt het mogelijk om succesvolle instrumenten op meer terreinen in te zetten als dat wenselijk is;
-
-
-
-
-bestuurlijke afwegingsruimte wordt vergroot door een actieve en flexibele aanpak mogelijk te maken voor het bereiken van doelen voor de leefomgeving; door waar dat kan, ruimte te bieden voor gebiedsgericht maatwerk en bestuurlijke afwegingsruimte en te zorgen voor duidelijkheid en landelijke uniformiteit;
-
-
-
-
-besluitvorming over activiteiten en projecten in de leefomgeving sneller en beter plaatsvindt; het legt de basis voor minder administratieve onderzoekslasten, deelt bevoegdheden ondubbelzinnig toe en zorgt voor duidelijke procedures, met waarborgen voor effectieve inspraak en rechtsbescherming.
-
In 2016 worden de vier Algemene Maatregelen van Bestuur getoetst, geconsulteerd en aangeboden aan de Kamer: het Omgevingsbesluit, het Besluit Kwaliteit van de Leefomgeving en Activiteiten in de Leefomgeving (vanwege de omvang bestaat deze uit twee AMvB’s, gericht op Bouwen en op Water en Milieu). Verder worden ministeriële regelingen en invoeringswetgeving voorbereid. Daarnaast werkt IenM met de bestuurlijke koepels aan de invoering van de Omgevingswet. Dit gebeurt onder andere door het ontwikkelen van een digitaal platform, de Laan van de Leefomgeving. Hiermee geeft het kabinet invulling aan de afspraak in het regeerakkoord om gegevens beter digitaal te beschikbaar te maken en vergunningaanvragen meer digitaal mogelijk te maken. Via het programma Nu al Eenvoudig Beter en de Crisis- en herstelwet is het voor gemeenten en provincies mogelijk om (onder voorwaarden) vooruitlopend op de Omgevingswet te werken met het omgevingsplan en de omgevingsvisie. Daarnaast treden in 2016 de 12e en 13e tranches AMvB’s van de Crisis- en herstelwet in werking.
Conform het wetsvoorstel Omgevingswet ontwikkelt het Rijk voor 2018 een integrale visie op het beleid voor de fysieke leefomgeving. Deze Nationale Omgevingsvisie wordt een samenhangende visie op strategisch niveau, die de sectorale visies en beleidsplannen (onder andere het Milieubeleidsplan (Wet milieubeheer), de Structuurvisie (Wet ruimtelijke ordening), het Verkeer en Vervoersplan (Planwet verkeer en vervoer), het Waterplan (Waterwet) en het Natuurbeleidsplan (Natuurbeschermingswet)) vervangt. De komende periode bepaalt het Rijk - in overleg met andere overheden en betrokken partners - de Nationale Omgevingsagenda. Hierin staan de prioritaire onderwerpen, procesaanpak en planning van de Nationale Omgevingsvisie. Dit zal landen in de Nationale Omgevingsagenda. Het voortouw voor de Nationale Omgevingsvisie ligt bij het Ministerie van IenM. Het is aan een nieuw Kabinet om deze visie te zijner tijd vast te stellen.
Modernisering Milieubeleid
Uitgangspunt blijft de brief «modernisering milieubeleid»9 (MMB). Naast de vernieuwing van de inzet over het gehele beleidsterrein, wordt dit jaar expliciet invulling gegeven aan drie punten:
-
-
-
1.Monitoren en realiseren van de in de Kamerbrief MMB aangekondigde acties: «afspraak is afspraak».
-
-
-
-
2.Verder brengen en zichtbaar maken van zeven MMB-voorbeeldprojecten:
«Van afval naar grondstof / VANG», «duurzaam doen», «Slimme en gezonde stad», «safety deals», «bewust omgaan met veiligheid», «zero emissie stadsvervoer» en de «Climate and clean air coalition / CACC».
-
-
-
-
3.Input genereren voor de nationale omgevingsagenda vanuit milieu en duurzaamheid.
-
Het tussenresultaat van de verschillende evenementen en podia en specifiek van deze drie lijnen zal begin 2016 landen in de nationale omgevingsagenda. Bedoeling is dat het een impuls geeft aan de nieuwe werkwijze en aanpak die nodig zijn om ook in deze eeuw resultaten te boeken op het gebied van milieu, duurzaamheid en een gezonde en veilige leefomgeving.
Veiligheid
In 2016 wordt gewerkt aan het verder verankeren van het afwegingskader veiligheid en risico’s, zoals geschetst in de nota «Bewust Omgaan met Veiligheid: Rode Draden»10. Dit integraal afwegingskader geeft houvast bij besluitvorming over activiteiten die veiligheids-, milieu- en gezondheidsrisico’s met zich mee kunnen brengen. Daarnaast biedt het kader een fundament voor vernieuwing en eventuele aanscherping van het beleid. De Kamer zal in de loop van 2016 worden gerapporteerd over de verdere ontwikkelingen.
De vernieuwing van het omgevingsveiligheidsbeleid, van het biotechnologiebeleid en de aanpak van «nieuwe risico’s» zal in 2016 ook centraal staan. Zo zal in 2016 en 2017 de Europese evaluatie van het EU-veiligheidsbeleid van biotechnologie op de agenda staan. Tevens zullen producten van het Uitvoeringsprogramma modernisering omgevingsveiligheid 2015-2018 aan de Kamer worden aangeboden. Ten aanzien van «nieuwe risico’s» (onder andere nanomaterialen, microplastics, synthetische biologie, zeer zorgwekkende chemische stoffen en hormoonverstorende stoffen) zal eind 2016 een handreiking aan de Tweede Kamer worden aangeboden voor het omgaan met nieuwe en onzekere risico’s.
Gezondheid
Omgevingsfactoren vormen een belangrijke oorzaak van de gezondheidslast. De bijdrage van milieugerelateerde factoren aan de totale ziektelast wordt door het PBL geschat op 4 tot 6 procent11. Het beleid blijft daarom gericht op het wegnemen van bekende knelpunten zoals slechte luchtkwaliteit. Ook wordt de noodzaak verkend om andere en nieuwe, onzekere risico’s voor de gezondheid aan te pakken, zoals de cumulatie van blootstelling aan chemische stoffen. Dit vereist allereerst een goede signalering van mogelijke risico’s, maar ook een weloverwogen analyse en beoordeling daarvan. De aanzet die samen met het RIVM voor dat signaleringssysteem is gemaakt zal in 2016 worden vervolgd en verbeterd. De Gezondheidsraad heeft de vraag opgepakt om een afwegingskader voor milieugezondheidsvraagstukken op te zetten. Een eerste voorzet daarvoor is de Kamer al voor het zomerreces toegezonden. Het komend jaar krijgt het afwegingskader verder vorm en inhoud. Dit afwegingskader helpt ook bij het bepalen welke signalen in beleid moeten worden vertaald.
Slimme en Gezonde Stad
De voortgaande groei van de steden zorgt voor een toename van de druk op het milieu, de ruimte, het water en de mobiliteit. Een gezonde leefomgeving is van groot belang voor onszelf, maar ook voor de economie. Mensen werken en wonen graag in een aantrekkelijke, gezonde omgeving. Het programma Slimme en Gezonde stad heeft tot doel te verkennen hoe tot een permanente verbetering van de leefbaarheid en gezondheid in de stad kan worden gekomen zonder hierbij nieuwe normen op te leggen. Samen met steden, bedrijven, kennisinstellingen en maatschappelijke organisaties gaat het Rijk op zoek naar slimme oplossingen voor een gezonde, duurzame en leefbare stad. De focus ligt daarbij op luchtkwaliteit en geluid die in hoge mate bepalend zijn voor de kwaliteit van de leefomgeving en de gezondheid van burgers. In het kader van de Agenda Stad start IenM tevens met de organisatie van vier living labs, waarin naast de gezonde stad stedelijke bereikbaarheid, klimaatadaptatie en de circulaire economie centraal staan.
In 2016 worden met minimaal acht steden gesprekken gevoerd om afspraken te maken over gezamenlijke acties om de leefomgevingskwaliteit te verbeteren. Ook wordt een inhoudelijke bijdrage geleverd aan de internationale conferentie «Building the future of health» die in juni 2016 plaatsvindt op initiatief van het Universitair Medisch Centrum Groningen. Diverse kennisinstellingen worden gevraagd om onderzoek uit te voeren over het verbeteren van de leefomgevingkwaliteit in steden en een aantal steden kan bij de betrokken kennisinstellingen onderzoek uit laten voeren. Het netwerk Slimme en Gezonde Stad, dat dit jaar is gevormd, wordt ook in 2016 gefaciliteerd door het bundelen van kennis en ervaringen en het in beeld brengen van best practices.
De Brandstofvisie, het programma Beter Benutten en de ontwikkeling van zelfrijdende auto’s laten zien dat de sector verkeer en vervoer een grote bijdrage kan leveren aan slimme en gezonde steden. Uit diverse studies blijkt dat bij ongewijzigd beleid het relatieve aandeel van deze sector in de lucht- en klimaatproblematiek zal toenemen. IenM zet daarom niet alleen in op bronbeleid, maar ook op technologieontwikkeling richting low- en zero-emissie voertuigen en zelfrijdende auto’s. In samenwerking tussen wetenschap, bedrijfsleven en overheid worden de groene-groeikansen gestimuleerd met concrete instrumenten zoals green deals en «living labs» waarin ruimte wordt geboden om samen met ketenpartners concrete toepassingen in de praktijk na te bootsen. Een aantal sprekende voorbeelden hiervan zijn zero-emissie bussen en stadsdistributie, het aanjagen van elektrisch rijden, ervaring opdoen met zelfrijdende voertuigen op de openbare weg en de uitrol van infrastructuur die past bij de snelle technologische ontwikkelingen.
Bodem en ondergrond
In het kader van duurzaam bodemgebruik zijn in 2015 Bodemconvenanten ondertekend tussen Rijk en andere overheden en tussen Rijk en bedrijfsleven. Deze convenanten beslaan de periode 2016-2020. In deze periode zullen de meest ernstige bodemvervuilingen zijn aangepakt en wordt een overstap gemaakt van gevalsbenadering (sanering) naar gebiedsontwikkeling waarvan sanering een onderdeel kan zijn.
Begin 2016 is de afronding van de ontwerp-Structuurvisie Ondergrond voorzien. De Structuurvisie Ondergrond biedt na vaststelling het ruimtelijk afwegingskader voor activiteiten in de ondergrond die van nationaal belang zijn, zoals mijnbouwactiviteiten en de drinkwatervoorziening. Ook wordt de besluitvorming omtrent schaliegas in het Energierapport 2015 verankerd en ruimtelijk uitgewerkt in de Structuurvisie Ondergrond. Daarnaast wordt gestreefd naar het maken van bestuurlijke afspraken en de start van een gezamenlijk Uitvoeringsprogramma Bodem en Ondergrond van het Rijk en de decentrale overheden.
Waterkwaliteit
Het behalen van de waterkwaliteitsdoelen is een omvangrijke opgave waarvoor in 2015 een extra beleidsimpuls is gestart. Het gaat daarbij om de inrichting van watersystemen, het tegengaan van bekende verontreinigende stoffen (m.n. nutriënten en gewasbeschermingsmiddelen) en nieuwe verontreinigende stoffen, zoals medicijnresten. De verbetering van de inrichting ligt op koers. De evaluatie van de meststoffenwet wordt in 2016 afgerond, afronding van de tussenevaluatie van de nota «Gezonde groei, Duurzame Oogst» is in 2018 voorzien. Een verplichting tot zuivering van bestrijdingsmiddelen uit afvalwater uit de glastuinbouw in 2018 is in voorbereiding. Voor de nieuwe stoffen wordt gewerkt aan een ketenaanpak voor medicijnen.
Waterkwaliteit en zoetwatervoorziening hangen nauw met elkaar samen. Daarom wordt bij de uitvoering van het Deltaprogramma Zoetwater actief gezocht naar synergie met waterkwaliteitsdoelen («meekoppelen»).
Waterveiligheid
Met het Deltaprogramma en het Nationaal Waterplan is het waterveiligheidsbeleid voor de komende decennia stevig verankerd. In 2016 is de deltabeslissing waterveiligheid aanleiding om de nieuwe aanpak vorm te geven. De ambitie voor 2050 is een basisveiligheid tegen overstromingen die overeenkomt met een jaarlijkse kans op overlijden die kleiner is dan één honderdduizendste. In gebieden waar grote groepen slachtoffers kunnen vallen, grotere economische schade wordt geleden of ernstige schade door uitval van vitale en kwetsbare infrastructuur van nationaal belang, wordt de bescherming vergroot.
Het vervangen van de bestaande normen (door wijziging van de Waterwet) is voorzien per 1 januari 2017, na de parlementaire behandeling in 2016. Daarbij wordt ook onderliggende regelgeving aangepast. De wijzigingen van de Waterwet worden uiteindelijk ook aangepast in de Omgevingswet.
Bij het realiseren van veiligheid tegen overstromingen staat preventie voorop. Primair gaat het dan om de kwaliteit van waterkeringen. Daarnaast zijn aanvullende maatregelen in de ruimtelijke inrichting van het overstroombare gebied achter de waterkering van groot belang. Tot slot is verbeterde rampenbeheersing en voorbereiding op evacuaties nodig om de kans op slachtoffers van overstromingen verder te beperken. Daarbij hoort ook aandacht voor zelfredzaamheid.
De waterkeringen in Nederland worden periodiek getoetst. Met de doelen voor 2050 als uitgangspunt wordt het komende jaar gebruikt om de toetsperiode 2017-2023 optimaal te benutten en de juiste prioriteiten te stellen in de opgaven van het Hoogwaterbeschermingsprogramma (HWBP).
Samenwerking tussen verschillende overheden is essentieel om het nieuwe stelsel voor waterveiligheid goed te verankeren. Het Deltaprogramma, het HWBP en het MIRT bieden de kans om waterveiligheidsmaatregelen en andere opgaven te verbinden. In uitzonderlijke gevallen is het ook mogelijk om een waterkering minder sterk uit te voeren en in plaats daarvan te investeren in de ruimtelijke inrichting en rampenbeheersing, zodat de gewenste bescherming tegen overstromingen toch wordt bereikt.
In 2016 moet de beleidsvoorbereiding zijn afgerond, zodat het nieuwe stelsel daadwerkelijk uitgevoerd kan worden. Belangrijke mijlpalen zijn:
-
-
-
-Parlementaire behandeling en publicatie van de wijziging van de Waterwet.
-
-
-
-
-Publicatie van bijbehorende onderliggende regelgeving, waaronder een nieuwe regeling voor de beoordeling van de veiligheid van primaire waterkeringen en aanpassing van de subsidieregeling voor de versterking van primaire keringen.
-
-
-
-
-Opleiding voor waterbeheerders voor de veiligheidsbeoordeling van waterkeringen.
-
-
-
-
-Aanpassen van het data- en informatiemanagement van de keringbeheerders.
-
-
-
-
-Opstellen van een draaiboek voor de beoordelingsperiode 2017-2022.
-
Het versterken van kennis en inzicht is cruciaal om de maatschappelijke water- en klimaatvraagstukken van de komende decennia op te lossen. Het onderzoek dat de nieuwe aanpak mogelijk heeft gemaakt, wordt voortgezet om tot risico’s te kunnen blijven verminderen met kosteneffectieve maatregelen. De ervaring die van 2017-2023 wordt opgedaan zal leiden tot een verder verbeterd toetsinstrumentarium. Met Duitsland is gezamenlijk onderzoek gestart om het nieuwe stelsel in de grensgebieden goed te laten aansluiten. In het nieuwe Nationaal Kennis- en Innovatieprogramma voor Water en Klimaat bundelen bedrijfsleven, kennisinstellingen en overheden hun kennis en innovatievermogen.
In 2016 doet het Rijk samen met Noordrijn-Westfalen onderzoek gedaan naar de waterveiligheid van rivieren en mogelijke maatregelen in de grensoverschrijdende dijkringen. Verder wordt toegewerkt naar een programmatische aanpak van de uitwerking van de voorkeursstrategie in rivierengebied (rivierverruiming en dijkversterking in krachtig samenspel) tot 2050, inclusief financiële consequenties.
De Nederlandse delta-aanpak richt zich op proactief en preventief werken aan water. Deze manier van werken kan wereldwijd helpen om risico’s te verminderen. IenM legt met de Internationale Wateraanpak, een gezamenlijk traject met de ministeries van EZ en BZ, het accent op het bevorderen van deze manier van werken. Dit zal in 2016 leiden tot een actieve bijdrage aan concrete projecten in de betreffende landen. Nederland werkt hierbij actief samen met multilaterale instellingen zoals de Wereldbank, en met andere landen in een wereldwijde Deltacoalitie. Via de Topsector Water en het werk van de Internationale Watergezant worden het Nederlandse bedrijfsleven en kennisinstellingen betrokken.
Het komende jaar staat ook in het teken van het afronden van meer dan 10 projecten uit het programma Ruimte voor de Rivier. Deze opleveringen betekenen een belangrijke mijlpaal in het verbeteren van de waterveiligheid rond de Nederlandse rivieren.
Verlenging fondsen
Bij deze begrotingsvoorbereiding is - zoals besproken tijdens het Notaoverleg MIRT van 24 november 2014 - binnen het kabinet overleg gepleegd over de opties om de looptijd van het Infrastructuur- en Deltafonds te verlengen. Daarbij is besproken dat de systematiek van de fondsen leidt tot continuïteit in de uitvoering van zowel projecten als beheer en onderhoud, maar ook dat de financiële middelen voor een lange tijd op een relatief gedetailleerd niveau worden vastgelegd. Er is om deze reden een Interdepartementaal Beleidsonderzoek (IBO) gestart, waarbij onder meer onderzocht wordt op welke wijze de flexibiliteit in programmering en financiering kan worden doorgevoerd. Met de minister van Financiën is afgesproken de besluitvorming over de fondsverlenging na afronding van het IBO te laten plaatsvinden bij de ontwerpbegroting 2017.
Begroting op hoofdlijnen
De onderstaande tabel geeft de belangrijkste wijzigingen in de uitgaven en inkomsten aan ten opzichte van de eerste suppletoire begroting 2015. Een meer gedetailleerd overzicht van de mutaties per artikel is in de verdiepingsbijlage te vinden.
Bedragen x € 1.000
art.
2015
2016
2017
2018
2019
2020
2021-2028
Stand ontwerpbegroting 2015
9.235.473
9.393.518
9.722.901
9.174.898
9.272.904
9.410.828
Nota's van wijziging
Mutaties 1e suppletoire wet 2015
-
-282.009
150.414
50.551
120.815
196.624
47.432
Stand Voorjaarsnota 2015
8.953.464
9.543.932
9.773.452
9.295.713
9.469.528
9.458.260
Belangrijkste mutaties Hoofdstuk XII
- 198.035
- 1.367.971
- 1.435.389
- 945.036
- 1.079.461
- 1.096.497
Kaderrelevante mutaties Hoofdstuk XII
1
Decentralisatie Brede doeluitkering
25
-
-995.994
-
-1.001.925
-
-966.814
-
-965.760
-
-964.395
2
Safety deals en verbod asbestdaken
22
2.600
5.500
5.000
-
-6.500
-
-6.600
3
Topsector Logistiek 2016
18
1.619
17.009
5.630
3.630
1.452
-
-Aandeel XII
div.
-
-324
-
-3.402
-
-1.126
-
-726
-
-290
-
-Aandeel IF
26
-
-1.295
-
-13.607
-
-4.504
-
-2.904
-
-1.162
4
CBR
14
1.786
5
GSM-R
16
-
-4.500
4.500
6
Eenvoudig Beter
div.
10.400
20.046
div.
-
-10.400
-
-20.046
7
ANVS aandeel EZ
97/98
6.294
7.394
7.867
7.867
7.867
7.867
8
Ontvangsten apparaat
98
7.630
9
Kassschuif Bodemsanering
13
46.752
-
-10.752
-
-12.000
-
-12.000
-
-12.000
26
-
-46.752
10.752
12.000
12.000
12.000
10
Decentralisatie Bodemsanering PF/GF
13
-
-82.230
-
-79.230
-
-74.230
-
-74.230
-
-74.230
11
Kasschuif KNMI
23
-
-1.945
-
-10.000
-
-5.000
6.500
10.445
12
Ramingsbijstelling
-
-Infrastructuurfonds
26
-
-65.000
15.000
-
-100.000
-
-100.000
-
-100.000
50.000
-
-Deltafonds
26
-
-35.000
-
-115.000
150.000
13
Afkoop PHS leenfaciliteit
26
675.000
14
DBFM-conversies
26
-
-131.184
-
-150.381
-
-302.043
188.022
53.175
37.723
282.930
15
Decentralisatie Regiospecifiek Pakket Zuiderzeelijn
26
-
-67.110
16
Overige interdepartementale overboekingen
div.
-
-11.646
-
-6.679
303
480
-
-152
-
-93
17
Kasschuif ten behoeve van rijksbrede beeld
26
-
-40.000
40.000
Diversen
div.
40
-
-81
-
-361
-
-361
-
-4.206
-
-3.369
Overige mutaties Hoofdstuk XII
18
Amendement Hoogland cs.
14
500
15
-
-500
19
Generieke Digitale Infrastructuur (GDI)
99
5.237
4.565
3.906
3.101
3.127
25.016
-
-Infrastructuurfonds
26
-
-4.329
-
-3.908
-
-3.366
-
-2.712
-
-2.765
-
-22.120
-
-Deltafonds
26
-
-908
-
-657
-
-540
-
-389
-
-362
-
-2.896
20
Loon- en prijsbijstelling
99
-
-37.584
-
-36.046
-
-37.306
-
-34.982
-
-35.581
-
-36.803
25
5.947
6.049
6.012
5.950
5.945
5.933
26
28.459
27.149
28.389
26.158
26.775
28.031
224.248
98
979
961
854
829
832
819
99
909
626
827
885
876
866
div.
1.290
1.261
1.224
1.160
1.153
1.154
Stand ontwerpbegroting 2016
8.755.429
8.175.961
8.338.063
8.350.677
8.390.067
8.361.763
Ad 1. Met ingang van 1 januari 2015 zijn de Wgr-plusregio’s bij wet afgeschaft (Kamerstukken II, 2012-2013, 33 659, nr. 2; Stb. 2014, 558). De afschaffing maakt een einde aan de verplichte samenwerking in zeven plusregio’s en heeft daarmee gevolgen voor de Brede Doeluitkering (BDU) Verkeer en vervoer. De BDU-middelen voor de voormalige plusregio’s Bestuur Regio Utrecht, Samenwerkingsverband Regio Eindhoven, Stadsregio Arnhem Nijmegen en Regio Twente komen toe aan de betreffende provincies. Met ingang van 2016 worden de voor de provincies bestemde BDU-middelen toegevoegd aan het Provinciefonds. De middelen voor de drie overige opgeheven plusregio’s Stadsregio Amsterdam, Stadsgewest Haaglanden en Stadsregio Rotterdam worden uitgekeerd aan de Metropoolregio Rotterdam Den Haag en de Stadsregio Amsterdam. Deze middelen worden conform de huidige systematiek toegekend als brede doeluitkering door IenM (zie beleidsartikel 25 Brede Doeluitkering).
Ad 2. Op 10 maart 2015 is de Tweede Kamer geïnformeerd per brief over een nadere invulling van het begrip ketenverantwoordelijkheid in de chemische sector, en over ontwikkelingen in het asbestbeleid (Kamerstukken II, 2014-2015, 28 663, nr. 62). In het kader hiervan worden er veiligheidscoalities gevormd, zogenoemde safety deals. Daarnaast wordt er op 1 januari 2016 een verbod op asbestdaken ingevoerd. Middels een kasschuif worden voor deze twee regelingen middelen vrijgemaakt.
Ad 3. Voor de in 2016 op te starten activiteiten Topsector Logistiek wordt in totaal € 23,5 miljoen overgeheveld vanuit de voeding van het Infrastructuurfonds en € 5,9 miljoen vanuit de overige programmabudgetten binnen Hoofdstuk XII.
Ad 4. Begin maart 2015 bepaalde de Raad van State dat het CBR geen wettelijke mogelijkheid meer heeft om een alcoholslotprogramma op te leggen. De Afdeling bestuursrechtspraak is van oordeel dat de regeling onverbindend is, omdat die in een substantieel aantal gevallen onevenredig kan uitwerken. Naar aanleiding van deze uitspraak heeft IenM ingestemd met een vergoeding van de feitelijke kosten voor die gevallen die een bezwaar- of beroepsprocedure hebben lopen tegen de oplegging van het alcoholslotprogramma. Daarnaast zijn er hogere uitgaven voor juridische ondersteuning en het opleggen van alternatieve bestuursrechtelijke maatregelen in het kader van de Regeling maatregelen rijvaardigheid en geschiktheid (RMRG 2011).
Ad 5. Dit betreft een aanpassing van het kasritme voor GSM-R(ail) om de verwachte uitgaven in overeenstemming te brengen met de verwachte betalingen in subsidiebijdragen.
Ad 6. Op artikel 13 Ruimtelijke ontwikkeling en artikel 98 Apparaat van het kerndepartement wordt er binnen het programma Eenvoudig Beter gewerkt aan de stelselherziening van het omgevingsrecht en de implementatie van de Omgevingswet (uitvoeringsregelgeving). Hiertoe worden middelen beschikbaar gesteld, waarvan € 10,4 miljoen in 2015 en € 20 miljoen in 2016. Voor 2016 worden de middelen overgeboekt vanuit de voeding van Infrastructuurfonds (€ 16 miljoen) en het Deltafonds (€ 4 miljoen).
Ad 7. In verband met de Kernenergiewet is met ingang van 1 mei 2015 de verantwoordelijkheid voor de nucleaire veiligheid en stralingsbescherming overgedragen van EZ naar IenM (Kamerstukken II, 2014-2015, 34 000 XII, nr. 67). Hiervoor worden de verschillende diensten op het gebied van nucleaire veiligheid en stralingsbescherming van EZ en IenM samengevoegd tot de Autoriteit Nucleaire Veiligheid en Stralingsbescherming (ANVS). Bij Voorjaarsnota 2015 is reeds een gedeelte van het beschikbare budget overgeboekt. Bij Begroting 2016 wordt het overige aandeel van EZ overgeboekt.
Ad 8. Artikel 98 Apparaatsuitgaven kerndepartement ontvangt middelen voor centrale uitgaven bedrijfsvoering. Een deel van de centraal betaalde uitgaven voor ICT en facilitaire dienstverlening vindt plaats ten behoeve van agentschappen. Hiervoor vindt een interne verrekening plaats door middel van facturering (circa € 7,6 miljoen).
Ad 9. Bij Ontwerpbegroting 2015 is besloten om in het jaar 2016 € 60 miljoen vrij te maken op de budgetten voor bodemsanering ten behoeve van het rijksbrede beeld. Om te voorkomen dat de uitvoering hierdoor vertraagd (met name in 2016) wordt de kasreeks door middel van een kasschuif aangepast aan de uitvoeringspraktijk. Deze kasschuif verloopt via het Deltafonds. De ontstane kasreeks wordt vanuit de bodembudgetten gedecentraliseerd.
Ad 10. Op 17 maart 2015 zijn de nieuwe afspraken vastgelegd over het bodembeleid voor de periode 2016-2020 in het convenant «Bodem en Ondergrond 2016-2020» (Stcrt. 2015, 14854). Dit convenant is ondertekend door het Rijk, het IPO, de VNG en de Unie van Waterschappen. Door een kasschuif met het Deltafonds (zie ook ad. 9) wordt bij deze begroting de decentralisatie van de middelen naar het Provinciefonds en Gemeentefonds uitgevoerd.
Ad 11. De bij KNMI door te schuiven middelen betreffen gelden die bestemd zijn voor het EU-programma EUMETSAT (weersatellieten). De Nederlandse input loopt via KNMI. De input van Nederland aan dit programma is in latere jaren nodig dan nu geraamd (programma loopt trager). Middelen dienen derhalve op artikel 23 van KNMI doorgeschoven te worden.
Ad 12. Sinds enige jaren wordt er op de artikelen bij Wegen en Vaarwegen met een overprogrammering gewerkt om zeker te stellen dat de beschikbare middelen ook jaarlijks worden uitgeput. Bij deze begroting wordt het gebruik van dit instrument verder uitgebreid naar het Spoorartikel en het Deltafonds. Over de periode 2016-2020 wordt zo eenmalig € 100 miljoen per jaar vrijgespeeld. Via een kasschuif worden deze middelen in de periode 2021-2025 weer aan de fondsbegrotingen toegevoegd. Dit was mogelijk zonder consequenties op het lopende programma. Vanaf 2026 zal er een structurele ramingsbijstelling van € 100 miljoen per jaar worden toegepast.
Ad 13. Dit betreft de verwerking van een oude afspraak met betrekking tot de PHS Leenfaciliteit. In deze afspraak was geregeld dat er voor de investeringen van het Programma Hoogfrequent Spoorvervoer geleend kon worden. Deze constructie wordt voor de periode 2021-2027 vervangen door een toevoeging van € 675 miljoen aan het Infrastructuurfonds. Dit leidt niet tot extra investeringen.
Ad 14. In 2014 is de DBFM-aanbesteding afgerond van de projecten A9 Gaasperdammerweg, A12 Ede-Grijsoord en Nieuwe Keersluis Limmel. De budgettaire reeksen van deze projecten worden conform de begrotingsregels omgezet in langjarige budgetten om de beschikbaarheidsvergoedingen aan de DBFM-consortia te kunnen voldoen.
Ad 15. Op 23 juni 2008 is het Convenant Regiospecifiek Pakket (RSP) Zuiderzeelijn ondertekend (Kamerstukken II, 2008-2009, 31 700 A, nr. 19). De gelden voor de RSP-onderdelen Ruimtelijk-Economisch Programma (REP) en Concrete bereikbaarheidsprojecten worden uitgekeerd door middel van een decentralisatie-uitkering. Hiertoe stort IenM delen van het budget in het Provinciefonds (€ 64,6 miljoen). Daarnaast wordt € 2,5 miljoen overgeboekt naar het BTW-compensatiefonds.
Ad 16. Deze reeks betreft een saldo van interdepartementale overboekingen. De meest noemenswaardige overboekingen zijn de overboeking van € 16,8 miljoen in 2015 en € 15,8 miljoen naar het Provinciefonds en het BTW-compensatiefonds in het kader van het Uitvoeringsprogramma Impuls Omgevingsveiligheid 2015-2018 (Kamerstukken II, 2014-2015, 29 517, nr. 92), de bijdrage van EZ aan IenM ten behoeve van het blootstellingonderzoek (€ 0,75 miljoen per jaar van 2015-2018) en de bijdrage van Financiën uit de Aanvullende post voor vrijgegeven middelen door het Bureau Digicommissaris ten behoeve van het Maritiem Single Window (MSW) (in 2015 € 4,5 miljoen en in 2016 € 9 miljoen).
Ad 17. Dit betreft een kasschuif ten behoeve van het rijksbrede financiële beeld. De meerjarige programmering wordt hierop niet aangepast.
Ad 18. Bij Begroting 2015 is het amendement van het lid Hoogland c.s. aangenomen (Kamerstukken II, 2014-2015, 34 000, nr. 58). Met dit amendement wordt een bedrag van € 0,5 miljoen beschikbaar gesteld voor het Wandelnet en het Fietsplatform voor het onderhoud van landelijke routestructuren. Het fietsbeleid wordt verantwoord op artikel 14 Wegen en verkeersveiligheid. Hiertoe wordt vanuit artikel 15 OV-keten dit budget overgeboekt voor correcte verantwoording.
Ad 19. De afgelopen jaren is de druk op het gebruik van de Generieke Digitale Infrastructuur (GDI) sterk toegenomen. Hierdoor zijn er tekorten ontstaan in de financiering. Om deze problematiek van een oplossing te voorzien is in 2014 de Nationaal Commissaris Digitale Overheid (NCDO) benoemd. Onder regie van de NCDO is onder andere besloten tot interdepartementale versleuteling van de tekorten op de bestaande voorzieningen binnen de GDI. Conform dat besluit heeft IenM bij eerste suppletoire begroting 2015 middelen overgeboekt naar het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties vanuit de begroting Hoofdstuk XII artikel 99 Nominaal en onvoorzien. In deze ontwerpbegroting wordt deze bijdrage van IenM verdeeld over de beleidsartikelen op Hoofdstuk XII, het Infrastructuurfonds en het Deltafonds.
Ad 20. Dit betreft de verdeling van de loon- en prijsbijstelling over de BDU (artikel 25), het Infrastructuurfonds en het Deltafonds (artikel 26), Apparaatsuitgaven kerndepartement (artikel 98) en Nominaal en onvoorzien (artikel 99). Daarnaast hebben de agentschappen loon- en prijsbijstelling toegekend gekregen, welke is verdeeld over heel Hoofdstuk XII.
Planning beleidsdoorlichtingen
In onderstaande tabel is de meerjarenplanning van de beleidsdoorlichtingen opgenomen.
realisatie
planning
Artikel
2014
2015
2016
2017
2018
2019
2020
Artikel 11 Integraal waterbeleid
X
X
Artikel 12 Waterkwaliteit
X
Artikel 13 Ruimtelijke ontwikkeling (SVIR)
X
X
Artikel 14 Wegen en verkeersveiligheid
X
Artikel 15 OV-keten
X
X
Artikel 16 Spoor
X
Artikel 17 Luchtvaart
X
Artikel 18 Scheepvaart en havens
X
Artikel 19 Klimaat
X
Artikel 20 Lucht
X
Artikel 20 Geluid
X
Artikel 21 Duurzaamheid
X
X
Artikel 22 Omgevingsveiligheid en Milieurisico’s
X
Artikel 23 Meteorologie, seismologie en aardobservatie
X
Artikel 24 Handhaving en toezicht
X
De Brede doeluitkering (artikel 25) en de bijdrage investeringsfondsen (artikel 26) worden zoveel mogelijk meegenomen in de doorlichtingen van de beleidsartikelen. De instrumentering en normering ten behoeve van handhaving en toezicht van het beleid worden bij de doorlichting van de beleidsartikelen meegenomen. De doorlichting van beleidsartikel 24 betreft de keuzes die in het handhavings- en toezichtbeleid door ILT kunnen worden gemaakt.
Het meest recente overzicht van de realisatie van beleidsdoorlichtingen staat op de website van de Rijksbegroting12. Voor een verdere onderbouwing van de meerjarenprogrammering zie bijlage 4.5 Evaluatie en overig onderzoek.
Overzicht garanties en achterborgstellingen
Het Ministerie van IenM heeft één garantieregeling, te weten de Regeling Bijzondere Financiering (Bodemsanering). Het betreft de mogelijkheid voor een ondernemer in het midden- en kleinbedrijf, met onvoldoende middelen of te weinig zekerheden voor krediet bij een bank, om een borgstelling voor een gedeelte van het benodigde budget voor bodemsanering.
Een garantie is een voorwaardelijke financiële verplichting van de overheid aan een derde buiten de overheid, die pas tot uitbetaling komt als zich bij de wederpartij een bepaalde omstandigheid (realisatie van een risico) voordoet.
Invulling aangescherpte garantiekader
In de kabinetsreactie op het rapport van de Commissie Risicoregelingen is het garantiekader aangescherpt (Kamerstukken II, 2013-2014, 33 750, nr. 13). Eén van de doelen is het afbouwen van niet-gebruikte plafonds en het stopzetten van slapende regelingen. IenM heeft een garantieregeling «Regeling Bijzondere Financiering (Bodemsanering)». Het verplichtingenplafond van deze regeling is in lijn met de kabinetsreactie bij eerste suppletoire begroting 2014 verlaagd van € 65,3 miljoen naar € 15 miljoen. Het is het streven van het kabinet om het aantal garantieregelingen te beperken. Voor de garantieregeling Bijzondere Financiering (Bodemsanering) zal op basis van een aparte evaluatie in 2015 een besluit over het voortbestaan worden genomen.
Artikel
Omschrijving
Uitstaande garanties 2014
Geraamd te verlenen 2015
Geraamd te vervallen 2015
Uitstaande garanties 2015
Geraamd te verlenen 2016
Geraamd te vervallen 2016
Uitstaande garanties 2016
Garantieplafond
Totaal plafond
Artikel 13
MKB Krediet
515
0
0
476
0
0
476
15.000
15.000
Totaal
515
0
0
476
0
0
476
15.000
15.000
Artikel
Omschrijving
Uitgaven 2014
Ontvangsten 2014
Saldo 2014
Uitgaven 2015
Inkomsten 2015
Saldo 2015
Uitgaven 2016
Ontvangsten 2016
Saldo
Artikel 13
MKB Krediet
0
0
0
0
0
0
0
0
0
Totaal
0
0
0
0
0
0
0
0
0
2.2 De beleidsartikelen Beleidsartikel 11: Integraal waterbeleid
Algemene Doelstelling
Het op orde en houden van een duurzaam watersysteem tegen maatschappelijk aanvaardbare kosten, waardoor Nederland droge voeten heeft, over voldoende zoetwater beschikt en schoon (drink)water heeft.
(Doen) uitvoeren
Rollen en Verantwoordelijkheden
Vanuit de begroting Hoofdstuk XII wordt bijgedragen aan het Deltafonds (zie extracomptabele verwijzingen). Vanuit het Deltafonds worden maatregelen en voorzieningen op het gebied van waterveiligheid (artikel 1), zoetwatervoorziening (artikel 2), beheer, onderhoud en vervanging (artikel 3) en waterkwaliteit (artikel 7) bekostigd. De rol (doen) uitvoeren heeft betrekking op taken binnen de beleidsdomeinen waterveiligheid, zoetwatervoorziening, waterkwaliteit en waterkwantiteit:
-
-
-
•Waterveiligheid. Het waarborgen van de bescherming door primaire waterkeringen langs het kust- en IJsselmeergebied en de rivieren volgens het wettelijk niveau; alsmede het dynamisch handhaven van de kustlijn op het niveau 2012, conform herziene basiskustlijn 2012 en handhaving kustfundament.
-
-
-
-
•Waterveiligheid en Zoetwatervoorziening. Het (doen) uitvoeren van verkenningen en planuitwerkingen.
-
-
-
-
•Waterveiligheid en Waterkwaliteit. Het (doen) uitvoeren van aanlegprojecten, zoals het Hoogwaterbeschermingsprogramma (HWBP), Ruimte voor de Rivier, de Maaswerken (waterveiligheid) en het Verbeterprogramma Waterkwaliteit Rijkswateren.
-
-
-
-
•Waterveiligheid, Waterkwantiteit en Waterkwaliteit. Het (doen) uitvoeren van beheer, onderhoud en vervanging.
-
Regisseren
De Minister is verantwoordelijk voor de vormgeving van het integrale waterbeleid, voor het Deltaprogramma en het toezicht op de uitvoering van de wet- en regelgeving. Ook is de Minister verantwoordelijk voor het verbeteren van de doeltreffendheid en de doelmatigheid van de bestuurlijke organisatie en het instrumentarium ten behoeve van het waterbeleid.
De rol «regisseren» heeft in dit artikel betrekking op taken binnen de beleidsdomeinen waterkwantiteit, zoetwatervoorziening, waterkwaliteit en innovatie en exportbevordering.
-
-
-
•Waterkwantiteit en Zoetwatervoorziening. Het zorgen voor het ontwikkelen en implementeren van integraal waterbeleid in een aanpak gericht op de gebieden met grote Rijkswateren. Het realiseren van een maatschappelijk afgewogen verdeling van water en het daartoe zo te beheren hoofdwatersysteem dat wateroverlast en -tekort worden voorkomen. Het zorgen voor kaders en instrumentarium voor regionale afwegingen om het regionale watersysteem op orde te brengen en te houden. Deze aanpak is onder andere terug te vinden in het Nationaal Waterplan 2009-2015 (Hoofdstuk 4 «Waterbeleid in thema’s»), de Tussentijdse wijziging van het Nationaal Waterplan 2009-2015 (Hoofdstuk 2 Zoetwater) en het Beheer- en Ontwikkelprogramma voor de Rijkswateren 2010-2015.
-
-
-
-
•Waterkwaliteit. Het ontwikkelen van beleid ten behoeve van het bereiken van een goede ecologische en chemische waterkwaliteit van de oppervlaktewateren in de Rijkswateren van de stroomgebieden van de Rijn, Maas, Schelde, Eems. De uitvoering gericht op het behalen van een goede chemische en kwantitatieve toestand van de grondwateren in de vier stroomgebieden conform de voorschriften zoals opgenomen in de Kaderrichtlijn Water (KRW), om in drie planperiodes uiterlijk in 2027 aan de Europese verplichtingen te voldoen.
-
-
-
-
•Voorts gaat het om het ontwikkelen van beleid ten behoeve van het nemen van de nodige maatregelen om een goede milieutoestand te bereiken en te behouden in het Nederlandse deel van de Noordzee, in samenwerking en samenhang met de andere Noordzeelanden, conform de vereisten zoals opgenomen in de Kaderrichtlijn Mariene Strategie. Daarnaast geldt ten aanzien van de Kaderrichtlijn Mariene Strategie (KRM) dat de coördinerende verantwoordelijkheid ligt bij de Minister van IenM, tezamen met de Minister van EZ voor zover het aangelegenheden betreft die mede tot zijn verantwoordelijkheid behoren.
-
-
-
-
•Innovatie en exportbevordering. Het ontwikkelen van beleid, onder andere ten behoeve van de Topsector Water, gericht op het ontwikkelen van kennis, het bevorderen van innovatie en het versterken van de samenwerking tussen het bedrijfsleven, de kennisinstellingen en de overheid (de gouden driehoek) om de internationale concurrentiekracht van het Nederlandse bedrijfsleven te versterken. Hierbij wordt een sterke thuismarkt (kennis en innovatie) gekoppeld aan een concurrerend Nederland in het buitenland. Voor dit laatste gaat het daarbij onder meer om het ontvangen van buitenlandse delegaties en het organiseren en uitvoeren van bilaterale handelsmissies.
-
-
-
-
•Daarnaast regisseert de Minister de afstemming van het waterbeheer met de landen rondom de Noordzee en met de buurlanden bovenstrooms gelegen in de stroomgebieden van Rijn, Maas, Schelde en Eems.
-
-
-
-
•Tenslotte is de Minister verantwoordelijk voor het toezicht op en de handhaving van (een deel van) de wet- en regelgeving door de ILT op de beleidsterreinen waterkwantiteit en waterkwaliteit (zie beleidsartikel 24 Handhaving en Toezicht).
-
Indicatoren en Kengetallen
Waterkwantiteit
Hieronder zijn de beleidsmatige indicatoren en kengetallen voor waterkwantiteit opgenomen. In productartikelen 1, 2 en 3 van het Deltafonds zijn de aan dit beleidsartikel gerelateerde productindicatoren en/of -kengetallen opgenomen.
Indicator één en twee: waterveiligheid (droge voeten)
Ongeveer 60% van ons land zou regelmatig onder water staan als er geen dijken en duinen zouden zijn. In dit gebied wonen negen miljoen mensen en wordt 70% van ons BNP verdiend. Maatschappelijk gezien is aandacht voor de waterveiligheid dus van cruciaal belang voor de leefbaarheid en de economie van Nederland (Kamerstukken II, 2012-2013, 33 400, nr. 19).
Indicator één en twee geven weer hoe het is gesteld met het aantal kilometers dijken en duinen en het aantal kunstwerken die zorgen voor waterveiligheid in Nederland en dat Nederland droge voeten heeft. De cijfers zijn gebaseerd op de toetsronden uit 2001, 2006, 2011 en de verlengde derde toetsing uit 2014. Conform de Waterwet wordt periodiek getoetst of de primaire waterkeringen voldoen aan de wettelijke veiligheidsnormen. Deze toetsing wordt door de beheerder uitgevoerd volgens het door de Minister vastgestelde wettelijk toetsinstrumentarium. Indien een kering niet aan de norm voldoet, worden maatregelen getroffen. In 2014 is naar aanleiding van de laatst uitgevoerde toetsing aan de Tweede Kamer gerapporteerd (Kamerstukken II, 2013-2014, 31 710, nr. 32) dat 1.302 km keringen niet aan de wettelijke norm voldoet. Ongeveer de helft hiervan is opgenomen in lopende verbeterprogramma’s, zoals HWBP-2, Ruimte voor de Rivier en Maaswerken. De keringen die volgens de laatste (de derde en verlengde derde) toetsing niet voldoen krijgen een plek in het nieuwe HWBP, mits wordt voldaan aan de subsidiecriteria. In 2017 start een nieuwe toetsronde. Over de resultaten van deze toetsing wordt in 2023 gerapporteerd aan de Eerste en Tweede Kamer.
Dijken en duinen (in kilometers)
Bron: Inspectie Leefomgeving en Transport, 2014
Kunstwerken (aangemerkt als primaire waterkering in aantallen)
Bron: Inspectie Leefomgeving en Transport, 2014
Ten behoeve van een goede verdeling van water zodat Nederland over voldoende zoetwater kan beschikken wordt peilbeheer op het hoofdwatersysteem toegepast. Hiervoor dienen de streefpeilen van drie belangrijke watersystemen (het IJsselmeer, Amsterdam-Rijnkanaal/ Noordzeekanaal en het Haringvliet) op het afgesproken niveau te worden gehouden. Stuwen en spuien/gemalen zijn nodig om dit peil te beïnvloeden.
Indicator
Realisatie
Streefwaarde
Streefwaarde
Indicator
Eenheid
2014
2015
2016
Beschikbaarheid streefpeilen voor Noordzeekanaal/ Amsterdam-Rijnkanaal, IJsselmeer en Haringvliet
%
100%
90%
90%
Bron: Rijkswaterstaat, 2015
De norm is dat 90% van de tijd (24-uursgemiddelde) de afgesproken (streef)peilen, onder normale omstandigheden, binnen de operationele marge worden gerealiseerd. De streefpeilen van het Haringvliet, Amsterdam-Rijnkanaal, Noordzeekanaal en IJsselmeer (alleen zomerpeil telt mee) waren in 2014 de gehele periode binnen de marge (Indicator drie).
Waterkwaliteit (schoon (drink)water)
Over de ecologische en chemische kwaliteit van de oppervlaktewateren in de stroomgebieden van de Rijn, Maas, Schelde en de Eems en het bereiken van een goede chemische en kwantitatieve toestand van de grondwateren in de vier stroomgebieden, wordt de Tweede Kamer vanaf 2016 jaarlijks geïnformeerd via »De Staat van Ons Water». Omdat de Kaderrichtlijn Water werkt met planperiodes, is een volledige beschrijving van de toestand alleen om de zes jaar mogelijk. De Minister van IenM heeft het PBL gevraagd om in het Compendium voor de Leefomgeving jaarlijks op basis van de beschikbare gegevens over waterkwaliteit te rapporteren.
Integraal waterbeleid
Over de voortgang van het integraal waterbeleid wordt vanaf 2016 jaarlijks gerapporteerd in «De Staat van Ons Water». Meer specifieke resultaatinformatie over het waterkwantiteitsbeleid wordt jaarlijks door de waterschappen gepubliceerd in de «Waterschapsspiegel»13.
Beleidswijzigingen
In 2014 is, conform de toezegging aan de Tweede Kamer, de beleidsdoorlichting van Artikel 11, Waterkwantiteit (vanaf 2016 Integraal Waterbeleid), van de begroting van IenM opgeleverd. De uitkomsten en beleidsreactie zijn op 19 december 2014 (Kamerstukken II, 2014-2015, 32 861, nr. 6) aan de Tweede Kamer aangeboden. In de beleidsdoorlichting wordt geconstateerd dat het beleid goed wordt gemonitord. Door het vrijwel ontbreken van evaluaties naar doelmatigheid in de periode 2008-2013 is het trekken van eenduidige conclusies over de doelmatigheid van het beleid echter niet goed mogelijk. Wel wordt duidelijk dat de aandacht voor doelmatigheid en doelmatig werken in die periode is toegenomen. In het Bestuursakkoord Water hebben de waterbeheerders afgesproken een gezamenlijke doelmatigheidswinst van € 750 miljoen per jaar na te streven in 2020. Het nieuwe waterveiligheidsbeleid is gebaseerd op de risicobenadering waardoor het meest wordt geïnvesteerd waar risico’s het grootste zijn. In lijn met de gedane aanbevelingen zal door het ministerie bij toekomstige evaluaties expliciet aandacht worden gegeven aan het beoordelen van doelmatigheid en doeltreffendheid. Verder wordt in overleg met het Ministerie van Financiën bezien of en hoe Ruimte voor de Rivier, Maaswerken en HWBP-2 ex-post op hun doelmatigheid kunnen worden beoordeeld.
Het OESO-rapport «Water Governance in The Netherlands, fit for the future?» (2014) vraagt de Nederlandse waterwereld om zich meer transparant te verantwoorden. Het Ministerie van Infrastructuur en Milieu gaat daarom met ingang van 2016 samen met de partners van het Bestuursakkoord Water de jaarlijkse voortgangsrapportage over de uitvoering van het Nationaal Waterplan en het Bestuursakkoord Water (tot 2015 verschenen onder de naam «Water in beeld») verbreden tot «De Staat van Ons Water». Deze rapportage moet zorgen voor «meer transparantie over de waterkwaliteit, de huidige status van de waterveiligheid en de efficiëntie in de waterketen».
Het in mei 2011 getekende Bestuursakkoord Water (Kamerstukken II, 2010-2011, 27 625, nr. 204) wordt uitgevoerd. In 2016 wordt een evaluatie uitgevoerd van de financiering van het beheersprogramma voor de waterkeringen.
In de «Klimaatagenda: weerbaar, welvarend en groen», heeft het kabinet aangekondigd om de Nationale Adaptatie Strategie (NAS) uit te brengen. De NAS, die in 2016 verschijnt heeft als doel om Nederland in alle opzichten goed voor te bereiden op gevolgen van klimaatverandering, om invulling te geven aan de EU adaptatiestrategie en om tegelijk marktkansen voor Nederlandse bedrijven te creëren. De adaptatiestrategie is een aanvulling op het Deltaprogramma 2015.
In 2016 zendt het kabinet de Eerste en Tweede Kamer conform artikel 46 van de meststoffenwet een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van deze wet in de praktijk. Hierin worden ook de effecten voor kwaliteit van grond- en oppervlaktewater meegenomen.
De Internationale Wateraanpak (IWA), uitgebracht in 2015, beschrijft de nieuwe accenten van het (interdepartementale) waterbeleid.
In de eerste helft van 2016 is Nederland voorzitter van de EU. Van die gelegenheid wordt gebruik gemaakt om Nederlandse waterinnovaties onder de aandacht te brengen. Dit zal onder andere gebeuren tijdens de tweejaarlijkse conferentie van het Global Programme of Research on Climate Change, Vulnerability, Impacts and Adaptation (PROVIA) die in 2016 in Rotterdam wordt gehouden en de Innovatie-estafette. Daarnaast zal het voorzitterschap worden aangegrepen om de Europese agenda op het gebied van water te beïnvloeden.
Budgettaire gevolgen van beleid
art. 11 Integraal waterbeleid (x € 1.000)
2014
2015
2016
2017
2018
2019
2020
Verplichtingen
40.756
34.301
41.900
41.598
41.623
40.201
42.812
Uitgaven:
40.075
35.383
45.973
43.634
41.870
42.426
42.812
Waarvan juridisch verplicht
92%
11.01
Algemeen waterbeleid
34.016
30.298
33.872
32.139
29.361
29.969
30.302
11.01.01
Opdrachten
1.527
2.958
3.932
4.366
4.580
4.581
4.585
11.01.02
Subsidies
11.809
8.628
10.360
8.886
8.886
8.886
8.886
- Partners voor Water (HGIS)
11.788
8.628
10.360
8.886
8.886
8.886
8.886
- Overige subsidies
21
0
0
0
0
0
0
11.01.03
Bijdrage aan agentschappen
19.908
17.940
17.545
16.852
15.860
16.464
16.793
- waarvan bijdrage aan RWS
19.350
17.419
17.144
16.451
15.459
16.063
16.392
- waarvan bijdrage aan KNMI
558
521
401
401
401
401
401
11.01.04
Bijdrage aan medeoverheden
772
772
2.035
2.035
35
38
38
11.02
Waterveiligheid
3.225
2.977
2.802
2.891
4.890
4.889
4.890
11.02.01
Opdrachten
3.225
2.977
2.802
2.891
4.890
4.889
4.890
11.03
Grote oppervlaktewateren
2.834
2.108
2.008
2.507
2.504
2.454
2.504
11.03.01
Opdrachten
2.834
2.108
2.008
2.507
2.504
2.454
2.504
11.03.05
Bijdrage aan internationale organisaties
0
0
0
0
0
0
0
11.04
Waterkwaliteit
0
0
7.291
6.097
5.115
5.114
5.116
11.04.01
Opdrachten
0
0
3.993
3.258
3.375
3.499
3.526
11.04.02
Subsidies
0
0
0
331
0
0
0
11.04.04
Bijdrage aan medeoverheden
0
0
1.531
741
0
0
0
11.04.05
Bijdrage aan internationale organisaties
0
0
1.767
1.767
1.740
1.615
1.590
Ontvangsten
73
23.800
0
0
0
0
0
Extracomptabele verwijzingen
Extracomptabele verwijzing naar artikel 1 Investeren in Veiligheid van het Deltafonds (x €1.000)
2016
2017
2018
2019
2020
Bijdrage uit artikel 26 van Hoofdstuk XII aan artikel 1 Investeren in Veiligheid van het Deltafonds
474.162
412.872
438.914
452.573
354.788
Andere ontvangsten van artikel 1 Investeren in Veiligheid van het Deltafonds
186.950
185.912
191.775
181.458
169.642
Totale uitgaven op artikel 1 Investeren in Veiligheid van het Deltafonds
661.112
598.784
630.689
634.031
524.430
waarvan
1.01
Grote projecten waterveiligheid
567.349
385.415
308.537
250.317
275.940
1.02
Overige aanlegprojecten waterveiligheid
84.808
206.164
321.752
383.314
248.140
1.03
Studiekosten
8.955
7.205
400
400
350
Extracomptabele verwijzing naar artikel 2 Investeren in zoetwatervoorziening van het Deltafonds (x € 1.000)
2016
2017
2018
2019
2020
Bijdrage uit artikel 26 van Hoofdstuk XII aan artikel 2 Investeren in zoetwatervoorziening van het Deltafonds
44.744
46.229
26.334
31.970
32.418
Andere ontvangsten van artikel 2 Investeren in zoetwatervoorziening van het Deltafonds
4.859
0
0
0
0
Totale uitgaven op artikel 2 Investeren in zoetwatervoorziening van het Deltafonds
49.603
46.229
26.334
31.970
32.418
waarvan
2.01
Aanleg waterkwantiteit
0
0
0
0
0
2.02
Overige waterinvesteringen zoetwatervoorziening
47.293
43.994
24.749
30.385
30.833
2.03
Studiekosten
2.310
2.235
1.585
1.585
1.585
Extracomptabele verwijzing naar artikel 3 Beheer, onderhoud en vervanging van het Deltafonds (x € 1.000)
2016
2017
2018
2019
2020
Bijdrage uit artikel 26 van Hoofdstuk XII aan artikel 3 Beheer, onder houd en vervanging van het Deltafonds
206.336
141.085
148.223
141.485
97.912
Andere ontvangsten van artikel 3 Beheer, onderhoud en vervanging van het Deltafonds
0
0
0
0
0
Totale uitgaven op artikel 3 Beheer, onderhoud en vervanging van het Deltafonds
206.336
141.085
148.223
141.485
97.912
waarvan
3.01
Watermanagement
6.991
6.989
6.989
6.989
6.989
3.02
Beheer, onderhoud en vervanging
199.345
134.096
141.234
134.496
90.923
Extracomptabele verwijzing naar artikel 7 Investeren in waterkwaliteit van het Deltafonds (x € 1.000)
2016
2017
2018
2019
2020
Bijdrage uit artikel 26 van Hoofdstuk XII aan artikel 7 Investeren in waterkwaliteit van het Deltafonds
24.347
29.014
37.949
54.256
100.939
Andere ontvangsten van artikel 7 Investeren in waterkwaliteit van het Deltafonds
0
0
0
0
0
Totale uitgaven op artikel 7 Investeren in waterkwaliteit van het Deltafonds
24.347
29.014
37.949
54.256
100.939
waarvan
7.01
Real.progr.Kaderrichtlijn water
22.217
25.738
37.182
53.489
80.050
7.02
Overige aanlegprojecten Waterkwaliteit
2.130
3.276
767
767
20.889
11.01 Algemeen Waterbeleid
Budgetflexibiliteit
Het opdrachtenbudget is grotendeels juridisch verplicht. Dit heeft met name betrekking op de structurele uitwerking van de wettelijke taken op basis van de Waterwet. Het restant heeft vooral betrekking op de uitwerking van de afspraken in het Bestuursakkoord Water (BAW) en de uitvoering van activiteiten in het kader van het Nationaal Waterplan (NWP). De uitgaven voor de subsidies, de bijdrage aan medeoverheden voor de tijdelijke subsidieregeling kwijtschelding door waterschappen en de agentschapbijdragen aan RWS en KNMI zijn volledig juridisch verplicht. De subsidies en de bijdragen aan medeoverheden hebben een beperkte tijdshorizon en de agentschapbijdragen hebben een structureel karakter.
11.02 Waterveiligheid
Een deel van het opdrachtenbudget is juridisch verplicht. Dit heeft betrekking op de betaling van diverse kleine verplichtingen die tot en met 2015 zijn aangegaan.
11.03 Grote oppervlaktewateren
De uitgaven voor de opdrachten zijn deels juridisch verplicht. Dit heeft onder andere betrekking op de betaling van de lopende verplichtingen die aangegaan zijn tot en met 2015.
11.04 Waterkwaliteit
Een deel van het opdrachtenbudget is juridisch verplicht. Dit heeft betrekking op de betaling van diverse kleine verplichtingen die tot en met 2015 zijn aangegaan. De uitgaven voor de subsidies, de bijdragen aan medeoverheden en de bijdragen aan internationale organisaties zijn volledig verplicht. De subsidies hebben een beperkte tijdshorizon. De bijdragen aan medeoverheden zijn bestemd voor het synergieprogramma KRW en lopen door tot en met 2016. De bijdragen aan internationale organisaties zijn bestemd voor structurele jaarlijkse contributies voor de internationale riviercommissies en de OSPAR-commissie, die in internationale verdragen zijn opgericht, en de bijdragen aan VN organisaties, die onder andere het gevolg zijn van een tweetal Memoranda of Understanding.
Het niet juridisch verplichte deel op dit artikel heeft met name betrekking op de onder de financiële instrumenten opgenomen opdrachten op het gebied van de uitvoering van activiteiten in het kader van de Kaderrichtijn Water (KRW), de Kaderrichtijn Mariene Strategie (KRM) en de ondersteuning van de internationale riviercommissies en OSPAR in de voorbereiding en de uitvoering van hun werkzaamheden.
11.01 Algemeen waterbeleid
Toelichting op de financiële instrumenten
11.01.01 Opdrachten
De activiteiten op het gebied van de Watercoalitie zijn gericht op het ontwikkelen van een nieuw sturingsinstrument voor het waterdomein. Rond het onderwerp «Water in en om het huis» wordt onderzocht of met adaptieve sturing bijgedragen kan worden aan de beleidsdoelen van water met als doel om huishoudens daarbij meer te activeren.
In 2016 wordt binnen het Ministerie van IenM de Human Capital Agenda verder uitgebouwd. De bijdrage aan de Human Capital Agenda bestaat uit het verlenen van studiebeurzen en ondersteuning van initiatieven op scholen om de awareness te vergroten door lespakketten te introduceren en gastlessen over waterbeleid te bevorderen. Een belangrijk speerpunt is eveneens het ondersteunen van de opbouw van regionale netwerken, waarin overheden en onderwijs afspraken maken over het bevorderen van de awareness, het ondersteunen van het onderwijs en het bevorderen van de instroom van goed opgeleid personeel in de watersector. Ook wordt het beleid voortgezet om initiatieven, zoals het Wereld Watercollege, Wetskills, de Battle of the Beach, het water jongerenparlement en YEP-water (Young Expert Programme) actief te ondersteunen. De doelstelling om te zorgen voor een continue en zo mogelijk toenemende instroom van goed gekwalificeerd personeel in de (top)sector water blijft onverkort gehandhaafd.
Het Ministerie van IenM trekt binnen Topsector Water de portefeuille Europa. Daartoe wordt de aansluiting bij Europese onderzoeksprogramma’s bevorderd om de kennisbasis van de Nederlandse watersector te vergroten, wat ook leidt tot exportmogelijkheden binnen en buiten Europa. Daarnaast is IenM een van de initiatiefnemers van het Nationaal Kennis- en Innovatieprogramma Water en Klimaat (NKWK). Het NKWK beoogt het bevorderen van de synergie tussen kennisvragers en -aanbieders door onderzoek samenhangend te programmeren. Daarnaast bevordert het NKWK het op elkaar aan laten sluiten van fundamenteel, strategisch en praktijkgericht onderzoek en pilots voor innovatie. Bestaande middelen worden daardoor efficiënter ingezet. Het NKWK bevordert daarbij ook de deelname van Nederlandse partijen aan Europese kennis- en innovatieprogramma’s. Middelen worden ingezet om deelname van Nederlandse partijen aan voor IenM relevante Horizon 2020 projecten te stimuleren en worden ingezet voor financiering van Europese activiteiten (zoals ERA-netten) die gezamenlijk door de Europese lidstaten worden georganiseerd met cofinanciering uit Horizon 2020 en indien mogelijk vanuit NWO.
11.01.02 Subsidies
In 2016 start het nieuwe programma Water Internationaal als opvolger van het programma HGIS Partners voor Water 3. Dit programma is het centrale uitvoeringsprogramma van de interdepartementale Internationale Water Aanpak. Het ondersteunt de realisatie van de internationale waterambities van de ministeries BZ, EZ en IenM door nieuwe initiatieven te stimuleren en verbindingen te leggen met het instrumentarium en financieringsmogelijkheden die voor activiteiten op het terrein van water internationaal beschikbaar zijn binnen de rijksoverheid, bij internationale Financiële Instellingen en ook bij de private sector. Het programma wordt aangestuurd vanuit het Interdepartementale Water Cluster, waarin de drie ministeries samenwerken. De uitgaven voor het programma Water Internationaal worden via de Homogene Groep Internationale Samenwerking (HGIS) gefinancierd.
11.01.03 Bijdragen aan agentschappen
Deze bijdrage heeft betrekking op beleidsadvisering, vertegenwoordiging in internationale werkgroepen, opstelling van rapportages en evaluaties en begeleiding van opdrachten aan de markt en aan Deltares. Hiervoor wordt jaarlijks een opdracht aan RWS verstrekt. Tot deze opdracht behoren onder andere de bijdragen aan de uitwerking van de MIRT-onderzoeken waterveiligheid en zoetwatervoorziening.
Aan het KNMI worden diverse onderzoeken en analyses gevraagd omtrent neerslagpatronen, het gedrag van extreme stormen, verbeterde windmodellen, het weer in de toekomst en risico-analyses ten aanzien van het samenvallen van extreme weerssituaties. De resultaten van deze analyses dragen bij aan de onderbouwing van het wettelijke toetsinstrumentarium voor de primaire waterkeringen en het waterveiligheidsbeleid in het algemeen.
11.01.04 Bijdragen aan medeoverheden
Sinds 1 januari 2012 mogen lokale overheden op grond van de Uitvoeringsregeling Invorderingswet 1990 bij het bepalen van het netto-besteedbaar inkomen in het kader van de kwijtschelding rekening houden met de netto-kosten van kinderopvang. Ter compensatie van de gederfde inkomsten van de gemeenten en waterschappen heeft het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid € 10 miljoen per jaar beschikbaar gesteld. Voor de waterschappen gaat het om € 2 miljoen per jaar tot 2018. Tot op heden hebben zes waterschappen van deze regeling gebruik gemaakt.
Bijdrage aan de bekostiging van de deelname van de waterschappen aan de Commissie Bepalingen regeling Beleidsvoorbereiding en Verantwoording Waterschappen. Het secretariaat van de Commissie wordt uitgevoerd door de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) maar betaald door de ministeries van BZK en IenM. Het Ministerie van BZK betaalt het secretariaat voor de rol van de Commissie ten aanzien van gemeenten en provincies, het Ministerie van IenM vanwege de rol van de Commissie ten aanzien van de waterschappen.
11.02 Waterveiligheid 11.02.01 Opdrachten
Eind 2015 zijn de definitieve overstromingsrisicobeheerplannen voor de vier stroomgebieden Eems, Rijn, Maas en de Schelde vastgesteld en aan het publiek ter beschikking gesteld. De plannen worden in 2016 aan de Europese Commissie gerapporteerd. Voor zowel de risicokaarten als de plannen wordt opdracht gegeven voor ondersteuning, ontwikkeling en het beheer.
Op basis van de Derde Toetsronde Primaire Waterkeringen wordt ook in 2016 gewerkt aan het voorbereiden van de programmering van hoogwaterbeschermingsmaatregelen in het Hoogwaterbeschermingsprogramma. Daarnaast wordt de Vierde Toetsronde Primaire Waterkeringen (start in 2017) voorbereid.
Het wettelijk toetsinstrumentarium, te weten de Hydraulische Randvoorwaarden en het Voorschrift Toetsen op Veiligheid, wordt op basis van technische ontwikkelingen en voortschrijdend inzicht geactualiseerd. Hiervoor worden opdrachten gegeven voor onderzoek, kwaliteitsborging en het organiseren van kennisuitwisseling.
In 2016 wordt verder gewerkt aan de implementatie van de Deltabeslissing Waterveiligheid en de aanpassing van de Waterwet. In deze Deltabeslissing is de overstap gemaakt naar de risicobenadering. De doelen van het waterveiligheidsbeleid worden via normspecificaties voor primaire waterkeringen wettelijk verankerd. Ook wordt het toets- en ontwerpinstrumentarium aangepast aan de nieuwe normering.
11.03 Grote oppervlaktewateren 11.03.01 Opdrachten
Het Ministerie van IenM werkt, samen met de provincies en het Ministerie van Economische Zaken, mee aan integrale gebiedsontwikkeling in het Waddengebied, onder andere met het doel om de veiligheid van het Waddengebied, de duurzame bescherming en ontwikkeling van de Waddenzee als natuurgebied en het behoud van het unieke open landschap voor de lange termijn te kunnen waarborgen. Tevens zijn er activiteiten om Nederlandse beleidsdoelen te realiseren in samenhang met activiteiten in Duitsland en Denemarken.
De Beleidsnota Noordzee 2016-2021 geldt als het maritieme ruimtelijke plan conform de eisen van de EU Richtlijn maritieme ruimtelijke planning. In juli 2016 zal de richtlijn zijn omgezet in Nederlands recht. Vanaf 2016 worden de acties uit de Beleidsnota Noordzee 2016-2021 in uitvoering gebracht (Kamerstukken II, 2014-2015, 31 710, nr. 35 bijlage blg-427951).
Om de duurzame energiedoelstellingen voor 2023 te halen zal in 2016 met het Ministerie van EZ verder worden gewerkt aan de uitrol van windenergieparken op zee. In 2016 wordt de Rijksstructuurvisie Windenergie op Zee - aanvulling Hollandse Kust vastgesteld.
De Noordzee 2050 agenda is de inzet voor de gezamenlijke internationale strategie voor de Noordzee met de andere Noordzeelanden. In 2016 zal Nederland verdere stappen zetten om te komen tot een dergelijke internationale strategie. Tevens zal verder werk worden gemaakt van een prototype model om interacties van menselijke activiteiten op zee en de effecten daarvan op het mariene milieu inzichtelijk te maken voor leerdoeleinden en besluitvormingsprocessen (Kamerstukken II, 2013-2014, 33 450, nr. 24).
Het Nederlands EU voorzitterschap zal worden aangegrepen om bij te dragen aan het geïntegreerd maritiem beleid.
In de ontwerp-rijksstructuurvisie Grevelingen en Volkerak-Zoommeer schetst het kabinet een ontwikkelrichting voor een verbeterde waterkwaliteit die goed is voor de natuur, recreatie en toerisme, landbouw, schelpdierteelt en de kwaliteit van de leefomgeving. Vanuit het Deltaprogramma zoetwater worden maatregelen getroffen om de zoetwatervoorziening van gebieden rondom het Volkerak-Zoommeer te verbeteren. De regio heeft een actieve rol in het zorgen voor de bekostiging en uitvoering van de plannen uit de ontwerp-rijksstructuurvisie. In maart 2015 is met regionale partijen een bestuursovereenkomst afgesloten met afspraken over de governance en wijze waarop het komende jaar kan worden toegewerkt naar financiële dekking van de maatregelen uit de ontwerp-rijksstructuurvisie. In 2016 is een tweede bestuursovereenkomst voorzien voor de planuitwerkingsfase. Voorwaarde hiervoor is dat er op dat moment financiële dekking is voor de maatregelen uit de ontwerp-rijksstructuurvisie, zodat de ontwerp-rijksstructuurvisie definitief kan worden vastgesteld.
11.03.05 Bijdragen aan internationale organisaties
De bijdragen aan internationale organisaties betreffen uitvoeringskosten in het kader van de Vlaams-Nederlandse samenwerking in de Vlaams-Nederlandse Schelde Commissie.
11.04 Waterkwaliteit 11.04.01 Opdrachten
De stroomgebiedbeheerplannen onder de KRW kennen een zesjaarlijkse cyclus. Doel is om in 2027 de doelstelling van schoon water en een gezond watersysteem voor duurzaam gebruik bereikt te hebben. Ieder jaar wordt in Water in Beeld de voortgang van de uitvoering van de maatregelen gerapporteerd. De volgende versie van de stroomgebiedbeheerplannen (2016-2021) moet eind december 2015 klaar zijn. In 2016 start de uitvoering van de 2e tranche maatregelen in het hoofdwatersysteem (artikel 7 Deltafonds).
De Europese Kaderrichtlijn Mariene Strategie (KRM) kent, net als de KRW, een zesjarige plancyclus. In 2016 wordt het KRM-Programma van Maatregelen, onderdeel van het Nationaal Waterplan 2016-2021, geïmplementeerd. Het programma bestaat uit maatregelen die genomen moeten worden om de goede milieutoestand te bereiken. Dit betreft grotendeels vigerend beleid op terreinen als KRW, Natura 2000, Gemeenschappelijk Visserijbeleid, scheepvaart (IMO) en bestaande EU-milieurichtlijnen. Aanvullende maatregelen liggen op het terrein van terugdringen van zwerfvuil in zee (plastic soep) en bescherming van gebieden. Daarnaast wil het kabinet meer invulling geven aan haar faciliterende rol ten aanzien van «kansen benutten» voor het samengaan van een duurzame economische groei en gebruik met een gezond systeem, en voor eventueel ecosysteemherstel. In het Programma van Maatregelen wordt maximaal ingezet op internationale afstemming en samenwerking (Noordzeeregio, OSPAR, EU-programmering) en op samenwerking met kennisinstituten en belanghebbenden.
11.04.02 Subsidies
Ter uitvoering van het Bestuursakkoord Water zijn door de Stichting RIONED met subsidie van het Ministerie van IenM vijftien kenniscoaches waterketen aangesteld. Deze kenniscoaches zijn beschikbaar voor de samenwerkende partijen in de regio’s om proces en inhoud te ondersteunen.
11.04.04 Bijdragen aan medeoverheden
Het Synergieprogramma KRW is gericht op synergie tussen ruimtelijke maatregelen ten behoeve van de doelstellingen van de KRW en andere rijksdoelen. Het programma omvat circa honderdtwintig projecten, waaronder ruim tachtig projecten in het landelijk gebied. Ingevolge het Bestuursakkoord natuur zijn deze laatste projecten gedecentraliseerd. De provincies zijn nu verantwoordelijk voor de verdere uitvoering van die projecten. Gemeenten en waterschappen zijn verantwoordelijk voor de uitvoering van de circa veertig synergieprojecten in het stedelijk gebied. Het Rijk is medeverantwoordelijk voor de financiering van de synergieprojecten in het stedelijk gebied tot en met 2016.
11.04.05 Bijdragen aan internationale organisaties
Nederland is partij in de verdragen waarin de internationale riviercommissies voor de Rijn, Maas en Schelde zijn opgericht. In deze commissies bespreekt Nederland watervraagstukken, op het gebied van kwaliteit, droogte en overstroming. De contributie voor deze commissies wordt jaarlijks vastgesteld.
Voor de internationale samenwerking en afstemming over vraagstukken op het gebied van mariene milieu, ecologie en biodiversiteit in het noordoostelijk deel van de Atlantische Oceaan, inclusief de Noordzee, bestaat het OSPAR-verdrag. Ook voor OSPAR is jaarlijks contributie verschuldigd.
Door middel van twee Memoranda of Understanding (MOU) wordt UNESCO ondersteund. Het gaat hier om ondersteuning van het grondwaterinstituut IGRAC en om capacity building door UNESCO-IHE. De activiteiten versterken de internationale profilering die Nederland ambieert als centrum voor watervraagstukken.
In VN-kader wordt ingezet op de totstandkoming van een breed en integraal water-SDG (sustainable development goal). Daarbinnen wordt specifiek de nadruk gelegd op het verminderen van risico’s van watergerelateerde rampen. Hiervoor wordt met multilaterale internationale organisaties en platforms samengewerkt en worden activiteiten ondersteund. Zo worden bijdragen geleverd aan het Post-Hyogo Framework van UNISDR, HELP, Aqueduct, GWP, OESO en World Water Council.
Beleidsartikel 12: Waterkwaliteit
In het verlengde van de overheveling van KRW middelen van artikel 12 Waterkwaliteit naar artikel 7 van het Deltafonds, heeft IenM bij Begroting 2015 aangekondigd om bij Begroting 2016 de artikelen 11 Waterkwantiteit en 12 Waterkwaliteit samen te voegen tot één integraal waterartikel, met behoud van het onderscheid tussen waterkwantiteit en waterkwaliteit. Hiertoe wordt de naam en algemene doelstelling van artikel 11 aangepast van «Waterkwantiteit» naar «Integraal waterbeleid». Artikel 12 Waterkwaliteit wordt geschrapt en zal deel uitmaken van het nieuwe artikel 11 Integraal waterbeleid als artikelonderdeel 11.04 Waterkwaliteit. Met dit integrale waterartikel wordt beoogd de samenhang tussen de artikelen te benadrukken, zonder af te doen aan de transparantie van de begroting.
Hieronder is de budgettaire tabel van artikel 12 Waterkwaliteit opgenomen. Door de samenvoeging van de beleidsartikelen 11 en 12 heeft deze alleen nog betrekking op de jaren 2015 en daarvoor. Voor de jaren 2016 en verder wordt verwezen naar artikel 11 Integraal waterbeleid.
Budgettaire gevolgen van beleid
art. 12 Waterkwaliteit (x € 1.000)
2014
2015
2016
2017
2018
2019
2020
Verplichtingen
85.651
4.443
0
0
0
0
0
Uitgaven:
84.827
6.155
0
0
0
0
0
Waarvan juridisch verplicht
0%
12.01
Waterkwaliteit
84.827
6.155
0
0
0
0
0
12.01.01
Opdrachten
3.978
4.364
0
0
0
0
0
12.01.02
Subsidies
277
288
0
0
0
0
0
12.01.03
Bijdrage aan agentschappen
78.946
0
0
0
0
0
0
- Verbeterprogramma Waterkwaliteit rijkswateren
67.970
0
0
0
0
0
0
- Natuurcompensatie Perkpolder
7.372
0
0
0
0
0
0
- Natuurlijker Markermeer/IJ'meer
3.153
0
0
0
0
0
0
- Verruiming vaargeul Westerschelde
451
0
0
0
0
0
0
12.01.04
Bijdrage aan medeoverheden
0
497
0
0
0
0
0
12.01.05
Bijdrage aan internationale organisaties
1.626
1.006
0
0
0
0
0
Ontvangsten
0
0
0
0
0
0
0
Beleidsartikel 13: Ruimtelijke Ontwikkeling
Algemene Doelstelling
Een ruimtelijk beleid voor een concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig Nederland, waarin sprake is van regionaal maatwerk, waarin de gebruiker voorop staat, waarin investeringen scherp geprioriteerd worden en waarin ruimtelijke ontwikkelingen, milieu en mobiliteit met elkaar zijn verbonden.
Regisseren
Rollen en Verantwoordelijkheden
Het Rijksbeleid voor ruimtelijke ontwikkeling is beschreven in de in 2012 vastgestelde Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR; Kamerstukken II, 2011-2012, 32 660, nr. 50). In dit rijksbeleid is het Rijk verantwoordelijk voor dertien nationale belangen. Het Rijk is verantwoordelijk voor het systeem van ruimtelijk ordening. In dit kader werkt het Rijk aan eenvoudigere regelgeving, evenals de medeoverheden. Hierdoor neemt de bestuurlijke drukte af en ontstaat er ruimte voor regionaal maatwerk. Om dit doel te bereiken is goede samenwerking met en inzet door medeoverheden van groot belang.
De Minister van IenM is vanuit deze rol verantwoordelijk dan wel coördinerend voor:
-
-
-
•Het opstellen, onderhouden en coördineren van nationale en EU kaders en wet- en regelgeving op ruimtelijk gebied en ten aanzien van interbestuurlijke geo-informatie en de daarbij behorende informatievoorziening. Het vertalen en implementeren van relevante Europese beleidskaders. Samenwerken met bedrijfsleven en wetenschap in een topteam geo-informatie om de gezamenlijke opgestelde toekomstvisie GeoSamen te realiseren.
-
-
-
-
•De stelselherziening van het omgevingsrecht en de implementatie samen met de andere overheden (invoeringsbegeleiding, digitale ondersteuning en infodesk).
-
-
-
-
•De duurzame kwaliteit van de ruimtelijke inrichting en doelmatig gebruik van het bodem- en watersysteem.
-
-
-
-
•Het ontwikkelen van nationale ruimtelijke visies, zoals de Structuurvisie Ondergrond en een Visie op de ruimtelijke kansen voor duurzame energie-opwekking, -opslag en -transport in 2050.
-
-
-
-
•Verdere ontwikkeling van kennis van de fysieke leefomgeving ten behoeve van beleid in relatie tot maatschappelijke opgaven en het faciliteren van de toepassing daarvan door de andere overheden.
-
-
-
-
•De structurele verankering van het ruimtelijk ontwerp in de beleidsprocessen en projecten van de ruimtelijke ontwikkeling.
-
-
-
-
•Via de gebiedsagenda’s in kaart brengen van de inhoudelijke samenhang tussen de verschillende onderdelen van het ruimtelijk-fysieke domein (onder andere woningbouw, bereikbaarheid, economie, energie, natuur en waterveiligheid).
-
Tenslotte is de Minister verantwoordelijk voor het toezicht op en de handhaving van (een deel van) de wet- en regelgeving door de ILT op dit beleidsterrein (zie beleidsartikel 24 Handhaving en toezicht).
Indicatoren en Kengetallen
De monitor Infrastructuur en Ruimte onderzoekt de realisatie van de dertien nationale belangen uit de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR), afgezet tegen de gestelde ambities. In de meeste gevallen is er daarbij sprake van een gewenste ontwikkelingsrichting en niet altijd van een kwantitatieve doelstelling. In 2014 is de eerste herhalingsmeting verschenen. In 2015 is de evaluatie van de SVIR aan de Tweede Kamer aangeboden.
Nationaal belang SVIR1
Doel SVIR
Voorlopige kengetallen Monitor Infrastructuur en Ruimte
Meting 2014
Een excellente ruimtelijk-economische structuur van Nederland door een aantrekkelijk vestigingsklimaat in en goede internationale bereikbaarheid van de stedelijke regio’s met een concentratie van topsectoren
Versterken concurrentiekracht stedelijke regio’s
Internationale concurrentie Nederlandse regio’s
Doelrealisatie: Volgens het PBL doen de stedelijke regio's het economisch over het algemeen beter dan de overige delen van het land. Het bruto binnenlands product (bbp) per inwoner is het hoogst in de COROP-plusgebieden Amsterdam, Haarlemmermeer en omgeving, Overig Agglomeratie Amsterdam, Stadsgewest Utrecht, Rijnmond, en Stadsgewest ’s-Hertogenbosch. De regio's Amsterdam en Utrecht hebben naar verhouding veel arbeidsplaatsen.
Bereikbaarheid
Nabijheid wonen-werken
0,5% toename bereikbare banen tussen 2000 en 2012
Doelrealisatie: Het deel van de Nederlandse banen dat binnen een acceptabele afstand bereikt kan worden is tussen 2000 en 2012 met 0,5% toegenomen. De regionale verschillen zijn groot.
Vestigingsklimaat
Fysiek vestigingsklimaat
Doelrealisatie: Volgens het PBL is de Quality of Living van Nederland bovengemiddeld goed in vergelijking met andere Europese regio's.
Ruimte voor het hoofdnetwerk voor(duurzame) energievoorzieningende energietransitie
Realisering netwerk SEV-III
Toename netlengte hoogspanningslijnen met spanning 220 kV en hoger
2.800 km (2008), 2.890 km (2012)
De toename van het aantal woningen in zones langs hoogspanningsleidingen waar beperkingen gelden (indicatieve vrijwaringszones) is tussen 2000 en 2012 ongeveer 8.500 woningen.
Transitie duurzame energie
Verbruik hernieuwbare energie
Doelrealisatie: De opwekking en distributie van elektriciteit via een hoofdnetwerk van centrales en hoogspanningsleidingen is van nationaal belang. Volgens het PBL is in de periode 2008-2012 de lengte van het landelijk koppelnet, dat alle grote elektriciteitscentrales met elkaar verbindt, toegenomen tot 2.890 km.
Doelstelling windenergie
Opgesteld vermogen windenergie op land en op zee
4,2% (2011) 4,5% (2013)
Doelrealisatie: Volgens Europese afspraken moet het Nederlandse aandeel hernieuwbare energie in 2020 naar 14%. Volgens het PBL maakt in 2013 hernieuwbare energie 4,5% van het totale Nederlandse energieverbruik uit. Dat is evenveel als in 2012.
2237 MW (2010) 2433 MW op land (2012)
228 MW op zee (2012)
Ruimte voor het hoofdnetwerk voor vervoer van (gevaarlijke) stoffen via buisleidingen
Buisleidingen in gereserveerde stroken
Toename rode ontwikkelingen buisleidingstroken
Doelrealisatie: Volgens het PBL steeg de capaciteit van de Nederlandse windmolens in 2013 met een kleine 300 megawatt tot ongeveer 2,7 duizend megawatt eind 2013. In 2013 kwam 45% van de productie van hernieuwbare elektriciteit uit windenergie.
Netlengte 18.406 km (2008),
Aantal woningen binnen gereserveerde buisleidingstroken 251(2000), 250 (2012)
Efficiënt gebruik van de ondergrond
Winning opper-vlaktedelfstoffen verbinden met andere functies
Nog uit te werken op basis van structuurvisie ondergrond
Doelrealisatie: In de Rijksstructuurvisie Buisleidingen zijn gereserveerde stroken vastgelegd om de aanleg van buisleidingen mogelijk te maken. In 2008 bedroeg volgens het PBL de lengte aan buisleidingen voor (gevaarlijke) stoffen, binnen deze gereserveerde leidingstroken in totaal 18.406 km. Het aantal woningen binnen buisleidingstroken ligt rond de 250 en is in de periode 2000 - 2012 vrijwel onveranderd.
Zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten
Ladder voor duurzame verstedelijking
Ladder voor duurzame verstedelijking
Realisatiecijfers worden verwacht wanneer structuurvisie beschikbaar is.
Evaluatie gereed,
Aandeel Ladderplichtige bestemmingsplannen waarbij de Ladder volledig is toegepast 8% (nulmeting 2013)
Doelrealisatie: Volgens PBL is de Ladder voor duurzame verstedelijking nog niet ingeburgerd aangezien in bijna driekwart van de bestemmingsplannen die nieuwe verstedelijking mogelijk maken de Ladder voor duurzame verstedelijking nog niet wordt toegepast.
Bron: De kengetallen zijn afkomstig uit de Monitor Infrastructuur en Ruimte 2014, Planbureau voor de Leefomgeving (www.clo.nl)
Noot 1
Met betrekking tot artikel 13 zijn vijf belangen uit de Monitor SVIR van belang (Kamerstukken II, 2011-2012, 32 660, nr. A/50). Aangegeven wordt in hoeverre er sprake is van een gewenste ontwikkelingsrichting dan wel in hoeverre de doelstelling wordt gerealiseerd.
Kengetallen Geo-informatie
Basiswaarde
Oude streefwaarde
Realisatie 2013
Nieuwe streefwaarde
Te behalen in jaar
1
Gebruik Nationaal GeoRegister
Index: 100
>100
85
Gebruik relevante overheidsbestanden 100%
2015
2
Implementatie Inspire
Inspire-monitor indicatoren
Beter dan 2013
99%
Volledig Inspire Compliant
2016
3
Basisregistraties
BAG gebruik
100%
>50%
85%
>90%
2014
BRT gebruik
100%
>75%
100%
100%
n.v.t.
BGT opbouw registratie
100%
>75%
>65%
100%
2016
1
BRK gebruik
100%
100%
100%
100%
n.v.t.
BRO opbouw registratie
100%
>50%
<35%
2
>90%
2016
Afkortingen
BAG: Basisregistratie Adressen en Gebouwen
BRT: Basisregistratie Topografie
BGT: Basisregistratie Grootschalige Topografie
BRK: Basisregistratie Kadaster
Toelichting
-
-
-
1)Volgens de vigerende planning zal de opbouw van de Basisregistratie Grootschalige Topografie op 1 januari 2016 gereed zijn. De vooruitzichten zijn goed.
-
-
-
-
2)De opzet van de Basisregistratie Ondergrond (BRO) strekt zich uit over meerdere domeinen en is daarmee complex. De betrokken partners zitten wel op de goede koers om de registratie te realiseren.
-
Voor het Meerjarenprogramma Bodem wordt verwezen naar het Convenant Bodem en Ondergrond 2016-2020 (stcrt. 2015, 14854).
Beleidswijzigingen
In 2015 heeft de behandeling van het wetsvoorstel Omgevingswet plaatsgevonden door de Tweede Kamer en is de uitvoeringsregelgeving van het wetsvoorstel Omgevingswet voor een groot deel uitgewerkt. Daarnaast zijn vijf aanvullingswetten in de maak voor natuur, grond, bodem en geluid. Voor wat betreft de Wet Natuurbescherming wordt samengewerkt met het Ministerie van Economische Zaken. Ook is voor de implementatie van het wetsvoorstel Omgevingswet samen met de koepels van de medeoverheden de scope van de implementatie van de Omgevingswet nader uitgewerkt en vormgegeven. In 2016 wordt tevens gestart met de uitwerking van de ministeriële regelingen.
Conform het wetsvoorstel Omgevingswet dient er richting 2018 een integrale visie op het beleid voor de fysieke leefomgeving te worden ontwikkeld. De nationale omgevingsvisie wordt de basis voor een samenhangende beleidsmatige inzet. Het Rijk wil de komende jaren benutten voor dialoog met anderen over het wat, waarom en hoe van de nationale omgevingsvisie. Dit leidt in 2016 tot de Nationale Omgevingsagenda, waarin duidelijkheid wordt gegeven over de prioritaire onderwerpen, procesaanpak en planning van de Nationale Omgevingsvisie. Daarbij wordt aangesloten bij initiatieven zoals het Jaar van het Ruimte, waarbij het maatschappelijke, politieke en professionele debat wordt gevoerd over de toekomst van Nederland.
Op 17 maart 2015 hebben het Ministerie van IenM, IPO, UvW en de VNG het Convenant Bodem en Ondergrond 2016-2020 ondertekend als vervolg op het Convenant bodemontwikkelingsbeleid en aanpak spoedlocaties uit juli 2009 voor de periode 2010-2015. In het in 2015 ondertekende convenant zijn de ambities opgenomen voor de aanpak van de bodemsanering, is de verdeling van de middelen voor de uitvoering van het convenant opgenomen en worden nadere voorbereidingen getroffen om duurzaam en efficiënt beheer van bodem en ondergrond te maken. Daarnaast is het Convenant bodem en bedrijfsleven 2015 door het Ministerie van IenM, VNO NCW en MKB Nederland ondertekend. De convenanten treden in 2016 in werking. Verder wordt gewerkt aan de aanvullingswet Bodem. Dit is een aanvullingswet op de Omgevingswet. Voornemen is dat deze wet gelijktijdig met de Omgevingswet in werking treedt.
In de beleidsdoorlichting ruimtelijke ordening (artikel 13) die in 2015 is verschenen, is de aanbeveling opgenomen om vorm te geven aan een overkoepelend evaluatie- en monitoringprogramma voor het ruimtelijk beleid samen met medeoverheden en private partijen. In dit evaluatieprogramma zou expliciet aandacht gegeven moeten worden aan de doeltreffendheid en de doelmatigheid van de ingezette financiële instrumenten. Het rapport stelt dat het mogelijk is om ook voor beleid dat in interactie met andere overheden tot stand komt goede, operationele beleidsdoelstellingen te formuleren. Momenteel wordt bezien hoe de structuur van artikel 13 en de verantwoording hierover kan aangepast worden aan deze aanbevelingen. Dit zal zijn beslag krijgen in de begroting 2017.
art. 13 Ruimtelijke ontwikkeling (x € 1.000)
2014
2015
2016
2017
2018
2019
2020
Verplichtingen
101.410
105.355
111.358
93.751
106.796
96.882
100.503
Uitgaven:
98.154
126.514
112.233
105.804
108.302
100.746
100.503
Waarvan juridisch verplicht
83%
13.01
Ruimtelijk instrumentarium
7.728
11.801
6.849
7.788
7.810
9.467
9.520
13.01.01
Opdrachten
4.469
4.699
4.672
6.577
6.599
8.256
8.309
- Wabo
25
336
1.463
1.696
1.636
1.752
1.752
-
-Architectonisch beleid
1.800
1.562
1.728
2.920
2.919
2.918
2.919
- Overige opdrachten
2.644
2.801
1.481
1.961
2.044
3.586
3.638
13.01.02
Subsidies
1.770
3.752
966
0
0
0
0
13.01.03
Bijdrage aan agentschappen
1.451
2.088
1.211
1.211
1.211
1.211
1.211
- waarvan bijdrage aan RWS
1.451
2.088
1.211
1.211
1.211
1.211
1.211
13.01.04
Bijdrage aan medeoverheden
38
1.262
0
0
0
0
0
13.
Geo-informatie
42.613
48.577
38.806
34.388
28.303
33.997
33.673
13.02.01
Opdrachten
2.675
3.550
4.788
3.870
2.991
2.991
2.991
13.02.02
Subsidies
11.495
12.532
1.999
380
380
380
380
- Basisregistraties
11.495
12.532
1.999
380
380
380
380
13.02.06
Bijdrage aan ZBO's en RWT's
28.443
32.495
32.019
30.138
24.932
30.626
30.302
- Kadaster
28.443
32.495
32.019
30.138
24.932
30.626
30.302
13.02
Gebiedsontwikkeling
13.603
3.337
8.069
11.425
10.709
4.411
4.413
13.03.01
Opdrachten
1.733
883
1.111
1.203
1.269
1.771
1.773
13.03.02
Subsidies
194
150
90
90
90
90
90
13.03.03
Bijdrage aan agentschappen
0
0
0
0
0
0
0
- waarvan bijdrage aan RWS
0
0
0
0
0
0
0
13.03.04
Bijdrage aan medeoverheden
11.676
2.304
6.868
10.132
9.350
2.550
2.550
- Projecten BIRK
11.676
2.304
4.318
1.382
6.800
0
0
- Projecten Nota Ruimte
0
0
0
6.200
0
0
0
- Projecten Bestaand Rotterdams Gebied
0
0
2.550
2.550
2.550
2.550
2.550
13.04
Ruimtegebruik bodem
28.438
47.934
43.748
52.178
61.455
52.846
52.872
13.04.01
Opdrachten
1.846
3.414
3.350
3.452
3.254
3.160
3.161
13.04.02
Subsidies
19.447
16.387
12.000
12.000
10.000
10.000
10.000
- Bedrijvenregeling
6.924
9.479
10.000
10.000
10.000
10.000
10.000
- Bodemsanering NS
4.538
4.538
0
0
0
0
0
- Overige subsidies
7.985
2.370
2.000
2.000
0
0
0
13.04.03
Bijdrage aan agentschappen
6.862
8.647
7.523
7.927
7.985
7.869
7.869
13.04.04
Bijdrage aan medeoverheden
283
17.166
20.875
28.799
40.216
31.817
31.842
- Meerjarenprogramma Bodem
0
15.972
20.225
28.799
40.216
31.817
31.842
- Programma Gebiedsgericht instrumentarium
283
1.194
650
0
0
0
0
13.04.07
Bekostiging
0
2.320
0
0
0
0
0
Uitvoering klimaatadaptatie
0
2.320
0
0
0
0
0
13.05
Eenvoudig Beter
5.772
14.865
14.761
25
25
25
25
13.05.01
Opdrachten
3.700
5.741
8.281
0
0
0
0
- Eenvoudig Beter
3.511
3.001
1.797
0
0
0
0
- OLO 3
189
2.740
6.484
0
0
0
0
13.05.03
Bijdrage aan agentschappen
2.072
9.124
6.480
25
25
25
25
- waarvan bijdrage aan RWS
2.072
9.124
6.480
25
25
25
25
Ontvangsten
2.901
3.824
934
934
934
934
934
13.01 Ruimtelijk instrumentarium
Budgetflexibiliteit
Van het opdrachtenbudget is meer dan de helft juridisch verplicht door lopende opdrachten ten behoeve van de uitvoering van het ruimtelijk beleid. Het betreft onder meer opdrachten in de sfeer van de uitvoering Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo), het architectuurbeleid en het programma Ruimtelijke Adaptatie. De uitgaven voor de subsidies en de agentschapsbijdrage aan RWS voor de maatregelen op het gebied van het programma Ruimtelijke Adaptatie zijn tevens juridisch verplicht. De subsidies en de bijdrage aan medeoverheden hebben een beperkte tijdshorizon en de agentschapsbijdrage heeft een structureel karakter.
13.02 GEO-informatie
Het opdrachtenbudget en het subsidiebudget zijn volledig juridisch verplicht. Het opdrachtenbudget betreft voornamelijk de opdrachtverlening aan de Stichting Geonovum in het kader van de uitvoering van wettelijke taken zoals beheer van de standaarden ruimtelijke informatie en de invoering van Inspire. Het budget voor bijdragen aan ZBO’s is jaarlijks volledig juridisch verplicht als opdracht aan het Kadaster ten behoeve van de beheer- en exploitatiekosten voor basisregistraties.
13.03 Gebiedsontwikkeling
Van het opdrachtenbudget is een deel juridisch verplicht op grond van lopende verplichtingen vanwege de uitvoering van het gebiedsbeleid. De uitgaven voor de subsidies, de agentschapsbijdrage aan RWS, voor maatregelen op het terrein van het gebiedenbeleid en de bijdrage aan andere overheden voor de uitvoering van Budget Investeringen Ruimtelijke Kwaliteit (BIRK), Nota Ruimte en Nieuwe Sleutel Projecten (NSP) projecten zijn juridisch verplicht.
13.04 Ruimtegebruik bodem
Van het opdrachtenbudget is een deel juridisch verplicht op grond van lopende verplichtingen vanwege de uitvoering van het bodembeleid. De uitgaven voor de subsidies en de agentschapsbijdrage aan RWS voor onder meer de Uitvoeringsorganisatie Bodem en Ondergrond (Bodem+) zijn juridisch verplicht.
Het niet juridisch verplichte deel op dit artikel heeft met name betrekking op mogelijke knelpunten in de uitvoering van de Wet bodembescherming en de bijdragen aan drink- en afvalvoorzieningen in Caribisch Nederland.
13.05 Eenvoudig Beter
Van het opdrachtenbudget is een groot deel juridisch verplicht op grond van lopende verplichtingen vanwege de stelselherziening omgevingsrecht en de implementatie van de Crisis- en herstelwet (Chw). Tevens is de agentschapsbijdrage aan RWS en het RIVM juridisch verplicht.
13.01 Ruimtelijk instrumentarium
Toelichting op de financiële instrumenten
13.01.01 Opdrachten
Uitvoering Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR)
De financiële middelen worden in 2016 met name ingezet om zicht te houden op de realisatie van de SVIR en om zorg te dragen voor kennisontwikkeling ten behoeve van de uitvoering van de SVIR. Hiertoe behoren bijdragen aan de uitvoering van de Monitor Infrastructuur en Ruimte door het PBL, evaluaties over de realisatie van doelen, het uitvoeren van beleidsverkenningen en het op peil houden van de vakkennis. De ondersteuning van provincies en gemeenten in krimp- en anticipeerregio’s, door middel van kennis en experimenten, wordt in 2016 voortgezet.
Architectuur en Ruimtelijk Ontwerp
Architectuur en ruimtelijk ontwerp zijn van belang voor «een goed systeem van ruimtelijke ordening», één van de dertien nationale belangen in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte. De Actieagenda Architectuur en Ruimtelijk Ontwerp (AAARO) 2013-2016 biedt het kader voor de beleidsinzet. De financiële middelen voor architectuur en ruimtelijk ontwerp worden gebruikt om de positie van het ontwerp en de ontwerpers te versterken. Dit is enerzijds gericht op de eigen rol en verantwoordelijkheid van het Rijk en anderzijds op het versterken van lokale en regionale ontwerpkwaliteit en -kracht. Met de programma’s Atelier Making Projects en Atelier Stad zet het Rijk ook in 2016 ontwerpend onderzoek - interdepartementaal en in samenwerking met andere overheden - in voor onder andere de thema’s energietransitie en smart cities.
Overige opdrachten (Ruimtelijke Adaptatie)
De samenwerking zoals vormgegeven door het deelprogramma Nieuwbouw en Herstructurering (DPNH) wordt voortgezet in het nieuwe programma Ruimtelijke Adaptatie als vervolg op de totstandkoming van de Deltabeslissing Ruimtelijke Adaptatie.
Het programma Ruimtelijke Adaptatie omvat drie onderdelen; allereerst de uitvoering van de Deltabeslissing Ruimtelijke Adaptatie van september 2014 (en het daarover gesloten bestuursakkoord), waarin een interbestuurlijke aanpak is afgesproken teneinde Nederland op de lange termijn waterrobuust en klimaatbestendig in te richten, zodat we beter bestand zijn tegen de vier dreigingen van overstromingen, neerslag, droogte en hitte.
Daarnaast zal in 2016 de Nationale Adaptatiestrategie (NAS) verschijnen als onderdeel van de Klimaatagenda. Deze is voor het «waterdeel» gebaseerd op de Deltabeslissing maar ook elementen die niet direct met water te maken hebben worden in deze NAS opgenomen.
Tot slot wordt samen internationale partners (EC en UNEP) een internationale klimaatconferentie (Provia) in mei 2016 georganiseerd.
13.01.02 Subsidies
Actieagenda Architectuur en Ruimtelijke Ontwerp (AAARO)
Het budget 2016 voor de Actieagenda Architectuur en Ruimtelijke Ontwerp (AAARO) wordt grotendeels als een meerjarig toegezegde subsidie uitgekeerd aan een aantal Lead Partners (Stimuleringsfonds Creatieve Industrie, Architectuur Lokaal, etc.) om zo goed mogelijk aan te sluiten op ontwikkelingen en concrete activiteiten in de praktijk.
13.01.03 Bijdrage aan agentschappen
Dit betreft de jaarlijkse opdracht aan het agentschap RWS ten behoeve van het beheer van het OLO2 systeem, dat nodig is ter ondersteuning van de uitvoering van het huidige omgevingsloket.
13.01.04 Bijdragen aan medeoverheden
Het Innovatieprogramma Mooi Nederland stimuleert vanaf begin 2009 verbetering van de ruimtelijke kwaliteit. Uiterlijk 2019 zal het laatste project zijn gerealiseerd. Naar aanleiding van de motie Wiegman is geld van het innovatieprogramma ook beschikbaar gesteld voor drie «Voorbeeldgebieden Investeren in het landschap». De twee voorbeeldprojecten «Groene Woud»en «Amstelland» worden uiterlijk eind 2016 afgerond.
13.02 Geo informatie 13.02.01 Opdrachten
De structurele middelen zijn bestemd voor de exploitatie, beheer en onderhoud van de voorzieningen op basis van Europese verplichtingen, waaronder de implementatie van de Europese richtlijn Inspire, gericht op ontsluiting en harmonisatie van ruimtelijke gegevens. Verder zijn hier opgenomen de opdrachten aan onder meer Geonovum, SAGEO en Geofort in het licht van de beleidsuitvoering portefeuille geo-informatie. Bovendien worden in het kader van het programma Basisregistratie grootschalige topografie in 2016 diverse opdrachten verstrekt.
13.02.02 Subsidies
De Basisregistratie Grootschalige Topografie (BGT) wordt gevuld en daarmee opgebouwd door bronhouders. Tot in 2016 vindt de transitie plaats van de oude Grootschalige Basiskaart Nederland (GBKN) naar de nieuwe BGT. Gezamenlijke werkzaamheden worden gecoördineerd en uitgevoerd door de stichtingen Landelijk Samenwerkingsverband GBKN (LSV-GBKN) en het Samenwerkingsverband van Bronhouders BGT (SVB-BGT). Vergoedingen voor de transitiekosten worden in de vorm van subsidies t/m 2016 verstrekt. Voor het uitvoeren van het basisprogramma op het terrein van geo-informatie en de geo-basisregistraties wordt een subsidie verleend aan de Stichting Geonovum.
13.02.06 Bijdragen aan ZBO/RWT
Betreft een structurele bijdrage aan het Kadaster. De bijdrage is bestemd voor ontwikkeling, beheer en realisatie van de landelijke voorziening van basisregistraties. Dit omvat tevens de brede verspreiding van aansluitingen op en gebruik van het gezamenlijke loket PDOK (Publieke Dienstverlening op de Kaart), het Nationaal GeoRegister (NGR) in relatie tot Europese richtlijn Inspire en de beheerkosten van Ruimtelijkeplannen.nl.
13.03 Gebiedsontwikkeling 13.03.01 Opdrachten
De opdrachten in relatie tot de gebiedsontwikkeling hebben veelal een relatie met het MIRT. Dat is het meerjarenprogramma van de opgaven in het ruimtelijk fysieke domein. De nadruk ligt op opgaven waaraan het Rijk financieel bijdraagt. Ook opgaven waaraan het Rijk niet financieel bijdraagt, maar waar een rijksbelang heeft, worden in het MIRT besproken. Het streven is brede afweging tussen projecten van verschillende overheden, binnen diverse beleidssectoren, om in samenspraak te komen tot doelmatige inzet van publiek geld. In het MIRT wordt ook de samenhang met regionale opgaven en initiatieven van bedrijfsleven en maatschappelijke organisaties besproken. Het Rijk doet dit -voor onderwerpen in het ruimtelijk fysieke domein- samen met de regio’s en andere partijen in de bestuurlijke overleggen MIRT, aan de hand van de gezamenlijke gebiedsagenda’s.
13.03.02 Subsidies
Er wordt jaarlijks een subsidie verstrekt aan het Regiecollege Waddengebied (RCW).
13.03.04 Bijdragen aan medeoverheden
Projecten BIRK
Het Budget Investeringen Ruimtelijke Kwaliteit (BIRK) is ingezet ter versterking van de ruimtelijke kwaliteit in stedelijke centra of stedelijke gebieden. De projecten zijn volop in uitvoering. Met een vijftal BIRK projecten bestaat er de komende jaren nog een subsidierelatie. Vele projecten zijn de afgelopen jaren reeds gerealiseerd of gedecentraliseerd.
Nieuwe Sleutel Projecten (NSP)
Dit budget wordt ingezet ter ontwikkeling en versterking van 6 centra in nationale stedelijke netwerken door (her)ontwikkeling van Hogesnelheidslijn (HSL) stations en omgeving. In 2016 heeft dit alleen nog maar betrekking op de NSP projecten Breda en Arnhem.
Projecten Nota ruimte
Het budget is een extra impuls voor de versterking van de economische concurrentiepositie, krachtige steden en platteland, borging belangrijke ruimtelijke waarden en borging van veiligheid. Inmiddels bestaat alleen nog met Rotterdam Stadshavens een subsidierelatie. De slotbetaling aan dit project is voorzien in 2017.
Bestaand Rotterdams Gebied (BRG)
De financiële middelen voor BRG zijn bijdragen vanuit het Rijk, als onderdeel van het Project Mainport Rotterdam, om de doelstellingen zoals verwoord in de Uitwerkingsovereenkomst van 2 september 2005 van het deelproject Bestaand Rotterdams Gebied te kunnen bereiken.
13.04 Ruimtegebruik bodem 13.04.01 Opdrachten
Het beleidsonderbouwend onderzoek betreft onder meer onderzoek ten behoeve van het uitvoeringsprogramma van de Structuurvisie Ondergrond, de fundamentele herziening van de Wet bodembescherming en het uitvoeringsprogramma van de Drinkwaternota 2014.
13.04.02 Subsidies
Bedrijvenregeling
Op grond van de Wet bodembescherming en het Besluit financiële bepalingen bodemsanering, worden subsidies ten behoeve van saneringsmaatregelen van bedrijven vastgelegd.
Programma Commissie m.e.r.
Sinds 1 juli 2014 brengt de Commissie voor de milieueffectrapportage de kosten van haar advies in rekening bij het bevoegd gezag dat het advies heeft gevraagd. Om de continuïteit van de bij wet ingestelde, Commissie m.e.r. niet in gevaar te brengen, is bij de Tweede Kamerbehandeling van het wetsvoorstel tarieven Commissie m.e.r. in 2013 toegezegd dat het Rijk in de jaren 2014-2017 een overbruggingsbudget van jaarlijks € 2 miljoen beschikbaar zal stellen.
13.04.03 Bijdragen aan agentschappen
Uitvoeringsorganisatie bodem en ondergrond: dit betreft een opdracht aan het agentschap RWS in het kader van Bodem+. Concreet gaat het hierbij om het verrichten van uitvoerende wettelijke taken, ondersteuning van de beleidsontwikkeling, het organiseren van een kennis en expertise-netwerk en daarmee de overheden faciliteren ten aanzien van de thema’s Bodem en Ondergrond door RWS.
13.04.04 Bijdragen aan medeoverheden
Meerjarenprogramma bodem
Bij Ontwerpbegroting 2015 is besloten om in het jaar 2016 € 60 miljoen vrij te maken op de budgetten voor bodemsanering ten behoeve van het rijksbrede beeld. Om te voorkomen dat de uitvoering hierdoor vertraagt (met name in 2016) wordt de kasreeks door middel van een kasschuif aangepast aan de uitvoeringspraktijk. Deze kasschuif verloopt via het Deltafonds.
Het bodembeleid voor de periode 2016-2020 is opgenomen in het convenant «Bodem en Ondergrond 2016-2020». Dit convenant is ondertekend door het Rijk, het IPO, de VNG en de Unie van Waterschappen. Met de ondertekening van het convenant wordt de definitieve stap gezet naar de decentralisatie.Tevens vindt de betaling van oude afspraken plaats. Dit betreft de rijksbijdrage aan het Rotterdamse gasfabriekprogramma in de periode 2016 tot en met 2020 en de afkoop van de rijksbijdragen aan het Amsterdamse gasfabriekenprogramma, de Volgermeerpolder, aanpak asbest in het Gijmink in Overijssel en bodemsanering van het Thermphos-terrein in Zeeland. Zoals aangekondigd in de meicirculaires, worden de middelen bij deze budgettaire nota overgeboekt.
Het resterende budget voor 2016 is voorzien voor eventuele knelpunten (art 11.4 Convenant Bodem en Ondergrond 2016-2020) en voor benodigde aanvullende financiële middelen voor individuele Bevoegde overheden Wbb in verband met de uitvoering van het convenant (art 11.3 Convenant Bodem en Ondergrond 2016-2020). In het kader van het Convenant bodem en ondergrond 2016-2020 is aan de Unie van Waterschap een eenmalige bijdrage van € 2 miljoen beschikbaar gesteld. De slotbetaling hiervan (€ 0,1 miljoen) vindt plaats in 2016.
Programma Gebiedsgericht instrumentarium
Sinds 10 oktober 2010 zijn Bonaire, Sint Eustatius en Saba openbare lichamen binnen het Nederlandse staatsbestel. Met het uitvoeren van drinkwater- en afvalwaterprogramma’s zijn ook de bijdragen aan investeringen in drinkwatervoorzieningen en de exploitatiekosten drink- en afvalwater in Caribisch Nederland gestegen. In de IenM begroting wordt in een tijdelijke bijdrage voorzien aan de drinkwater- en afvalwaterprogramma’s.
13.04.07 Bekostiging
Uitvoering Klimaatadaptatie. Het onderzoeksbudget is aan de Stichting Kennis voor Klimaat toegekend ten behoeve van het Nationaal Onderzoeksprogramma Kennis voor Klimaat. De eindbetaling is voorzien in 2016.
13.04.08 Garanties
Krediet Bodemsanering
Het betreft de mogelijkheid voor een ondernemer in het midden- en kleinbedrijf met onvoldoende middelen of te weinig zekerheden voor krediet bij een bank, om een borgstelling voor een gedeelte van het benodigde budget voor bodemsanering te krijgen. IenM sluit aan bij de garantieregeling van EZ. Het verplichtingenplafond van de Regeling Bijzondere Financiering (Bodemsanering) wordt op grond van de kabinetsreactie (Kamerstukken II, 2013-2014, 33 750, nr. 13) naar aanleiding van het rapport van de Commissie Risicoregelingen verminderd naar € 15 miljoen. De beslissing over het voortzetten van de garantieregeling wordt mede bepaald door de resultaten van de evaluatie van deze garantieregeling in 2015.
13.05 Eenvoudig Beter 13.05.01 Opdrachten
Binnen de interdepartementale programmadirectie Eenvoudig Beter (EB) wordt gewerkt aan de stelselherziening van het omgevingsrecht en de implementatie van de Crisis- en herstelwet (Chw). De financiële middelen worden ingezet voor het nader uitwerken van de Omgevingswet, voor de consultatie en toetsing van de AMvB’s onder de Omgevingswet, het opstellen van de ministeriële regelingen en het opstellen van de invoeringswet, voor het omgevingsmanagement en voor het versterken van kennis en kunde via het programma NU al EB.
Implementatie van de Omgevingswet
Voor de inwerkingtreding van de wet is een tijdige en zorgvuldige implementatie essentieel. Het gaat hier om de invoeringsbegeleiding, het oprichten van een infopunt en de digitale ondersteuning van het wetsvoorstel. Daarnaast wordt onder andere een plan van aanpak uitgewerkt voor het opzetten en met name aanpassen van het digitale stelsel (zoals bijvoorbeeld OLO en ruimtelijke plannen.nl), zodat digitale gegevens beter uitwisselbaar worden. Hiermee wordt mede invulling gegeven aan de ambitie in het regeerakkoord om gegevens beter digitaal te ontsluiten en meer vergunningaanvragen digitaal te maken.
13.05.03 Bijdragen aan agentschappen
Dit betreft de agentschapbijdrage voor de inzet van RWS voor de implementatie van het wetsvoorstel Omgevingswet en de Crisis- en herstelwet. Daarnaast levert RWS capaciteit voor de uitwerking van de uitvoeringsregelgeving van de Omgevingswet. Daarnaast wordt een agentschapsbijdrage verleend aan het RIVM voor onderzoek ten behoeve van de Omgevingswet.
Beleidsartikel 14: Wegen en verkeersveiligheid
Algemene Doelstelling
Om weggebruikers zo snel, verkeersveilig, betrouwbaar en duurzaam mogelijk van A naar B te laten reizen ontwikkelt, beheert en benut IenM het hoofdwegennet. Daartoe zet IenM in op een hoofdwegennet dat bijdraagt aan de economische en ruimtelijke ontwikkeling van Nederland en voldoet aan milieunormen. Daarnaast wordt ingezet op een afname van het aantal verkeersslachtoffers op alle Nederlandse wegen. Om deze doelen te bereiken werkt IenM samen met medeoverheden, bedrijfsleven en maatschappelijke organisaties.
(Doen) Uitvoeren
Rollen en Verantwoordelijkheden
De Minister is verantwoordelijk voor een robuust mobiliteitssysteem van sterke verbindingen, sterke modaliteiten, voorspelbare reistijden en goede bereikbaarheid (zie ook artikelen 15 OV-keten en 16 Spoor). Voor het hoofdwegennet betekent dit dat de Minister zorgt voor:
-
-
-
•De besluitvorming over en uitvoering van infrastructuur in relatie tot gebiedsontwikkeling. Aanlegprojecten worden in het MIRT vastgelegd. De bijdragen zijn gerelateerd aan het Infrastructuurfonds (artikel 12 Hoofdwegen).
-
-
-
-
•De financiering (via het Infrastructuurfonds) van het programma Beter Benutten.
-
-
-
-
•De uitvoering van het beheer, onderhoud, verkeersmanagement en het oplossen van veiligheidsknelpunten door RWS als beheerder van het hoofdwegennet. Deze activiteiten zijn terug te vinden op het Infrastructuurfonds (artikel 12 Hoofdwegen).
-
-
-
-
•Het bevorderen van de bereikbaarheid en veiligheid en beperken van de kosten door verbetering van de reisinformatie en het verkeersmanagement: via inzet op de laatste technologieën en samenwerking tussen bedrijfsleven en wegbeheerders verbetert de reisinformatie voor de reiziger, die zich daardoor zowel beter kan voorbereiden op de reis, als de reis kan aanpassen.
-
-
-
-
•Het vormgeven (in saneringsplannen) en uitvoeren van de aanpak van hoge geluidbelastingen langs rijkswegen door middel van het Meerjarenprogramma Geluidsanering (MJPG).
-
-
-
-
•Het oplossen van de knelpunten voor luchtkwaliteit langs het hoofdwegennet door middel van maatregelen (zowel generiek en locatiespecifiek) in het kader van het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL).
-
Regisseren
De Minister is verantwoordelijk voor de vormgeving en deels ook voor de uitvoering van het beleid inzake wegen en verkeersveiligheid, waaronder het toezicht op de uitvoering van de wet- en regelgeving. Via wet- en regelgeving, aansturing van RWS in het beheer van het wegennet en afspraken met het bedrijfsleven en andere maatschappelijke organisaties, zorgt IenM voor veilige infrastructuur en optimaal gebruik daarvan. Daarbij wordt ingespeeld op ontwikkelingen bij gebruikers, voertuigen en infrastructuur. Deze regierol wordt concreet ingevuld door:
-
-
-
•Regelgeving en afspraken over voorzieningen- en kwaliteitsniveaus bij infrastructuur in het kader van veiligheid, betrouwbaarheid, snelheden, doorstroming en duurzaamheid.
-
-
-
-
•Voor het vervolg van Beter Benutten is landelijk de volgende programma-ambitie afgesproken: tenminste 10% vermindering van de reistijd van deur tot deur op de belangrijkste gesignaleerde knelpunten in de spits op de weg in de periode 2015 tot en met 2017. Dit ten opzichte van een situatie zonder het vervolgprogramma Beter Benutten. Voor het lopende programma Beter Benutten worden in de gebiedsprogramma’s de laatste maatregelen afgerond en loopt het programma Decentraal Spoor tot en met 2020.
-
-
-
-
•De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) en de gebiedsagenda’s vormen de kaders voor de bereikbaarheidsopgaven. Maatschappelijke en technologische ontwikkelingen maken een andere aanpak van deze bereikbaarheidsopgaven op (middel)lange termijn nodig én mogelijk. Onder de vlag van het programma Meer Bereiken wordt deze andere aanpak in de praktijk vorm gegeven. Uitgangspunten hierbij zijn een gelijkwaardige samenwerking tussen Rijk, medeoverheden, bedrijfsleven en maatschappelijke partijen, het in samenhang bezien van bereikbaarheid met andere ruimtelijke opgaven (bijvoorbeeld wonen, natuur, leefbaarheid, veiligheid) en het onderzoeken van een brede set oplossingsrichtingen (innoveren, informeren, in stand houden, inrichten en investeren).
-
-
-
-
•De inzet van het Strategisch Plan Verkeersveiligheid 2008-2020 en de Beleidsimpuls Verkeersveiligheid. De plannen richten zich op verbetering van infrastructuur, voertuigen en gedrag van weggebruikers ter vermindering van het aantal verkeersdoden en ernstige verkeersgewonden. Samen met medeoverheden en maatschappelijke partners is met name aandacht voor de groeiende risicogroepen onder de verkeersdeelnemers: ouderen, fietsers, notoire overtreders en beginnende bestuurders.
-
-
-
-
•Samen met (internationale) overheden en marktpartijen te werken aan de marktcondities ten behoeve van veiligheid, bereikbaarheid en economie in het wegvervoer. Denk daarbij aan regelgeving over opleidingseisen, cabotage en maten en gewichten van het vrachtverkeer in Europa.
-
-
-
-
•In samenwerking met sociale partners, de transportsector en maatschappelijke organisaties wordt ingezet op verbeterde duurzaamheid van mobiliteit.
-
Tenslotte is de Minister verantwoordelijk voor het toezicht op en de handhaving van (een deel van) de wet- en regelgeving door de Inspectie Leefomgeving en Transport op dit beleidsterrein (zie artikel 24 Handhaving en toezicht).
Indicatoren en Kengetallen
Hieronder zijn de beleidsmatige indicatoren en kengetallen voor Wegen en verkeersveiligheid opgenomen. In productartikel 12 van het Infrastructuurfonds zijn de aan dit beleidsartikel gerelateerde productindicatoren en/of -kengetallen opgenomen.
Aanleg
Indicator: acceptabele reistijd
Basiswaarde 2001
2009
2010
2011
2012
2013
2014
Streefwaarde
Percentage trajecten waar de streefwaarde wordt gehaald.
86%
84%
83%
88%
92%
94%
93%
100%
Bron: RWS/WVL, 2015
Toelichting:
De reistijd op een traject is acceptabel als de streefwaarde voor de reistijd wordt gehaald. De streefwaarde voor trajecten op het hoofdwegennet tussen steden is een reistijd in de spits van maximaal 1,5 keer de reistijd buiten de spits (referentiesnelheid 100 kilometer/uur). Op trajecten rond de vijf grote steden en trajecten op niet-autosnelwegen van het hoofdwegennet is de streefwaarde maximaal 2,0. Er zijn 188 trajecten (alle autosnelwegen binnen het hoofdwegennet). Hiervan zijn er 82 trajecten onbemeten. Aangenomen is dat deze onbemeten trajecten voldoen aan de gewenste reistijd in de spits omdat dit de minst drukke trajecten zijn.
Beter Benutten
Over de voortgang van de uitvoering van de gebiedsprogramma’s Beter Benutten wordt de Tweede Kamer geïnformeerd in het kader van het MIRT-proces (Kamerstukken II, 2013-2014, 33 750 A, nr. 67). Voor een nadere toelichting op de werkwijze en programma ambitie van Beter Benutten wordt verwezen naar artikel 18.02 Beter Benutten van het Infrastructuurfonds.
Beheer en onderhoud
Verwezen wordt naar het Infrastructuurfonds artikel 12.01 (verkeerssignalering op banen en verkeerscentrales) en 12.02 (km rijbaanlengte, km2 asfalt, km2 groen areaal).
Verkeersmanagement
Verwezen wordt naar het Infrastructuurfonds artikel 12.01 (indicator van op alle bemeten wegvlakken ingewonnen betrouwbare reis en route-informatie en tijdige levering aan de serviceproviders).
Geluid en luchtkwaliteit
Indicator: lokale luchtkwaliteit NO2 en geluidsknelpunten langs hoofdwegen waarvoor nog een saneringsplan moet worden opgesteld
Waarde 2012
Waarde 2013
Waarde 2014
Streefwaarde peildatum
Lokale luchtkwaliteit NO2
0 knelpunten langs rijkswegen 2015
Geluidsknelpunten langs rijkswegen waarvoor nog een saneringsplan moet worden vastgesteld1
8.700
8.650
8.600
0 knelpunten in 2020
Bron: RWS/WVL, 2015
Noot 1
De hier genoemde reeks verschilt van de in eerdere begrotingen gepubliceerde reeksen omdat het aantal nog te saneren knelpunten nu kan worden gebaseerd op het geluidregister en de daarop gebaseerde nieuwe, meer gedetailleerde saneringsonderzoeken.
Toelichting:
Voor lokale luchtkwaliteit geldt dat uiterlijk per 1 januari 2015 op alle locaties langs rijkswegen de grenswaarde voor stikstofdioxide (NO2) gehaald moet zijn. Tussenliggende waarden zijn niet vastgesteld. Voor fijn stof (PM10) wordt op alle locaties langs rijkswegen aan de grenswaarde voldaan die geldt vanaf 11 juni 2011. In het najaar van 2016 zal op basis van de jaarlijkse monitoring van het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) vastgesteld kunnen worden of op 1 januari 2015 ook is voldaan aan de grenswaarde voor NO2.
De genoemde getallen voor geluid betreffen het aantal objecten (met name woningen) met een geluidbelasting op de gevel boven de maximale waarde van 65dB, waarvoor nog een geluidsaneringsplan moet worden opgesteld. De peildatum van 2020 hangt samen met de hiervoor in de Wet milieubeheer opgenomen einddatum voor het opstellen van een saneringplan. In deze context is sprake van nul knelpunten als voor alle saneringsobjecten een saneringsplan is opgesteld. De termijn voor de uitvoering van de saneringsmaatregelen wordt in de saneringsplannen vastgelegd en zoveel mogelijk gecombineerd met reguliere vervanging van het wegdek en eventuele wegaanpassingen, dit zal dus ook deels na 2020 zijn.
De sanering wordt uitgevoerd in het kader van het Meerjarenprogramma Geluidsanering (MJPG). In dit programma worden onder bepaalde voorwaarden ook objecten met een geluidbelasting onder de 65dB gesaneerd. Vooruitlopend op het opstellen van regionale saneringsplannen heeft de geluidsanering in 2014 plaatsgevonden binnen een aantal tracébesluiten.
De gehanteerde geluidbelastingen zijn gebaseerd op een «worst-case» situatie (volledig benut geluidproductieplafond). Bij een deel van de gesaneerde objecten blijft de geluidbelasting op de gevel na het treffen van de doelmatige saneringsmaatregelen boven de 65dB en wordt toepassing van gevelmaatregelen onderzocht om te voldoen aan de geluidsnorm binnen de woning.
Regelgeving en afspraken
Verwezen wordt naar het Infrastructuurfonds artikel 12.02.04 (beschikbaarheid, verhouding verstoring wegwerkzaamheden ten opzichte van totale verstoringen, tijdsduur percentage van het jaar dat de weg veilig beschikbaar is).
Verkeersveiligheid
Indicator: Ontwikkeling aantal verkeersslachtoffers
2002
2010
2011
2012
2013
2014
2020
aantal verkeersdoden
1.066
640
661
650
570
570
500
ernstig verkeersgewonden
16.100
19.200
20.100
19.200
18.800
nog niet bekend
10.600
Bron: Rijkswaterstaat/WVL, 2013, 2014 en 2015
Marktcondities
Verwezen wordt naar de «Kerncijfers verkeersveiligheid» (Kamerstukken II, 2014-2015, 29 398, nr. 463).
Duurzaamheid
Voor de doelstellingen voor de sector verkeer en vervoer wordt verwezen naar artikel 19 Klimaat.
Beleidswijzigingen
Tot en met 2028 is sprake van een omvangrijk realisatieprogramma en het in stand houden van de bestaande infrastructuur. Het programma Beter Benutten Vervolg is gericht op verbeteringen van de bereikbaarheid op korte termijn. In 2015 is gestart met het uitvoeren van de door de trioleden (Minister van IenM, regio en bedrijfsleven) getekende Plannen van Aanpak in de Beter Benutten regio’s. Het gaat om multimodale maatregelen met onder andere de volgende thema’s: Intelligente Transport Systemen, Fiets, Park and Ride en Logistiek. In totaal zijn circa 190 plannen in voorbereiding voor het vervolg van Beter Benutten, waarvan 64 plannen inmiddels in de uitvoeringsfase zijn. Deze plannen worden beoordeeld op hun effectiviteit en bijdrage aan de doelstelling (10% verkorten reistijd).
Voor het Vervolg van Beter Benutten geldt de landelijke programma-ambitie: tenminste 10% vermindering van de reistijd van deur tot deur op de belangrijkste gesignaleerde knelpunten in de spits op de weg in de periode van 2015 tot en met 2017. Dit ten opzichte van een situatie zonder het vervolgprogramma Beter Benutten. Het vervolg gaat verder met dezelfde twaalf regio’s. De middelen voor het vervolg van Beter Benutten staan geraamd op artikel 18 van het Infrastructuurfonds. De Algemene Rekenkamer is in het kader van onderzoek naar de verantwoording van het Ministerie van Infrastructuur en Milieu tot enkele aanbevelingen voor Beter Benutten gekomen (Kamerstukken II, 2014-2015, 34 200, nr. 2). De Minister van IenM heeft in reactie op deze aanbevelingen de Algemene Rekenkamer geïnformeerd welke aanbevelingen worden overgenomen. Deze reactie is op hoofdlijnen opgenomen in blg-513376 en in zijn geheel terug te vinden op de site van de Algemene Rekenkamer.
Budgettaire gevolgen van beleid
art. 14 Wegen en verkeersveiligheid (x € 1.000)
2014
2015
2016
2017
2018
2019
2020
Verplichtingen
26.712
36.442
28.702
30.324
27.849
27.670
27.872
Uitgaven:
33.866
37.038
33.414
31.621
29.149
28.170
28.372
Waarvan juridisch verplicht
70%
14.01
Netwerk
15.581
18.316
16.033
14.616
11.617
10.537
10.641
14.01.01
Opdrachten
11.494
13.783
12.742
11.410
8.471
7.391
7.495
- Beter benutten
8.101
6.689
6.560
5.120
1.582
200
200
- BOA IWB en Logistiek
1.325
1.494
2.312
2.435
2.757
3.002
3.046
- Wegvervoerbeleid
1.435
4.265
2.236
2.213
2.365
2.396
2.429
- Overige opdrachten
633
1.335
1.634
1.642
1.767
1.793
1.820
14.01.02
Subsidies
1.412
1.231
722
637
577
577
577
14.01.03
Bijdrage aan agentschappen
2.675
3.302
2.569
2.569
2.569
2.569
2.569
- waarvan bijdrage aan RWS
2.675
3.302
2.569
2.569
2.569
2.569
2.569
14.02
Veiligheid
18.285
18.722
17.381
17.005
17.532
17.633
17.731
14.02.01
Opdrachten
5.541
6.993
5.629
6.981
7.508
7.609
7.707
- Opdrachten Verkeersveiligheid
5.541
6.993
5.629
6.981
7.508
7.609
7.707
14.02.02
Subsidies
12.107
11.340
8.736
9.635
9.635
9.635
9.635
- VVN
3.620
3.660
3.660
3.659
3.659
3.659
3.659
- SWOV
3.729
3.958
3.958
3.958
3.958
3.958
3.958
- Overige subsidies
4.758
3.722
1.118
2.018
2.018
2.018
2.018
14.02.03
Bijdrage aan agentschappen
637
389
389
389
389
389
389
- waarvan bijdrage aan RWS
637
389
389
389
389
389
389
14.02.06
Bijdrage aan ZBO's en RWT's
0
0
2.627
0
0
0
0
- CBR
0
0
2.627
0
0
0
0
Ontvangsten
4.253
6.862
6.782
6.782
6.782
6.782
6.782
Extracomptabele verwijzingen
In artikel 12 van het Infrastructuurfonds zijn de aan dit beleidsartikel gerelateerde productindicatoren en/of -kengetallen opgenomen.
Extracomptabele verwijziging naar artikel 12 Hoofdwegennet van het Infrastructuurfonds (x € 1.000)
2016
2017
2018
2019
2020
Bijdrage uit artikel 26 van Hoofdstuk XII aan artikel 12 Hoofdwegennet van het Infrastructuurfonds
1.955.595
2.161.909
2.389.678
2.787.233
3.017.168
Andere ontvangsten van artikel 12 Hoofdwegennet van het Infrastructuurfonds
55.525
136.870
47.831
49.740
130.685
Totale uitgaven op artikel 12 Hoofdwegennet van het Infrastructuurfonds
2.011.120
2.298.779
2.437.509
2.836.973
3.147.853
waarvan
12.01
Verkeersmanagement
9.691
3.631
3.631
3.632
3.631
12.02
Beheer, onderhoud en vervanging
678.756
562.327
506.795
520.306
499.928
12.03
Aanleg
443.676
617.169
944.946
1 532.198
1.845.424
12.04
Geïntegreerde contractvormen/PPS
371.932
644.111
519.647
325.945
343.201
12.06
Netwerkgebonden kosten HWN
567.712
531.703
511.708
507.124
505.976
12.07
Investeringsruimte
- 60.647
- 60.162
- 49.218
- 52.232
- 50.307
Artikel 14
Belastinguitgaven (x € mln)
2014
2015
2016
2017
2018
2019
2020
Belastingen op personenauto's en motorrijwielen
Teruggaaf taxi's
42
44
46
49
52
55
58
Motorrijtuigbelasting
Nihiltarief OV-bussen op LPG
0
0
0
0
0
0
0
Vrijstelling taxi's
50
51
52
53
55
57
58
Vrijstelling wegenbouw
0
0
0
0
0
0
0
Nihiltarief MRB zeer zuinige auto's
28
41
45
56
68
83
105
Belasting op zware motorrijtuigen (eurovignet)
Teruggaaf internationaal gecombineerd vervoer
0
0
0
0
0
0
0
Bron: Bijlage 5 van de Miljoenennota 2016
14.01 Netwerk
Budgetflexibiliteit
De uitgaven voor subsidies (zie hiervoor de subsidiebijlage) en de agentschapsbijdrage aan RWS zijn volledig juridisch verplicht. Voor subsidies betreft het hier voornamelijk de uitfinanciering van verplichtingen die tot en met 2015 zijn aangegaan. De budgetten voor subsidies worden per jaar gepubliceerd en hebben daarmee een vastomlijnde tijdshorizon, de agentschapsbijdrage heeft een structureel karakter. Van het opdrachtenbudget is het merendeel juridisch verplicht op grond van lopende verplichtingen.
14.02 Veiligheid
De uitgaven voor de agentschapsbijdrage aan RWS zijn volledig juridisch verplicht. De overige verplichtingen betreffen subsidies aan Veilig Verkeer Nederland (VVN), Stichting Wetenschappelijk Onderzoek Verkeersveiligheid (SWOV), Team Alert en incidentele doelgroepen. De budgetten voor de subsidies aan VVN en SWOV worden per jaar gepubliceerd. Voor Team Alert worden de subsidies vastgesteld en openbaar gemaakt via een meerjarige raamregeling. Van het opdrachtenbudget is een deel juridisch verplicht als gevolg van lopende opdrachten. Het niet juridisch verplichte deel van dit artikel wordt aangewend voor met name opdrachten voor het uitvoeren van onderzoeken en het uitvoeren van verkeersveiligheidscampagnes.
14.01 Netwerk
Toelichting op de financiële instrumenten
14.01.01 Opdrachten
De opdrachten betreffen diverse onderzoeken op het gebied van wegmaatregelen, tol en het verduurzamen van mobiliteit. Daarnaast vinden uitgaven plaats voor het European Register of Road Transport Undertakings (ERRU), Smart Mobility zoals de zelfrijdende auto en Intelligente Transport Systemen (ITS), het kennisplatform tunnelveiligheid en taken in het kader van de wet SWUNG (Samen werken aan de uitvoering van nieuw geluidbeleid).
De opdrachten voor Beter Benutten betreffen kosten op het gebied van diverse onderzoeken, communicatie, monitoring en evaluatie, gedrag- en vraagbeïnvloeding, fietsbeleid en Intelligente Transport Systemen.
In het kader van het Energieakkoord heeft het Ministerie van IenM een regierol vervuld bij het komen tot een gezamenlijke duurzame brandstofvisie. Ook is IenM betrokken bij de uitvoering van overeengekomen acties, zoals het programma Lean and Green Personal Mobility waarbij werkgevers een plan maken om CO2 te reduceren (voor het zakelijk en woon-werkverkeer) en een campagne gericht op keuze voor de beste band en rijden op de juiste bandenspanning.
14.01.02 Subsidies
De uitgaven hebben betrekking op subsidies verstrekt voor het fietsbeleid onder andere aan de Fietsersbond en een incidentele subsidie verstrekt aan Nationale Hogeschool voor Toerisme en Verkeer (NHTV) te Breda.
In het kader van het Energieakkoord heeft het Ministerie van IenM een regierol vervuld bij het komen tot een gezamenlijke duurzame brandstofvisie. Ook is IenM betrokken bij de uitvoering van overeengekomen acties, zoals het programma Lean and Green Personal Mobility waarbij werkgevers een plan maken om CO2 te reduceren (voor het zakelijk en woon-werkverkeer) en een campagne gericht op keuze voor de beste band en rijden op de juiste bandenspanning.
14.01.03 Bijdrage aan agentschappen
In het kader van het Beleidsondersteuning en Advies (BOA) protocol met RWS zijn afspraken gemaakt over beleidsondersteuning en -advisering, die RWS uitvoert in opdracht van de beleids-DG’s. Door middel van de agentschapbijdrage wordt capaciteit hiervoor bij RWS gereserveerd.
14.02 Veiligheid 14.02.01 Opdrachten
Het verbeteren van de positie van kwetsbare verkeersdeelnemers gebeurt onder meer door onderzoeken op het gebied van fietsveiligheid en naar specifieke doelgroepen zoals ouderen. Opdrachten in verband met vergoedingen commissie rijgeschiktheid van de Gezondheidsraad en onderzoek cat. III medicijnen. Het stimuleren van de verkoop van veilige voertuigen gebeurt door deelname aan Euro NCAP (New Car Assessment Programme). Euro NCAP beoordeelt onafhankelijk de veiligheidsprestaties van Europa’s meest verkochte auto’s. Om gedragsbeïnvloeding te bereiken wordt ondermeer het Meerjarenprogramma Campagnes Verkeersveiligheid uitgevoerd.
Op 4 maart 2015 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State een uitspraak gedaan over het alcoholslotprogramma. De Afdeling heeft artikel 17 van de Regeling maatregelen rijvaardigheid en geschiktheid 2011 (RMRG 2011), het artikel waarin wordt geregeld in welke gevallen het alcoholslotprogramma wordt opgelegd, onverbindend verklaard. Dit betekent dat het artikel zoals het luidde niet meer mag worden toegepast en het CBR het alcoholslotprogramma niet meer kan opleggen. Vooruitlopend op een nieuwe regeling voor het alcoholslotprogramma is de RMRG 2011 aangepast, waardoor in plaats van het alcoholslotprogramma een educatieve maatregel alcohol en verkeer (EMA) wordt opgelegd of - in geval van recidivisten - een geschiktheidonderzoek.
14.02.02 Subsidies
Er worden subsidies verstrekt aan maatschappelijke organisaties Veilig Verkeer Nederland (VVN), Fietsersbond, Team Alert en de Stichting Wetenschappelijk Onderzoek Verkeersveiligheid (SWOV). Aan de ANWB is een subsidie van € 0,06 miljoen verstrekt voor het Nationaal Verkeersveiligheidscongres.
14.02.03 Bijdrage aan agentschappen
In het kader van het Beleidsondersteuning en Advies (BOA) protocol met RWS zijn afspraken gemaakt over beleidsondersteuning en -advisering, die RWS uitvoert in opdracht van de beleids-DG’s. Door middel van de agentschapbijdrage wordt capaciteit hiervoor bij RWS gereserveerd.
14.02.06 Bijdrage aan ZBO en RWT’s
Ingevolge de Regeling maatregelen Rijvaardigheid en Geschiktheid (RMRG) ontvangt het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR), een RWT, in 2016 een volledige vergoeding voor de onderzoeken die zij uitvoeren naar de rijvaardigheid alsmede de geestelijke en lichamelijke geschiktheid. Herziening van het RMRG is voorzien per 1 januari 2017.
Beleidsartikel 15: OV-keten
Algemene Doelstelling
Reizigers veilig, betrouwbaar en met een voorspelbare reistijd vervoeren door de OV-keten, waarbij verschillende modaliteiten optimaal op elkaar aangesloten zijn. De verantwoordelijkheid van de Minister inzake spoor wordt verantwoord op artikel 16 Spoor.
Regisseren
Rollen en Verantwoordelijkheden
De Minister is verantwoordelijk voor de vormgeving en deels ook de uitvoering van het beleid inzake regionaal openbaar vervoer (onder andere regionaal openbaar vervoer, taxi, waddenveren). De uitvoering vindt grotendeels plaats door middel van samenwerking in de gehele OV-keten. Het beleid stimuleert en faciliteert deze samenwerking.
Ook het toezicht op de uitvoering van de wet- en regelgeving valt onder de ministeriële verantwoordelijkheid. De rol «regisseren» heeft specifiek betrekking op de volgende onderdelen:
-
-
-
•Het stellen van regels en kaders (wetgeving) voor het openbaar vervoer (overheden, marktpartijen en reizigers). De regels en kaders hebben betrekking op het openbaar vervoer per bus, tram, metro, het CVV (Regiotaxi) en het openbaar vervoer over water.
-
-
-
-
•Het faciliteren (waar nodig) van de medeoverheden om hen in staat te stellen hun regionale OV-systeem beter te laten aansluiten op het landelijke spoorsysteem met het oog op het optimaliseren van de deur-tot-deur-reis. Hiertoe wordt samenwerking tussen alle betrokken partijen zoveel mogelijk gestimuleerd.
-
-
-
-
•Het monitoren van sociale veiligheid door het ministerie. De uitvoering vindt plaats door medeoverheden en OV-bedrijven.
-
-
-
-
•Het ontwikkelen van beleid voor toegankelijkheid in de OV-keten. Dit gebeurt door initiatieven bij elkaar te brengen, maar ook door maatregelen te testen waarbij organisaties zijn betrokken van reizigers met functiebeperkingen. Bij deze acties wordt samengewerkt met de vervoersbranche en de medeoverheden.
-
-
-
-
•Het financieren van grote regionale en lokale projecten, vanuit artikel 14 op het Infrastructuurfonds: Regionaal, lokale infrastructuur. Via artikel 25 Brede doeluitkering (op de begroting Hoofdstuk XII) wordt het realiseren van maatwerkoplossingen voor verkeers- en vervoersvraagstukken gefinancierd.
-
-
-
-
•Het implementeren van de concessiesystematiek voor de Waddenveren (met uitzondering van Texel), waarbij extra aandacht wordt besteed aan de rol van de gebruikers van het vervoer en de belanghebbenden bij de eilanden.
-
-
-
-
•Het opstellen en handhaven van wet- en regelgeving voor het taxivervoer over de vakbekwaamheid, maximumtarieven en de toegang tot de markt ter verbetering van de kwaliteit van het taxivervoer.
-
-
-
-
•Het inpassen in nationale wetgeving van Europese en internationale wetgeving omtrent busvervoer.
-
-
-
-
•Samen met medeoverheden deelnemen in de Nationale Data Openbaar Vervoer (NDOV) organisatie met als doel (actuele) brongegevens voor reisinformatie beschikbaar te stellen voor afnemers.
-
-
-
-
•Het aanpassen van de governance structuur rond de OV-chipkaart teneinde o.a. het belang van de concessiegrensoverschrijdende reiziger beter te dienen en toezicht op de OV-betaalmarkt te introduceren. Daarom wordt samen met medeoverheden, vervoerders en consumentenorganisaties via de werkagenda van het Nationaal Openbaar Vervoer Beraad (NOVB) gewerkt aan het verder verbeteren van het OV-chipkaartsysteem.
-
Tenslotte is de Minister verantwoordelijk voor het toezicht op en de handhaving van (een deel van) de wet- en regelgeving door de ILT op dit beleidsterrein (zie beleidsartikel 24 Handhaving en toezicht).
Indicatoren en Kengetallen
Het kengetal reizigerskilometers regionaal openbaar vervoer is met ingang van de begroting van 2015 niet meer opgenomen omdat de gegevens niet langer verzameld worden en dus niet meer beschikbaar zijn. Om deze gegevens weer beschikbaar te krijgen wordt door IenM nagegaan of gebruik gemaakt kan gaan worden van geanonimiseerde OV-chipkaartdata. Hierover wordt overleg met de OV-sector gevoerd, waarover de Tweede Kamer via de halfjaarlijkse voortgangsrapportage van het Nationaal Openbaar Vervoer Beraad (NOVB) wordt geïnformeerd. In de Lange Termijn Spooragenda (LTSA) is in actie 43 aangegeven dat gezamenlijk een dashboard wordt ontwikkeld waarmee de verbetering van de reis van deur tot deur in beeld kan worden gebracht. Op basis van het dashboard wordt de deur-tot-deur ambitie gemonitord aan de landsdelige en landelijke OV&Spoortafels en vindt eventueel sturing via respectievelijk de concessies plaats. Over de uitvoering van deze actie wordt de Tweede Kamer geïnformeerd via de voortgangsrapportages over de uitvoeringsagenda van de LTSA.
Kengetal: Klanttevredenheid regionaal openbaar vervoer
2010
2011
2012
2013
2014
Algemeen oordeel
7,2
7,2
7,4
7,4
7,5
Informatie en veiligheid
7,5
7,5
7,6
7,6
7,6
Rijcomfort
7,2
7,3
7,4
7,5
7,5
Tijd en doorstroming
6,5
6,6
6,8
6,8
6,9
Prijs
6,3
5,9
6,2
6,3
6,4
Bron: CROW/KpVV - Klantenbarometer 2014
Toelichting
De OV-Klantenbarometer heeft betrekking op al het openbaar vervoer dat wordt aangestuurd door de twaalf provincies en de twee metropoolregio’s.14
Beleidskader Sociale Veiligheid Openbaar Vervoer (SVOV): Waardering veiligheidsgevoel/incidenten
Kengetal: Sociale veiligheid in het stads- en streekvervoer
2005
2006
2007
2008
2009
2010
2011
2012
2013
2014
Waardering veiligheidsgevoel in het voertuig als rapportcijfer
-
-Reizigers (1)
7,6
7,8
7,8
7,9
7,9
7,9
7,9
7,9
7,9
8
-
-Personeel (2)
6,5
6,3
nb
6,3
nb
6,5
nb
6,9
nb
7
Veiligheidsincidenten in en rond het OV in %
-
-Reizigers (3)
25
25
23
23
24
23
nb
15
15
16
-
-Personeel (4)
56
65
nb
69
nb
64
nb
60
nb
60
Bron: CROW-KpVV Personeelsmonitor stads- en streekvervoer 2014 en CROW-KpVV OV-Klantenbarometer 2014 Toelichting: rapportages staan op www.crow.nl
Toelichting
Ad 1) Dit cijfer betreft het veiligheidsgevoel van de reizigers tijdens de rit.
Ad 2) Dit cijfer betreft het veiligheidsgevoel van het personeel zowel in als rond het openbaar vervoer. Dit cijfer wordt tweejaarlijks gemeten.
Ad 3) Het percentage in 2012 en verder is niet vergelijkbaar met voorgaande jaren omdat een andere vraagstelling heeft plaatsgevonden. Voor een toelichting wordt verwezen naar de uitgave Sociale Veiligheid van OV-reizigers in het stads- en streekvervoer.15
Ad 4) Dit is het percentage van het personeel dat één of meerdere keren slachtoffer is geweest van een incident. Dit cijfer wordt tweejaarlijks gemeten.
Beleidswijzigingen
In 2014 heeft een beleidsdoorlichting plaatsgevonden van artikel 15, deze is in 2015 in de Tweede Kamer behandeld. Aan de belangrijkste aanbeveling van de beleidsdoorlichting om de aansluiting tussen activiteiten van het Ministerie van Infrastructuur en Milieu op artikel 15 en de totale OV-keten te verbeteren, is met de Lange Termijn Spooragenda (LTSA) inhoud gegeven. Vanuit de LTSA zijn onder andere de OV&Spoortafels opgericht en wordt het eerder genoemde dashboard opgezet. Daarnaast worden naar aanleiding van de evaluatie van de Taxiwet de regels voor taxivervoer gemoderniseerd om ruimte te creëren voor innovaties en nieuwe initiatieven in het belang van de reiziger. Tegelijkertijd wordt de regeldruk voor de sector verlaagd.
Budgettaire gevolgen van beleid
art. 15 OV-keten (x € 1.000)
2014
2015
2016
2017
2018
2019
2020
Verplichtingen
15.322
4.814
5.171
4.531
5.604
6.135
6.506
Uitgaven:
15.528
5.720
6.135
5.398
6.071
6.183
6.506
Waarvan juridisch verplicht
64%
15.01
OV-keten
15.528
5.720
6.135
5.398
6.071
6.183
6.506
15.01.01
Opdrachten
13.778
3.835
4.652
3.915
4.588
4.700
5.023
15.01.02
Subsidies
736
1.093
485
485
485
485
485
15.01.03
Bijdrage aan agentschappen
1.014
792
998
998
998
998
998
- waarvan bijdrage aan RWS
1.014
792
998
998
998
998
998
Ontvangsten
123
0
0
0
0
0
0
Extracomptabele verwijzingen
In artikel 14 van het Infrastructuurfonds zijn de aan dit beleidsartikel gerelateerde productindicatoren en/of -kengetallen opgenomen.
Extracomptabele verwijziging naar artikel 14 Regionaal, lokale Infrastructuur van het Infrastructuurfonds (x € 1.000)
2016
2017
2018
2019
2020
Bijdrage uit artikel 26 van Hoofdstuk XII aan artikel 14 Regionaal, lokale Infrastructuur van het Infrastructuurfonds
278.714
366.011
327.649
166.891
185.417
Andere ontvangsten van artikel 14 Regionaal, lokale Infrastructuur van het Infrastructuurfonds
0
0
0
0
0
Totale uitgaven op artikel 14 Regionaal, lokale Infrastructuur van het Infrastructuurfonds
278.714
366.011
327.649
166.891
185.417
waarvan
14.01
Grote regionaal/lokale projecten
133.159
197.040
169.301
95.156
125.408
14.02
Regionale mobiliteitsfondsen
0
0
0
0
9.111
14.03
RSP-ZZL: pakket bereikbaarheid
145.555
168.971
158.348
71.735
50.898
Artikel 15
Belastinguitgaven (x € mln)
2014
2015
2016
2017
2018
2019
2020
Omzetbelasting verlaagd tarief
Vervoer van personen (w.o. openbaar vervoer)
1.093
1.147
1.201
1.258
1.318
1.380
1.446
Bron: Bijlage 5 van de Miljoenennota 2016
15.01 OV-keten
Budgetflexibiliteit
De uitgaven voor subsidies en de agentschapsbijdrage aan RWS zijn volledig juridisch verplicht. De subsidies hebben een tijdshorizon en de agentschapbijdrage heeft een structureel karakter. Van het opdrachtenbudget is circa de helft juridisch verplicht op grond van lopende verplichtingen. Het betreft hier onder andere de bijdrage aan de Autoriteit Consument & Markt (ACM) en de continue screening van de taxibranche.
Het niet juridisch verplichte deel van dit artikel wordt aangewend voor uitvoering van taken die voortvloeien uit de werkagenda van het NOVB inzake de OV-chipkaart en het faciliteren van het NOVB zelf, de implementatie van de Boord Computer Taxi en het stimuleren van het beschikbaar stellen van (actuele) brongegevens voor reisinformatiediensten in het kader van het project Nationale Data Openbaar Vervoer. Ook wordt bijgedragen aan de toegankelijkheid van het openbaar vervoer en aan uitgaven om een gelijk speelveld te creëren in het openbaar vervoer.
15.01 OV-keten
Toelichting op de financiële instrumenten
15.01.01 Opdrachten
Opdrachten betreffen voornamelijk (lopende) opdrachten voor de implementatie van de OV-chipkaart, de implementatie van de Boord Computer Taxi, monitoring sociale veiligheid en het stimuleren van het beschikbaar stellen van (actuele) brongegevens voor reisinformatiediensten in het kader van het project Nationale Data Openbaar Vervoer (NDOV). Ook wordt bijgedragen aan de toegankelijkheid van het openbaar vervoer en aan uitgaven om een gelijk speelveld te creëren in het openbaar vervoer.
15.01.02 Subsidies
Subsidies worden verstrekt aan het OV-loket en ROVER.
15.01.03 Bijdrage aan agentschappen
In het kader van het Beleidsondersteuning en Advies (BOA) protocol met RWS zijn afspraken gemaakt over beleidsondersteuning en -advisering, die RWS uitvoert in opdracht van de beleids-DG’s. Door middel van de agentschapbijdrage wordt capaciteit hiervoor bij RWS gereserveerd.
Beleidsartikel 16: Spoor
Algemene Doelstelling
De kwaliteit van het spoorproduct verbeteren zodat de reiziger en de verlader de trein in toenemende mate als een aantrekkelijke vervoersoptie beschouwen. Het goed functioneren van de gehele keten is hierbij van belang. In artikel 15 wordt hier verder op ingegaan. Specifiek voor het spoordeel gaat het met name om betrouwbaarheid en veiligheid.
(Doen) Uitvoeren
Rollen en Verantwoordelijkheden
De Minister is verantwoordelijk voor aanleg en beheer van de hoofdspoorweginfrastructuur. Om hier invulling aan te geven wordt ProRail als uitvoerder ingeschakeld. De andere wijze van aansturen die voortkomt uit de Lange Termijn Spooragenda heeft ook gevolgen voor de rol van ProRail als uitvoerder van het Rijksbeleid. De rol «uitvoeren» heeft betrekking op:
-
-
-
•Verkenningen en planuitwerkingen;
-
-
-
-
•Aanleg van projecten;
-
-
-
-
•Beheer waaronder onderhoud van infrastructuur, verkeersleiding en capaciteitsmanagement.
-
De Minister is ook verantwoordelijk voor het aanbod van reizigersvervoer op het hoofdrailnet. Invulling gebeurt door een concessie te verlenen aan vervoerder NS.
Regisseren
De Minister is verantwoordelijk voor de vormgeving en deels ook de uitvoering van het spoorbeleid, waaronder het toezicht op de uitvoering van de wet- en regelgeving.
Het beleid is vastgelegd in de Lange Termijn Spooragenda. Deze heeft tot doel het verbeteren van de kwaliteit van het spoor zodat reizigers en verladers de trein in toenemende mate als een aantrekkelijke vervoersoptie zien en gebruiken. In de Lange Termijn Spooragenda deel 2 is de wijze van aansturing van de spoorsector voor de periode tot 2028 weergegeven. De overheid gaat langs 5 lijnen haar aansturing van de spoorsector aanscherpen. Dit zijn:
-
-
-
1.Aanscherpen wet- en regelgeving;
-
-
-
-
2.Scherpere sturing met concessies op ProRail en NS;
-
-
-
-
3.Betere sturing met aandeelhouderschap;
-
-
-
-
4.Verbeteren sturing op financiële bijdrage ProRail;
-
-
-
-
5.Beter sturen op samenwerking.
-
Daarnaast heeft de Lange Termijn Spooragenda invloed op de wijze waarop de uitvoering plaatsvindt.
De verantwoordelijkheid van IenM heeft betrekking op de volgende onderdelen:
-
-
-
•Het aansturen van het beheer van en vervoer over het hoofdrailnet. Dit verloopt via concessies. Per 1 januari 2015 is de nieuwe beheerconcessie wederom voor 10 jaar aan ProRail gegund. Conform het Regeerakkoord is ook het vervoer op het hoofdrailnet de komende 10 jaar onderhands gegund aan de Nederlandse Spoorwegen. Met ingang van de nieuwe vervoerconcessie per 1 januari 2015 zijn ook de treindiensten op de Hogesnelheidslijn (HSL) onder de hoofdrailnetconcessie gebracht. IenM werkt verder aan het uitwerken en uitvoeren van concrete acties en afspraken uit de Lange Termijn Spooragenda middels de uitvoeringsagenda. Hieronder valt het vastleggen van wetgeving ter bevordering van een gelijk speelveld (waaronder implementatie Herschikkingsrichtlijn) en het faciliteren van samenwerking in de Spoorsector middels de OV&Spoortafels en de goederenvervoertafel.
-
-
-
-
•Het stellen van wettelijke kaders voor veilige aanleg, beheer en gebruik van lokale spoorwegen (met name tram en metro) en het eenduidig regelen van de verantwoordelijkheden.
-
-
-
-
•Het verbeteren van de ketenregie op de logistieke processen in het goederenvervoer. Daarnaast wordt wet- en regelgeving voor de one-stop-shop verbeterd en wordt gestuurd op het verbeteren van de kwaliteit en benutting van de goederenpaden.
-
-
-
-
•Het samen met medeoverheden en infrastructuurbeheerders werken aan de drie Europese spoorgoederencorridors (naar Frankrijk, Italië en Polen/Tsjechië) die in ons land beginnen, waarbij de regelgeving zoveel mogelijk wordt afgestemd op de Nederlandse situatie.
-
-
-
-
•De zorg voor de veiligheid van het spoorvervoer en van de omgeving. Onderdeel van de veiligheidsaanpak zijn het STS verbeterplan (reductie stoptonend sein passages), de veiligheidscultuur, veilig werken aan het spoor, aanpak overwegen, suïcide preventie en sociale veiligheid, maar ook externe veiligheid langs het spoor en bij emplacementen. In 2015 heeft een tussenevaluatie en actualisatie plaatsgevonden van de Derde Kadernota Spoorveiligheid. Om onder meer de veiligheid verder te verhogen wordt het European Railway Traffic Management System (ERTMS) ingevoerd. In 2016 wordt voor het programma ERTMS de planuitwerkingsfase afgerond en gestart met de realisatiefase.
-
-
-
-
•De verdere invulling en uitvoering van het Landelijk Verbeterprogramma Overwegen langs de volgende lijn: een integrale vernieuwende aanpak van overwegproblemen door middel van bij voorkeur generieke maatregelen voor meerdere overwegen en waar nodig specifieke maatregelen.
-
Tenslotte is de Minister verantwoordelijk voor het toezicht op en de handhaving van (een deel van) de wet- en regelgeving door de ILT op dit beleidsterrein (zie beleidsartikel 24 Handhaving en toezicht).
Indicatoren en Kengetallen
Hieronder staan de beleidsmatige indicatoren en kengetallen voor Spoor. In de vorige begroting is aangegeven dat de indicatoren ten aanzien van punctualiteit zullen worden aangepast naar aanleiding van de nieuwe vervoerconcessie die in 2015 is ingegaan.16
In productartikel 13 Spoorwegen van het Infrastructuurfonds zijn de aan dit beleidsartikel gerelateerde productindicatoren en/of -kengetallen opgenomen.
Indicatoren: Reizigerspunctualiteit en Algemeen klantoordeel
Realisatie 2011
Realisatie 2012
Realisatie 2013
Realisatie 2014
Bodemwaarde 2015-20191
Progressiewaarde 20151
Streefwaarde 20191
Reizigers-punctualiteit2
91,5%
91,5%
90,0%
90,5%
90,0%
91,5%
92,3%
Algemeen klantoordeel3
74%
74%
75%
75%
74%
76%
80%
Bron: NS, jaarlijkse vervoerplannen en operationele verantwoordingen
Toelichting:
Ad 1) Met ingang van de nieuwe vervoerconcessie is de systematiek van jaarlijks veranderende grenswaarden gewijzigd in een systematiek van bodem- en streefwaarden. De bodemwaarde is de waarde waaronder NS niet mag presteren op straffe van een boete. De streefwaarde voor 2019 werkt met een bonus/malus-regime, waardoor er zowel een positieve als een negatieve prikkel is om de gewenste verbetering van de prestaties te realiseren. Voor elke prestatie-indicator geeft NS in het vervoerplan een zogeheten progressiewaarde voor het betreffende jaar waar de ambitie in zit. Progressiewaarden en realisaties moeten tezamen over het geheel gezien progressie tonen richting de streefwaarden voor 2019.
Ad 2) De indicator Reizigerspunctualiteit laat het percentage reizigers zien voor wie de treinreis qua reistijd is geslaagd. Dat wil zeggen dat de trein daadwerkelijk gereden heeft, bij aankomst minder dan 5 minuten vertraging had en de voor de overstappers geplande aansluiting is gehaald.
Ad 3) Het Algemeen klantoordeel geeft het percentage reizigers dat het reizen per trein op het hoofdrailnet met een zeven of hoger waardeert.
Spoorveiligheid (naar risicodrager)
Hieronder staan de indicatoren voor spoorveiligheid. Dit betreft de ontwikkeling van de verschillende veiligheidsdoelstellingen voor de diverse risicodragers conform de Europese systematiek, zoals die ook wordt toegepast in de Derde Kadernota Railveiligheid. Risicodragers zijn actoren met verschillende rollen die binnen het spoorsysteem veiligheidsrisico’s lopen. In onderstaande tabel is voor de belangrijkste acht spoorveiligheidsindicatoren aangegeven wat de stand van zaken eind 2012 en eind 2013 was op basis van meerjarige voortschrijdende gewogen gemiddelden («Moving Weighted Average»). De stand van zaken eind 2014 komt in september 2015 beschikbaar.
Voor de ontwikkelingen rondom deze spoorveiligheidsindicatoren geldt het beleid van de Derde Kadernota Railveiligheid, namelijk dat we de veiligheid op alle fronten, dus bij elk van deze acht veiligheidsindicatoren, continu willen verbeteren. Er lopen verschillende veiligheidsverbeterprogramma’s om de gestelde doelstellingen te realiseren (onder andere het Landelijk Verbeterprogramma Overwegen en het STS (Stoptonend Sein)-verbeterplan).
Indicator: spoorveiligheid (naar risicodrager)
Beoordelingsjaar
2014
2014
2013
2012
Nr.
Risicodrager
Omschrijving indicator
MWA
NRV
MWA
MWA
1.1
Reiziger
FWSI onder reizigers / jaar / mld reizigertreinkm’s
nog niet beschikbaar
6,57
4,22
6,57
1.2
Reiziger
FWSI onder reizigers / jaar / mld reizigerkm’s
nog niet beschikbaar
0,05
0,03
0,05
2
Personeel
FWSI onder spoorpersoneel / jaar / mld treinkm’s
nog niet beschikbaar
2,25
3,37
2,25
3.1
Overweggebruiker
FWSI onder overweggebruikers / jaar / mld treinkm’s
nog niet beschikbaar
97,05
85,22
97,05
3.2
Overweggebruiker
FWSI onder overweggebruikers / jaar / ((treinkm’s*aantal overwegen)/ lijnkm’s)
nog niet beschikbaar
108,7
100,3
108,7
4
Onbevoegden
FWSI onder onbevoegden op het spoor / jaar / mld treinkm’s
nog niet beschikbaar
7,99
7,92
7,99
5
Anderen
FWSI onder «anderen (derden)» / jaar / mld treinkm»
nog niet beschikbaar
7,21
5,74
7,21
6
Overall
Totaal FWSI / jaar / mlrd treinkm’s
nog niet beschikbaar
129
110
129
Bron: ILT Jaarverslag 2013 van de Nationale Veiligheidsinstantie Spoor (NSA), Kamerstukken II, 2014-2015, 29 893, nr. 178
Toelichting gebruikte termen in de tabel:
FWSI = Fatalities and Weighted Serious Injuries (het aantal doden en gewogen zwaargewonden)
NRV = National Reference Value, de in Europees kader vastgestelde referentiewaarde per lidstaat voor de betreffende indicator
MWA = Moving Weighted Average (voortschrijdend gewogen gemiddelde)
Toelichting:
Ad 1) De gegevens voor kolom «MWA 2014» waren nog niet beschikbaar ten tijde van het drukken van deze begroting. De gegevens komen uiterlijk september 2015 beschikbaar en zullen dan separaat aan de Tweede Kamer worden verzonden.
Ad 2) Hierboven staan de indicatoren voor railveiligheid. Dit betreft de ontwikkeling van de verschillende veiligheidsdoelstellingen voor de diverse risicodragers conform de Europese systematiek, zoals die ook wordt toegepast in de Derde Kadernota Railveiligheid. Risicodragers zijn actoren met verschillende rollen die binnen het spoorsysteem veiligheidsrisico’s lopen. In bovenstaande tabel is voor de belangrijkste acht railveiligheidsindicatoren aangegeven wat de stand van zaken eind 2013 en eind 2012 was op basis van meerjarige voortschrijdende gewogen gemiddelden («Moving Weighted Average»). Voor de ontwikkelingen rondom deze railveiligheidsindicatoren geldt het beleid van de Derde Kadernota Railveiligheid, namelijk dat we de railveiligheid op alle fronten, dus bij elk van deze acht veiligheidsindicatoren, continu willen verbeteren. Zoals in bovenstaande tabel te zien, is dat in 2013 bij zeven van de acht gelukt, maar bij één niet.
Kengetal: aantal treinbewegingen goederentreinen per week
2009
2010
2011
2012
2013
2014
Betuweroute
220
400
450
460
440
500
Oldenzaal grens
80
70
60
60
70
60
Zevenaar grens
340
380
480
490
490
540
Venlo grens
230
250
230
220
240
190
Maastricht grens
30
30
20
20
30
30
Roosendaal grens
120
120
120
110
110
110
Bron: ProRail Operatie, VL/PAB en ProRail Vervoer en Dienstregeling, PV/POV.
Toelichting
De treinbewegingen van goederentreinen in bovenstaande tabel zijn afgerond op tientallen en inclusief losse locomotieven. Het aantal hiervan verschilt per jaar, maar is ongeveer 5% van de treinbewegingen op het A15-trace van de Betuweroute. In 2015 neemt naar verwachting het aantal treinenbewegingen verder toe.
Kengetal: sociale veiligheid NS
2010
2011
2012
2013
2014
Bodemwaarde 2015-2019
Progressiewaarde 2015
Streefwaarde 2019
Klantoordeel veiligheid reizigers
78,3%
79,1%
78,3%
79,5%
80,2%
78%
79%
80%
Bron: Nederlandse Spoorwegen, Jaarverslag 2014
Toelichting
In 2014 heeft 80,2% van de reizigers sociale veiligheid met het cijfer zeven of hoger beoordeeld. In het Vervoerplan van NS wordt voor sociale veiligheid, net als voor diverse andere zorggebieden, het klantoordeel gebruikt. Het klantoordeel veiligheid geeft een percentage en niet een cijfer. Het klantoordeel is het gewogen gemiddelde van de klantoordelen overdag en ‘s avonds in de trein en overdag en ‘s avonds op stations.
Beleidswijzigingen
Met de LTSA is een integrale langetermijn visie en integrale aanpak gepresenteerd. In 2015 zijn de randvoorwaarden neergezet om uitvoering te kunnen geven aan de ambities van de LTSA. Zoals het gunnen van de beheer- en vervoerconcessie voor het hoofdrailnet, het opzetten van gezamenlijke OV&Spoortafels en een spoorgoederentafel waaraan rijk, regio, vervoerders en verladers samenwerken aan de ambitie om te komen tot een gezamenlijk OV netwerk Nederland - goede verbindingen en aansluitingen in de hele OV-keten.
De concrete acties en afspraken die benoemd zijn naar aanleiding van de LTSA zijn opgenomen in de uitvoeringsagenda. Dit is een gedeelde agenda waarin de belangrijkste partijen met een verantwoordelijkheid in de OV- en spoorsector in diverse samenwerkingsverbanden de gemaakte afspraken binnen hun verantwoordelijkheidsdomein uitvoeren en monitoren. Dit gebeurt op basis van de uitvoeringsagenda waarin de acties staan die IenM in gezamenlijkheid met de spoorsector en de medeoverheden heeft opgesteld. Deze agenda is een dynamisch document en is in de tussentijd aangepast en aangevuld. De Kamer wordt jaarlijks over de voortgang geïnformeerd. Op 7 juli 2015 is de eerste voortgangsrapportage naar de Tweede Kamer gestuurd (Kamerstukken II, 2014-2015, 29 984, nr. 611).
Budgettaire gevolgen van beleid
art. 16 Spoor (x € 1.000)
2014
2015
2016
2017
2018
2019
2020
Verplichtingen
8.453
53.650
4.573
4.655
4.830
4.870
4.906
Uitgaven:
39.471
36.528
23.996
14.055
4.830
4.870
4.906
Waarvan juridisch verplicht
98%
16.01
Spoor
39.471
36.528
23.996
14.055
4.830
4.870
4.906
16.01.01
Opdrachten
16.687
14.675
2.250
2.485
2.460
2.500
2.536
- ERTMS
11.286
10.615
0
0
0
0
0
- Overige opdrachten
5.401
4.060
2.250
2.485
2.460
2.500
2.536
16.01.02
Subsidies
22.710
21.809
21.646
11.470
2.270
2.270
2.270
- Bodemsanering NS
9.076
9.076
9.076
0
0
0
0
- Contractsector
10.000
0
0
0
0
0
0
- GSM-R
0
10.500
10.300
9.200
0
0
0
- Overige subsidies
3.634
2.233
2.270
2.270
2.270
2.270
2.270
16.01.03
Bijdrage aan agentschappen
74
44
0
0
0
0
0
- waarvan bijdrage aan KNMI
74
44
0
0
0
0
0
- waarvan bijdrage aan RWS
0
0
0
0
0
0
0
16.01.05
Bijdragen aan internationale organisaties
0
0
100
100
100
100
100
Ontvangsten
149
0
0
0
0
0
0
Extracomptabele verwijzingen
Extracomptabele verwijziging naar artikel 13 Spoorwegen van het Infrastructuurfonds (x € 1.000)
2016
2017
2018
2019
2020
Bijdrage uit artikel 26 van Hoofdstuk XII aan artikel 13 Spoorwegen van het Infrastructuurfonds
2.147.466
2.041.627
1.952.667
1.833.728
1.584.536
Andere ontvangsten van artikel 13 Spoorwegen van het Infrastructuurfonds
299.796
187.562
188.279
202.300
201.071
Totale uitgaven op artikel 13 Spoorwegen van het Infrastructuurfonds
2.447.262
2.229.189
2.140.946
2.036.028
1.785.607
waarvan
13.02
Beheer, onderhoud en vervanging
1.291.436
1.165.680
1.142.026
1.186.531
1.163.964
13.03
Aanleg
963.385
814.795
724.012
595.351
360.942
13.04
Geïntegreerde contractvormen/PPS
157.384
155.887
156.395
159.583
166.793
13.07
Rente en aflossing
17.020
16.597
16.597
16.597
16.597
13.08
Investeringsruimte
18.037
76.230
101.916
77.966
77.311
Extracomptabele verwijziging naar artikel 17.02 Betuweroute, 17.03 HSL-Zuid, 17.07 ERTMS en 17.08 ZuidasDok van het Infrastructuurfonds (x € 1.000)
2016
2017
2018
2019
2020
Bijdrage uit artikel 26 van Hoofdstuk XII aan artikel 17.02 Betuweroute, 17.03 HSL-Zuid, 17.07 ERTMS en 17.08 ZuidasDok van het Infrastructuurfonds
53.918
138.660
168.145
217.552
319.842
Andere ontvangsten van artikel 17.02 Betuweroute, 17.03 HSL-Zuid, 17.07 ERTMS en 17.08 ZuidasDok van het Infrastructuurfonds
40.441
22.119
28.553
60.681
67.487
Totale uitgaven op artikel 17.02 Betuweroute, 17.03 HSL-Zuid, 17.07 ERTMS en 17.08 ZuidasDok van het Infrastructuurfonds
94.359
160.779
196.698
278.233
387.329
waarvan
17.02
Betuweroute
4.555
2.083
2.083
2.083
0
17.03
HSL-Zuid
20.183
25.700
23.000
0
0
17.07
ERTMS
41.338
44.669
57.588
112.588
196.588
17.08
ZuidasDok
28.283
88.327
114.027
163.562
190.741
16.01 Spoor
Budgetflexibiliteit
De uitgaven voor subsidies, de agentschapsbijdrage aan het KNMI in het kader van winterweer en de bijdragen aan internationale organisaties zijn volledig juridisch verplicht. Van het opdrachtenbudget is het merendeel juridisch verplicht op grond van lopende verplichtingen. Het betreft hier onder andere de bijdrage aan de Autoriteit Consument & Markt (ACM). De subsidies hebben een tijdshorizon.
Het niet juridisch verplichte deel van dit artikel heeft met name betrekking op het uitvoeren van activiteiten ter ondersteuning van het beheer van en vervoer over het spoor via concessies en de uitvoering van de Lange Termijn Spooragenda.
16.01 Spoor
Toelichting op de financiële instrumenten
16.01.01 Opdrachten
Dit betreft voornamelijk (lopende) opdrachten voor adviezen ter ondersteuning van het programma Overwegen, de beheer- en vervoerconcessie en spoorwegwetgeving. Daarnaast maakt de jaarlijkse vergoeding aan de Autoriteit Consument en Markt (ACM) onderdeel uit van deze middelen, welke een vergoeding is voor haar werk op het gebied van spoor zoals de Vervoerkamer. De Vervoerkamer reguleert de relatie tussen de beheerders en de gebruikers van het spoor.
16.01.02 Subsidies
-
-
-
•Subsidie bodemsanering NS-percelen: sinds 1996 dragen het Ministerie van IenM (en haar voorganger) en de Nederlandse Spoorwegen jaarlijks bij aan de Stichting Bodemsanering Nederlandse Spoorwegen (SBNS) voor de landelijke aanpak van bodemverontreiniging in NS-percelen. Deze subsidie eindigt in 2016, de stichting wordt opgeheven.
-
-
-
-
•GSM-Rail: Uitgaven voor GSM-R(ail) ter mitigatie van de interferentieproblematiek bij ProRail en vervoerders door de uitrol van 3G- en 4G-netwerken door de telecom providers.
-
-
-
-
•Overige subsidies: dit betreft voornamelijk een jaarlijkse bijdrage voor de Complete Lijn Uitschakeling (waarbij bijvoorbeeld bij een incident een tracé als geheel wordt uitgeschakeld) en de inzet van de 25kV Spanningtester (CLU+) op de Betuweroute en HSL in het kader van de daartoe gesloten overeenkomst met de betrokken Veiligheidsregio’s.
-
16.01.05 Bijdragen aan internationale organisaties
Dit betreft een bijdrage aan de Organisation pour les Transports Internationaux Ferroviaires (OTIF). Deze internationale organisatie richt zich vooral op het creëren van een uniform rechtssysteem voor het vervoer van passagiers en vracht per rails.
Beleidsartikel 17: Luchtvaart
Algemene doelstelling
Het versterken van de internationale concurrentiekracht van de Nederlandse luchtvaartsector en het realiseren van een efficiënt, veilig en duurzaam luchtvaartbestel voor goederen, passagiers en omwonenden.
Regisseren
Rollen en verantwoordelijkheden
De Minister is verantwoordelijk voor de vormgeving van de kaders en voor het binnen deze kaders (doen) realiseren van de gewenste ontwikkeling van de Nederlandse luchtvaart. De rol «regisseren heeft» betrekking op de volgende taken:
-
-
-
•Voor een veilig en duurzaam gebruik van netwerken heeft de Minister het veiligheidsmanagement in Nederland beschreven (State Safety Programme 2015-2019) en een actieplan opgesteld (SSP Actieplan 2015). De veiligheid van de luchtvaart en andere modaliteiten wordt gemonitord in de Staat van de Veiligheid van de Inspectie Leefomgeving en Transport (Kamerstukken II, 2014-2015, 28 089, nr. 28). Om de concurrentiekracht van de luchtvaart te versterken streeft de Minister naar een internationaal level playing field. Daarin passen een actief Nederlands lidmaatschap in de International Civil Aviation Organization (ICAO) en een gerichte bijdrage in de totstandkoming van Europese regelgeving inclusief een actieve rol in agentschappen als de European Aviation Safety Agency (EASA).
-
-
-
-
•Voor het in stand houden en versterken van het luchtvaartnetwerk van verbindingen van Nederland met de rest van de wereld zijn internationale overeenkomsten van cruciaal belang, zowel multilateraal als bilateraal. De Minister sluit hiertoe overeenkomsten met de vanuit de Nederlandse luchtvaartpolitiek belangrijke landen.
-
-
-
-
•Daarnaast wordt mede vanuit het oogpunt van verbetering van het milieu en van de kwaliteit van de leefomgeving de innovatie en de transitie naar een duurzame luchtvaart bevorderd.
-
-
-
-
•IenM zorgt voor de implementatie van regelgeving op het gebied van marktordening, passagiersrechten, veiligheid, milieu en security. Veel van deze regelgeving komt in internationaal of Europees kader tot stand. In deze kaders levert Nederland een actieve bijdrage gericht op de Nederlandse belangen.
-
-
-
-
•De Minister richt zich nationaal en internationaal op het veiligstellen en efficiënter gebruiken van de capaciteit in het luchtruim en op verbetering van de prestaties van de Luchtverkeersleiding Nederland en het Maastricht Upper Area Control Centre, intensievere samenwerking tussen civiele en militaire luchtverkeersleidingsorganisaties en betere samenwerking van internationale luchtverkeersleidingsorganisaties binnen het Functional Airspace Block Europe Central (FABEC).
-
-
-
-
•De Minister geeft zoveel mogelijk ruimte voor ondernemerschap, met een maximaal beroep op de eigen verantwoordelijkheid van het bedrijfsleven voor duurzaamheid en voor een permanente verbetering van de veiligheid middels introductie van veiligheids-management en toezicht gebaseerd op risico’s en veiligheidsprestatie.
-
-
-
-
•De Minister richt zich op het veilig stellen van voldoende nationale luchthavencapaciteit en geeft invulling aan de wettelijke taken en verplichtingen ten aanzien van inrichting en gebruik van luchthavens en de omgeving.
-
-
-
-
•De Minister zet in op een intensivering en stroomlijning van de inspanningen van alle overheden, belangenorganisaties en sectorpartijen betrokken bij bovenstaande beleidsopgaven.
-
-
-
-
•Tevens draagt de Minister zorg voor een actieve inzet van Nederland in internationale gremia waar discussies worden gevoerd en besluiten worden genomen die van invloed zijn op het Nederlandse (mainport)beleid, zoals in de Raad Vervoer, Telecommunicatie en Energie van de EU.
-
-
-
-
•Het behalen van de doelstelling hangt ten eerste af van de betrokkenheid van en samenwerking met andere overheden en het bedrijfsleven. Daarnaast spelen het innovatieve vermogen van de luchtvaartsector, technologische ontwikkelingen, ontwikkelingen in internationale organisaties (EU, Eurocontrol, EASA, ICAO) en de economische ontwikkelingen in Nederland een rol.
-
Tenslotte is de Minister verantwoordelijk voor het toezicht op en de handhaving van (een deel van) de wet- en regelgeving door de ILT op dit beleidsterrein (zie beleidsartikel 24 Handhaving en toezicht).
Indicatoren en kengetallen
Indicator: Creëren van luchthavencapaciteit Schiphol
Basiswaarde 2009
2010
2011
2012
2013
Gerealiseerd 2014
Streefwaarde 2020
Gerealiseerde vliegtuigbewegingen tov plafond 500.000
390.000
386.000
420.000
423.000
426.000
438.300
500.000
78%
77%
84%
84%
85%
88%
100%
Kamerstukken II 2014-2015, 34 098, nr. 1-3)
Bron realisatie: Schiphol Amsterdam Airport, januari 2015
Voor de luchthaven Schiphol is in 2008 tot 2020 een plafond aan het aantal vliegtuigbewegingen afgesproken. Met het oog op de netwerkkwaliteit moet binnen dit plafond ruimte blijven voor de ontwikkeling van mainportgebonden verkeer. Het Rijk heeft hierbij de verantwoordelijkheid voor het creëren van capaciteit op de luchthavens Eindhoven en Lelystad. In 2012 is het convenant «Behoud en versterking mainportfunctie en netwerkkwaliteit luchthaven Schiphol» tussen Schiphol en het Rijk bijgesteld en is afgesproken de inspanning er op te richten al bij 90% van de destijds gehanteerde 510.000 vliegtuigbewegingen extra regionale luchthavencapaciteit te kunnen inzetten ter ontlasting van Schiphol (Kamerstukken II, 2011-2012, 29 665, nr. 181).
Met de introductie van het nieuwe normen- en handhavingstelsel is in 2015 voor Schiphol ontwikkelruimte geconstateerd voor totaal 500.000 vliegtuigbewegingen tot en met 2020. Als tegemoetkoming voor de ophoging van de dagnorm van de vierde baan en de introductie van een hardheidsclausule is de in het akkoord van 2008 afgesproken capaciteit van 510.000 bewegingen teruggebracht tot 500.000 tot en met 2020 (Kamerstukken II, 2014-2015, 34 098, nr. 1-3).
Indicator: Creëren extra luchthavencapaciteit Eindhoven en Lelystad
Basiswaarde 2009
Gerealiseerd t/m 2015
Streefwaarde 2016
Streefwaarde 2020
Luchthaven capaciteit Eindhoven
0
25.000 (10.000)
25.000
25.000
Luchthaven capaciteit Lelystad
0
45.000
45.000
45.000
Bron Eindhoven: Luchthavenbesluit Eindhoven 2014 (Kamerstukken II, 2013-2014, 31 936, nr. 187)
Bron Lelystad: Ontwerp Luchthavenbesluit Lelystad
De ontwikkeling van Eindhoven en Lelystad (met in totaal 70.000 extra vliegtuigbewegingen op jaarbasis) vindt plaats in een zodanig tempo dat Schiphol meer ruimte krijgt voor écht mainportverkeer en de concurrentiepositie van Schiphol wordt versterkt, conform het Convenant «Behoud en versterking mainportfunctie en netwerkkwaliteit luchthaven Schiphol».
In 2014 is voor Eindhoven met het vaststellen van het luchthavenbesluit de wettelijke basis gelegd voor 25.000 extra vliegtuigbewegingen. In 2015 wordt de eerste tranche, op basis van de verleende vergunning burgermedegebruik voor 10.000 extra vliegtuigbewegingen, geëvalueerd. Indien aan alle voorwaarden is voldaan zal met ingang van 1 januari 2016 een vergunning burgermedegebruik kunnen worden verleend voor de volledige ruimte van 25.000 extra vliegtuigbewegingen. Voor Lelystad is in 2015 een luchthavenbesluit vastgesteld voor 45.000 vliegtuigbewegingen «groot handelsverkeer».
Indicator: Luchthavengelden, ATC-heffingen en overheidsheffingen (aeronautical kosten)
Ranglijst kostenniveau (van hoog naar laag)
Realisatie 2013
Realisatie 2014
Streefwaarde 2016e.v.
London Heathrow (LHR)
1
1
Parijs (CDG)
3
3
Frankfurt (FRA)
2
2
Gatwick
4
4
Schiphol
8
8
< LHR, FRA, CDG
Zürich
5
5
München
6
6
Brussel
9
9
Madrid
7
7
Bron: SEO, jaarlijkse Benchmark Luchthavengelden en Overheidsheffingen 2014
Toelichting
Het streven is om de huidige positie van Schiphol voor wat betreft het kostenniveau onder die van Londen Heathrow, Frankfurt en Parijs Charles de Gaulle te houden. Instrumenten voor het bewaken van het level playing field zijn het toezien op de randvoorwaarden en regulering van de doorrekening van de aeronautische kosten door de luchthaven Schiphol. Daarnaast heeft de overheid een betrokkenheid bij de hoogte van de overheidsheffingen (geluidhinderkosten en securitykosten).
Kengetal: Geluidsbelasting rond Schiphol
Periode
2012
2013
2014
grenswaarde TVG
Gedurende het gehele etmaal (Lden)
62,71
62,45
62,55
63.46 dB(A)
Gedurende de periode van 23.00 tot 7.00 uur (Lnight)
52,47
52,09
52,14
54.44 dB(A)
Bron: Handhavingsrapportage Schiphol van de ILT 2014
Bron grenswaarde: Luchthavenverkeerbesluit 2004
Toelichting
In het Luchthavenverkeerbesluit (algemene maatregel van bestuur, 18 september 2008) zijn voor de luchthaven Schiphol de grenzen gesteld aan de totale hoeveelheid geluid (Totaal Volume Geluid, TVG) dat het vliegverkeer in een jaar mag produceren. De geluidsbelasting van het vliegverkeer moet worden begrensd met op handhavingpunten vastgestelde grenswaarden (aan de baankoppen en bij aanpalende bebouwde kom).
In het Luchthavenverkeerbesluit Schiphol is vastgelegd dat de totale hoeveelheid geluid van het luchthavenluchtverkeer bij Schiphol per gebruiksjaar overdag (de Lden) niet meer dan 63,46 dB(A) en voor de nacht (de Lnight) niet meer dan 54,44 dB(A) mag bedragen. IenM stelt de grenswaarden vast maar heeft geen directe invloed op de daadwerkelijk gerealiseerde geluidsbelasting, dat is de verantwoordelijkheid van de sector. Bij dreigende overschrijding wordt door de ILT handhavend opgetreden. De Handhavingsrapportage Schiphol 2014 van de ILT is aan de Tweede Kamer aangeboden (Kamerstukken II, 2014-2015, 29 665, nr. 213).
Voor de jaarlijkse totale risicogewicht score (TRG-score) voor Schiphol in relatie tot de TRG-grenswaarde in het Luchthavenverkeerbesluit wordt verwezen naar de Handhavingsrapportage Schiphol, ILT, 2014.
Kengetal: Aantal bestemmingen waarnaar (> 2 x per jaar) met vnl. geregelde vluchten wordt gevlogen per luchthaven
Luchthaven
2007
2008
2009
2010
2011
2012
2013
2014
Amsterdam
258
246
253
263
271
266
261
264
Frankfurt
288
291
284
283
288
301
286
286
London Heathrow
181
177
171
165
174
176
176
179
Parijs Charles de Gaulle
260
273
272
271
268
256
258
278
Brussel
158
190
183
188
200
190
181
192
Bron: Amsterdam Airport Schiphol (AAS), op basis van APGdat, januari 2015
Toelichting
In deze tabel zijn de bestemmingen opgenomen waarvoor geldt dat deze meer dan twee keer per jaar worden aangevlogen. Volgens deze indicator is het aantal bestemmingen vanaf Schiphol in 2014 licht gestegen. De toename in 2014 is het grootst vanaf Parijs Charles de Gaulle en Brussel.
Kengetal: Aantal vliegtuigbewegingen, passagiers en vrachttonnage per luchthaven
2007
2008
2009
2010
2011
2012
2013
2014
Vliegbewegingen (x 1.000)
Amsterdam
436
428
391
386
420
423
426
438
Frankfurt
485
480
458
458
481
476
466
463
London Heathrow
476
473
460
449
476
471
470
471
Parijs Charles de Gaulle
544
551
518
492
507
491
472
465
Brussel
241
236
212
205
214
206
199
214
Passagiers (in miljoenen)
Amsterdam
48
47
44
45
50
51
53
55
Frankfurt
54
53
51
53
56
57
58
59
London Heathrow
68
67
66
66
69
70
72
73
Parijs Charles de Gaulle
60
61
58
58
61
61
62
64
Brussel
18
19
17
17
19
19
19
22
Vracht (x 1.000 ton)
Amsterdam
1.610
1.568
1.286
1.512
1.524
1.483
1.531
1.633
Frankfurt
2.074
2.021
1.808
2.199
2.133
1.986
2.016
2.051
London Heathrow
1.314
1.401
1.278
1.473
1.484
1.465
1.423
1.499
Parijs Charles de Gaulle
2.053
2.039
1.819
2.177
2.088
1.950
1.876
1.896
Brussel
762
659
449
476
475
459
430
454
Bron: Amsterdam Airport Schiphol (AAS), januari 2015
Toelichting
Inzet van het beleid is het optimaliseren van de netwerkkwaliteit in combinatie met een concurrerende en duurzame luchtvaart. De netwerkkwaliteit wordt mede bepaald door overheidstarieven en -maatregelen, maar is voor een groot deel niet direct beïnvloedbaar. Bovenstaande kengetallen geven de omvang van het netwerk in aantallen bestemmingen en het verkeer en vervoer op Schiphol weer in vergelijking met andere grote Noordwest-Europese luchthavens.
In de jaarlijkse Monitor Netwerkkwaliteit en Staatsgaranties laat IenM elk jaar de ontwikkeling van de netwerkkwaliteit van Schiphol monitoren. Uit de Monitor Netwerkkwaliteit en Staatsgaranties 201417 blijkt dat het netwerk van Schiphol in 2014 sterker is gegroeid dan die van de vier andere West-Europese luchthavens in het onderzoek (Londen Heathrow, Parijs Charles de Gaulle, Frankfurt en München). Opvallend is ook dat het netwerk van Skyteam zich op Schiphol sinds de fusie van Air France en KLM in 2004 op alle fronten aanzienlijk sterker heeft ontwikkeld dan op Parijs Charles de Gaulle. Zowel de directe connectiviteit als de hubconnectiviteit op Schiphol zijn in 2014 nagenoeg op hetzelfde niveau gekomen als die op Parijs Charles de Gaulle. De voortdurend positieve ontwikkeling van het netwerk vanaf Schiphol gedurende de afgelopen tien jaar houdt in dat Air France KLM zich steeds heeft gehouden aan het naleven van de Staatsgaranties die destijds met Air France KLM zijn afgesproken om de publieke belangen te borgen.
Kengetal: Gemiddelde vertraging per vlucht toe te rekenen aan Air Traffic Management (in minuten)
2001
2002
2003
2004
2005
2006
2007
2008
2009
2010
2011
2012
2013
2014
Taakstelling vanaf 2000 met herijking voor 2002-2006
2,8
2,44
2,08
1,72
1,4
1,0
1,0
1,0
1,0
1,0
nb
0,7
0,6
0,5
Gerealiseerd
2,5
1,4
0,9
0,8
0,9
1,0
1,2
1,4
0,9
2,0
1,1
0,63
0,54
0,61
Bron: Performance review Body, Performance monitoring Dashboard 2015
Toelichting
Het Rijk heeft geen directe invloed op het aantal minuten vertraging in het Europese luchtruim.
Dit kengetal is een internationaal gemiddelde en wordt bepaald door operationele factoren, zoals capaciteitsplanning, human resource management, weersomstandigheden en stakingen. Dit kengetal geeft wel een beeld van de efficiëntie van het luchtvaartbestel.
Kengetal: Gemiddelde ATFM-vertraging per vlucht
2010
2011
2012
2013
2014
Grenswaarde
Gemiddelde ATFM-vertraging (en route en airport) per vlucht in minuten per vlucht
2,8
1,00
1,00
1,00
1,00
Gerealiseerd
Gemiddelde ATFM-vertraging (en route en airport) per vlucht in minuten per vlucht
0,94
0,90
0,78
0,68
0,94
Gerealiseerd
Gemiddelde ATFM-vertraging (en route en airport) per vlucht in minuten per vlucht volgens PRB methode
1,85
1,81
1,41
1,34
1,89
Bron: Luchtverkeersleiding Nederland 2015
Toelichting
Dit kengetal heeft betrekking op de gemiddelde en-route vertraging per vlucht in het Nederlandse luchtruim en de gemiddelde vertraging op Schiphol tezamen. Het merendeel van de vertragingen treedt op in de terminalfase van een vlucht en wordt veroorzaakt door weersomstandigheden (storm, mist, sneeuw) die een direct negatief effect hebben op de afhandeling van de starts en landingen in de vluchtfase onder een hoogte van één kilometer. Beperkte aantallen vliegtuigopstelplaatsen kunnen ook vertragingen veroorzaken.
De toename in 2014 van de gemiddelde vertraging is met name veroorzaakt door stormen en mist.
Luchtverkeersleiding Nederland hanteert met ingang van 2015 dezelfde systematiek om vertragingen te meten als de Performance Review Body (PRB), de onafhankelijke adviseur van de Europese Commissie op het gebied van prestatiesturing. Luchtverkeersleiding Nederland heeft de vertragingswaarden vanaf 2010 herberekend volgens de PRB systematiek om de effecten van de wijziging van de meetsystematiek transparant weer te geven. De grenswaarde is met ingang van 2015 volgens deze nieuwe systematiek op twee minuten gesteld.
Beleidswijzigingen
De komende jaren wordt uitwerking gegeven aan de Luchtvaartnota (Kamerstukken II, 2011-2012, 31 936 A), de Luchtruimvisie (Kamerstukken II, 2011-2012, 31 936, nr. 114) en het State Safety Programme 2015-2019. De bij deze nota’s behorende uitvoeringsagenda’s (Kamerstukken II, 2010-2011, 31 936, nr. 47) en het SSP Actieplan zijn hierbij leidend.
Op grond van het advies van de Alderstafel Schiphol over de vierde baan problematiek is besloten het in het akkoord van 2008 afgesproken maximum van 510.000 vliegbewegingen terug te brengen tot 500.000 tot en met 2020. Dit past binnen de criteria van gelijkwaardigheid en binnen de regels van het nieuwe normen- en handhavingststelsel (Kamerstukken II, 2014-2015, 34 098, nr. 1-3).
Het is tevens van groot belang dat Europa prioriteit geeft aan het vergroten van de concurrentiekracht van de Europese luchtvaart en het behoud van de regionale en mondiale connectiviteit van Europa. Nederland organiseert daarom tijdens haar Voorzitterschap een ministeriële Aviation Summit op 20 en 21 januari 2016 waar zal worden gesproken over een gezamenlijk antwoord op de uitdagingen en kansen voor de Europese luchtvaart. Speerpunten voor Nederland zijn weergegeven in de brief over de Nederlandse inbreng voor de toekomstige EU luchtvaartstrategie (Kamerstukken II, 2014-2015, 31 936, nr. 289).
Budgettaire gevolgen van beleid
art. 17 Luchtvaart (x € 1.000)
2014
2015
2016
2017
2018
2019
2020
Verplichtingen
17.542
23.570
25.355
12.313
10.543
13.701
10.687
Uitgaven:
20.201
26.771
24.985
15.186
11.466
11.579
8.657
Waarvan juridisch verplicht
59%
17.01
Luchtvaart
20.201
26.771
24.985
15.186
11.466
11.579
8.657
17.01.01
Opdrachten
6.727
10.979
13.916
13.048
9.528
9.641
6.719
- Opdrachten GIS
1.598
5.001
3.023
4.772
3.021
3.021
0
- Leefbaarheidsfonds
0
0
5.900
2.900
0
400
400
- Overige opdrachten
5.129
5.978
4.993
5.376
6.507
6.220
6.319
17.01.02
Subsidies
2.284
2.663
910
910
710
710
710
17.01.03
Bijdrage aan agentschappen
10.071
11.949
8.979
48
48
48
48
- waarvan bijdrage aan RWS (Caribisch Nederland)
10.000
11.891
8.931
0
0
0
0
- waarvan bijdrage aan RWS
48
35
48
48
48
48
48
- waarvan bijdrage aan KNMI
23
23
0
0
0
0
0
17.01.05
Bijdrage aan internationale organisaties
1.119
1.180
1.180
1.180
1.180
1.180
1.180
Ontvangsten
38.168
33.411
9.311
25
25
25
25
Artikel 17
Belastinguitgaven (x € mln)
2014
2015
2016
2017
2018
2019
2020
Accijnzen
Vrijstelling accijns luchtvaartuigen
2.105
2.156
2.196
2.268
2.348
2.427
2.504
Bron: Bijlage 5 van de Miljoenennota 2016
17.01 Luchtvaart
Budgetflexibiliteit
Het grootste deel van de uitgaven is juridisch verplicht. Het betreft de uitfinanciering van aangegane verplichtingen voor opdrachten en subsidies voor onder meer het project geluidsisolatie Schiphol (GIS) en voor de uitvoering van toezichtstaken door de Autoriteit Consument & Markt (ACM). Voor een overzicht van de subsidies wordt verwezen naar de bijlage Subsidies. De subsidies hebben een tijdshorizon. De bijdrage aan de agentschappen betreft voornamelijk de financiering van de uitvoering van de masterplannen luchthavens Caribisch Nederland door RWS voor 2016. Op basis van de opdrachtbrief aan RWS voor Caribisch Nederland en het Beleidsondersteuning en advies (BOA) traject is het budget voor 2016, ultimo 2015 juridisch verplicht.
De bijdrage aan internationale organisaties betreft de jaarlijkse contributie aan de International Civil Aviation Organization (ICAO), aan het hiertoe opgezette samenwerkingsverband binnen ABIS en aan de European Civil Aviation Conference (ECAC). Dit bedrag is daarmee geheel juridisch verplicht.
De bijdrage aan de tweede tranche van het leefbaarheidsfonds is bestuurlijk verplicht.
De resterende niet juridisch verplichte ruimte is belegd met de activiteiten uit de uitvoeringsagenda bij de Luchtvaartnota (Kamerstukken II, 2010-2011, 31 936, nr. 47) en het State Safety Programme Actieplan 2015.
17.01 Luchtvaart
Toelichting op de financiële instrumenten
De afname van het budget na 2016 wordt met name veroorzaakt door een afname van de benodigde middelen voor opdrachten Geluidsisolatie Schiphol (GIS) en door het beëindigen van de agentschapsbijdrage aan RWS bestemd voor Caribisch Nederland. De agentschapsbijdrage wordt beëindigd omdat de uitvoering van de masterplannen luchthavens Caribisch Nederland wordt voltooid.
17.01.01 Opdrachten
Opdrachten Geluidsisolatie Schiphol (GIS)
Doel van het project Geluidsisolatie Schiphol fase 3 (GIS-3) is het verminderen van geluidshinder voor omwonenden van Schiphol door middel van geluidsisolatie. De geplande uitgaven voor 2016 en verder hebben betrekking op aankopen in de geluidssloopzones, klachtenafhandeling en de behandeling en uitbetaling van schadeclaims.
Overige opdrachten
1. Luchtvaartnota en de Alderstafels
Sinds 2008 zijn drie Alderstafels actief: Schiphol, Eindhoven en Lelystad. De Alderstafels bieden een succesvolle overlegstructuur van belanghebbenden in deze luchthavenregio’s. De Aldersadviezen vormen voor het kabinet een waardevolle basis voor beleidskeuzes ten aanzien van de ontwikkeling van luchthavens in relatie tot de effecten op de leefomgeving. Ook in 2016 blijven de Alderstafels Eindhoven en Lelystad actief. Op Schiphol is de Alderstafel inmiddels samen met de Commissie Regionaal Overleg luchthaven Schiphol (CROS) overgegaan in de Omgevingsraad Schiphol.
2. Normen en handhavingsstelsel
De ontwikkeling van Schiphol tot 2020 vindt plaats binnen de aan de Alderstafel afgesproken kaders. Het budget is bestemd voor opdrachten ten behoeve van de implementatie van het nieuwe normen- en handhavingstelsel voor Schiphol en aanpassing van de wet- en regelgeving en het Luchthavenindelingbesluit Schiphol (LIB)/ Luchthavenverkeerbesluit Schiphol (LVB).
3. Leefbaarheidsfonds
Bij de afnemende mogelijkheden van hinderbeperking is de tweede tranche van het leefbaarheidsfonds een belangrijke impuls voor de inpassing van de luchthaven Schiphol in zijn omgeving. De partijen Schiphol, de provincie Noord-Holland en het Rijk afgesproken om in totaal € 30 miljoen voor een tweede fase ter beschikking te stellen.
4. Verminderen risico op vogelaanvaringen
In 2016 wordt opnieuw gewerkt aan het uitvoeren van de maatregelen uit het convenant Reduceren risico vogelaanvaringen Schiphol om de vogelaanvaringsproblematiek te verminderen. De maatregelen betreffen het ontwikkelen en toepassen van detectieapparatuur, maatregelen gericht op populatiebeheer en een aanscherping van de ruimtelijke beperkingen ten aanzien van de foerageer-, rust- en broedgebieden.
5. State Safety Programme
Op basis van de door het ministerie en de luchtvaartsector uitgevoerde risicoanalyse zijn het State Safety Programme 2015-2019 en het SSP Actieplan 2015 opgesteld. Vanaf 2016 en verder zal uitvoering worden gegeven aan het Actieplan. Het plan betreft onder andere maatregelen om de wetgeving op orde te brengen, de veiligheid met prestatie-indicatoren meetbaar te maken en de introductie van veiligheidsmanagement door de gehele luchtvaartsector.
6. Nadere uitwerking luchtruimvisie en civiel-militaire samenwerking
Als uitwerking van de Luchtruimvisie worden verschillende onderzoeken en studies uitgevoerd voor de voorbereiding van luchtruimwijzigingen en aanpassingen van het luchtverkeersleidingsconcept. Hiertoe worden activiteiten uitgevoerd in samenwerking met de Luchtverkeersleiding Nederland (LVNL) en het Commando Luchtstrijdkrachten (CLSK) van het Ministerie van Defensie.
In de Roadmap Luchtruimvisie wordt beschreven hoe en wanneer de luchtverkeersleidings-organisaties de beoogde luchtruimwijzigingen en aanpassingen aan het luchtverkeersleidings-systeem gaan realiseren. De uitwerking van de verdergaande civiel-militaire samenwerking op het gebied van luchtverkeersdienstverlening is daarbij een belangrijk aspect.
7. KDC
De Stichting Knowledge & Development Center (KDC) levert kennis om innovatieve oplossingen te vinden voor de duurzame ontwikkeling van de Mainport Schiphol. In het KDC werken de partners KLM, Schiphol en Luchtverkeersleiding Nederland (LVNL) samen met universiteiten en kennisinstellingen om alle operationele processen op en rond Schiphol te innoveren, zowel op de grond als in de lucht.
8. Opdrachten Caribisch Nederland
Het betreft de aanschaf van apparatuur ter bevordering van het veilig gebruik van de luchthavens en ter verbetering van de bedrijfsvoering. Tevens betreft het de financiering van diverse onderzoeken en opleidingen.
17.01.02 Subsidies
Versneld onderploegen graanresten ten behoeve van reduceren risico vogelaanvaringen
Met het convenant Reduceren risico vogelaanvaringen Schiphol is een vergoedingsregeling in het leven geroepen voor het versneld onderwerken van de graanresten na de oogst in een deel van de Haarlemmermeerpolder. De boeren die de overeenkomst hebben ondertekend ontvangen hiervoor een vergoeding per hectare versneld ondergewerkte graanakker.
Omgevingsraad Schiphol en commissies regionaal overleg
IenM draagt financieel bij aan de activiteiten van de Omgevingsraad Schiphol (ORS). Dit onafhankelijke overleg- en adviesorgaan verenigt bewoners, regionale en lokale overheden en luchtvaartpartijen met als doel om de hinder van Schiphol zoveel mogelijk te beperken en een optimaal gebruik van de luchthaven te bevorderen. De jaarlijkse bijdrage bedraagt maximaal € 0,52 miljoen. De luchthavens van nationale betekenis Eelde, Lelystad, Maastricht en Rotterdam kennen in 2016 eveneens commissies voor regionaal overleg. In 2016 is de rijksbijdrage per commissie maximaal € 0,035 miljoen.
Incidentele subsidies
IenM treedt toe tot het KLM Corporate Biofuel Programme. De bijdrage van € 0,2 miljoen aan het programma wordt door KLM voor 100% geïnvesteerd om duurzame biokerosine in te kopen en draagt daarmee bij aan de vergroening van de luchtvaartsector.
17.01.03 Bijdrage aan agentschappen
Dit betreft voornamelijk de bijdrage die aan RWS ter beschikking wordt gesteld voor de uitvoering van de masterplannen luchthavens Caribisch Nederland gericht op het wegwerken van de tekortkomingen ten aanzien van de internationale regelgeving.
17.01.05 Bijdragen aan internationale organisaties
Voor de jaarlijkse contributie aan de International Civil Aviation Organization, aan het hiertoe opgezette samenwerkingsverband binnen ABIS (de ABIS-groep vertegenwoordigt de burgerlijke luchtvaartautoriteiten van Oostenrijk, België, Nederland, Luxemburg, Ierland, Zwitserland en Portugal), en aan de European Civil Aviation Conference (ECAC) wordt in 2016 een bedrag uitgegeven van € 1,2 miljoen, waarvan € 1,0 miljoen via de Homogene Groep Internationale Samenwerking (HGIS).
Beleidsartikel 18: Scheepvaart en Havens
Algemene doelstelling
Het realiseren van een efficiënt, veilig en duurzaam goederenvervoersysteem, waarbinnen de internationale concurrentiekracht van de mainport en van de Nederlandse maritieme sector wordt versterkt.
(Doen) uitvoeren
Rollen en verantwoordelijkheden
De Minister is verantwoordelijk voor het in stand houden van een robuust hoofdnetwerk van vaarwegen. Vanuit de begroting Hoofdstuk XII (artikel 26.01) wordt een bijdrage gedaan aan het Infrastructuurfonds. Via het Infrastructuurfonds (artikel 15, 17 en 18) investeert de Minister door middel van aanleg en benutting in dit netwerk, in binnenhavens en in de maritieme toegang van zeehavens om een goede en betrouwbare bereikbaarheid over water van de economische kerngebieden te realiseren. Aanleg- en benuttingsprojecten worden in het Meerjarenprogramma Infrastructuur, Ruimte en Transport (MIRT) vastgelegd. De Minister is verantwoordelijk voor toezicht en nautisch beheer. Rijkswaterstaat voert als beheerder het beheer, onderhoud en vervanging uit. De uitgaven aan beheer, onderhoud en vervanging worden verantwoord op het Infrastructuurfonds (artikel 15).
Regisseren
De Minister is verantwoordelijk voor de vormgeving en deels ook voor de uitvoering van het maritiem beleid. Hieronder valt ook het toezicht op de uitvoering van de wet- en regelgeving (zowel de Autoriteit Consument en Markt (ACM) als de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT)). De rol «regisseren» heeft ook betrekking op de volgende taken:
-
-
-
•De Minister stelt normen en handhaaft deze om het veilige en duurzame gebruik van netwerken te waarborgen. De Minister ijvert regionaal en internationaal voor deze normen, bijvoorbeeld in de Raad Vervoer, Telecommunicatie en Energie van de EU en de Internationale Maritieme Organisatie (IMO), ook omdat een internationaal level playing field goed is voor de Nederlandse concurrentiepositie. Daarin passen een actief Nederlands lidmaatschap van IMO en Centrale Commissie voor de Rijnvaart (CCR) en een gerichte bijdrage aan de totstandkoming van Europese regelgeving, inclusief een actieve rol in agentschappen als het Europese Maritieme Veiligheidsagentschap (EMSA) en andere organisaties.
-
-
-
-
•De in 2015 vastgestelde maritieme strategie en de daaronder hangende werkprogramma’s voor de zeehavens, scheepvaart en binnenvaart geven de leidende principes aan: meerwaarde door samenwerking, ruimte voor ondernemerschap en oog voor de stad en leefomgeving.
-
-
-
-
•Vanuit het oogpunt van verbetering van het milieu en van de kwaliteit van de leefomgeving in de zeehavengebieden wordt de innovatie en de transitie naar een duurzame scheepvaart bevorderd.
-
-
-
-
•IenM zorgt voor «state of the art» regelgeving op het gebied van marktordening, passagiersrechten, bemanningszaken en security.
-
-
-
-
•Met het programma Beter Benutten stimuleert de Minister een slim, efficiënt en veilig gebruik van de vaarwegen. Samen met de inspanningen van de vervoerders en verladers kan daarmee de capaciteit van de vaarwegen beter worden benut.
-
-
-
-
•De Minister geeft zoveel mogelijk ruimte voor ondernemerschap, met een maximaal beroep op de eigen verantwoordelijkheid van het bedrijfsleven voor een permanente verbetering van de veiligheid en duurzaamheid met betrekking tot maritiem beleid.
-
-
-
-
•IenM draagt, binnen het kabinetsbrede bedrijvenbeleid onder coördinatie van het Ministerie van Economische Zaken, als vakdepartement verantwoordelijkheid voor de overheidsinbreng op de Topsector Logistiek en het maritieme cluster binnen de Topsector Water.
-
-
-
-
•Voorts zet de Minister in op een intensivering en stroomlijning van de inspanningen van alle overheden, belangenorganisaties en sectorpartijen betrokken bij bovenstaande beleidsopgaven.
-
Tenslotte is de Minister verantwoordelijk voor het toezicht op en de handhaving van (een deel van) de wet- en regelgeving door de Inspectie Leefomgeving en Transport op dit beleidsterrein (zie beleidsartikel 24 Handhaving en toezicht).
Indicatoren en Kengetallen
Hieronder zijn de beleidsmatige indicatoren en kengetallen voor scheepvaart en havens opgenomen. In productartikel 15 Hoofdvaarwegennet van het Infrastructuurfonds zijn de aan dit beleidsartikel gerelateerde productindicatoren en/of -kengetallen opgenomen.
Indicator: Passeertijd sluizen
Realisatie 2010
Realisatie 2011
Realisatie 2012
Realisatie 2013
Realisatie 2014
Streefwaarde 2015 en 2016
Hoofdtransportas
68%
67%
68%
69%
70%
85%
Hoofdvaarweg
81%
79%
78%
80%
80%
75%
Overige vaarweg
88%
92%
93%
92%
92%
70%
Bron: RWS, 2015
Toelichting
De «passeertijd sluizen» is een absolute normtijd die voor elke sluis afzonderlijk is bepaald. Voor elk type vaarweg wordt een te realiseren percentage schepen nagestreefd dat binnen de normtijd de sluis passeert. De gerealiseerde passeertijden op de hoofdtransportassen voldoen nog niet aan de streefwaarden. Dit speelt al langere tijd en wordt, naast geplande onderhoudsmaatregelen voornamelijk veroorzaakt door gebrek aan capaciteit op de trajecten tussen Rotterdam en Zeeland. Voor de sluizen op die corridor lopen dan ook MIRT-projecten, gericht op het verbeteren van de toekomstige capaciteit. De passeertijden voor de hoofd- en overige vaarwegen scoren overall gezien wel ruim voldoende.
Kengetal: Ontwikkeling van het procentuele marktaandeel (in tonnen) van de Nederlandse havengebieden ten opzichte van de totale Noordwest Europese havenrange (de «Hamburg-Le Havre range»)
2003
2004
2005
2006
2007
2008
2009
2010
2011
2012
2013
2014
Totaal Nederlandse Zeehavens
44,4
44,9
44,9
44,2
44,5
45,0
46,9
47,8
47,2
47,9
47,5
47,2
Mainport Rotterdam
34,5
34,6
34,9
33,8
34,2
34,4
36,0
37,0
36,3
37,0
36,6
36,2
Overige Nederlandse Zeehavens
9,9
10,3
10,0
10,4
10,4
10,6
10,9
10,8
10,9
10,9
10,9
11,0
Bron: 2002-2010 Nationale Havenraad, 2011-2014 IenM
Toelichting
Dit kengetal geeft informatie over het marktaandeel van de Nederlandse zeehavens ten opzichte van de concurrerende Noordwest Europese havenrange (de zogenaamde «Hamburg-Le Havre range»). Het streven is het marktaandeel van de Nederlandse havengebieden ten opzichte van de totale Noordwest (de «Hamburg-Le Havre range») ten minste te handhaven.
Na een lichte stijging van het marktaandeel in 2012, is er in 2013 en 2014 een lichte daling van het marktaandeel te zien. Met name Mainport Rotterdam, dat in 2012 marktaandeel had gewonnen, verloor marktaandeel in 2013 en 2014 tot onder het niveau van 2010. Het marktaandeel van de overige Nederlandse zeehavens laat een lichte stijging zien.
Kengetal: Ontwikkeling in aantallen en bruto tonnage (GT)1
2006
2007
2008
2009
2010
2011
2012
2013
2014
Van de vloot van in Nederland geregistreerde zeeschepen onder Nederlandse vlag2
Aantallen
Handelsvaart
574
566
640
688
725
769
800
822
808
Zeesleepvaart
174
212
222
222
249
235
247
260
258
Waterbouw
148
139
118
121
120
156
169
168
167
Totaal
896
917
980
1.031
1.094
1.160
1.216
1.250
1.233
Bruto tonnage (GT) (x 1.000)
Handelsvaart
5.031
5.114
5.980
6.313
6.075
6.883
6.740
7.045
6.978
Zeesleepvaart
181
243
264
237
310
290
362
347
360
Waterbouw
509
477
375
441
450
513
531
533
537
Totaal
5.721
5.834
6.619
6.991
6.835
7.686
7.633
7.925
7.875
Van de vloot onder buitenlandse vlag in Nederlands eigendom of beheer3
Aantallen
Handelsvaart
434
462
395
410
433
422
408
403
403
Zeesleepvaart
284
332
358
406
459
456
477
498
519
Waterbouw
39
45
52
66
63
55
55
52
52
Totaal
757
839
805
882
955
933
940
953
974
Bruto tonnage (GT) (x 1.000)
Handelsvaart
5.566
6.278
4.542
5.057
5.259
5.232
5.072
5.517
5.987
Zeesleepvaart
2.782
1.903
1.423
1.217
1.011
1.298
1.640
1.612
1.643
Waterbouw
102
122
184
225
251
210
264
248
285
Totaal
8.450
8.303
6.149
6.499
6.521
6.740
6.976
7.377
7.915
Noot 1
Schepen > 100 GT en pontons > 1000 GT
Noot 2
Bron: Inspectie Leefomgeving en Transport, 2015
Noot 3
Bron: cijfers van 2006-2009 Policy Research Corporation (april 2010); cijfers 2010-2014 Inspectie Leefomgeving en Transport (februari 2015). Alle cijfers op basis van Lloyd’s Register Fairplay.
Toelichting
Bovenstaande kengetallen geven informatie over de ontwikkeling in aantallen en bruto tonnage (GT) van de vloot in Nederlands eigendom of beheer onder Nederlandse en buitenlandse vlag. De gegevens zijn opgesplitst naar de sectoren handelsvaart, zeesleepvaart en waterbouw. De groei c.q. afname van de vloot onder Nederlandse vlag is niet alleen van overheidsbeleid afhankelijk, maar van meerdere factoren zoals de wereldwijde groei van het ladingaanbod en investeringsklimaat, het zeevaartbeleid (waaronder fiscale klimaat) van andere landen en de individuele prestaties van de ondernemingen. Een toename van de vanuit Nederland beheerde vloot (en dan met name de Nederlandse vlag) is gunstig voor de ontwikkeling van de toegevoegde waarde.
Kengetal: veiligheid scheepvaart
Aantal scheepvaartongevallen (inclusief visservaartuigen en recreatievaart) op het Nederlandse deel van de Noordzee (Nederlandse en buitenlandse vlag)
2005
2006
2007
2008
2009
2010
2011
2012
2013
2014
Zeer ernstige scheepvaartongevallen (ZESO)
1
1
0
0
1
1
0
4
2
0
Ernstige scheepvaartongevallen
4
2
6
3
7
9
4
15
13
12
Totaal (ESO)
5
3
6
3
8
10
4
19
15
12
Aantal significante ongevallen met schepen op de Nederlandse binnenwateren1
Aantal significante scheepsongevallen
96
123
150
127
121
164
159
161
136
138
Aantal doden en gewonden op schepen op de Nederlandse binnenwateren (ook onder niet Nederlandse vlag)
Aantal doden
7
3
4
4
4
4
8
4
9
4
Aantal gewonden
49
54
30
51
56
45
63
58
27
44
Bron: RWS, 2015
Noot 1
Voor de beoordeling van de ontwikkeling van de veiligheid op de Nederlandse binnenwateren wordt gebruik gemaakt van het begrip «significant scheepsongeval». Significante scheepsongevallen zijn scheepsongevallen op de Nederlandse binnenwateren met schepen (ook onder niet Nederlandse vlag) waarbij schade is ontstaan die als ernstig wordt geclassificeerd in de vorm van slachtoffers (doden/gewonden), stremming van de vaarweg of schade aan de vaarweg, schip, lading of milieu.
Toelichting
In 2014 zijn op het Nederlandse deel van de Noordzee twaalf ESO’s (ernstige scheepvaartongevallen) geregistreerd. Er hebben in 2014 geen ZESO’s plaatsgevonden. De twaalf ESO’s zijn als volgt verdeeld: koopvaardij (vijf), visserij (één), recreatievaart (vijf) en één gecombineerde ESO aanvaring zeevaart en visserij. Sinds 2012 is de registratie en classificatie van scheepsongevallen op de Noordzee aanzienlijk verbeterd en verfijnd. Dit heeft tot het inzicht geleid dat de historische reeks 2004-2011 waarschijnlijk een onderschatting van het aantal ESO’s geeft dat in werkelijkheid is opgetreden. Om een goede uitspraak te kunnen doen over de ontwikkeling van de veiligheid van scheepvaart op de Noordzee moet vanaf 2012 een nieuwe historische reeks van ESO’s worden opgebouwd. De historische reeks van ZESO’s wordt wel betrouwbaar geacht.
Naar aanleiding van een aantal ernstige scheepsongevallen in de recreatievaart in 2013, waarbij negen dodelijke slachtoffers vielen, is sprake van een hoger aantal doden dan gemiddeld. Onderzoek heeft uitgewezen dat structurele beleidswijzigingen niet noodzakelijk zijn. De watersportsector heeft naar aanleiding van de ongevallen zelf initiatief genomen om te komen tot verbetermaatregelen.
Beleidswijzigingen
Accentverschuivingen in het maritiem beleid zoals weergegeven in de rijksbrede Maritieme Strategie (Kamerstukken II, 2014-2015, 31 409, nr. 70) en bijbehorende uitvoeringsagenda worden uitgevoerd. Hierin zijn de uitkomsten van de evaluatie Zeevaartbeleid 2008-2013 en Evaluatie van fiscaal maritiem beleid met financiën in de Maritieme Strategie verwerkt.
In het jaar 2016 wordt een beleidsdoorlichting voor het gehele beleidsartikel uitgevoerd.
Budgettaire gevolgen van beleid
art. 18 Scheepvaart en havens (x € 1.000)
2014
2015
2016
2017
2018
2019
2020
Verplichtingen
18.793
34.072
33.737
4.272
4.704
4.741
4.777
Uitgaven:
4.801
13.147
24.997
28.332
14.804
10.980
8.838
Waarvan juridisch verplicht
96%
18.01
Scheepvaart en havens
4.801
13.147
24.997
28.332
14.804
10.980
8.838
18.01.01
Opdrachten
1.956
8.518
17.966
17.863
7.865
6.536
6.394
- Topsector logistiek
0
6.731
16.013
16.035
5.605
4.239
4.061
- Overige opdrachten
1.956
1.787
1.953
1.828
2.260
2.297
2.333
18.01.02
Subsidies
543
2.275
4.587
8.025
4.495
2.000
0
- Topsector logistiek
0
1.750
4.337
7.775
4.495
2.000
0
- Overige subsidies
543
525
250
250
0
0
0
18.01.03
Bijdrage aan agentschappen
1.404
1.270
1.408
1.408
1.408
1.408
1.408
- waarvan bijdrage aan RWS
1.404
1.270
1.408
1.408
1.408
1.408
1.408
18.01.05
Bijdragen aan internationale organisaties
898
1.084
1.036
1.036
1.036
1.036
1.036
Ontvangsten
465
0
0
0
0
0
0
Extracomptabele verwijzingen
Extracomptabele verwijziging naar artikel 15 Hoofdvaarwegennet van het Infrastructuurfonds (x € 1.000)
2016
2017
2018
2019
2020
Bijdrage uit artikel 26 van Hoofdstuk XII aan artikel 15 Hoofdvaarwegennet van het Infrastructuurfonds
821.791
819.917
854.059
721.783
700.091
Andere ontvangsten van artikel 15 Hoofdvaarwegennet van het Infrastructuurfonds
32.620
16.890
0
0
0
Totale uitgaven op artikel 15 Hoofdvaarwegennet van het Infrastructuurfonds
854.411
836.807
854.059
721.783
700.091
waarvan
15.01
Verkeersmanagement
8.412
8.412
8.412
8.412
8.412
15.02
Beheer, onderhoud en vervanging
411.347
356.103
328.006
274.708
283.144
15.03
Aanleg
141.226
188.940
234.166
166.912
133.617
15.04
Geïntegreerde contractvormen/PPS
6.184
3.619
7.844
2.262
2.229
15.06
Netwerkgebonden kosten HVWN
301.578
289.741
283.916
280.932
280.488
15.07
Investeringsruimte
- 14.336
- 10.008
- 8.285
- 11.443
- 7.799
Extracomptabele verwijziging naar artikel 17.06 PMR van het Infrastructuurfonds (x € 1.000)
2016
2017
2018
2019
2020
Bijdrage uit artikel 26 van Hoofdstuk XII aan artikel 17.06 PMR van het Infrastructuurfonds
4.604
4.620
4.216
2.669
486
Andere ontvangsten van artikel 17.06 PMR van het Infrastructuurfonds
0
0
0
0
0
Totale uitgaven op artikel 17.06 PMR van het Infrastructuurfonds
4.604
4.620
4.216
2.669
486
waarvan
17.06
Project Mainportontwikkeling Rotterdam
4.604
4.620
4.216
2.669
486
Extracomptabele verwijziging naar artikel 18.03 Intermodaal vervoer van het Infrastructuurfonds (x € 1.000)
2016
2017
2018
2019
2020
Bijdrage uit artikel 26 van Hoofdstuk XII aan artikel 18.03 Intermodaal vervoer van het Infrastructuurfonds
3.045
0
0
0
0
Andere ontvangsten van artikel 18.03 Intermodaal vervoer van het Infrastructuurfonds
0
0
0
0
0
Totale uitgaven op artikel 18.03 Intermodaal vervoer van het Infrastructuurfonds
3.045
0
0
0
0
waarvan
18.03
Intermodaal vervoer
3.045
0
0
0
0
Artikel 18
Belastinguitgaven (x € mln)
2014
2015
2016
2017
2018
2019
2020
Verlaging lastendruk op ondernemingen
Willekeurige afschrijving zeeschepen
3
3
3
3
3
3
3
Keuzeregime winst uit zeescheepvaart (tonnagebelasting)
120
120
120
120
120
120
120
Verlaging lastendruk op arbeid
Afdrachtvermindering zeevaart
112
114
116
117
119
121
123
Accijnzen
Vrijstelling communautaire wateren
1.220
1.237
1.247
1.275
1.307
1.338
1.366
Bron: Bijlage 5 van de Miljoenennota 2016
18.01 Scheepvaart en havens
Budgetflexibiliteit
De bijdragen aan agentschappen en internationale organisaties zijn volledig juridisch verplicht en hebben een structureel karakter.
Voor de topsector Logistiek zijn zowel het subsidiedeel aan de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO) als de opdrachten via Connekt volledig juridisch verplicht.
Van het overige opdrachtenbudget is circa de helft juridisch verplicht. Het betreft de uitfinanciering van aangegane verplichtingen voor onder meer de uitvoering van toezichtstaken door de ACM, de uitvoering van inningstaken betreffende het Verkeersbegeleidingstarief door de Belastingdienst/douane en de monitoring van maritieme indicatoren en kengetallen. De bijdrage aan kennismakingsstages zeevaart en koopvaardij is conform de vastgestelde subsidieregeling verplicht.
Het niet juridisch verplichte deel van dit artikel wordt aangewend voor beleidsonderzoek gericht op onder meer binnenvaart, zeevaart, zeehavens en Caribisch Nederland.
18.01 Scheepvaart en havens
Toelichting op de financiële instrumenten
18.01.01 Opdrachten
-
-
-
•Het ministerie draagt financieel jaarlijks circa € 0,5 miljoen bij aan de ACM voor het uitvoeren van toezicht op het loodswezen.
-
-
-
-
•Voor beleidswerk gericht op havens (onder andere havensamenwerking) en Caribisch Nederland (de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba) is het benodigde budget gereserveerd.
-
-
-
-
•Als vlaggen-, kust- en havenstaat zet Nederland in IMO- en EU-verband in op verbetering van het stelsel van regelgeving (bij voorkeur door optimaliseren bestaande regelgeving). En onderbouwt dit met gedegen onderzoeken naar de effecten.
-
-
-
-
•De concurrentiepositie van het maritieme cluster vereist de implementatie van verdragen, een gelijk speelveld en vermindering van de administratieve lasten. De inzet richt zich bijvoorbeeld op een Europese maritieme ruimte zonder grenzen, de bevordering van de aanwas in het maritieme onderwijs, het monitoren van de arbeidsmarkt en het faciliteren van verbetering van de efficiency van bemanningen. Hiervoor wordt beleidsinformatie verzameld en onderzoek verricht.
-
-
-
-
•Voor de topsector Logistiek worden de opdrachten op basis van het meerjarenprogramma en de op te starten activiteiten in 2015 en 2016 via het programmasecretariaat van de topsector uitgezet. Het programma is onderverdeeld in tien acties. Voor 2016 wordt voor € 14,6 miljoen aan activiteiten in de vorm van opdrachten uitgevoerd.
-
-
-
-
•In het kader van het EU-voorzitterschap van Nederland zal een hoogambtelijke bijeenkomst worden georganiseerd gericht op de maritieme sector.
-
18.01.02 Subsidies
-
-
-
•Een grotere instroom in het nautisch onderwijs is voor een voldoende aanbod van zeevarenden gewenst. IenM heeft de regeling voor kennismakingstages voor potentiële studenten tot 2018 verlengd. Dit heeft een positief effect op de wervingskracht van het nautische onderwijs.
-
-
-
-
•Voor de topsector Logistiek worden de subsidies op basis van het meerjarenprogramma en de op te starten activiteiten in 2015 en 2016 via de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO) uitgezet.
-
18.01.03 Bijdragen aan agentschappen
In het kader van het Beleidsondersteuning en Advies (BOA) protocol met RWS zijn afspraken gemaakt over beleidsondersteuning en -advisering, die RWS uitvoert in opdracht van de beleids-DG’s. Door middel van de agentschapbijdrage wordt capaciteit hiervoor bij RWS gereserveerd.
18.01.05 Bijdragen aan internationale organisaties
Vanuit de Homogene Groep Internationale Samenwerking (HGIS) gelden betaalt Nederland circa € 0,5 miljoen contributie aan de Centrale Commissie voor de Rijnvaart (CCR) en circa € 0,4 miljoen contributie aan de International Maritime Organisation (IMO) conform verdragsverplichtingen. Daarnaast zijn bijdragen aan de International Association of Marine Aids to Navigation and Lighthouse Authorities (IALA) en Donaukommission verschuldigd.
Beleidsartikel 19: Klimaat
Algemene Doelstelling
Klimaatverandering door menselijk handelen tegengaan. Door uitstoot van CO2 en overige broeikasgassen stijgt de temperatuur op aarde. Hierdoor verandert het klimaat en stijgt de zeespiegel. Nederland heeft internationale afspraken gemaakt om de uitstoot van broeikasgassen te verminderen en zo de klimaatverandering te beperken. Vermindering van CO2-uitstoot biedt bovendien economische kansen, stimuleert slimme groene investeringen, creëert daarmee banen, en bevordert zo Nederlandse innovaties die ook buiten de landsgrenzen kunnen worden ingezet.
Regisseren
Rollen en Verantwoordelijkheden
De Minister van IenM regisseert de inhoudelijke lijn voor de nationale inbreng in de ontwikkeling van het Europese en het mondiale klimaatbeleid. Meer specifiek is de Minister van IenM verantwoordelijk voor:
-
-
-
•Het door Nederland nakomen van de (onder andere) in UNFCCC18 en EU-verband gemaakte afspraken over het reduceren van emissies van CO2 en overige broeikasgassen en voor het emissiehandelssysteem waaronder het toewijzen en het doen veilen van CO2-emissierechten.
-
-
-
-
•De regie op de internationale aspecten van het IenM-beleid, inclusief het politieke optreden en de vertegenwoordiging in de betreffende internationale gremia. Daartoe horen onder andere de Europese Transport- en Milieuraad en relevante VN-bijeenkomsten.
-
-
-
-
•De opdracht aan de NEa voor het handelssysteem in CO2-emissierechten. Ook de registratie van biobrandstoffen en de rapportage hierover ter controle van de duurzaamheid en de CO2-prestatie zijn hier onderdeel van.
-
-
-
-
•De coördinatie van de Nederlandse inzet in internationaal kader bij de vaststelling van normen en plafonds, de vertaling daarvan naar Nederlandse wet- en regelgeving en de verdeling van doelstellingen over sectoren en milieuthema’s. De doelen en normen hebben betrekking op het reduceren van CO2-emissies, op brandstofkwaliteit, op productie en inzet van duurzame biobrandstoffen, op de mondiale uitfasering van ozonlaagafbrekende stoffen en van gefluorideerde broeikasgassen en op de handel in CO2-emissierechten (Emissions Trading System/ETS).
-
Het internationale IenM-beleid vindt niet alleen haar grondslag in dit artikel. Specifieke rollen en verantwoordelijkheden van de Minister op de verschillende beleidsterreinen van IenM zijn bij de betreffende artikelen vermeld.
Stimuleren
Om de milieudoelen op het gebied van klimaat te behalen, is het belangrijk deze op een proactieve wijze met maatschappelijke partners te delen. Daarom stimuleert de Minister van IenM:
-
-
-
•Het aangaan en organiseren van allianties met en tussen bedrijven, branches, overheden en kennisorganisaties om de doelen uit de Klimaatagenda, de afspraken in het SER-Energieakkoord waar de Minister voor verantwoordelijk is en de Lokale Klimaatagenda tot succesvolle uitvoering te brengen.
-
-
-
-
•Via de Lokale Klimaatagenda, Green Deals en initiatieven voor reductie van CO2-emissies brengt zij ondernemers, burgers en andere overheden beter in positie om maatregelen te nemen die goed zijn voor klimaat en economie.
-
-
-
-
•Zuinigere voertuigen. Dit gebeurt onder andere door de voorlopers in de sector te stimuleren en voor ontwikkeling van diverse alternatieve voertuigen en brandstoffen een kansrijke omgeving te creëren.
-
-
-
-
•Het verduurzamen van brandstoffen in de sectoren mobiliteit en transport door afspraken te maken over de rijksbijdrage aan de Actieagenda duurzame brandstofvisie voor het doelbereik van 15 tot 20 petajoule energiebesparing voor 2020 en een maximumuitstoot van 25 megaton CO2 in 2030. Dit vanuit het SER-energieakkoord, pijler zeven transport en mobiliteit. Het bereiken van de jaardoelstelling voor hernieuwbare energie stimuleren door ontwikkeling en toepassing van alternatieve energiedragers zoals elektrisch rijden en rijden op waterstof en het faciliteren van de aanleg van tankinfrastructuur voor alternatieve energiedragers.
-
Tenslotte is de Minister van IenM verantwoordelijk voor het toezicht op en de handhaving van (een deel van) de wet- en regelgeving door de ILT op dit beleidsterrein (zie beleidsartikel 24 Handhaving en Toezicht).
Indicatoren en Kengetallen
Kengetal: Sectorale niet-ETS emissieplafonds voor 2020 (in megaton CO2 equivalenten)
Verantwoordelijk ministerie
Nieuw raming (Mton)
Emissieplafond (Mton)
CO2 industrie en energie
EZ
8
10,7
CO2 verkeer en vervoer
IenM
34
35,5
CO2 gebouwde omgeving
BZK
25
22,5
CO2land- en tuinbouw
EZ
5
5,75
Overige CO2 broeikasgassen landbouw
EZ
16
16
Resterende overige broeikasgassen
IenM
9
8,8
Totaal
97
99,25
Bron: Nationale Energieverkenning 2014, tabel 3.3 op blz. 75 www.pbl.nl
Toelichting:
In deze tabel zijn de sectorale emissieplafonds en de raming weergegeven. De raming geeft aan in welke mate het doelbereik in zicht is. In deze raming is het effect van het begrotingsakkoord, het SER-energieakkoord en de Klimaatagenda: «weerbaar, welvarend en groen» verwerkt. Een nieuwe raming staat opgenomen in de Nationale Energieverkenning, die in oktober 2015 uitkomt.
De doelstelling voor de totale niet-ETS in 2020 is 104,5 Mton CO2-equivalenten. Uit de raming blijkt dat Nederland zeer ruim aan haar doel voor de totale non-ETS Effort Sharing Decision (ESD) zal kunnen voldoen. Onder het niet-ETS heeft Nederland een doel van -16% ten opzichte van 2005 in 2020, wat neerkomt op een uitstoot van 104,5 Mton, waar de raming dus een daling van de emissies tot onder de 100 Mton voorziet.
In de kabinetsaanpak Klimaatbeleid op weg naar 2020 heeft het kabinet afgesproken dat indien in een sector tegenvallers optreden die samenhangen met (de uitvoering van) het beleid van het ministerie, de verantwoordelijke bewindspersoon in beginsel compenserende maatregelen neemt. Wanneer is aangetoond dat (alle) binnen de sector mogelijke compenserende maatregelen veel duurder zijn dan de oorspronkelijke maatregelen, zal het kabinet zoeken naar alternatieve kosteneffectieve maatregelen - binnen de beschikbare middelen - in andere sectoren. Vervolgens zal het kabinet een besluit nemen en de Tweede Kamer hierover informeren. Is er een tegenvaller die niets van doen heeft met tegenvallende beleidseffecten, dan volstaat het verschil van 7,5 Mton tussen het doel van 104,5 en de raming van 97 om deze tegenvaller op te vangen. Waar de sectorale ramingen overschrijdingen laten zien, wordt dat vooral veroorzaakt door nieuwe aannames over met name economische ontwikkelingen en monitoringsverbeteringen sinds het afspreken van de sectordoelen. Van beleidsveroorzaakte tegenvallers is niet of nauwelijks sprake.
Ontwikkeling verplichting aandeel hernieuwbare energie in het vervoer (indicator in %)
Verplichtingen
2007
2008
2009
2010
2011
2012
2013
2014
2015
2016
2017
2018
2019
2020
Besluit Hernieuwbare energie vervoer 2015
2
3,25
3,75
4
4,25
4,5
5
5,5
6,25
7
7,75
8,5
9,25
10
Realisatie
2
3,26
3,75
4,01
4,31
4,54
5,05
Bron: Besluit Hernieuwbare energie vervoer 2015 (Stb. 2014, 460)
Toelichting:
In artikel 2.1 van het Besluit Hernieuwbare Energie vervoer 2015 dat op 1 januari 2015 van kracht is geworden, is de ontwikkeling van de jaarverplichting hernieuwbare energie in het vervoer tot en met 2020 vastgelegd.
Ontwikkeling CO2 emissie nieuwe personenauto’s in gr. CO2 per kilometer (kengetal)
2005
2009
2010
2011
2012
2013
2014
2015
2021
EU
162,6
145,7
140,3
135,7
132,2
127,0
130,0
95,0
Nederland
169,9
146,9
135,8
126,2
118,6
109,1
107,1
Bron: European Environment Agency; pagina 9, pini 3.1. en pagina 22 tabel A3 van publicatie Monitoring CO2 emissions from new passenger cars in the EU: summary of data for 2013, EEA 30 april 2014.
Toelichting:
-
-
-
•Nadat vrijwillige afspraken over CO2-reductie met de Europese autofabrikanten niet tot gewenste resultaten hebben geleid, heeft de Europese Commissie in december 2007 een voorstel gedaan voor verplichte reductiedoelstellingen. Dat voorstel is in 2009 aangenomen en bevatte een verplichte norm van gemiddeld 130 g CO2/km in 2015. Daarnaast is in november 2013 overeenstemming bereikt dat een verplichte norm van gemiddeld 95 g CO2/km in 2021 zal gelden. Deze norm zal er straks toe leiden dat de gemiddelde automobilist op jaarbasis zo’n € 340 aan brandstofkosten bespaart.
-
-
-
-
•Alleen voor 2015 en 2021 zijn er EU-normen (voor fabrikanten). De CO2-uitstoot van nieuwe voertuigen in Nederland wordt jaarlijks gemonitord.
-
-
-
-
•Met name fiscaal beleid, waaronder de korting op de bijtelling voor het privé gebruik van zakelijke auto’s, heeft ervoor gezorgd dat de gemiddelde CO2 uitstoot van nieuw verkochte voertuigen in Nederland sterk is gedaald, veel sterker dan in de rest van Europa. Daarmee onderstreept Nederland het belang van de reductie van broeikasgassen in het verkeer.
-
Beleidswijzigingen
Eind 2015 wordt in Parijs naar verwachting een nieuw VN-klimaatakkoord afgesloten. Tijdens de klimaattop in Durban (2011) is afgesproken, dat de nieuwe overeenkomst eind 2015 moet worden afgerond, zodat die vanaf 2020 in werking kan treden. Voornoemde EU klimaatdoelstelling voor 2030 is hierbij instrumenteel. Alle andere landen worden geacht voor de klimaattop in Parijs ook hun klimaatdoelstelling in te dienen.
Na de onderhandelingen in Parijs eind 2015 zullen in de EU en de EU-lidstaten maatregelen genomen worden om de broeikasgasemissies verder te beperken, onder andere via de Effort Sharing Decision voor de lidstaten.
Het kabinet blijft zich inspannen voor versterking van het emissiehandelssysteem (ETS), aangezien het ETS een belangrijk en onmisbaar onderdeel is van het klimaatbeleid. Het ETS moet een effectieve volumeprikkel geven, waardoor nu de investeringen gedaan worden in schone technieken, die nodig zijn om op de lange termijn kosteneffectief CO2 te blijven reduceren.
2016 zal wat ETS betreft in het teken staan van de onderhandelingen over herziening van de ETS-richtlijn voor 2021-2030. De onderhandelingen zullen in het eerste halfjaar van 2016 onder Nederlands voorzitterschap plaatsvinden. Belangrijke elementen in de herziening van de richtlijn zijn het verhogen van de jaarlijkse emissiereductie, de wijze van bescherming van de internationaal concurrerende industrie en de vereenvoudiging van de ETS-regelgeving.
Voor die sectoren die niet onder de emissiehandel vallen is de EU opgave verdeeld over de lidstaten via de Effort Sharing Decision (Inspanningenverdelingsbesluit, ESD), die in 2020 afloopt. De Europese Commissie verwacht begin 2016 een voorstel te doen voor een nieuwe ESD voor de periode 2021-2030. Conform de uitspraken van de Europese Raad gaat het hierbij om een reductie van 30% ten opzichte van 2005 in de emissies van de niet-handelssectoren (transport, gebouwen, kleine industrie, landbouw en overige broeikasgassen). De onderhandelingen over dit voorstel vangen aan onder Nederlands voorzitterschap.
Het kabinet zet in op een verdeling die recht doet aan zowel de draagkracht van de lidstaten als aan de kosteneffectiviteit van maatregelen. Voor dit laatste is van belang dat de nieuwe ESD meer flexibiliteit aan lidstaten biedt om hun opgave te halen. Daarnaast maakt het kabinet zich hard voor aanpalend EU-bronbeleid als kosteneffectieve manier om generiek reducties te bereiken. Bijzondere aandacht gaat hierbij uit naar de transportsector, waarvoor de Europese Commissie in 2016-2017 diverse voorstellen zal uitwerken.
In de eerste helft van 2016 is Nederland voorzitter van de EU. Het primaire doel van het kabinet is erkenning van Nederland als een goede voorzitter die de lopende agenda verder heeft gebracht op een efficiënte en effectieve manier, ook specifiek op de IenM beleidsterreinen. Daarnaast zet IenM in op: het behalen van door IenM geformuleerde beleidsresultaten; zichtbaarheid van de bewindspersonen in Nederland en Europa, het succesvol uitdragen van onze visie op een ander Europa door een vernieuwende en verbindende aanpak en van concrete successen en resultaten; een Voorzitterschap dat een voorbeeld is van «duurzaam doen» en wordt beoordeeld als innovatief, efficiënt en effectief. Meer informatie over het EU-voorzitterschap is te vinden in de beleidsagenda.
Budgettaire gevolgen van beleid
art. 19 Klimaat (x € 1.000)
2014
2015
2016
2017
2018
2019
2020
Verplichtingen
63.217
70.792
54.747
54.292
52.261
52.406
52.415
Uitgaven:
65.813
84.412
57.761
55.442
53.436
52.406
52.414
Waarvan juridisch verplicht
90%
19.01
Tegengaan klimaatverandering
16.934
20.209
14.026
13.800
12.611
11.613
11.616
19.01.01
Opdrachten
3.243
2.690
2.352
2.993
2.258
1.653
1.656
19.01.02
Subsidies
1.696
4.099
102
0
0
0
0
19.01.03
Bijdrage aan agentschappen
11.995
13.420
11.572
10.807
10.353
9.960
9.960
- waarvan bijdrage aan KNMI
906
652
220
220
220
109
109
- Waarvan bijdrage aan Nea
6.943
7.246
7.174
6.915
6.773
6.773
6.773
- waarvan bijdrage aan RWS
4.146
5.522
4.178
3.672
3.360
3.078
3.078
19.02
Internationaal beleid, coordinatie en samenwerking
48.879
64.203
43.735
41.642
40.825
40.793
40.798
19.02.01
Opdrachten
4.715
12.635
6.649
6.598
6.914
7.091
7.093
- Uitvoering CDM
2.863
6.900
0
0
0
0
0
- RIVM
0
0
0
0
0
0
0
- RVO
34
0
0
0
0
0
0
- Interreg
344
2.691
1.805
1.855
1.855
1.944
1.944
- Overige opdrachten
1.474
3.044
4.844
4.743
5.059
5.147
5.149
19.02.02
Subsidies
0
1.000
500
0
0
0
0
- Interreg
0
1.000
500
0
0
0
0
19.02.03
Bijdrage aan agentschappen
40.311
46.774
34.212
32.670
31.537
31.078
31.081
- waarvan bijdrage aan RIVM
29.647
35.253
29.802
28.434
28.140
27.682
27.685
- waarvan bijdrage aan RVO
10.215
11.167
4.056
3.832
3.296
3.295
3.295
- waarvan bijdrage aan RWS
449
354
354
404
101
101
101
19.02.05
Bijdrage aan internationale organisaties
3.853
3.794
2.374
2.374
2.374
2.624
2.624
Ontvangsten
134.089
168.000
189.000
224.000
224.000
357.000
294.000
19.01 Tegengaan klimaatverandering
Budgetflexibiliteit
De uitgaven voor subsidies (zie hiervoor de subsidiebijlage) en agentschapsbijdragen zijn volledig juridisch verplicht. De subsidies hebben een tijdshorizon en de agentschapbijdragen hebben een structureel karakter. Van het opdrachtenbudget is minder dan de helft juridisch verplicht door lopende opdrachten. Meer specifiek betreft het opdrachten in de sfeer van klimaat en duurzame mobiliteit.
19.02 Internationaal beleid, coördinatie en samenwerking
De uitfinanciering van de in voorgaande jaren aangegane verplichtingen in het kader van de uitvoering van het Clean Development Mechanism en de opdrachten 2015 aan de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) en RIVM zijn juridisch verplicht. Deze bijdragen hebben een structureel karakter. De bijdrage aan internationale organisaties is grotendeels juridisch verplicht. Het betreft hier uitgaven op grond van internationale verdragen of andere internationale afspraken. Deels zijn deze structureel van aard.
Het niet juridisch verplichte deel van dit artikel wordt aangewend voor opdrachten die worden verstrekt voor wetenschappelijk internationaal klimaatonderzoek, onderzoekprogramma’s en bijdragen aan (inter)nationale organisaties die een bijdrage leveren aan de internationale beleidsdoelstellingen op het gebied van milieu.
19.01 Tegengaan klimaatverandering
Toelichting op de financiële instrumenten
19.01.01 Opdrachten
Het Ministerie van IenM geeft uitvoerings- en onderzoeksopdrachten in het kader van de beleidsterreinen klimaat, duurzame mobiliteit en industrie.
In het kader van het SER-Energieakkoord realiseert en bekostigt het Ministerie van IenM de volgende maatregelen:
-
-
-
1.Verankering in de wet Milieubeheer en onderhoud van erkende maatregelenlijsten voor realiseren van energiebesparing bij bedrijven;
-
-
-
-
2.Het samen met EZ uitvoeren van negen pilots m.b.t. de Energie Prestatie Keuring om energieprestaties bij bedrijven te verbeteren;
-
-
-
-
3.Ondersteuning en activering van bevoegde gezagen bij handhaving van de wet Milieubeheer in het kader van energiebesparing bij bedrijven;
-
-
-
-
4.Ontwikkelen en uitvoeren van de publiekscampagne veilige, zuinige, stille banden op spanning.
-
19.01.02 Subsidies
In het verleden heeft het Ministerie van IenM subsidies aan bedrijven, onderzoeksinstellingen en andere organisaties verstrekt, waarvoor in de jaren tot en met 2016 nog betalingen moeten plaatsvinden. Het betreffen subsidies in het kader van Lokale Klimaatinitiatieven, milieutechnologie, duurzame mobiliteit en energiebesparing.
19.01.03 Bijdragen aan agentschappen
Koninklijk Meteorologisch Instituut (KNMI)
Het KNMI verricht diverse werkzaamheden in het kader van klimaatonderzoek en het Intergovernmental Panel on Climate Change (IPCC).
Nederlandse Emissieautoriteit (Nea)
Jaarlijks verstrekt het Ministerie van IenM een opdracht aan de Nea voor de uitvoering van alle werkzaamheden in het kader van emissiehandel, alsmede met betrekking tot het register voor biobrandstoffen.
Rijkswaterstaat (RWS)
Het betreft hier werkzaamheden die door RWS worden uitgevoerd. Het gaat met name om de uitvoering Infomil (centraal punt voor bundeling en verspreiding van milieu wet- en regelgeving) en om de uitvoering van werkzaamheden en het leveren van expertise op de beleidsterreinen klimaat (uitvoering Klimaatagenda en SER-energieakkoord) en duurzame mobiliteit.
19.02 Internationaal beleid, coördinatie en samenwerking 19.02.01 Opdrachten
Uitvoering Clean Devolpment Mechanism (CDM)
Het CDM aankoopprogramma is eind 2013 afgerond en de Kyoto doelstelling is gerealiseerd. In 2015 en 2016 vinden in principe de laatste betalingen plaats. Dit betreffen de BTW-verplichtingen in verband met de aankoop van de emissierechten.
Interreg
Interreg is een Europese subsidieregeling waarin partijen uit meerdere landen samenwerken op het terrein van innovatie, duurzaamheid, bereikbaarheid en regionale gebiedsontwikkeling. De deelname van Nederlandse organisaties aan de transnationale en interregionale programma’s van Interreg wordt bevorderd. Met de beschikbare middelen wordt de Nederlandse bijdrage voor de kosten van de internationale uitvoering en de uitvoering in Nederland (waaronder inbegrepen de stimulering van de deelname door Nederlandse partners) gefinancierd. De stimulering via de PSR-subsidieregeling is hieronder bij 19.02.02 vermeld.
Overige opdrachten
Het Ministerie van IenM verstrekt aan nationale en internationale wetenschappelijke en adviserende instellingen opdrachten, onder andere op het gebied van de klimaatverandering, duurzame productie en consumptie en de inzet van biobrandstoffen. Ook worden de middelen aangewend voor het in Europees verband uitwerken van het klimaatbeleid richting 2050, voor de activititeiten in het kader van het EU-voorzitterschap van Nederland in 2016, de IenM bijdrage Polair Programma 2016-2020, activiteiten in het kader van internationale diplomatie, waaronder het uitvoeren van bedrijfslevenmissies en het ondersteunen en faciliteren van delegaties bij internationale bijeenkomsten.
19.02.02 Subsidies
Interreg
Dit betreft uitgaven in het kader van de PSR-regeling, de subsidieregeling ter stimulering van het indienen door Nederlandse partners van projectvoorstellen die vallen onder Interreg Europe, North West Europe of North Sea Region (Projectstimuleringsregeling Interreg V; Stcrt. 2015, 10 986). Zie 19.02.01 voor een verdere toelichting van Interreg.
19.02.03 Bijdragen aan agentschappen
RIVM en RVO
IenM heeft een deel van de beleidsuitvoering uitbesteed aan externe uitvoeringsorganisaties, zoals aan de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (uitvoering van subsidieregelingen en ander beleidsondersteunende werkzaamheden) en aan het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (uitvoering van wettelijke taken en beleidsonderbouwend onderzoek).
Rijkswaterstaat (RWS)
Dit betreft de agentschapsbijdrage voor de capaciteitsinzet in het kader van de uitvoering van Infomil (centraal punt voor bundeling en verspreiding van milieuwet- en regelgeving), de uitvoering van de Antartica regelgeving en enkele ondersteunende activiteiten in het kader van het internationaal beleid van IenM.
19.02.05 Bijdragen aan (inter-)nationale organisaties
Het Ministerie van IenM kent op grond van internationale verdragen of andere internationale afspraken financiële bijdragen toe aan (inter-)nationale organisaties. Dat is nodig om de kosten te dekken van de doorlopende ontwikkeling van zo’n verdrag of organisatie.
In onderstaande tabel zijn de verwachte bijdragen voor 2016 vermeld.
Verwachte bijdragen 2016 Bedragen x € 1.000
Verdragen
1.215
United Nations Environment Programme (UNEP)
615
VNECE - environmental performance review
50
Verdrag van Wenen ter bescherming van de ozonlaag
10
Montrealprotocol (uitbanning ozonlaagaantastende stoffen)
67
VNECE CLRTAP-verdrag (grensoverschrijdende luchtverontreiniging)
73
VNECE PRTR-verdrag (emissieregisters)
20
Verdrag van Rotterdam (melding vooraf export chemicaliën)
40
Verdrag van Stockholm (persistente organische stoffen)
80
Verdrag van Bazel (overbrenging gevaarlijk afval)
100
OESO Programme on Chemicals Accidents (voorkomen en bestrijden van gevolgen van chemische ongelukken)
35
Cartagenaprotocol (verdrag over veiligheid van grensoverschrijdend vervoer van levend GGO’s)
50
VNECE Aarhus-verdrag (toegang tot informatie, besluitvorming en rechter)
45
VNECE Helsinki-verdrag (bescherming tegen industriële ongevallen)
30
Contributies
533
UNFCCC International Transaction Log (verificatie transactie Kyoto units)
74
IPCC (Trustfund tbv draagvlak gebruik rapporten)
43
China Council (adviesraad voor duurzame ontwikkeling)
100
Control of Chemicals (OESO) (veiligheid van chemische producten)
20
European Sustainable Phosphorus Platform (gericht op duurzame productie en gebruik van fosfaat)
10
International Transport Forum (ontwikkelingen op vervoersgebied)
186
International Resource Panel (informatie over het gebruik van natuurlijke hulpbronnen)
100
Tevens worden de middelen ingezet voor het verstrekken van incidentele bijdragen en vrijwillige bijdragen aan (inter-)nationale organisaties voor activiteiten die het internationaal milieubeleid van het Ministerie van IenM ondersteunen.
19.09 Ontvangsten
De opgenomen ontvangsten betreffen de geraamde opbrengsten van de verkoop van CO2-emissierechten, als onderdeel van het Europese Emissions Trading System (EU ETS).
Beleidsartikel 20: Lucht en Geluid
Algemene Doelstelling
Bevorderen van een solide en gezonde leefomgeving door de luchtkwaliteit te verbeteren en door geluidhinder te voorkomen of te beperken.
Regisseren
Rollen en Verantwoordelijkheden
Om qua luchtkwaliteit en geluid een solide en gezonde leefomgeving te bereiken, regisseert de Minister van IenM de inhoudelijke lijn voor de nationale inbreng in de ontwikkeling van het Europese luchtkwaliteits- en geluidbeleid. Meer specifiek is de Minister van IenM verantwoordelijk voor:
-
-
-
•De coördinatie van de Nederlandse inzet in internationaal kader bij de vaststelling van grenswaarden en plafonds voor emissies van luchtverontreinigende stoffen, de vertaling daarvan naar Nederlandse wet- en regelgeving en de verdeling van doelstellingen over sectoren en milieuthema’s. De doelen, grenswaarden en normen hebben betrekking op verbetering van de luchtkwaliteit, op bronbeleid voor geluid- en industriële emissies en op bronbeleid om schadelijke luchtemissies door de verkeerssector (auto’s, lucht- en scheepvaart) tegen te gaan.
-
-
-
-
•De ondersteuning van gemeenten en provincies bij het opstellen van algemene regels en bij de vergunningverlening ter vermindering van luchtemissies bij de industrie en bij een juiste toepassing van de geluidregelgeving.
-
-
-
-
•De reductie van administratieve lasten voor het bedrijfsleven door vereenvoudiging van de monitoring- en rapportagestructuur voor emissies.
-
-
-
-
•Met de implementatie van de vernieuwde geluidregelgeving (wet SWUNG19) wordt een optimale gezondheidsbescherming van burgers en flexibiliteit voor de beheerders van rijkswegen en hoofdspoorwegen beoogd. SWUNG-2 zal de aanpak van geluidhinder op gemeentelijk en provinciaal niveau beter uitvoerbaar maken. Deze nieuwe geluidregels worden ondergebracht in de Omgevingswet. Aan medeoverheden worden middelen ter beschikking gesteld om aan de voorschriften van deze regelgeving te kunnen voldoen en geluidsgevoelige locaties langs infrastructuur aan te pakken.
-
Stimuleren
Om de milieudoelen op het gebied van luchtkwaliteit en geluid te behalen, is het belangrijk deze op een proactieve wijze met maatschappelijke partners te delen. Daarom stimuleert de Minister van IenM:
-
-
-
•Het aangaan en organiseren van allianties met en tussen bedrijven, branches, overheden en kennisorganisaties om de doelen uit het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) en SWUNG (geluid) tot een succesvolle uitvoering te brengen.
-
-
-
-
•Schonere, zuiniger en stillere voertuigen. Dit gebeurt door samen met de verkeerssector een strategie te ontwikkelen en gezamenlijk te opereren richting Brussel, een internationale normering van voertuigen tot stand te brengen, een stabiel beleid gericht op de klimaatdoelen van 2050 te voeren, de voorlopers in de sector te stimuleren, samen met de vervoerssector slimme logistieke concepten ontwikkelen voor stedelijke distributie en voor ontwikkeling van diverse alternatieve voertuigen en brandstoffen een kansrijke omgeving te creëren.
-
-
-
-
•Medeoverheden tot uitvoering van maatregelpakketten in het NSL om daarmee de Europese normen voor luchtkwaliteit (voor fijn stof in 2011 en voor NO2in 2015) te halen. Dit is belangrijk voor de gezondheid van burgers en hiermee schept de Minister tevens ruimte voor nieuwe infrastructuur, woningbouw en bedrijvigheid.
-
Tenslotte is de Minister verantwoordelijk voor het toezicht op en de handhaving van (een deel van) de wet- en regelgeving door de ILT op dit beleidsterrein (zie beleidsartikel 24 Handhaving en toezicht).
Indicatoren en Kengetallen
Algemeen
Jaarlijks ontvangt de Tweede Kamer een monitoringsrapportage over de voortgang van het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). De monitoring dient om de voortgang van de uitvoering van het NSL te volgen en biedt een basis om het programma waar nodig bij te sturen. De monitoring betreft de ontwikkeling van de luchtkwaliteit en de uitvoering van projecten en maatregelen. Op 16 december 2014 is de vijfde rapportage aan de Kamer verzonden (Kamerstukken II, 2014-2015, 30 175, nr. 203).
Tegengaan geluidhinder (kengetallen sanering verkeerslawaai, aantal woningen)
t.g.v. Rijksinfrastructuur
t.g.v. andere infrastructuur
Totaal
Aantal woningen
Rijkswegen inclusief betreffende
A-lijst woningen
Spoorwegen
A-lijst
Overig
Totaal
109.800
70.650
77.355
335.800
593.605
Uitgevoerd 1980-1990 (schatting)
40.000
7.450
-
40.000
87.450
Uitgevoerd 1990-2011
58.302
16.238
48.650
36.721
159.911
Uitgevoerd 2012
-
549
3.031
1.125
4.705
Uitgevoerd 2013
-
831
3.000
2.784
6.615
Uitgevoerd 2014
56
704
3.000
397
4.157
Planning 2015
-
1.500
2.000
700
4.200
Gepland restant per eind 2015
11.442
43.378
17.674
254.073
326.567
Bron: Bureau Sanering Verkeerslawaai (BSV), 28 april 2015
Toelichting:
-
-
-
•De hier gepresenteerde realisatiecijfers voor Rijksinfrastructuur hebben betrekking op de sanering die nog door Bureau Sanering Verkeerslawaai (BSV) onder de Wet geluidhinder wordt afgehandeld. Deze sanering kent een ander normenkader dan de sanering zoals die nu door RWS en ProRail wordt uitgevoerd onder de (meer recente) Wet milieubeheer. Hierdoor wijken de hier gepresenteerde aantallen af van de aantallen bij beleidsartikel 14, die zijn gebaseerd op sanering onder de Wet milieubeheer.
-
-
-
-
•De gerealiseerde en geplande uitvoering van de A-lijst betreft een aanname op basis van de beschikbare budgetten en gemiddelde kosten per woning. Voortgangsgegevens zijn niet centraal beschikbaar.
-
-
-
-
•De aantallen in de regel «Uitgevoerd 2012» wijken enigszins af van de tabellen zoals opgenomen in de begrotingen 2014 en 2015. Daarin waren abusievelijk onjuiste aantallen vermeld, hetgeen thans is gecorrigeerd.
-
Kengetal: Emissies luchtverontreinigende stoffen 1990, 2000, 2005, 2010 en latere jaren, doelstellingen en prognoses 2020 en 2030 in kton/jr.
1990
2000
2005
2010
2010
2010
2012
2013
20151
2020
20202
2030
20302
Goten-burg Protocol
NEC- Richt lijn
Realisatie
Reali satie
Raming
Raming
Voorstel EC
Raming
Voorstel EC
SO2
192
73
64
34
50
50
34
30
38
34
46
34
26
NOx
575
395
337
272
266
260
248
240
222
180
201
163
117
NH3
355
162
143
127
128
128
120
134
117
117
124
113
107
NM VOS3
482
238
172
150
191
185
146
150
145
150
160
159
115
PM2.5
46
24
19
15
13
13
12
12
13
11
12,8
Bronnen: de informatie over de gerealiseerde emissies is afkomstig uit «Informative Inventory Report 2015» (RIVM Rapport 2014_0166). De geraamde emissies komen uit de Grootschalige concentratie- en depositiekaarten Nederland - Rapportage 2014 (RIVM Rapport 680363002/2014) en «De kosten en baten van het Commissievoorstel ter vermindering van de nationale emissies van bepaalde luchtverontreinigde stoffen» (PBL i.s.m. RIVM en ECN, z.p. 24 november 2014). De ramingen gaan uit van uitvoering van vastgesteld en voorgenomen beleid.
Noot 1
Inschatting op basis van verwachte ontwikkelingen in de emissies tussen 2011 en 2020.
Noot 2
Plafonds voor 2020 en 2030 zijn afgeleid van de Commissievoorstellen, die reductiepercentages geven ten opzichte van basisjaar 2005. De voorstellen voor 2020 zijn gelijk aan de waarden in het nog niet geratificeerde herziene Gotenburgprotocol, de voorstellen voor 2030 zijn nog in onderhandeling (Kamerstukken II, 2014-2015, 22 112, nr. 1942).
Noot 3
NMVOS: Vluchtige organische stoffen, exclusief methaan
Toelichting:
In mei 2012 zijn in Genève de nieuwe doelstellingen voor luchtverontreinigende stoffen vastgesteld. Het betreft aanpassing van het zogenaamde Gothenburg Protocol. Enigszins complicerend is dat er, in tegenstelling tot het bestaande protocol alsook de National Emission Ceiling (NEC) richtlijn, geen emissieplafonds zijn opgenomen, maar reductiepercentages. Het referentiejaar voor die reducties is 2005 en de doelstellingen betreffen reductiepercentages die in 2020 dienen te zijn gerealiseerd. In bovenstaande tabel zijn de reductiepercentages omgerekend naar vrachten. Naast voorgaande verandering, geldt dat aan de bestaande stoffenlijst (NOx, SO2, NH3 en VOS) ook fijn stof PM2,5 is toegevoegd. Elk jaar wordt een nieuwe analyse uitgevoerd en door nieuwe kennis kan dat betekenen, dat ook eerdere cijfers soms nog enigszins worden aangepast.
Kengetal: Emissies luchtverontreinigende stoffen en broeikasgas door verkeer en vervoer1 in kton/jr.
1990
2000
2005
2010
2011
2012
20142
2020
2030
Realisatie
Realisatie
Realisatie
Realisatie
Realisatie
Realisatie
Raming
Raming
Raming
NOx
336
240
198
164
159
149
139
97
79
SO2
18
9
6
1,2
0,4
0,4
0,4
0,3
0,3
PM2,5
22
15
10
7
7
8
5
3
3
NH3
1
2,6
2,6
2,5
2,6
2,5
2,5
2,5
2,4
NMVOS3
198
85
45
32
31
33
29
28
26
Bron: Inventory Report 2013 (pagina 20, pini 2.1)
De geraamde emissies komen uit de Referentieraming energie en emissies: actualisatie 2012.
Energie en emissies in de jaren 2012, 2020 en 2030 (pagina 66-67, tabel B4.6).
De ramingen gaan uit van uitvoering van vastgesteld en voorgenomen beleid.
Noot 1
Betreft mobiele bronnen totaal, dus transportmiddelen en mobiele werktuigen, exclusief zeevaart.
Noot 2
Inschatting op basis van verwachte ontwikkelingen in de emissies tussen 2011 en 2020.
Noot 3
NMVOS - Vluchtige organische stoffen, exclusief methaan
Toelichting:
Op basis van nieuwe inzichten aangaande de emissiefactoren voor de verkeersemissies en het gebruik van een nieuw model voor de berekening van de stikstofstromen in de landbouwketen zijn de emissies voor historische jaren herberekend voor verkeer (NOx, PM2,5 en NMVOS) en ammoniak (Emissions of transboundary air pollutants in the Netherlands 1990-2012: Informative Inventory Report 2014, Jimmink et al, 2014, RIVM report 680355015). De getallen worden jaarlijks aan de hand van nieuwe inzichten voor emissieregistratie door het Planbureau voor de Leefomgeving in samenwerking met het RIVM, TNO e.d. bepaald, waarna doorrekening plaatsvindt voor de hele reeks. Dit laatste betekent dat daarmee ook realisaties uit voorgaande jaren eventueel worden bijgesteld.
Beleidswijzigingen
Het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) is verlengd tot 1 januari 2017.
Er resteren namelijk nog enkele hardnekkige knelpunten in bepaalde gebieden, zoals die met intensieve veehouderij (fijn stof) en bij binnenstedelijke gebieden (NO2). Met name daar is het gewenst de NSL-aanpak nog enige tijd voort te zetten en te monitoren.
Geluid wordt ook gekenmerkt door vele en vaak complexe regels. In het kader van de Omgevingswet zullen, na de invoering van SWUNG-1, ook de overige regels worden gemoderniseerd. Voor steden en stedelijke gebieden is het daarbij van belang dat de saneringsoperatie verder wordt afgerond en waar mogelijk op een kosteneffectieve manier wordt verbreed. Naast deze ontwikkelingen zal worden gezocht naar tot nu toe onvoldoende gebruikte mogelijkheden. Dit heeft bijvoorbeeld geleid tot het streven naar het combineren van maatregelen aan woningen tegen geluid met maatregelen gericht op energiebesparing in het kader van het SER-energieakkoord.
Budgettaire gevolgen van beleid
art. 20 Lucht en geluid (x 1.000)
2014
2015
2016
2017
2018
2019
2020
Verplichtingen
36.076
31.791
25.758
29.514
33.124
31.870
31.874
Uitgaven:
47.294
32.796
30.983
30.514
44.979
31.870
31.874
Waarvan juridisch verplicht
98%
20.01
Gezonde lucht en tegengaan geluidhinder
47.294
32.796
30.983
30.514
44.979
31.870
31.874
20.01.01
Opdrachten
6.195
4.973
4.697
4.037
2.725
2.778
2.782
- Verkeersemissies
2.218
1.827
2.038
1.035
197
0
0
-
-Geluid- en luchtsanering
3.977
3.146
2.659
3.002
2.528
2.778
2.782
20.01.02
Subsidies
11.661
2.939
2.000
1.004
0
0
0
- Euro 6 en Euro-VI
11.661
2.939
2.000
1.004
0
0
0
20.01.03
Bijdrage aan agentschappen
1.028
2.453
2.127
1.964
1.847
1.646
1.646
- waarvan bijdrage aan RWS
1.028
2.453
2.127
1.964
1.847
1.646
1.646
20.01.04
Bijdrage aan medeoverheden
27.517
21.110
21.285
22.635
39.533
26.305
26.305
- NSL
0
0
0
0
11.624
0
0
- Wegverkeerlawaai
27.385
21.091
21.285
22.635
27.909
26.305
26.305
- Overige bijdrage medeoverheden
132
19
0
0
0
0
0
20.01.07
Bekostiging
893
1.321
874
874
874
1.141
1.141
Ontvangsten
427
0
0
0
0
0
0
20.01 Gezonde lucht en tegengaan geluidhinder
Budgetflexibiliteit
De uitgaven voor subsidies (zie hiervoor de subsidiebijlage), alsmede de bijdragen aan medeoverheden in het kader van met name de wettelijke taken inzake de sanering van het wegverkeerslawaai en het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) zijn juridisch verplicht. De subsidies hebben een tijdshorizon. Van het opdrachtenbudget is het overgrote deel juridisch verplicht door lopende opdrachten in de sfeer van de uitvoering van met name de geluidsanering en van de steekproefcontroleprogramma’s.
Het niet juridisch verplichte deel van dit artikel wordt aangewend voor diverse (onderzoeks)opdrachten op de beleidsterreinen geluid en luchtkwaliteit.
20.01 Gezonde lucht en tegengaan geluidhinder
Toelichting op de financiële instrumenten
20.01.01 Opdrachten
Het Ministerie van IenM geeft uitvoerings- en onderzoeksopdrachten uit in het kader van verkeersemissies, geluidhinder en luchtkwaliteit. Op het gebied van verkeersemissies worden opdrachten verstrekt voor de uitvoering van steekproefcontroleprogramma’s door de Nederlandse Organisatie voor toegepast natuurwetenschappelijk onderzoek (TNO) inzake voertuigemissies. Ten aanzien van het beleidsterrein geluidhinder gaat het met name om de opdrachtverlening aan het Bureau Sanering Verkeerslawaai (BSV), dat namens het Ministerie van IenM zorg draagt voor de uitvoering van de geluidsanering voor gemeentelijke en provinciale infrastructuur.
20.01.02 Subsidies
Het Ministerie van IenM heeft in het verleden subsidies verstrekt in de aanschafkosten van nieuwe voertuigen, uitgerust met schone motoren, welke voldoen aan normen voor Euro-6 (taxi’s en bestelauto’s) respectievelijk Euro-VI (vrachtwagens en bussen). Op deze subsidies vinden nog tot en met 2015 betalingen plaats. Voorts worden subsidies verstrekt in de aanschafkosten van nieuwe, schonere bestelauto’s door ondernemers in grensgemeenten van NSL-gemeenten die een milieuzone voor bestelauto’s hebben ingevoerd.
20.01.03 Bijdragen aan agentschappen
Rijkswaterstaat (RWS)
De voornaamste werkzaamheden van RWS zijn de uitvoering van Infomil (centraal punt voor bundeling en verspreiding van milieu wet- en regelgeving), de monitoring van duurzame mobiliteit en ondersteunende werkzaamheden bij de uitvoering van milieuzones.
20.01.04 Bijdragen aan medeoverheden
De betalingen aan de provincies en gemeenten in het kader van het NSL hebben in de afgelopen jaren plaatsgevonden, in diverse tranches. De financiële afwikkeling en nabetaling van het restant van de toegezegde bijdragen is in 2018 voorzien.
Bij het onderdeel wegverkeerslawaai gaat het om de bijdragen aan provincies en gemeenten voor het uitvoeren van saneringsmaatregelen met betrekking tot geluidhinder door het verkeer.
20.01.07 Bekostiging
Jaarlijks bekostigt het Ministerie van IenM een deel van het milieuonderzoeksprogramma van Energieonderzoek Centrum Nederland (ECN) te Petten. Over de invulling van dit programma worden afspraken gemaakt met ECN, mede om te borgen dat het onderzoek en de resultaten dienstbaar zijn aan de beleidsontwikkeling en -onderbouwing door IenM.
Beleidsartikel 21: Duurzaamheid
Algemene Doelstelling
Bevorderen van de circulaire economie met als doelen het behouden van de natuurlijke hulpbronnen, zicht op de keten en gebruik van hulpbronnen buiten Nederland, het verbeteren van de voorzieningszekerheid van grondstoffen en het versterken van de Nederlandse economie.
Regisseren
Rollen en Verantwoordelijkheden
Duurzaamheid moet expliciet onderdeel uit gaan maken van afwegingen en besluiten van organisaties en individuen in Nederland. Om dit te bereiken worden belemmeringen weggenomen, instrumenten ontwikkeld en samenwerkingsverbanden georganiseerd met de maatschappelijke partners. De Minister is hierbij verantwoordelijk voor:
-
-
-
•Een transitie naar een circulaire economie, door het vitaal houden van ons natuurlijk kapitaal, het verbeteren van de voorzieningszekerheid en het versterken van het verdienvermogen van de Nederlandse economie;
-
-
-
-
•Samen met het Ministerie van Economische Zaken het ontwikkelen van instrumenten om de waarde van natuurlijk kapitaal tot uitdrukking te brengen in het economisch verkeer;
-
-
-
-
•Het borgen van verduurzaming via wetgeving op nationaal en op internationaal niveau, bijvoorbeeld om ongewenste emissies van stoffen te kunnen voorkomen of door het marktaandeel van circulaire producten te verhogen;
-
-
-
-
•Het met behulp van de minimumstandaarden in het Landelijk Afvalbeheerplan (LAP) verder realiseren van hoogwaardige afvalverwerking;
-
-
-
-
•Het coördineren van beleid in Europees en in mondiaal verband om het internationale level playing field voor duurzaamheid te versterken;
-
-
-
-
•Stellen van grenzen aan de uitputting en de aantasting van natuurlijke hulpbronnen. Dit gebeurt via generieke en brongerichte maatregelen ter versterking van de veerkracht van het natuurlijk kapitaal.
-
Stimuleren
Zowel producenten als consumenten moeten concrete stappen kunnen zetten naar een meer circulaire economie. Om dit te bereiken steunt IenM duurzame initiatieven in de samenleving. Daarom stimuleert de Minister in samenwerking met andere departementen door:
-
-
-
•De verduurzaming van productketens waarbij bedrijven worden gestimuleerd om efficiënter om te gaan met grondstoffen, kringlopen verder te sluiten en meer waarde uit afval te halen. Hiertoe worden partijen gefaciliteerd via bijvoorbeeld aanpassing van regelgeving, Green Deals en ketenprojecten;
-
-
-
-
•Het stimuleren van ketenpartijen om duurzaamheidscriteria te hanteren. Door het bieden van meer transparantie en vergelijkingsmogelijkheden kan duurzaamheid een integraal onderdeel uitmaken van ieders afwegingen en besluiten;
-
-
-
-
•Samenwerking met andere organisaties om begrippen als «duurzaam consumeren» en «maatschappelijk verantwoord ondernemen» concreet en hanteerbaar te maken voor (kleine) bedrijven en burgers;
-
-
-
-
•De aanschaf van milieuvriendelijke producten of bedrijfsmiddelen, zoals de productie van groen gas en van energie op daken en in kassen, wordt onder andere door middel van financiële stimulering (MIA20/VAMIL21 en Groen Beleggen) aantrekkelijk gemaakt;
-
-
-
-
•Het stimuleren van duurzaam gebruik van het bodem- en watersysteem door concrete projecten op het gebied van groene functiecombinaties mogelijk te maken. Hiervoor wordt kennis en informatie over het duurzaam gebruik ter beschikking gesteld door ondermeer het ontwikkelen van de «Digitale Atlas van het Natuurlijk Kapitaal», worden beslissingsondersteunende instrumenten aangeboden aan bedrijven en overheden en worden voorbeeldprojecten ondersteund.
-
Tenslotte is de Minister van IenM verantwoordelijk voor het toezicht op en de handhaving van (een deel van) de wet- en regelgeving door de ILT op dit beleidsterrein (zie beleidsartikel 24 Handhaving en toezicht).
Indicatoren en kengetallen
Duurzame ontwikkeling kan op meerdere manieren inzichtelijk worden gemaakt. Wat betreft duurzaamheid in de Nederlandse samenleving zijn kengetallen te vinden in de Monitor Duurzaam Nederland (MDN) 2014 van het CPB, PBL, SCP en CBS, en in de CBS rapportage Green growth in the Netherlands 2011. In 2014 zijn aan de MDN ook indicatoren toegevoegd die meer gericht zijn op groene groei. Onderstaande grafiek laat kengetallen zien met betrekking tot de hoogwaardigheid van afvalverwerking.
Ontwikkeling in aanbod en toepassing van afval
Bron: LAP en RWS Leefomgeving.
Toelichting bij de grafiek:
In januari 2015 is mede op basis van de evaluatie LAP 1 en LAP 2 de tweede wijziging van het Landelijk Afvalbeheerplan (LAP) 2009-2021 van kracht geworden. In dat plan zijn nieuwe kwantitatieve en kwalitatieve doelen geformuleerd. De figuur laat verschillende prognoses uit het verleden zien van het afvalaanbod. Ook is het werkelijk afvalaanbod weergegeven. Het verschil tussen de drie afvalaanbodlijnen en de lijn «Werkelijke afvalhoeveelheid» geeft aan hoeveel preventie is bereikt. Verder is in de grafiek te zien hoeveel afval nuttig is toegepast (recycling + inzet van afval als brandstof), is verbrand als vorm van verwijdering en is gestort. Er zijn in het LAP, en dus bij dit kengetal, alleen (tussen)doelen voor de jaren 2015 en 2021 geformuleerd. Dat komt met name vanwege de verschillende looptijden tussen het treffen van maatregelen en het effect daarvan.
Beleidswijzigingen
Om de transitie naar een circulaire economie te versnellen is een internationale aanpak onmisbaar. Dit is een van de aanbevelingen uit de recente beleidsevaluatie LAP 1 en 2 waarin wordt aanbevolen om het beleid meer Europees af te stemmen. Dit doet het kabinet door proactieve inbreng richting de Europese Commissie en de aangekondigde nieuwe mededeling circulaire economie. Het kabinet wil het Nederlandse EU voorzitterschap van 2016 gebruiken om de Nederlandse visie op en ervaringen met thema’s als behoud van vitaal natuurlijk kapitaal, ketenaanpak, duurzame handel en verbreding van het productenbeleid uit te dragen. Het doel hiervan is om een gezamenlijke aanzet voor Europees beleid te realiseren.
Daarnaast zet het kabinet zich ook in bij het internationaal verbinden van NGO’s en bedrijven voor het verduurzamen van ketens, bijvoorbeeld door het internationaal opschalen van onze Green Dealaanpak.
Tot slot neemt Nederland samen met Duitsland, België en het Verenigd Koninkrijk het initiatief tot een grondstoffenrotonde voor het Noordzeegebied (North Sea Resources Roundabout). Hierbij wordt gezocht naar afstemming in de interpretatie van en toezicht op regelgeving. Een grotere zekerheid rondom de status van een grondstof en het transport er van, leidt niet alleen tot meer handel, maar ook tot meer bedrijfszekerheid waardoor er meer innovatieve investeringen in de circulaire economie loskomen.
Budgettaire gevolgen van beleid
art 21. Duurzaamheid (x € 1.000)
2014
2015
2016
2017
2018
2019
2020
Verplichtingen
18.650
23.781
21.842
20.888
21.596
18.669
18.672
Uitgaven:
18.420
22.508
23.564
20.888
21.596
18.669
18.672
Waarvan juridisch verplicht
87%
21.01
Afval en duurzaamheidagenda
0
0
0
0
0
0
0
21.02
Preventie en milieugebruiksruimte
0
0
0
0
0
0
0
21.03
Ecosystemen en landbouw
0
0
0
0
0
0
0
21.04
Duurzaamheidsinstrumentarium
753
1.486
1.164
1.658
1.632
1.042
1.042
21.04.01
Opdrachten
559
1.298
969
1.463
1.437
847
847
21.04.03
Bijdrage aan agentschappen
194
188
195
195
195
195
195
- waarvan bijdrage aan RWS
194
188
195
195
195
195
195
21.05
Duurzame Productketens
12.522
17.208
18.118
14.954
15.700
13.363
13.366
21.05.01
Opdrachten
5.769
8.136
12.418
9.812
10.624
8.315
8.318
21.05.02
Subsidies
1.660
1.601
582
520
520
520
520
21.05.03
Bijdrage aan agentschappen
5.093
7.471
5.118
4.622
4.556
4.528
4.528
- waarvan bijdrage aan RWS
5.093
7.471
5.118
4.622
4.556
4.528
4.528
21.06
Natuurlijk kapitaal
5.145
3.814
4.282
4.276
4.264
4.264
4.264
21.06.01
Opdrachten
3.217
1.607
1.975
2.153
2.184
2.184
2.184
21.06.02
Subsidies
631
0
359
359
359
359
359
21.06.03
Bijdrage aan agentschappen
1.297
2.207
1.948
1.764
1.721
1.721
1.721
- waarvan bijdrage aan RWS
1.297
2.207
1.948
1.764
1.721
1.721
1.721
Ontvangsten
72
0
0
0
0
0
0
Artikel 21
Belastinguitgaven (x € mln)
2014
2015
2016
2017
2018
2019
2020
Verlaging lastendruk op ondernemingen
VAMIL
25
38
40
40
40
40
40
Milieu-investeringsaftrek (MIA)
58
92
97
97
99
99
99
Verlaging lastendruk op arbeid
Verlaging fiscale bijtelling IB (zeer) zuinige auto's
585
658
601
505
494
480
575
Verlaging lastendruk op inkomsten uit vermogen
Vrijstelling groen beleggen forfaitair rendement
53
55
56
57
58
59
61
Heffingskorting groen beleggen
34
35
36
37
37
38
39
Energiebelasting
Teruggaaf kerkgebouwen
9
9
10
10
11
11
12
Teruggaaf non-profit
22
24
25
26
27
28
29
Vrijstellingen grootverbruik
3
2
2
2
2
2
2
Bron: Bijlage 5 van de Miljoenennota 2016
21.04 Duurzaamheidsinstrumentarium
Budgetflexibiliteit
De agentschapsbijdragen zijn volledig juridisch verplicht en hebben een structureel karakter.
Van het opdrachtenbudget is het overgrote deel juridisch verplicht als gevolg van doorlopende opdrachten. Meer specifiek betreft het opdrachten die betrekking hebben op de uitvoering van wettelijke taken onder andere door RWS in het kader van de uitvoering van het afvalbeleid.
Het niet juridisch verplichte deel van dit artikel wordt aangewend voor diverse (onderzoeks)opdrachten op het beleidsterrein duurzaamheidsinstrumentarium.
21.05 Duurzame productketens
Productketens worden onderzocht met het oog op de gevolgen van de winning, verwerking en het (her)gebruik van grondstoffen. Actie- en resultaatgerichte samenwerking in ketens en in de «gouden driehoek» (onderzoekers, ondernemers en overheid) wordt ondersteund om te komen tot een circulaire economie gericht op het maximaliseren van de herbruikbaarheid van producten en grondstoffen en het minimaliseren van waardevernietiging.
21.05.01 Opdrachten
De opdrachten hebben betrekking op uitvoering van wettelijke taken op het gebied van het afvalbeleid (onder andere de uitvoering van het LAP). Daarnaast worden opdrachten geboekt voor de uitvoering van VANG en projecten ter verduurzaming van ketens in het kader van de circulaire economie. Dit betreft vooral de ketens: fosfaat, kunststof, voedsel, textiel, beton, hout en elektronica, alsmede sectoren met een grote milieudruk zoals landbouw en bouw.
Verder zullen er opdrachten rondom fiscale stimulering, de regelingen MIA, VAMIL en Groen Beleggen worden verstrekt die bijdragen aan het vergroenen van het belastingstelsel.
21.05.02 Subsidies
Hier is een budget geraamd voor subsidieverlening in het kader van voorlichting aan burgers over duurzame handelingsperspectieven en ondersteuning van bedrijven bij verduurzaming van productieprocessen. Daarnaast is er budget geraamd voor de subsidieverlening in het kader van het ontwikkelen, beheren en toetsen van transparante duurzaamheidscriteria.
21.05.03 Bijdragen aan agentschappen
Dit betreft de bijdrage aan RWS voor de capaciteitsinzet in het kader van de uitvoering van het beleid op het gebied van afval, grondstoffen en productketens
21.06 Natuurlijk kapitaal
Ecosystemen zijn van groot belang voor het voortbestaan van de mens, onder andere door de levering van voedsel, van water en een schone leefomgeving. In stand houden en verbeteren van de vitaliteit van het «natuurlijk kapitaal» maakt het mogelijk om goederen, diensten of ecosysteemfuncties duurzaam te kunnen benutten.
21.06.01 Opdrachten
Het betreft hier opdrachten voor de ontwikkeling van criteria voor duurzaamheid van onder andere biomassa en voor de waardering van ecosystemen.
21.06.02 Subsidies
Subsidies hebben betrekking op het honoreren van incidentele aanvragen die voor de ontwikkeling van het beleid van het duurzaam gebruik van ecosystemen bevorderlijk kunnen zijn. Per aanvraag zal een beoordeling op relevantie plaatsvinden.
21.06.03 Bijdragen aan agentschappen
Dit betreft de bijdrage aan RWS voor de capaciteitsinzet in het kader van de uitvoering van het beleid op het gebied van natuurlijk kapitaal.
Beleidsartikel 22: Omgevingsveiligheid en milieurisico’s
Algemene Doelstelling
Mens en milieu beschermen tegen maatschappelijk onaanvaardbaar geachte veiligheid-, milieu- en gezondheidsrisico’s.
Regisseren
Rollen en Verantwoordelijkheden
De Minister is verantwoordelijk voor de integrale kaderstelling rond activiteiten die risico’s kunnen veroorzaken voor het milieu en de gezondheid van de mens. Deze regisserende rol komt naar voren in:
-
-
-
•De normstelling en regels waaraan bedrijven en overheden zich bij de uitoefening van hun activiteiten moeten houden. Dit beschermingsniveau wordt bij voorkeur op Europees of internationaal niveau vastgelegd en zonder «nationale kop» geïmplementeerd, waardoor een level playing field bereikt wordt. De veiligheid van mens en milieu bij handelingen met genetisch gemodificeerde organismen (GGO’s), bij de ontwikkeling en implementatie van regelgeving op het gebied van chemische stoffen (REACH) en bestrijdingsmiddelen (Biocidenverordening, Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden), bij risicovolle bedrijven en bij het transport van gevaarlijke stoffen (water, rail, buisleidingen en weg) zijn voorbeelden waarbij dit in de vorm van wet- en regelgeving gebeurt. Voor deze dossiers geldt dat Nederland een actieve bijdrage levert aan de Europese processen die leiden tot verdere verbetering van deze internationale (voornamelijk Europese) regels.
-
-
-
-
•Waar Europese regels (deels) ontbreken, of lidstaatspecifieke implementatie vereisen, of waar specifieke omstandigheden in Nederland het stellen van regels voor de veiligheid van de omgeving noodzakelijk maken, wordt in dialoog met stakeholders gezocht naar een optimum tussen de te bereiken doelen (en dus baten in termen van milieu en gezondheidswinst) en de lasten die deze regels veroorzaken. Dit is onder meer aan de orde bij de regelgeving rond buisleidingen, risicovolle bedrijven en basisnet vervoer gevaarlijke stoffen waarmee een balans wordt gezocht tussen de belangen van vervoer, ruimte en veiligheid. Voorts is dit aan de orde bij de beleidsontwikkeling ten behoeve van de veilige toepassing voor mens en milieu van nieuw technologieën, zoals nanotechnologie en synthetische biologie. Het is ook aan de orde bij het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen buiten de landbouw. Hier wordt, binnen de grenzen van Europese regelgeving, een balans gezocht tussen bescherming van mensen in de openbare ruimte en de wens overlast door onkruid te bestrijden. Een ander voorbeeld is het verbod op asbestdaken dat in 2016 in werking treedt en in 2024 van kracht zal zijn. In Nederland vormen asbestdaken de belangrijkste bron van verspreiding van asbestvezels in de leefomgeving.
-
-
-
-
•De reductie van administratieve lasten voor bedrijven en het terugdringen van het aantal regels door de vereenvoudiging van de bestaande wet- en regelgeving. Het Activiteitenbesluit, dat bij de inwerkingtreding van de Omgevingswet daarin opgaat, is hiervan het belangrijkste voorbeeld. Dit besluit is er onder meer op gericht de vergunningplicht te vervangen door algemene regels. Reductie van de regeldruk wordt ook nagestreefd door een betere kwaliteit van vergunningverlening, toezicht en handhaving. Deze taken worden door 29 Omgevingsdiensten (OD’s) uitgevoerd, waarbij zes OD’s een specialisatie in BRZO22- taken hebben. Tegengaan van lastendruk is ook een centrale invalshoek bij het transport van gevaarlijke stoffen. Om die reden stelt Nederland geen hogere eisen aan verpakkingen en voer- of vaartuigen dan in de relevante internationale verdragen is vastgelegd, conform de EU-Kaderrichtlijn Transport Gevaarlijke Stoffen. Wel vervult Nederland een trekkersrol bij het komen tot internationale afspraken op voor Nederland belangrijke onderwerpen, zoals crashbuffers en druppellekkage bij het vervoer van gevaarlijke stoffen via het spoor.
-
-
-
-
•Het ontwikkelen van een integraal afwegingskader veiligheid dat behulpzaam is bij besluitvorming inzake activiteiten die veiligheid-, milieu- en gezondheidsrisico’s met zich mee kunnen brengen.
-
-
-
-
•Het verlenen van vergunningen met als doel bescherming van mens en milieu voor activiteiten met GGO’s.
-
-
-
-
•Het verlenen van vergunningen voor een beperkt aantal bedrijven met een verhoogd risico voor de externe veiligheid in Caribisch Nederland.
-
Stimuleren
Het is primair de verantwoordelijkheid van bedrijven die risico’s voor mens en milieu veroorzaken om deze risico’s te identificeren en te voorkomen of te beperken. Dit geldt ook voor overheden die, bijvoorbeeld in de ruimtelijke ordening, keuzes maken die invloed hebben op veiligheid en risico’s. De Minister stimuleert:
-
-
-
•Het in beeld (doen) brengen van bestaande of nieuwe risicosituaties en het vermijden of beperken hiervan. Dit geschiedt door inventarisaties van deze risico’s en het stimuleren van de aanpak daarvan, door het in beeld brengen van de risico’s van nieuwe technologieën zoals het gebruik van nanomaterialen en synthetische biologie, het volgen van nieuwe wetenschappelijke inzichten op het gebied van hormoonverstoring en gecombineerde blootstelling aan stoffen en door het ontwikkelen van beleid ten aanzien van onzekere risico’s zoals bij elektromagnetische velden. De eigen verantwoordelijkheid van bedrijven en andere overheden is daarbij een belangrijk anker, onder andere door openheid te geven ten aanzien van feitelijke risico’s. De Risicokaart (in overleg met het Ministerie van Veiligheid en Justitie ontwikkeld) en de Atlas Leefomgeving zijn hiervan voorbeelden. Op basis van deze informatie kunnen burgers nagaan hoe het is gesteld met de kwaliteit van hun directe leefomgeving. Het landelijk asbestvolgsysteem voorziet alle ketenpartijen van de nodige informatie. Het verbod op asbestdaken gaat per 2024 in. Om de sanering tijdig op gang te brengen wordt dit verbod begeleid door een subsidieregeling die in 2016 in zal gaan. Hiermee moet worden voorkomen dat er rond 2023 een capaciteitsprobleem ontstaat bij de inventarisatie- en verwijderingbedrijven en dat er een handhavingprobleem ontstaat in 2024.
-
-
-
-
•Het nemen van maatregelen ter bescherming van mens en maatschappij tegen moedwillige verstoring van onderdelen van de vitale infrastructuur door te bevorderen dat de risico’s op moedwillige verstoring (bijvoorbeeld terroristische aanslagen) worden geïdentificeerd en waar mogelijk beperkt. Het betreft hier onder andere chemische bedrijven en buisleidingen.
-
-
-
-
•Het bevorderen van een continue verbetering van de externe veiligheid, bijvoorbeeld met behulp van het instrument van de safety deals.
-
Verder is de Minister verantwoordelijk voor het toezicht op en de handhaving van (een deel van) de wet- en regelgeving door de ILT op dit beleidsterrein (zie beleidsartikel 24 Handhaving en toezicht).
Indicatoren en Kengetallen
Veiligheid en veiligheidsbeleving zijn niet eenvoudig objectief te meten. Het streven is gericht op het voorkomen van onveiligheid: vermeden onveilige situaties laten zich niet tellen. Bovendien geeft het Rijk hier veelal instrumenten aan anderen om hun eigen verantwoordelijkheid te nemen zodat de daadwerkelijke implementatie lokaal plaatsvindt.
Op dit terrein worden daarom de volgende kwantitatieve kengetallen gehanteerd:
-
-
-
•REACH:
In het kader van de Europese stoffenregelgeving (REACH) en de Biocideverordening worden stoffen beoordeeld en waar nodig van maatregelen voorzien (autorisatie, restrictie). Nederland levert een bijdrage aan dat proces, waarbij de Nederlandse inzet wordt bepaald door de eerder ontwikkelde beleidsprioriteringscriteria en de mate waarin de betreffende stof voor Nederland zorgen oplevert, of hier geproduceerd of gebruikt wordt. Onderstaande tabel geeft aan wat de realisatie is in 2014 bij deze producten van het Europese systeem en wat naar verwachting de Nederlandse inbreng is in 2015 en 2016. Daarbij betreft de Nederlandse bijdrage, naast het zelf inbrengen van dossiers, ook het actief becommentariëren van door andere lidstaten ingebrachte dossiers.
-
Tabel resultaten EU REACH in 2014, 2015 en 2016
Realisatie 2014
Geraamd 20151
Geraamd 20162
NL inbreng
Hele EU3
NL inbreng
Hele EU 3
NL inbreng
Hele EU3
1
Beoordelingen ontwerpbesluiten ECHA t.a.v. registratiedossiers en testvoorstellen van Europese bedrijven
150
393
100
360
100
375
2
Door Nederland uitgevoerde en becommentarieerde stofevaluaties 1)
14 (3)
50
20 (3)
50
30 (3)
45
3
Door Nederland ingediende en becommentarieerde RMO-analyses en informatieverzoeken 2)
17 (5)
nvt
6 (12)
nvt
6 (12)
nvt
4
Door Nederland ingebrachte en becommentarieerde Annex XV dossiers t.a.v. zeer ernstige zorgstoffen 3)
14 (0, 3)
14
3 (20)
50
3 (20)
50
5
Door Nederland ingebrachte en becommentarieerde restrictiedossiers 4)
4
6
1 (6)
9
1 (6)
9
6
Door Nederlandse ingebrachte en becommentarieerde voorstellen voor geharmoniseerde classificatie & labelling 5)
51 (2)
40
40 (7)
60
40 (7)
60
7
Behandelde vragen door de REACH helpdesk
396
nvt
400-500
nvt
400-500
nvt
Noot 1
Bron: Werkprogramma Bureau REACH 2015.
Noot 2
Bron: ECHA’s «baseline figures for 2014-2018 (Annex 3)».
Noot 3
Het aantal dossiers dat in de Europese Unie is ingebracht.
Toelichting:
Ad 1) Onder stofevaluaties vallen ook de transitiedossiers van de voormalige wetgeving voor nieuwe stoffen (67/548EEG) en bestaande stoffen (793/93/EG), de zogenaamde Notification Of New Substances (NONS) dossiers en Persistent Bioaccumulative and Toxic (PBT)-dossiers. Het getal tussen haakjes geeft aan hoeveel stofevaluaties door Nederland worden uitgevoerd.
Ad 2) Met tussen haakjes de door NL in te dienen Risk Management Options (RMO)-analyses.
Ad 3) Nederland levert in 2015 en 2016, naast de zelf in te dienen Substance of Very High Concern (SVHC) dossiers, op alle door andere lidstaten en European Chemicals Agency (ECHA) in te dienen SVHC dossiers commentaar. De getallen tussen haakjes geven het aantal Nederlandse dossiers weer.
Ad 4) Met tussen haakjes het door Nederland ingediende restrictiedossier.
Ad 5) In de tabel is het totale aantal door Nederland ingediende dan wel becommentarieerde CLH (Classification and Labelling Harmonisation) stoffen opgenomen. Onder becommentariëring vallen zowel reacties op publieke consultatie (2014: 13), reacties op ontwerp opinies (2014: 23) van het RAC als rapporteurschappen (2014: 15) van de Nederlandse leden van het Committee for Risk Assessment (RAC). Reacties op publieke consultatie en ontwerp opinie kunnen volgtijdelijk voor hetzelfde dossier worden ingediend, vandaar dat deze aantallen die van de hele EU overstijgen. Tussen haakjes is het aantal door Nederland ingediende dossiers weergegeven.
-
-
-
•Bevt en Bevi:
Het aantal (opgeloste) kwetsbare objecten binnen veiligheidszones met betrekking tot externe veiligheid (transport en inrichtingen). Bij het basisnet is door de genomen maatregelen het aantal knelpunten gereduceerd tot 42 woningen, waarvoor een milde saneringsregeling geldt (Bevt, Besluit externe veiligheid transportroutes). Voor het uitvoeren van deze saneringsregeling is een periode van vijf jaar genomen. Bij de inwerkingtreding van het Bevi (Besluit externe veiligheid inrichtingen) in 2004 was er sprake van 65 saneringssituaties. Ultimo 2014 was de stand van zaken dat er in twaalf gevallen sprake is van een achterstand bij de sanering. Er zijn procedures in gang gezet om te komen tot sanering van alle situaties. Dit zal naar verwachting er toe leiden dat in 2016 alle situaties zijn gesaneerd.
-
-
-
-
•GGO’s:
Aantal verleende vergunningen per jaar, met het percentage daarvan dat onder de grens van verwaarloosbaar risico is gerealiseerd. Het aantal vergunningen dat in 2015 wordt verleend is nog niet goed in te schatten aangezien per 1 maart 2015 het Besluit «GGO 2013» in werking is getreden waarin een meldingsysteem wordt geïntroduceerd naast het al bestaande, maar door het Besluit aangepaste, systeem van vergunningen. In de loop van 2016 zullen de eerste kengetallen worden opgeleverd.
-
-
-
-
•Majeure risicobedrijven:
Jaarlijks rapporteert de Staatssecretaris aan de Tweede Kamer de Staat van de Veiligheid bij de majeure risicobedrijven. De Staat van de Veiligheid majeure risicobedrijven schetst vanuit een breed perspectief een beeld van de veiligheidssituatie van de majeure risicobedrijven in Nederland. Met deze benadering wordt vanuit verschillende invalshoeken het beeld over de veiligheid bij deze groep bedrijven losgekoppeld van de individuele casuïstiek bij bedrijven. Op basis van een jaarlijks terugkerende rapportage kunnen tevens trends en ontwikkelingen over de veiligheid bij de majeure risicobedrijven zichtbaar worden en waar nodig specifieke sturingsmaatregelen worden genomen. De eerste rapportage is in 2014 verschenen, in 2015 zal de Staat van de Veiligheid na de zomer aan de Kamer worden gezonden. De Staat van de Veiligheid majeure risicobedrijven is een monitoringsinstrument voor de stelselverantwoordelijke departementen (IenM, VenJ en SZW).
-
Beleidswijzigingen
In 2016 wordt verder gewerkt aan het bevorderen van een verbetering van de omgevingsveiligheid, onder meer door het stimuleren van de kwaliteit bij de uitvoering van het omgevingsveiligheidsbeleid. In het met de andere overheden in de jaren 2015-2018 uit te voeren programma Impuls Omgevingsveiligheid (IOV) wordt in 2016 en 2017 een extra impuls gegeven aan het omzetten van de Publicatiereeks Gevaarlijke Stoffen (PGS) in een PGS Nieuwe Stijl (duidelijker governance gebaseerd op risicomethodiek), zodat hiervan gebruik gemaakt kan worden in het nog op te stellen Besluit Activiteiten Leefomgeving (BAL), één van de vier Algemene Maatregelen van Bestuur van het wetsvoorstel Omgevingswet. Daarnaast zal in 2016 de regeling «Safety Deals» van kracht zijn, op basis waarvan initiatieven van het bedrijfsleven en de overheden op het terrein van het creëren van een duurzame veiligheidscultuur bij bedrijven concreet worden opgepakt en uitgevoerd.
Het (Europese) beleid ten aanzien van nieuwe risico’s, bijvoorbeeld op het vlak van nanotechnologie, hormoonverstorende stoffen en synthetische biologie is nog in ontwikkeling. Het accentueren van het gezondheidsaspect in het milieubeleid moet helpen om op termijn te komen tot een omgevingskwaliteit die bijdraagt aan een goede gezondheid. Omgevingsfactoren vormen een significante oorzaak van de gezondheidslast (circa 5%, schatting PBL 2014). Het beleid blijft daarom gericht op het wegnemen van al bekende knelpunten, zoals te verbeteren luchtkwaliteit, maar verkent ook de noodzaak om andere en nieuwe, onzekere risico’s voor de gezondheid aan te pakken, zoals de cumulatie van blootstelling aan chemische stoffen. Dat laatste vereist allereerst een goede signalering van mogelijke risico’s, en een weloverwogen analyse en beoordeling daarvan. De aanzet die, samen met het RIVM, voor dat signaleringssysteem is gemaakt zal in 2016 worden vervolgd en verbeterd. De Gezondheidsraad heeft in 2015 een eerste analyse gegeven voor een afwegingskader. Dit kader moet helpen te bepalen welk van die signalen in beleid moeten worden vertaald. In 2016 zal het door de Gezondheidsraad opgestelde afwegingskader met een beleidsappreciatie aan de Tweede Kamer worden gezonden.
De Europese aanpassing van de GGO-regelgeving ten aanzien van de vrijheid voor lidstaten om het gebruik van tot de Europese Unie toegelaten genetisch gemodificeerde gewassen al dan niet op het eigen grondgebied alnog op andere gronden dan veiligheid voor mens, dier en milieu te beperken dan wel te verbieden zal mogelijk in 2016 worden besproken op Europees niveau. Daarnaast zal in 2016, en het daaropvolgend jaar, de Europese evaluatie van het EU veiligheidsbeleid ten aanzien van biotechnologie op de agenda staan.
Bij de beperking van de risico’s van stoffen ligt de focus in 2016 en volgende jaren op de implementatie van Europese regelgeving. Hierbij is de inzet dat deze regelgeving op punten wordt verduidelijkt om nieuwe risico’s beter te adresseren. Uit een onderzoek in 2013 bleek dat met name MKB bedrijven problemen ondervinden. Daarom is in 2014 een project samen met het bedrijfsleven uitgevoerd om verbeteringsmogelijkheden te identificeren. Begin 2015 is het rapport hierover gepubliceerd (Kamerstukken II, 2014-2015, 21 501-08, nr. 548) en in het najaar 2015 zal over de voortgang worden gerapporteerd aan de Tweede Kamer. In 2016 zullen de ingezette acties worden voortgezet en zal worden bezien tot welke resultaten deze hebben geleid.
In 2015 is een start gemaakt met een blootstellingonderzoek rond omwonenden van teelten met een intensief gebruik van gewasbeschermingsmiddelen, te beginnen met bollenvelden. Dit onderzoek moet kennis opleveren over de vraag in hoeverre omwonenden blootgesteld worden aan (toegelaten) gewasbeschermingsmiddelen. Het blootstellingonderzoek rondom bollenvelden loopt tot en met 2018. In 2016 zal het verbod op het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen op verhardingen voor iedereen geëffectueerd worden. In 2017 zal het professioneel gebruik van gewasbeschermingsmiddelen buiten de landbouw op overige terreinen niet meer mogelijk zijn, behoudens enkele uitzonderingen. Het gebruik door particulieren zal sterk teruggedrongen worden. De verplichting voor de glastuinbouw om afvalwater te zuiveren (gewasbeschermingsmiddelen) wordt in regelgeving vastgelegd die 1 januari 2018 van kracht zal zijn.
In vervolg op in 2014 gezette stappen inzake een verkenning in hoeverre de biobased economy benut kan worden voor het verminderen van het gebruik van zeer zorgwekkende stoffen, is in 2015 bezien of deze inventarisatie concreet vervolg kan krijgen. De eventuele vervolgstappen uit deze analyse worden in 2016 en volgende jaren uitgevoerd. Het gaat hier, per definitie, om vrijwillige bovenwettelijke stappen waar het bedrijfsleven zelf de handschoen oppakt.
Ter ondersteuning van het verbod per 2024 op asbestcementdaken en -gevelplaten is vanaf 2016 een subsidieregeling van kracht op basis waarvan de maatschappelijke kosten die de verwijdering van asbestdaken met zich meebrengt worden verlaagd. Deze regeling is bedoeld om de verwijdering van de asbestdaken in de eerste jaren te stimuleren, zodat de uitvoering over de volledige beschikbare periode zal plaats vinden en het risico wordt verkleind dat eind 2023 niet alle asbestdaken zijn verwijderd. Voor deze regeling en de uitvoering daarvan is in het startjaar 2016 in totaal € 10 miljoen beschikbaar.
Binnen het vuurwerkbeleid wordt een volgende stap gezet met het verbieden van een aantal vuurwerkproducten (babypijltjes, Romeinse kaarsen), omdat deze aanleiding zijn voor veel letsel.
Budgettaire gevolgen van beleid
art. 22 Omgevingsveiligheid en milieurisico's (x € 1.000)
2014
2015
2016
2017
2018
2019
2020
Verplichtingen
15.965
35.389
33.309
52.795
52.807
59.173
65.687
Uitgaven:
18.549
31.654
34.012
52.711
53.142
59.508
66.022
Waarvan juridisch verplicht
97%
22.01
Veiligheid chemische stoffen
6.784
11.125
7.620
7.133
6.701
5.725
5.726
22.01.01
Opdrachten
5.313
2.131
4.574
4.636
4.629
3.431
3.432
- Veiligheid en gezondheid
3.675
885
557
436
829
631
631
- Overige opdrachten
1.638
1.246
4.017
4.200
3.800
2.800
2.801
22.01.02
Subsidies
370
6.440
973
600
175
175
175
- NANoREG
270
6.165
698
425
0
0
0
- Overige subsidies
100
275
275
175
175
175
175
22.01.03
Bijdrage aan agentschappen
1.101
2.554
2.073
1.897
1.897
1.739
1.739
- waarvan bijdrage aan RWS
1.101
2.554
2.073
1.897
1.897
1.739
1.739
22.01.05
Bijdragen aan internationale organisaties
0
0
0
0
0
380
380
22.02
Veiligheid biotechnologie
509
2.679
3.602
3.070
3.000
2.870
2.870
22.02.01
Opdrachten
509
2.679
3.602
3.070
3.000
2.770
2.770
22.02.05
Bijdragen aan internationale organisaties
0
0
0
0
0
100
100
22.03
Veiligheid bedrijven en transport
11.256
17.850
22.790
42.508
43.441
50.913
57.426
22.03.01
Opdrachten
4.030
1.109
5.587
23.723
22.864
28.327
30.829
- Omgevingsveiligheid
506
170
1.537
15.812
15.812
21.000
20.353
- Buisleidingen
272
230
2.263
5.185
3.235
3.453
6.702
- Overige opdrachten
3.252
709
1.787
2.726
3.817
3.874
3.774
22.03.02
Subsidies
3.506
6.106
10.490
12.490
15.381
17.873
21.884
- Asbest en safety deals
2.996
2.472
10.000
12.000
15.091
17.583
21.594
- Overige subsidies
510
3.634
490
490
290
290
290
22.03.03
Bijdrage aan agentschappen
3.085
4.059
3.707
3.289
2.190
1.707
1.707
- waarvan bijdrage aan RWS
3.085
4.059
3.707
3.289
2.190
1.707
1.707
22.03.04
Bijdragen aan medeoverheden
635
6.042
0
0
0
0
0
- Bijdragen asbestsanering
0
5.967
0
0
0
0
0
- Bijdragen programma Externe Veiligheid
635
75
0
0
0
0
0
- Overige bijdragen aan medeoverheden
0
0
0
0
0
0
0
22.03.05
Bijdragen aan internationale organisaties
0
0
0
0
0
0
0
22.03.09
Inkomensoverdrachten
0
534
3.006
3.006
3.006
3.006
3.006
Ontvangsten
1.543
12.922
928
675
250
250
250
Extracomptabele verwijzingen
Extracomptabele verwijziging naar artikel 18.06 Externe Veiligheid van het Infrastructuurfonds (x € 1.000)
2016
2017
2018
2019
2020
Bijdrage uit artikel 26 van Hoofdstuk XII aan artikel 18.06 Externe Veiligheid van het Infrastructuurfonds
2.005
1.996
1.000
865
763
Andere ontvangsten van artikel 18.06 Externe Veiligheid van het Infrastructuurfonds
0
0
0
0
0
Totale uitgaven op artikel 18.06 Externe Veiligheid van het Infrastructuurfonds
2.005
1.996
1.000
865
763
waarvan
18.06
Externe veiligheid
2.005
1.996
1.000
865
763
22.01 Veiligheid chemische stoffen
Budgetflexibiliteit
De uitgaven voor subsidies en de agentschapbijdragen zijn volledig juridisch verplicht. De subsidies hebben een tijdshorizon. Van het opdrachtenbudget is het overgrote deel juridisch verplicht als gevolg van doorlopende opdrachten. Meer specifiek betreft het opdrachten in de sfeer van wettelijke taken inzake het (inter)nationale stoffenbeleid alsmede de vergunningverlening daaromtrent, het NANoREG-programma en het (interdepartementale) meerjaren programma Gezondheidsrisico’s straling zendmasten (elektromagnetische velden).
Het niet juridisch verplichte deel van dit artikelonderdeel heeft met name betrekking op het uitvoeren van de programma’s REACH en het programma Gezondheid in het milieubeleid (GiM).
22.02 Veiligheid biotechnologie
Van het opdrachtenbudget is het overgrote deel juridisch verplicht als gevolg van doorlopende opdrachten. Meer specifiek betreft het opdrachten in de sfeer van risicobeoordelingen, risicobeheersing, monitoring en vergunningverlening van Genetisch Gemodificeerde Organismen (GGO).
Het niet juridisch verplichte deel van dit artikelonderdeel wordt aangewend voor uitgaven in het kader van de modernisering veiligheid biotechnologie.
22.03 Veiligheid bedrijven en transport
De uitgaven voor inkomensoverdrachten en de agentschapbijdragen zijn volledig juridisch verplicht. Van het opdrachtenbudget en het subsidiebudget is het overgrote deel juridisch verplicht als gevolg van doorlopende opdrachten. Meer specifiek betreft het opdrachten en subsidies in de sfeer van (wettelijke) taken inzake externe veiligheid, de vergunningverlening (veiligheid inrichtingen) en basisnetten. De subsidies hebben een tijdshorizon.
Het niet juridisch verplichte deel van dit artikelonderdeel wordt voor een deel aangewend voor uitgaven in het kader van de modernisering van het omgevingsveiligheidsbeleid.
22.01 Veiligheid chemische stoffen
Toelichting op de financiële instrumenten
22.01.01 Opdrachten
In dit kader worden opdrachten verstrekt aan de Gezondheidsraad voor de uitvoering van wettelijke taken op het gebied van asbest, chemische stoffen en externe veiligheid. Daarnaast worden hier opdrachten verstrekt voor het meerjarig onderzoekprogramma elektromagnetische velden (EMV) en de uitvoering van EU-regelgeving ten aanzien van kankerverwekkende stoffen in relatie tot andere overheden (vergunningverlening). Voorts worden opdrachten verstrekt voor de uitvoering van taken op de gebieden «veiligheid en gezondheid» (asbest) en «nieuwe risico’s en security» (nanotechnologie en synthetische biologie).
22.01.02 Subsidies
De subsidies hebben betrekking op het gebied van een asbestveilige agro-sector, de bijdrage aan het Platform EMV en de bijdrage van de Europese Commissie (EC) voor de coördinatie van het EU-project NANoREG uit het zevende kaderprogramma voor onderzoek van de EC.
22.01.03 Bijdragen aan agentschappen
Dit betreft de bijdrage aan RWS voor voornamelijk de capaciteitsinzet in het kader van de uitvoering van Infomil (centraal punt voor bundeling en verspreiding van milieu wet- en regelgeving) op het beleidsonderwerp «asbest». Daarnaast wordt veel inzet geleverd voor de implementatie en verdere ontwikkeling van het landelijk asbest volgsysteem (LAVS).
22.02 Veiligheid biotechnologie 22.02.01 Opdrachten
Ter uitvoering van de wettelijke taak wordt jaarlijks een opdracht verstrekt aan de Commissie Genetische Modificatie (COGEM) voor het maken van beoordelingen inzake risico’s verbonden aan werkzaamheden met genetisch gemodificeerde organismen en het adviseren over maatregelen risicobeheersing en monitoring die bij de uitvoering van werkzaamheden met GGO’s kunnen worden toegepast. Ook jaarlijks wordt aan het Bureau Genetisch Gemodificeerde Organismen (Bureau GGO) een opdracht verstrekt ten behoeve van de vergunningverlening voor werkzaamheden met genetisch gemodificeerde organismen die beoordeeld moeten worden op de risico’s voor mens en milieu. Daarnaast worden in dit kader van vergunningverlening opdrachten verstrekt voor onderzoek en beleidsontwikkeling toetsingscriteria nieuwe GGO’s.
Nederland geeft in het kader van het «Biosafety Protocol» uitvoering aan de jaarlijkse verplichtingen die samenhangen met de ratificatie en implementatie van het supplementair protocol aansprakelijkheid en verhaal van GGO’s.
22.03 Veiligheid bedrijven en transport 22.03.01 Opdrachten
Omgevingsveiligheid: Impuls programma
Het betreft hier uitgaven in het kader van de Impuls omgevingsveiligheid (IOV 2015-2018) voor de deelprogramma’s Besluit risico’s zware ongevallen (BRZO), Publicatiereeks Gevaarlijke stoffen (PGS), Informatie/Kennisinfrastructuur en lokaal externe (omgevings) veiligheidsbeleid. Door middel van een programmatische aanpak wordt ingezet op het creëren van een veiligere leefomgeving. Het programma wordt uitgevoerd onder auspiciën van het Bestuurlijk OmgevingsBeraad (BOB), waarin naast IenM ook het IPO, de VNG en de veiligheidsregio’s participeren. Als onderdeel van de uitvoeringsagenda BRZO worden ook uitgaven gedaan onder de noemer «Safety deals». De safety deals zijn complementair aan de maatregelen die versterking van toezicht en handhaving tot doel hebben (IOV 2015-2018). Het gaat hier om het creëren van een duurzame veiligheidscultuur bij onder meer de bedrijfsprocessen binnen de chemiesector, te weten het gebruik en productie van gevaarlijke stoffen, evenals de opslag en het transport daarvan. De veiligheidsmaatregelen leveren een positieve bijdrage aan de veiligheid in de omgeving.
Overige opdrachten
Het betreft hier opdrachten voor wettelijke taken zoals vergunningverlening (BRZO bedrijven en olieterminals in Caribisch Nederland), de monitoring van basisnetten (weg, water, spoor), aanpassing regelgeving vervoer gevaarlijke stoffen als gevolg van wijzigingen internationale verdragen, modellenbeheer buisleidingen (Bevb), uitbreiding en onderhouden Activiteitenbesluit voor het realiseren vermindering regeldruk bedrijven en de ontwikkeling en het beheer van standaarden voor vergunningverlening, toezicht en handhaving. Daarnaast worden opdrachten verstrekt voor onderzoek en implementatie van risicoreductie maatregelen.
22.03.02 Subsidies
Subsidies hebben voornamelijk betrekking op de financiering van het verbod op asbestdaken en op het stimuleren van «safety deals», de coördinatie van BRZO, vuurwerkcampagnes en de vorming van een adequaat stelsel van Omgevingsdiensten.
22.03.03 Bijdragen aan agentschappen
Dit betreft de bijdrage aan RWS voor de capaciteitsinzet in het kader van de uitvoering van Infomil (centraal punt voor bundeling en verspreiding van milieu wet- en regelgeving) op de beleidsonderwerpen «kennisoverdracht omgevingsveiligheid» en «vergunningverlening». Daarnaast vinden hier uitgaven plaats voor werkzaamheden van de Dienst Verkeer en Scheepvaart van RWS in het kader van basisnetten en vervoer gevaarlijke stoffen.
22.03.09 Inkomensoverdrachten
De inkomensoverdrachten hebben betrekking op het honoreren van incidentele aanvragen in het kader van de Regeling tegemoetkoming niet-loondienst gerelateerde slachtoffers van mesothelioom (TNS). Deze regeling is bedoeld voor iedereen die de ziekte van maligne mesothelioom heeft als gevolg van contact met asbest buiten de werksituatie.
22.09 Ontvangsten
De ontvangsten hebben betrekking op het EU-bijdrage project NANoREG 2014-2016.
Beleidsartikel 23: Meteorologie, seismologie en aardobservatie
Algemene Doelstelling
Het KNMI garandeert als onafhankelijke autoriteit aan Nederland de best beschikbare informatie op het gebied van meteorologie, klimatologie en seismologie als bijdrage aan de veiligheid, bereikbaarheid en leefbaarheid van Nederland, inclusief de openbare lichamen Saba, Sint Eustatius en Bonaire.
Financieren
Rollen en Verantwoordelijkheden
De Minister is verantwoordelijk voor het faciliteren van een internationaal systeem van organisaties waarin Nederland vertegenwoordigd wordt door het KNMI. Dit doet zij door haar rol van financier in de vorm van bijdragen en contributies. Met name te noemen zijn EUMETSAT23, ECMWF24 en WMO25.
(Doen) uitvoeren
De Minister is verantwoordelijk voor de uitvoering van de wettelijke taken van het agentschap KNMI zoals vastgelegd in de Wet op het KNMI (2002). De rol «(doen) uitvoeren» heeft betrekking op de volgende taken:
-
-
-
•Het beschikbaar maken, houden en stellen van een algemeen weerbericht voor de Nederlandse samenleving en het afgeven van weerwaarschuwingen;
-
-
-
-
•Het beschikbaar maken, houden en stellen van meteorologische, seismologische en andere geofysische gegevens (onder andere voor hergebruik);
-
-
-
-
•Het beschikbaar maken, houden en stellen van luchtvaartmeteorologische inlichtingen;
-
-
-
-
•Het verrichten van met name wetenschappelijk meteorologisch- en seismologisch onderzoek;
-
-
-
-
•Het desgevraagd en onder voorwaarden ondersteunen van bestuursorganen, de rechterlijke organisatie, overheidsbedrijven of openbare lichamen op het terrein van meteorologie, seismologie of andere geofysische terreinen bij de uitvoering van aan hen opgedragen taken;
-
-
-
-
•Het onderhouden van de nationale infrastructuur voor de meteorologie en andere geofysische terreinen;
-
-
-
-
•Internationale samenwerking op het gebied van meteorologie en seismologie en andere geofysische terreinen
-
De Minister van Buitenlandse Zaken (BuZa) is verantwoordelijk voor het Kernstopverdrag en de Minister van Economische Zaken (EZ) is verantwoordelijk voor het kader van de Mijnbouwwet.
Indicatoren en Kengetallen
Indicatoren
Realisatie
Streefwaarde/ norm
2010
2011
2012
2013
2014
Algemene weersverwachtingen en adviezen
-
-afwijking min.temperatuur (°C)
-
-0,24
-
-0,06
-
-0,17
-
-0,01
-
-0,18
ABS1 (<0,5)
-
-afwijking max.temperatuur (°C)
-
-0,21
-
-0,33
-
-0,37
-
-0,25
-
-0,25
ABS (<0,5)
-
-gemiddelde afwijking windsnelheid (m/s)
0,04
-
-0,03
-
-0,06
0,26
0,00
ABS (<1,0)
Maritieme verwachtingen
-
-tijdigheid marifoonbericht (%)
99,3
99
98,6
99,3
99,9
> 99
Gereviewde publicaties
120
97
103
105
105
> 80
Kengetallen
Aantal uitgegeven weeralarmen
4
0
1
2
1
Percentage tijdige beschikbaarheid van de meteorologische producten (Bron: EUMETSAT)
>98,5
>98,5
>98,5
>98,5
>98,5
>98,5
Bron: KNMI, 2015
Noot 1
ABS: absolute waarde
Toelichting
De indicatoren ten aanzien van algemene weers- en maritieme verwachtingen geven een indruk van de tijdigheid van de berichtgeving door het KNMI en de gemiddelde afwijking van verwachte waardes voor temperatuur en windsnelheid ten opzichte van de uiteindelijk waargenomen waardes. Het aantal gereviewde publicaties is een maatstaf voor de kwantiteit en de kwaliteit van het onderzoek van het KNMI. Het aantal zogenoemde gereviewde publicaties in vooraanstaande wetenschappelijke tijdschriften wordt bepaald.
Het aantal weeralarmen is afhankelijk van de weersomstandigheden; hierdoor is er geen norm aan te geven. Bovendien is het afgeven van een weeralarm geen doel op zich. Wel is belangrijk dat het instrument weeralarm effectief wordt ingezet om de samenleving tijdig te waarschuwen voor maatschappij-ontwrichtend weer. In het jaarverslag zal worden ingegaan op het aantal opgetreden weeralarmsituaties en de mate waarin het KNMI gegrond heeft gewaarschuwd, dan wel gegrond niet heeft gewaarschuwd.
Het kengetal tijdige beschikbaarheid van de meteorologische producten geeft een beeld van de tijdige beschikbaarheid van de gegevens van de METEOSAT- en METOP-satellieten voor de meteorologische producten van het KNMI. Indien de streefwaarden niet worden gehaald, heeft dat een negatieve impact op de kwaliteit van de weersverwachting op de dagen van gebrekkige beschikbaarheid van de waarnemingen, een en ander is afhankelijk van de dan optredende weerssituatie.
Beleidswijzigingen
De Wet op het KNMI zal worden ingetrokken. Daarvoor in de plaats komt de «Wet taken meteorologie en seismologie», die naar verwachting per 1 januari 2016 in werking zal treden. Deze wet regelt wat de zorgplichten (publieke taken) van de Minister zijn op het gebied van weer, klimaat en seismologie. In de Wet op het KNMI wordt het KNMI nu nog expliciet genoemd als uitvoeringsorganisatie. De verantwoordelijkheid voor publieke taken op het gebied van weer, klimaat en seismologie(zorgplichten) en de uitvoering van die taken worden op deze manier ontkoppeld. Dit maakt het makkelijker om in te spelen op zich in de toekomst voordoende ontwikkelingen. In zijn algemeenheid kan deze wet beter inspelen op internationale en Europese ontwikkelingen. Zo wordt een luchtvaartmeteorologische dienstverlener nu op basis van de Wet luchtvaart aangewezen door de Minister in plaats van de wettelijke aanwijzing in de Wet op het KNMI. Ten slotte maakt de wet het mogelijk om meer te werken op basis van vraagsturing.
Budgettaire gevolgen van beleid
art. 23 Meteorologie, seismologie en aardobservatie (x € 1.000)
2014
2015
2016
2017
2018
2019
2020
Verplichtingen
37.645
39.298
32.566
42.878
44.177
49.851
39.412
Uitgaven:
36.760
38.431
33.433
42.011
45.044
48.984
38.545
Waarvan juridisch verplicht
100%
23.01
Meteorologie en seismologie
26.078
26.225
25.059
24.293
23.857
23.854
23.858
23.01.03
Bijdrage aan het agentschap KNMI
25.204
25.193
24.192
23.426
22.990
22.987
22.991
- Meteorologie
24.630
24.694
23.726
23.003
22.594
22.591
22.595
-
-Seismologie
574
499
466
423
396
396
396
23.01.05
Bijdrage aan internationale organisaties
874
1.032
867
867
867
867
867
- Contributie WMO (HGIS)
874
1.032
867
867
867
867
867
23.02
Aardobservatie
10.682
12.206
8.374
17.718
21.187
25.130
14.687
23.02.03
Bijdrage aan het agentschap KNMI
10.682
12.206
8.374
17.718
21.187
25.130
14.687
- Aardobservatie
10.682
12.206
8.374
17.718
21.187
25.130
14.687
Ontvangsten
0
0
0
0
0
0
0
Budgetflexibiliteit
De uitgaven voor de bijdrage aan het agentschap KNMI zijn volledig juridisch verplicht. De bijdrage aan het agentschap KNMI heeft een structureel karakter.
23.01 Meteorologie en seismologie
Toelichting op de financiële instrumenten
23.01.03 Bijdrage aan het agentschap KNMI
Meteorologie
-
-
-
•Reguliere uitgifte van een algemeen weerbericht en van waarschuwingen voor gevaarlijk weer (code geel, code oranje en weeralarm);
-
-
-
-
•Ter beschikkingstelling van de meteorologische basisdata van het nationale meteorologische meetnet en de nationale meteorologische modelinfrastructuur, op basis van een open databeleid;
-
-
-
-
•Ter beschikkingstelling van data, informatie en kennis over het huidige klimaat;
-
-
-
-
•Leveren van projecties over het toekomstige klimaat (klimaatscenario’s);
-
-
-
-
•Verrichten van strategisch en toegepast onderzoek en het geven van beleidsadviezen op het gebied van de meteorologie;
-
-
-
-
•Internationale vertegenwoordigingen op het gebied van de meteorologie (met name WMO, EUMETSAT en ECMWF);
-
-
-
-
•Beantwoorden van vragen vanuit de maatschappij over weer en klimaat.
-
Seismologie
-
-
-
•Continue monitoring van natuurlijke en geïnduceerde seismiciteit in Nederland;
-
-
-
-
•Verrichten van strategisch en toegepast onderzoek en het geven van beleidsadviezen op het gebied van de seismologie;
-
-
-
-
•Beantwoorden van vragen vanuit de maatschappij op het gebied van aardbevingen en tsunami’s;
-
-
-
-
•Verrichten van waarnemingen en onderzoek ten behoeve van het nationaal datacentrum voor de CTBTO (Comprehensive Nuclear-Test-Ban Treaty Organisation).
-
23.01.04 Bijdragen aan internationale organisatie: contributie WMO
De beschikbare middelen worden gebruikt om de Nederlandse contributie aan de World Meteorological Organization te voldoen. Deelname aan de activiteiten van het WMO wordt gefinancierd uit HGIS.
23.02 Aardobservatie 23.02.03 Bijdrage aan het agentschap KNMI: aardobservatie
Het verzorgen van de waarnemingen vanuit polaire en geostationaire weersatellieten in Europees verband (EUMETSAT).
Beleidsartikel 24: Handhaving en Toezicht
Algemene Doelstelling
Het stimuleren en bewaken van veilige vervoers- en watersystemen en een duurzame leefomgeving.
Financieren
Rollen en Verantwoordelijkheden
De Minister is verantwoordelijk voor het toezicht op de naleving van wet- en regelgeving in het transport en de leefomgeving. De Minister voor Wonen en Rijksdienst heeft een medeverantwoordelijkheid inzake wonen en bouwen. De Minister heeft een nationale coördinatie- c.q. verantwoordingsverplichting richting de EU ten aanzien van internationale milieuregelgeving.
Bij de totstandkoming van wet- en regelgeving beoogt de wetgever een door haar gewenst niveau van veiligheid en duurzaamheid te bewerkstelligen. Daarbij worden de rechtsbeginselen van rechtvaardigheid, rechtszekerheid en rechtsgelijkheid gehanteerd, met oog voor de nalevingseisen die van de ondertoezichtstaanden worden gevraagd. Zij streeft daarbij samenwerking met andere overheidspartners na.
(Doen) uitvoeren
De Minister is verantwoordelijk voor de uitvoering van de wettelijke taken van het agentschap ILT. De Minister voor Wonen en Rijksdienst is mede verantwoordelijk op het terrein van wonen en bouwen.
De rol uitvoeren heeft betrekking op:
-
-
-
•Vergunningverlening;
-
-
-
-
•Toezicht door middel van objectinspecties, administratie controles, audits, convenanten en digitale inspecties;
-
-
-
-
•Opsporing in geval van ernstige overtreding of fraude (onder aansturing van het OM);
-
-
-
-
•Incidentafhandeling en onderzoek.
-
Een gedetailleerde beschrijving van het uitvoeringsprogramma van de ILT is te vinden in het Meerjarenplan 2015-2019 dat samen met het jaarverslag ILT 2014 begin 2015 aan de Tweede Kamer is verzonden (Kamerstukken II, 2014-2015, 34 000 XII, nr. 65).
Indicatoren en Kengetallen
Deze tabel geeft inzicht in het verwachte respectievelijk geplande aantal te verstrekken vergunningen, het aantal uit te voeren administratieve controles, (digitale en object) inspecties, audits, het aantal af te sluiten convenanten en het aantal opsporingen in het begrotingsjaar. Het Meerjarenplan ILT 2015-2019 bevat een verdere toedeling naar doelgroepen en een nadere toelichting op deze cijfers.
Overzicht geplande productie-aantallen 2016
Vergunningen
Adm. Contr.
Audits
Convenanten
Digitale inspecties
Objectinsp.
Incident-afhandeling
onderzoek
Afval, industrie en bedrijven
3.252
354
133
17
-
1.399
38
-
Rail- en wegvervoer
707
1.050
185
98
3.000
20.100
Scheepvaart
7.000
167
25
14
6.470
350
250
Luchtvaart
5.200
430
25
1.379
Water, wonen en producten
290
4.335
33
26
-
4.355
-
-
Transport gevaarlijke stoffen
280
315
72
5
4.650
157
25
totaal
16.729
6.221
878
185
3.000
38.353
545
275
Beleidswijzigingen
Naar aanleiding van de vorming van de ANVS en daarmee het vertrek van de Kernfysische Dienst is het aantal domeinen binnen de ILT teruggebracht naar vijf. Taken en middelen zijn verdeeld over de nieuw benoemde domeinen Afval, industrie en bedrijven (het voormalig domein Risicovolle bedrijven) en Water, wonen en producten (het voormalig domein Water Bodem Bouwen). Deze wijziging is zichtbaar in zowel de toedeling van de taken als in toelichting op de budgettaire gevolgen van beleid.
In de brief aan de Kamer van 20 maart 2015 heeft de Minister voor Wonen en Rijksdienst aangegeven het gehele toezicht op de woningcorporaties onder te brengen bij de ILT (Kamerstukken II, 2014-2015, 29 453, nr. 369). In de agentschapsparagraaf van de ILT komen deze middelen terug onder de opbrengsten derden en in de kosten van de ILT. Deze opbrengsten- en kostenreeksen worden jaarlijks geaccordeerd door de Minister voor Wonen en Rijksdienst.
Budgettaire gevolgen van beleid
art. 24 Handhaving en toezicht (x € 1.000)
2014
2015
2016
2017
2018
2019
2020
Verplichtingen
116.481
116.333
110.655
104.919
102.604
102.600
102.606
Uitgaven:
116.481
116.333
110.655
104.919
102.604
102.600
102.606
Waarvan juridisch verplicht
100%
24.01
Handhaving en toezicht
116.481
116.333
110.655
104.919
102.604
102.600
102.606
24.01.03
Bijdrage aan het agentschap ILT
116.481
116.333
110.655
104.919
102.604
102.600
102.606
- Afval, Industrie en bedrijven
13.304
26.561
25.264
23.955
23.426
23.425
23.427
- Rail en wegvervoer
25.636
24.356
23.167
21.966
21.481
21.480
21.482
- Scheepvaart
15.149
22.750
21.640
20.518
20.066
20.065
20.066
- Luchtvaart
13.168
18.906
17.983
17.051
16.674
16.674
16.675
- Risicovolle stoffen en producten
33.826
0
0
0
0
0
0
- Water, bodem en producten
15.398
23.760
22.601
21.429
20.957
20.956
20.956
Ontvangsten
0
0
0
0
0
0
0
Budgetflexibiliteit
De uitgaven voor de bijdrage aan het agentschap ILT zijn volledig juridisch verplicht. De bijdrage aan het agentschap ILT heeft een structureel karakter.
Toelichting op de financiële instrumenten
De ILT levert voor de financiële bijdragen van het moederdepartement aan het agentschap in de hieronder weergegeven vijf domeinen de volgende producten. In het meerjarenplan 2015-2019 dat begin 2015 aan de Tweede Kamer is gezonden, staat per domein uitgebreid beschreven welke taken worden uitgevoerd en de bijbehorende kengetallen ten aanzien van naleving, vergunningverlening en toezicht.
24.01 Handhaving en toezicht 24.01.03 Bijdrage aan het agentschap ILT
Domein Afval, Industrie en Bedrijven
Bij grensoverschrijdend transport van afval is de ILT de bevoegde autoriteit in Nederland om vergunningen te verlenen en toezicht op de naleving uit te voeren zoals voorgeschreven in de Europese Verordening Overbrenging Afvalstoffen (EVOA). Volgens het Besluit Inzameling Afvalstoffen dienen inzamelaars van scheepsafvalstoffen, klein gevaarlijk afval en afgewerkte olie vergund te zijn. De ILT verleent inzamelvergunningen en ziet toe op de naleving. De ILT verleent vergunningen en verricht toezicht in het kader van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, de Wet Milieubeheer en de vergunningen die daaraan verbonden zijn voor Defensie, een aantal bijzondere inrichtingen en twee BRZO-bedrijven26 op de BES-eilanden.
De handhaving is verder gericht op bedrijven en organisaties die verantwoordelijk zijn voor risicobronnen bij (externe) veiligheid, zoals geformuleerd in het Besluit externe veiligheid buisleidingen en/of inzake luchtemissies, energie en klimaat in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) en andere milieu- en veiligheidsregelgeving.
De Inlichtingen en Opsporingsdienst (IOD)
De onderzoeken van de ILT zijn gericht op personen en bedrijven die de regelgeving op het gebied van milieu en wonen stelselmatig en op een ernstige manier overtreden. De ILT richt zich daarbij op georganiseerde criminaliteit met een ondermijnend karakter en vaak met internationale (financiële) constructies en handelsstromen, waarbij zonder ingrijpen van de overheid uiteindelijk onherstelbare schade ontstaat aan mens, milieu en maatschappij. De daadwerkelijke aansturing van strafrechtelijke onderzoeken gebeurt door het Functioneel Parket (FP) van het Openbaar Ministerie. Afspraken over prioriteiten en te bereiken resultaten liggen vast in een Handhavingsarrangement, dat jaarlijks wordt afgesloten tussen de ILT en het FP.
Domein Rail en Wegvervoer
De ILT richt zich bij het toezicht op railvervoer op:
-
-
-
•Infrastructuur en materieel;
-
-
-
-
•Bedrijven en keuringsinstanties;
-
-
-
-
•Operaties (machinisten, conducteurs, baanwerkers, rangeerders);
-
-
-
-
•Veiligheidsmanagement, cultuur en arbeidsomstandigheden.
-
De ILT richt zich bij het toezicht op het wegvervoer op:
-
-
-
•Bedrijven;
-
-
-
-
•Vrachtwagens, bussen en taxi’s;
-
-
-
-
•Chauffeurs.
-
Rail
De ILT houdt toezicht op de naleving van de Spoorwegwet. De markt voor het railgoederenvervoer is internationaal georiënteerd en geheel geliberaliseerd. De sector kent een hoog veiligheidsgehalte, maar het hoofdspoor blijft een kwetsbaar systeem. Daarnaast is de ILT toezichthouder voor interlokale tramlijnen, lightrail en metrosystemen. In de Wet Lokaal Spoor worden de laatstgenoemde lijnen en systemen uitgebreid met de stedelijke tramlijnen, waarin het toezicht op het totaal komt te liggen bij de lokale overheid, met de ILT als aangewezen toezichthouder.
Taxi
De ILT richt zich op de naleving van de Wet en Besluit Personenvervoer 2000 en het Arbeidstijdenbesluit Vervoer. De ILT besteedt binnen haar toezicht veel tijd aan de aanpak van het aanbieden en verrichten van taxivervoer zonder vergunning en rapporteert hierover twee maal per jaar aan de Tweede Kamer.
Bus
De ILT houdt toezicht op de naleving van de arbeidstijdenbesluit Vervoer en de Wet Personenvervoer 2000. In het nationale busvervoer, met zijn relatief veilige status, sluit de ILT convenanten af met goed presterende bedrijven.
Goederenvervoer over de weg
De ILT houdt toezicht op de naleving van arbeidstijdenwetgeving (inclusief fraude met de digitale tachograaf) en wetgeving met betrekking tot maten en gewichten (overbelading). Het goederenvervoer over de weg is grensoverschrijdend. In Europees verband is de fraude met de digitale tachograaf een belangrijk probleem, waar in het toezicht extra aandacht aan wordt gegeven. Daarnaast spelen overtredingen rond inleen van (buitenlandse) arbeidskrachten en ontduiken van sociale wetgeving een belangrijke rol. De omvang van de problematiek rond cabotage wordt verder onderzocht.
Domein Scheepvaart
De taken van de ILT op het terrein van de binnenvaart zijn vastgelegd in regelgeving die in belangrijke mate van Europese origine is. De ILT is primair verantwoordelijk voor het toezicht op de naleving van de Binnenvaartwet en van de Wet vervoer gevaarlijke stoffen. De handhaving van de Scheepvaartverkeerswet is primair een taak van de politie en Rijkswaterstaat. Gelet op de naleving blijft in de binnenvaart aandacht nodig voor ten minste stabiliteit/stuwage, ladinginformatie en documenten, de vaartijden en de bemanningssterkte. Gelet op risico’s die met deze vorm van vervoer gemoeid zijn, krijgt het vervoer van gevaarlijke stoffen meer aandacht.
Voor de koopvaardij is een complex van wet- en regelgeving van kracht, dat is geënt op overwegend mondiaal geldende regimes. Het algemene beeld is dat het veiligheidsbewustzijn in de koopvaardij op een behoorlijk niveau is en de naleving op de meeste onderdelen relatief hoog is (tussen de 80 en 95%).
Wet- en regelgeving voor de visserij is van (inter)nationale origine. Gelet op het aantal ongevallen is de visserij relatief onveiliger dan de andere scheepvaartsectoren. De meeste ongevallen in de visserij zijn het gevolg van menselijk handelen. Voor de naleving zijn met name de bemanningsaspecten in de visserij een aandachtspunt.
Domein Luchtvaart
De ILT houdt toezicht op de naleving van veiligheids- en milieuwetten en regels voor de luchtvaart. De luchtvaartsector is een hightech industrie waarin de zorg voor veiligheid vanaf haar ontstaan een van de belangrijkste oorzaken is geweest voor uitgebreide en zeer gedetailleerde internationale regelgeving. De Europese regelgeving en de Europese vormen van samenwerking nemen een steeds prominentere plaats in. Het toezicht richt zich op de hele keten: luchtvervoerders, luchtvaartuigen, technische bedrijven, grondafhandelingsbedrijven, luchtverkeersleiding, bemanning, onderhoudstechnici, keurings- en examineringsinstanties, opleidingsinstellingen, meteodiensten, het luchtruim, luchthavens en luchtvaartvertoningen. Naast toezicht op veiligheid is de ILT wettelijk ook betrokken bij de handhaving van milieuvoorschriften met name op het gebied van geluid.
Domein Wonen, Water en Producten
De ILT verleent vergunningen (respectievelijk goedkeuringen en verklaringen van geen bezwaar) voor de eigen werken van Rijkswaterstaat, meetprogramma’s van drinkwaterbedrijven, vuurwerkimporteurs en precursoren.
Het toezicht op de naleving van de regelgeving voor risicovolle stoffen en producten richt zich op de gehele keten: productie, transport, opslag, gebruik, handel en verwijdering. Belangrijke aandachtsgebieden zijn asbest(verwijdering), biociden en stoffen in het kader van REACH27.
De ILT houdt toezicht op de naleving van de Wet explosieven voor civiel gebruik en het Vuurwerkbesluit bij onder andere producenten, transporteurs en importeurs. Zowel bij vuurwerk als bij explosieven is steeds meer sprake van een ketenbenadering. Het toezicht richt zich enerzijds op het vergroten van de productveiligheid van consumentenvuurwerk en anderzijds op het terugdringen van ondeugdelijk en illegaal vuurwerk. Het laatste betreft onder andere het aanpakken van de georganiseerde handel in en het tegengaan van de invoer van dit soort vuurwerk. Vanwege het internationale karakter van de keten, heeft de ILT als ketenregisseur contact met internationale handhavingspartners
Het toezicht op water en bodem richt zich op een breed palet van bedrijven, instellingen en personen: waterkeringbeheerders, Rijkswaterstaat en gecontracteerde aannemers, drinkwaterbedrijven, erkende bodemintermediairs,
Op het gebied van hoogwaterveiligheid houdt de ILT toezicht op de beheerders van primaire waterkeringen.
Bij de drinkwaterbedrijven richt het toezicht zich op de bepalingen in de Drinkwaterwet en de daaronder vallende regelingen maar ook op het tarief, de beveiliging en de afhandeling van calamiteiten. De ILT houdt toezicht op bodemintermediairs en certificerende instellingen met als oogmerk de betrouwbaarheid van het werk van intermediairs te vergroten door toezicht te houden op werkzaamheden in het bodembeheer en aan de integriteit van de uitvoerders. Het toezicht Producten is gericht op correcte labels en conforme producten voor bouwproducten, pleziervaartuigen en voertuigbanden. De verplichting geldt voor fabrikanten, importeurs en distributeurs. Verder wordt toezicht gehouden ter voorkoming van de verkoop van verkeersproducten (denk aan auto’s, bromfietsen, trekhaken, aanhangwagens) die niet zijn toegelaten of die niet overeenkomen met de toelating.
Bij de handhaving Wonen richt het toezicht zich op het zichtbaar aanwezig zijn van energielabels en aanverwante zaken in voor publiek toegankelijke overheidsgebouwen. Vanaf 1 juli 2015 is hier het toezicht op de woningcorporaties bijgekomen.
Tot slot worden beleidsmonitoringsonderzoeken op het gebied van ruimte en bouwen uitgevoerd.
Transport van gevaarlijke stoffen
Het toezicht op het vervoer van gevaarlijke stoffen is belegd bij de vervoersdomeinen Rail- en Wegvervoer, Scheepvaart en Luchtvaart en richt zich op de grootste risico’s van het vervoer van gevaarlijke stoffen en op bedrijfsmatige producten en processen van betrokken bedrijven. De inzet is hierbij vooral multimodaal vervoer. Ook hier ligt de nadruk op systeemtoezicht en het afsluiten van convenanten met de best presterende bedrijven. Daarnaast wordt de ILT-capaciteit zoveel mogelijk ingezet op de logistieke knooppunten.
Beleidsartikel 25: Brede Doeluitkering
Algemene Doelstelling
Het realiseren van maatwerkoplossingen voor verkeers- en vervoersvraagstukken door de twee krachtens artikel 20, derde lid, van de Wet personenvervoer 2000 aangewezen openbare lichamen die verkeer- en vervoertaken verrichten (vervoerregio’s). Dit betreffen thans de Stadsregio Amsterdam en het samenwerkingsverband van gemeenten in de zuidelijke Randstad, de Metropoolregio Rotterdam Den Haag.
Financieren
Rollen en Verantwoordelijkheden
De Minister is systeemverantwoordelijk voor de bijdrage aan de Brede Doeluitkering verkeer en vervoer (BDU), die het mogelijk maakt dat er in de gebieden waar de vervoerregio’s actief zijn maatwerkoplossingen kunnen worden geboden voor verkeers- en vervoervraagstukken. Dit artikel hangt samen met artikel 14 Wegen en verkeersveiligheid en artikel 15 OV-keten waarin het bredere beleidsveld wordt geschetst.
De samenwerkingsverbanden Stadsregio Amsterdam en Metropoolregio Rotterdam Den Haag zijn verantwoordelijk voor de beleidsinhoudelijke beslissingen over hun verkeer- en vervoeraangelegenheden.
Beleidswijzigingen
Met ingang van 2016 maken de voor de provincies bestemde middelen uit de BDU verkeer en vervoer deel uit van het Provinciefonds. De overheveling naar het Provinciefonds vloeit voort uit de Wet afschaffing plusregio’s die op 1 januari 2015 in werking is getreden (Kamerstukken II, 2012-2013, 33 659, nr. 2). Overeenkomstig de wet komen de BDU-middelen van de voormalige plusregio’s Bestuur Regio Utrecht, Samenwerkingsverband Regio Eindhoven, Stadsregio Arnhem-Nijmegen en Regio Twente toe aan de betreffende provincies. Tezamen met de reeds voor de provincies bestemde BDU-middelen zijn deze middelen vanaf 1 januari 2016 opgenomen in het Provinciefonds.
De middelen voor de Stadsregio Amsterdam en de Metropoolregio Rotterdam Den Haag blijven verstrekt worden als brede doeluitkering vanaf de begroting van IenM.
Budgettaire gevolgen van beleid
art 25. Brede doeluitkering (x € 1.000)
2014
2015
2016
2017
2018
2019
2020
Verplichtingen
1.872.801
1.813.636
854.242
839.994
854.776
855.207
853.553
Uitgaven:
1.989.790
1.879.591
852.688
853.519
854.998
854.944
853.553
Waarvan juridisch verplicht
100%
25.01
Brede doeluitkering
1.989.790
1.879.591
852.688
853.519
854.998
854.944
853.553
Ontvangsten
0
0
0
0
0
0
0
25.01 Brede Doeluitkering
Budgetflexibiliteit
Conform de wet BDU wordt jaarlijks voorafgaand aan het uitkeringsjaar de brede doeluitkering ten behoeve van de voorbereiding en de uitvoering van het regionaal verkeer- en vervoersbeleid geheel als betalingsverplichting vastgelegd.
25.01 Brede Doeluitkering
Toelichting op de financiële instrumenten
Jaarlijks wordt een beschikking verstrekt voor de Brede Doeluitkering aan de Stadsregio Amsterdam en de Metropoolregio Rotterdam Den Haag. Deze beschikking wordt berekend op basis van de in de Wet BDU Verkeer en Vervoer opgenomen methodiek. Uitbetaling vindt plaats in vijf termijnen, waarvan de tweede termijn een dubbele is.
De Stadsregio Amsterdam en de Metropoolregio Rotterdam Den Haag zijn vrij in de afweging aan welke verkeer- en vervoertaken zij de BDU-middelen besteden. Zij bepalen dat aan de hand van de doelen die zij willen bereiken op hun verkeer- en vervoersterrein. Daarbij hebben zij veel ruimte voor een eigen invulling, rekeninghoudend met de specifieke kenmerken van hun regio.
IenM financiert vanuit de BDU en op verzoek van de medeoverheden tot en met 2017 het CROW/KpVV-programma. De middelen hiervoor zijn door deze medeoverheden vanuit de BDU beschikbaar gesteld.
Beleidsartikel 26: Bijdrage investeringsfondsen
Algemene Doelstelling
Op dit artikel worden de bijdragen aan het Infrastructuurfonds en het Deltafonds verantwoord.
Financieren
De rollen en verantwoordelijkheden
Zaken die op het Infrastructuurfonds en Deltafonds worden verantwoord zijn terug te vinden in de verschillende beleidsartikelen op de begroting Hoofdstuk XII.
Beleidswijzigingen
Voor de beleidswijzigingen wordt verwezen naar de betreffende beleidsartikelen.
Budgettaire gevolgen van beleid
art. 26 Bijdrage investeringsfondsen (x € 1.000)
2014
2015
2016
2017
2018
2019
2020
Verplichtingen
6.910.205
5.879.019
6.375.221
6.605.286
6.625.537
6.685.031
6.666.553
Uitgaven:
6.910.205
5.879.019
6.375.221
6.605.286
6.625.537
6.685.031
6.666.553
26.01
Bijdrage aan het Infrastructuurfonds
5.834.916
4.823.705
5.355.569
5.702.361
5.697.414
5.730.721
5.808.303
26.02
Bijdrage aan het Deltafonds
1.075.289
1.055.314
1.019.652
902.925
928.123
954.310
858.250
Ontvangsten
0
0
0
0
0
0
0
Budgetflexibiliteit
De mate van budgetflexibiliteit is terug te vinden bij de afzonderlijke artikelen op de beide fondsen van IenM.
26.01 Bijdrage aan het Infrastructuurfonds
Toelichting op de financiële instrumenten
Het betreft hier de bijdrage vanuit de begroting Hoofdstuk XII aan het Infrastructuurfonds, ten behoeve van uitgaven die op het fonds worden verantwoord.
Opbouw art.ond. 26.01 Bijdrage aan het IF (x € 1.000)
2015
2016
2017
2018
2019
2020
2021
12
Hoofdwegen
1.568.564
1.955.595
2.161.909
2.389.678
2.787.233
3.017.168
2.582.181
12.01
Verkeersmanagement
14.510
9.691
3.631
3.631
3.632
3.631
3.628
12.02
Beheer, onderhoud en vervanging
592.880
678.756
562.327
506.795
520.306
499.928
593.446
12.03
Aanleg
-
-148.520
388.151
480.299
897.115
1.482.458
1.714.739
1.199.144
12.04
GIV/PPS
669.479
371.932
644.111
519.647
325.945
343.201
337.961
12.06
Netwerkgebonden kosten HWN
440.215
567.712
531.703
511.708
507.124
505.976
505.257
12.07
Investeringsruimte
0
-
-60.647
-
-60.162
-
-49.218
-
-52.232
-
-50.307
-
-57.255
13
Spoorwegen
2.057.465
2.147.466
2.041.627
1.952.667
1.833.728
1.584.536
2.169.491
13.02
Beheer, onderhoud en vervanging
1.228.205
1.291.436
1.165.680
1.142.026
1.186.531
1.163.964
1.173.157
13.03
Aanleg
750.005
823.640
787.284
695.784
553.102
319.922
879.663
13.04
GIV/PPS
8.072
-
-2.667
-
-4.164
-
-3.656
-
-468
6.742
7.674
13.07
Rente en aflossing
48.907
17.020
16.597
16.597
16.597
16.597
16.597
13.08
Investeringsruimte
22.276
18.037
76.230
101.916
77.966
77.311
92.400
14
Regionaal, lokale infrastructuur
139.982
278.714
366.011
327.649
166.891
185.417
99.636
14.01
Grote regionaal/lokale projecten
127.145
133.159
197.040
169.301
95.156
125.408
77.442
14.02
Regionale mobiliteitsfondsen
0
0
0
0
0
9.111
0
14.03
RSP-ZZL: pakket bereikbaarheid
12.837
145.555
168.971
158.348
71.735
50.898
22.194
15
Vaarwegen
727.543
821.791
819.917
854.059
721.783
700.091
703.292
15.01
Verkeersmanagement
7.545
8.412
8.412
8.412
8.412
8.412
8.412
15.02
Beheer, onderhoud en vervanging
411.846
411.347
356.103
328.006
274.708
283.144
194.361
15.03
Aanleg
53.840
108.606
172.050
234.166
166.912
133.617
231.713
15.04
GIV/PPS
4.233
6.184
3.619
7.844
2.262
2.229
2.196
15.06
Netwerkgebonden kosten HVWN
250.079
301.578
289.741
283.916
280.932
280.488
282.165
15.07
Investeringsruimte
0
-
-14.336
-
-10.008
-
-8.285
-
-11.443
-
-7.799
-
-15.555
17
Megaprojecten
119.800
58.522
143.280
172.361
220.221
320.328
332.599
17.02
Betuweroute
3.639
4.555
2.083
2.083
2.083
0
0
17.03
Hoge snelheidslijn HSL
20.905
20.183
25.700
23.000
0
0
0
17.06
PMR
5.748
4.604
4.620
4.216
2.669
486
2.879
17.07
ERTMS Landelijke invoer
35.628
41.338
44.669
57.588
112.588
196.588
216.000
17.08
ZuidasDok
53.880
-
-12.158
66.208
85.474
102.881
123.254
113.720
18
Overige uitgaven
210.350
93.481
169.617
1.000
865
763
- 64.000
18.01
Saldo afgesloten rekeningen
-
-24.165
0
0
0
0
0
0
18.02
Beter Benutten
434
128.431
127.621
0
0
0
0
18.03
Intermodaal vervoer
3.854
3.045
0
0
0
0
0
18.04
Gebiedsgerichte aanpak (UPR)
1.909
0
0
0
0
0
0
18.06
Externe veiligheid
5.244
2.005
1.996
1.000
865
763
0
18.07
Mobiliteitsonafh. Kennis en expertise
0
0
0
0
0
0
0
18.08
Netwerkoverstijgende kosten
223.074
0
0
0
0
0
0
18.11
Investeringsruimte
0
0
0
0
0
0
0
18.12
Nader toe te wijzen BenO en Vervanging
0
0
0
0
0
0
0
18.13
Tol gefinancierde uitgaven
0
0
0
0
0
0
0
18.14
Minregel: rentevrijval
0
0
0
0
0
0
-
-64.000
18.15
Ramingsbijstelling en kasschuif
0
-
-40.000
40.000
0
0
0
0
Totaal
4.823.705
5.355.569
5.702.361
5.697.414
5.730.721
5.808.303
5.823.199
2022
2023
2024
2025
2026
2027
2028
12
Hoofdwegen
3.079.501
2.996.729
2830.081
2.651.231
2.572.934
2.431.540
2.613.828
12.01
Verkeersmanagement
3.625
3.624
3.623
3.621
3.621
3.621
3.629
12.02
Beheer, onderhoud en vervanging
791.694
791.650
795.875
796.175
742.298
969.145
704.997
12.03
Aanleg
1.537.499
1.476.401
1.312.128
1.106.781
945.003
430.227
268.165
12.04
GIV/PPS
295.397
286.994
266.673
271.334
422.427
222.087
220.764
12.06
Netwerkgebonden kosten HWN
492.970
499.240
495.259
500.044
501.021
501.159
498.543
12.07
Investeringsruimte
-
-41.684
-
-61.180
-
-43.477
-
-26.724
-
-41.436
305.301
917.730
13
Spoorwegen
1.425.599
1.481.955
1.605.311
1.644.943
1.616.663
1.688.389
1.502.914
13.02
Beheer, onderhoud en vervanging
1.177.809
1.180.831
1.200.742
1.199.633
1.200.601
1.174.834
1.150.486
13.03
Aanleg
156.596
217.351
309.882
351.055
329.213
427.257
260.482
13.04
GIV/PPS
9.053
10.444
12.297
13.261
13.332
12.520
2.280
13.07
Rente en aflossing
16.597
16.597
16.597
16.597
16.597
16.597
16.597
13.08
Investeringsruimte
65.544
56.732
65.793
64.397
56.920
57.181
73.069
14
Regionaal, lokale infrastructuur
110.941
85.982
2.396
36.080
66.654
77.205
121.873
14.01
Grote regionaal/lokale projecten
110.941
85.982
2.396
36.080
66.654
77.205
121.873
14.02
Regionale mobiliteitsfondsen
0
0
0
0
0
0
0
14.03
RSP-ZZL: pakket bereikbaarheid
0
0
0
0
0
0
0
15
Vaarwegen
657.608
662.922
768.527
917.511
986.650
1.025.532
697.020
15.01
Verkeersmanagement
8.412
8.412
8.412
8.412
8.412
8.412
8.412
15.02
Beheer, onderhoud en vervanging
241.630
267.748
286.750
257.231
257.216
248.643
230.911
15.03
Aanleg
136.194
112.775
141.364
332.332
424.170
452.719
98.065
15.04
GIV/PPS
2.164
2.132
2.107
2.077
2.047
2.018
1.989
15.06
Netwerkgebonden kosten HVWN
277.024
279.654
282.053
283.981
284.468
284.530
283.119
15.07
Investeringsruimte
-
-7.816
-
-7.799
47.841
33.478
10.337
29.210
74.524
17
Megaprojecten
436.071
425.979
347.082
285.542
195.161
224.652
493.137
17.02
Betuweroute
0
0
0
0
0
0
0
17.03
Hoge snelheidslijn HSL
0
0
0
0
0
0
0
17.06
PMR
2.879
2.879
2.884
2.884
2.884
2.884
69.374
17.07
ERTMS Landelijke invoer
316.000
319.864
249.000
220.000
189.301
159.301
405.437
17.08
ZuidasDok
117.192
103.236
95.198
62.658
2.976
62.467
18.326
18
Overige uitgaven
- 64.000
- 64.000
- 64.000
- 64.000
- 164.000
- 164.000
- 164.000
18.01
Saldo afgesloten rekeningen
0
0
0
0
0
0
0
18.02
Beter Benutten
0
0
0
0
0
0
0
18.03
Intermodaal vervoer
0
0
0
0
0
0
0
18.04
Gebiedsgerichte aanpak (UPR)
0
0
0
0
0
0
0
18.06
Externe veiligheid
0
0
0
0
0
0
0
18.07
Mobiliteitsonafh. Kennis en expertise
0
0
0
0
0
0
0
18.08
Netwerkoverstijgende kosten
0
0
0
0
0
0
0
18.11
Investeringsruimte
0
0
0
0
0
0
0
18.12
Nader toe te wijzen BenO en Vervanging
0
0
0
0
0
0
0
18.13
Tol gefinancierde uitgaven
0
0
0
0
0
0
0
18.14
Minregel: rentevrijval
-
-64.000
-
-64.000
-
-64.000
-
-64.000
-
-64.000
-
-64.000
-
-64.000
18.15
Ramingsbijstelling
0
0
0
0
-
-100.000
-
-100.000
-
-100.000
Totaal
5.645.720
5.589.567
5.489.397
5.471.307
5.274.062
5.283.318
5.264.772
26.02 Bijdrage aan het Deltafonds
Het betreft hier de bijdrage vanuit de begroting Hoofdstuk XII aan het Deltafonds, ten behoeve van uitgaven die op het fonds worden verantwoord.
Opbouw art.ond. 26.02 Bijdrage aan het DF (x € 1.000)
2015
2016
2017
2018
2019
2020
2021
1
Investeren in waterveiligheid
541.343
474.162
412.872
438.914
452.573
354.788
678.691
1.01 Grote projecten waterveiligheid
383.760
380.399
199.503
116.762
68.859
106.298
128.509
1.02 Overige aanlegprojecten Waterveiligheid
149.922
84.808
206.164
321.752
383.314
248.140
550.182
1.03 Studiekosten
7.661
8.955
7.205
400
400
350
0
2
Investeren in zoetwatervoorziening
12.820
44.744
46.229
26.334
31.970
32.418
26.426
2.01 Aanleg waterkwantiteit
0
0
0
0
0
0
0
2.02 Overige waterinvesteringen zoetwatervoorziening
10.505
42.434
43.994
24.749
30.385
30.833
26.426
2.03 Studiekosten
2.315
2.310
2.235
1.585
1.585
1.585
0
3
Beheer, onderhoud en vervanging
165.512
206.336
141.085
148.223
141.485
97.912
141.124
3.01 Watermanagement
7.764
6.991
6.989
6.989
6.989
6.989
6.989
3.02 Beheer, onderhoud en vervanging
157.748
199.345
134.096
141.234
134.496
90.923
134.134
4
Experimenteren cf art. III Deltawet
0
0
0
0
0
0
0
4.01 Experimenteerprojecten
0
0
0
0
0
0
0
5
Netwerkgebonden kosten en overige uitgaven
287.686
270.063
273.725
276.703
274.026
272.193
270.951
5.01 Apparaat
181.119
214.647
206.160
209.156
206.834
204.994
205.562
5.02 Overige uitgaven
106.567
73.279
67.565
67.547
67.192
67.199
65.389
5.03 Investeringsruimte
0
-
-17.863
0
0
0
0
0
7
Investeren in waterkwaliteit
47.953
24.347
29.014
37.949
54.256
100.939
82.961
7.01 Real.progr.Kaderrichtlijn water
39.980
22.217
25.738
37.182
53.489
80.050
82.961
7.02 Overige aanlegprojecten Waterkwaliteit
7.973
2.130
3.276
767
767
20.889
0
Totaal
1.055.314
1.019.652
902.925
928.123
954.310
858.250
1.200.153
2022
2023
2024
2025
2026
2027
2028
1
Investeren in waterveiligheid
509.263
396.586
350.147
268.185
296.245
345.299
254.745
1.01 Grote projecten waterveiligheid
159.800
135.500
138.179
5.842
0
0
0
1.02 Overige aanlegprojecten Waterveiligheid
349.463
261.086
211.968
262.343
296.245
345.299
254.745
1.03 Studiekosten
0
0
0
0
0
0
0
2
Investeren in zoetwatervoorziening
1.833
1.833
1.833
1.833
1.833
1.833
1.833
2.01 Aanleg waterkwantiteit
0
0
0
0
0
0
0
2.02 Overige waterinvesteringen zoetwatervoorziening
1.833
1.833
1.833
1.833
1.833
1.833
1.833
2.03 Studiekosten
0
0
0
0
0
0
0
3
Beheer, onderhoud en vervanging
241.171
232.303
246.298
299.841
238.335
233.423
230.570
3.01 Watermanagement
6.989
6.989
7.014
7.014
7.014
7.211
6.816
3.02 Beheer, onderhoud en vervanging
234.181
225.313
239.284
292.827
231.321
226.212
223.754
4
Experimenteren cf art. III Deltawet
0
0
0
0
0
0
0
4.01 Experimenteerprojecten
0
0
0
0
0
0
0
5
Netwerkgebonden kosten en overige uitgaven
292.359
269.882
394.469
422.253
452.145
407.810
517.050
5.01 Apparaat
201.790
204.289
205.811
206.810
207.308
207.307
207.330
5.02 Overige uitgaven
65.569
65.593
65.868
66.008
66.004
67.739
63.860
5.03 Investeringsruimte
25.000
0
122.790
149.435
178.833
132.764
245.860
7
Investeren in waterkwaliteit
47.325
47.325
47.325
47.325
47.325
37.489
0
7.01 Real.progr.Kaderrichtlijn water
47.325
47.325
47.325
47.325
47.325
37.489
0
7.02 Overige aanlegprojecten Waterkwaliteit
0
0
0
0
0
0
0
Totaal
1.091.951
947.929
1.040.072
1.039.437
1.035.883
1.025.854
1.004.197
2.3 De niet-beleidsartikelen Niet-beleidsartikel 97: Algemeen departement
Algemene Doelstelling
Op dit artikel worden de IenM brede programma uitgaven verantwoord.
Budgettaire gevolgen van beleid
97 Algemeen departement (x € 1.000)
2014
2015
2016
2017
2018
2019
2020
Verplichtingen
63.614
52.663
44.730
36.909
35.978
42.771
42.499
Uitgaven:
55.677
51.510
45.733
43.797
44.364
43.542
43.248
97.01
IenM-brede programmamiddelen
55.677
51.510
45.733
43.797
44.364
43.542
43.248
97.01.01
Opdrachten
30.159
32.440
26.662
24.725
25.292
24.720
24.326
- Onderzoeken ANVS
0
4.032
4.032
4.032
4.032
4.032
4.032
- Overige opdrachten
30.159
28.408
22.630
20.693
21.260
20.688
20.294
97.01.02
Subsidies
1.119
1.250
1.250
1.250
1.250
1.000
1.100
97.01.03
Bijdrage aan agentschappen
19.022
12.593
12.594
12.595
12.595
12.595
12.595
- waarvan bijdrage aan KNMI
2.400
0
0
0
0
0
0
- waarvan bijdrage aan ILT
16.000
11.986
11.985
11.986
11.986
11.986
11.986
- waarvan bijdrage aan RWS
622
607
609
609
609
609
609
97.01.06
Bijdrage aan ZBO's en RWT's
5.377
5.227
5.227
5.227
5.227
5.227
5.227
- StAB
5.377
5.227
5.227
5.227
5.227
5.227
5.227
Ontvangsten
18.503
3.382
1.994
1.994
1.994
1.994
1.994
97.01 IenM-brede programmamiddelen
Toelichting op de financiële instrumenten
97.01.01 Opdrachten
Onderzoeken ANVS
Het betreft uitgaven voor opdrachten van technische ondersteuning, advisering en onderzoek op terreinen van nucleaire veiligheid en stralingsbescherming, alsmede beveiliging en safeguards. Daarnaast worden de uitgaven die verband houden met de samenwerking met internationale overheden en instanties inzake voornoemde terreinen ook onder dit artikel verantwoord.
Overige opdrachten
Regeringsvliegtuig
Dit betreft de uitgaven van IenM voor het onderhoud en de exploitatie van het Regeringsvliegtuig.
Onderzoeken PBL
Betreft uitgaven ten behoeve van onderzoeksactiviteiten van PBL, zoals aanschaf van databestanden, ontwikkeling van modellen, uitbesteding van onderzoek en vervaardiging van (web)publicaties. Een deel van deze uitgaven wordt door externe opdrachtgevers vergoed. Voor nieuws en publicaties van het PBL zie de website van het PBL28.
Departementaal Coördinatiecentrum Crisisbeheersing (DCC)
Het beleid op het gebied van Crisisbeheersing is het laatste decennium flink in ontwikkeling. Dit is vooral veroorzaakt door andere vormen van crisis (terreuraanslagen, extreme weersomstandigheden en infectieziekten) en door de internationale dimensies van crisis. DCC is verantwoordelijk voor een effectief crisisbeheersingsbeleid en een professionele aanpak van crisis. De hoofdtaak van het DCC is het voorbereiden van het Ministerie van IenM op het beheersen van crises.
Overig
Dit betreft voornamelijk de uitgaven die worden gedaan inzake corporate- en beleidscommunicatie, grote publiekscampagnes als van A naar Beter29, alsmede artikeloverstijgende onderzoeksopdrachten van bijvoorbeeld het Kennisinstituut voor Mobiliteitsbeleid30, op het gebied van Kennis, Innovatie en Strategie alsmede Bestuurlijke en Juridische Zaken.
97.01.02 Subsidies
Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO)
Deze uitgaven hangen samen met subsidies die IenM, in samenwerking met andere departementen, verstrekt aan de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek31. Het betreft onder andere voor het programma SURF (Smart Urban Regions in the Future) en het programma Duurzame Logistiek.
97.01.03 Bijdragen aan agentschappen
ILT
De bijdrage aan ILT is bestemd voor de kosten van vergunningverlening die niet geheel gedekt worden door de inkomsten die de ILT verkrijgt vanuit de tariefheffing. Dit wordt veroorzaakt door tarieven, waarvan het bij ministeriële regeling vastgestelde bedrag lager is dan de werkelijke kosten van de vergunningverlening en door vergunningverlenende activiteiten van ILT waarvoor geen tarief is vastgesteld, waardoor de betreffende aanvragers van vergunningen de kosten van de aanvraag niet aan ILT hoeven te vergoeden. De vastgestelde tarieven worden in de Staatscourant gepubliceerd.
RWS
Dit betreft de bijdrage aan RWS voor de capaciteitsinzet in het kader van beleidsondersteuning en advies.
97.01.06 Bijdrage aan ZBO en RWT’s
Stichting Advisering Bestuursrechtspraak (StAB)
Deze uitgaven hangen samen met de subsidie die IenM verstrekt aan de Stichting Advisering Bestuursrechtspraak32. De StAB adviseert, door middel van deskundigenberichten, op verzoek van de Raad van State en de rechtbanken over geschillen op het terrein van de fysieke leefomgeving zoals milieu, ruimtelijke ordening, water, bouw en schade.
97.02 Ontvangsten
Op dit artikel worden de ontvangsten geraamd die IenM onder andere ontvangt voor het Regeringsvliegtuig en voor onderzoeken van het PBL.
Niet-beleidsartikel 98: Apparaatsuitgaven kerndepartement
Algemene Doelstelling
Op dit artikel staan alle personele en materiële uitgaven en ontvangsten van het Ministerie van Infrastructuur en Milieu met uitzondering van de agentschappen Inspectie Leefomgeving en Transport, Koninklijk Nederlands Meteorologisch Instituut, Nederlandse Emissieautoriteit en Rijkswaterstaat. Het omvat de verplichtingen en uitgaven voor ambtelijk personeel, inhuur externen en materieel voor het kerndepartement.
Budgettaire gevolgen van beleid
art. 98 Apparaatsuitgaven kerndepartement (x € 1.000)
2014
2015
2016
2017
2018
2019
2020
Verplichtingen
292.085
327.185
332.770
285.534
286.870
286.873
283.151
Uitgaven:
303.576
331.919
340.148
284.943
286.536
286.861
283.139
Personele uitgaven
207.098
226.023
218.672
202.113
194.275
194.271
190.214
- waarvan eigen personeel
186.627
198.723
192.130
182.638
175.438
175.434
171.377
- waarvan externe inhuur
9.699
16.022
15.929
9.458
8.821
8.821
8.821
- waarvan overige personele uitgaven
10.772
11.278
10.613
10.017
10.016
10.016
10.016
Materiele uitgaven
96.478
105.896
121.476
82.830
92.261
92.590
92.925
- waarvan ICT
29.383
27.228
23.248
22.949
22.321
22.321
22.321
- waarvan bijdrage aan SSO's
37.950
33.726
51.024
32.577
28.898
28.727
28.519
- waarvan overige materiële uitgaven
29.145
44.942
47.204
27.304
41.042
41.542
42.085
Ontvangsten
14.203
19.651
3.530
3.530
3.530
3.530
3.530
Personele uitgaven
Dit betreft alle uitgaven van het eigen personeel, de externe inhuur en postactieven voor het kerndepartement.
Eigen personeel
Onder uitgaven eigen personeel vallen de loonkosten en de uitgaven voor de personele exploitatie.
-
-
-
•Onder loonkosten wordt verstaan alle uit de rechtspositiebepalingen en aanverwante (wettelijke) regelingen voortvloeiende uitgaven aan en ten behoeve van de werknemers, zoals salaris, vakantie- en eindejaarsuitkering, vergoedingen voor inbesteding van personeel, toelagen, toeslagen en vergoedingen, gratificaties, onkostenvergoedingen waaronder woon-werkverkeer (ook collectieve inkoop openbaar vervoerskaarten), sociale lasten en de bijdrage aan de zorgverzekeringswet, pensioenpremies en de eindheffing loonbelasting.
-
-
-
-
•Onder personele exploitatie worden andere personele uitgaven verstaan zoals verhuiskosten, hotels in het kader van dienstreizen, werving en selectie, keuringen, assesments, outplacement, loopbaanbegeleiding en re-integratie, arbeidsgezondheidskundige begeleiding, werkplekaanpassing, uitbesteding arbo-dienstverlening, bedrijfshulpverlening, representatie voor eigen personeel, opleiding, coaching, training, bezoek van symposia en congressen, personeelsevenementen, bijeenkomsten en recepties, noodzakelijke contributies van personeel, uitgaven sociaal flankerend beleid en dergelijke.
-
Externe inhuur
Dit betreft de uitgaven voor de externe inhuur.
Overige personele uitgaven
De overige personele uitgaven bestaan uit de uitgaven aan postactieven. Onder postactieven wordt verstaan uitgaven aan en ten behoeve van voormalig personeel, voor zover niet ten laste komend van derden (pensioen- of uitkeringsfonds) zoals Functioneel leeftijdsontslag (FLO), werkloosheidsuitkeringen, wachtgelden en de daarmee samenhangende uitvoeringskosten van derden.
Materiële uitgaven
Dit betreft materiële uitgaven van het kerndepartement waarvoor geldt dat deze betrekking hebben op uitgaven die bedoeld zijn voor activiteiten ter ondersteuning van het primaire proces. ICT bevat zowel de uitgaven voor projecten als structurele uitgaven zoals onderhoud en licenties. De bijdrage aan de Shared Service Organisaties betreft onder andere P-Direkt (Salarisbedrijf van het Rijk), FM Haaglanden en de Rijksvastgoedbedrijf. De hogere uitgaven bijdragen aan SSO’s in 2016 worden veroorzaakt door een eenmalige bijdrage van het Ministerie van Financiën aan het Ministerie van IenM als gevolg van gemaakte afspraken in het kader van het Masterplan kantoorhuisvesting Den Haag. Deze bijdrage is reeds bij voorjaarsnota 2012 verwerkt.
Apparaatsuitgaven per dienstonderdeel van de Bestuurskern
Budgettaire gevolgen (x € 1.000)
Totaal apparaat Betuurskern
340.148
Directoraat-Generaal Bereikbaarheid
46.292
Directoraat-Generaal Milieu en Internationaal
32.820
Directoraat-Generaal Ruimte en Water
26.661
Beleids- en Bestuursondersteuning
35.181
Financiën en Bedrijfsvoering
153.809
- waarvan IenM-brede apparaatsuitgaven
109.668
Autoriteit Nucleaire Veiligheid en Stralingsbescherming
22.976
Planbureau voor de Leefomgeving
22.409
Deze tabel splitst de apparaatsuitgaven van het kerndepartement per integratieonderdeel uit voor het jaar 2016.
Extracomptabele verwijzingen
Apparaatskosten Staf Deltacommissaris (x € 1.000)
2014
2015
2016
2017
2018
2019
2020
Totaal apparaatskosten Staf Deltacommissaris
1.812
2.066
1.826
1.775
1.725
1.725
1.725
De apparaatskosten van de Staf Deltacommissaris worden in lijn met de Waterwet op het Deltafonds begroot en verantwoord (zie artikel 5 Netwerkgebonden kosten en overige uitgaven van het Deltafonds).
Apparaatskosten agentschappen (x € 1.000)
2014
2015
2016
2017
2018
2019
2020
Totaal apparaatskosten agentschappen
1.246.644
1.196.776
1.175.079
1.120.418
1.103.696
1.092.106
1.089.033
ILT
147.499
141.141
144.014
136.338
134.101
135.634
135.640
KNMI
47.368
52.132
50.788
49.237
49.217
49.217
49.217
NEA
5.730
7.271
6.491
6.480
6.559
6.566
6.608
RWS
1.046.047
996.232
973.786
928.363
913.819
900.689
897.568
Vier agentschappen vallen onder IenM: Rijkswaterstaat (RWS), de Inspectie voor de Leefomgeving en Transport (ILT), het Koninklijk Nederlands Metereologisch Instituut (KNMI) en de Nederlandse Emissieautoriteit (Nea). Bovenstaand zijn de begrote apparaatskosten van deze agentschappen opgenomen. IenM draagt hier deels aan bij. Voor nadere toelichting wordt verwezen naar de agentschapsparagrafen.
Apparaatskosten ZBO's en RWT's (x € 1.000)
2014
2015
2016
2017
2018
2019
2020
\Totaal apparaatskosten ZBO's en RWT's
671.377
618.227
606.227
432.227
431.227
431.227
431.227
ProRail
499.000
453.000
436.000
427.000
426.000
426.000
426.000
Kadaster
167.000
160.000
165.000
StAB
5.377
5.227
5.227
5.227
5.227
5.227
5.227
IenM verstrekt bijdragen aan drie begrotingsgefinancierde ZBO’s en RWT’s: Prorail, Kadaster en StAB. Voor meer informatie over ZBO’s en RWT’s van IenM zie de bijlage ZBO’s en RWT’s van deze begroting.
Taakstelling Rutte II
Conform de Regeling Rijksbegrotingsvoorschriften wordt hieronder aangegeven hoe de taakstelling Rutte II binnen IenM is verdeeld naar alle verschillende onderdelen van het ministerie (inclusief agentschappen en ZBO’s).
Tabel verdeling taakstelling Rutte II 2016-2018 (x € 1.000)
2016
2017
2018
Structureel
Kerndepartement
-
-15.138
-
-40.807
-
-37.320
-
-37.320
Agentschappen
RWS
-
-18.289
-
-37.972
-
-53.100
-
-53.100
ILT
-
-1.726
-
-3.430
-
-5.135
-
-5.135
KNMI
-
-261
-
-519
-
-777
-
-777
NEa
-
-90
-
-180
-
-269
-
-269
ZBO's
Kadaster
-
-310
-
-618
-
-924
-
-924
Overig
RIVM
-
-361
-
-824
-
-1.000
-
-1.000
Prorail
-
-6.825
-
-13.650
-
-20.475
-
-20.475
Totale taakstelling
- 43.000
- 98.000
- 119.000
- 119.000
Toelichting
Bij het Kerndepartement zijn maatregelen om de taakstelling Rutte II (2016 en volgende) in te vullen voor het grootste deel gevonden in:
-
-
-
•Versobering van de bedrijfsvoering; verlaging van de centrale budgetten op het gebied van materiële uitgaven (o.a. door efficiency, productiviteitsverbeteringen en verdergaande digitalisering);
-
-
-
-
•Verbeterde inzet op integrale programma-aanpak, standaardisering, uniformering en vereenvoudiging van processen, vakmanschap en flexibele inzet over de grenzen van de organisatieonderdelen.
-
-
-
-
•Maatregelen met personele gevolgen worden in overleg met de medezeggenschap opgepakt. Omdat de grens van het haalbare steeds dichterbij komt wordt getracht om de personele krimp zoveel mogelijk te beperken.
-
Bij de agentschappen wordt het grootste deel van de financiële taakstelling ten laste van de personele budgetten gebracht. Invulling geschiedt middels het nemen van efficiencymaatregelen en indien nodig taakversobering. Dit betekent dat bepaalde taken dan niet meer of minder intensief zullen worden uitgevoerd. Voor een nadere toelichting zie het onderdeel 3. Agentschappen van deze begroting.
Niet-beleidsartikel 99: Nominaal en onvoorzien
Dit artikel is een administratief begrotingstechnisch artikel. Dit betekent dat er geen daadwerkelijke uitgaven ten laste van artikel 99 worden gedaan. Het artikel dient hoofdzakelijk als tussenstation voor de overboeking van middelen naar de andere artikelen op de IenM begroting, zoals loon- en prijsbijstelling. Ook taakstellingen die nog niet direct kunnen worden doorgeboekt worden op dit artikel geadministreerd.
Budgettaire gevolgen van beleid
art. 99 Nominaal en onvoorzien (x € 1.000)
2014
2015
2016
2017
2018
2019
2020
Verplichtingen
0
0
25
0
2.698
697
4.542
Uitgaven:
0
0
25
0
1.949
698
4.543
Loonbijstelling
0
0
0
0
0
0
0
Prijsbijstelling
0
0
0
0
307
401
401
Onvoorzien
0
0
25
0
1.642
297
4.142
-
3.DE AGENTSCHAPPEN
Rijkswaterstaat
Introductie
Rijkswaterstaat is de uitvoeringsorganisatie van het Ministerie van Infrastructuur en Milieu. Rijkswaterstaat beheert en ontwikkelt de rijkswegen, -vaarwegen en -wateren en zet in op een duurzame leefomgeving.
Samen met anderen werkt Rijkswaterstaat aan een land dat beschermd is tegen overstromingen. Waar voldoende groen is en voldoende en schoon water. En waar je vlot en veilig van A naar B kunt. Samenwerken aan een veilig, leefbaar en bereikbaar Nederland. Dat is Rijkswaterstaat.
Het Ministerie van IenM kent een scheiding tussen beleid, toezicht en uitvoering. RWS fungeert hierbij als uitvoeringsorganisatie van het ministerie. Het formuleren van beleid is belegd bij de beleids-directoraten-generaal. Dit betekent dat de doelstellingen van het agentschap afhankelijk zijn van de (veelal lange termijn) beleidsdoelstellingen en kaders die door IenM worden aangegeven. Deze beleidsdoelen zijn geformuleerd in de beleidsartikelen van de beleidsbegroting Hoofdstuk XII.
Producten en diensten
RWS treedt op als manager van het gebruik van een aantal hoofdinfrastructuurnetwerken (hoofdwegennet, hoofdvaarwegennet, hoofdwatersystemen), als beheerder van die netwerken, als realisator van uitbreidingen van deze netwerken en als adviseur voor het ten aanzien hiervan te voeren beleid. RWS voert deze taken uit vanuit een netwerkbenadering. Belangrijkste producten zijn:
-
-
-
•Verkeersmanagement: het inzetten van instrumenten en hulpmiddelen om vraag en aanbod op elk moment zo goed mogelijk op elkaar af te stemmen en om het verkeersaanbod zo goed mogelijk af te wikkelen. Het betreft vooral bediening van objecten als bruggen en sluizen, verstrekken van route-informatie en incidentmanagement.
-
-
-
-
•Watermanagement: reguleren van de hoeveelheden water in het hoofdwatersysteem en van de kwaliteit daarvan, door het hanteren van de te onderscheiden categorieën «vasthouden/bergen/afvoeren» en «schoonhouden/scheiden/zuiveren».
-
-
-
-
•Beheer, onderhoud en vervanging: instandhouding van objecten en areaal op een vooruitstrevende, toekomstgerichte manier, gericht op het ook in technische zin steeds verder ontwikkelen van het netwerk of systeem.
-
-
-
-
•Aanleg: dit betreft investeringen om de functionaliteit van het netwerk te vergroten. Nieuwe verbindingen of verbreding van bestaande. Sleutelwoord: capaciteitsvergroting.
-
-
-
-
•Beleidsondersteuning en -advisering: het uitvoeren van studies of het leveren van bijdragen daaraan, adviezen met betrekking tot beleidsnota’s en de uitvoerbaarheid van beleid.
-
Leveren van kennis en expertise: ten behoeve van beleidsondersteuning en -advisering, milieu en leefomgeving, grote (aanleg)projecten en aansturing projecten en uitvoeringsorganisaties, het verstrekken van subsidies en basisinformatie.
De begroting van baten en lasten voor het jaar 2016 (x € 1.000)
Totaal
Realisatie 2014
2015
2016
2017
2018
2019
2020
Baten
Omzet IenM
2.182.386
2.185.074
2.250.830
2.063.930
2.018.173
1.987.786
1.950.895
Omzet nutv werkzaamheden
276.318
0
0
0
0
0
Omzet overige departementen
43.041
28.833
24.925
24.925
24.925
24.925
24.925
Omzet derden
167.632
143.963
147.313
151.638
154.163
154.163
154.163
Rentebaten
600
800
800
800
800
800
800
Bijzondere baten
3.503
3.000
3.000
3.000
3.000
3.000
3.000
Vrijval voorziening
3.087
Totaal baten
2.400.249
2.637.988
2.426.868
2.244.293
2.201.061
2.170.674
2.133.783
Lasten
Apparaatskosten
1.046.047
996.232
973.786
928.363
913.819
900.689
897.568
-
-Personele kosten
773.169
744.905
714.543
685.846
681.071
671.745
669.025
-
*waarvan eigen personeel
684.794
687.405
663.760
637.704
633.306
625.328
623.916
-
*waarvan externe inhuur
88.375
56.000
49.283
46.642
46.265
44.917
43.609
-
*waarvan overige p-kosten
1.500
1.500
1.500
1.500
1.500
1.500
-
-Materiele kosten
272.878
251.327
259.243
242.517
232.749
228.944
228.543
-
*waarvan apparaat ICT
34.181
45.000
45.000
45.000
45.000
45.000
45.000
-
*waarvan bijdrage aan SSO's
65.510
56.000
56.000
56.000
56.000
56.000
56.000
-
*waarvan overige M-kosten
173.187
150.327
158.243
141.517
131.749
127.944
127.543
Onderhoud
1.293.107
1.584.033
1.395.359
1.258.207
1.229.519
1.212.262
1.178.491
Rentelasten
5.597
8.748
8.748
8.748
8.748
8.748
8.749
Afschrijvingskosten
36.168
39.975
39.975
39.975
39.975
39.975
39.975
-
-materieel
35.424
38.500
38.500
38.500
38.500
38.500
38.500
waarvan apparaat ICT
5.334
6.000
6.000
6.000
6.000
6.000
6.000
-
-immaterieel
744
1.475
1.475
1.475
1.475
1.475
1.475
Dotaties
17.456
Bijzondere lasten
13.499
Totaal lasten
2.411.874
2.628.988
2.417.868
2.235.293
2.192.061
2.161.674
2.124.783
Saldo
- 11.625
9.000
9.000
9.000
9.000
9.000
9.000
Dotatie aan reserve Rijksrederij
9.153
9.000
9.000
9.000
9.000
9.000
9.000
te verdelen resultaat
- 20.778
0
0
0
0
0
0
Toelichting
Baten
Omzet IenM
De omzet IenM betreft de omzet uit hoofde van activiteiten (en de daarmee samenhangende producten) die RWS verricht voor IenM. De omzet IenM is onder andere een vergoeding voor:
-
-
-
•het beheer en onderhoud van de infrastructuur en waterkwaliteit;
-
-
-
-
•de apparaatskosten (personeel en materieel) van RWS die verband houden met de aanleg, verkeers- & watermanagement en onderhoud van infrastructuur;
-
-
-
-
•de capaciteit die RWS levert in het kader van zijn kennis- en adviestaken en de activiteiten in het kader van RWS Directie Leefomgeving.
-
In de begroting 2014 is in de jaren 2016 en verder de taakstelling op het apparaat uit het regeerakkoord Rutte II verwerkt op zowel de omzet IenM als op de apparaatskosten. Deze taakstelling bedraagt voor RWS € 18 miljoen in 2016.
Verdeling Taakstelling Rutte II 2016-2018 (x € 1.000)
2015
2016
2017
2018
Structureel
Totale taakstelling RWS
0
- 18.289
- 37.972
- 53.100
- 53.100
Toelichting
De invulling van de taakstelling vindt plaats langs een aantal lijnen. RWS realiseert de taakstelling door 60% efficiencymaatregelen en 40% taakversobering. De efficiency zal worden gerealiseerd door doorzetting van maatregelen gericht op het functioneren als eenheid en efficiënt werken. De taakversobering wordt met name voorzien door uniformering en standaardisering. Daarnaast worden besparingen beoogd door extra inzet van eigen personeel (groei eigen personeel) voor werken voor derden en het omzetten van niet-kerntaken naar kerntaken (verlaging inhuur).
Specificatie omzet IenM (x € 1.000)
2015
2016
2017
2018
2019
2020
Deltafonds artikel
399.489
455.758
390.648
401.303
391.910
383.501
Artikel 1 Investeren in waterveiligheid
4.567
1.104
-
-
-
-
Artikel 2 Investeren in zoetwatervoorziening
1.228
-
-
-
-
-
Artikel 3 Beheer, Onderhoud en Vervanging
144.148
169.073
120.381
127.519
120.803
94.105
Artikel 5 Netwerkgebonden kosten en overige uitgaven
245.797
284.139
269.989
273.017
270.340
268.507
Artikel 7 Waterkwaliteit
3.749
1.442
278
767
767
20.889
Infrastructuurfonds
1.705.212
1.728.062
1.623.840
1.570.302
1.549.972
1.521.161
Artikel 12 Hoofdwegennet
933.232
1.104.906
1.030.231
1.005.118
995.695
967.896
Artikel 15 Hoofdvaarwegennet
556.206
623.156
593.608
565.183
554.277
553.266
Artikel 18 overige uitgaven
215.774
-
-
-
-
-
Hoofdstuk XII
80.372
67.010
49.442
46.568
45.904
46.233
Artikel 11 Integraal waterbeleid
17.419
17.144
16.451
15.459
16.063
16.392
Artikel 12 Waterkwaliteit
-
-
-
-
-
-
Artikel 13 Ruimtelijke ontwikkeling
19.859
15.214
9.163
9.221
9.105
9.105
Artikel 14 Wegen en verkeersveiligheid
3.691
2.958
2.958
2.958
2.958
2.958
Artikel 15 OV-keten
792
998
998
998
998
998
Artikel 17 Luchtvaart
11.926
8.979
48
48
48
48
Artikel 18 Scheepvaart en Havens
1.270
1.408
1.408
1.408
1.408
1.408
Artikel 19 Klimaat
5.876
4.532
4.076
3.461
3.179
3.179
Artikel 20 Lucht en geluid
2.453
2.127
1.964
1.847
1.646
1.646
Artikel 21 Duurzaamheid
9.866
7.261
6.581
6.472
6.444
6.444
Artikel 22 Omgevingsbeleid en milieurisico’s
6.613
5.780
5.186
4.087
3.446
3.446
Artikel 97 Algemeen departement
607
609
609
609
609
609
Totaal
2.185.074
2.250.830
2.063.930
2.018.173
1.987.786
1.950.895
Van totale omzet IenM
-
*apparaats- en afschrijvingskosten en rentelasten
1.005.167
980.171
931.723
914.654
901.524
898.404
-
*programma
1.179.907
1.270.659
1.132.207
1.103.519
1.086.262
1.052.491
Nog uit te voeren werkzaamheden
Dit betreffen middelen die RWS in 2014 van het moederdepartement heeft ontvangen en bestemd waren voor werkzaamheden die gepland waren in 2014, maar waarvan de uitvoering doorloopt in 2015 (€ 276 miljoen).
Omzet overige departementen
De omzet overige departementen heeft betrekking op van andere ministeries ontvangen vergoedingen voor het gebruik van vaartuigen van de Rijksrederij.
Specificatie omzet overige departementen (x € 1.000)
2015
2016
2017
2018
2019
2020
Ministerie van Defensie
16.798
12.891
12.891
12.891
12.891
12.891
Ministerie van Financiën
5.000
5.000
5.000
5.000
5.000
5.000
Ministerie van Economische zaken
7.035
7.034
7.034
7.034
7.034
7.034
Totaal
28.833
24.925
24.925
24.925
24.925
24.925
Omzet derden
De omzet derden heeft betrekking op vergoedingen van onder meer provincies, gemeenten en de Europese Unie in het kader van het beheer en onderhoud van de infrastructuur en de kennis- en adviesfunctie. Daarnaast bevat deze post de verwachte opbrengsten uit schaderijdingen en schadevaringen ter dekking van de kosten van reparatiewerkzaamheden, opbrengsten uit vergunningverlening, beheeropbrengsten op het areaal, opbrengsten voor de Nationale Bewegwijzeringsdienst en adviezen vanuit RWS Directie Leefomgeving aan onder meer gemeenten.
Specificatie omzet derden (x € 1.000)
2015
2016
2017
2018
2019
2020
Schaderijdingen/schadevaringen
24.500
24.500
24.500
24.500
24.500
24.500
Vergunningen WVO
19.000
19.000
19.000
19.000
19.000
19.000
Vergoeding provincies etc.
43.075
43.075
43.075
43.075
43.075
43.075
Nationale Bewegwijzeringsdienst
15.700
15.750
16.275
16.300
16.300
16.300
Beheeropbrengsten areaal
32.400
33.200
34.500
34.500
34.500
34.500
Overig
9.288
11.788
14.288
16.788
16.788
16.788
Totaal
143.963
147.313
151.638
154.163
154.163
154.163
Bijzondere baten
De geraamde bijzondere baten betreffen voornamelijk verwachte boekwinst op de verkoop van vaste activa.
Lasten
Personele kosten
Specificatie personele kosten
2014
2015
2016
2017
2018
2019
2020
Aantal FTE
8.430
8.544
8.643
8.379
8.249
8.184
8.164
Eigen Personeelskosten (x € 1.000)
684.794
687.405
663.760
637.704
633.306
625.328
623.916
Inhuur (x € 1.000)
88.375
56.000
49.283
46.642
46.265
44.917
43.609
Een aantal ontwikkelingen zorgt bij RWS in de komende jaren voor een toename van het aantal ambtelijke fte. De belangrijkste worden hieronder toegelicht.
-
-
-
•Kasschuif apparaat: In de ontwerpbegroting 2014 heeft het kabinet besloten om op de fondsen te werken met een overprogrammering. Dit instrument heeft als doel om zorg te dragen dat vertragingen bij projecten niet onmiddellijk tot onderbesteding leidt op de fondsen. In de praktijk betekent dit dat Rijkswaterstaat eerder capaciteit voor projecten inzet dan er oorspronkelijk begroot was. Doordat de voorbereidende werkzaamheden voor deze projecten niet in een later stadium opnieuw hoeven te worden uitgevoerd is een kasschuif verwerkt van de apparaatsbudgetten vanuit de periode na 2020 naar voren. Het effect op de organisatieomvang bedraagt 250 fte in 2016 aflopend naar 0 fte in 2020.
-
-
-
-
•Verwerking omzetting niet kerntaken:Uit analyse van Rijkswaterstaat is gebleken dat een beperkte bijstelling nodig is in de verdeling van taken die nu door de markt worden uitgevoerd en taken die door RWS met eigen personeel worden uitgevoerd. De complexiteit van aanleg- en onderhoudsprojecten neemt steeds verder toe. Dit komt onder meer door een meer integrale gebiedsontwikkeling, toename van de ICT-toepassingen in de infrastructuur en een groeiende renovatieopgave. De vraag naar specifieke kennis en ervaring op deze terreinen neemt de komende jaren verder toe. Zonder ingrijpen leidt dit tot een groeiende behoefte aan relatief dure inhuurcontracten en een te grote afhankelijkheid van de markt. Om haar rol als deskundig opdrachtgever richting de bouwbedrijven te kunnen blijven spelen, en bovenstaande ontwikkelingen het hoofd te bieden, wil RWS meer deskundig eigen personeel in dienst nemen. Het gaat dan om extra capaciteit ten behoeve van techniek, inkoop, projectbeheersing en inspecties ten behoeve van instandhoudingsadviezen van RWS objecten. Het effect op de omvang in 2016 hiervan is 40 fte.
-
-
-
-
•Overdracht van taken binnen rijksoverheid: In 2015/16 komen taken over van Dienst Landelijk Gebied naar Rijkswaterstaat. Het effect op de organisatieomvang in 2016 bedraagt crica 35 fte.
-
-
-
-
•Extra inzet werken derden: Een van de besparingsmaatregelen Rutte 2 betreft het extra inzetten van capaciteit voor werken van derden. Effect bedraagt circa 25 fte in 2016.
-
Eigen personeel
De kracht van Rijkswaterstaat ligt in de zakelijke en professionele wijze waarop het zijn kerntaken uitvoert. Om daarop te kunnen sturen is gedefinieerd welke taken RWS met eigen mensen uitvoert (de kerntaken) en welke taken aan de markt worden overgelaten (de niet-kern taken).
De bovengenoemde kosten van externe inhuur betreffen de inzet van derden op de kerntaken van RWS. Daarnaast vindt er inzet van derden plaats op taken die RWS van de markt betrekt en derhalve niet tot de apparaatskosten behoren. Omwille van de aansluiting op de Rijksbrede rapportages is ervoor gekozen om de daarmee samenhangende kosten ook hier afzonderlijk inzichtelijk te maken.
Inhuur apparaat (kerntaken)
RWS streeft ernaar om de inhuur van externen op kerntaken zoveel mogelijk te beperken vanuit het basisprincipe dat Rijkswaterstaat op kerntaken eigen mensen inzet, ter vermindering van de kwetsbaarheid en het verkleinen van de afhankelijkheid van externen. Inhuur op kerntaken vindt in beginsel alleen plaats als er sprake is van piekbelasting in de directe productie of in geval van onderbezetting, ziekte of vervanging. Inhuur op kerntaken kan ook een keuze zijn als vanuit de arbeidsmarkt hele specifieke kennis/specialisme niet kan worden aangetrokken.
Bij inhuur op kerntaken wordt eerst nagegaan of de vacature binnen de eigen RWS organisatie kan worden ingevuld (met eigen medewerkers of vanuit de mobiliteitspool). Door deze maatregelen zal de inhuur op kerntaken de komende jaren gaan dalen.
2014
2015
2016
2017
2018
2019
2020
Inhuur kerntaken (x € 1.000)
88.375
56.000
49.283
46.642
46.265
44.917
43.609
Inhuur programma (niet-kerntaken)
Gelet op de productieopgave van RWS blijft de inhuur op taken die bij de markt zijn gelegd (de Niet Kerntaken) in 2016 op ongeveer hetzelfde niveau als voorgaande jaren. Voor het betrekken van externe capaciteit op niet-kerntaken geldt dat deze zoveel mogelijk op basis van op productafspraken gebaseerde contracten zal worden gedaan, tenzij dat om inhoudelijke of aansturingsredenen niet doelmatig is.
Daarnaast is besloten om met ingang vanaf 2016 geleidelijk 100 fte aan niet-kerntaken, waarvoor veelal werd ingehuurd, om te zetten naar eigen personeel om de kennis binnen RWS verder te borgen en de afhankelijkheid van de markt te laten afnemen. Hierdoor zal de inhuur op niet-kerntaken de komende jaren geleidelijk gaan dalen. De inhuur op niet-kerntaken in het primaire proces wordt met name onder de posten onderhoud en aanleg op het Infrastructuurfonds en het Deltafonds verantwoord.
2014
2015
2016
2017
2018
2019
2020
Inhuur niet-kerntaken (x € 1.000)
131.013
155.000
127.380
108.608
91.835
71.835
61.835
Materiële kosten
De materiële kosten omvatten onder andere ICT, huisvesting, bureaukosten en communicatie.
Onderhoud
De kosten beheer en onderhoud hebben betrekking op de kosten die in rekening worden gebracht door derden (met name aannemers en ingenieursbureaus). Deze voeren werkzaamheden uit die direct bijdragen aan het beheer en de instandhouding van de infrastructuur. Tevens vindt er een bijdrage van circa € 2 miljoen in 2016 aan het KNMI plaats.
Kasstroomoverzicht over het jaar 2016 (x € 1.000)
realisatie 2014*
2015
2016
2017
2018
2019
2020
1.
Rekening-courant RHB 1 januari 2012+ stand depositorekening
394.129
481.795
195.365
219.040
248.415
270.690
280.765
2.
Totaal operationele kasstroom
114.853
-
-258.570
48.975
48.975
48.975
48.975
48.975
3a.
Totaal investeringen (-/-)
-
-33.162
-
-55.860
-
-33.600
-
-29.400
-
-60.900
-
-60.900
-
-60.900
3b.
Totaal boekwaarde desinvesteringen (+)
13.552
-
-
-
-
-
-
3.
Totaal investeringskasstroom
-
-19.610
-
-55.860
-
-33.600
-
-29.400
-
-60.900
-
-60.900
-
-60.900
4a.
Eenmalige uitkering aan moederdepartement (-/-)
-
-
-
-
-
-
-
4b.
Eenmalige storting door het moederdepartement (+)
8.700
7.300
7.300
15.800
14.200
6.000
8.600
4c.
Aflossingen op leningen (-/-)
-
-31.779
-
-32.500
-
-31.000
-
-34.000
-
-38.000
-
-42.000
-
-42.000
4d.
Beroep op leenfaciliteit (+)
15.500
53.200
32.000
28.000
58.000
58.000
58.000
4.
Totaal financieringskasstroom
-
-7.579
28.000
8.300
9.800
34.200
22.000
24.600
5.
Rekening-courant RHB 31 december 2012 + stand depositorekening) (=1+2+3+4)
481.793
195.365
219.040
248.415
270.690
280.765
293.440
(maximale roodstand € 0,5 miljoen)
Toelichting
Operationele kasstroom
Hieronder vallen de inkomsten en uitgaven uit de reguliere bedrijfsvoering. Meerjarig wordt gestreefd naar een stabiel saldo van baten en lasten.
Investeringskasstroom
Hieronder vallen de verkopen van activa en de nieuwe investeringen. De investeringen hebben betrekking op het in stand houden van de activa van RWS. Deels betreft het investeringen in activasoorten, zoals voertuigen, waarbij de omvang van de jaarlijkse investeringen op een constant niveau ligt.
Financieringskasstroom
Hieronder vallen alle geldstromen die gerelateerd zijn aan de financiering van het agentschap. RWS doet een beroep op de leenfaciliteit bij het Ministerie van Financiën ter financiering van haar investeringen als agentschap. Daarnaast is in de begroting van het agentschap rekening gehouden met aflossing op deze leenfaciliteit. De storting door moederdepartement betreft de aflossing van de langlopende vordering die RWS heeft op het moederdepartement. De eenmalige uitkering aan het moederdepartement betreft het, op basis van de Regeling agentschappen, uitkeren van het surplus aan eigen vermogen aan de eigenaar. Voor nadere informatie wordt verwezen naar de Voorjaarsnota 2014.
Overzicht doelmatigheidsindicatoren
Omschrijving
2014 realisatie
2015
2016
2017
2018
2019
2020
Apparaatskosten per eenheid areaal
Hoofdwegennet
25.460
24.502
26.088
24.865
24.453
23.744
23.452
Hoofdvaarwegennet
25.240
24.637
25.377
25.028
24.812
24.580
24.518
Hoofdwatersystemen
1.060
1.061
1.106
1.081
1.066
1.054
1.048
% Apparaatskosten tov omzet
% Apparaatskosten tov omzet
21%
22%
23%
21%
20%
19%
18%
Tarieven per FTE
Kosten per FTE
125.440
123.354
119.343
117.683
117.774
117.105
117.010
Omzet BLD per product
Hoofdwatersystemen
393.322
399.489
455.758
390.648
401.303
391.910
383.501
Hoofdwegen
974.671
933.232
1.104.906
1.030.231
1.005.118
995.695
967.896
Hoofdvaarwegen
560.165
556.206
623.156
593.608
565.183
554.277
553.266
Overig
254.228
296.146
67.010
49.442
46.568
45.904
46.233
TOTAAL
2.182.386
2.185.074
2.250.830
2.063.930
2.018.173
1.987.786
1.950.895
Bezetting
FTE formatie
8.672
8.544
8.643
8.379
8.249
8.184
8.164
% overhead
-
13%
13%
13%
13%
13%
13%
Exploitatiesaldo
Exploitatiesaldo
-
-0,5%
0%
0%
0%
0%
0%
0%
Gebruikerstevredenheid
publieksgerichtheid
41%
70%
70%
70%
70%
70%
70%
gebruikerstevredenheid HWS
*
70%
70%
70%
70%
70%
70%
gebruikerstevredenheid HWN
81%
80%
80%
80%
80%
80%
80%
gebruikerstevredenheid HVWN
72%
75%
75%
75%
75%
75%
75%
Ontwikkeling pinwaarde
Hoofdwatersystemen
100
100
100
100
100
100
100
Hoofdwegen
100
100
98
98
98
98
98
Hoofdvaarwegen
100
100
100
100
100
100
100
Toelichting
Apparaatskosten per eenheid areaal
Deze indicator geeft informatie over hoe de kosten die het apparaat van RWS maakt voor verkeersmanagement en beheer en onderhoud zich ontwikkelen ten opzichte van het areaal. Een dalende trend van de kosten per eenheid areaal geeft een indicatie van een toename in de efficiëntie van de organisatie op het gebied van Beheer en Onderhoud en Verkeersmanagement.
Percentage Apparaatskosten tov omzet
Deze indicator geeft de verhouding weer tussen de kosten van het apparaat en de totale omzet (incl. GVKA-gelden) van RWS. Het hogere percentage in 2016 wordt verklaard door een tijdelijke dip in de omzet in 2016.
Kosten per fte
Deze indicator geeft de ontwikkeling weer van de kosten (loonkosten en materiële kosten) per formatieve ambtelijke fte. Wanneer deze kosten dalen kan dit een indicatie van een toename in doelmatigheid van de organisatie zijn.
Omzet per productgroep
In de tabel is de Omzet IenM uitgesplitst naar de verschillende netwerken.
Organisatiegrootte in fte
Deze voorgeschreven indicator geeft aan hoe de ambtelijke formatie van RWS zich ontwikkelt.
Percentage overhead
Deze indicator geeft aan welk deel van het ambtelijke personeel (in fte) binnen RWS zich bezig houdt met de bedrijfsvoering. Bedrijfsvoering bevat alle processen die ondersteunend zijn aan de organisatie. Het streven is daarbij voortdurend een optimale kwalitatieve en kwantitatieve omvang van de bedrijfsvoering.
Exploitatiesaldo (% van de omzet)
Deze voorgeschreven indicator toont de ontwikkeling van het exploitatiesaldo als percentage van de omzet.
Gebruikerstevredenheid
Publieksgerichtheid: geeft aan hoe tevreden onze gebruikers en partners over RWS zijn als publieke dienstverlenende organisatie. Dan gaat het over zaken als «luisteren; verwachtingenmanagement; aanspreekbaarheid; houding en gedrag en de wijze waarop wij communiceren».
Gebruikerstevredenheid (per netwerk): geeft aan hoe tevreden onze gebruikers over de kwaliteit van de drie netwerken zijn. Denk daarbij aan veiligheid, doorstroming; kwaliteit infrastructuur en tijdige en betrouwbare informatievoorziening (gekoppeld aan de netwerken).
Ontwikkeling PIN-waarden
De ontwikkeling van de PIN-waarden (prestatieindicator-waarden) geeft een beeld hoe de ontwikkeling is in de toestand van het door RWS beheerde areaal. Het weergegeven cijfer betreft een index ten opzichte van het jaar 2015. De bijlage instandhouding op de begroting van het Infrastructuurfonds en het Deltafonds biedt inzicht in instandhouding en de gehanteerde PIN-waarden.
Inspectie Leefomgeving en Transport
Introductie
Het Ministerie van IenM kent een scheiding tussen beleid, uitvoering en toezicht. Het formuleren van beleid en wet- en regelgeving is primair belegd bij de beleidsdirectoraten-generaal. De toezichthoudende taken zijn bij IenM belegd bij de Inspectie Leefomgeving en Transport.
Producten en diensten
De producten en diensten van de ILT betreffen de toelating op de markt (vergunningen) en vervolgens de handhaving van de van toepassing zijnde wet- en regelgeving.
1. vergunningverlening
Nieuwe toetreders tot een markt moeten aan wettelijke eisen voldoen. Wordt daar aan voldaan, dan verleent de ILT één of meer vergunning(en) of certificaten. De wetgever verbindt door die keuze veiligheidseisen aan marktordeningsprincipes: zonder vergunning mag het bedrijf niet handelen.
2. handhaving
Het handhaven van wet- en regelgeving geschiedt door middel van dienstverlening, toezicht en opsporing. Het zwaartepunt van de inspectieactiviteiten ligt op het terrein van het toezicht. De ILT kent de volgende vormen:
-
-
-
•objectinspecties;
-
-
-
-
•administratiecontroles;
-
-
-
-
•audits;
-
-
-
-
•convenanten;
-
-
-
-
•digitale inspecties.
-
Toezicht wordt gehouden vanuit het beginsel «vertrouwen, tenzij». Basis daarvoor vormt een nog verder uit te werken risicoselectiesysteem. Bij correcte naleving krijgt de ondertoezichtstaande minder toezicht en kunnen handhavingsconvenanten worden gesloten (horizontaal toezicht). Fysieke inspecties (objecten, producten en personen), audits, administratiecontroles, steekproefcontroles en acties (landelijk, regionaal of themagericht) vormen het verdere instrumentarium.
3. incident- en ongevalsonderzoek
Ongevallenonderzoek is bij ernstige ongevallen, soms geheel (luchtvaart), opgedragen aan de Onderzoeksraad voor Veiligheid (OvV). In die gevallen levert de ILT expertise en deskundigen. In de scheepvaart en het railvervoer heeft de ILT een eigen taak bij het onderzoeken van ongevallen. Op de weg ligt de taak bij de politie. Ongevallenonderzoek kan aanleiding zijn om de dienstverlening te vergroten en/of het toezicht te versterken. In ernstige gevallen van falen kan uit het onderzoek een toezichtmaatregel voortvloeien.
Incidenten en ongevallen vragen om een snelle respons en moeten gecoördineerd worden aangepakt. Crisismanagement is geen toezichtstaak, maar de (systeem) verantwoordelijkheid voor de uitvoering van de crisisbeheersingstaak is belegd bij de Inspecteur-generaal. Het betreft de preparatie, respons en (deels) nazorg van incidenten.
Begroting van baten en lasten van het Agentschap ILT voor het jaar 2016 (x € 1.000)
realisatie 2014
2015
2016
2017
2018
2019
2020
Baten
Omzet IenM
132.137
128.319
122.641
116.905
114.590
114.586
114.592
Omzet overige departementen
7.760
0
0
0
0
0
0
Omzet derden
7.525
14.887
23.523
21.558
21.636
23.173
23.173
Rentebaten
95
50
50
50
50
50
50
Vrijval voorzieningen
3.291
Bijzondere baten
591
0
0
0
0
0
0
Totaal baten
151.400
143.256
146.214
138.513
136.276
137.809
137.815
Lasten
Apparaatskosten
147.499
141.141
144.014
136.338
134.101
135.634
135.640
-
-personele kosten
107.614
107.303
109.840
103.859
101.539
102.407
102.413
-
*waarvan eigen personeel
98.472
101.582
100.796
97.576
97.722
99.089
99.089
-
*waarvan externe inhuur
9.143
5.721
9.044
6.283
3.817
3.318
3.324
-
*waarvan overige personele kosten
0
0
0
0
0
0
0
-
-materiële kosten
39.885
33.837
34.175
32.479
32.562
33.226
33.226
-
*waarvan apparaat. ICT
5.365
5.022
7.158
5.416
5.462
5.508
5.508
-
*waarvan bijdrage aan SSO’s
18.457
12.070
12.370
12.570
12.820
13.070
13.070
-
*waarvan overige materiële kosten
16.063
16.745
14.647
14.493
14.280
14.648
14.648
Rentelasten
1
100
100
100
100
100
100
Afschrijvingskosten
2.060
2.015
2.100
2.075
2.075
2.075
2.075
-
-materieel
2.060
2.015
2.100
2.075
2.075
2.075
2.075
-
*waarvan apparaat ICT
-
-immaterieel
Overige kosten
1.465
0
0
0
0
0
0
-
-dotaties voorzieningen
1.431
0
0
0
0
0
0
-
-bijzondere lasten
34
0
0
0
0
0
0
Totaal lasten
151.025
143.256
146.214
138.513
136.276
137.809
137.815
Saldo van baten en lasten
375
0
0
0
0
0
0
Toelichting
Baten
Omzet IenM
De omzet IenM is een vergoeding voor de productgroepen vergunningverlening en handhaving (toezicht, incidentmelding en onderzoek).
Specificatie omzet IenM (x € 1.000)
2014
2015
2016
2017
2018
2019
2020
artikel 24 Handhaving en Toezicht
116.137
116.333
110.655
104.919
102.604
102.600
102.606
artikel 97 algemeen
16.000
11.986
11.986
11.986
11.986
11.986
11.986
Totaal
132.137
128.319
122.641
116.905
114.590
114.586
114.592
Van totale omzet IenM
-
-apparaats- en afschrijvingskosten en rentelasten
132.137
128.319
122.641
116.905
114.590
114.586
114.592
-
-programma
0
0
0
0
0
0
0
In de begroting 2014 is in de jaren 2016 en verder is de taakstelling op het apparaat uit het regeerakkoord Rutte II verwerkt op zowel de omzet IenM als op de apparaatskosten. Deze taakstelling bedraagt voor de ILT € 1,7 miljoen in 2016.
Verdeling Taakstelling Rutte II 2016-2018 (x € 1.000)
2015
2016
2017
2018
Structureel
Totale taakstelling ILT
0
- 1.726
- 3.430
- 5.135
- 5.135
ILT streeft er naar de taakstelling in te vullen door fte-besparingen (ca. 20 fte) te realiseren zonder afbreuk te doen aan de kwaliteit van toezicht. Daarnaast worden maatregelen getroffen om efficiencybesparing op huisvesting en ICT te bereiken.
Omzet overige departementen
De omzet afkomstig van andere departementen is vanaf 2015 niet meer aanwezig als gevolg van de overdracht van taken en middelen naar de ANVS op 1 januari 2015.
Omzet derden
De opbrengsten derden betreffen de doorberekende kosten aan de afnemers van de vergunningen en overige externe opdrachten. Het toezicht op de woningcorporaties wordt doorbelast aan de sector en is opgenomen onder omzet derden.
Lasten
Personele kosten
Vanaf 2016 zal de omvang van de ILT geleidelijk dalen door pensionering van een groot aantal medewerkers en gedeeltelijke vervanging van medewerkers. Eerder heeft anticiperende werving plaatsgevonden zodat vertrekkende medewerkers tijdig vervangen kunnen worden door goed opgeleide, nieuwe medewerkers.
Specificatie personele kosten
realisatie 2014
2015
2016
2017
2018
2019
2020
Aantal fte's
1.171
1.165
1.121
1.084
1.085
1.101
1.101
Eigen personeelskosten (x € 1.000)
102.275
101.582
100.796
97.576
97.722
99.089
99.089
Externe inhuur (x € 1.000)
9.143
5.721
9.044
6.283
4.432
3.093
3.099
In 2016 daalt het aantal fte’s per saldo met 53 fte ten opzichte van 2015. Met de oprichting van de Autoriteit woningcorporaties per 1 juli 2015 neemt de bezetting naar verwachting structureel toe met 56 fte tot maximaal 102 fte in 2020.
De externe inhuur betreft voornamelijk inhuur op ict-terrein.
Materiële kosten
De materiële kosten omvatten onder andere ICT, huisvesting, opleidingen en overige kosten voor middelen ten behoeve van de uitvoering van de inspectietaken. Ook deze kosten dalen als gevolg van krimpende budgetten.
Kasstroomoverzicht over het jaar 2016 (x € 1.000)
2014
Stand slotwet
2015
2016
2017
2018
2019
2020
1. Rekening courant RHB 1 januari
65.474
39.749
31.374
25.374
21.374
18.374
15.374
+ stand depositorekeningen
2. Totaal operationele kasstroom
- 10.352
- 6.000
- 4.000
- 2.000
- 1.000
- 1.000
- 1.000
3a. totaal investeringen (-/-)
-
-3.737
-
-2.000
-
-2.000
-
-2.000
-
-2.000
-
-2.000
-
-2.000
3b. totaal boekwaarde desinvesteringen (+/+)
36
-
-
-
-
-
-
3. Totaal investeringskasstroom
- 3.701
- 2.000
- 2.000
- 2.000
- 2.000
- 2.000
- 2.000
4a. eenmalige uitkering aan
-
-11.614
-
-375
-
-
-
-
-
moederdepartement (-/-)
-
-
-
-
-
-
-
4b. eenmalige storting door het
-
-58
-
-
-
-
-
-
moederdepartement (+/+)
-
-
-
-
-
-
-
4c. aflossingen op leningen (-/-)
4d. beroep op leenfaciliteit(+/+)
-
-
-
-
-
-
-
4. Totaal financieringskasstroom
- 11.672
- 375
0
0
0
0
0
5. Rekening courant RHB 31 december
39.749
31.374
25.374
21.374
18.374
15.374
12.374
+ stand depositorekening en (=1+2+3+4)
(noot: maximale roodstand € 0,5 miljoen)
Toelichting
Operationele kasstroom
De verwachting is dat de resterende middelen voor het project Boordcomputertaxi in 2015 tot definitieve uitbetaling komen waarna de operationele kasstroom zal afvlakken.
Investeringskasstroom
Investeringen hebben met name betrekking op het wagenpark. Gelet op de beschikbare liquiditeiten worden de investeringen gefinancierd met eigen middelen.
Financieringskasstroom
De eenmalige uitkering aan het moederdepartement betreft het, op basis van de Regeling agentschappen, uitkeren van het surplus aan eigen vermogen aan de eigenaar.
Overzicht doelmatigheidsindicatoren Toelichting
2014
2015
2016
2017
2018
2019
2020
Omschrijving Generiek Deel
-
1.Kostprijzen per produkt (groep)
-
-Handhaving
126.467
112.513
110.669
105.944
103.646
103.781
103.781
-
-Vergunningverlening
24.103
22.780
18.198
16.996
16.761
16.621
16.621
-
2.Tarieven/uur
-
-Handhaving
134
148,4
115,8
116,3
114,7
113,8
113,8
-
-Vergunningverlening
140
147,3
119,5
119,3
117,8
116,9
116,9
-
3.Omzet per produktgroep (pxq)
-
-Handhaving
139.993
112.513
94.669
89.944
87.646
87.781
87.781
-
-Vergunningverlening
7.693
7.584
7.584
7.584
7.584
7.584
7.584
-
4.FTE-totaal (excl. externe inhuur)
1.171
1.100
1.047
1.001
993
999
999
-
5.Saldo van baten en lasten (%)
0,09%
0,00%
0,00%
0,00%
0,00%
0,00%
0,00%
-
6.Kwaliteitsindicator 1: Binnen norm doorlooptijd vergunningen
86%
95%
95%
95%
95%
95%
95%
-
7.Kwaliteitsindicator 2: wachttijden informatiecentrum
13sec.
<20sec.
<20sec.
<20sec.
<20sec.
<20sec.
<20sec.
Omschrijving Specifiek Deel
8. Kostprijs/produkt:
Inspectie
143.864
128.369
122.691
116.955
114.640
114.636
114.642
Vergunningverlening
7.206
14.887
23.523
21.558
21.636
23.173
23.173
Monsterafname
n.v.t.
n.v.t.
n.v.t.
n.v.t.
n.v.t.
n.v.t.
n.v.t.
-
9.Kwaliteit Handhaving:
Klachten
1.484
1.000
1.000
1.000
1.000
1.000
1.000
Waarvan afgerond binnen wettelijke termijn
nb
95%
95%
95%
95%
95%
95%
Doorlichting uitgevoerd cq. gepland in 2015
De kosten voor vergunningverlening dalen vanwege het wegvallen van de Kernfysische Dienst en daarmee de ondersteuning bij vergunningverlening. De daling van kosten en tarieven in de komende jaren zijn het gevolg van de opgelegde bezuinigingen die in eerste instantie gerealiseerd worden op overhead.
Bovenstaand overzicht bevat de doelmatigheidsindicatoren van de ILT en is opgesteld conform de Rijksbegrotingsvoorschriften. Het aantal fte in de organisatie is gebaseerd op de geraamde formatie passend binnen de randen van de begroting.
De kwaliteitsindicatoren (6, 7 en 9) betreffen de kwaliteit van vergunningverlening, dienstverlening en handhaving. Aangezien «gegronde klachten» in het Inspectieproces niet bestaan, cq. Van de klachten niet formeel wordt vastgesteld of deze wel of niet gegrond zijn, is deze vervangen door «afgerond binnen wettelijke termijn». Conform de AWB moeten deze klachten binnen zes weken in behandeling worden genomen. De ILT verwacht voor 95% van het aantal klachten aan deze norm te voldoen.
Koninklijk Nederlands Meteorologisch Instituut (KNMI)
Introductie
Het KNMI adviseert en waarschuwt de samenleving om risico’s met een atmosferische of seismische oorsprong terug te dringen. Het KNMI ontwikkelt daartoe hoogwaardige kennis, verricht waarnemingen, en zet die om in producten en diensten die de veiligheidsrisico’s verminderen, bijdragen aan een duurzame samenleving en economische mogelijkheden bevorderen.
Er wordt gestreefd om per 1 januari 2016 de Wet taken meteorologie en seismologie in werking te laten treden. Daarmee komt de Wet op het KNMI te vervallen.
Producten en diensten
De samenleving wordt steeds gevoeliger voor extreem weer, klimaatverandering, luchtkwaliteit, vulkaanuitbarstingen en aardbevingen. Om deze toegenomen risico’s zoveel mogelijk te helpen beperken past het KNMI het concept van de risico-reductie-cyclus toe.
We bewaken en waarschuwen, maar we geven ook adviezen en handelingsperspectieven voor zowel acute als toekomstige gevaren. Daarbij trekken we actief lessen uit gebeurtenissen om toekomstige adviezen nog beter te maken en zo tot risico reductie te komen. Dit doen we samen met onze omgeving: het algemene publiek, overheden en (weer)bedrijven. We innoveren permanent onze dienstverlening en creëren daarbij (duurzame) economische kansen voor het bedrijfsleven terwijl we bijdragen aan een veilig, bereikbaar en leefbaar Nederland.
Het KNMI heeft zijn producten en diensten ingedeeld in de productgroepen Meteorologie en Seismologie. Daarnaast wordt Aardobservatie als product onderscheiden. Meetbare gegevens voor deze productgroepen zijn opgenomen in beleidsartikel 23.
De begroting van baten en lasten voor het jaar 2016 (x € 1.000)
Realisatie 2014
2015
2016
2017
2018
2019
2020
Baten
Omzet IenM
39.587
41.483
36.031
44.609
47.642
51.471
41.032
Omzet nutv werkzaamheden
0
2.769
1.217
0
0
0
0
Omzet overige departementen
1.677
2.062
2.062
2.062
2.062
2.062
2.062
Omzet derden
17.456
20.093
21.898
22.537
23.033
23.227
23.185
Rentebaten
110
0
0
0
0
0
0
Vrijval uit voorzieningen
233
0
0
0
0
0
0
Totaal baten
59.062
66.407
61.208
69.208
72.737
76.760
66.279
Lasten
Apparaatskosten
47.386
52.132
50.788
49.237
49.217
49.217
49.217
-
-personele kosten
31.706
30.558
28.744
28.023
28.005
28.005
28.005
* waarvan eigen personeel
28.888
28.009
27.914
27.523
27.505
27.505
27.505
* waarvan externe inhuur
2.613
2.549
830
500
500
500
500
* waarvan overige personele kosten
205
0
0
0
0
0
0
-
-materiële kosten
15.680
21.574
22.044
21.214
21.212
21.212
21.212
* waarvan apparaat ICT
4.179
6.564
6.564
6.564
6.564
6.564
6.564
* waarvan bijdrage aan SSO's
2.996
2.818
4.966
4.966
4.966
4.966
4.966
* waarvan overige materiele kosten
8.505
12.192
10.514
9.684
9.682
9.682
9.682
Aardobservatie
9.846
12.206
8.374
17.718
21.187
25.130
14.687
Rentelasten
283
242
242
242
242
242
242
Afschrijvingskosten
2.749
1.827
1.804
2.011
2.091
2.171
2.133
-
-materieel
2.749
1.827
1.804
2.011
2.091
2.171
2.133
* waarvan apparaat ICT
2.065
992
992
992
992
992
992
-
-immaterieel
Overige kosten
48
-
-dotaties voorzieningen
-
-bijzondere lasten
-
-bijzondere lasten
48
Totaal lasten
60.312
66.407
61.208
69.208
72.737
76.760
66.279
Saldo van baten en lasten
-
-1.250
0
0
0
0
0
0
Toelichting
Baten
Omzet IenM
De omzet IenM betreft een vergoeding voor de producten op het gebied van meteorologie, seismologie en aardobservatie. Het betreft zowel een vergoeding voor wettelijke taken als de vergoeding van RWS, ILT en beleids-DG’s voor maatwerk.
Specificatie omzet IenM (x € 1.000)
Realisatie 2014
2015
2016
2017
2018
2019
2020
Hoofdstuk XII
Artikel 11 Integraal waterbeleid
558
521
401
401
401
401
401
Artikel 16 Spoor
74
44
0
0
0
0
0
Artikel 17 Luchtvaart
23
23
0
0
0
0
0
Artikel 19 Klimaat
906
652
220
220
220
109
109
Artikel 23 Meteorologie en seismologie en aardobservatie
35.886
37.399
32.566
41.144
44.177
48.117
37.678
Artikel 97 Algemeen departement
0
Inzet middelen balans
-
-1.239
0
0
0
0
0
0
Bijdrage ILT
313
313
313
313
313
313
313
Bijdrage RWS
3.065
2.531
2.531
2.531
2.531
2.531
2.531
Totaal
39.587
41.483
36.031
44.609
47.642
51.471
41.032
Van totale omzet IenM
-
*apparaats- en afschrijvingskosten en rentelasten
28.905
32.046
28.874
26.891
26.455
26.341
26.345
-
*programma
10.682
12.206
8.374
17.718
21.187
25.130
14.687
De bedragen per product zijn:
Opbrengsten IenM per product (x € 1.000)
Realisatie 2014
2015
2016
2017
2018
2019
2020
Meteorologie
28.331
31.547
28.408
26.468
26.059
25.945
25.949
Seismologie
574
499
466
423
396
396
396
Aardobservatie
10.682
12.206
8.374
17.718
21.187
25.130
14.687
Totaal
39.587
44.252
37.248
44.609
47.642
51.471
41.032
In de begroting 2014 is in de jaren 2016 en verder is de taakstelling op het apparaat uit het regeerakkoord Rutte II verwerkt op de omzet IenM. Deze taakstelling bedraagt voor het KNMI circa € 0,3 miljoen in 2016.
Verdeling Taakstelling Rutte II 2016-2018 (x € 1.000)
2015
2016
2017
2018
Structureel
Totale taakstelling KNMI
0
- 261
- 519
- 777
- 777
Het KNMI vangt de taakstelling op door het genereren van extra maatwerkopbrengsten en subsidieprojecten zoals toegestaan bij de wet taken Meteorologie en Seismologie.
Omzet nog uit te voeren werkzaamheden
Dit betreffen middelen die het KNMI in eerdere jaren van het moederdepartement heeft ontvangen en bestemd waren voor werkzaamheden ondermeer met betrekking tot Deltaplan, Space Weather en voorbereiding klimaatsheets, maar waarvan de uitvoering doorloopt in 2015 en 2016.
Omzet overige departementen
De opbrengst overige departementen heeft betrekking op van andere ministeries ontvangen vergoedingen voor de inzet van KNMI-capaciteit voor het hen verzochte maatwerk.
Specificatie omzet overige departementen (x € 1.000)
Realisatie 2014
2015
2016
2017
2018
2019
2020
Rijksinstituut voor Veiligheid en Milieu
138
136
136
136
136
136
136
Het Ministerie van Defensie
950
976
976
976
976
976
976
Het Ministerie van Economische Zaken
590
950
950
950
950
950
950
Totaal
1.678
2.062
2.062
2.062
2.062
2.062
2.062
De bijdrage van het Ministerie van Defensie is een bijdrage voor onderhoud infrastructuur. De Minister van Economische Zaken is verantwoordelijk voor de Mijnbouwwet. De bijdrage van het Ministerie van Economische Zaken betreft dienstverlening op seismologisch gebied.
Omzet derden
Specificatie omzet derden (x € 1.000)
Realisatie 2014
2015
2016
2017
2018
2019
2020
Opbrengsten luchtvaart
9.312
9.329
9.209
9.091
8.975
8.860
8.860
Projecten extern gefinancierd
6.914
8.800
8.800
8.800
8.800
8.800
8.800
Dataverstrekkingen en licenties
702
511
511
511
511
511
511
Overige opbrengsten
528
1.453
3.378
4.135
4.747
5.056
5.014
Totaal
17.456
20.093
21.898
22.537
23.033
23.227
23.185
Opbrengsten luchtvaart zijn inkomsten uit een drietal tarieven die via Eurocontrol of LVNL bij luchtvaartmaatschappijen in rekening worden gebracht. Projecten extern gefinancierd bestaat uit gelden van de Europese Unie, ESA/Estec, Universiteiten en NSO ter financiering van onderzoeksprojecten in de meteorologie en seismologie. De opbrengsten dataverstrekking en licenties bestaan uit ontvangsten van voornamelijk weerproviders voor door het KNMI aan hen geleverde meteorologische data. De overige opbrengsten betreffen diverse opbrengsten, deels lopende contracten en deels nog te realiseren.
Lasten
Personele kosten
De specificatie van de personele kosten is als volgt:
Specificatie personele kosten
Realisatie 2014
2015
2016
2017
2018
2019
2020
Aantal fte's
358
358
357
353
353
353
353
Eigen personeelskosten
29.094
28.009
27.914
27.523
27.505
27.505
27.505
Inhuur
2.613
2.549
830
500
500
500
500
Materiële kosten
De materiële uitgaven omvatten onder andere ICT, huisvesting, communicatie en contributies.
Kasstroomoverzicht over het jaar 2016 (x € 1.000)
2014 Stand Slotwet
2015
2016
2017
2018
2019
2020
1.
Rekening-courant RHB 1 januari + stand depositorekening
28.404
20.399
17.052
6.156
3.397
2.923
6.416
2.
Totaal operationele kasstroom
2.253
- 2.107
- 10.636
- 2.066
399
4.546
- 2.586
3a.
Totaal investeringen (-/-)
-
-2.100
-
-3.235
-
-3.970
-
-1.500
-
-1.500
-
-1.500
-
-1.500
3b.
Totaal boekwaarde desinvesteringen (+/+)
48
0
0
0
0
0
0
3.
Totaal investeringskasstroom
- 2.052
- 3.235
- 3.970
- 1.500
- 1.500
- 1.500
- 1.500
4a.
Eenmalige uitkeringen aan moederdepartement (-/-)
-
-2.374
0
0
0
0
0
0
4b.
Eenmalige storting door het moederdepartement (+/+)
0
0
0
0
0
0
0
4c.
Aflossingen op leingen (-/-)
-
-5.931
-
-600
-
-260
-
-693
-
-873
-
-1.053
-
-1.233
4d.
Beroep op leenfaciliteit (+/+)
2.595
3.970
1.500
1.500
1.500
1.500
4.
Totaal financieringskasstroom
- 8.305
1.995
3.710
807
627
447
267
5.
Rekening courant RHB 31 december + stand depositorekeningen (=1+2+3+4)
20.399
17.052
6.156
3.397
2.923
6.416
2.597
(noot: maximale roodstand € 0,5 miljoen)
Toelichting
De operationele kasstroom bestaat uit Operationele kasstroom
Het geraamde saldo van baten en lasten gecorrigeerd voor afschrijvingen en mutaties in de voorzieningen en vooruitontvangen bedragen.
Investeringskasstroom
Investeringen vinden vooral plaats in waarneemapparatuur en computersystemen.
Financieringskasstroom
Het beroep op de leenfaciliteit van het Ministerie van Financiën betreft investeringen met een afschrijvingstermijn van drie jaar of langer.
Overzicht doelmatigheidsindicatoren
Realisatie 2014
2015
2016
2017
2018
2019
2020
Omschrijving Generiek Deel
Kostprijzen per product (groep)
-
-percentage overhead (*)
117
100
109
113
113
113
113
-
-fte's overhead (*)
93
100
99
95
95
95
95
Tarieven/uur (*)
107
100
100
100
100
100
100
Omzet per produktgroep
-
-Meteorologie
47.121
52.124
50.790
49.489
49.576
49.656
49.618
-
-Seismologie
1.753
2.077
2.044
2.001
1.974
1.974
1.974
-
-Aardobservatie
9.846
12.206
8.374
17.718
21.187
25.130
14.687
FTE-totaal (excl. externe inhuur)
358
358
357
353
353
353
353
Saldo van baten en lasten (%)
-
-2%
0%
0%
0%
0%
0%
0%
Omschrijving Specifiek Deel
Algemene weersverwachtingen en adviezen
-
-afwijking min.temperatuur (°C)
-
-0,18
ABS (<0,5)
ABS (<0,5)
ABS (<0,5)
ABS (<0,5)
ABS (<0,5)
ABS (<0,5)
-
-afwijking max.temperatuur (°C)
-
-0,25
ABS (<0,5)
ABS (<0,5)
ABS (<0,5)
ABS (<0,5)
ABS (<0,5)
ABS (<0,5)
-
-gemiddelde afwijking windsnelheid (m/s)
0,00
ABS (<1,0)
ABS (<1,0)
ABS (<1,0)
ABS (<1,0)
ABS (<1,0)
ABS (<1,0)
Maritieme verwachtingen
-
-tijdigheid marifoonbericht (%)
99,9
> 99
> 99
> 99
> 99
> 99
> 100
Doorlichting uitgevoerd cq. gepland in 2015
Toelichting
De verlaging van de agentschapsbijdrage voor de basistaken in de komende jaren zal voornamelijk worden gecompenseerd door hogere opbrengsten voor maatwerk. Daarnaast wordt een kleine daling in het aantal fte’s overhead verwacht als gevolg van reeds eerder ingezette bezuinigingen. De tarieven per uur zullen niet wijzigen.
Nederlandse Emissieautoriteit (NEa)
Introductie
De missie van de NEa luidt: «De Nederlandse Emissieautoriteit borgt als onafhankelijke uitvoeringsorganisatie de realisatie van nationale doelstellingen op het terrein van klimaat en hernieuwbare energie». De NEa doet dit op transparante en rechtvaardige wijze, waarbij ze een effectieve en efficiënte uitvoering nastreeft.
Producten en diensten
De uitvoering van de wettelijke taken van het agentschap NEa vallen onder de eindverantwoordelijkheid van het bestuur van de NEa dat als zodanig een ZBO is. Het gaat daarbij waar het emissiehandel betreft om het verlenen en actualiseren van emissievergunningen, het onderhouden van het CO2-register en toezicht en handhaving van de wetgeving. Voor wat betreft biobrandstoffen gaat het om uitvoering en toetsing van de Richtlijnen Hernieuwbare energie en Brandstofkwaliteit.
De begroting van baten en laten (x € 1.000) voor het jaar 2016 van de Nederlandse Emissieautoriteit
Realisatie 2014
2015
2016
2017
2018
2019
2020
Baten
Omzet IenM
7.063
7.210
7.174
6.915
6.773
6.773
6.773
Omzet nutv werkzaamheden
0
720
0
0
0
0
0
Omzet overige departementen
0
0
0
0
0
0
0
Omzet derden
0
0
55
80
90
95
95
Rentebaten
3
0
0
0
0
0
0
Totaal baten
7.066
7.930
7.229
6.995
6.863
6.868
6.868
Lasten
apparaatskosten
5.730
7.271
6.491
6.480
6.559
6.566
6.608
-
-personele kosten
4.520
5.668
5.301
5.310
5.313
5.303
5.283
-
*waarvan eigen personeel
3.721
4.775
4.416
4.473
4.498
4.493
4.493
-
*waarvan externe inhuur
751
633
600
517
515
510
490
-
*waarvan overige personele kosten
48
260
285
320
300
300
300
-
-materiële kosten
1.210
1.603
1.190
1.170
1.246
1.263
1.325
-
*waarvan apparaat ICT
509
681
880
950
950
950
950
-
*waarvan bijdrage aan SSO’s
-
*waarvan overige materiële kosten
701
922
310
220
296
313
375
rentelasten
18
27
16
8
4
2
0
afschrijvingskosten
421
632
722
507
300
300
260
-
-materieel
0
0
0
0
0
0
0
-
*waarvan apparaat ICT
0
0
0
0
0
0
0
-
-immaterieel
421
632
722
507
300
300
260
Totaal lasten
6.169
7.930
7.229
6.995
6.863
6.868
6.868
Saldo van baten en lasten
897
0
0
0
0
0
0
Toelichting
Baten
Omzet IenM
De omzet IenM is een vergoeding voor het leveren van producten en diensten betreffende wettelijke- en niet wettelijke taken vanuit ETS en werkzaamheden voortkomend uit de Richtlijnen voor hernieuwbare energie en brandstoffenkwaliteit.
Specificatie omzet IenM (x € 1.000)
Omschrijving
2015
2016
2017
2018
2019
2020
Artikel 19 Klimaat
7.210
7.174
6.915
6.773
6.773
6.773
Totaal
7.210
7.174
6.915
6.773
6.773
6.773
In de begroting 2014 is in de jaren 2016 en verder is de taakstelling op het apparaat uit het regeerakkoord Rutte II verwerkt op zowel de omzet IenM als op de apparaatskosten. Deze taakstelling bedraagt voor de NEa € 90.000 in 2016.
Verdeling Taakstelling Rutte II 2016-2018 (x € 1.000)
2013
2014
2015
2016
2017
2018
Structureel
Totale taakstelling NEa
0
0
0
- 90
- 180
- 269
- 269
Toelichting
De taakstelling wordt ingevuld door een fte besparing van 1,9 fte te realiseren op het eigen personeel, externe inhuur terug te brengen en vermindering van materiële kosten door efficiënter te werken en scherper in te kopen.
Omzet nog uit te voeren werkzaamheden
Dit betreft middelen die de NEA in 2014 van het moederdepartement heeft ontvangen, maar niet volledig tot realisatie zijn gekomen en daardoor worden verrekend met de opdracht 2015.
Omzet derden
De post omzet derden betreft vergoedingen voor diensten van NEa medewerkers aan andere organisaties.
Lasten
Personele kosten
De specificatie van de personele kosten is als volgt:
Omschrijving
Realisatie 2014
2015
2016
2017
2018
2019
2020
Aantal fte’s
49,9
54
53,4
50,7
50,1
50,1
50,1
Eigen personeelskosten (x € 1.000)
3.769
5.035
4.701
4.793
4.798
4.793
4.793
Inhuur (x € 1.000)
751
633
600
517
515
510
490
Overige personele kosten
De overige personele kosten omvatten onder andere de vacatiegelden voor het bestuur, de kosten van vorming en opleiding en de reiskosten binnen- en buitenland.
Materiële kosten
De materiële uitgaven omvatten onder andere ICT beheer- en onderhoudskosten, communicatie en facilitaire kosten. De beheerskosten voor het biobrandstoffenregister liggen hoger dan oorspronkelijk geschat.
Kasstroomoverzicht
Kasstroomoverzicht (x € 1.000) over het jaar 2016 van het agentschap NEa
Realisatie 2014
2015
2016
2017
2018
2019
2020
1. Rekening-courant RHB 1 januari
2.363
1.476
601
643
670
690
710
2. Totaal operationele kasstroom
1.257
632
722
507
300
300
260
3a. investeringen (-/-)
-
-1.154
-
-700
3b. desinvesteringen (+)
0
3. Totaal investeringskasstroom
- 1154
- 700
0
0
0
0
0
4a. eenmalige uitkering aan moederdepart. (-/-)
-
-590
-
-897
4b. eenmalige storting door moederdepart. (+)
4c. aflossingen op leningen (-/-)
-
-400
-
-610
-
-680
-
-480
-
-280
-
-280
-
-280
4d. beroep op leenfaciliteit (+)
0
700
4. Totaal financieringskasstroom
- 990
- 807
- 680
- 480
- 280
- 280
- 280
5. Rekening courant RHB 31 december + stand depositorekeningen (=1+2+3+4)
1.476
601
643
670
690
710
690
(maximale roodstand € 0,5 miljoen)
Toelichting
Operationele kasstroom
De operationele kasstroom bestaat uit het geraamde saldo van baten en lasten gecorrigeerd voor afschrijvingen.
Investeringskasstroom
In 2015 wordt het zelf ontwikkelde biobrandstoffenregister in gebruik genomen dat in 2016 nog verder zal worden ontwikkeld.
Financieringskasstroom
De eenmalige uitkering aan het moederdepartement betreft het, op basis van de Regeling agentschappen, uitkeren van het surplus aan eigen vermogen aan de eigenaar.
Overzicht doelmatigheidsindicatoren
Uitgangspunt van de NEa is dat zij op een doelmatige wijze haar rol als bevoegd gezag voor emissiehandel en voor Hernieuwbare energie en Brandstofkwaliteit binnen Nederland vervult. In onderstaande tabel zijn de indicatoren voor de komende jaren weergegeven.
Doelmatigheidsindicatoren
Realisatie 2014
2015
2016
2017
2018
2019
2020
Kostprijzen per product (x € 1):
Naleving ETS (per broeikasgasinstallatie)
7.474
10.078
9.800
9.700
9.600
9.500
9.400
Registeradministratie ETS/rekeninghouders zonder verplichting (per rekening)
1.071
Communicatie en voorlichting (helpdeskvragen)
106
Tijdelijk regime Hernieuwbare energie en brandstoffen (per deelnemer)
6.725
Tarieven per uur (x € 1):
Laag
75
75
75
75
75
75
75
Midden
95
94
94
93
92
92
91
Hoog
124
123
122
121
120
118
117
fte totaal (excl. Externe inhuur)
49,9
54
53,4
50,7
50,1
50,1
50,1
Omzet per productgroep (x € 1.000)
Naleving ETS stationair
3.483
4.414
4.262
4.220
4.176
4.233
4.233
Naleving ETS luchtvaart
231
349
200
150
100
Tijdelijk regime Hernieuwbare energie en brandstoffen
1.580
Hernieuwbare energie en brandstoffen
3.047
2.592
2.425
2.377
2.420
2.420
Infodesk NEa
254
Registeradministratie handelaren
179
Nationale Verplichtingen onder EU en VN
119
120
120
120
120
120
120
NEa brede producten en diensten
259
Overige producten/diensten
8
Projecten
950
Totaal
7.063
7.930
7.174
6.915
6.773
6.773
6.773
Saldo van baten en lasten (%)
12,69
0
0
0
0
0
0
Kwaliteitsindicatoren
Naleving ETS stationair
Vergunningen verleend binnen wettelijke termijn
100%
100%
100%
100%
100%
100%
100%
Meldingen afgehandeld binnen wettelijke termijn
98%
100%
100%
100%
100%
100%
100%
BKG’s waarvoor toezichtactiviteit heeft plaatsgevonden
14%
20%
20%
20%
20%
20%
20%
Emissie ETS stationair waarvoor tijdig emissierechten zijn ingeleverd
100%
Vragen binnen de gestelde termijn afgerond
95%
95%
95%
95%
95%
95%
Naleving ETS luchtvaart
Monitoringsplannen binnen gestelde termijn getoetst
100%
100%
100%
100%
100%
100%
Meldingen binnen wettelijke termijn afgehandeld
100%
100%
100%
100%
100%
100%
100%
Luchtvaartmaatschappijen waarvoor toezichtactiviteit heeft plaatsgevonden
20%
20%
20%
20%
20%
20%
Vragen binnen de gestelde termijn afgerond
95%
95%
95%
95%
95%
95%
Tijdelijk regime hernieuwbare energie en brandstoffen
Biobrandstofbalansen die tijdig zijn ingediend
95%
Deelnemers tijdelik regime waarvoor toezichtsactiviteit heeft plaatsgevonden
13%
Hernieuwbare energie en brandstoffen
Opleveringsdatum rapportage Naleving jaarverplichting HEV en brandstoffen luchtverontreiniging
< 15 juli
< 15 juli
< 15 juli
< 15 juli
< 15 juli
< 15 juli
Deelnemers waarvoor toezichtsactiviteit heeft plaatsgevonden
20%
20%
20%
20%
20%
20%
Vragen binnen de gestelde termijn afgerond
95%
95%
95%
95%
95%
95%
Infodesk NEa
Vragen binnen de gestelde termijn afgerond
98%
Project afbouw NOx- emissiehandel
Register NOxonline
100%
Aantal keren onrechtmatige toegang tot NOx register
0
NOx registerfouten
0
Algemeen
Aantal formele klachten
0
0
0
0
0
0
0
Aantal gegronde bezwaarprocedures waarbij de NEa onjuist heeft gehandeld
0
0
0
0
0
0
0
Aantal fraude gevallen EU-register die NEa had kunnen voorkomen
0
0
0
0
0
0
0
Directe uren/totaal aantal gewerkte uren
67%
>66%
>68%
>70%
>70%
>70%
>70%
Toelichting
Naleving ETS stationair
Het gaat hier om het percentage meldingen en vergunningen dat binnen de wettelijke termijn van acht weken is afgehandeld.
Naleving ETS luchtvaart
Het gaat hier om het percentage monitoringsplannen en meldingen dat binnen de wettelijke termijn getoetst en afgehandeld is.
Register NOx online
Vanaf 2015 is het NOx- register niet meer online.
Directe uren/totaal aantal gewerkte uren
Hieronder wordt verstaan het percentage van het totaal aantal directe uren gedeeld door het totaal aantal gewerkte uren van alle medewerkers (primair en secundair proces). Gewerkte uren is gelijkgesteld aan de beschikbare productieve uren op jaarbasis, zoals vastgesteld in de tarievennotitie.
4 BIJLAGEN
Bijlage 4.1 Zelfstandige Bestuursorganen en Rechtspersonen met een Wettelijke Taak
Naam organisatie (1)
RWT
ZBO
Functie
Begrotingsartikel(en)
Begrotingsraming
(in € 1.000)
Verwijzing naar website RWT/ZBO (3)
APK-erkenninghouders
X
Keuren motorvoertuigen
n.v.t.
n.v.t.
div.
Bevoegde Autoriteiten Rijnvaart
X
Div. bevoegdheden
n.v.t.
n.v.t.
n.v.t
Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR)*
X
X
Afnemen div. mobiliteitsexamens
14.02
925
College voor toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden (Ctgb)
X
X
Besluitvorming omtrent de toelating van bestrijdingsmiddelen in Nederland
22.01
561
Commissie MER
X
Adviseert over de inhoud en kwaliteit van milieueffectrapporten
13.04
2.00
Dienst voor het Kadaster en de openbare registers*
X
X
Het bijhouden van de openbare registers en kadastrale registratie en het cartografisch weergeven van geografische basisgegevens. Het verstrekken van inlichtingen aan belanghebbenden
13.02
20.857
Dienst voor het Wegverkeer (RDW)*
X
X
Keuren en registreren voertuigen/onderdelen
14
n.v.t.
Havenbeheerders
X
Zorgdragen voor ontvangstinrichtingen voor scheepsafval
n.v.t.
n.v.t.
div.
Innovam Branche Kwalificatie Instituut van de stichting VAM (IBKI)*
X
X
Afnemen examen rij-instructeur, APK-keurmeester
n.v.t.
n.v.t.
Keuringsartsen Scheepvaart
X
Medische keuring
n.v.t.
n.v.t.
Keuringsinstanties Pleziervaartuigen
X
Keuren pleziervaartuigen
n.v.t.
n.v.t.
div.
Keuringsinstanties Scheepsuitrusting
X
Keuren scheepsuitrusting
n.v.t.
n.v.t.
div.
KIWA
X
Vergunningverlening voor ILT
div.
n.v.t.
Klassebureaus art. 6 Schepenwet en art. 6 en 3.1 Schepenbesluit 1965 en Binnenvaart
X
X
Classificeren van schepen
n.v.t.
n.v.t.
div.
Luchtverkeersleiding Nederland (LVNL)*
X
X
Luchtverkeersbegeleiding
17
n.v.t.
Nederlandse Emissieautoriteit*
X
Ondersteunen van de uitvoering van emissiehandel en de inzet van hernieuwbare energie in het vervoer en transport en het toezicht op de naleving van de regels op deze terreinen
19.01
n.v.t.
Nederlands Loodswezen BV
X
Faciliteren beloodsen schepen
18.01
n.v.t.
Nederlandse Loodsencorporatie (NLC)
div
div
Beloodsen van schepen
18.01
n.v.t.
ProRail
X
Beheren spoorinfrastructuur
16 HXII en
13.02 IF
2.342.516
Regionale Loodsencorporaties (RLC’s)
X
X
Beloodsen van schepen
18.01
n.v.t.
Rijkshavenmeester Rotterdam en Amsterdam
X
X
Havenverkeersleiding
n.v.t.
n.v.t.
Stichting Advisering Bestuursrechtspraak (StAB)
X
Het op verzoek van de bestuursrechter uitbrengen van onafhankelijke deskundigenberichten op het gebied van milieu, ruimtelijke ordening, water, bouw en schade
98
5.227
Stichting Airport Coordination Netherlands (SACN)*
X
Slottoewijzing luchtvaart
n.v.t.
n.v.t.
Stichting Buisleidingenstraat Nederland (LSNed)
X
LSNed beheert een obstakelvrij leidingentracé tussen de industriegebieden van Rotterdam en Moerdijk, in de richting van Vlissingen en Antwerpen.
n.v.t.
n.v.t.
Stichting Nationale en Internationale Wegvervoer Organisatie (NIWO)*
X
X
Afgeven vergunningen
14
n.v.t.
Stichting Scheepsafvalstoffen en Vaardocumenten Binnenvaart (SAB)
X
Afgeven olieafgifteboekje
18
n.v.t.
Stichting Vaarbewijs- en Marifoonexamens (VAMEX)*
X
X
Afnemen examen klein vaarbewijs
n.v.t.
n.v.t.
-
-
-
1)Organisaties met een (*) zijn onder de werking van de Kaderwet ZBO’s gebracht. Een groot aantal organisaties is deeltijd zbo/rwt.
-
-
-
-
2)Het overgrote deel van de onder IenM ressorterende zbo’s en rwt’s wordt gefinancierd vanuit tarieven. Om die reden is in de kolom begrotingartikel/begrotingsraming «niet van toepassing» opgenomen.
-
-
-
-
3)Voor de algemene toezichtvisie, ministeriële regelingen en sturingsvisies op zbo’s, zie de website van de Rijksoverheid33
-
Bijlage 4.2 Verdiepingsbijlage Beleidsartikel 11: Integraal waterbeleid Opbouw uitgaven vanaf de vorige ontwerpbegroting (x € 1.000)
11
Integraal waterbeleid
2015
2016
2017
2018
2019
2020
Stand ontwerpbegroting 2015
37.847
39.421
37.728
37.006
37.605
37.937
Mutatie Amendement 2015
0
0
0
0
0
0
Mutatie 1e suppletoire begroting 2015
-
-1.300
-
-757
-
-277
-
-276
-
-276
-
-276
Nieuwe mutaties
-
-1.164
7.309
6.183
5.140
5.097
5.151
Stand ontwerpbegroting 2016
35.383
45.973
43.634
41.870
42.426
42.812
Specificatie nieuwe mutaties (x € 1.000)
Uitgaven
2015
2016
2017
2018
2019
2020
11.01
Algemeen Waterbeleid
1.
Overboeking SZW
-
-1.263
Diversen
424
418
486
425
433
435
11.02
Waterveiligheid
Diversen
75
0
0
0
0
0
11.03
Grote oppervlaktewateren
Diversen
-
-400
-
-400
-
-400
-
-400
-
-450
-
-400
11.04
Integraal Waterbeleid
2.
Conversie beleidsartikelen 11 en 12
7.310
6.099
5.118
5.117
5.119
Diversen
-
-19
-
-2
-
-3
-
-3
-
-3
Totaal
-
-1.164
7.309
6.183
5.140
5.097
5.151
Ad 1. Overboeking aan het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Conform afspraak wordt het restbudget betreffende de subsidieregeling «Compensatie kinderopvang» voor waterschappen jaarlijks teruggeboekt naar SZW.
Ad 2. In het kader van de samenvoeging van artikel 11 Waterkwantiteit en 12 Waterkwaliteit worden middelen vanaf artikel 12 overgeboekt naar de nieuwe budgetplaats 11.04 Waterkwaliteit, van artikel 11 Integraal Waterbeleid (zie de toelichting in de groeiparagraaf).
Beleidsartikel 12: Waterkwaliteit Opbouw uitgaven vanaf de vorige ontwerpbegroting (x € 1.000)
12
Waterkwaliteit
2015
2016
2017
2018
2019
2020
Stand ontwerpbegroting 2015
6.225
7.685
6.474
5.493
5.492
5.494
Mutatie Amendement 2015
0
0
0
0
0
0
Mutatie 1e suppletoire begroting 2015
-
-660
-
-375
-
-375
-
-375
-
-375
-
-375
Nieuwe mutaties
590
-
-7.310
-
-6.099
-
-5.118
-
-5.117
-
-5.119
Stand ontwerpbegroting 2016
6.155
0
0
0
0
0
Specificatie nieuwe mutaties (x € 1.000)
Uitgaven
2015
2016
2017
2018
2019
2020
12.01
Waterkwaliteit
1.
Conversie RWS WKK Opdrachten
-
-7.310
-
-6.099
-
-5.118
-
-5.117
-
-5.119
Diversen
590
Totaal
590
-
-7.310
-
-6.099
-
-5.118
-
-5.117
-
-5.119
Ad 1. In het kader van de samenvoeging van artikel 11 Waterkwantiteit en 12 Waterkwaliteit worden middelen vanaf artikel 12 overgeboekt naar de nieuwe budgetplaats 11.04 Waterkwaliteit. Een toelichting op de samenvoeging van de artikelen 11 en 12 is opgenomen in de groeiparagraaf.
Beleidsartikel 13: Ruimtelijke ontwikkeling Opbouw uitgaven vanaf de vorige ontwerpbegroting (x € 1.000)
13
Ruimtelijke ontwikkeling
2015
2016
2017
2018
2019
2020
Stand ontwerpbegroting 2015
194.736
132.592
195.398
194.389
186.815
186.518
Mutatie Amendement 2015
-
-500
0
0
0
0
0
Mutatie 1e suppletoire begroting 2015
-
-81.116
757
297
126
126
176
Nieuwe mutaties
13.394
-
-21.116
-
-89.891
-
-86.213
-
-86.195
-
-86.191
Stand ontwerpbegroting 2016
126.514
112.233
105.804
108.302
100.746
100.503
Specificatie nieuwe mutaties (x € 1.000)
Uitgaven
2015
2016
2017
2018
2019
2020
13.01
Ruimtelijke instrumentarium
1.
BOA-opdrachten
-
-1.288
-
-930
-
-1.395
-
-1.453
-
-1.337
-
-1.337
Diversen
589
-
-872
-
-82
-
-24
-
-15
-
-13
13.02
Geo-informatie
2.
Bijdrage EZ PDOK en Basisregistraties
1.225
Diversen
1.570
285
135
0
0
0
13.03
Gebiedsontwikkeling
Diversen
277
-
-465
14
15
18
19
13.04
Ruimtegebruik bodem
3.
Kasschuif Bodem
46.752
-
-10.752
-
-12.000
-
-12.000
-
-12.000
4.
Decentralisatie Bodem (PF)
-
-35.988
-
-32.988
-
-27.988
-
-27.988
-
-27.988
Decentralisatie Bodem (GF)
-
-46.242
-
-46.242
-
-46.242
-
-46.242
-
-46.242
5.
BOA-opdrachten
2.311
930
1.395
1.453
1.337
1.337
Diversen
918
653
-
-1
1
7
8
13.05
Eenvoudig beter
6.
Claim OLO-3
2.800
7.
Eenvoudig Beter
7.600
14.296
8.
Diversen
-
-2.608
465
25
25
25
25
Totaal
13.394
-
-21.116
-
-89.891
-
-86.213
-
-86.195
-
-86.191
Ad. 1. Dit betreft met name financiering (via artikel 13.04) voor BoA (Beleidsondersteuning en Advies)-opdrachten die RWS uitvoert, hieronder vallen het stimuleringsprogramma Ruimtelijke Adaptatie, de bijdrage aan de Vlaams Nederlandse Schelde Commissie en een bijdrage voor de Rijksstructuurvisie Grevelingen-, Volkerak-,Zoommeer, Caribisch Nederland en opdrachten Klimaat, Lucht en Geluid.
Ad 2. De betreft de bijdrage van EZ voor de opdrachtverstrekking aan Geonovum en het Kadaster voor PDOK (Publieke Dienstverlening op de Kaart) en de opdracht aan het Kadaster voor Basisregistraties. De opdrachtverstrekkingen verlopen via het Ministerie van IenM.
Ad 3. Bij ontwerpbegroting 2015 heeft het kabinet besloten om in het jaar 2016 € 60 miljoen in mindering te brengen op artikel 13 Ruimtelijke Ontwikkeling, ten behoeve van het rijksbrede beeld. Om uitvoering te geven aan het bodembeleid, waarbij middelen worden gedecentraliseerd naar het Gemeente- en Provinciefonds voor de periode 2015-2020 (vastgelegd in het convenant «Bodem en Ondergrond» van 17 maart 2015), wordt een kasschuif via het Deltafonds doorgevoerd.
Ad 4. Het bodembeleid voor de periode 2016 - 2020 is opgenomen in het convenant «Bodem en Ondergrond 2016 - 2020». Dit convenant is ondertekend door het Rijk, het IPO, de VNG en de Unie van Waterschappen. Met de ondertekening van het convenant wordt de definitieve stap gezet naar de decentralisatie. Tevens vindt de uitfinanciering van oude afspraken plaats. Dit betreft bijvoorbeeld de rijksbijdrage aan het Rotterdamse gasfabriekprogramma in de periode 2016-2020 en de afkoop van de rijksbijdragen aan het Amsterdamse gasfabriekenprogramma, de Volgermeerpolder, aanpak asbest in het Gijmink in Overijssel en bodemsanering van het Thermphos-terrein in Zeeland. Zoals aangekondigd in de meicirculaires (Kamerstukken II, 2014-2015, 34 000 B, nr. 26 en Kamerstukken II, 2014-2015, 34 000 C, nr. 26), worden de middelen bij deze budgettaire nota overgeboekt.
Ad 5. Dit betreft met name de tegenboeking van hetgeen onder ad 1 is aangegeven.
Ad 6. Er worden extra middelen beschikbaar gesteld voor het tijdig (eind 2016) opleveren van het ICT-systeem voor OLO-3 dat voorwaardelijk is voor de implementatie van de Omgevingswet (Ow).
Ad 7. Binnen het programma Eenvoudig Beter wordt er gewerkt aan de stelselherziening van het omgevingsrecht en de implementatie van de Omgevingswet (uitvoeringsregelgeving). Hiertoe worden financiële middelen beschikbaar gesteld. Voor 2016 worden de middelen overgeboekt vanuit de voeding van het Infrastructuurfonds (€ 16 miljoen) en het Deltafonds (€ 4 miljoen). Hiervan betreft circa € 14,5 miljoen het programmadeel. Het resterende bedrag (circa € 5,5 miljoen) betreft het apparaatdeel.
Ad 8. Dit betreft met name in 2015 de financiering van de inzet vanuit RWS ten behoeve van de bouw van een nieuw geautomatiseerd systeem voor de uitvoering van de Wabo (Wet algemene bepalingen omgevingsrecht).
Beleidsartikel 14: Wegen en Verkeersveiligheid Opbouw uitgaven vanaf de vorige ontwerpbegroting (x € 1.000)
14
Wegen en verkeersveiligheid
2015
2016
2017
2018
2019
2020
Stand ontwerpbegroting 2015
32.043
32.654
33.272
28.331
28.328
28.331
Mutatie Amendement 2015
Mutatie 1e suppletoire begroting 2015
1.095
998
-
-92
1 326
163
162
Nieuwe mutaties
3.900
-
-238
-
-1.559
-
-508
-
-321
-
-121
Stand ontwerpbegroting 2016
37.038
33.414
31.621
29.149
28.170
28.372
Specificatie nieuwe mutaties (x € 1.000)
Uitgaven
2015
2016
2017
2018
2019
2020
14.01 Netwerk
1.
Amendement Hoogland c.s. fiets- en wandelroutes
500
Diversen
1.614
-
-238
-
-1.559
-
-508
-
-321
-
-121
14.02 Veiligheid
2.
CBR alcoholslot
1.786
Totaal
3.900
-
-238
-
-1.559
-
-508
-
-321
-
-121
Ad 1. Het amendement van het lid Hoogland c.s. van 24 november 2014 (Kamerstukken II, 2014-2015, 34 000, nr. 58) heeft het uitgavenbedrag van artikel 13 Ruimtelijke ontwikkeling verlaagd met € 0,5 miljoen en artikel 15 met eenzelfde bedrag verhoogd. Met dit amendement wordt € 0,5 miljoen ter beschikking gesteld voor het Wandelnet en het Fietsplatform voor onderhoud van de landelijke recreatieve routestructuren voor wandelen en fietsen. Omdat het fietsbeleid onderdeel is van het programma Beter Benutten wordt dit bedrag overgeheveld van artikel 15 naar artikel 14 Wegen en verkeersveiligheid.
Ad 2. De Raad van State heeft op 4 maart 2015 geoordeeld dat het CBR geen alcoholslotprogramma meer mag opleggen. Voor de financiële gevolgen van deze uitspraak zijn aanvullende middelen toegekend aan het CBR. De middelen worden ingezet om de feitelijke kosten te vergoeden aan de personen die een bezwaar- of beroepsprocedure hebben lopen tegen de oplegging van het alcoholslotprogramma. Daarnaast zijn additionele middelen benodigd voor aanpassingen in het kader van de Regeling Maatregelen Rijvaardigheid en Geschiktheid 2011 (RMRG 2011), zodat het CBR tijdelijk een andere bestuursrechtelijke maatregel kan opleggen in plaats van het alcoholslot (cursus over alcohol en verkeer of geschiktheidsonderzoek). Tot slot krijgt het CBR financiële compensatie voor de extra kosten die het CBR heeft gemaakt voor juridische ondersteuning.
Opbouw ontvangsten vanaf de vorige ontwerpbegroting (x € 1.000)
14
Wegen en verkeersveiligheid
2015
2016
2017
2018
2019
2020
Stand ontwerpbegroting 2015
6.782
6.782
6.782
6.782
6.782
6.782
Mutatie 1e suppletoire begroting 2015
-
-398
Nieuwe mutaties
478
0
0
0
0
0
Stand ontwerpbegroting 2016
6.862
6.782
6.782
6.782
6.782
6.782
Specificatie nieuwe mutaties (x € 1.000)
Ontvangsten
2015
2016
2017
2018
2019
2020
Diversen
478
Totaal
478
0
0
0
0
0
Beleidsartikel 15: OV-keten Opbouw uitgaven vanaf de vorige ontwerpbegroting (x € 1.000)
15
OV-keten
2015
2016
2017
2018
2019
2020
Stand ontwerpbegroting 2015
6.021
6.209
5.994
6.331
6.580
6.581
Mutatie Amendement 2015
500
Mutatie 1e suppletoire begroting 2015
-
-41
22
-
-87
-
-76
-
-271
-
-21
Nieuwe mutaties
-
-760
-
-96
-
-509
-
-184
-
-126
-
-54
Stand ontwerpbegroting 2016
5.720
6.135
5.398
6.071
6.183
6.506
Specificatie nieuwe mutaties (x € 1.000)
Uitgaven
2015
2016
2017
2018
2019
2020
15.01 OV-keten
1.
Amendement Hoogland c.s. fiets- en wandelroutes
-
-500
Diversen
-
-260
-
-96
-
-509
-
-184
-
-126
-
-54
Totaal
-
-760
-
-96
-
-509
-
-184
-
-126
-
-54
Ad 1. Het amendement van het lid Hoogland c.s. van 24 november 2014 (Kamerstukken II, 2014-2015, 34 000, nr. 58) heeft het uitgavenbedrag van artikel 13 Ruimtelijke ontwikkeling verlaagd met € 0,5 miljoen en artikel 15 met eenzelfde bedrag verhoogd. Met dit amendement wordt € 0,5 miljoen ter beschikking gesteld voor het Wandelnet en het Fietsplatform voor onderhoud van de landelijke recreatieve routestructuren voor wandelen en fietsen. Omdat het fietsbeleid onderdeel is van het programma Beter Benutten wordt dit bedrag overgeheveld naar Artikel 14 Wegen en verkeersveiligheid.
Opbouw ontvangsten vanaf de vorige ontwerpbegroting (x € 1.000)
15
OV-keten
2015
2016
2017
2018
2019
2020
Stand ontwerpbegroting 2015
0
0
0
0
0
0
Mutatie 1e suppletoire begroting 2015
122
Nieuwe mutaties
-
-122
0
0
0
0
0
Stand ontwerpbegroting 2016
0
0
0
0
0
0
Specificatie nieuwe mutaties (x € 1.000)
Ontvangsten
2015
2016
2017
2018
2019
2020
1.
Correctie ontvangstenraming
-
-122
Totaal
-
-122
0
0
0
0
0
Ad 1. Dit betreft een correctie van een onjuiste ontvangstenraming bij eerste suppletoire begroting 2015, zoals ook gemeld aan de Tweede Kamer bij beantwoording van de Kamervragen over de eerste suppletoire begroting 2015 (Kamerstukken II, 2014-2015, 34 210, nr. 3).
Beleidsartikel 16: Spoor Opbouw uitgaven vanaf de vorige ontwerpbegroting (x € 1.000)
16
Spoor
2015
2016
2017
2018
2019
2020
Stand ontwerpbegroting 2015
28.785
4.729
5.200
4.945
4.945
4.945
Mutatie Amendement 2015
Mutatie 1e suppletoire begroting 2015
10.090
9.017
-
-24
-
-15
-
-10
-
-10
Nieuwe mutaties
-
-2.347
10.250
8.879
-
-100
-
-65
-
-29
Stand ontwerpbegroting 2016
36.528
23.996
14.055
4.830
4.870
4.906
Specificatie nieuwe mutaties (x € 1.000)
Uitgaven
2015
2016
2017
2018
2019
2020
16.01 Spoor
1.
Opdrachten Spoor
2.153
2.
Kasschuif GSM-R
-
-4.500
4.500
3.
Overboeking GSM-R
5.800
9.200
Diversen
0
-
-50
-
-321
-
-100
-
-65
-
-29
Totaal
-
-2.347
10.250
8.879
-
-100
-
-65
-
-29
Ad 1. Voor de uitvoering van diverse opdrachten voor Spoor, waaronder voor Fyra, goederenvervoer, HSL en concessiebeheer zijn additionele middelen toegevoegd.
Ad 2. Dit betreft een aanpassing van het kasritme voor de subsidie GSM-R(ail). Deze subsidie wordt verstrekt voor de aanpassing of vervanging van treinradioapparatuur om zo de interferentieproblematiek bij ProRail en vervoerders door de uitrol van 3G- en 4G-netwerken te mitigeren.
Ad 3. Dit betreft een overboeking van middelen vanuit het Infrastructuurfonds artikel 13 Spoor voor de subsidieregeling GSM-R(ail). De uitgaven in het kader van deze subsidieregeling worden verantwoord op Hoofdstuk XII.
Opbouw ontvangsten vanaf de vorige ontwerpbegroting (x € 1.000)
16
Spoor
2015
2016
2017
2018
2019
2020
Stand ontwerpbegroting 2015
0
0
0
0
0
0
Mutatie 1e suppletoire begroting 2015
135
Nieuwe mutaties
-
-135
0
0
0
0
0
Stand ontwerpbegroting 2016
0
0
0
0
0
0
Specificatie nieuwe mutaties (x € 1.000)
Ontvangsten
2015
2016
2017
2018
2019
2020
Diversen
-
-135
Totaal
-
-135
0
0
0
0
0
Beleidsartikel 17: Luchtvaart Opbouw uitgaven vanaf de vorige ontwerpbegroting (x € 1.000)
17
Luchtvaart
2015
2016
2017
2018
2019
2020
Stand ontwerpbegroting 2015
23.759
25.370
16.136
11.780
11.778
8.759
Mutatie Amendement 2015
Mutatie 1e suppletoire begroting 2015
-
-639
-
-294
-
-181
-
-40
-
-29
-
-28
Nieuwe mutaties
3.651
-
-91
-
-769
-
-274
-
-170
-
-74
Stand ontwerpbegroting 2016
26.771
24.985
15.186
11.466
11.579
8.657
Specificatie nieuwe mutaties (x € 1.000)
Uitgaven
2015
2016
2017
2018
2019
2020
17.01
Luchtvaart
1.
Wettelijke taken, toezeggingen en Alderstafels
1.000
2.
Convenant Reduceren risico vogelaanvaringen Schiphol
1.900
Diversen
751
-
-91
-
-769
-
-274
-
-170
-
-74
Totaal
3.651
-
-91
-
-769
-
-274
-
-170
-
-74
Ad 1. Om te kunnen voldoen aan de wettelijke taken en toezeggingen aan het parlement en om de planning van de Alderstafels uit te voeren, zijn aanvullende middelen toegekend voor 2015.
Ad 2. Toevoeging uit de eindejaarsmarge voor de financiële vergoeding aan agrariërs voor het versneld onderploegen van graanresten na de oogst. Dit is één van de maatregelen uit het convenant Reduceren risico vogelaanvaringen Schiphol om de vogelaanvaringsproblematiek te verminderen.
Opbouw ontvangsten vanaf de vorige ontwerpbegroting (x € 1.000)
17
Luchtvaart
2015
2016
2017
2018
2019
2020
Stand ontwerpbegroting 2015
33.109
6.828
325
25
25
25
Mutatie 1e suppletoire begroting 2015
240
-
-200
-
-300
Nieuwe mutaties
62
2.683
0
0
0
0
Stand ontwerpbegroting 2016
33.411
9.311
25
25
25
25
Specificatie nieuwe mutaties (x € 1.000)
Ontvangsten
2015
2016
2017
2018
2019
2020
1.
Bijstelling ontvangsten overige Schipholprojecten
2.683
2.
Nationaal Lucht- en Ruimtevaartlaboratorium
62
Totaal
62
2.683
0
0
0
0
Ad 1. De ontvangsten uit de heffingen voor de overige Schipholprojecten zijn in 2013 en 2014 neerwaarts bijgesteld als gevolg van minder vliegbewegingen. Omdat de uitgaven voor de overige Schipholprojecten worden gefinancierd uit de heffingen, moeten deze ontvangsten alsnog in 2016 gerealiseerd worden.
Ad 2. In 2004 is door het toenmalige Ministerie van VenW een subsidie verstrekt voor de financiering van het sociaal plan van de Stichting Nationaal Lucht- en Ruimtevaartlaboratorium (NLR). In 2011 is het penvoerderschap NLR overgedragen aan het Ministerie van EZ. Met de overdracht is het aan de Minister van EZ om de subsidie definitief vast te stellen. Deze subsidie is nu vastgesteld op een lager bedrag dan het verstrekte voorschot, het verschil wordt door de NLR terugbetaald aan IenM.
Beleidsartikel 18: Scheepvaart en havens Opbouw uitgaven vanaf de vorige ontwerpbegroting (x € 1.000)
18
Scheepvaart en havens
2015
2016
2017
2018
2019
2020
Stand ontwerpbegroting 2015
4.732
4.777
4.847
4.835
4.834
4.835
Mutatie Amendement 2015
Mutatie 1e suppletoire begroting 2015
8.436
18.671
6.780
4.456
2.599
2.599
Nieuwe mutaties
-
-21
1.549
16.705
5.513
3.547
1.404
Stand ontwerpbegroting 2016
13.147
24.997
28.332
14.804
10.980
8.838
Specificatie nieuwe mutaties (x € 1.000)
Uitgaven
2015
2016
2017
2018
2019
2020
18.01
Scheepvaart en havens
1.
Topsector Logistiek
1.592
16.733
5.540
3.572
1.429
2.
Bijdrage ILT Marpol
-
-25
-
-25
-
-25
-
-25
-
-25
-
-25
Diversen
4
-
-18
-
-3
-
-2
0
0
Totaal
-
-21
1.549
16.705
5.513
3.547
1.404
Ad 1. Voor de in 2016 op te starten activiteiten voor de Topsector Logistiek worden middelen overgeheveld vanuit het Infrastructuurfonds en vanuit artikel 14, 15, 16 en 17 van HXII naar artikel 18. De uitgaven voor de Topsector Logistiek worden namelijk gecoördineerd en verantwoord op artikel 18. Het programma van de Topsector Logistiek is onderverdeeld in tien acties. De opdrachten worden op basis van het meerjarenprogramma via het programmasecretariaat van de topsector uitgezet.
Ad 2. Sinds 1 januari 2015 zijn de internationale emissie-eisen voor zwaveluitstoot in de zeevaart van kracht. Voor schepen die varen in de Sulphur Emission Control Areas (SECA) in Europa dient het zwavelgehalte van de scheepsbrandstof te worden teruggebracht. Handhaving van deze nieuwe eisen zorgt voor hogere laboratoriumuitgaven waarvoor de ILT een bijdrage ontvangt.
Opbouw ontvangsten vanaf de vorige ontwerpbegroting (x € 1.000)
18
Scheepvaart en havens
2015
2016
2017
2018
2019
2020
Stand ontwerpbegroting 2015
0
0
0
0
0
0
Mutatie 1e suppletoire begroting 2015
141
Nieuwe mutaties
-
-141
0
0
0
0
0
Stand ontwerpbegroting 2016
0
0
0
0
0
0
Specificatie nieuwe mutaties (x € 1.000)
Ontvangsten
2015
2016
2017
2018
2019
2020
Diversen
-
-141
Totaal
-
-141
0
0
0
0
0
Beleidsartikel 19: Klimaat Opbouw uitgaven vanaf de vorige ontwerpbegroting (x € 1.000)
19
Klimaat
2015
2016
2017
2018
2019
2020
Stand ontwerpbegroting 2015
59.915
52.747
51.506
50.053
49.305
49.311
Mutatie Amendement 2015
Mutatie 1e suppletoire begroting 2015
10.990
5.058
4.447
4.347
6.939
6.939
Nieuwe mutaties
13.507
-
-44
-
-511
-
-964
-
-3.838
-
-3.836
Stand ontwerpbegroting 2016
84.412
57.761
55.442
53.436
52.406
52.414
Specificatie nieuwe mutaties (x € 1.000)
Uitgaven
2015
2016
2017
2018
2019
2020
19.01
Tegengaan klimaatverandering
1.
Eindejaarsmarge
1.200
2.
Bijdrage RWS
1.937
996
996
996
996
996
3.
Takenoverdracht stimuleringsmaatregelen
-
-2.750
-
-2.750
Diversen
1.362
280
416
17
20
21
19.02
Internationaal beleid, coördinatie en samenwerking
4.
Eindejaarsmarge
5.100
5.
Opdrachten RIVM
3.785
Diversen
123
-
-1.320
-
-1.923
-
-1.977
-
-2.104
-
-2.103
Totaal
13.507
-
-44
-
-511
-
-964
-
-3.838
-
-3.836
Ad 1. Toevoeging uit de eindejaarsmarge vanwege het voorzetten van projecten van vorig jaar, met name in het kader van de subsidieverlening aan VNG.
Ad 2. Dit betreft de BOA financiering voor opdrachten die RWS uitvoert. Hieronder vallen onder andere de uitvoering van de SER-Klimaatagenda, Infomil industriële emissies, Rijden op Waterstof, het innovatieprogramma elektrisch rijden en het actieplan duurzaamheid brandstofmix.
Ad 3. De uitvoering van de stimuleringsmaatregelen MIA, VAMIL en Groen Beleggen is overgeheveld van artikel 19 Klimaat naar artikel 21 Duurzaamheid. Deze werkzaamheden sluiten beter aan op de algemene doelstelling van artikel 21. In het kader van de takenoverdracht worden de betreffende middelen overgeboekt van artikel 19 naar artikel 21. Voor de periode 2015-2018 zijn de middelen reeds overgeboekt in de eerste suppletoire begroting 2015.
Ad 4. Toevoeging uit de eindejaarsmarge vanwege het voorzetten van projecten van vorig jaar, met name in het kader van Interreg en ESA-ruimtevaart.
Ad 5. Dit betreffen overboekingen vanuit artikel 13, 17, 19, 20 en 22 naar artikel 19 in het kader van opdrachtverlening aan het RIVM. Op artikel 19 wordt de middelen aan het RIVM verantwoord.
Beleidsartikel 20: Lucht en Geluid Opbouw uitgaven vanaf de vorige ontwerpbegroting (x € 1.000)
20
Lucht en geluid
2015
2016
2017
2018
2019
2020
Stand ontwerpbegroting 2015
36.450
29.856
30.214
34.623
33.071
33.075
Mutatie Amendement 2015
Mutatie 1e suppletoire begroting 2015
-
-24
1.716
874
10.366
-
-1.194
-
-1.194
Nieuwe mutaties
-
-3.630
-
-589
-
-574
-
-10
-
-7
-
-7
Stand ontwerpbegroting 2016
32.796
30.983
30.514
44.979
31.870
31.874
Specificatie nieuwe mutaties (x € 1.000)
Uitgaven
2015
2016
2017
2018
2019
2020
20.01
Gezonde lucht en tegengaan geluidhinder
1.
Interne herschikking budgetten
-
-1.474
-
-310
-
-400
0
0
0
Diversen
-
-2.156
-
-279
-
-174
-
-10
-
-7
-
-7
Totaal
-
-3.630
-
-589
-
-574
-
-10
-
-7
-
-7
Ad 1. Deze herschikking betreft een overboeking naar artikel 19 Klimaat ten behoeve van de uitvoeringskosten op het beleidsterrein Duurzame Mobiliteit.
Beleidsartikel 21: Duurzaamheid Opbouw uitgaven vanaf de vorige ontwerpbegroting (x € 1.000)
21
Duurzaamheid
2015
2016
2017
2018
2019
2020
Stand ontwerpbegroting 2015
20.493
22.612
18.320
18.152
15.320
15.322
Mutatie Amendement 2015
1.000
Mutatie 1e suppletoire begroting 2015
-
-2.135
-
-286
862
874
-
-2.108
-
-2.108
Nieuwe mutaties
3.150
1.238
1.706
2.570
5.457
5.458
Stand ontwerpbegroting 2016
22.508
23.564
20.888
21.596
18.669
18.672
Specificatie nieuwe mutaties (x € 1.000)
Uitgaven
2015
2016
2017
2018
2019
2020
21.01
Afval en duurzaamheidsagenda
0
0
0
0
0
0
21.02
Preventie en milieugebruiksruimte
0
0
0
0
0
0
21.03
Ecosystemen en landbouw
0
0
0
0
0
0
21.04
Duurzaamheidsinstrumentarium
Diversen
35
-
-61
-
-60
-
-1
-
-1
-
-1
21.05
Duurzame productketens
1.
Afvalproblematiek Caribisch Nederland
1.000
2.
Takenoverdracht stimuleringsmaatregelen
2.750
2.750
Diversen
863
947
1.414
2.219
2.356
2.357
21.06
Natuurlijk kapitaal
3.
AGRO
1.900
Diversen
-
-648
352
352
352
352
352
Totaal
3.150
1.238
1.706
2.570
5.457
5.458
Ad 1. Toevoeging in het kader van financiële ondersteuning voor afvalpreventie en afvalscheiding op Caribisch Nederland.
Ad 2. De uitvoering van de stimuleringsmaatregelen MIA, VAMIL en Groen Beleggen is overgeheveld van artikel 19 Klimaat naar artikel 21 Duurzaamheid. Deze werkzaamheden sluiten beter aan op de algemene doelstelling van artikel 21. In het kader van de takenoverdracht worden de betreffende middelen overgeboekt van artikel 19 naar artikel 21. Voor de periode 2015-2018 zijn de middelen reeds overgeboekt in de eerste suppletoire begroting 2015.
Ad 3. Toevoeging voor de intensivering van diverse projecten in het kader van onderzoek naar intensieve veehouderij en het gebruik van bestrijdingsmiddelen in de akkerbouw.
Beleidsartikel 22: Omgevingsveiligheid en milieurisico’s Opbouw uitgaven vanaf de vorige ontwerpbegroting (x € 1.000)
22
Omgevingsveiligheid en milieurisico's
2015
2016
2017
2018
2019
2020
Stand ontwerpbegroting 2015
43.846
48.653
51.596
64.782
71.894
71.906
Mutatie Amendement 2015
-
-1.000
Mutatie 1e suppletoire begroting 2015
5.023
-
-4.383
-
-3.950
-
-4.232
-
-4.137
-
-4.237
Nieuwe mutaties
-
-16.215
-
-10.258
5.065
-
-7.408
-
-8.249
-
-1.647
Stand ontwerpbegroting 2016
31.654
34.012
52.711
53.142
59.508
66.022
Specificatie nieuwe mutaties (x € 1.000)
Uitgaven
2015
2016
2017
2018
2019
2020
22.01
Veiligheid chemische stoffen
1.
Bijdrage RWS
1.907
Diversen
-
-1.902
1.462
1.265
292
-
-578
-
-578
22.02
Veiligheid biotechnologie
0
0
0
0
0
0
22.03
Veiligheid bedrijven en transport
2.
Impuls Omgevingsveiligheid
-
-16.747
-
-15.775
3.
Asbestdaken
0
5.500
5.000
-
-6.500
-
-4.000
0
4.
Safety deals
2.600
0
0
0
-
-2.600
0
5.
Bijdrage RWS
-
-1.907
Diversen
-
-166
-
-1.445
-
-1.200
-
-1.200
-
-1.071
-
-1.069
Totaal
-
-16.215
-
-10.258
5.065
-
-7.408
-
-8.249
-
-1.647
Ad 1. Dit betreft een overboeking vanuit artikel 22.03 naar artikel 22.01 ten behoeve van opdrachten aan Rijkswaterstaat (RWS) in het kader van Chemische Stoffen.
Ad 2. Dit betreft een overboeking naar het Provinciefonds ten behoeve van het Programma Impuls Omgevingsveiligheid (IOV) 2015-2018.
Ad 3. Budgettaire ophoging ten behoeve van de stimuleringsregeling asbestcementdaken en -gevelplaten die per 1 januari 2016 van kracht wordt. Het betreft een verschuiving binnen de meerjarenramingen.
Ad 4. Dit betreft middelen ten behoeve van het aangaan van veiligheidscoalities, zogenoemde saftey deals. Deze veiligheidscoalities worden gevormd in het kader van de verbetering van de omgevingsveiligheid in de chemische industrie.
Ad 5. Dit betreft een overboeking vanuit artikel 22.03 naar artikel 22.01 ten behoeve van opdrachten aan Rijkswaterstaat (RWS) in het kader van Chemische Stoffen.
Beleidsartikel 23: Meteorologie, seismologie en aardobservatie Opbouw uitgaven vanaf de vorige ontwerpbegroting (x € 1.000)
23
Meteorologie, seismologie en aardobservatie
2015
2016
2017
2018
2019
2020
Stand ontwerpbegroting 2015
39.914
41.527
45.086
36.664
36.659
36.665
Mutatie Amendement 2015
Mutatie 1e suppletoire begroting 2015
165
Nieuwe mutaties
-
-1.648
-
-8.094
-
-3.075
8.380
12.325
1.880
Stand ontwerpbegroting 2016
38.431
33.433
42.011
45.044
48.984
38.545
Specificatie nieuwe mutaties (x € 1.000)
Uitgaven
2015
2016
2017
2018
2019
2020
23.01 Meteorologie en seismologie
1.
Herverdeling eenheidsprijzen kantoren
1.961
1.961
1.961
1.961
1.961
2.
Herschikking budgetten
2.900
1.100
760
760
760
760
Diversen
206
-
-158
-
-161
-
-163
-
-163
-
-163
23.02 Aardobservatie
3.
Herschikking budgetten
-
-2.900
-
-1.100
-
-760
-
-760
-
-760
-
-760
4.
Kasschuif
-
-1.945
-
-10.000
-
-5.000
6.500
10.445
Diversen
91
103
125
82
82
82
Totaal
-
-1.648
-
-8.094
-
-3.075
8.380
12.325
1.880
Ad 1. Betreft de verrekening van huisvestingsbudgetten in verband met de financiële gevolgen van de masterplannen en stelselherziening van de rijkshuisvesting door RVB.
Ad 2 en 3. Voor uitgaven met betrekking tot de vervanging neerslagradar, reken- en opslaginfrastructuur, open data en informatiebeveiliging en dienstverlening met betrekking tot veiligheidsregio’s is het budget tussen Meteorologie en seismologie (23.01) en aardobservatie (23.02) herschikt.
Ad 4. De bij KNMI door te schuiven middelen betreffen gelden die bestemd zijn voor het EU-programma EUMETSAT (weersatellieten). De Nederlandse bijdrage loopt via KNMI. De bijdrage van Nederland aan dit programma is in latere jaren nodig dan was geraamd (programma loopt trager). De middelen worden om deze reden op artikel 23 van KNMI doorgeschoven naar latere jaren.
Beleidsartikel 24: Handhaving en toezicht Opbouw uitgaven vanaf de vorige ontwerpbegroting (x € 1.000)
24
Handhaving en toezicht
2015
2016
2017
2018
2019
2020
Stand ontwerpbegroting 2015
110.047
107.471
104.448
102.169
102.164
102.170
Mutatie Amendement 2015
Mutatie 1e suppletoire begroting 2015
-
-2.933
-
-3.306
-
-4.110
-
-4.264
-
-4.264
-
-4.264
Nieuwe mutaties
9.219
6.490
4.581
4.699
4.700
4.700
Stand ontwerpbegroting 2016
116.333
110.655
104.919
102.604
102.600
102.606
Specificatie nieuwe mutaties (x € 1.000)
Uitgaven
2015
2016
2017
2018
2019
2020
24.01 Handhaving en toezicht
1.
Uniformering ICT
4.300
2.200
100
2.
Correctie n.a.v. overboeking KFD
4.100
4.100
4.100
4.100
4.100
4.100
Diversen
819
190
381
599
600
600
Totaal
9.219
6.490
4.581
4.699
4.700
4.700
Ad 1. Als gevolg van de fusie tussen de VROM-inspectie en de Inspectie VenW tot ILT in 2012 zijn verschillende werkprocessen en een divers ICT-landschap ontstaan (zie Kamerbrief over de aanpak van ICT-vraagstukken bij de Inspectie Leefomgeving en Transport van 5 september 2014 (Kamerstukken II, 2013-2014, 26 643, nr. 326)). ILT ontvangt hiervoor een bijdrage in de kosten.
Ad 2. Dit betreft een correctieboeking. Met de overdracht van de Kernfyschische dienst naar ANVS dit jaar zijn de betreffende middelen uit artikel 24 gehaald terwijl dat artikel 97 moest zijn.
Beleidsartikel 25: Brede doeluitkering Opbouw uitgaven vanaf de vorige ontwerpbegroting (x € 1.000)
25
Brede doeluitkering
2015
2016
2017
2018
2019
2020
Stand ontwerpbegroting 2015
1.782.405
1.825.530
1.809.209
1.795.339
1.795.236
1.792.492
Mutatie Amendement 2015
Mutatie 1e suppletoire begroting 2015
91.001
0
0
0
0
0
Nieuwe mutaties
6.185
-
-972.842
-
-955.690
-
-940.341
-
-940.292
-
-938.939
Stand ontwerpbegroting 2016
1.879.591
852.688
853.519
854.998
854.944
853.553
Specificatie nieuwe mutaties (x € 1.000)
Uitgaven
2015
2016
2017
2018
2019
2020
25.01
Brede doeluitkering
1.
Decentralisatie Limburg
0
0
6.000
6.000
6.000
6.000
2.
Lenteakkoord
0
7.500
10.000
3.
Maaslijn
0
1.314
7.234
7.234
7.234
7.234
4.
Heerlen - Aken
0
2.000
3.500
1.000
5.
Decentralisatie Zwolle - Enschede
238
6.289
13.489
6.289
6.289
6.289
6.
Loon- en prijsbijstelling 2015
5.947
6.049
6.012
5.950
5.945
5.933
7.
Decentralisatie BDU naar Provinciefonds
-
-995.994
-
-1.001.925
-
-966.814
-
-965.760
-
-964.395
Totaal
6.185
-
-972.842
-
-955.690
-
-940.341
-
-940.292
-
-938.939
Ad 1. De stoptreindiensten Roermond - Maastricht Randwyck en Sittard - Heerlen maken per 11 december 2016 geen onderdeel meer uit van het hoofdrailnet, maar van de regionale (multimodale) vervoerconcessie in Limburg. De decentralisatie van deze twee diensten verloopt voor IenM budgetneutraal. De concessieprijs voor het hoofdrailnet is verhoogd. Het bedrag waar de concessieprijs voor het hoofdrailnet mee wordt verhoogd, is beschikbaar gesteld aan de provincie Limburg ten behoeve van de exploitatie van de twee diensten. De middelen worden overgeboekt vanaf het Infrastructuurfonds naar artikel 25 BDU en vervolgens via het Provinciefonds beschikbaar gesteld aan de provincie, in verband met de decentralisatie van de BDU.
Ad 2. Dit betreft een overboeking aan de provincie Gelderland voor de in het Lenteakkoord van 2012 afgesproken bijdrage aan vier regionale spoorlijnen in Oost-Nederland. De middelen worden overgeboekt vanaf het Infrastructuurfonds naar artikel 25 BDU en vervolgens via het Provinciefonds beschikbaar gesteld aan de provincie, in verband met de decentralisatie van de BDU.
Ad 3. De provincie Limburg ontvangt via de BDU een totale bijdrage van € 30,25 miljoen voor de elektrificatie van de Maaslijn. De middelen worden overgeboekt vanaf het Infrastructuurfonds naar artikel 25 BDU en vervolgens via het Provinciefonds beschikbaar gesteld aan de provincie, in verband met de decentralisatie van de BDU.
Ad 4. Op het spoortraject Heerlen - Aken wordt het baanvak Landgraaf - grens geëlektrificeerd. In het Bestuurlijk Overleg MIRT van november 2013 is overeengekomen dat Rijk en Regio hiervoor gezamenlijk € 15 miljoen beschikbaar stellen. De middelen worden overgeboekt vanaf het Infrastructuurfonds naar artikel 25 BDU en vervolgens via het Provinciefonds beschikbaar gesteld aan de provincie, in verband met de decentralisatie van de BDU.
Ad 5. De provincie Overijssel ontvangt via de BDU een exploitatiebijdrage voor de gedecentraliseerde treindienst Zwolle - Enschede. De middelen worden overgeboekt vanaf het Infrastructuurfonds naar artikel 25 BDU en vervolgens via het Provinciefonds beschikbaar gesteld aan de provincie, in verband met de decentralisatie van de BDU.
Ad 6. Dit betreft de verdeling van de loon- en prijsbijstelling.
Ad 7. Met ingang van 1 januari 2015 is de Wet afschaffing plusregio’s in werking getreden. Deze wet maakt een einde aan de verplichte samenwerking in zeven plusregio’s. In deze wet is tevens de decentralisatie van de BDU wettelijk geregeld. Met ingang van 2016 worden de voor de provincies bestemde BDU-middelen toegevoegd aan het Provinciefonds. De BDU-middelen voor de Metropoolregio Rotterdam Den Haag en de Stadsregio Amsterdam worden niet gedecentraliseerd naar het Provinciefonds en blijven verstrekt worden via de begroting van IenM.
Beleidsartikel 26: Bijdrage investeringsfondsen Opbouw uitgaven vanaf de vorige ontwerpbegroting (x € 1.000)
26
Bijdrage investeringsfondsen
2015
2016
2017
2018
2019
2020
Stand ontwerpbegroting 2015
6.453.944
6.670.619
7.011.539
6.477.778
6.578.486
6.723.128
Mutatie Amendement 2015
Mutatie 1e suppletoire begroting 2015
-
-405.136
70.544
-
-6.029
60.239
149.918
-
-552
Nieuwe mutaties
-
-169.789
-
-365.942
-
-400.224
87.520
-
-43.373
-
-56.023
Stand ontwerpbegroting 2016
5.879.019
6.375.221
6.605.280
6.625.537
6.685.031
6.666.553
Specificatie nieuwe mutaties (x € 1.000)
Uitgaven
2015
2016
2017
2018
2019
2020
26.01 Infrafonds
1.
DBFM conversie A12 Ede-Grijsoord
-
-59.124
-
-14.952
14.321
8.041
6.933
6.411
2.
DBFM conversie A9 Gaasperdammerweg
-
-44.587
-
-134.735
-
-316.328
175.140
44.352
29.455
3.
DBFM conversie Keersluis Limmel
-
-27.473
-
-694
-
-36
4.841
1.890
1.857
4.
Decentralisatie BDU: Heerlen-Aken
-
-2.000
-
-3.500
-
-1.000
5.
Decentralisatie BDU: Lenteakkoord
-
-7.500
-
-10.000
6.
Decentralisatie BDU: Maaslijn
-
-1.314
-
-7.234
-
-7.234
-
-7.234
-
-7.234
7.
Decentralisatie BDU: Zwolle-Enschede
-
-6.289
-
-13.489
-
-6.289
-
-6.289
-
-6.289
8.
Decentralisatie Limburg
-
-6.000
-
-6.000
-
-6.000
-
-6.000
9.
Eenvoudig Beter
-
-16.037
10.
Generieke Digitale Infrastructuur (GDI)
-
-4.329
-
-3.908
-
-3.366
-
-2.712
-
-2.765
11.
GSM-R interferentie
-
-5.800
-
-9.200
12.
Herverdeling eenheidsprijzen kantoren
-
-3.807
-
-3.806
-
-3.806
-
-3.924
-
-4.044
13.
Loonbijstelling 2015
2.468
2.359
2.265
2.201
2.183
2.183
14.
Prijsbijstelling 2015
20.652
19.825
21.599
19.843
20.659
22.003
15.
Raming Infrastructuurfonds
-
-65.000
15.000
-
-100.000
-
-100.000
-
-100.000
16.
RSP 2015 BZK/Provinciefonds
-
-64.560
17.
RSP 2015 MinFin/BCF
-
-2.550
18.
SAP centralisatiebeheer
-
-2.000
-
-4.000
-
-4.000
-
-4.000
-
-4.000
19.
Topsector Logistiek 2016
-
-1.295
-
-13.607
-
-4.504
-
-2.904
-
-1.162
20.
Verdeling Netwerkoverstijgende Kosten
-
-37.023
-
-32.606
-
-29.428
-
-28.358
-
-28.332
21.
Kasschuif t.b.v. rijksbrede beeld
-
-40.000
40.000
Diversen
46
14
-
-737
-
-737
-
-737
-
-737
26.02 Deltafonds
22.
Eenvoudig Beter
-
-4.009
23.
Generieke Digitale Infrastructuur (GDI)
-
-908
-
-657
-
-540
-
-389
-
-362
24.
Kasschuif Bodem
-
-46.752
10.752
12.000
12.000
12.000
25.
Loonbijstelling 2015
573
556
548
569
569
564
26.
Prijsbijstelling 2015
4.766
4.409
3.977
3.545
3.364
3.281
27.
Raming Deltafonds
-
-35.000
-
-115.000
28.
SAP centralisatiebeheer
-
-500
-
-1.000
-
-1.000
-
-1.000
-
-1.000
29.
Verdeling Netwerkoverstijgende Kosten
37.023
32.606
29.428
28.358
28.332
Diversen
-
-184
-
-184
-
-184
-
-134
-
-184
Totaal
-
-169.789
-
-365.942
-
-400.224
87.520
-
-43.373
-
-56.023
26.01 Bijdrage aan het Infrastructuurfonds
Ad 1. In 2014 is de DBFM-aanbesteding van het project A12 Ede-Grijsoord afgerond. De budgettaire reeksen worden omgezet om aan de beschikbaarheidsvergoedingen te kunnen voldoen.
Ad 2. In 2014 is de DBFM-aanbesteding van het project A9 Gaasperdammerweg, onderdeel van het programma A1/A6/A9 Schiphol-Amsterdam-Almere, afgerond. De budgettaire reeksen worden omgezet om aan de beschikbaarheidsvergoedingen te kunnen voldoen.
Ad 3. In 2014 is de DBFM-aanbesteding van het project Nieuwe Keersluis Limmel afgerond. De budgettaire reeksen worden omgezet om aan de beschikbaarheidsvergoedingen te kunnen voldoen.
Ad 4. De middelen voor de BDU worden overgeheveld naar het Provinciefonds met uitzondering van de middelen voor de Metropoolregio Rotterdam Den Haag en de Stadsregio Amsterdam. Met ingang van 1 januari 2015 is de Wet afschaffing plusregio’s in werking getreden, waarin tevens de decentralisatie van de BDU wettelijk is geregeld die per 1 januari 2016 plaats zal vinden. Bij ontwerpbegroting 2016 worden de reeksen met voor de provincies bestemde BDU-middelen overgeheveld naar het Provinciefonds. Ten behoeve van de decentralisatie van de BDU wordt budget overgeboekt van Infrastructuurfonds artikel 13 Spoorwegen naar Hoofdstuk XII artikel 25 BDU voor het project Heerlen-Aken.
Ad 5. Ten behoeve van de decentralisatie van de BDU wordt budget overgeboekt van Infrastructuurfonds artikel 13 Spoorwegen naar Hoofdstuk XII artikel 25 BDU voor het project lenteakkoordimpuls voor vier spoorlijnen in Oost-Nederland.
Ad 6. Ten behoeve van de decentralisatie van de BDU wordt budget overgeboekt van Infrastructuurfonds artikel 14 Regionaal/lokale infrastructuur naar Hoofdstuk XII artikel 25 BDU voor het project Maaslijn.
Ad 7. Ten behoeve van de decentralisatie van de BDU wordt budget overgeboekt van Infrastructuurfonds artikel 14 Regionaal/lokale infrastructuur naar Hoofdstuk XII artikel 25 BDU voor het project Zwolle-Enschede.
Ad 8. De stoptreindiensten Roermond - Maastricht Randwyck en Sittard - Heerlen maken per 11 december 2016 geen onderdeel meer uit van het hoofdrailnet, maar van de regionale (multimodale) vervoerconcessie in Limburg. De decentralisatie van deze twee diensten verloopt voor IenM budgetneutraal. De concessieprijs voor het hoofdrailnet is verhoogd aangezien het om onrendabele diensten gaat. Het bedrag waar de concessieprijs voor het hoofdrailnet mee wordt verhoogd wordt via het Provinciefonds beschikbaar gesteld aan de provincie Limburg ten behoeve van de exploitatie van de twee diensten. Hiervoor wordt budget overgeboekt van Infrastructuurfonds artikel 13 Spoorwegen naar Hoofdstuk XII artikel 25 BDU.
Ad 9. Voor de stelselherziening van het omgevingsrecht en de implementatie van de Omgevingswet (uitvoeringsregelgeving) wordt er in 2016 € 16,0 miljoen vanuit de voeding van het Infrastructuurfonds overgeboekt naar diverse (beleids)artikelen op de begroting Hoofdstuk XII. De beschikbare investeringsruimte op het Infrastructuurfonds neemt hierdoor met € 16,0 miljoen af.
Ad 10. De afgelopen jaren is de druk op het gebruik van de Generieke Digitale Infrastructuur (GDI) sterk toegenomen. Hierdoor zijn er tekorten ontstaan in de financiering. Om deze problematiek van een oplossing te voorzien is in 2014 de Nationaal Commissaris Digitale Overheid (NCDO) benoemd. Onder regie van de NCDO is onder andere besloten tot interdepartementale versleuteling van de tekorten op de bestaande voorzieningen binnen de GDI. Conform dat besluit heeft IenM bij eerste suppletoire begroting 2015 middelen overgeboekt naar het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties vanuit de begroting Hoofdstuk XII. Voor de verrekening binnen IenM wordt in totaal € 39,2 miljoen vanuit de voeding van het Infrastructuurfonds overgeboekt naar artikel 99 Nominaal en Onvoorzien op de begroting Hoofdstuk XII. De beschikbare investeringsruimte op het Infrastructuurfonds neemt hierdoor met € 39,2 miljoen af.
Ad 11. Dit betreft een overboeking van middelen van Infrastructuurfonds artikel 13 Spoorwegen naar Hoofdstuk XII artikel 16 Spoor voor de subsidieregeling GSM-R. De uitvoering van de subsidieregeling GSM-R is reeds gestart en dient te worden verantwoord op Hoofdstuk XII. Hiervoor is in totaal € 30,0 miljoen beschikbaar gesteld. Het gereserveerde IenM aandeel staat nog op Infrastructuurfonds artikel 13 Spoorwegen. Om de reeds gedane toezeggingen in de Staatscourant en richting RVO te kunnen verantwoorden op Hoofdstuk XII dient het IenM aandeel naar Hoofdstuk XII te worden overgeboekt.
Ad 12. Dit betreft de verrekening van huisvestingsbudgetten in verband met de financiële gevolgen van de masterplannen en stelselherziening van de rijkshuisvesting door het RVB.
Ad 13. Dit betreft de verwerking van de loonbijstelling 2015.
Ad 14. Dit betreft de toevoeging van de aan het Infrastructuurfonds uitgekeerde prijsbijstelling 2015.
Ad 15. Sinds enige jaren wordt er op de artikelen bij Wegen en Vaarwegen met een overprogrammering gewerkt om zeker te stellen dat de beschikbare middelen ook jaarlijks worden uitgeput. Bij deze begroting wordt het gebruik van dit instrument verder uitgebreid naar het Spoorartikel en het Deltafonds. Over de periode 2016-2020 wordt zo eenmalig € 100 miljoen per jaar vrijgespeeld. Via een kasschuif worden deze middelen in de periode 2021-2025 weer aan de fondsbegrotingen toegevoegd. Dit was mogelijk zonder consequenties op het lopende programma. Vanaf 2026 zal er een structurele ramingsbijstelling van € 100 miljoen per jaar worden toegepast.
Ad 16. Dit betreft de verwerking van een drietal overboekingen van Infrastructuurfonds artikel 14 Regionaal/lokale infrastructuur naar BZK/Provinciefonds van in totaal € 64,6 miljoen:
-
-
-
1.Het regiodeel van het Ruimtelijk Economisch Programma, onderdeel binnen het Regiospecifiek Pakket (RSP), is indertijd geparkeerd op de begroting van IenM. IenM stort, in lijn met 2010, 2011, 2012 en 2014 delen van dit budget in het Provinciefonds. BZK publiceert in haar circulaire vervolgens onder het kopje Decentralisatie-uitkering RSP hoe hoog over 2015 de uitkering aan de provincies Groningen, Fryslân, Drenthe en Flevoland zal zijn (€ 16,1 miljoen).
-
-
-
-
2.Voor een aantal Concrete projecten binnen het Regiospecifiek Pakket Zuiderzeelijn, vervult Noord Nederland de rol van contracterende partij. Om deze rol te kunnen vervullen stort IenM, in lijn met 2010, 2011 en 2012 delen van het taakstellende budget in het Provinciefonds. BZK publiceert in haar circulaire vervolgens onder het kopje Decentralisatie-uitkering RSP hoe hoog de uitkering over 2015 zal zijn (€ 27,1 miljoen)
-
-
-
-
3.Voor het project FlorijnAs, Concreet project binnen het Regiospecifiek Pakket Zuiderzeelijn, vervult de gemeente Assen de rol van contracterende partij. Om deze rol te kunnen vervullen stort IenM, in lijn met 2010, 2011, 2012 en 2014 delen van het taakstellende budget in het Gemeentefonds. BZK publiceert in haar circulaire vervolgens onder het kopje Decentralisatie-uitkering RSP hoe hoog de uitkering over 2015 zal zijn (€ 21,4 miljoen).
-
Ad 17. Voor een aantal Concrete projecten binnen het Regiospecifiek Pakket Zuiderzeelijn, vervult Noord Nederland de rol van contracterende partij. Om deze rol te kunnen vervullen stort IenM delen van het taakstellende budget in het Provinciefonds. 5% van de uitkering wordt toegevoegd aan het BTW-compensatiefonds.
Ad 18. Dit betreft het aandeel van RWS voor het SAP Beheer dat centraal wordt gefinancierd op de begroting Hoofdstuk XII.
Ad 19. Voor de in 2016 op te starten activiteiten Topsector Logistiek wordt in totaal € 23,5 miljoen vanuit de voeding van het Infrastructuurfonds overgeboekt naar beleidsartikel 18 Scheepvaart en Havens op de begroting Hoofdstuk XII. De beschikbare investeringsruimte op het Infrastructuurfonds neemt hierdoor met € 23,5 miljoen af.
Ad 20. Op Infrastructuurfonds artikelonderdeel 18.08 Netwerkoverstijgende Kosten waren de netwerkoverstijgende apparaatskosten (inclusief afschrijving en rente) en overige netwerkoverstijgende kosten van RWS verantwoord. Het gaat hierbij om zowel de kosten die met de overhead van RWS gemoeid zijn als bepaalde onderdelen van Landelijke taken die een netwerk overstijgend karakter kennen. Deze kosten hebben niet alleen betrekking op de activiteiten die verricht worden voor het Infrastructuurfonds, maar hebben tevens betrekking op de activiteiten voor het Deltafonds. Deze middelen worden nu toegewezen aan artikel 12 Hoofdwegennet en artikel 15 Hoofdvaarwegennet van het Infrastructuurfonds en aan artikel 5 Netwerkgebonden kosten en overige uitgaven van het Deltafonds. Dit betreft de overboeking van het Infrastructuurfonds naar het Deltafonds.
Ad 21. Dit betreft een kasschuif ten behoeve van het rijksbrede financiële beeld. De meerjarige programmering wordt hierop niet aangepast.
26.02 Bijdrage aan het Deltafonds
Ad 21. Voor de stelselherziening van het omgevingsrecht en de implementatie van de Omgevingswet (uitvoeringsregelgeving) wordt er in 2016 € 4,0 miljoen vanuit de voeding van het Deltafonds overgeboekt naar diverse (beleids)artikelen op de begroting Hoofdstuk XII. De investeringruimte op het Deltafonds neemt hierdoor met € 4,0 miljoen af.
Ad 22. De afgelopen jaren is de druk op het gebruik van de Generieke Digitale Infrastructuur (GDI) sterk toegenomen. Hierdoor zijn er tekorten ontstaan in de financiering. Om deze problematiek van een oplossing te voorzien is in 2014 de Nationaal Commissaris Digitale Overheid (NCDO) benoemd. Onder regie van de NCDO is onder andere besloten tot interdepartementale versleuteling van de tekorten op de bestaande voorzieningen binnen de GDI. Conform dat besluit heeft IenM bij eerste suppletoire begroting 2015 middelen overgeboekt naar het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties vanuit de begroting Hoofdstuk XII. Voor de verrekening binnen IenM wordt in totaal € 5,8 miljoen vanuit de voeding van het Deltafonds overgeboekt naar artikel 99 Nominaal en Onvoorzien op de begroting Hoofdstuk XII. De beschikbare investeringsruimte op het Deltafonds neemt hierdoor met € 5,8 miljoen af.
Ad 23. Op artikel 13.04 Ruimtegebruik bodem van Hoofdstuk XII worden de bijdragen aan medeoverheden voor het Meerjarenprogramma bodem verantwoord. In het convenant «Bodem en Ondergrond» van 17 maart 2015 zijn de afspraken over de decentralisatie van die middelen naar het Gemeente- en Provinciefonds voor de periode 2016-2020 vastgelegd. Bij ontwerpbegroting 2015 is besloten om in het jaar 2016 € 60 miljoen in mindering te brengen op deze reeks ten behoeve van het rijksbrede beeld. Om te voorkomen dat de uitvoering van het bodemsaneringsbeleid in 2016 hierdoor wordt bemoeilijkt, wordt de reeks door middel van een kasschuif aangepast Deze kasschuif wordt gefaciliteerd door het Deltafonds.
Ad 24. Dit betreft de verwerking van de loonbijstelling 2015.
Ad 25. Dit betreft de toevoeging van de aan het Deltafonds uitgekeerde prijsbijstelling 2015.
Ad 26. Sinds enige jaren wordt er op de artikelen bij Wegen en Vaarwegen met een overprogrammering gewerkt om zeker te stellen dat de beschikbare middelen ook jaarlijks worden uitgeput. Bij deze begroting wordt het gebruik van dit instrument uitgebreid naar het Spoorartikel en het Deltafonds. Hierdoor wordt over de periode 2016-2020 zo eenmalig € 100 miljoen per jaar vrijgespeeld. Via een kasschuif worden deze middelen in de periode 2021-2025 weer aan de fondsbegrotingen toegevoegd. Het Deltafonds draagt in de periode tot en met 2020 in totaal € 150 miljoen aan deze kasschuif bij. Deze middelen vloeien terug in 2022.
Ad 27. Dit betreft het aandeel van RWS voor het SAP Beheer dat centraal wordt gefinancierd op de begroting Hoofdstuk XII.
Ad 28. Op Infrastructuurfonds artikelonderdeel 18.08 Netwerkoverstijgende Kosten waren de netwerkoverstijgende apparaatskosten (inclusief afschrijving en rente) en overige netwerkoverstijgende kosten van RWS verantwoord. Het gaat hierbij om zowel de kosten die met de overhead van RWS gemoeid zijn als bepaalde onderdelen van Landelijke taken die een netwerk overstijgend karakter kennen. Deze kosten hebben niet alleen betrekking op de activiteiten die verricht worden voor het Infrastructuurfonds, maar hebben tevens betrekking op de activiteiten voor het Deltafonds. Deze middelen worden nu toegewezen aan artikel 12 Hoofdwegennet en artikel 15 Hoofdvaarwegennet van het Infrastructuurfonds en aan artikel 5 Netwerkgebonden kosten en overige uitgaven van het Deltafonds. Dit betreft de overboeking van het Infrastructuurfonds naar het Deltafonds.
Niet-beleidsartikel 97: Algemeen departement Opbouw uitgaven vanaf de vorige ontwerpbegroting (x € 1.000)
97
Algemeen departement
2015
2016
2017
2018
2019
2020
Stand ontwerpbegroting 2015
45.445
46.831
44.479
45.763
44.010
44.013
Mutatie Amendement 2015
Mutatie 1e suppletoire begroting 2015
1.359
-
-1.595
-
-900
-
-1.625
-
-700
-
-1.000
Nieuwe mutaties
4.706
502
221
226
232
235
Stand ontwerpbegroting 2016
51.510
45.738
43.800
44.364
43.542
43.248
Specificatie nieuwe mutaties (x € 1.000)
Uitgaven
2015
2016
2017
2018
2019
2020
97.01 Algemeen departement
1.
Regeringsvliegtuig
2.246
2.
ANVS
4.032
4.032
4.032
4.032
4.032
4.032
3.
Correctie n.a.v. overboeking KFD
-
-4.100
-
-4.100
-
-4.100
-
-4.100
-
-4.100
-
-4.100
4.
Diversen
2.528
570
289
294
300
303
Totaal
4.706
502
221
226
232
235
Ad 1. Voor het onderhoud aan motoren, toegenomen gebruik van het regeringsvliegtuig en de marktverkenning vervanging regeringsvliegtuig zijn er hogere uitgaven voor het regeringsvliegtuig in 2015.
Ad 2. In de ministerraad van 24 januari 2014 is besloten om de expertise op het gebied van nucleaire veiligheid en stralingsbescherming van het Ministerie van IenM en het Ministerie van EZ samen te voegen tot de Autoriteit Nucleaire Veiligheid en Stralingsbescherming (ANVS) en onder te brengen bij het Ministerie van IenM. Dit betreft de bijdrage van EZ voor de uitgaven op programma ten behoeve van ANVS.
Ad 3. Dit betreft een correctieboeking. Met de overdracht van de Kernfyschische dienst naar ANVS dit jaar zijn de betreffende middelen uit artikel 24 gehaald terwijl dat artikel 97 moest zijn.
Opbouw ontvangsten vanaf de vorige ontwerpbegroting (x € 1.000)
97
Algemeen departement
2015
2016
2017
2018
2019
2020
Stand ontwerpbegroting 2015
3.373
3.373
3.373
3.373
3.373
3.373
Mutatie 1e suppletoire begroting 2015
-
-1.100
-
-1.100
-
-1.100
-
-1.100
-
-1.100
-
-1.100
Nieuwe mutaties
1.109
-
-279
-
-279
-
-279
-
-279
-
-279
Stand ontwerpbegroting 2016
3.382
1.994
1.994
1.994
1.994
1.994
Specificatie nieuwe mutaties (x € 1.000)
Ontvangsten
2015
2016
2017
2018
2019
2020
1.
Omboeking ontvangsten
-
-279
-
-279
-
-279
-
-279
-
-279
-
-279
2.
Surplus eigen vermogen agentschappen
1.388
Totaal
1.109
-
-279
-
-279
-
-279
-
-279
-
-279
Ad 1. Op artikel 97 komen er ontvangsten binnen die betrekking hebben op het apparaat. Hiertoe worden de middelen overgebracht naar artikel 98 Apparaat van het kerndepartement voor een correcte verantwoording van de middelen.
Ad 2. Bij eerste suppletoire begroting is voorgesteld om het surplus van het eigen vermogen van de agentschappen op artikel 99 te plaatsen. Artikel 99 is een technisch artikel waarop geen ontvangsten worden verantwoord. Derhalve worden de ontvangsten op artikel 97 overgebracht.
Niet-beleidsartikel 98: Apparaatsuitgaven kerndepartement Opbouw uitgaven vanaf de vorige ontwerpbegroting (x € 1.000)
98
Apparaatsuitgaven kerndepartement
2015
2016
2017
2018
2019
2020
Stand ontwerpbegroting 2015
300.273
293.725
253.520
254.316
255.639
251.595
Mutatie Amendement 2015
Mutatie 1e suppletoire begroting 2015
28.323
24.816
19.348
20.129
18.892
19.048
Nieuwe mutaties
3.323
21.607
12.075
12.091
12.330
12.496
Stand ontwerpbegroting 2016
331.919
340.148
284.943
286.536
286.861
283.139
Specificatie nieuwe mutaties (x € 1.000)
Uitgaven
2015
2016
2017
2018
2019
2020
98.01
Personeel
1.
Herverdeling budgetten ANVS
-
-7.096
-
-6.276
-
-5.673
-
-5.516
-
-5.516
-
-5.516
2.
Bijdrage EZ ANVS
1.747
1.747
1.747
1.908
1.908
1.908
3.
Extra inzet PBL
1.400
1.400
1.400
1.400
1.400
4.
Randstad Perspectief
1.600
2.500
2.320
5.
Implementatie Omgevingswet
5.500
Diversen
2.455
850
2.097
766
1.691
1.678
98.02
Materieel
6.
Herverdeling budgetten ANVS
5.260
5.540
5.410
5.253
5.253
5.253
7.
Bijdrage EZ ANVS
2.351
2.351
2.351
2.190
2.190
2.190
8.
Centraal betaalde uitgaven ICT
7.630
9.
Generieke Digitale infrastructuur
-
-182
9.000
10.
Bijdrage extra kosten Inspectie Leefomgeving en Transport
-
-4.509
-
-2.602
-
-706
-
-808
-
-808
-
-808
11.
Centtralisatie SAP-beheer
3.892
6.392
6.392
6.392
6.392
12.
Afboeking ontvangstenreeks
-
-1.683
-
-1.683
-
-1.683
-
-1.683
-
-1.683
-
-1.683
13.
Herverdeling eenheidsprijzen Masterplan huisvesting
1.495
1.494
1.460
1.578
1.698
14.
Randstad Perspectief
-
-1.600
-
-2.500
-
-2.320
Diversen
-
-2.650
393
-
-754
729
-
-75
-
-16
Totaal
3.323
21.607
12.075
12.091
12.330
12.496
Ad 1. De verlaging betreft een herverdeling (naar 98.02 en naar artikel 97) van de bij eerste suppletoire begroting overgeboekte bijdragen vanuit EZ en ILT met betrekking tot de Autoriteit Nucleaire Veiligheid en Stralingsbescherming (ANVS). Deze dienst valt per 1 januari 2015 onder IenM.
Ad 2. Vanuit EZ zijn per 1 januari 2015 het RVO/Stralingslab en de directie NIV overgegaan in de ANVS en vanuit de ILT is de Kernfysische Dienst overgegaan. De verhoging betreft de bijdrage vanuit EZ in de personele kosten.
Ad 3. Dit betreft middelen van PBL die worden ingezet voor tijdelijk aangestelde capaciteit. PBL krijgt hiervoor ontvangsten binnen van derden (EU, VN, OECD, IDDRI) als bijdragen aan onderzoek. Bij eerste suppletoire begroting zijn de verplichtingen reeds geaccordeerd.
Ad 4. De kosten voor de Randstadregeling Perspectief BD (personeel), in het kader van de invulling van de taakstelling, worden voor de jaren 2015 en 2016 gedekt uit het daarvoor bestemde transitiebudget en voor het jaar 2017 uit het budget corporate organisatie ontwikkeling (98.02) zie ook ad 13.
Ad 5. Binnen het programma Eenvoudig Beter wordt er gewerkt aan de stelselherziening van het omgevingsrecht en de implementatie van de Omgevingswet (uitvoeringsregelgeving). Hiertoe worden financiële middelen beschikbaar gesteld. Waarvan € 5,5 miljoen in 2016 ten gunste van dit artikel. Voor 2016 worden de middelen overgeboekt vanuit de voeding van het Infrastructuurfonds (€ 16 miljoen) en het Deltafonds (€ 4 miljoen). Het resterende bedrag (circa € 14,5 miljoen) betreft het programmadeel.
Ad 6. De verhoging betreft een herverdeling (vanuit 98.01) van de bij eerste suppletoire begroting overgeboekte bijdragen vanuit EZ en ILT met betrekking tot de Autoriteit Nucleaire Veiligheid en Stralingsbescherming (ANVS). Deze dienst valt per 1 januari 2015 onder IenM.
Ad 7. Vanuit EZ zijn per 1 januari 2015 het RVO/Stralingslab en de directie NIV overgegaan in de ANVS en vanuit de ILT is de Kernfysische Dienst overgegaan. De verhoging betreft de bijdrage vanuit EZ in de materiële kosten.
Ad 8. Een deel van de centraal betaalde uitgaven voor ICT en facilitaire dienstverlening vindt plaats ten behoeve van agentschappen. Hiervoor vindt een interne verrekening plaats door middel van facturering, zie ook de ontvangsten.
Ad 9. Dit betreft enerzijds de verrekening van de bijdrage 2015 voor de dekking van de kosten Generieke Digitale Infrastructuur (GDI) ten behoeve van de ontwikkeling van een solide en toekomstbestendige digitale overheid. Deze kosten zijn bij eerste suppletoire begroting voorlopig technisch van artikel 99 afgeboekt. Anderzijds betreft het de bijdrage van Financiën uit de Aanvullende post GDI van vrijgegeven middelen door het Bureau Digicommissaris, ten behoeve van het MSW (in 2015 € 4,5 miljoen en in 2016 € 9 miljoen).
Ad 10. Dit betreft een bijdrage aan de Inspectie voor Leefomgeving en Transport met name voor ICT-uitgaven.
Ad 11. In 2013 is besloten tot de centrale betaling van de kosten voor het beheer van het bedrijfsvoeringssysteem SAP. Met ingang van 2016 worden de bijdragen vanuit de Agentschappen overgedragen.
Ad 12. In de begroting van IenM is een structurele ontvangstenreeks opgenomen waar geen ontvangsten op binnen komen. Vermoedelijk is dit ontstaan bij conversies tijdens de fusie van VenW en VROM tot IenM. Om te voorkomen dat dit probleem jaarlijks terug komt, wordt de ontvangstenreeks afgeboekt. Dit betreft de bijbehorende correctie voor de uitgaven.
Ad 13. Dit betreft de interne verrekening van huisvestingsbudgetten naar aanleiding van de financiële gevolgen van de masterplannen en stelselherziening van de rijkshuisvesting door RVB.
Ad 14. De kosten voor de Randstadregeling Perspectief BD (personeel), in het kader van de invulling van de taakstelling, worden voor de jaren 2015 en 2016 gedekt uit het daarvoor bestemde transitiebudget en voor het jaar 2017 uit het budget corporate organisatie ontwikkeling. Zie ook ad 4.
Opbouw ontvangsten vanaf de vorige ontwerpbegroting (x € 1.000)
98
Apparaatsuitgaven kerndepartement
2015
2016
2017
2018
2019
2020
Stand ontwerpbegroting 2015
2.434
2.434
2.434
2.434
2.434
2.434
Mutatie 1e suppletoire begroting 2015
10.991
1.100
1.100
1.100
1.100
1.100
Nieuwe mutaties
6.226
-
-4
-
-4
-
-4
-
-4
-
-4
Stand ontwerpbegroting 2016
19.651
3.530
3.530
3.530
3.530
3.530
Specificatie nieuwe mutaties (x € 1.000)
Ontvangsten
2015
2016
2017
2018
2019
2020
1.
Afboeking ontvangstenreeks
-
-1.683
-
-1.683
-
-1.683
-
-1.683
-
-1.683
-
-1.683
2.
Centraal betaalde uitgaven ICT
7.630
3.
Extra inzet PBL
1.400
1.400
1.400
1.400
1.400
Diversen
279
279
279
279
279
279
Totaal
6.226
-
-4
-
-4
-
-4
-
-4
-
-4
Ad 1. In de begroting van IenM is een structurele ontvangstenreeks opgenomen waar geen ontvangsten op binnen komen. Vermoedelijk is dit ontstaan bij coverversies tijdens de fusie van VenW en VROM tot IenM. Om te voorkomen dat dit probleem jaarlijks terug komt, wordt de ontvangstenreeks afgeboekt. Dit betreft de bijbehorende correctie voor de uitgaven.
Ad 2. Een deel van de centraal betaalde uitgaven voor ICT en facilitaire dienstverlening vindt plaats ten behoeve van agentschappen. Hiervoor vindt een interne verrekening plaats door middel van facturering, zie ook de ontvangsten.
Ad 3. Dit betreft middelen van PBL die worden ingezet voor tijdelijk aangestelde capaciteit. PBL krijgt hiervoor ontvangsten binnen van derden (EU, VN, OECD, IDDRI) als bijdragen aan onderzoek. Bij eerste suppletoire begroting zijn de verplichtingen reeds geaccordeerd.
Niet-Beleidsartikel 99: Nominaal en onvoorzien Opbouw uitgaven vanaf de vorige ontwerpbegroting (x € 1.000)
99
Nominaal en onvoorzien
2015
2016
2017
2018
2019
2020
Stand ontwerpbegroting 2015
8.593
510
-
-2.065
2.149
4.743
4.743
Mutatie Amendement 2015
Mutatie 1e suppletoire begroting 2015
55.493
29.811
33.968
29.855
31.351
32.573
Nieuwe mutaties
-
-64.086
-
-30.296
-
-31.903
-
-30.055
-
-35.396
-
-32.773
Stand ontwerpbegroting 2016
0
25
0
1.949
698
4.543
Specificatie nieuwe mutaties (x € 1.000)
Uitgaven
2015
2016
2017
2018
2019
2020
99.01
Nominaal en onvoorzien
1.
Generieke Digitale Infrastructuur
5.591
6.235
5.738
5.127
4.230
4.230
2.
Toedeling Eindejaarsmarge
-
-23.212
-
-2.400
3.
Toedeling Loon- en prijsbijstelling
-
-37.584
-
-36.046
-
-37.306
-
-34.982
-
-35.581
-
-36.803
4.
Kasschuif KNMI
3.845
-
-3.845
5.
Toedeling Nominaal en Onvoorzien
-
-12.726
-
-485
2.065
-
-200
-
-200
-
-200
Totaal
-
-64.086
-
-30.296
-
-31.903
-
-30.055
-
-35.396
-
-32.773
Ad 1. Voor de digitale voorzieningen in het kader van de Generieke Digitale Infrastructuur heeft IenM middelen overgeboekt naar het Ministerie van Binnenlandse Zaken vanuit artikel 99 Nominaal en Onvoorzien. Dit betreft de versleuteling over de IenM begrotingen.
Ad 2. Bij eerste suppletoire begroting is het voordelig saldo voor 2014 via de eindejaarsmarge aan de IenM begroting Hoofdstuk XII toegevoegd. Bij Ontwerpbegroting 2016 is de eindejaarmarge verdeeld binnen Hoofdstuk XII.
Ad 3. Bij eerste suppletoire begroting is de loon- en prijsbijstelling voor alle IenM begrotingen voorlopig technisch op artikel 99 geparkeerd. Bij Ontwerpbegroting 2016 zijn deze middelen verdeeld over de IenM begrotingen.
Ad 4. Middels artikel 99 wordt een kasschuif gefaciliteerd om het kasritme van de EUMETSAT programma’s op artikel 23 Meteorologie, seismologie en aardobservatie in het juiste kasritme te krijgen.
Ad 5. Artikel 99 biedt ruimte om tekorten in het jaar 2015 te dekken. Het betreft onder meer de financiering van de tekorten op artikel 13 voor Eenvoudig Beter en Omgevingsloketonline en artikel 21 voor Agro en afval problematiek. Verder wordt het negatieve budget op artikel 99 in 2017 opgelost.
Bijlage 4.3 Moties en toezeggingen Moties
Bron
Omschrijving
Bewindspersoon
Stand van zaken
VAO Verkeersveiligheid en CBR
03-07-2008
Motie Madlener 29 398-112 over regels voor dekking van examencentra door heel Nederland.
Minister IenM
De Minister van IenM heeft in 2014 ingestemd met een nieuw locatiebeleid van CBR dat thans wordt geïmplementeerd. Hierin wordt rekening gehouden met de bereikbaarheid.
VAO initiatiefnota Koopmans «De grenzen voorbij»
22-04-2010
Motie Anker/Mastwijk 32 351-8 over meenemen van de inbouw van ERTMS in de infrastructuur.
Stas IenM
Na voorkeursbeslissing ERTMS (Kamerstukken II, 2013-2014, 33 652, nr. 14) is gestart met de planuitwerkingsfase. Daar wordt deze motie in meegenomen.
VAO Eenvoudig beter 23-11-2011
Motie De Rouwe/Houwers 31 953-45 verzoekt de regering naast een vereenvoudiging van het omgevingsrecht gelijktijdig te onderzoeken hoe met deze vereenvoudiging een verbetering en herziening van landelijk verplichte onderzoeken en inhoudelijke (milieu)normen plaats kan vinden, zonder dat daadwerkelijk belangrijke voorwaarden op het gebied van cultuur en milieu in het geding komen.
Minister IenM
Deze motie wordt meegenomen bij de vormgeving van het Besluit Kwaliteit Leefomgeving.
Debat Ontwerpbesluit wijziging Crisis- en herstelwet
26-01-2012
Gewijzigde motie Van Veldhoven 32 127-154 verzoekt de regering in gesprekken met het bevoegd gezag en de exploitant erop aan te dringen dat zij onderzoeken met welke maatregelen, zoals bijvoorbeeld het aanbrengen van een oxidatielaag, extra methaanuitstoot kosteneffectief kan worden teruggebracht.
Minister IenM
De TK wordt na ondertekening van de Green Deal in oktober 2015 geïnformeerd.
Debat Wet Basisnet (32 862)
14-06-2012
Motie Jansen 32 862-43 verzoekt de regering, binnen een jaar een voorstel aan de Kamer te doen om het toezicht op de externe veiligheid bij het spoor in één hand te brengen.
Stas IenM
Er is een bestuurlijke tafel ingericht om voor emplacementen tot een landelijke aanpak te komen. Naar verwachting kan de Kamer
1 oktober 2015 worden geïnformeerd.
VAO Vervoers-concessie Hoofdrailnet
20-12-2012
Motie Van Veldhoven c.s. 29 984-350 verzoekt de regering, na vijf jaar de ervaringen van de op dat moment reeds gedecentraliseerde lijnen in kaart te brengen en hierbij de wenselijkheid van het decentraliseren van aanvullende verbindingen te verkennen, en tevens te evalueren of een eventuele openbare aanbesteding van het hoofdrailnet vanaf 2025 in het belang van de reiziger is.
Stas IenM
De ervaringen met decentralisatie worden conform motie in kaart gebracht bij de midterm review.
Het convenant tussen IenM en de provincie Limburg en de nieuwe vervoerconcessie bevatten bepalingen voor het uitvoeren van een evaluatie.
VAO Zee- en binnenvaart
14-03-2013
Motie Remco Dijkstra c.s 31 409-51 verzoekt de regering om, in IMO-verband te ijveren voor een systeem waarbij verladers niet verplicht worden tot het wegen van containers, maar ervoor te pleiten dat er alternatieven voor het vaststellen van het juiste gewicht van containers worden ontwikkeld en tevens om met de sector in overleg te treden over een uitvoerbare en minder kostbare methode ter bevordering van veilig vervoer van containers.
Minister IenM
In de vergadering van IMO/MSC november 2014 is de tekst goedgekeurd en zal 1,5 jaar later (juli 2016) van kracht zal worden. Belangrijk element daarbij is de nauwkeurigheid waarmee de massa van de container bepaald / berekend kan worden.
NO MIRT Infra
08-04-2013
Motie De Boer/Kuiken 33 400-A-95 verzoekt de regering om eerst sluitende afspraken te maken met de regio over de dekking van de exploitatieverliezen voor de 1e fase, het zogenaamde voorloopbedrijf waarbij zonder infrastructurele investeringen een diesel-IC moet gaan rijden vanaf 2014 danwel de huidige Euregiobaan wordt voortgezet;
overwegende dat aansluitend voor de tweede fase maximaal 18 miljoen euro extra benodigd is voor de infrastructuur tussen Heerlen en Herzogenrath;
verzoekt de regering tevens, als voorwaarde hierbij afspraken te maken over de tweede fase met betrokken partijen (provincie Limburg, de Duitse overheid en vervoerders) over de noodzakelijke stappen om een geëlektrificeerde IC-verbinding te realiseren en als de plannen nader uitgewerkt zijn afspraken te maken over de daarvoor benodigde kosteneffectieve infrastructurele investeringen en de verdeling van de exploitatieverliezen om de IC tussen Eindhoven-Heerlen-Aken op een verantwoorde manier te kunnen laten rijden.
Stas IenM
Met bijlage 1. bij de brief aan de Kamer van 18 november 2013 over de uitkomsten van het MIRT-overleg is de Kamer geïnformeerd over de afspraken die er gemaakt zijn tussen IenM en de provincie Limburg over de elektrificatie van de grensoverschrijdende verbinding naar Aken. Zodra de elektrificatie gereed is (ws. voorjaar 2018) zal de sneltrein Maastricht-Heerlen-Aken gaan rijden. De studie naar de mogelijkheid en haalbaarheid van een IC- verbinding naar Aken is ver gevorderd en wordt nog in 2015 afgerond. Inzet daarbij is de Kamer nog voor het AO MIRT van eind 2015 over de uitkomst van de studie te informeren.
VAO Grondstoffen en afval
05-06-2013
Motie Van Gerven 30 872-140 spreekt uit dat met de industrie harde afspraken moeten worden gemaakt om te komen tot een snelle overschakeling naar biologisch afbreekbare plastics als verpakkingsmateriaal.
Stas IenM
Er wordt samen met EZ een beleidsvisie opgesteld, gereed eind 2015.
VAO Gewasbescherming
01-07-2013
Motie Schouw-Jacobi 27 858-206 verzoekt de regering, de voor- en nadelen in kaart te brengen van het verplichten van een emissiereductieplan als de waterkwaliteitsnorm gehanteerd bij toelating van een gewasbeschermingsmiddel ruimer is dan de waterkwaliteitsnorm van de KRW.
Stas IenM
De Kamer wordt naar verwachting na het zomerreces 2015 geïnformeerd.
VAO Gewasbescherming
01-07-2013
Motie Geurts 27 858-205 verzoekt de regering, de Kamer na twee jaar te informeren over de voortgang in de verbetering van de waterkwaliteit alvorens nadere maatregelen te treffen.
Stas IenM
Volgens planning wordt de ontwerpwijziging van het Activiteitenbesluit in 2015 voorgehangen aan de Tweede Kamer; inwerkingtreding zou medio 2016 moeten plaatsvinden. De Tweede Kamer zal vervolgens conform motie medio 2018 geïnformeerd worden.
VAO Natura 2000 inclusief Westerschelde
01-10-2013
Motie Geurts 32 760-77 verzoekt de regering, de beschermde zones als gevolg van de Kader-richtlijn Mariene Strategie, te evalueren met het oog op de sociaaleconomische impact van het sluiten van grote delen van de Noordzee voor vissers.
Minister IenM
De informatie waarnaar wordt gevraagd, komt beschikbaar met maatregelenprogramma KRM, wat weer vrijkomt met NWP-inspraak.
De Kamer zal naar verwachting begin 2016 worden geïnformeerd.
VAO Biobrandstoffen
03-10-2013
Motie Dik-Faber 32 813-65 verzoekt de regering om, met ingang van 2014 jaarlijks op bedrijfsniveau te rapporteren over de aard, herkomst en duurzaamheid van de bio-energie die energiebedrijven op de markt brengen.
Stas IenM
In de 2e helft van het jaar verschijnt een openbare rapportage op bedrijfsniveau over de aard, herkomst en duurzaamheid van de bio-energie die de energiebedrijven op de markt brengen. De Kamer wordt uiterlijk eind december 2015 hierover geïnformeerd.
VAO Groene groei 05-11-2013
Motie Dik-Faber 33 034-19 verzoekt de regering, samen met genoemde instanties te onderzoeken wat een sociaal- en verkeersveilig lichtniveau is zodat genoemde normen en richtlijnen kunnen worden aangepast om lichtvervuiling tegen te gaan en de Kamer te informeren over de onderzoeksresultaten en de vertaling daarvan in aangepaste normen.
Stas IenM
Het gevraagde onderzoek wordt verricht door NSVV. Resultaten worden verwacht in oktober 2015. Daarna worden deze met een begeleidende brief naar de Kamer gestuurd.
Begrotings
behandeling IenM 05-11-2013
Motie Dik-Faber 33 750-XII-45 verzoekt de regering, zich in Brussel hard te maken voor het ten spoedigste, en uiterlijk in 2017, geldig worden van emissie-eisen voor ultrafijnstof voor bromfietsen, kwalitatief gelijk aan het niveau van personenauto».
Stas IenM
De motie ondersteunt de inzet van de Staatssecretaris in Europa.
Begrotings
behandeling IenM 05-11-2013
Motie Dik-Faber 33 750-XII-46 verzoekt de regering, de controle op voertuigeisen van bromfietsen aanzienlijk te verscherpen, zowel op papier als in de praktijk, om zo een halt toe te roepen aan de verkoop van bromfietsen die feitelijk niet aan de wetgeving voldoen.
Stas IenM
Er is een wetstraject in gang gezet waarbij onder meer het sanctiestelsel in het licht van Verordening (EU) 186/2013 i zal worden bezien. Daarin zal hetgeen qua uitbreiding van de handhaving nog mogelijk is, in art. 34 van de Wvw 1994 worden meegenomen.
VAO OV, taxi en OV-chipkaart
26-11-2013
Motie Dik-Faber/De Boer 23 645-553 verzoekt de regering, de transformatie richting ov-chip 2.0 maximaal te stimuleren door zo spoedig mogelijk maar uiterlijk 1 januari 2016 te bewerkstelligen dat:
-
1.TLS het ov-chipkaartplatform opent zodat ook aanbieders van andere betaalsystemen, zoals Touch & Travel, efficiënt gebruik kunnen maken van bestaande controle en in- en uitcheckapparatuur;
-
2.Een systeem van roaming mogelijk wordt onder toezicht van de ACM, zodat elke partij die vervoer wil aanbieden, capaciteit kan inkopen en/of verrekenen bij ov-bedrijven en vrij is om deze ingekochte capaciteit aan te bieden tegen zelf vorm te geven reisproducten en prijzen, zoals kilometerbundels met een tarief voor trein, tram en bus.
Stas IenM
De eerste stappen in transformatie zijn: opstellen van gezamenlijke visie op OV-betalen, herpositionering TLS en inrichten van toezicht op OV-betaalmarkt. Zodra deze stappen gezet zijn kan de OV-betaalmarkt zich verder ontwikkelen en is er zicht op welke innovaties op welke termijn mogelijk zijn.
AO Grondstoffen en afval
26-11-2013
Motie Van Gerven 30 872-153 verzoekt de regering, in overleg met de kunststofrecyclers in kaart te brengen welke mogelijkheden er zijn om de kwalitatieve resultaten van de recycling te verbeteren, welke belemmeringen er zijn om dit in praktijk te brengen en de Kamer voor 1 mei 2014 te informeren over hoe de mogelijkheden beter zijn te benutten.
Stas IenM
De Kamer wordt uiterlijk 31 december 2015 geïnformeerd.
Parlementair agenda punt [25-11-2013] - MIRT
Motie De Rouwe cs. 33 750-A-31 Verzoekt de regering om samen met de verantwoordelijke decentrale overheden de uitwerking van de Toekomstagenda voor Snelfietsroutes te ondersteunen, zodat maatregelenten behoeve van het fietsgebruik onderdeel kunnen zijn van het programma Beter Benutten en daarna kunnen de uitkomsten bij het MIRT-overleg worden besproken.
Minister IenM
In het kader van motie De Rouwe c.s. (Kamerstukken II, 2013-2014, 33 750 A, nr. 31) kan voorts worden gemeld dat veel regio’s plannen uitwerken voor het realiseren van snelfietsroutes of ontbrekende schakels in snelfietsroutes. In de meeste gevallen moet nog een verdere uitwerking plaatsvinden voordat definitief kan worden besloten over de uitvoering. In de meeste gevallen vindt definitieve besluitvorming in het najaar plaats.
De Kamer wordt over de voortgang van het vervolgprogramma geïnformeerd bij gelegenheid van het overleg over het MIRT in het najaar.
NO MIRT
25-11-2013
Motie Van Veldhoven/Dik-Faber 33 750-A-55 verzoekt de regering, bij de herziening van de OEI-richtlijnen te onderzoeken hoe de MKBA-systematiek op deze punten, waar wenselijk, zou kunnen worden gemoderniseerd.
Minister IenM
Het Ministerie van EZ organiseert voor de zomer 2015 in samenwerking met o.a. het Planbureau voor de Leefomgeving een workshop over de natuur-aspecten die - als een uitwerking van de Algemene Leidraad MKBA van december 2013 - in een MKBA Werkwijzer Natuur moeten worden opgenomen. Daar zal de actuele stand van zaken rond mogelijkheden en methoden voor identificatie, kwantificering en monetarisering van natuur-effecten (kosten en baten) deel van uitmaken. Bij deze uitwerking zal ook gebruik worden gemaakt van de ervaringen, die zijn en worden opgedaan in het TEEB-NL programma (tot 2014) en de opvolger daarvan: het programma Natuurlijk Kapitaal Nederland (NKN) van het PBL (2014-2016). De resultaten van de projecten in het NKN programma komen achtereenvolgens vanaf het voorjaar 2015 beschikbaar en worden geconsolideerd in een Syntheserapport, dat voorjaar 2016 uit zal komen.
VAO Spoor
29-01-2014
Motie Van Tongeren/Van Veldhoven 29 984-449 verzoekt de regering om, gevaarlijke stoffen bij voorkeur te vervoeren over de Betuweroute en te monitoren wanneer van dit principe wordt afgeweken.
Stas IenM
De Tweede Kamer is op 14 oktober 2014 geïnformeerd over het maatregelenpakket bouwperiode derde spoor. Hierin is aangegeven dat het streven is zoveel mogelijk gevaarlijke stoffen via de Betuweroute te vervoeren.
VAO Spoor
29-01-2014
Motie Van Tongeren/Van Veldhoven 29 984-451 verzoekt de regering om, samen met de NS te bezien of het mogelijk is om als tussenoplossing in elk geval laadpalen op de stations en perrons te plaatsen waar reizigers hun tablets, telefoons en laptops kunnen opladen.
Stas IenM
Mede op basis van de kostenopgave van NS voor het realiseren van stopcontacten in de tweede klas van de Intercity’s zal de Staatssecretaris in 2015 in samenspraak met vervoerders en ProRail een besluit nemen over zowel stopcontacten in treinen als oplaadpalen op stations. Deze kostenopgave ontvangt IenM rond de zomer 2015 van NS.
VAO Spoor
29-01-2014
Motie Van Veldhoven/De Rouwe 29 984-462 verzoekt de regering, in kaart te brengen welke gevolgen de tijdelijke toename van goederenvervoer op deze trajecten betekent voor de toename van geluid, trillingen en veiligheidsrisico’s, en in overleg met gemeenten en provincies die te maken krijgen met dit toenemend goederenvervoer, te zorgen voor maatregelen die deze overlast zo veel mogelijk beperken; verzoekt de regering tevens, de Kamer hierover bij de uitwerking van het gehele maatregelenpakket in het najaar van 2014 te informeren.
Stas IenM
De Kamer is op 14 oktober 2014 geïnformeerd over het maatregelenpakket bouwperiode derde spoor. Hierin is aangegeven dat er geregeld contact is met betrokken gemeentes. Decentrale overheden zijn vertegenwoordigd in de stuurgroep. In eerstvolgende voortgangsbrief zal uitgebreider worden ingegaan op de gevolgen voor de omgeving en evt. maatregelen.
VAO Duurzaam hout
20-02-2014
Motie Van Veldhoven c.s. 30 196-238 verzoekt de regering, te garanderen dat de TPAC bij deze toets met bijbehorend veldonderzoek ook vertegenwoordigers van inheemse volkeren en lokale milieuorganisaties consulteert, in het bijzonder JOAS, de Jaringan Orang Asal SeMalaysia (The Indigenous Peoples Network of Malaysia) en MNS, de Malaysian Nature Society.
Stas IenM
De Tweede Kamer wordt uiterlijk 1 maart 2016 geïnformeerd.
VAO Duurzaam hout
20-02-2014
Motie Van Veldhoven c.s. 30 196-239 verzoekt de regering, in overleg met de Malaysian Timber Certification Council een tijdsgebonden stappenplan op te zetten om ervoor te zorgen dat het MTCS-keurmerk binnen twee jaar volledig voldoet aan de door de TPAC vier geconstateerde tekortkomingen in het eindoordeel van TPAC over MTCS (d.d. 22 oktober 2010) en op die manier dus ook volledig voldoet aan inkoopcriteria duurzaamheid van de rijksoverheid; verzoekt de regering tevens, te bewerkstelligen dat deze eindevaluatie van TPAC binnen twee jaar wordt afgerond en dat daarbij geen uitloop zal zijn; verzoekt de regering voorts, te garanderen dat indien de TPAC over twee jaar constateert dat MTCS nog niet op alle vier de eerder genoemde punten voldoet aan de inkoopcriteria van de rijksoverheid voor duurzaam hout dit er toe zal leiden dat hout met het MTSC-keurmerk niet langer zal worden toegestaan voor het Nederlandse duurzaam inkoopbeleid.
Stas IenM
De Tweede Kamer wordt uiterlijk 1 maart 2016 geïnformeerd.
VAO Gewasbeschermings
middelen buiten de landbouw
20-02-2014
Motie Van Tongeren 27 858-239 verzoekt de regering om, alleen uitzonderingen op het verbod toe te staan die voldoen aan de criteria goud en zilver van de Barometer Duurzaam Terreinbeheer van de Stichting Milieukeur.
Stas IenM
De Kamer zal medio 2015 worden geïnformeerd.
VAO Luchtvaart
20-02-2014
Motie Graus 31 936-178 verzoekt de regering om borging van een gelijk speelveld, waaronder verkrijging van eerlijke concurrentie, voor alle Nederlandse luchtvaart-maatschappijen, zo ook bij de ontwikkeling van regionale luchthavens.
Stas IenM
Deze motie is ondersteuning van bestaand beleid. Ingezet wordt voor o.a. een goede marktwerking en een concurrerend kostenniveau en dat ook bij het selectiviteitsbeleid handhaving van een gelijk speelveld en eerlijke concurrentie een belangrijk uitgangspunt is.
VAO Gewasbeschermingsmiddelen buiten de landbouw
20-02-2014
Motie Van Gerven 27 858-241 verzoekt de regering, de uitzonderingen op dit verbod zo beperkt mogelijk te houden.
Stas IenM
Planning is dat medio 2015 een conceptwijzigingsbesluit naar de Kamer wordt gestuurd.
VAO Gewasbeschermingsmiddelen en bijensterfte
12-03-2014
Motie 27 858-253 Dik-Faber verzoekt de regering, zich ervoor in te spannen dat op korte termijn ook een green deal voor recreatieterreinen wordt gesloten, waarbij deze green deal gelijk op gaat lopen met de green deal voor sportterreinen.
Stas IenM
De Kamer zal naar verwachting eind 2015 worden geïnformeerd.
VAO - OV, OV-chipkaart en Taxi
26-03-2014
Motie Dik-Faber 23 645-563 verzoekt de regering, de ov-begeleiderskaart zo spoedig mogelijk te verchippen zodat een extra toegangskaart voor deze doelgroep niet nodig is.
Stas IenM
De NOVB werkgroep Toegankelijkheid is gevraagd dit onderwerp te beoordelen en vervolgens terug te rapporteren aan het NOVB directeurenoverleg. Het NOVB rapporteert over de uitkomst hiervan in de voortgangsrapportage in het najaar van 2015.
Debat Wijziging van de Wet milieubeheer
20-05-2014
Motie Van Gerven/Van Veldhoven 33 834-21 verzoekt de regering, over drie jaar de werking van voorliggende Wijzigingvan de Wet milieubeheer onafhankelijk te laten evalueren waarbij douanegegevens geanalyseerd worden om te bezien of de kwantiteit van de daadwerkelijke importstromen overeenkomt met de gegevens uit het HBEsysteem.
Stas IenM
Evaluatie is toegezegd en wordt uitgevoerd in 2018.
VAO Milieuraad
10-06-2014
Motie De Liefde/Van Dekken 21 501-08-517 verzoekt de regering, de Kamer actief te betrekken tijdens het opstellen van een nationaal afwegingskader voor de teelt van ggo’s op Nederlands grondgebied.
Stas IenM
De motie wordt conform dictum uitgevoerd, de Kamer is laatstelijk op 18 juni 2015 geïnformeerd.
VAO Waterkwaliteit
17-06-2014
Motie Jacobi/Van Veldhoven 27 625-325 verzoekt de regering om de waterkrachtcentrales van Linne en Lith aan te wijzen als proeflocaties voor experimenten met niet-bewezen, nieuwe technieken, opdat de gezamenlijke vissterfte van beide centrales ver beneden de norm van 10% komt te liggen.
Minister IenM
De oplossingsrichtingen worden verkend. Hiervoor is RWS in gesprek met de exploitanten van de centrales bij Linne en Lith en met de TU Eindhoven.
VAO Waterkwaliteit
17-06-2014
Motie Smaling 27 625-321 verzoekt de regering, te komen tot een juridische verankering van de bescherming van drinkwaterbronnen met als primair doel de drinkwater-voorziening in Nederland duurzaam veilig te stellen.
Minister IenM
Vóór het AO Water in juni 2015 is duidelijk of drinkwater in de OW zelf is verankerd.
Uitwerking hiervan in het uitvoeringsbesluit kwaliteit leefomgeving zal later plaatsvinden.
VAO Ruimtelijke Ordening
24-06-2014
Motie Albert de Vries 33 118-15 verzoekt de regering om, het instrument stedelijke herverkaveling voorafgaand aan het in werking treden van de Omgevingswet en naar analogie van de Wilg al op korte termijn te verankeren in wetgeving.
Minister IenM
De Kamer wordt in het najaar 2015 geïnformeerd.
VAO Vervoer en beheer hoofdrailnet
25-06-2014
Motie De Rouwe/Hoogland 29 984-510 verzoekt de regering om, met de NS, ROCOV en de Noordelijke regio oplossingen in kaart te brengen om de reistijd eerder te verkorten dan 2021, en de Kamer hierover in het najaar te informeren.
Stas IenM
De uitvoering van de motie is in gang gezet.
Het overleg hierover in Noord-Nederland heeft plaatsgevonden. De regionale bestuurders hebben in de media al een voorschot genomen op de nog in te boeken reistijdwinst. Het incasseren van de besproken maatregelen hangt af van de dienstregelingwijziging in 2017. Daar wordt nu druk aan gewerkt. De Kamer zal dit najaar hier nader over worden geïnformeerd.
VAO EU Klimaat- en Energiepakket
02-10-2014
Motie Van Veldhoven 33 858-19 verzoekt de regering, niet akkoord te gaan met minder dan een onvoorwaardelijk CO2-reductiedoel van 40% in 2030.
Stas IenM
De motie is ondersteuning van beleid.
VAO EU Klimaat- en Energiepakket
02-10-2014
Motie Jan Vos en Remco Dijkstra 33 868-26 verzoekt de regering, namens Nederland te pleiten voor een ambitieus standpunt, waarbij de EU de bereidheid moet hebben om in de wereld-wijde onderhandelingen over een nieuw mondiaal klimaatverdrag verder te gaan dan een CO2-reductie van 40%, als de rest van de wereld samen met ons deze stap wil zetten.
Stas IenM
De motie is ondersteuning van beleid.
VAO Milieuraad
16-10-2014
Motie van de leden Agnes Mulder en Cegerek 21 501-08-529 over een stappenplan voor microplastics in cosmetica.
Stas IenM
De Kamer wordt in het najaar van 2015 geïnformeerd.
VAO Milieuraad
16-10-2014
Motie van het lid Van Veldhoven 21 501-08-532 over hoogwaardige afvalstromen.
Stas IenM
De Kamer wordt in het najaar van 2015 geïnformeerd.
VAO Milieuraad
16-10-2014
Motie van het lid Van Veldhoven 21 501-08-533 over een hogere Europese doelstelling voor energiebesparing.
Stas IenM
Motie is ondersteuning van beleid.
De kamer is geïnformeerd op 23 oktober 2014 (Kamerstukken II, 2014-2015, 33 858, nr.31).
Begrotings-behandeling IenM
29-10-2014
Motie Mulder/Cegerek 34 000-XII-29 verzoekt de regering om, met de cosmeticabranche voor de hele branche duidelijke bindende afspraken te maken om het gebruik van microplastics in cosmetica tot nul te reduceren en de sector te verleiden om dit voor 2017 te realiseren.
Stas IenM
De Kamer wordt in 2016 geïnformeerd.
Begrotings-behandeling IenM
29-10-2014
Motie Van Veldhoven c.s. 34 000-XII-35 verzoekt de regering:
-
-met lokale en regionale overheden, het openbaar vervoer en met betrokkenheid van het bedrijfsleven, een uitrol- en investeringsagenda uit te werken, waarin knelpunten in regelgeving en praktijk onderzocht en opgelost worden;
-
-daarbij ook te bespreken hoe een investeringsfonds (gefinancierd door rijksoverheid, regionale overheden, bedrijfsleven en de EU gezamenlijk) kan worden ingericht om de uitrol financieel mogelijk te maken;
-
-ervoor te zorgen dat eventuele voorstellen die hieruit voortvloeien waar passend ook kunnen worden opgenomen in het actieplan duurzame brandstoffenmix dat in het kader van het SER-energieakkoord wordt voorbereid;
-
-de Kamer voor de zomer 2015 over de voortgang te informeren.
Stas IenM
De Kamer is op 1 juli 2015 geïnformeerd over de voortgang van de uitvoering van deze motie. Voor het einde van het jaar wordt de Kamer geïnformeerd over de voortgang van deze motie.
Begrotings-behandeling IenM
29-10-2014
Motie Van Veldhoven 34 000-XII-37 overwegende dat groene ondernemers, die met innovatieve technieken op CO2-uitstoot en water- en grondstoffengebruik besparen, bij aanbesteden en inkopen vaak op achterstand staan, omdat hieraan niet de juiste waarde kan worden toegekend; overwegende dat de overheid in haar aanbestedingsbeleid de volledige prijs van verschillende aanbiedingen met elkaar zou moeten kunnen vergelijken; verzoekt de regering om, de bestaande CO2-prestatieladder hiertoe door te (laten) ontwikkelen, zodat bedrijven geprikkeld worden om steeds te blijven innoveren.
Stas IenM
De Kamer wordt voor 1 oktober 2015 geïnformeerd d.m.v. brief plan van aanpak Duurzaam Inkopen.
Begrotings-behandeling IenM
29-10-2014
Motie Dik-Faber cs. 34 000-XII-40 verzoekt de regering, namens Nederland ervoor te pleiten dat de EU, ongeacht de uitkomst van de wereldwijde onderhandelingen over een nieuw mondiaal klimaatverdrag, voor Europa zelf vasthoudt aan ten minste 40% CO2-reductie.
Stas IenM
De motie is ondersteuning van beleid.
Begrotings-behandeling IenM
29-10-2014
Motie Bisschop cs. 34 000-XII-45 verzoekt de regering, te bevorderen dat de tachograafkaarten zo veel mogelijk op kostprijsniveau worden verkocht en de Kamer hierover nader te informeren.
Minister IenM
In de brief aan de Kamer van 21 april 2015 heeft de Minister van IenM aangegeven dat er op dit moment onderzoek wordt gedaan naar de tarieven van tachograafkaarten en dat zij voornemens is die resultaten van het onderzoek medio 2015 met de wegvervoersector te bespreken. Hierna zal de Tweede Kamer worden geïnformeerd.
Begrotings-behandeling IenM
29-10-2014
Motie Smaling/De Rouwe 34 000-XII-50 verzoekt de regering, jaarlijks bij de begroting van IenM in beeld te brengen wat de voortgang, aard en omvang is van het onderhoud van de infrastructuur van Nederland; verzoekt de regering tevens, de stand van zaken aan de Kamer te melden ten aanzien van de resultaten en voortgang van de geplande efficiencyverbeteringen en versoberingen.
Minister IenM
IenM zal in de Bijlage bij de Begroting het integrale overzicht van instandhouding van alle hoofdinfra (HWN, HVWN, HWS, Spoor) bieden. In deze bijlage zal tevens ingegaan worden op de voortgang van efficiency verbeteringen en versoberingen (RWS netwerken).
VAO HSL/Fyra
29-10-2014
Motie De Boer/Hoogland 22 026-473 verzoekt de regering om uiterlijk voor 1 juni 2015 in overleg met de gemeente en omwonenden een oplossing klaar te hebben voor dit probleem in een zorgvuldig participatieproces waarin een onafhankelijke blik geborgd is.
Stas IenM
Een zorgvuldig participatieproces is een belangrijk element in deze motie. De bestuurders van de gemeenten langs de lijn hebben om meer tijd gevraagd om in gesprek te kunnen gaan met raden en omwonenden om draagvlak te vinden voor de voorstellen. Gevraagd werd om de besluitvorming over de zomer te tillen. Ook de bewoners hebben tijdens de avonden aangegeven een zorgvuldig proces en een gedragen pakket voorop te stellen. Gegeven de tijd die hiervoor nodig is zal de Kamer vóór 1 oktober over de uitkomst geïnformeerd worden.
NO Water
17-11-2014
Motie Geurts 34 000-J-14 verzoekt de regering, de variant om sluizen aan te leggen in de Nieuwe Waterweg op korte termijn beter te onderzoeken, waarbij eventuele verlaging van de waterstanden achter de sluis en de effecten op het tegengaan van verzilting worden meegenomen, en de voor- en nadelen, ook ten aanzien van de kosten, voor te leggen aan de Tweede Kamer.
Minister IenM
Naar verwachting kan de Kamer vóór de begrotingsbehandeling worden geïnformeerd.
NO Water
17-11-2014
Motie Smaling 34 000-J-24 verzoekt de regering, een inventarisatie te doen samen met provincies, gemeenten, waterschappen, kennisinstellingen en het bedrijfsleven om te bezien welke oplossingen noodzakelijk zijn voor het probleem van de slappe bodems en bodemdaling, waarbij kennisdeling, kennisontwikkeling en oplossingen voor de lange termijn centraal staan.
Minister IenM
Uitvoering van de motie is in volle gang, de Kamer wordt na de zomer 2015 geïnformeerd.
NO MIRT
24-11-2014
Motie Van Helvert c.s. 34 000-A-45 verzoekt de regering om binnen het project Nieuwe Sluis Terneuzen in overleg met de stakeholders te komen tot een veilige locatie voor maritieme dienstverlening, waarin kwaliteit en continuïteit van dienstverlening zijn geborgd, op een zodanige termijn dat het project geen vertraging oploopt.
Minister IenM
Binnen de ontwikkeling en uitwerking van de te realiseren variant wordt een nieuwe plaats gezocht voor de sluisgebonden functies. De Kamer wordt hierover te zijner tijd geïnformeerd.
NO MIRT
24-11-2014
Motie Hoogland c.s. 34 000-A-44 verzoekt de regering daarom uit de gereserveerde middelen voor de Ruit Eindhoven zo spoedig mogelijk de A67 en A58 te versterken, verzoekt de regering vervolgens te onderzoeken welke opgaven -naar landelijke maatstaven- aanvullend nog noodzakelijk zijn om de doorstroming naar voldoende niveau te brengen, en in kaart te brengen welke maatregelen daarvoor in aanmerking zouden kunnen komen, inclusief niet- asfalt gerelateerde maatregelen, waaronder smart mobility, en deze uit de resterende middelen te financieren, spreekt uit dat de «oost-west verbinding» daarbij niet in beeld komt, tenzij de Kamer in meerderheid uitspreekt dat de onderzochte alternatieven aantoonbaar onvoldoende oplossing bieden.
Minister IenM
De Kamer is op 22 januari 2015 per brief over de stand van zaken omtrent de Ruit Eindhoven geïnformeerd. De Kamer heeft deze brief geagendeerd voor het AO MIRT dat op 27 mei jl. heeft plaatsgevonden. Dit najaar zal een besluit worden genomen over de verkenning InnovA58.
NO MIRT
24-11-2014
Motie De Boer/Jacobi 34 000-A-24 Verzoekt de regering om via de samenwerking met andere overheden, en dmv het bedienen van sluizen op afstand, de sluisbediening op het oude niveau te krijgen.
Minister IenM
De Kamer zal vóór het notaoverleg MIRT over de uitkomsten van de evaluatie worden geïnformeerd.
NO MIRT
24-11-2014
Motie Bashir/Bisschop 34 000-A-30 verzoekt de regering in te zetten op voldoende en veilige afmeer voor de binnenvaart.
Minister IenM
Dit is ondersteuning van staand beleid. Huidige ligplaatsen worden op een sobere manier onderhouden met een gedifferentieerd aanbod aan faciliteiten. Waar sprake is van een capaciteitstekort wordt in het MIRT naar oplossingen gezocht via betere benutting of uitbreiding van ligplaatsen.
VSO Advies Corbey inzake dubbeltelling biobrandstoffen, ILUC-akkoord en toezeggingen biobrandstoffenbeleid
04-12-2014
Motie van Veldhoven/Van Tongeren 32 813-97 verzoekt de regering om, het bijmengpercentage van conventionele biobrandstoffen te beperken tot 5%.
Stas IenM
Kamer is op 28 mei geïnformeerd over het eindresultaat van de ILUC-onderhandelingen: Lidstaten, behalve Tsjechië hebben op 1 april ingestemd met akkoord Op 28 april heeft het EP ingestemd. Na juridisch-linguïstische check wordt het als hamerstuk in de Raad geagendeerd (waarschijnlijk 2de helft 2015). Na publicatie door EC hebben lidstaten 24 maanden de tijd om de richtlijn te implementeren.
VAO Grondstoffen en Afval
04-12-2014
Motie Cegerek/Van Veldhoven 30 872-171 verzoekt de regering, in overleg met de bedrijven uit de frisdrankensector en de milieuorganisaties te komen met een plan van aanpak dat zal leiden tot een aantoonbare overall-reductie van de milieudruk van verpakkingen in 2022.
Stas IenM
Aan het eind van de raamovereenkomst in 2022 zal bekeken worden of de milieudruk is gedaald.
VAO Grondstoffen en Afval
04-12-2014
Motie Ouwehand 30 872-177 verzoekt de regering, gemeenten op te roepen om het oplaten van ballonnen actief te ontmoedigen.
Stas IenM
De Kamer wordt najaar 2015 geïnformeerd.
VAO Grondstoffen en Afval
04-12-2014
Motie Van Tongeren 30 872-180 verzoekt de regering, erop toe te zien dat als Nederland al vuilnis importeert dit in ieder geval geen chemische of nucleaire verontreinigingen heeft.
Stas IenM
De Kamer wordt najaar 2015 geïnformeerd.
VAO Openbaar vervoer, OV-chipkaart en taxi
04-12-2014
Motie De Rouwe 23 645-589 verzoekt de regering, te bewerkstelligen dat reizigersorganisaties een volwaardige en eigenstandige plek krijgen in de nieuwe TLS-organisatie.
Stas IenM
Het overleg met de consumentenorganisaties is gaande.
VAO Openbaar vervoer, OV-chipkaart en taxi
04-12-2014
Motie Van Veldhoven 23 645-593 (was 585) verzoekt de regering, in overleg met de NS ervoor te zorgen dat de service aan buitenlandse toeristen wordt verbeterd, bijvoorbeeld door meertalige servicemedewerkers op stations waar veel toeristen komen en de mogelijkheid om een ov-chipkaart aan te schaffen in internationale treinen zoals de Thalys.
Stas IenM
Het NOVB heeft in de werkagenda voor 2015 twee projecten opgenomen die het voor toeristen eenvoudiger en aantrekkelijker moeten maken om met het OV te reizen, te weten een project voor toeristen in Amsterdam en een project voor toeristen in de rest van Nederland. Daarnaast komt dit onderwerp in de gesprekken met OV-sector en Schiphol aan bod.
VSO Aanbieding Besluit externe veiligheid in verband met het vervoer van gevaarlijke stoffen over transportroutes
04-12-2014
Motie De Boer 30 373-56 verzoekt de regering, af te stemmen met Duitse collega’s om te komen tot zoveel mogelijk gelijke regelgeving ten aanzien van het vervoeren van gevaarlijke stoffen om daarmee een level playing field te bewerkstelligen en de bereikte resultaten binnen een jaar terug te koppelen naar de Kamer.
Stas IenM
Het eerste overleg met Duitsland is geweest, de Kamer zal conform de motie worden geïnformeerd.
VSO Aanbieding Besluit externe veiligheid in verband met het vervoer van gevaarlijke stoffen over transportroutes
04-12-2014
Motie van Tongeren 30 373-57 verzoekt de regering, te bewerkstelligen dat het akkoord tot beëindiging van chloortransporten gehandhaafd wordt en de Kamer hierover te informeren.
Stas IenM
De Kamer wordt in december voor het kerstreces geïnformeerd over de wijze waarop de huidige chloortransporten kunnen worden beëindigd.
VSO Ontwerpbesluit tot wijziging van het Activiteitenbesluit milieubeheer, het Besluit omgevingsrecht en enkele andere besluiten
22-01-2015
Motie Van Veldhoven 30 196-288 verzoekt de regering om, met de gemeenten en uitvoeringsdiensten te overleggen opdat zij aan de actieve handhaving hiervan prioriteit geven, en hen hierin ook waar mogelijk te ondersteunen.
Stas IenM
De motie is ondersteuning van beleid.
NO Initiatiefnota Uitbouw en betere benutting Nederlandse wandel- en fietsnetwerk
19-01-2015
Motie Bashir c.s. 33 888-9 verzoekt de regering:
-
-bij tracébesluiten de Kamer inzicht te bieden in de gemaakte belangen-afweging tussen mobiliteit van het snelle en van het «doorkruiste» langzamere verkeer;
-
-bij afwijken van de CROW-methode dit duidelijk te motiveren;
-
-belangen van fietsers en wandelaars in een vroegtijdig stadium mee te wegen en belangenorganisaties van langzaam verkeer te consulteren.
Minister IenM
De Kamer is per brief d.d. 21 april 2015 over de uitvoering van de motie geïnformeerd.
NO Initiatiefnota Uitbouw en betere benutting Nederlandse wandel- en fietsnetwerk
19-01-2015
Motie Van Helvert c.s 33 888-13 verzoekt de regering, zich te laten inspireren door de initiatiefnota «Een stap vooruit», de voorstellen uit de nota mede op te pakken als bouwstenen voor op te stellen fiets- en wandelbeleid en hier jaarlijks interdepartementaal over te rapporteren.
Minister IenM
De Kamer is per brief d.d. 21 april 2015 over de uitvoering van de motie geïnformeerd.
NO MIRT
24-11-2014
Motie Bashir 34 000-A-55 verzoekt de regering, in de begroting over 2016 een hoofdstuk actieve mobiliteit/langzaam verkeer, zowel utilitair als recreatief, toe te voegen aan het MIRT.
Minister IenM
Om invulling te geven aan deze motie voeg ik in het MIRT projectenoverzicht 2016, dat uitkomt op Prinsjesdag 2015, in de beleidscontext een onderdeel toe over langzaam verkeer. Waar relevant stem ik de invulling hiervan ook af met andere departementen.
VAO Wegverkeer en Verkeersveiligheid
11-03-2015
Motie Hoogland/Van Veldhoven 29 398-457 verzoekt de regering om, in overleg met de gemeente Amsterdam en stakeholders de problematiek op de fietspaden in Amsterdam in kaart te brengen en de opties en de gevolgen daarvan in beeld te brengen voor het verplaatsen van de snorscooter van het fietspad naar de rijbaan;verzoekt de regering tevens, op basis van dit inzicht het verplaatsen van de snorscooter naar de rijbaan op zorgvuldige wijze mogelijk te maken in samenhang met lokale maatregelen ter vergroting van de verkeersveiligheid op fietspaden, en hierover voor 1 oktober 2015 aan de Kamer te rapporteren.
Minister IenM
De Kamer zal vóór 1 oktober a.s. over de uitkomsten worden geïnformeerd.
VAO Waddenzee en Noordzee
11-03-2015
Motie Smaling/Jacobi 33 450-40 constaterende dat de behoefte eerder is om «meer samen te doen» dan om «samen meer te doen»; verzoekt de regering voor eind 2016 onafhankelijk te laten evalueren of de aanbevelingen van de Algemene Rekenkamer voldoende zijn opgevolgd.
Minister IenM
De motie wordt conform dictum uitgevoerd.
VAO Scheepvaart
11-03-2015
Motie Albert de Vries/De Boer 31 409-74 verzoekt de regering, in de CCR een praktische hardheidsclausule voor te stellen waarmee de lidstaten binnen die randvoorwaarden zelf op een eenvoudig wijze individuele ontheffingen kunnen verlenen.
Minister IenM
Per bepaling zal worden bezien of een eenvoudige systematiek kan worden opgezet. Is dit het geval, dan zullen hiervoor voorstellen worden gedaan aan de CCR.
VAO Scheepvaart
11-03-2015
Motie Van Helvert 31 409-77 verzoekt de regering, bij het uitwerken van de rijksbrede maritieme strategie:
-
•de rol van de visserijsector voor de voedselzekerheid nadrukkelijk op te nemen;
-
•de diversiteit van de binnenvaartvloot als kwaliteit nadrukkelijk op te nemen.
Minister IenM
De tekst van de maritieme strategie wordt niet meer aangepast. De uitwerking van de maritieme strategie start op korte termijn en heeft een dynamisch karakter. Waar nodig zal de diversiteit van de binnenvaartvloot daarbij worden betrokken. Ambtelijk EZ is geïnformeerd over de motie inzake visserij. Bij de uitwerking van de maritieme strategie zal deze motie worden betrokken via een beoogde jaarlijkse voortgangsbrief over de implementatie van de maritieme strategie die interdepartementaal wordt afgestemd in samenwerking met EZ.
VAO Leefomgeving
17-03-2015
Motie Cegerek 30 175-214 verzoekt de regering om, inzichtelijk te maken welke stoffen er op een traject per jaar worden vervoerd.
Stas IenM
Motie wordt conform het gestelde in de motie afgedaan in april 2016.
VAO Leefomgeving
17-03-2015
Motie Cegerek/Remco Dijkstra 30 175-215 verzoekt de regering om alle mogelijke maatregelen om overlast van trillingen en geluid tegen te gaan te inventariseren en daarover de Kamer dit jaar te informeren.
Stas IenM
Uitvoering van de motie wordt voorbereid.
VAO Leefomgeving
17-03-2015
Motie Van Tongeren c.s 30 175-216 verzoekt de regering, naast een beleid gericht op het halen van normen, beleid te ontwikkelen gericht op een permanente afname van de emissies en concentraties, ook in gebieden die (net) aan de norm voldoen.
Stas IenM
Uitvoering van de motie wordt voorbereid.
VAO Milieuraad
17-03-2015
Motie Jan Vos 21 501-08-553 verzoekt de regering, een extra inspanning te leveren om door middel van bilaterale en multilaterale overeenkomsten met minder ontwikkelde landen klimaatvervuiling tegen te gaan.
Stas IenM
Uitvoering van de motie wordt voorbereid.
VAO Milieuraad
17-03-2015
Motie Ouwehand 21 501-08, nr. 576 verzoekt de regering druk op de Europese Commissie uit te oefenen om de opgestelde criteria zo snel mogelijk om te zetten in een beleidsaanpak voor een snelle uitfasering van hormoonverstorende stoffen.
Stas IenM
De motie is ondersteuning van beleid.
VAO Milieuraad
17-03-2015
Motie Remco Dijkstra c.s. 21 501-08-557 verzoekt de regering, zich binnen de EU, wanneer het gaat om de nieuwe voorstellen voor een circulaire economie, hard te maken voor het bevorderen van investeringen en het wegnemen van belemmeringen.
Stas IenM
De Kamer wordt uiterlijk 1 april 2016 geïnformeerd.
VAO Milieuraad
17-03-2015
21 501-08 nr. 555 de gewijzigde motie Remco Dijkstra c.s. over de gevolgen van REACH.
Stas IenM
De Kamer wordt in september 2015 geïnformeerd.
VAO Spoor
28-04-2015
Motie De Boer 29 984-594 verzoekt de regering, een vergelijking te maken met het Zwitserse, Britse en Japanse systeem en de voor- en nadelen van deze systematiek inzichtelijk te maken en daarover terug te rapporteren aan de Kamer.
Stas IenM
Uitvoering van de motie wordt voorbereid.
VAO Spoor
28-04-2015
Motie De Boer 29 984-595 verzoekt de regering om, in overleg met de NS onderzoek te doen naar het rondje rond de kerk, waarbij personeel veel meer dan nu wordt ingezet op vaste trajecten, en aan de Kamer daarover terug te rapporteren.
Stas IenM
Uitvoering van de motie wordt voorbereid.
VAO Spoor
28-04-2015
Motie Madlener 29 984-598 verzoekt de regering, het landelijk mogelijk te maken om incidenten- en politiegegevens aan elkaar te koppelen om de sociale veiligheid in het openbaar vervoer te verbeteren.
Stas IenM
Voor de zomer wordt stand van zaken van het totale maatregelenpakket sociale veiligheid aan de Kamer gemeld. Onderdeel van het pakket is samenwerking NS en politie. Het uitwisselen van gegevens is hier onderdeel van. VenJ en IenM ondersteunen dit waar nodig in de randvoorwaarden voor de uitwisseling van gegevens.
VAO Wegverkeer en Verkeersveiligheid
28-05-2015
Motie Visser en Hoogland 29 398-472 verzoekt de regering, samen met betrokken partijen na te gaan welke eisen minimaal aan een helm gesteld moeten worden ter bescherming van berijders van gemotoriseerde tweewielers met snelheden van tussen 25 en 45 km/u, dit als nieuwe norm vast te leggen en te stimuleren dat nieuwe producten zo snel als mogelijk op de markt kunnen worden gebracht.
Minister IenM
Uitvoering van de motie wordt voorbereid.
Wijziging van de Wet personenvervoer 2000 (34 042)
27-05-2015
Motie Van Helvert 34 042-15 verzoekt de regering, spoedig te komen met een tijdsplan om het in- en uitchecken bij het overstappen naar andere vervoerders definitief te beëindigen.
Stas IenM
Uitvoering van de motie wordt voorbereid.
Wijziging van de Wet personenvervoer 2000 (34 042)
27-05-2015
Motie De Boer/Dik-Faber 34 042-17 verzoekt de regering, de toegezegde visie op de ov-betaalmarkt binnen zes maanden naar de Kamer te sturen en hierin de voor- en nadelen en de gevolgen voor de bestaande concessies van het voorgestelde systeem van roaming verder uit te werken.
Stas IenM
Uitvoering van de motie wordt voorbereid.
Wetsvoorstel wijziging Spoorwegwet (2e termijn)(33 965)
27-05-2015
Motie De Boer 33 965-17 verzoekt de regering, te onderzoeken in overleg met havens, verladers en vervoerders welke impact die boetesystematiek heeft op de aantrekkelijkheid van het Nederlandse spoorgoederenvervoer en de aantrekke-lijkheid van onze havens, te onderzoeken hoe dit in het buitenland is geregeld en de Kamer binnen drie maanden hierover te informeren.
Stas IenM
Wordt meegenomen bij de vergelijking tussen de gebruiksvergoeding in Nederland en een aantal andere Europese landen.
Debat Fraude NS bij aanbesteding in Limburg
09-06-2015
Motie Van Tongeren 28 165-208 verzoekt de regering, te onderzoeken in hoeverre de geldende wet- en regelgeving moet worden verduidelijkt, zodat voor alle vervoerders helder is welke goederen, diensten en informatie NS of NS-dochters bij aanbestedingen en concessies van regionale lijnen dienen te leveren.
Stas IenM
Uitvoering van de motie wordt voorbereid.
VAO Milieuraad
10-06-2015
Motie Van Tongeren/Cegerek 21 501-08 nr 567 verzoekt de regering om, zich nadrukkelijk in te zetten op Europees niveau om zo snel mogelijk tot criteria te komen om hormoonverstorende stoffen te kunnen verbieden, te onderzoeken welke stappen op nationaal niveau kunnen worden gezet gezien het voorbeeld in de omringende landen en op nationaal niveau zo snel mogelijk goede voorlichting te geven aan kwetsbare groepen, waaronder zwangere vrouwen, die voorgelicht moeten worden over de risico’s van deze stoffen.
Stas IenM
Uitvoering van de motie wordt voorbereid.
VAO Milieuraad
10-06-2015
Motie Van Tongeren 21 501-08, nr. 568 overwegende dat de Raad een nieuw innovatie- en moderniseringsfonds voorstelt dat hieraan zou moeten bijdragen; verzoekt de regering om, te bewerkstelligen dat deze fondsen slechts projecten zullen ondersteunen die daadwerkelijk bijdragen aan decarbonisatie en de Kamer hierover te informeren.
Stas IenM
Ondersteuning beleid: steeds als er nieuwe informatie is over het nieuwe innovatiefonds wordt deze opgenomen in het Milieuraadsverslag of BNC-fiche. De inzet van Nederland wordt daarbij vermeld.
VAO Milieuraad
10-06-2015
Motie Van Veldhoven 21 501-08, nr. 572 verzoekt de regering, zich er in de EU hard voor te maken dat vanaf 2020 alleen bedrijven met een bewezen risico op carbon leakage gratis emissierechten of andere vormen van ETS-gerelateerde (Emissions Trading System: emissiehandels systeem) staatssteun ontvangen en dat ook bedrijven die gratis rechten ontvangen een sterke prikkel krijgen om emissies te reduceren en om te investeren in schone en efficiënte technologie.
Stas IenM
Uitvoering van de motie wordt voorbereid.
VAO Milieuraad
10-06-2015
Motie Van Veldhoven/Remco Dijkstra 21 501-08, nr. 577 verzoekt de regering, zich er in de EU hard voor te maken dat bij de allocatie van emissierechten de administratieve lasten en de complexiteit van het ETS niet teveel toenemen en dat emissiereducties worden beloond.
Stas IenM
Uitvoering van de motie wordt voorbereid.
VAO OV, OV Chipkaart en taxi
16-06-2015
Motie Hoogland/Visser 23 645-600 verzoekt de regering, ook experimenten in grootstedelijk gebied te stimuleren, om zo inzicht te krijgen in de effecten van het loslaten van regels op de grootstedelijke taximarkt en in te zetten op een start van deze experimenten in 2015.
Stas IenM
Uitvoering van de motie wordt voorbereid.
VAO OV, OV Chipkaart en taxi
16-06-2015
Motie Van Veldhoven 23 645-601 verzoekt de regering, voorstellen uit te werken waarbij innovatieve taxivervoerders de mogelijkheid krijgen op punten van taxiregelgeving af te wijken als zij kunnen aantonen dat zij veiligheid, kostentransparantie en betrouwbaarheid kunnen waarborgen.
Stas IenM
Uitvoering van de motie wordt voorbereid.
VAO OV, OV Chipkaart en taxi
16-06-2015
Motie van Tongeren 23 645-603 verzoekt de regering, zo snel mogelijk een level playing field voor alle aanbieders van mobiliteitsarrangementen tot stand te brengen en de Kamer hierover te informeren.
Stas IenM
Uitvoering van de motie wordt voorbereid.
VAO Duurzaamheid
16-06-2015
Motie Van Veldhoven 30 196-321 verzoekt de regering, te verzekeren dat per 1 juni 2016 alle negen minimumeisen voor de inkoop van duurzaam hout voor de Nederlandse overheid weer onverkort gelden.
Stas IenM
Uitvoering van de motie wordt voorbereid.
VAO Duurzaamheid
16-06-2015
Motie Dik-Faber 30 196-322 verzoekt de regering om, in het plan van aanpak duurzaam inkopen, duurzame bedrijvenkoepels nauw te betrekken bij het ontwikkelen van marktontmoetingen, opleidingstrajecten voor inkopers en ambitieuzere inkoopcriteria.
Stas IenM
De Kamer wordt eind september 2015 geïnformeerd.
VAO Duurzaamheid
16-06-2015
Motie Dijkstra 30 196-332 Verzoekt de regering helderheid te scheppen in het woud aan criteria en keurmerken en daarbij zo spoedig mogelijk een gelijk speelveld te bereiken.
Stas IenM
Uitvoering van de motie wordt voorbereid.
VAO Duurzaamheid
16-06-2015
Motie Dijkstra 30 196-330 verzoekt de regering om zich te richten op «total cost of ownership» bij duurzaam inkoopbeleid.
Stas IenM
De Kamer wordt eind september 2015 geïnformeerd.
VAO Duurzaamheid
16-06-2015
Motie Cegerek 30 196-327 verzoekt de regering, jaarlijks een prijs uit te reiken aan de gemeente en de provincie met het duurzaamste inkoopbeleid.
Stas IenM
De Kamer wordt eind september 2015 geïnformeerd.
VAO Duurzaamheid
16-06-2015
Motie Cegerek 30 196-328 verzoekt de regering, met koplopers uit het bedrijfsleven in gesprek te gaan om daarmee kennisoverdracht en professionalisering voor duurzaam inkopen te verbeteren.
Stas IenM
De Kamer wordt eind september 2015 geïnformeerd.
VAO Duurzaamheid
16-06-2015
Motie Cegerek/Van Veldhoven 30 196-333 verzoekt de regering, duurzaam en circulair inkopen prioriteit te maken binnen de inkoop en aanbestedingen van het Rijk, bijvoorbeeld bij de renovatie van het Binnenhof.
Stas IenM
De Kamer wordt eind september 2015 geïnformeerd.
VAO Spoorveiligheid/
ERTMS
17-06-2015
Motie De Boer en Hoogland 29 893-193 verzoekt de regering om in de aanbestedingsstrategie de volgende aspecten te borgen en duidelijkheid te hebben over deze aspecten alvorens de aanbesteding kan plaatsvinden:
-
•de afstemming tussen materieel en baan, die passend moet zijn en waarbij minder uitval dan met het huidige ATB en GSM-R mag voorkomen;
-
•de verschillende levels en systemen van ERTMS moeten op elkaar aansluiten;
-
•duidelijkheid ten aanzien van het aantal en de omvang van de kavels, waarin het spoor en materieel worden aanbesteed en een duidelijke fasering waarbij niet alle kavels in een keer worden aanbesteed;
-
•de aanleg van ERTMS moet afgestemd worden met de buurlanden;
-
•de uitwerking van ERTMS in wet- en regelgeving die Europees is afgestemd;
-
•een duidelijke verantwoordelijkheidsverdeling van het project, ook na het aflopen van de huidige concessieperiode;
-
•een goede financiële verantwoording met jaarlijks goedkeurende accountantscontrole.
Stas IenM
Uitvoering van de motie wordt voorbereid.
VAO Spoorveiligheid/
ERTMS
17-06-2015
Motie Bashir 29 893-194 verzoekt de regering om, ook andere spoorvervoerders aan te sporen om gebruik te maken van het ORBIT-systeem.
Stas IenM
Uitvoering van de motie wordt voorbereid.
VAO Spoorveiligheid/
ERTMS
17-06-2015
Motie Hoogland en De Boer 29 893-195 verzoekt de regering om, op basis van de voorwaarden van het Landelijk Verbeterprogramma Overwegen (zoals 50% cofinanciering door de regio en een gezamenlijk gedragen integrale probleemanalyse) nog dit jaar actie te ondernemen op de overweg. Vierpaardjes bij Venlo in het kader van het LVO.
Stas IenM
Uitvoering van de motie wordt voorbereid.
VAO Luchtvaart
18-06-2015
Motie Visser/Leenders 31 936-284 Verzoekt de regering in overleg te treden met andere EU-lidstaten om hen te bewegen het Nederlandse voorbeeld te volgen om geen extra landingsrechten te verlenen aan luchtvaartmaatschappijen uit de Golf totdat er een onderhandelingsmandaat is en de Tweede Kamer over de uitkomsten van dit overleg zo snel mogelijk te informeren.
Stas IenM
Uitvoering van de motie wordt voorbereid.
VAO Luchtvaart
18-06-2015
Motie Hachchi 31 936-282 verzoekt de regering, er zorg voor te dragen dat ook de psychologische gesteldheid van piloten en het testen daarvan volwaardig onderdeel worden van de samenwerking binnen de ASG; verzoekt de regering tevens, er zorg voor te dragen dat alle luchtvaart-maatschappijen die onder de Nederlandse wetgeving vallen, deel uitmaken van deze samenwerking.
Stas IenM
Uitvoering van de motie wordt voorbereid.
VAO Luchtvaart
18-06-2015
Motie Hachchi 31 936-283 verzoekt de regering, zo spoedig mogelijk ervoor zorg te dragen dat de resultaten van onderzoeken naar geurincidenten door luchtvaartmaat-schappijen met het ABL worden gedeeld; verzoekt de regering tevens, de analyses van het ABL op dit punt te betrekken bij de werkzaamheden van de Nationale Adviesgroep Cabinelucht.
Stas IenM
Uitvoering van de motie wordt voorbereid.
Wetsvoorstel taken meteorologie en seismologie
18-06-2015
Motie Van Tongeren 33 802-19 verzoekt de regering, erop toe te zien dat de gewenste cultuurverandering bij het KNMI tot stand komt en de Kamer hierover te informeren.
Stas IenM
Uitvoering van de motie wordt voorbereid.
VAO Scheepvaart
23-06-2015
Motie Jacobi en Van Helvert 31 409-83 verzoekt de regering, te onderzoeken hoe de handhaving op het water slimmer en eenvoudiger kan worden gemaakt en hierbij een alternatief voor heterdaad en de mogelijkheden van moderne media te onderzoeken.
Minister IenM
Uitvoering van de motie wordt voorbereid.
VAO Scheepvaart
23-06-2015
Motie Jacobi en Aukje de Vries 31 409-84 verzoekt de regering, voor 1 september 2015 te komen met een voorstel welke kortetermijnoplossingen haalbaar en realistisch zijn voor het oplossen van de vertraging van de boot Holwerd-Ameland; verzoekt de regering tevens, op korte termijn duidelijkheid te scheppen over welke PIANCnorm nu geldt voor de vaargeul Ameland;verzoekt de regering voorts, in het openplanproces nadrukkelijk ook het verkorten (met doorsteken) van de vaargeul Ameland mee te nemen en de financiële gevolgen daarvan (structureel en incidenteel) in kaart te brengen;spreekt uit dat zij bereid is, indien dat nodig is voor een structurele oplossing van de vaargeul Ameland, om de PKB Waddenzee en eventueel andere noodzakelijke regelgeving aan te passen.
Minister IenM
Uitvoering van de motie wordt voorbereid.
VAO Scheepvaart
23-06-2015
Motie Bashir 31 409-85 verzoekt de regering, om zowel binnen het CCR als de CESNI een voortrekkersrol te bekleden in het schrappen van onnodige technische voorschriften aan binnenvaartschepen en de Tweede Kamer halfjaarlijks te informeren over de vorderingen op dit vlak.
Minister IenM
Uitvoering van de motie wordt voorbereid.
VAO Scheepvaart
23-06-2015
Motie De Boer en Jacobi 31 409-86 verzoekt de regering om in overleg met de vertegenwoordigende organisaties in de binnenvaart te komen tot een kostendekkingsnorm die is gebaseerd op de afgifte van substantieel meer passen dan 500.
Minister IenM
Uitvoering van de motie wordt voorbereid.
VAO Scheepvaart
23-06-2015
Motie De Boer en Jacobi 31 409-87 verzoekt de regering om te onderzoeken hoe de onderhouds en toezichtskosten in Nederland naar beneden kunnen worden bijgesteld en daarbij te kijken naar een alternatief waaronder private inspecties die vervolgens door de Nederlandse betrokken inspectie kunnen worden gecontroleerd, wat kan leiden tot een daling van de Nederlandse inspectie- en toezichtskosten, en vooruitlopend hierop deze kosten voor alle sectoren niet te verhogen.
Minister IenM
Uitvoering van de motie wordt voorbereid.
Debat Omgevingswet
24-06-2015
Motie Ronnes/Veldman 33 962-174 verzoekt de regering te onderzoeken wat de gevolgen zijn van de afschaffing van het systeem van de vergunningverlening van rechtswege en of gehele of gedeeltelijke invoering ervan mogelijk en wenselijk is en de Kamer daarover te informeren.
Minister IenM
Uitvoering van de motie wordt voorbereid.
Debat Omgevingswet
24-06-2015
Motie Van Veldhoven/Ronnes 33 962-175 verzoekt de regering om, onderzoek te doen naar de mogelijke negatieve gevolgen hiervan voor deze werelderfgoederen en op basis hiervan zo nodig voorstellen te doen om de vergunningsvrije bouwmogelijkheden in deze erfgoederen af te schaffen dan wel in te perken.
Minister IenM
Uitvoering van de motie wordt voorbereid.
Debat Omgevingswet
24-06-2015
Motie Van Veldhoven 33 962-136 verzoekt de regering, gemeenten in staat te stellen om zonder te veel administratieve lasten te sturen op de kwaliteit van de leefomgeving.
Minister IenM
Uitvoering van de motie wordt voorbereid.
Debat Omgevingswet
24-06-2015
Motie Van Veldhoven/Dik-Faber 33 962-137 verzoekt de regering, de lopende projecten in het kader van Eenvoudig Beter specifiek te evalueren op het punt van participatie, en de Kamer daar voorafgaand aan de invoeringswet over te informeren; verzoekt de regering tevens, participatie expliciet mee te nemen in de reeds voorziene evaluatiemomenten van de stelselherziening.
Minister IenM
Uitvoering van de motie wordt voorbereid.
Debat Omgevingswet
24-06-2015
Motie Dik-Faber c.s. 33 962-147 verzoekt de regering, afspraken te maken met de bouwsector over hogere eisen voor duurzaamheid in de bestaande bouw bij verbouw en de resultaten hiervan te verwerken in de op te stellen algemene maatregel van bestuur.
Minister IenM
Uitvoering van de motie wordt voorbereid.
Debat Omgevingswet
24-06-2015
Motie Van Tongeren c.s. 33 962-142 verzoekt de regering om, bij het vaststellen van het Besluit kwaliteit leefomgeving een omgevingswaarde vast te stellen die overeenkomt met de door de rechter opgedragen verplichting en de Kamer hierover te informeren.
Minister IenM
Uitvoering van de motie wordt voorbereid.
Debat Omgevingswet
24-06-2015
Motie 33 962-176 verzoekt de regering om, het nationale belang van de transitie hernieuwbare energie en de daarvoor benodigde installaties en voorzieningen in wet- en regelgeving te verankeren en stelselmatig in het omgevingsrecht te betrekken en de Kamer daarover te informeren.
Minister IenM
Uitvoering van de motie wordt voorbereid.
Debat Omgevingswet
24-06-2015
Motie Bisschop/Veldman 33 962-146 verzoekt de regering, te bezien hoe onnodige verlenging van de reguliere voorbereidingsprocedure ingeperkt kan worden, bijvoorbeeld door invoering van een motiveringsplicht of een verplichte legeskorting.
Minister IenM
Uitvoering van de motie wordt voorbereid.
Debat Omgevingswet
24-06-2015
Motie Veldman 33 962-113 verzoekt de regering, het Adviescollege toetsing regeldruk (Actal) opnieuw te consulteren ten aanzien van de financiële effecten van de uitvoeringsregelgeving op de regeldruk en de Tweede Kamer te informeren over de conclusies van Actal.
Minister IenM
Uitvoering van de motie wordt voorbereid.
Debat Omgevingswet
24-06-2015
Motie Veldman c.s 33 962-170 Verzoekt de regering middels een aanpassing van artikel 219, tweede lid, van de Gemeentewet, of op andere wijze te bewerkstellingen dat een gemeentelijke belasting cq. heffing ten behoeve van een algemene voorziening zoals het riool of de inzameling van afvalstoffen niet afhankelijk mag worden gesteld van het eigendom van een aangesloten object, maar via het aangesloten zijn op de voorziening geregeld moet worden.
Minister IenM
Uitvoering van de motie wordt voorbereid.
Debat Omgevingswet
24-06-2015
Motie Veldman/De Vries 33 962-120 verzoekt de regering om, in het implementatietraject van de Omgevingswet gemeenten te stimuleren de adviescommissie (zoals genoemd in art 17.9) ook in te zetten om initiatiefnemers aan de voorkant van het proces te adviseren en uit te dagen om hun plannen met zo veel mogelijk kwaliteit en consensus te realiseren en het welstandstoezicht achteraf geleidelijk af te bouwen.
Minister IenM
Uitvoering van de motie wordt voorbereid.
Debat Omgevingswet
24-06-2015
Motie De Vries 33 962-121 verzoekt de regering om, aan de hand van de uitkomsten van het onderzoek bedoeld in de motie-Paulus Jansen c.s. na te gaan of de bepalingen uit het wetsvoorstel voor de Omgevingswet over de grondex-ploitatie aanvulling of herziening behoeven om de werking van de wettelijke bepalingen voor de uitvoeringspraktijk te verbeteren, en deze zo nodig via de aanvullingswet grondeigendom door te voeren.
Minister IenM
Uitvoering van de motie wordt voorbereid.
Debat Omgevingswet
24-06-2015
Motie De Vries/Dik-Faber 33 962-122 verzoekt de regering, dit VN-verdrag na ratificering bij de invoeringswet op te nemen in artikel 4.20 van de Omgevingswet.
Minister IenM
Uitvoering van de motie wordt voorbereid.
Debat Omgevingswet
24-06-2015
Motie De Vries c.s. 33 962-123 verzoekt de regering om, de verdere ontwikkeling van de MGR krachtig te ondersteunen, zodat een breed en gebruiksvriendelijk instrument ontstaat, waarmee gemeenten gezondheidsrisico’s beter kunnen meenemen in hun besluitvorming.
Minister IenM
Uitvoering van de motie wordt voorbereid.
Debat Omgevingswet
24-06-2015
Motie De Vries c.s. 33 962-124 verzoekt de regering om, te bezien of het mogelijk is om bij AMvB (algemene maatregel van bestuur) een verplichting op te nemen om voorafgaand aan de uitvoering van vergunningvrije werkzaamheden aan rijksmonumenten de start hiervan te melden bij de gemeente.
Minister IenM
Uitvoering van de motie wordt voorbereid.
Debat Omgevingswet
24-06-2015
Motie De Vries 33 962-126 overwegende dat er een bestuursovereenkomst is aangekondigd met de betrokken overheden over de uitvoering van de Omgevingswet; overwegende dat in die bestuursovereenkomst het uitvoeren van een onderzoek zal worden opgenomen volgens artikel 2 van de Financiële-verhoudingswet teneinde te bezien of overheden financieel voldoende zijn toegerust om de hun toebedeelde taken op een adequaat kwaliteitsniveau uit te voeren; verzoekt de regering, dit onderzoek na vijf en tien jaar te herhalen.
Minister IenM
Uitvoering van de motie wordt voorbereid.
Debat Omgevingswet
24-06-2015
Motie De Vries c.s. 33 962-173 verzoekt de regering, in de rijksomgevingsvisie aan te geven welke afspraken nodig zijn om de recreatieve fiets-, wandel- en vaarnetwerken in stand te houden en hoe deze afspraken doorwerken in provinciale en gemeentelijke omgevingsvisies.
Minister IenM
Uitvoering van de motie wordt voorbereid.
Debat Omgevingswet
24-06-2015
Motie Smaling 33 962-128 verzoekt de regering:
-
-bij het implementatietraject expliciet aandacht te schenken aan de kennis en kunde van overheden op dit gebied;
-
-te onderzoeken of een kennisplatform zoals het Kennisplatform Veehouderij en Humane gezondheid hier een rol in kan spelen.
Minister IenM
Uitvoering van de motie wordt voorbereid.
Debat Omgevingswet
24-06-2015
Motie Smaling 33 962-129 verzoekt de regering, in de aanvullingswet grondeigendom waterdichte mechanismen op te nemen die te allen tijde voorkomen dat een dergelijke situatie opnieuw kan ontstaan.
Minister IenM
Uitvoering van de motie wordt voorbereid.
Debat Omgevingswet
24-06-2015
Motie Smaling 33 962-130 verzoekt de regering, de resultaten van de evaluatie van de Crisis- en herstelwet, de jurisprudentie die zich de komende jaren ontwikkelt, het voortschrijdend inzicht uit het programma Nu Eenvoudig Beter én de ervaringen van zowel bestuurders als ambtenaren die met de Omgevingswet moeten werken een plaats te geven in de Invoeringswet Omgevingswet.
Minister IenM
Uitvoering van de motie wordt voorbereid.
Debat Omgevingswet
24-06-2015
Motie Smaling 33 962-131 verzoekt de regering, één of meerdere interactieve games te laten ontwikkelen die:
-
-harde en zachte waarden van de fysieke leefomgeving goed met elkaar verbinden;
-
-het leren denken in verschillende ruimte- en tijdschalen ondersteunen;
-
-inzichtelijk maken hoe het maken van afwegingen zich vertaalt in keuzes voor de inrichting van de fysieke leefomgeving;
-
-zowel individueel als in de aardrijkskundeles goed toepasbaar zijn.
Minister IenM
Uitvoering van de motie wordt voorbereid.
Debat Omgevingswet
24-06-2015
Motie Veldman c.s. 33 962-117 verzoekt de regering om, in het voorgenomen Besluit kwaliteit leefom-geving een regeling op te nemen die voorziet in de afwijkingsmogelijk-heden naar analogie van de regeling voor ontwikkelingsgebieden in de Crisis- en herstelwet en de regeling van de interim-wet stad-en milieubenadering.
Minister IenM
Uitvoering van de motie wordt voorbereid.
Debat Omgevingswet
24-06-2015
Motie Veldman/Ronnes 33 962-172 Verzoekt de regering in te zetten op een versimpeling van de ladder van duurzame verstedelijking.
Minister IenM
Uitvoering van de motie wordt voorbereid.
VSO Invoering BCT en uitvoering motie De Boer
01-07-2015
Motie Visser en Hoogland 31 521-92 verzoekt de regering, geen nieuwe eisen aan taxiondernemers op te leggen ten aanzien van de BCT totdat er duidelijkheid is omtrent de eisen, updates,handhaving en meerkosten, de evaluatie van de BCT indien mogelijk te starten voor medio 2016 en zo snel als mogelijk af te ronden, en de Kamer over de gewijzigde planning te informeren.
Stas IenM
Uitvoering van de motie wordt voorbereid.
VAO MIRT
02-07-2015
Motie Dik-Faber 34 000-A-72 verzoekt de regering in het MIRT-onderzoek A9 Badhoevedorp-Alkmaar ook de mogelijkheid van een aansluiting van de N208 op de A9/A22 bijVelserbroek te onderzoeken.
Minister IenM
Uitvoering van de motie wordt voorbereid.
VAO MIRT
02-07-2015
Motie Visser 34 000-A-67 verzoekt de regering te onderzoeken of op korte termijn, met de inzet van beperkte middelen uit bestaande programma's, aanvullende maatregelen genomen kunnen worden om de verkeersveiligheid en de doorstroming bij de aansluiting A1/A30 te verbeteren; Verzoekt de regering adequaat te monitoren of bij deze aansluiting geen sprake zal zijn vaneen (toekomstige) situatie waarbij de doorstroming onaanvaardbaar verslechtert;Vérzoekt de regering de Kamer het eerste kwartaal van 2016 hierover te informeren.
Minister IenM
Uitvoering van de motie wordt voorbereid.
VAO MIRT
02-07-2015
Motie Hoogland 34 000-A-74 Verzoekt de regering hierover constructief met de regio in gesprek te gaan, en de Kamer over de uitkomsten van dit overleg voor het aanstaande Notaoverleg MIRT te informeren.
Minister IenM
Uitvoering van de motie wordt voorbereid.
VAO MIRT
02-07-2015
Motie Hoogland en Visser 34 000-A-75 verzoekt de regering, naar de mogelijkheden van de huidige systematiek te kijken door ook aandacht te besteden aan andere criteria dan reistijd, waaronder economische schade en relatie hoofd- en onderliggend netwerk, en de Kamer over de voortgang hiervan dit najaar te informeren.
Minister IenM
Uitvoering van de motie wordt voorbereid.
VAO MIRT
02-07-2015
Motie Hoogland 34 000-A-76 verzoekt de regering, via ProRail en RWS een proactieve rol te spelen om te verzekeren dat in de toekomst bij nieuwe tunnels reeds in de aanlegfase telecomproviders betrokken worden om een mobiel netwerk aan te leggen.
Minister IenM
Stas IenM
Uitvoering van de motie wordt voorbereid.
Toezeggingen
Bron
Omschrijving
Bewindspersoon
Stand van zaken
EK-behandeling over de Modernisering van de regelgeving over de milieueffectrapportage
08-12-2009
De Minister van VROM zegt de Kamer toe, naar aanleiding van opmerkingen de heer De Boer in de evaluatie aandacht te besteden aan de borging van cultuurhistorische waarden in kleine MERprojecten.
Minister IenM
Is gekoppeld aan evaluatie MER; einddatum 2015.
Notaoverleg Evaluatie Spoorwegwetgeving
12-10-2009
Alvorens de juridische eigendom van het spoor wordt overgedragen aan de Staat zal de Kamer worden geïnformeerd over de afspraken met Prorail en de Dienst Domeinen.
Stas IenM
De afspraken tussen RVB en ProRail zijn rond. Dit jaar kan het administratieprotocol waarin deze afspraken zijn vastgelegd worden getekend. Vervolgens kan bij koninklijk besluit de juridische eigendom van het spoor aan de Staat worden overgedragen.
AO Moties en toezeggingen
02-04-2009
De evaluatie van de pilot met snelwegbussen en het voorstel van een landelijke formule voor een nationaal interlinernet kan de Kamer na afloop van de driejarige pilot in Utrecht tegemoet zien.
Stas IenM
Op 12 mei 2014 is de Tweede Kamer geïnformeerd over de tussenevaluatie (Kamerstuk 23 645, nr. 573). Na afloop van de pilot zal een eindevaluatie plaatsvinden. De Tweede Kamer wordt hier eind 2015 over geïnformeerd.
De pilot is afgerond. De eindevaluatie vindt nu plaats. Tevens wordt een document opgesteld waarin de bevindingen toegankelijk worden beschreven zodat decentrale overheden en Beter Benutten van de ervaringen gebruik kunnen maken. Dit document is in Q3 2015 gereed. Na gereedkomen van dit document wordt een informatiedag voor de decentrale overheden georganiseerd via het CROW.
AO Loodsenwet
21-04-2010
De Minister zal het uitvoeren van de eindevaluatie naar Bedienen op afstand breder betrekken, en ook ondermeer Schuttevaer benaderen.
Minister IenM
Conform de toezegging aan de TK om een evaluatie uit te voeren van twee pilotprojecten: Zeeland (project MOBZ) en Limburg (project Regiocentrale zuid) waarbinnen bediening op afstand wordt gerealiseerd. Huidige planning: Limburg in 2016 en Zeeland in 2018/2019. De evaluatie kan pas worden opgesteld zodra deze pilotprojecten zijn afgerond. Naar verwachting oktober 2019.
AO Waterkwantiteit (2e termijn)
20-06-2011
De Kamer ontvangt in 2018 de evaluatie van de 50/50% financiering tussen Rijk en waterschappen van het Hoogwaterbeschermingsprogramma.
Minister IenM
De Tweede Kamer wordt in 2018 hierover geïnformeerd.
AO Geluid
14-12-2011
Bij de evaluatie van het Besluit geluid milieubeheer en het invoeringsbesluit geluidproductieplafonds zal de Staatssecretaris specifiek aandacht geven aan gevoelige bestemmingen in samenhang met luchtkwaliteit.
Stas IenM
Besluit is op 1 juli 2012 in werking getreden. Evaluatie zal te zijner tijd worden meegenomen in de Swung-II evaluatie eind 2015.
AO Luchtvaart
12-06-2013
De Staatssecretaris zal in de Wijziging van de Wet luchtvaart inzake de exploitatie van luchthaven Schiphol uitvoeriger omschrijven wat zal worden verstaan onder uitzonderlijke, onvoorziene gevallen die aanleiding kunnen zijn voor extra tariefstijgingen.
Stas IenM
Wordt meegenomen in Wijziging Wet luchtvaart.
AO Structuurvisie Wind op Land
20-06-2013
De Minister van IenM zal de Kamer eind 2013 informeren over de uitkomsten van het onderzoek naar benutting van rijksgronden ten behoeve van windenergie. Zij zal daarbij ook ingaan op de stand van zaken ten aanzien van de uitvoering van de motie Holtackers/ Van Tongeren over een windmolenpark op de Afsluitdijk (Kamerstuk 33 000-XII, nr. 72).
Minister IenM
Toezegging deels afgedaan (Afsluitdijk). Hoe dit benutten moet nog antwoord op komen. Dat gebeurd met de volgende voortgangsrapportage.
AO Waterkwaliteit
27-06-2013
In 2015 zal de Minister de Kamer, samen met haar EZ-collega, informeren over de effecten van de uitvoering van de Kaderrichtlijn Water op EZ-beleidsterreinen als visserij.
Minister IenM
Het onderzoek loopt. Een deelrapportage is nagenoeg en eind 2015 worden de bevindingen van de Europese internationale harmonisatie (Intercalibratie) van doelen voor vis aan de eindrapportage toegevoegd.
Het wordt mede begeleid door vertegenwoordigers van de sportvisserij en Natuurmonumenten.
33 125 Wijziging van de Wet veiligheid wegtunnels
04-06-2013
De Minister van Infrastructuur en Milieu zegt de Kamer, naar aanleiding van vragen en opmerkingen van het lid Schouwenaar, toe om bij het Kenniscentrum voor Tunnels expliciet de vraag neer te leggen hoe ervoor gezorgd kan worden dat gebruikers van tunnels meer actieve kennis krijgen over wat zij moeten doen in onveilige situaties in tunnels en om te vragen op welke wijze dit het beste georganiseerd kan worden.
Minister IenM
In het (concept-) jaarplan 2015 van het Kennisplatform Tunnelveiligheid staat hierover: ... in de eerste helft van 2015 samen met RWS een voorstel ontwikkelen voor een hoofdstuk «Tunnels» in het ANWB theorieboek voor het rijexamen;... samen met RWS een voorstel ontwikkelen voor nadere invulling van publieksvoorlichting voor mensen die reeds in bezit van een rijbewijs zijn. De verwachting is dat in het najaar inhoudelijk meer duidelijk is, waarna de Kamer geïnformeerd kan worden.
AO Spoor
12-09-2013
De Staatssecretaris zal de Kamer jaarlijks informeren over het «omgevingsmanagement» in verband met de tijdelijke sluiting van het spoor tussen Emmerich en Oberhausen in verband met de aanleg van het derde spoor. Daarbij zal ook worden ingegaan op de afspraken met de Drechtsteden en het plan van aanpak ten behoeve van veilig vervoer van gevaarlijke stoffen in dat gebied.
Stas IenM
De Tweede Kamer zal halfjaarlijks worden geïnformeerd dmv de voortgangsbrief Betuweroute. Eerstvolgende zal eind maart/begin april worden verstuurd.
Met de Drechtsteden is op
12-11-2014 een uitvoeringsplan overeengekomen voor extra externe veiligheidsmaatregelen. Dit wordt binnenkort aan de Kamer bericht.
AO Milieuraad
09-10-2013
De Staatssecretaris houdt de Kamer in de geannoteerde agenda's voor de Milieuraad op de hoogte van haar inzet om andere landen ertoe aan te zetten regelgeving en handhaving ten aanzien van uitstoot door brom- en snorfietsen te verbeteren.
Stas IenM
Deze toezegging is een continu proces. De Kamer zal regelmatig worden geïnformeerd over de voortgang van de onderhandelingen.
AO Grondstoffen en afval
14-11-2013
De Staatssecretaris informeert de Kamer voor de zomer van 2014 over het ontwikkelen van een visie op duurzaam stortbeheer bij gemeenten.
Stas IenM
De Kamer wordt uiterlijk 1 december 2015 geïnformeerd.
AO Klimaat
13-11-2013
De Staatssecretaris zegt toe dat de implementatie van de Klimaatagenda aansluit bij het SER-energieakkoord en dat zij zo veel mogelijk andere landen betrekt om tot een klimaatakkoord te komen.
Stas IenM
Deze toezegging is een continu proces. De Kamer zal regelmatig worden geïnformeerd over de voortgang.
AO Duurzaam Hout (2e termijn)
04-12-2013
De Staatssecretaris van IenM gaat in overleg met het Verenigd Koninkrijk en andere gelijkgezinde EU-lidstaten over harmonisatie van of gezamenlijke toetsing van MCTS en informeert de Kamer hierover voor de zomer van 2014.
Stas IenM
De Staatssecretaris heeft de stand van zaken in AO 5 februari 2015 toegelicht en aangegeven begin 2016 eerste resultaten te verwachten.
AO Duurzaam Hout (2e termijn)
04-12-2013
Bij de evaluatie van MCTS over twee jaar zal ook ter plaatse worden gekeken.
Stas IenM
De Tweede Kamer wordt voor 1 januari 2017 geïnformeerd. (evaluatie vindt plaats in eerste helft 2016).
AO Externe veiligheid en handhaving
12-12-2013
De Kamer wordt geïnformeerd of het is gelukt om een verbod op het ontgassen van schepen in te stellen.
Stas IenM
Mogelijk dat de CVP eind juni 2015 een concept aanpassing van het CDNI verdrag gaat vaststellen. Daarna kan de bedoelde brief van de Staatssecretaris aan de Tweede Kamer worden opgesteld als dat besluit is genomen. In december 2015 wordt de aanpassing vastgesteld volgens de huidige planning. Dan is pas zekerheid over het ontgassingverbod en is het het meest zeker de Kamer te informeren.
AO Leefomgeving
15-01-2014
Vóór de zomer ontvangt de Kamer van de Staatssecretaris een ontwerp-AMvB over de gebruiksvergoeding voor het spoor waarin ook ingegaan wordt op differentiatie daarvan.
Stas IenM
In 2015 ontvangt de Tweede Kamer een ontwerpAMvB over de prijsprikkels bij de gebruiksvergoeding.
De gewijzigde AMvB is per 13 april 2015 in werking getreden.
AO Milieuraad
19-02-2014
De regering zal de Kamer pro-actief en tijdig informeren over ontwikkelingen in het onderhandelingsproces omtrent luchtkwaliteit die van invloed zijn op het welslagen van de Nederlandse inzet en/of aanpassing van deze inzet vereisen.
Stas IenM
Deze toezegging is een continu proces. De Kamer zal regelmatig worden geïnformeerd over de voortgang van de onderhandelingen.
33781 rijbewijsplicht voor landbouw- en bosbouwtrekkers en motorrijtuigen met beperkte snelheid (T-rijbewijs)
10-04-2014
Bij de evaluatie van de Wijziging van de Wegenverkeerswet 1994 en de Wet rijonderricht motorvoertuigen 1993 zal de Minister rekening houden met administratieve kosten, proportionaliteit (welke groepen bestuurders vallen wel of niet onder de wet) en zal eventuele mazen in de wet onderzoeken.
Minister IenM
De toezegging zal bij de evaluatie worden betrokken.
Waddenveren
23-04-2014
De Staatssecretaris bericht de Kamer over de uitkomsten van het onderzoek naar de mogelijkheid om de concessieverlening voor de Waddenveren te decentraliseren naar de provincie.
Stas IenM
Onderzoek moet nog gestart worden. Dit jaar worden hierover afspraken gemaakt met provincie Fryslân.
33 834 Wijziging van de Wet milieubeheer (jaarverplichting hernieuwbare energie vervoer, hernieuwbare brandstofeenheden en elektronisch register hernieuwbare energie vervoer)
20-05-2014
De Staatssecretaris zal de definitieve nalevingsstrategie voor hernieuwbare energie uiterlijk medio 2016 naar de Kamer sturen. NB: in 2015 zal eerst ervaring worden opgedaan met de strategie en zullen eventuele veranderingen worden doorgevoerd.
Stas IenM
De Kamer zal conform toezegging worden geïnformeerd.
AO Transportraad
28-05-2014
De Staatssecretaris biedt aan de Kamer in een technische briefing nader te informeren over de wijze waarop zij de afspraken en suggesties voor een betere informatievoorziening aan de Kamer over Europese voorstellen en Europese Raden op IenM-terrein wil vormgeven, opdat de Leden zich daar een oordeel over kunnen vormen.
Stas IenM
De Tweede Kamer gaat deze op korte termijn inplannen.
AO Transportraad
28-05-2014
In het voorjaar van 2015 zal de Kamer nader worden geïnformeerd over het nader onderzoek naar de cabotageactiviteiten in Nederland en over de handhaving hierop in Nederland en andere EU-lidstaten.
Minister IenM
De Tweede Kamer wordt d.m.v. een verzamelbrief t.b.v. het AO Wegen en Verkeersveiligheid dat op 28 mei a.s. plaatsvindt, meegedeeld dat de Minister verwacht de Kamer hierover in het najaar te kunnen informeren.
AO Transportraad
28-05-2014
De Kamer zal binnenkort worden geïnformeerd over de vraag of de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT) voldoende instrumenten heeft om de cabotageregels te kunnen handhaven. Daarbij nodigt de Staatssecretaris de Leden uit om een bezoek te brengen aan de ILT.
Stas IenM
Deze toezegging wordt betrokken bij het vervolgonderzoek over cabotage.
AO Scheepvaart
10-06-2014
De Minister stuurt de Kamer twee jaar na 1 juli 2014 een evaluatie van het huisvuilabonnement voor de binnenvaart.
Minister IenM
Het nieuwe abonnement is per 1 juli 2014 ingegaan. RWS volgt de uitvoering.
AO ERTMS/Spoorveiligheid
24-06-2014
De Staatssecretaris brengt bij de planuitwerking van ERTMS in beeld welke trajecten buiten PHS extra aandacht krijgen en waarom.
Stas IenM
Deze toezegging wordt meegenomen in de
onderzoeken die plaatsvinden in de Planuitwerkingsfase. Hier wordt de Tweede Kamer over geïnformeerd.
AO Externe veiligheid en handhaving
19-06-2014
De Staatssecretaris stuurt de resultaten van de evaluatie van de Regionale Uitvoeringsdiensten (RUD's) vóór de zomer van 2015 naar de Kamer. Daarbij zal zij de interventiebevoegdheid nader toelichten en ingaan op de noodzakelijkheid daarvan.
Stas IenM
De resultaten van de evaluatie zullen op korte termijn naar de Kamer gestuurd worden.
AO Externe veiligheid en handhaving
19-06-2014
De Staatssecretaris zegt toe de verschillen tussen regio's mee te nemen in de eerstvolgende «Staat van de Veiligheid majeure risicobedrijven».
Stas IenM
De eerst volgende «Staat van de Veiligheid majeure risicobedrijven» wordt op korte termijn naar de Kamer gezonden.
Wet aanpassing waterschaps-verkiezingen (33 719)
09-12-2013
Bij de evaluatie van het waterschapsbestel na 2015 zal ook aan de orde komen
-
•het punt van de geborgde zetels;
-
•de vertegenwoordiging van de geborgde zetels in het dagelijks bestuur;
-
•de bezoldiging van de leden van het dagelijks bestuur van de waterschappen in relatie tot de ruimte binnen het bestaande budget van de waterschappen.
Minister IenM
De resultaten van de evaluatie zullen voor het kerstreces 2015 naar de Kamer gestuurd worden.
Begrotingsonderzoek
09-10-2014
De Minister zal vanaf de begroting voor 2016 een tabel in de begroting opnemen met daarin het budget voor beheer, onderhoud en vervanging per modaliteit per jaar, in een oogopslag.
Minister IenM
IenM zal in de Bijlage bij de Begroting het integrale overzicht van instandhouding van alle hoofdinfra (HWN, HVWN, HWS, Spoor) bieden. In deze bijlage zal tevens ingegaan worden op de voortgang van efficiency verbeteringen en versoberingen (RWS netwerken).
Begrotingsonderzoek
09-10-2014
De Minister biedt aan voortaan bij begrotingen technische briefings te laten geven.
Minister IenM
Deze toezegging is een continu proces.
AO Vervoer en Beheer Hoofdrailnet (concept-ontwerpconcessies) - 2e termijn
15-10-2014
De Staatssecretaris bericht de Kamer na de evaluatie van het Actieplan Fietsparkeren in 2015 schriftelijk over hoe dit in de toekomst vorm gaat krijgen in de samenwerking tussen de betrokken partijen.
Stas IenM
De Tweede Kamer zal voor het einde van het jaar hierover worden geïnformeerd.
AO Vervoer en Beheer Hoofdrailnet (concept-ontwerpconcessies) - 2e termijn
15-10-2014
De Staatssecretaris informeert de Kamer schriftelijk over de besteding van boetes die aan NS zijn opgelegd.
Stas IenM
Deze toezegging wordt tzt in het kader van het uitwerken van de beheer- en vervoerconcessie uitgevoerd.
AO Vervoer en Beheer Hoofdrailnet (concept-ontwerpconcessies) - 2e termijn
15-10-2014
De staatsecretaris informeert de Kamer er schriftelijk over als ze een besluit neemt over een voorstel van NS om tariefdifferentiatie toe te passen.
Stas IenM
Deze toezegging wordt tzt in het kader van het uitwerken van de beheer- en vervoerconcessie uitgevoerd.
AO Vervoer en Beheer Hoofdrailnet (concept-ontwerpconcessies) - 2e termijn
15-10-2014
De Staatssecretaris informeert de Kamer binnen twee maanden schriftelijk over hoe de aandacht voor het goederenvervoer geborgd wordt in de samenstelling van de directie van ProRail.
Stas IenM
Aan deze toezegging kan pas voldaan worden als de opheffing van KeyRail afgerond is. De Kamer zal naar verwachting na de zomer van 2015 een reactie krijgen.
AO Openbaar Vervoer/OV-chipkaart
16-10-2014
De Staatssecretaris vraagt de vervoerders om vóór de begroting van 2016 in de voortgangsrapportage Nationaal Openbaar Vervoerberaad te rapporteren over deur-tot-deur-pilots met betalen in het openbaar vervoer.
Stas IenM
De pilots zijn opgenomen in de NOVB-werkagenda. Daardoor wordt over de voortgang gerapporteerd in de voortgangsrapportage.
AO Grondstoffen en Afval (tweede termijn)
16-10-2014
De Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu informeert de Kamer over de percentages inzake de zuiverheid van verpakkingsmaterialen. De Staatssecretaris gaat daarbij in op de 2%/10%-norm en op het betrekken van meerdere productgroepen bij deze norm.
Stas IenM
De Kamer wordt voor 31 december 2015 geïnformeerd.
Begrotingsbehandeling IenM
29-10-2014
De Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu informeert de Kamer voorafgaand aan het notaoverleg MIRT d.d. 24 november 2014 over de uitkomsten van het overleg met de regio inzake de problemen omtrent de Valleilijn.
Stas IenM
Het overleg van IenM met Gelderland en Connexxion over de uitbreiding van de capaciteit van de treinen in de spits is nog gaande. IenM heeft al geruime tijd een bijdrage van € 7,5 miljoen beschikbaar uit het Programma Beter Benutten. De provincie Gelderland en Connexxion proberen de financiering van hun bijdragen rond te krijgen zodat nog in de zomer in totaal 2 of 3 extra treinstellen door Connexxion kunnen worden besteld.
Begrotingsbehandeling IenM
29-10-2014
De Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu informeert de Kamer in de loop van 2015 over haar zoektocht samen met het bedrijfsleven, de Stichting Klimaatvriendelijk Aanbesteden & Ondernemen (SKAO) en Stichting True Price om te komen tot een goede manier om de CO2-prestatieladder door te ontwikkelen.
Stas IenM
De Tweede Kamer wordt voor 1 oktober 2015 geïnformeerd.
AO Water
17-11-2014
De Minister zal overleg plegen met haar ambtsgenoot van financiën over de verlenging van het Infrastructuurfonds en het Deltafonds en zal de Kamer daar in verband met de ontwerpbegroting 2016 over informeren.
Minister IenM
De Tweede Kamer wordt na het zomerreces 2015 geïnformeerd.
AO Water
17-11-2014
In het volgende Deltaprogramma zal ook informatie worden overgenomen over de integrale aanpak en het meekoppelen in waterprojecten.
Minister IenM
De Kamer zal conform toezegging worden geïnformeerd.
AO Water
17-11-2014
In het voor in 2015 voorziene nieuwe Nationaal Waterplan 2016-2021 zal ook worden ingegaan op een systematische en integrale aanpak waterkwaliteit en zoetwatervoorziening.
Minister IenM
De Kamer wordt voor 31 december 2015 geïnformeerd.
AO Water
17-11-2014
Zoals de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu aan de Kamer heeft laten weten in haar brief «Appreciatie RIVM rapport en stand van zaken microplastics en geneesmiddelen» d.d. 28 oktober 2014, zal eind 2014 door het kabinet een «Green Deal duurzame bedrijfsvoering zorgsector» aan de Kamer worden gezonden, dat ook een plan van aanpak voor medicijnresten in het oppervlaktewater zal bevatten.
Stas IenM
De Green deal Zorg met bouwstenen van EZ wordt eind zomer 2015 uitgestuurd.
AO Luchtvaart
26-11-2014
De Staatssecretaris informeert de Kamer zodra de voorzitter van de Omgevingsraad Schiphol benoemd is.
Stas IenM
De Tweede Kamer wordt na het zomerreces 2015 geïnformeerd.
AO Luchtvaart
26-11-2014
De Staatssecretaris informeert de Kamer over de begroting van de Omgevingsraad Schiphol en in hoeverre daarbij financieel synergievoordeel is behaald.
Stas IenM
De Tweede Kamer wordt na het zomerreces 2015 geïnformeerd.
AO Transportraad
27-11-2014
In de toekomstige verslagen over de Transportraad zal worden aangegeven of de bewindspersonen daar zelf bij aanwezig waren en zo nee, waarom niet.
Minister IenM
Stas IenM
Deze toezegging is een continu proces.
Debat over de eventuele gevolgen van het IPCC rapport voor het Nederlandse beleid
03-12-2014
Het kabinet stuurt de Kamer voor de zomer van 2015 een reactie op het rapport «Naar een voedselbeleid» van de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR) en gaat daarbij tevens in op het rapport van Chatham House «Livestock - Climate Change’s Forgotten Sector. Global Public Opinion on Meat and Dairy Consumption».
Stas IenM
De Tweede Kamer wordt rond de zomer 2015 geïnformeerd.
Notaoverleg MIRT
24-11-2014
De Minister zal het onderzoek naar nut- en noodzaak van de kanteldijk bij de Blankenburgtunnel, reeds door haar gestart, betrekken bij het ontwerp van de tunnel, rekening houdend met de veiligheid. Zij zal hierover rapporteren in het ontwerp-tracébesluit (OTB) dat na de zomer van 2015 ter inzage wordt gelegd en zal dit tevens aan de Kamer doen toekomen, inclusief het rapport van Horvat en partners getiteld «Advies Waterveiligheid Tunnel NWO» en inclusief andere rapporten met alternatieven, met daarbij technische onderbouwingen.
Minister IenM
RWS onderzoekt de nut en noodzaak van de kanteldijk. Het ENW-rapport (op verzoek van het Hoogheemraadschap en RWS opgesteld) is medio december opgeleverd, waarin wordt aangegeven dat het in principe is toegestaan de tunnelconstructie onderdeel te laten zijn van de primaire waterkering (geen kanteldijk nodig), maar dat naar de specifieke situatie moet worden gekeken. RWS onderzoekt of dit ook geldt voor deze specifieke situatie. De verwachting is dat eind mei een integrale analyse gereed is op basis waarvan de Minister kan worden geadviseerd over wel of geen kanteldijk in dit specifieke geval en hoe dit zijn weerslag zal krijgen in het OTB.
Notaoverleg MIRT
24-11-2014
De Minister zal - in samenspraak met haar ambtsgenoot van het Ministerie van Financiën - in de verkenning naar de wijze waarop de verlenging van het Infrastructuurfonds in de toekomst vorm kan krijgen verschillende opties uitwerken, waaronder de optie van een automatische jaarlijkse verlenging. Zoals reeds toegezegd tijdens het Wetgevingsoverleg Water van 17 november 2014 zal zij de Kamer deze verkenning doen toekomen in aanloop naar de behandeling van de Ontwerpbegroting 2016.
Minister IenM
De Tweede Kamer wordt volgens planning toezegging geïnformeerd.
Debat Invoering van de rijbewijsplicht voor landbouw- en bosbouwtrekkers en motorrijtuigen met beperkte snelheid (T-rijbewijs) 33 781
02-12-2014
De Minister van Infrastructuur en Milieu zegt de Kamer, naar aanleiding van vragen en opmerkingen van het lid Schaap van de VVD-fractie, toe de Kamer te informeren zodra de uitkomsten van het uitwerkingsoverleg met de AOC Raad bekend zijn.
Minister IenM
De Eerste Kamer wordt conform toezegging over de uitkomsten van het uitwerkingsoverleg met de AOC Raad geïnformeerd.
AO Scheepvaart
21-01-2015
De Minister informeert de Kamer over de mogelijkheid de BTW op walstroom af te schaffen.
Minister IenM
Deze vraag loopt mee in de implementatie van de richtlijn Clean Power voor Transport. Er zal in overleg met de branche het gesprek met onder andere Financiën geopend worden. De uitkomsten zullen voorjaar 2016 aan de Kamer gemeld worden.
AO Scheepvaart
21-01-2015
De Minister stuurt de Kamer na 13 mei 2015 informatie over de mogelijke verdieping van de toegang van de haven van Vlissingen.
Minister IenM
De Kamer zal rond de zomer 2015 worden geïnformeerd.
AO Scheepvaart
21-01-2015
De Minister stuurt de lijst van indicatorstoffen voor ongewenste bijmenging in scheepsbrandstof naar de Kamer.
Minister IenM
Stas IenM
Lijst is pas beschikbaar na overleg met de sector in het IMO. Verwachting is 2e helft 2015.
AO Scheepvaart
21-01-2015
De Minister bericht de Kamer over de onderhandelingen over de stikstofemissiebeheergebieden (NECA's) zodra het noodzakelijk is besluiten te nemen over de te volgen strategie.
Minister IenM
Stas IenM
De Kamer zal rond de zomer 2015 worden geïnformeerd.
Initiatiefnota Uitbouw en betere benutting Nederlandse wandel- en fietsnetwerk
19-01-2015
De Minister zal voor zover het Rijksprojecten betreft, indien afgeweken wordt van de CROW-richtlijn, daar een motivatie voor geven.
Minister IenM
De Kamer zal medio 2015 geïnformeerd worden.
Initiatiefnota Uitbouw en betere benutting Nederlandse wandel- en fietsnetwerk
19-01-2015
De Minister heeft toegezegd de Richtlijn Fietsverkeer opnieuw tegen het licht te houden en de Kamer daarover te informeren.
Minister IenM
De Kamer wordt voor 31 december 2015 geïnformeerd.
Initiatiefnota Uitbouw en betere benutting Nederlandse wandel- en fietsnetwerk
19-01-2015
De Minister zal bij de MIRT-rapportage inzichtelijk maken wat de regering op het inhoudelijke beleidsterrein van de Initiatiefnota doet.
Minister IenM
De Kamer wordt voor 31 december 2015 geïnformeerd.
Initiatiefnota Uitbouw en betere benutting Nederlandse wandel- en fietsnetwerk
19-01-2015
De Minister zal met haar ambtsgenoot van Economische Zaken in overleg treden over het verder openstellen van ecoducten ten behoeve van wandel- en fietspaden.
Minister IenM
De Kamer zal in het najaar 2015 worden geïnformeerd.
AO Waddenzee en Noordzee
04-02-2015
De Minister zal de evaluatie van de Samenwerkingsagenda Waddenzee aan de Kamer doen toekomen.
Minister IenM
Het betreft de tussenevaluatie van de samenwerkingsagenda Verbetering Beheer Waddenzee. Bij brief aan de Kamer van 2 juli 2014 is aangegeven dat deze plaatsvindt in 2016.
AO Duurzaamheid
05-02-2015
De Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu stuurt de Kamer, waarschijnlijk vóór de zomer van 2015, samen met de Minister voor Wonen en Rijksdienst en de Minister van Economische Zaken het plan van aanpak duurzaam inkopen. Hierin wordt nader ingegaan op de vragen gesteld over duurzaam inkopen in dit algemeen overleg. Tevens wordt ingegaan op de brief d.d. 27 januari 2015 van VNO-NCW en een vijftal andere organisaties inzake duurzaam inkopen.
Stas IenM
De Kamer wordt voor 1 oktober 2015 geïnformeerd.
AO Duurzaamheid
05-02-2015
De Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu stuurt de Kamer in 2015 een evaluatie van de Timber Procurement Assessment Committee (TPAC).
Stas IenM
De Kamer wordt voor 31 december 2015 geïnformeerd.
AO Wegverkeer en Verkeersveiligheid
12-02-2015
De Minister stuurt zo snel mogelijk het voorstel voor de aanpassing van de Wegenverkeerswet inzake de tijdens dit Algemeen Overleg besproken problematiek rond de verkeersregelaars aan de Kamer.
Minister IenM
Voortouw ligt bij VenJ, planning naar verwachting rond de zomer 2015.
AO Leefomgeving
26-02-2015
De Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu informeert de Kamer over de uitkomst van het overleg met het lid Van Veldhoven (D66) inzake aanpassing van de nalevingsverslagen geluidsproductieplafonds met betrekking tot de werkruimte van 1,5 db.
Stas IenM
Het aangekondigde overleg van de Staatssecretaris met het lid Van Veldhoven heeft nog niet plaatsgevonden. Nadat dit overleg heeft plaatsgevonden informeert de Staatssecretaris de Kamer.
AO Leefomgeving
26-02-2015
De Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu informeert de Kamer over de resultaten van het gesprek met de regio inzake AWACS, en neemt de mogelijkheid tot het instellen van een leefbaarheidsfonds daarin mee. De gesprekken met de regio staan gepland voor de maand maart 2015.
Stas IenM
De gesprekken vinden op verzoek van de lokale overheden later plaats. Daarna wordt de Kamer spoedig geïnformeerd.
AO Milieuraad
04-03-2015
In de verslagen over de Milieuraad zal de Staatssecretaris - waar aan de orde - terugkomen op het Franse verbod op het gebruik van Bisfenol A in verpakkingsmateriaal dat in contact komt met voedsel.
Stas IenM
Deze toezegging is een continu proces.
AO Milieuraad
04-03-2015
De Staatssecretaris zal de Kamer rapporteren over de extra inspanning die geleverd wordt ten aanzien van het tegengaan van CO2-uitstoot in minder ontwikkelde landen, in aanloop naar de COP in Parijs in december 2015.
Stas IenM
De Kamer wordt voor 31 december 2015 geïnformeerd.
Dertigledendebat Europese kerncentrales d.d.
06-03-2013
Het jaarlijks melden van de voortgang van de sanering van het historisch afval in Petten bij de begroting.
Minister IenM
Deze toezegging is een continu proces.
Dertigledendebat Europese kerncentrales d.d.
06-03-2013
Jaarlijks (bij de begrotingsbehandeling) zal de TK worden geïnformeerd over de voortgang bij de uitvoering van de stresstestmaatregelen in Borssele.
Minister IenM
Deze toezegging is een continu proces.
Dertigledendebat Europese kerncentrales d.d.
06-03-2013
Voor zover nadere informatie over veiligheid van buitenlandse kerncentrales (...) zal die bij de rapportage bij de begroting aan de Kamer worden gegeven.
Minister IenM
Deze toezegging is een continu proces.
Mondelinge vragen Van Veldhoven (D66)
22-01-2013
De Minister heeft toegezegd de Kamer te informeren als er meer duidelijkheid is hoe hoog de kosten zijn en waar de kosten van opruimen landen.
Minister IenM
De Kamer wordt eind 2015 geïnformeerd
Dertigledendebat Thermphos d.d. 02-04-2015
De Minister zegt volledig toe inzicht te geven aan de Tweede Kamer als het hele proces, waaronder het zoveel mogelijk verhalen van de kosten op de boedel, achter de rug is.
Minister IenM
De Kamer wordt eind 2015 geïnformeerd.
Dertigledendebat Thermphos d.d. 02-04-2015
De Minister zegt toe dit jaar een onderzoek uit te laten voeren naar de wenselijkheid van het verplichten van bedrijven die in de categorie laagradioactieve stoffen vallen om een financiële zekerheid te stellen. Hierbij zal in beeld worden gebracht wat de financiële gevolgen zijn voor overheid en bedrijfsleven en zal de internationale context in beeld worden gebracht. Vervolgens zal ik samen met mijn collega van IenM nagaan welke conclusies wij moeten trekken uit de onderzoeksresultaten.
Minister IenM
De Kamer wordt eind 2015 geïnformeerd.
Dertigledendebat Europese kerncentrales d.d. 06-03-2013
De Tweede Kamer wordt geïnformeerd over de besluitvorming en de planning voor eindberging van radio-actief afval.
Minister IenM
De Kamer wordt eind 2015 geïnformeerd.
AO Kernenergie d.d. 21-04-2011
De Kamer zal in 2013 worden geïnformeerd over de uitkomsten van de tienjaarlijkse evaluatie veiligheid Borssele.
Minister IenM
De Kamer wordt eind 2015 geïnformeerd.
AO Spoor (tweede deel)
29-04-2015
De Staatssecretaris beziet of het mogelijk is om feitelijke informatie over het vervoer van gevaarlijke stoffen openbaar te maken en informeert de Kamer daarover.
Stas IenM
De Kamer wordt gelijktijdig met de motie Cegerek 30175-214 voor april 2016 afgedaan.
AO Ruimtelijke ordening
29-04-2015
De Minister zal de Kamer een brief sturen over de procedure die zij wil volgen inzake de snelle realisatie van de Wet stedelijke herverkaveling en de Wet inrichting landelijk gebied en zal in deze brief mogelijkheden rond loskoppeling schetsen indien andere onderdelen vertraging oplopen.
Minister IenM
De Kamer wordt in het najaar 2015 geïnformeerd.
AO Openbaar vervoer, OV-chipkaart en taxi
28-05-2015
De Staatssecretaris zal het functioneren van de Toegelaten Taxi Organisaties (TTO's) nader evalueren, in aanvulling op de evaluaties van de tariefstructuur en de boordcomputer taxi.
Stas IenM
De Kamer zal conform toezegging worden geïnformeerd.
AO Openbaar vervoer, OV-chipkaart en taxi
28-05-2015
De Staatssecretaris komt bij de volgende voortgangsrapportage van het Nationaal Openbaar Vervoerberaad (NOVB) terug op de stand van zaken van de open brondata in het openbaar vervoer.
Stas IenM
De Kamer zal conform toezegging worden geïnformeerd.
AO Openbaar vervoer, OV-chipkaart en taxi
28-05-2015
De Staatssecretaris houdt de Kamer op de hoogte van de ontwikkelingen omtrent het sluiten van poortjes op stations.
Stas IenM
De Kamer zal conform toezegging worden geïnformeerd.
AO Luchtvaart
04-06-2015
De Staatssecretaris informeert de Kamer over de actie die ze met de Minister van SZW onderneemt om het evenwicht op de arbeidsmarkt van piloten te bevorderen, in november of december 2015. Mocht dat langer duren, dan bericht ze de Kamer daar voor die tijd over.
Stas IenM
De Kamer zal conform toezegging worden geïnformeerd.
AO Luchtvaart
04-06-2015
De Staatssecretaris bericht de Kamer voor het Kerstreces van 2015 over haar gesprek met de EVO over het vrachtvervoer vanaf Schiphol
Stas IenM
De Kamer zal conform toezegging worden geïnformeerd
AO Luchtvaart
04-06-2015
De Staatssecretaris geeft voor 1 september 2015 duidelijkheid over de transformatie in de tweede geluidszone rond Schiphol.
Stas IenM
De Kamer zal conform toezegging worden geïnformeerd.
AO Luchtvaart
04-06-2015
De Staatssecretaris doet de Kamer een brief toekomen over wat ze nationaal kan doen aan de psychologische keuring van piloten.
Stas IenM
De Kamer zal conform toezegging worden geïnformeerd.
AO Spoorveiligheid/ERTMS
17-06-2015
In de derde voortgangsrapportage ERTMS informeert de Staatssecretaris de Kamer onder meer over de maatregelen naar aanleiding van het rapport van de Auditdienst en over het monitoringkader voor ERTMS en daarmee samenhangende projecten.
Stas IenM
De Kamer zal conform toezegging worden geïnformeerd.
AO Spoorveiligheid/ERTMS
17-06-2015
De Staatssecretaris informeert de Kamer in september 2015 over de eerste tussenrapportage van de Inspectie Leefomgeving en Transport over het verbeterprogramma PGO van ProRail.
Stas IenM
De Kamer zal conform toezegging worden geïnformeerd.
AO Spoorveiligheid/ERTMS
17-06-2015
De Staatssecretaris informeert de Kamer voor het Kerstreces 2015 over de uitkomsten van de derde tranche van het Landelijk Verbeterprogramma Overwegen.
Stas IenM
De Kamer zal conform toezegging worden geïnformeerd.
AO Scheepvaart
23-06-2015
De Minister bericht de Kamer in het laatste kwartaal van 2015 over het aanbieden van wifi bij sluizen.
Minister IenM
De Kamer zal conform toezegging worden geïnformeerd.
WGO Jaarverslagen
25-06-2015
De Kamer ontvangt begin 2016 de evaluatie/effectmeting Beter Benutten.
Minister IenM
De Kamer wordt over de uitkomsten van de effectmetingen van het lopende Beter Benutten programma, de eerste effectmetingen van de maatregelen voor het regionaal spoor en de voortgang van het vervolgprogramma geïnformeerd bij gelegenheid van het overleg over het MIRT in het najaar.
WGO Jaarverslagen
25-06-2015
Over de bestuurlijke afspraken rond het wandel- en fietsnetwerk, (de subsidiëring van) het Fietsplatform en de coördinerende rol van de Minister wordt gerapporteerd in de brief «Bestuurlijke overleggen MIRT» van het najaar van 2015. Daarmee samenhangend zal de Minister de Kamer vóór de begrotingsbehandeling informeren over wat haar intenties in deze zijn.
Minister IenM
De Kamer zal conform toezegging worden geïnformeerd.
WGO Jaarverslagen
25-06-2015
De Staatssecretaris zal de Kamer informeren over de resultaten van het initiatief tot (de organisatie van) een «grensoverschrijdend spoor-top», dat zij samen met de regio zal nemen.
Stas IenM
De Kamer zal conform toezegging worden geïnformeerd.
AO Water
24-06-2015
De Minister zal in het najaar een brief aan de Kamer sturen inzake de berekeningen ten aanzien van de 18.000 kuub bij Lobith-discussie waarbij zij de relevante rapporten betrekt.
Minister IenM
De Kamer zal conform toezegging worden geïnformeerd.
AO Water
24-06-2015
De Minister zal in november een routekaart ten aanzien van de aanpak voor wat betreft het Nationaal Waterplan en aanverwante zaken aan de Kamer sturen, waarbij zij specifiek aandacht zal besteden aan het programma rond waterkwaliteit, mede gelet op de motie Jacobi-Hachchi (34 000-J, nr. 18) en de zogenaamde «Verklaring van Amersfoort».
Minister IenM
De Kamer zal conform toezegging worden geïnformeerd.
AO Water
24-06-2015
De Minister zal in het najaar een overzicht geven van de belemmeringen inzake innovaties in de waterketen, waarbij zij de op dat moment reeds beschikbare oplossingen noemt. Voorts zal zij zal wanneer deze oplossingen nog gezocht moeten worden daar iets over opmerken.
Minister IenM
De Kamer zal conform toezegging worden geïnformeerd.
AO Water
24-06-2015
De Minister zal de informatie rond drinkwatervoorziening en drinkwatertarieven in het najaar van 2015 aan de Kamer sturen.
Minister IenM
De Kamer zal conform toezegging worden geïnformeerd.
AO Water
24-06-2015
De Minister heeft toegezegd dat zij er voor zal zorgen dat in de eerder door de Staatssecretarissen van Infrastructuur en Milieu en van Economische Zaken inzake de samenhang tussen de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en de Kaderrichtlijn Water (KRW) ook de samenhang tussen KRW en de Nitraatrichtlijn zal worden meegenomen.
Minister IenM
De Kamer zal conform toezegging worden geïnformeerd.
AO Water
24-06-2015
In december zal de Minister een brief sturen inzake het wel of niet toestaan van het doorvaren van vissersschepen met een lengte tussen de 25 en 45 meter door windmolenparken.
Minister IenM
Vanuit het NWP2 zal in de aanbiedingsbrief TK bij het Nationaal Waterplan 2016-2021 met bijlagen o.a. Beleidsnota Noordzee 2016-2021 expliciet aandacht zijn voor deze toezegging. De toezegging zal worden afgedaan door de beleidstekst in de Beleidsnota Noordzee 2016-2021 over Doorvaart en Medegebruik.
AO Grondstoffen en Afval en ILT rapport
25-06-2015
De Staatssecretaris zal de Kamer het plan van aanpak voor de pilot voor het retourpremiesysteem in oktober aan de Kamer doen toekomen.
Stas IenM
De Kamer zal conform toezegging worden geïnformeerd.
AO Grondstoffen en Afval en ILT rapport
25-06-2015
De Staatssecretaris zal de Stichting Afvalfonds vragen de afspraken uit 2007 over statiegeld schriftelijk te herbevestigen en die reactie naar de Kamer sturen.
Stas IenM
De Kamer zal conform toezegging worden geïnformeerd.
AO Grondstoffen en Afval en ILT rapport
25-06-2015
Nadat de Staatssecretaris afspraken met de sector heeft gemaakt over hout, zal zij aan het eind van het jaar de eindresultaten hiervan naar de Kamer sturen.
Stas IenM
De Kamer zal conform toezegging worden geïnformeerd.
AO Grondstoffen en Afval en ILT rapport
25-06-2015
In het derde kwartaal zal de Staatssecretaris de Kamer informeren over de brancheverduurzamingsplannen.
Stas IenM
De Kamer zal conform toezegging worden geïnformeerd.
AO Grondstoffen en Afval en ILT rapport
25-06-2015
De Staatssecretaris zal een reactie op het zespuntenplan van de heer Dijkstra (VVD), uitgereikt tijdens het AO, aan de Kamer doen toekomen.
Stas IenM
De Kamer zal conform toezegging worden geïnformeerd.
AO Grondstoffen en Afval en ILT rapport
25-06-2015
In de volgende voortgangsrapportage VANG zal de Staatssecretaris per actie ingaan op de verschillende indicatoren, zoals de betrokken partijen en de financiële instrumenten.
Stas IenM
De Kamer zal conform toezegging worden geïnformeerd.
AO Grondstoffen en Afval en ILT rapport
25-06-2015
De Kamer zal na de zomer de regeling voor het verbod op gratis plastic tassen ontvangen.
Stas IenM
De Kamer zal conform toezegging worden geïnformeerd.
AO Grondstoffen en Afval en ILT rapport
25-06-2015
De Staatssecretaris zal nagaan of er ten aanzien van kassabonnetjes fiscale verplichtingen zijn en de Kamer hierover informeren.
Stas IenM
De Kamer zal conform toezegging worden geïnformeerd.
AO Grondstoffen en Afval en ILT rapport
25-06-2015
De Kamer zal eind 2015 een interdepartementale visie ontvangen over de duurzame inzet van biomassa, waarin ook duurzaamheidscriteria en borgsystemen voor na 2020 worden meegenomen. Hierin zal ook worden ingegaan op de mogelijkheid van Europese certificering.
Stas IenM
De Kamer zal conform toezegging worden geïnformeerd.
AO Grondstoffen en Afval en ILT rapport
25-06-2015
In de volgende voortgangsrapportage VANG zal de Kamer worden geïnformeerd over de recycling van tweewielers.
Stas IenM
De Kamer zal conform toezegging worden geïnformeerd.
Bijlage 4.4 Subsidieoverzicht
Begrotings- artikel
Naam subsidie (regeling) (met hyperlink naar vindplaats)
2014
2015
2016
2017
2018
2019
2020
Aantal verle-ningen 2014
Laatste evaluatie1 (jaartal) (met hyperlink naar vindplaats)
Volgende evaluatie2 (jaartal)
Einddatum subsidie3 (regeling) (jaartal)
Artikel 11 Integraal Waterbeleid
Programma
Subsidieprogramma wereldwijd werken met water: Partners voor Water (HGIS)
11.788
8.628
1.474
0
0
0
0
0
*
2015
2015
Subsidieprogramma wereldwijd werken met water 2016-2021
0
0
8.886
8.886
8.886
8.886
8.886
0
*
2021
2021
4
Besluit
St. Rioned - Project Kenniscoaches
0
0
0
331
0
0
0
0
2014
*
2011
5
Incidenteel
Incidentele subsidies 11.01 Waterkwantiteit
21
0
0
0
0
0
0
0
2019
Totaal artikel
11.809
8.628
10.360
9.217
8.886
8.886
8.886
0
Artikel 12 Waterkwaliteit
Besluit
St. Rioned - Project Kenniscoaches
100
212
0
0
0
0
0
0
2014
*
2011
4
Incidenteel
Incidentele subsidies 12.01 Waterkwaliteit
177
76
0
0
0
0
0
1
2015
Totaal artikel
277
288
0
0
0
0
0
1
Artikel 13 Ruimtelijke Ontwikkeling
Regeling
Bedrijvenregeling bodemsanering
6.924
9.479
10.000
10.000
10.000
10.000
10.000
7
2015
2007
6
Besluit
Regiecollege Waddengebied - Rijksbijdrage secretariaat Regiecollege Waddengebied (RCW)
194
150
90
90
90
90
90
1
2019
7
1.050
350
0
0
0
0
0
0
*
2009
Begroting
829
346
0
0
0
0
0
0
*
2010
8
St. Bureau Commissie voor de Milieu-Effectrapportage - Programma Commissie MER
4.655
2.000
2.000
2.000
0
0
0
1
2018
2012
9
Convenant
St. Bodemsanering NS (SBNS) - Bodemsanering NS-percelen
4.538
4.538
0
0
0
0
0
0
2010
2015
2015
10
Incidenteel
Landelijk Samenwerkingsverband GBKN - Subsidies Basisregistraties
11.195
12.152
1.619
0
0
0
0
0
2018
2013
Staatsbosbeheer - Bodemsanering Staatsbos
2.200
0
0
0
0
0
0
1
*
2014
St. Geonovum - Basisprogramma Geonovum
300
380
380
380
380
380
380
0
2019
2010
11
Beleidsprogramma AAARO: Actieagenda Architectuur en Ruimtelijk Ontwerp 2013-2016
616
3.036
616
0
0
0
0
0
2016
2012
Incidentele subsidies 13.01 Ruimtelijk Instrumentarium
325
370
350
0
0
0
0
0
2020
Incidentele subsidies 13.04 Ruimtegebruik Bodem
80
20
0
0
0
0
0
1
2020
Totaal artikel
32.906
32.821
15.055
12.470
10.470
10.470
10.470
13
Artikel 14 Wegen en Verkeersveiligheid
Regeling
Subsidieregeling Veilig Verkeer Nederland
3.620
3.660
3.660
3.659
3.659
3.659
3.659
1
2018
2018
3.729
3.958
3.958
3.958
3.958
3.958
3.958
2018
2018
789
763
758
758
758
758
758
1
2015
2019
2018
12
574
577
577
577
577
577
577
2016
2016
Incidenteel
St. Instituut voor Duurzame Mobiliteit - Project Het nieuwe rijden
513
0
0
0
0
0
0
0
2017
2010
Incidentele subsidies 14.01 Wegvervoer
325
654
135
60
0
0
0
1
2017
Incidentele subsidies 14.02 Veiligheid Wegen
505
328
1.260
1.260
1.260
1.260
1.260
2
2017
Totaal artikel
10.055
9.940
9.948
10.272
10.212
10.212
10.212
5
Artikel 15 Openbaar Vervoer
Begroting
Vereniging Reizigers Openbaar Vervoer (ROVER) - OV-loket 2013-2015
296
541
0
0
0
0
0
0
2015
2012
Incidenteel
Incidentele subsidies 15.01 Openbaar Vervoer
440
552
485
485
485
485
485
3
2020
Totaal artikel
736
1.093
485
485
485
485
485
3
Artikel 16 Spoor
Wet
Subsidie Contractsector/Bijzondere spoordiensten
10.000
0
0
0
0
0
0
0
*
2014
Regeling
Subsidieregeling beheersing GSM-R interferentie
0
10.500
10.300
9.200
0
0
0
0
*
2017
2016
Programma
Actieplan Groei op het Spoor: Subsidieprogramma mobiliteitsvouchers
594
36
0
0
0
0
0
0
2015
2014
Convenant
St. Bodemsanering NS (SBNS) - Bodemsanering NS-percelen
9.076
9.076
9.076
0
0
0
0
0
2010
2015
2015
10
2.211
2.158
2.241
2.211
2.211
2.211
2.211
8
*
2015
2016
13
Incidenteel
Incidentele subsidies 16.01 Spoor
829
39
29
59
59
59
59
1
2018
Totaal artikel
22.710
21.809
21.646
11.470
2.270
2.270
2.270
9
Artikel 17 Luchtvaart
Regeling
Bijdrage Commissie Regionaal Overleg luchthaven Schiphol (CROS)
264
369
520
520
520
520
520
1
2013
2017
14
Regeling commissies regionaal overleg burgerluchthavens van nationale betekenis
162
140
140
140
140
140
140
4
*
2017
15
Subsidieregeling KDC (Bijdrage Knowledge Development Centre)
40
39
50
50
50
50
50
1
2017
2017
Regeling Bijdrage onderwerken graanresten
1.700
1.900
0
0
0
0
0
71
2017
2017
Incidenteel
Incidentele subsidies 17.01 Luchtvaart
118
215
200
200
0
0
0
2
2017
Totaal artikel
2.284
2.663
910
910
710
710
710
79
Artikel 18 Scheepvaart en havens
Regeling
Tijdelijke subsidieregeling EICB 2012
40
0
0
0
0
0
0
0
*
2013
Tijdelijke subsidieregeling kennismakingsstages scheepvaart
298
250
250
250
0
0
0
766
2017
2017
Programma
Subsidieprogramma innovaties duurzame binnenvaart
160
200
0
0
0
0
0
6
*
2015
2015
Incidenteel
NWO - Subsidie Topsector Logistiek
0
1.750
4.337
7.775
4.495
2.000
0
0
*
2020
2015
16
Incidentele subsidies 18.01 Scheepvaart en Havens
45
75
0
0
0
0
0
1
2016
Totaal artikel
543
2.275
4.587
8.025
4.495
2.000
0
773
Artikel 19 Klimaat
Regeling
Projectstimuleringsregeling Interreg V
0
1.000
500
0
0
0
0
0
*
2020
2020
Programma
Subsidieprogramma Milieu en Technologie (ProMT)
181
100
0
0
0
0
0
0
2015
2011
Incidenteel
Incidentele subsidies 19.01 Klimaat
1.515
3.999
102
0
0
0
0
2
2018
Totaal artikel
1.696
5.099
602
0
0
0
0
2
Artikel 20 Lucht en Geluid
Programma
Subsidieprogramma Euro-6 (taxi’s en bestelwagens)
1.833
1.939
0
0
0
0
0
0
*
2015
2014
Subsidieprogramma Euro-VI (trucks en bussen)
9.828
0
0
0
0
0
0
0
*
2014
Subsidieregeling Milieuzonering
0
1.000
2.000
1.004
0
0
0
0
*
2020
2020
17
Totaal artikel
11.661
2.939
2.000
1.004
0
0
0
0
Artikel 21 Duurzaamheid
Besluit
St. Milieu Centraal - Programma Duurzaam Consumeren
520
520
300
300
300
300
300
1
2015
2013
Incidenteel
Incidentele subsidies 21.05 Duurzame Productketens
1.140
1.081
282
220
220
220
220
3
2020
Incidentele subsidies 21.06 Natuurlijk Kapitaal
631
0
359
359
359
359
359
1
2020
Totaal artikel
2.291
1.601
941
879
879
879
879
5
Artikel 22 Externe veiligheid en risico’s
Regeling
Subsidieregeling asbestdaken
0
0
10.000
12.000
15.091
17.583
21.594
0
*
2021
2021
18
Europese regeling
270
6.165
698
425
0
0
0
0
*
2018
2017
Incidenteel
Incidentele subsidies 22.01 Veiligheid Stoffen
100
275
275
175
175
175
175
6
2018
Incidentele subsidies 22.03 Externe veiligheid inrichten en transport
510
3.634
490
490
290
290
290
1
2018
Totaal artikel
3.876
12.546
11.463
13.090
15.556
18.048
22.059
7
19
Artikel 97 Algemeen Departement
Begroting
NOW - Programma Duurzame Logistiek
250
250
250
250
250
0
0
1
*
2018
2014
NWO - Programma Duurzame bereikbaarheid Randstad
869
0
0
0
0
0
0
0
*
2009
Overige subsidies
NWO - Programma Water en Klimaat
0
250
250
250
250
250
300
0
*
2020
20
NOW - Programma Smart Urban Regions of the Future (SURF)
0
750
750
750
750
750
800
0
*
2020
21
Totaal artikel
1.119
1.250
1.250
1.250
1.250
1.000
1.100
1
Totaal Hoofdstuk XII
101.963
102.952
78.747
69.072
55.213
54.960
57.071
898
Infrastructuurfonds
Regeling
Bijdrageregeling opgeviste explosieven 1992
15
8
8
15
15
15
15
geen
2015
22
Premieregeling opgeviste milieugevaarlijke stoffen
0
0
0
0
0
0
0
0
geen
2015
22
Subsidieregeling riolering woonboten
533
60
560
560
49
0
0
0
*
2010
Tijdelijke regeling subsidiëring Vereniging van Oud Medewerkers van de Rijkswaterstaat
85
85
85
85
0
0
0
0
*
2016
2013
Subsidieprogramma ZeehavenInnovatieProject voor duurzaamheid
0
2.000
0
0
0
0
0
0
*
2016
2014
Begroting
St. Koninklijke Nederlandse Redding Maatschappij (KNRM) - Subsidie KNRM: Communicatiemiddelen SAR
130
130
130
0
0
0
0
0
*
2016
2013
Incidenteel
Incidentele subsidies IF
38
6
0
0
0
0
0
0
Totaal Infrastructuurfonds
801
2.289
783
660
64
15
15
0
Totaal IenM
102.764
105.241
79.530
69.732
55.277
54.975
57.086
898
Toelichting
-
-1 Een * in deze kolom betekent dat een eerder evaluatiemoment op grond van de vigerende regelgeving niet aan de orde is.
-
-2 Een * in deze kolom betekent dat een volgend evaluatiemoment op grond van de vigerende regelgeving niet aan de orde is.
-
-3 Bij de subsidies die aangegeven zijn als Incidentele Subsidies is geen einddatum aangegeven. Deze posten betreffen diverse subsidies die conform de Awb artikel 4:23 derde lid sub d worden verleend. Hieraan ligt derhalve geen subsidieregeling aan ten grondslag; een einddatum is niet aan de orde.
-
-4 Art. 11 Subsidieprogramma Wereldwijd werken met Water 2016-2021. Dit is een nieuwe regeling die naar verwachting ultimo 2015 in werking treedt. De regeling is nog niet gepubliceerd.
-
-5 Art. 11 en 12 St. Rioned - Project Kenniscoaches. Deze subsidie is in 2014 geëvalueerd, de evaluatie is echter nog niet gepubliceerd.
-
-6 Art. 13 Bedrijvenregeling Bodemsanering. De regeling die aan deze subsidie ten grondslag ligt, het Besluit financiële bepalingen bodemsanering, kent geen einddatum, mede omdat er in deze regeling onder meer specifieke uitkeringen zijn geregeld. Voor wat betreft de Bedrijvenregeling geldt dat aanmeldingen voor subsidie-aanvragen uiterlijk 1 januari 2008 moesten zijn gemeld. Nieuwe subsidie-aanvragen die niet waren gemeld waren na die datum niet meer mogelijk.
-
-7 Art. 13 Regiecollege Waddengebied. Dit betreft de jaarlijkse subsidieverstrekking conform afspraken Regie College Waddengebied Nieuwe Stijl (loopt tot de beëindiging van het Waddenfonds) en de subsidie van de visieontwikkeling ten behoeve van het Noordzee Kanaalgebied.
-
-8 Art. 13 Klimaatbuffers. Deze middelen zijn gedecentraliseerd naar provincies (natuurakkoord 2013); de laatste 2 projecten worden in 2015 afgerond
-
-9 Art. 13 St. Bureau Commissie voor de Milieu-Effectrapportage - Programma Commissie MER. De Commissie MER heeft een wettelijke basis in de Wet milieubeheer. Het betreft een structurele exploitatiesubsidie die wordt afgebouwd i.v.m. overgang naar tarieffinanciering.
-
-10 Art. 13 en 16 St. Bodemsanering NS - Bodemsanering NS percelen. In 2010 is deze subsidie volgens de voorwaarden uit het convenant geëvalueerd. Het rapport van deze evaluatie, de «Derde Herijking Bodemsanering NS-percelen» is niet gepubliceerd.
-
-11 Art. 13 De Stichting Geonovum ontvangt structureel subsidie van IenM om haar basisprogramma te kunnen uitvoeren.
-
-12 Art. 14 De Subsidieregeling TeamAlert 2015-2019 wordt in de tweede helft van 2015 van kracht.
-
-13 Art. 16 Veiligheidsregio’s - Subsidie CLU+ op HSL-BR. Indien er geen nieuwe afspraken worden gemaakt wordt deze subsidie telkens met één jaar verlengd.
-
-14 Art. 17 Bijdrage Commissie Regionaal Overleg Luchthaven Schiphol. Deze commissie is verankerd in de Wet luchtvaart, het is een structurele exploitatiesubsidie.
-
-15 Art. 17 Regeling commissies regionaal overleg burgerluchthavens van nationale betekenis. Deze commissies zijn verankerd in de Wet luchtvaart, het zijn structurele exploitatiesubsidies.
-
-16 Art. 18 NWO - Subsidie Topsector Logistiek. Indien dit subsidieprogramma een langere looptijd zal krijgen dan 4 jaar, zal een subsidieregeling worden opgesteld.
-
-17 Art. 20 Subsidieregeling Milieuzonering. Dit is een nieuwe regeling die naar verwachting op 1 september 2015 in werking treedt. De regeling is nog niet gepubliceerd.
-
-18 Art. 22 Subsidieregeling Asbestdaken. Dit is een nieuwe regeling die naar verwachting begin 2016 in werking treedt, zie TK 28663 nr. 62. De regeling is nog niet gepubliceerd.
-
-19 Art. 22 Het totaal bedrag is inclusief € 3,876 miljoen resp. € 2,472 miljoen voor de Mesothelionoomregeling, vanwege administratieve redenen in de begrotingsstaat opgenomen onder het instrument subsidies in plaats van het instrument Inkomensoverdrachten
-
-20 Art. 97 NWO - Programma Water en Klimaat. Dit is een nieuwe subsidie waarvan de grondslag nog nader zal worden bepaald.
-
-21 Art. 97 NWO - Programma Smart Urban Regions of the Future (SURF). Dit is een nieuwe subsidie waarvan de grondslag nog nader zal worden bepaald.
-
-22 IF Bijdrageregeling opgeviste explosieven 1993 en Premieregeling opgeviste milieugevaarlijke stoffen. Deze regelingen zullen worden samengevoegd tot een nieuwe regeling waarbij conform regelgeving een horizonbepaling wordt opgenomen. Het aantal verleningen in 2014 m.b.t. de Bijdrageregeling opgeviste explosieven 1993 is nog niet bekend.
Bijlage 4.5 Evaluatie- en overig onderzoek
Soort onderzoek
Onderwerp
Artikel
Start
Afronding
Vindplaats
Waterkwantiteit
11
Ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid
Beleidsdoorlichtingen
Waterkwantiteit
11
2014
2014
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/blg-442254
Waterkwantiteit
11
2019
2020
Ander ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid
Effectenonderzoek ex-post evaluatie van enkele onderdelen van de waterwet
11
2013
2014
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-27625-336.html
Effectenonderzoek ex-post: evaluatie Waterschapswet verkiezingsstelsel
11
2015
2015
Leefomgevingsbalans (1x per 2 jaar)
11
2014
2016
http://themasites.pbl.nl/balansvandeleefomgeving/2014
Tussentijds evaluatie Bestuursakkoord water
11
2013
2015
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-28966-28.html
MIRT-onderzoeken in het kader van (de deelprogramma’s van)het Deltaprogramma gericht op voorstellen van het Deltaprogramma in 2014 voor de Deltabeslissingen
(hebben betrekking op de waterveiligheid, zoetwaterstrategie, peilbeheer Ijsselmeergebied, Rijn-Maasdelta en ruimtelijke adaptatie).
11
2009
2014
http://www.deltacommissaris.nl/deltaprogramma/inhoud/publicaties
¾ Evaluatie Ruimte voor de Rivier
11
2012
2013
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/blg-216364.html
Evaluatie Deltawet (experimenteerartikel in 2021/2)
11
2016
2017
Diverse voortgangsrapportages in het kader van de «Regeling grote projecten», oa HWBP2,Ruimte voor de rivier en Maaswerken
11
2012
Einde project
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-26399-13.html
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/dossier/30080
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-18106-221.html
Evaluatie structuurvisie Waddenzee
Conform
11
2015
2015
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-29684-112.html
Ex-ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid
MKBA’s
CPB: MKBA waterveiligheid IJsselmeergebied
11
2010
2013
http://www.cpb.nl/publicatie/economisch-optimale-waterveiligheid-het-ijsselmeergebied
MKBA bij ontwerp RGV
11
2014
2014
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-33531-2.html
Ander ex-ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid
Nader onderzoek Windenergie op Zee-aanvulling Hollandse Kust
11
2015
2016
Deltaprogramma
Ontwerp Nationaal Waterplan 2016-2021
Onder andere: overstromingsrisicobeheersplannen
11
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-31710-35.html
Onderzoeken mbt totstandkoming omgevingswet
11
Zie toelichting onder deze tabel
Overig onderzoek
Policy dialoque n.a.v. OESO onderzoek gericht op toekomstige opgaven in het waterbeheer
11
2013
2014
http://www.oecd.org/env/watergovernanceprogramme.htm
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-28966-27.html
Jaarlijkse voortgangsrapportage waterbeleid in Nederland 2014 (Water in Beeld)
11
12
Jaarlijks
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-27625-317.html
Periodieke toetsing van primaire waterkeringen:
ILT:Rapportage Derde toets primaire waterkeringen; Landelijke toets 2006-2011
ILT:Rapportage verlengde derde toetsing
11
2011
2014
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-31710-22.html
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-31710-26.html
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-31710-32.html
Toetsing van de Basiskustlijn (kustlijnkaartenboek)
11
Jaarlijks
Verkenning van de veiligheid in Nederland fase 2
11
2006
2015
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-27625-335.html
5-jaarlijkse evaluatie activiteiten Schelde estuarium conform verdrag met Vlaanderen inzake samenwerken beleid en beheer
11
2012
2013
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-30862-95.html
Nader onderzoek naar de doorwerking van het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening voor het Waddengebied
11
2015
2015
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-29684-121.html
PBL: Monitor SVIR
11
12
13
14
2013
2014
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-32660-60.html
Waterkwaliteit
12
Ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid
Beleidsdoorlichtingen
Waterkwaliteit
12
2015
2015
Ander ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid
PBL: Leefomgevingsbalans (1x per 2 jaar)
12
2014
2016
http://themasites.pbl.nl/balansvandeleefomgeving/2014
Actualisatie initiële beoordeling KRM: beoordeling het bereiken van de goede milieutoestand en daarbij behorende doelen in 2020 n.a.v. het treffen van maatregelen in het kader van bestaand en voorgenomen beleid
12
2018
Voortgangsrapportage uitvoering Programma van Maatregelen KRM, cf. art.8
12
2017
2018
Evaluatie doelmatigheid drinkwatervoorziening (evaluatie van hoofdstuk 5 vd drinkwaterwet ogv art 60 vd drinkwaterwet)
12
2015 of 2016
2016
Evaluatieonderzoek of de aanbevelingen van de Algemene Rekenkamer voldoende zijn opgevolgd (Gewijzigde motie van de leden Smaling en Jacobi TK 33 450 nr 40).
12
2016
2016
Ex-ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid
MKBA
MKBA maatregelen en kosten uitvoering maatregelen voor terugdringen zwerfvuil in zee Kaderrichtlijn Mariene strategie
12
2014
2015
MKBA beschermingsmaatregelen Centrale Oestergronden Friese Front, KRM
12
2015
2015
Overig onderzoek
De kwaliteit van het drinkwater in Nederland 2012 (jaarlijkse ILT rapportage)
12
2013
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-27625-313.html
De kwaliteit van het drinkwater in Nederland 2013.
12
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-27625-333.html
Policy dialoque n.a.v. OESO onderzoek gericht op toekomstige opgaven in het waterbeheer
11
2013
2014
http://www.oecd.org/env/watergovernanceprogramme.htm
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-28966-27.html
Midterm review beleidsnota drinkwater
12
2017
2017
Eindrapport visitatiecommissie Waterketen
12
2013
2015
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-28966-28.html
EC evaluatie over toestand zwemwater (jaarlijks)
12
Jaarlijks
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-27625-290.html
RIVM beleidsevaluatie legionellapreventie
12
2015
2016
(https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-27625-316.html p. 48)
Evaluatie nieuwe regelgeving voor badinrichtingen
12
2016
2019
http://www.internetconsultatie.nl/zwembaden
RIVM: bescherming drinkwaterbronnen in het nationaal beleid
12
2013
ILT: bedrijfsvergelijking in de drinkwatersector
(benchmark 2012-2013)
12
2014
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/blg-277498.html
ILT: Jaarevaluatie drinkwatertarieven
(jaarlijks)
12
2013
2015
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-27625-309.html
PBL: Monitor SVIR
12
2013
2015
2014
2016
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-32660-60.html
Ex-ante evaluatie van de ontwerp stroomgebiedbeheersplannen door PBL
12
2015
2016
Ruimtelijke ontwikkeling
13
Ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid
Beleidsdoorlichtingen
Ruimtelijke ontwikkeling
13
2013
2014
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/blg-442256
Ruimtelijke ontwikkeling
13
2019
2020
Ander ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid
Leefomgevingsbalans PBL (1x per 2 jaar)
13
2013
2015
2014
2016
http://themasites.pbl.nl/balansvandeleefomgeving/2014
Evaluatie Basisregistratie Gebouwen
13
2013
2013
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-33926-1.html
Evaluatie Besluit en regeling financiele bepalingen bodemsanering
13
2015
2015
Eindevaluatie sleutelprojecten
13
2020
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-32861-8.html
Ex-ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid
MKBA’s
KEA SMASH
13
2013
2014
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-32660-57.html
MKBA Zandhonger Oosterschelde
13
2012
2013
MKEA/MKBA Haalbaarheidsstudie 12-mijlszone
13
2013
2013
MKBA Structuurvisie Ondergrond
13
2013
http://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/bodem-en-ondergrond/ruimtelijke-ordening-ondergrond
Overig onderzoek
Structuurvisies
13
http://www.ruimtelijkeplannen.nl/web-roo/roo/bestemmingsplannen?tabFilter=VISIE
PBL: Monitor SVIR
13
2013
2015
2014
2016
Inspire monitor EU
13
2011
2017
http://inspire.jrc.ec.europa.eu/index.cfm/pageid/182
Ex-durante Evaluatie AmvB Ruimte 1e tranche
13
2017
Ex-durante evaluatie Wet voorkeursrecht gemeenten
13
2015
2015
Evaluatie ladder voor duurzame verstedelijking
13
2013
2014
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-32861-8.html
Uitvoeringsmonitor SVIR
13
jaarlijks
http://www.pbl.nl/publicaties/2012/monitor-infrastructuur-en-ruimte-2012-nulmeting
Plan MER Structuurvisie Ondergrond
13
2013
2015
http://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/bodem-en-ondergrond/structuurvisie-ondergrond
Heroverweging bodem(sanerings)beleid
13
2013
2014/2015
http://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/bodem-en-ondergrond/ruimtelijke-ordening-ondergrond
Voortgangsrapportage Groot Project RRAAM
13
2014
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-31089-109.html
Ex-durante evaluatie SVIR
2014
2015
Wegen en Verkeersveiligheid
14
Ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid
Beleidsdoorlichtingen
Wegen en verkeersveiligheid
14
2016
2017
Ander ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid
Verslag over de wijze waarop tracéwet is toegepast
14
2013
2015
http://mirt2015.mirtprojectenoverzicht.nl/financien/bijlage_2_vgr/index.aspx
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-33750-A-69.html
Verslag over de wijze waarop de Tracéwet is toegepast (incl. infrastructuurfonds art 12)
14
2015
2016
Voortgang Beter Benutten
2014
2014
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-34000-A-15
Monitoring en evaluatie «beter benutten»
14, 15 en 16
2012
jaarlijks
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/blg-264684.html
ARK rapport instandhouding hoofdwegennet
2013
2014
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-34000-A-8.html
Effectonderzoek Wet Rijonderricht motorrijtuigen
14
2012
2013
http://wetten.overheid.nl/BWBR0024674/geldigheidsdatum_24-07-2013
Evaluatie meerjarenprogramma Geluidsanering
14
2016
2016
Evaluatie aantal doden en gewonden in het verkeer
14
jaarlijks
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-29398-463.html
NMCA
14
Tweejaarlijks vanaf 2015
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/blg-264683
Ex-ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid
MKBA
MIRT Projectenboek
Jaarlijks bij begroting
Uitkomsten bestuurlijke overleggen MIRT
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-34000-A-15
Overig onderzoek
Mobiliteitsbeeld 2014
14
15
16
17
18
2013
2014
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-31305-211.html
Alcoholslotprogramma
14
2014
2014
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-29398-430.html
ILT: Staat van de veiligheid in de leefomgeving en transport 2014
14
16
17
2014
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-28089-28.html
Publieksrapportage rijkswegennet 2014
14
Elke 4 maanden
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-34000-A-56.html
OV-keten
15
Ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid
Beleidsdoorlichtingen
Openbaar vervoer
2014
2014
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/blg-442259
OV-keten
15
2019
2020
Ander ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid
Evaluatie sociale veiligheid ov
15
2014
2016
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-28642-60.html
Evaluatie taxiwet
15
2014
2015
Evaluatie boordcomputer taxi
15
2015
2016
Ruimte voor de fiets
15
3 jaarlijkse monitoring
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-29984-317.html
Evaluatie dubbeltariefsysteem taxi
15
2013
2013
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-31521-72.html
OV-klantenbarometer
15
2013
2013
http://www.ovklantenbarometer.nl/
Eindrapport «Krachten bundelen voor toekomstvast doelgroepenvervoer en OV»
15
2013
2013
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-25847-117.html
Beleidsevaluatie maximum tarieven taxivervoer
15
2015
2015
Overig onderzoek
Ruimte voor de fiets
15
3 jaarlijkse monitoring
http://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/fiets/meer-fietsenstallingen-bij-stations
OV-klantenbarometer
15
2014
2014
Eindrapport «Krachten bundelen voor toekomstvast doelgroepenvervoer en OV»
15
2013
2013
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/blg-239777
Mobiliteitsbeeld 2014
15
2013
2014
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-31305-211.html
Spoor
16
Ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid
Beleidsdoorlichtingen
Spoor
16
2017
2018
Ander ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid
Parlementair onderzoek onderhoud en innovatie spoor
16
2011
2012
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-32707-27.html
Evaluatie HSL-Zuid groot project status IF artikel 17
16
Kamerstukken II, 22026
Ex-ante onderzoek naar doeltrefffendheid en doelmatigheid van beleid
MKBA’s
ERTMS (voorkeursbeslissing)
16
2013
2014
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-33652-14.html
PHS (voorkeursbeslissing)
16
2014
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-32404-74.html
Overig onderzoek
ERTMS groot project
16
2013
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-33652-4.html
Evaluatie spoorwetgeving
2013
2013
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-31987-10.html
LTSA-1
16
2013
2013
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-29984-384.html
LTSA-2
16+15
2013
2014
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-29984-474.html
Jaarlijkse evaluatie one stop shop op corridors Rotterdam-Genua en Rotterdam-Lyon
16
2014
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-21501-33-508.html
Staat van de veiligheid in de leefomgeving en transport
16
jaarlijks
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/blg-478750
MER Evaluatie Betuweroute Aspect Sociaal
16
2013
2013
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/blg-239593.html
Impact analyse EU DG Transport
16
2012
2013
http://ec.europa.eu/transport/facts-fundings/evaluations/index_en.htm
Jaarverslag van de Nederlandse Autoriteit voor spoorveiligheid
16
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-29893-156.html
Luchtvaart
17
Ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid
Beleidsdoorlichtingen
Luchtvaart
17
2016
2017
Ander ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid
Luchtvaart (GIS)
17
2012
2013
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-26959-140.html
Jaarverslagen alderstafel en evaluatie
17
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-29665-214.html
Evaluatie schipholbeleid
17
2014
2015
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-29665-211.html
Evaluatie gebruiksprognose Schiphol en safety
17
2014
2015
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-31936-263.html
Ex-ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid
MKBA’s
KEA SMASH
13
2013
2014
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-32660-57.html
Actualisatie quick scan MKBA Schiphol en Lelystad Airport Middellange termijn
2014
2014
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/blg-342891
Luchthavenbesluit Twente
17
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-31936-198.html
Luchthavenbesluit Lelystad
Quick Scan Maatschappelijke Kosten en Baten Analyse
17
2014
2015
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-31936-264.html
Ander ex-ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid
Bekostiging luchtverkeersleiding
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-31936-258.html
Overig onderzoek
Uitvoeringsagenda Luchtvaartnota
17
2014
2015
Wettelijke ZBO evaluatie functioneren LVNL
17
2013
2014
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-30398-1.html
Externe veiligheid
17
2013
http://easa.europa.eu/language/nl/home.php
Beleidsagenda luchtvaartveiligheid
17
2015
2016
Evaluatie subsidie Knowledge & Development Center (KDC)
17
2017
2017
Scheepvaart en havens
18
Ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid
Beleidsdoorlichtingen
Scheepvaart en havens
18
2015
2016
Ander ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid
Evaluatie Loodsenwet/toezicht ACM
18
2013
2013
Evaluatie zeevaartbeleid 2008-2013
18
2013
2014
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-31409-67
Evaluatie van fiscaal maritiem beleid met financiën
18
2013
2014
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/blg-381165
Evaluatie subsidieregeling Zeehaveninnovatieproject IF artikel 15
18
2014
2015
Evaluatie Quick wins binnenhavens IF artikel 15
18
2016
2017
Evaluatie Project Mainport Rotterdam (evaluatie status groot project) IF artikel 17
18
2013
2013
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-24691-119.html
Actualisatie MKBA IDVV programma
2014
2015
http://www.beterbenuttenvaarwegen.nl/Rapporten+en+publicaties/RP+Eindrapporten/default.aspx
Ex-ante onderzoeken naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid
MKBA’s
KBA Volkeraksluizen
(voorkeursbeslissing)
18
2013
2013
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-33400-A-53.html
Capaciteitsuitbreiding Ligplaatsen Ijssel, onderdeel Boven-Ijssel (voorkeursbeslissing)
18
2013
2013
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-33750-A-5.html
KBA Twentekanalen
(voorkeursbeslissing)
18
2013
2013
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-33750-A-56.html
Ander ex-ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid
Totaaloverzicht Beheer, onderhoud, vervanging en renovatie wegen, vaarwegen en water
2015
2015
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/blg-413631
Toelichting programma IDVV: De Nederlandse vaarwegen beter benut
2013
2014
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-33750-A-61
Versterking marktstructuur binnenvaart
2014
2015
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-31409-79.html
Rijksbrede maritieme strategie 2015-2025
2014
2015
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-31409-70.html
Overig onderzoek
Beveiliging door moedwillige verstoring - audit EC
18
2012
2012
Vertrouwelijk
Onderzoek naar de concurrentieverhoudingen tussen de zeehavens in Duitsland, Frankrijk, Nederland, Vlaanderen en het Verenigd Koninkrijk
18
2013
2014
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-29862-24.html
Havenstaatcontrole 2013
2013
2014
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-31409-66.html
Klimaat
19
Ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid
Beleidsdoorlichtingen
klimaat
2017
2018
Ander ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid
Hernieuwbare energie: evaluatie Europese richtlijn (EZ)
EZ
http://ec.europa.eu/energy/studies/index_en.htm
Lokale klimaatinitiatieven
19
2013
2015
SER energieakkoord (EZ)
EZ
2016
2016
ECN: Evaluatie Besluit Emissie-eisen middelgrote stookinstallaties
19
2012
2013
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/blg-231228.html
Kabinetsreactie op parlementair onderzoek naar klimaat
19
2013
2013
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-33193-7.html
MIA/VAMIL
19
2013
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-33752-5.html
CDM
19
2013
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/blg-346237.html
Ex-ante onderzoeken naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid
-
Overig onderzoek
Voortgang klimaatbeleid in de balans voor de leefomgeving
19
2 jaarlijks
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-31253-32.html
Agentschapsevaluatie NEa
19
2013
2015
Geluid
20
Ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid
Beleidsdoorlichtingen
Geluid
2014
2015
Ander ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid
Swung IenII
20
2015
2015
Ex-ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid
-
Lucht
20
Ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid
Beleidsdoorlichtingen
Nationaal samenwerkingsprogramma luchtkwaliteit
2016
2017
Ander ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid
Eindevaluatie NSL
20
2017
Rapportage Euro VI subsidieregeling ongebruikte vrachtwagens en bussen
2014
2014
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/blg-363446
Rapportage Euro VI subsidieregeling emissiearme taxi’s en bestelwagens
2015
2015
Ex-ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid
-
Overig onderzoek
Jaarlijks monitoringrapport NSL
20
jaarlijks
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-30175-E.html
Duurzaamheid
21
Ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid
Beleidsdoorlichtingen
Duurzaamheid
21
2014
2014
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/blg-442260
Duurzaamheid
21
2019
2020
Ander ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid
Evaluatie instrument duurzaam inkopen
21
2013
2013
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/blg-290001.html
Evaluatie ketenaanpak
21
2013
2013
http://www.rwsleefomgeving.nl/onderwerpen/duurzaam_produceren/ketenaanpak/nieuws-ketenaanpak/
Voortgangsrapportage programma Van Afval Naar Grondstof (VANG)
21
2014
2015
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-33043-41.html
Evaluatie of de voordelen van covergisting opwegen tegen de nadelen (EZ en IenM)
21
2014
2015
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-33037-152.html
Evaluatie Activiteitenbesluit milieubeheer mbt landbouwactiviteiten
21
2015
2016
Ex-ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid
Ander ex-ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid
Ex-ante-evaluatie ontwikkelingsrichtingen mestbeleid op realisatie milieudoelen voor de veehouderij
21
2013
2013
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/blg-281083.html
Evaluatie Green Deals
21
2013
2013
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/blg-264765.html
Ex-ante evaluatie Circulaire economie (inclusief consumentenbeleid en Van Afval naar Grondstof (VANG))
21
2013
2013
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/blg-234688.html
Evaluatie LAP 1 en 2
21
2014
2014
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/blg-342379
Overig onderzoek
Voortgangsrapportage uitvoering Landelijk Afval Plan
21
-
2014
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-30872-161.html
National ecosystem assessment
PBL Quick Scan Hoofdlijnennotitie
21
2013
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/blg-252785.html
PBL ea:monitor duurzaam Nederland
21
2014
http://www.pbl.nl/publicaties/2011/monitor-duurzaam-nederland-2011
Omgevingsveiligheid en milieurisico’s
22
Ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid
Beleidsdoorlichtingen
Externe veiligheid en risico’s
22
2017
2018
Ander ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid
Evaluatie GGO-beleid 2000-2013
22
2014
2015
Evaluatie TNS regeling
22
2014
2015
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-28663-62.html
Voortgangsrapportage op grond van biocideverordening
22
2014
2015
Ex-ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid
-
Overig onderzoek
Derde vijfjaarlijkse evaluatie resultaten beleid prioritaire stoffen
22
2016
2016
Tweede tussentijdse evaluatiedoelstelling vernieuwing stoffenbeleid (REACH/SOMS)
Gevolgen voor MKB Reach
22
2013
2015
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/blg-210976
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-21501-08-548.html
Tussentijdse evaluatie omgaan met risico’s van nanotechnologie
22
2015
2015
Vierjaarlijkse wettelijke evaluatie Commissie Genetische Modificatie
22
2015
2015
Evaluatie VTH, inclusief BRZO-OD structuur
22
2014
2015
Meteorologie, seismologie en aardobservatie
23
Ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid
Beleidsdoorlichtingen
Meteorologie, seismologie en aardobservatie
23
2018
2019
Ander ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid
Evaluatie Agentschap KNMI
2014
2015
Ex-ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid
-
Overig onderzoek
Verkenning toekomst KNMI en heroverweging wet KNMI
23
2013
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-32379-8.html
Evaluatie wet taken metereologie en seismologie
23
2018
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-33802-3.html
Belang Eurometsat satellieten voor KNMI
23
2012
http://www.knmi.nl/cms/content/95298/nieuwe_serie_meteosat-weersatellieten
Handhaving en Toezicht
24
Ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid
Beleidsdoorlichtingen
Handhaving en toezicht (keuzes die in het handhavings- en toezichtbeleid door de ILT kunnen worden gemaakt).
24
2018
2019
Ander ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid
Evaluatie agentschap ILT
24
2014
2015
Ex-ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid
Meerjarenplan 2015-2019 ILT
14
16
17
24
2013
2014
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/blg-480938
Overig onderzoek
-
Toelichting
Bij MIRT projecten en de te nemen voorkeursbeslissingen ligt altijd een MKBA ten grondslag. Deze wordt bij de voorkeursbeslissing openbaar. Over de voortgang van de besluitvorming over MIRT projecten wordt de Tweede Kamer ieder half jaar geïnformeerd via een rapportage.
De onderzoeks- en adviesrapporten met betrekking tot de totstandkoming van de omgevingswet staan op pleio (https://omgevingswet.pleio.nl/pages/view/361708/onderzoeksrapporten en https://omgevingswet.pleio.nl/pages/view/361455/adgviesrapporten).
KIM publiceert haar werkprogramma en rapporten op http://www.kimnet.nl
PBL publiceert haar werkprogramma en onderzoeken op de site http://www.pbl.nl
ILT publiceert haar rapporten op http://ilent.nl/
Bijlage 4.6 Overzichtsconstructie Milieu
In de ministerraad van 24 augustus 2001 is besloten om vanaf de begroting 2003 een Overzichtsconstructie Milieu op te nemen als vervanging van het Milieuprogramma. Dit is een overzicht waarin informatie bijeen wordt gebracht van (onderdelen van) beleidsartikelen van verschillende begrotingen met een milieudoelstelling. In de overzichtsconstructie zijn operationele doelen uit beleidsartikelen van de verschillende departementen opgenomen, exclusief de Zelfstandige Bestuursorganen (ZBO’s) en de Baten- en Lastendiensten, die overwegend een uitvoerend karakter hebben.
Het opnemen van een overzichtsconstructie door een daartoe aangewezen Minister dient louter een informatiefunctie voor de Staten-Generaal. Op deze wijze wordt het integrale overheidsbeleid op een beleidsterrein zichtbaar gemaakt in één begroting of jaarverslag, ook al wordt het beleid door meerdere ministers ontwikkeld en/of uitgevoerd. De individuele ministeriële verantwoordelijkheid blijft daarbij gehandhaafd.
De Overzichtsconstructie Milieu is opgezet volgens de vigerende Regeling Rijksbegrotingsvoorschriften. Er wordt een overzicht gegeven van alle met milieubeleid in verband houdende artikelen en onderdelen bij IenM en andere ministeries. Begrotingsprestaties en -bedragen worden niet opgenomen; in de begroting van de andere ministeries kan de precieze invulling van de beleidsartikelen worden teruggevonden.
De Overzichtsconstructie Milieu kent primair een thematische indeling waarbij is uitgegaan van de kerntaken van het milieubeleid bij het Ministerie van IenM:
-
-
-
1.Klimaatverandering en luchtkwaliteit
-
-
-
-
2.Duurzaam produceren
-
-
-
-
3.Verminderen van risico’s van stoffen, straling en GGO’s
-
-
-
-
4.Versterken van het internationale milieubeleid
-
-
-
-
5.Leefomgevingskwaliteit
-
Aangezien een artikelonderdeel kan bijdragen aan meerdere taken, komen sommige onderdelen in de overzichtsconstructie op meerdere plaatsen voor. De overzichtsconstructie bevat geen andere informatie dan in de individuele begrotingen is terug te vinden. De kwaliteit van de informatie is daarom direct afhankelijk van de informatie die is opgenomen in de afzonderlijke departementale begrotingen.
Niet alle ministeries hebben specifieke beleidsdoelstellingen op milieugebied of de milieubijdrage is niet expliciet ondergebracht in een artikelonderdeel:
-
-
-
•III Algemene Zaken (AZ)
Algemene Zaken heeft geen specifieke beleidsdoelstellingen op het milieugebied en ook geen significante milieu-uitgaven.
-
-
-
-
•VII Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK)
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties is verantwoordelijk voor het beleid en de kaders op het terrein van de bedrijfsvoering van de rijksdienst. Dit betreft onder meer duurzame faciliteiten, duurzame huisvesting en ict, duurzame mobiliteit en duurzaam inkopen. De uitgaven hiervoor maken onderdeel uit van de begrotingen van departementen zelf.
Gemeentes en Provincies ontvangen van het Rijk verschillende bijdragen voor milieu. Deels staan die uitgaven op de betreffende departementale begrotingen (specifieke- of verzameluitkering) en deels maken zij onderdeel uit van het Gemeente- (B) en/of het Provinciefonds (C) (algemene, integratie- of decentralisatieuitkering). De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties is Fondsbeheerder voor beide fondsen; de Staatssecretaris van Financiën is medefondsbeheerder.
-
-
-
-
•VIII Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen (OCW)
In het kader van wetenschapsbeleid heeft OCW geen taken en specifieke doelen ten aanzien van milieubeleid. OCW oormerkt geen subsidies of begrotingsbedragen aan milieubeleid.
-
-
-
-
•IX Financiën (Fin)
Financiën heeft geen specifieke beleidsdoelstellingen op het milieugebied en ook geen significante milieu-uitgaven.
Voor de volledigheid is voor de fiscale ontvangsten uit de diverse vergroeningsmaatregelen wel een verwijzing in de overzichtsconstructie opgenomen naar het desbetreffende belastinguitgavenoverzicht in bijlage 5 en het belastingontvangstenoverzicht in bijlage 2 van de Miljoenennota. Er mag overigens geen relatie gelegd worden tussen fiscale ontvangsten en milieu-uitgaven; milieugerelateerde fiscale ontvangsten zijn uit hun aard niet geoormerkt voor milieu-uitgaven.
-
-
-
-
•X Defensie (Def)
Defensie heeft in de Ontwerpbegroting voor 2016 geoormerkte uitgaven voor energiebesparende maatregelen voor de bestaande infrastructuur (artikel 6). Daarnaast heeft Defensie niet zichtbare milieu-uitgaven in investerings- en exploitatiebudgetten. Deze niet zichtbare uitgaven betreffen onder andere de (meer)kosten voor inkoop van groene stroom, meerkosten voor duurzaam bouwen en energie-efficiënte apparaten en voertuigen, het bodemsaneringsprogramma en energiebesparende maatregelen op militaire kampementen.
-
Taak 1: Klimaatverandering en luchtkwaliteit
Hoofdstuk
Ministerie
Artikel
Nr AO
Naam onderdeel
VII
BZK
6
6.1
Een doelmatige uitvoeringspraktijk van de Rijkshuisvesting
X
Def
6
6.02
Voorzien in Infrastructuur / Energie Prestatie Adviezen
XII
IenM
14
14.01
Netwerk
XII
IenM
15
15.01
Openbaar vervoer
XII
IenM
16
16.01
Spoor
XII
IenM
17
17.01
Luchtvaart
XII
IenM
18
18.01
Scheepvaart en havens
XII
IenM
19
19.01
Tegengaan klimaatverandering
XII
IenM
20
20.01
Gezonde lucht en tegengaan geluidshinder
XII
IenM
23
23.01
Meteorologie en seismologie
XII
IenM
24
24.01
Handhaving en toezicht (ILT)
XIII
EZ
14
Een doelmatige en duurzame energievoorziening
XIII
EZ
16
Concurrerende, duurzame, veilige agro-, visserij- en voedselketens
XVIII
WenR
2
2.01
Energie en bouwkwaliteit
Fin
Bijlage Milj.nota
Toelichting op de belastingontvangsten in bijlage 2 van de Miljoenennota
Fin
Bijlage Milj.nota
Toelichting op de belastinguitgaven in bijlage 5 van de Miljoenennota
Taak 2: Duurzaam produceren
Hoofdstuk
Ministerie
Artikel
Nr AO
Naam onderdeel
XII
IenM
11
11.02
Waterveiligheid
XII
IenM
11
11.04
Waterkwaliteit
XII
IenM
16
16.01
Spoor
XII
IenM
21
21.04
Duurzaamheidsinstrumentarium
XII
IenM
21
21.05
Duurzame Productketens
XII
IenM
21
21.06
Natuurlijk kapitaal
XII
IenM
24
24.01
Handhaving en toezicht (ILT)
XIII
EZ
16
Concurrerende, duurzame, veilige agro-, visserij- en voedselketens
XIII
EZ
18
Natuur en Regio
XVII
BHOS
2
2.02
Verbeterd waterbeheer, drinkwater en sanitatie
Fin
Bijlage Milj.nota
Toelichting op de belastinguitgaven in bijlage 5 van de Miljoenennota
Taak 3: Verminderen van risico’s van stoffen, straling en GGO’s
Hoofdstuk
Ministerie
Artikel
Nr AO
Naam onderdeel
VI
VenJ
36
36.02
Contraterrorisme en Nationale Veiligheid
XII
IenM
17
17.01
Luchtvaart
XII
IenM
18
18.01
Scheepvaart en havens
XII
IenM
22
22.01
Veiligheid chemische stoffen
XII
IenM
22
22.02
Veiligheid biotechnologie
XII
IenM
22
22.03
Veiligheid bedrijven en transport
XII
IenM
24
24.01
Handhaving en toezicht (ILT)
XIII
EZ
16
Concurrerende, duurzame, veilige agro-, visserij- en voedselketens
XV
SZW
1
Subsidies, bekostiging en opdrachten
XV
SZW
6
Inkomensoverdrachten
Fin
Bijlage Milj.nota
Toelichting op de belastingontvangsten in bijlage 2 van de Miljoenennota
Fin
Bijlage Milj.nota
Toelichting op de belastinguitgaven in bijlage 5 van de Miljoenennota
Taak 4: Versterken van het internationale milieubeleid
Hoofdstuk
Ministerie
Artikel
Nr AO
Naam onderdeel
V
BZ
1
1.01
Goed functionerende internationale instellingen met een breed draagvlak
V
BZ
2
2.04
Bevordering van veiligheid, stabiliteit en rechtsorde in internationaal verband
V
BZ
3
3.01
Een democratische, slagvaardige en transparante Europese Unie die haar burgers vrijheid, recht, veiligheid, welvaart en duurzame economische groei biedt
V
BZ
3
3.02
Een effectief, efficiënt en coherent optreden van de Unie ten opzichte van derde landen en regio’s, incl. ontwikkelingslanden
V
BZ
3
3.03
Een hechtere Europese waardengemeenschap
XII
IenM
16
16.01
Spoor
XII
IenM
17
17.01
Luchtvaart
XII
IenM
18
18.01
Scheepvaart en havens
XII
IenM
19
19.02
Internationaal beleid, coördinatie en samenwerking
XII
IenM
24
24.01
Handhaving en toezicht (ILT)
XIII
EZ
13
Een excellent ondernemingsklimaat
XIII
EZ
16
Concurrerende, duurzame, veilige agro-, visserij- en voedselketens
XIII
EZ
18
Natuur en Regio
XVI
VWS
1
10
Gezondheidsbescherming
XVI
VWS
6
10
Passend sport- en beweegaanbod
XVI
VWS
10
21 en 22
Gezondheidsraad
XVII
BHOS
2
2.01
Toename van voedselzekerheid
XVII
BHOS
1
1.03
Versterkte private sector en een verbeterd investeringsklimaat in ontwikkelingslanden
XVII
BHOS
2
2.03
Duurzaam gebruik natuurlijke hulpbronnen, tegengaan van klimaatverandering en vergrote weerbaarheid van de bevolking tegen onafwendbare klimaatverandering
XVII
BHOS
2
2.02
Verbeterd waterbeheer, drinkwater en sanitatie
XVIII
WenR
2
2.01
Energie en bouwkwaliteit
Fin
Bijlage Milj.nota
Toelichting op de belastinguitgaven in bijlage 5 van de Miljoenennota
Taak 5: Leefomgevingskwaliteit
Hoofdstuk
Ministerie
Artikel
Nr AO
Naam onderdeel
VII
BZK
9
9.01
Stim.architectonische kwaliteit
XII
IenM
11
11.04
Waterkwaliteit
XII
IenM
13
13.01 en 13.04
Ruimtelijk Instrumentarium en Ruimtegebruik bodem
XII
IenM
16
16.01
Spoor
XII
IenM
18
18.01
Scheepvaart en havens
XII
IenM
20
20.01
Gezonde lucht en tegengaan geluidshinder
XIII
EZ
18
Natuur en Regio
XVII
BHOS
2
2.02
Verbeterd waterbeheer, drinkwater en sanitatie
XVIII
WenR
2
2.03
Kwaliteit woon- en leefomgeving
Fin
Bijlage Milj.nota
Toelichting op de belastinguitgaven in bijlage 5 van de Miljoenennota
Bijlage 4.7 Afkortingenlijst
A.
AAARO
Actieagenda Architectuur en Ruimtelijke Ontwerp
AAS
Amsterdam Airport Schiphol
ABS
Absolute waarde
ACM
Autoriteit Consument & Markt
AMvB
Algemene Maatregel van Bestuur
ANVS
Autoriteit Nucleaire Veiligheid en Stralingsbescherming
ANWB
Algemene Nederlandse Wielrijders Bond
AO
Algemeen Overleg
APK
Algemene Periodieke Keuring
AR
Algemene Rekenkamer
ATB-V
Arbeidstijdenbesluit Vervoer
AWACS
Airbone Warning And Control Station
AWB
Algemene Wet Bestuursrecht
AZ
Ministerie van Algemene Zaken
B.
BAG
Basisregistratie Adressen en Gebouwen
BAW
Bestuursakkoord Water
BBP
Bruto Binnenlands Product
BDU
Brede Doeluitkering
BES
Bonaire, st. Eustatius en Saba
Bevb
Besluit externe veiligheid buisleidingen
Bevi
Besluit externe veiligheidinrichtingen
Bevt
Besluit externe veiligheid transportroutes
BGT
Basisregistratie Grootschalige Topografie
BIRK
Budget Investeringen Ruimtelijke Kwaliteit
BNP
Bruto Nationaal Product
BOA
Beleidsondersteuning en Advies
BRG
Bestaand Rotterdams Gebied
BRK
Basisregistratie Kadaster
BRT
Basisregistratie Topografie
BRZO
Besluit Risico’s Zware Ongevallen
BSV
Bureau Sanering Verkeerslawaai
BuZa
Ministerie van Buitenlandse Zaken
BZK
Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
C.
CACC
Climate and Clean Air Coalition
CBR
Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen
CBS
Centraal Bureau voor de Statistiek
CCR
Centrale Commissie voor de Rijnvaart
CDM
Clean Development Mechanism
Chw
Crisis- en herstelwet
CLH
Classification and Labelling Harmonisation
CLRTAP
Convention on Long-Range Transboundary Air Pollution
CLSK
Commando Luchtstrijdkrachten
CO2
Koolstofdioxide
COGEM
Commissie Genetische Modificatie
CPB
Centraal Planbureau
CROS
Commissie Regionaal Overleg luchthaven Schiphol
CTBTO
Comprehensive Nuclear-Test-Ban Treaty Organisation
Ctgb
College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden
D.
dB(A)
Decibel (audio)
DBFM
Design-Build-Finance-Maintenance
DCC
Departementaal Coördinatiecentrum Crisisbeheersing
DEF
Ministerie van Defensie
DF
Deltafonds
DGB
Directoraat-Generaal Bereikbaarheid
E.
EASA
European Aviation Safety Agency
EB
Eenvoudig Beter
EC
Europese Commissie
ECAC
European Civil Aviation Conference
ECHA
European Chemicals Agency
ECMFW
European Centre for Medium-Range Weather Forecasts
ECN
Energieonderzoek Centrum Nederland
EEA
European Environment Agency
EICB
Expertise- en InnovatieCentrum Binnenvaart
EMSA
Europese Maritieme Veiligheidsagentschap
EMV
Meerjarige onderzoeksprogramma elektromagnetische velden
ERA-NET
European Research Area Network
ERRU
European Register of Road Transport Undertakings
ERTMS
European Rail Traffic Management System
ESA
European Space Agency
ESD
Effort Sharing Decision
ESO
Ernstige Scheepsongevallen
EU
Europese Unie
EU ETS
Europese CO2 emissiehandelssysteem / EU Emissions Trading System
EVOA
Europese Verordening Overbrenging Afvalstoffen
EZ
Ministerie van Economische Zaken
F.
FABEC
Functional Airspace Block Europe Central
Fin
Ministerie van Financiën
FLO
Functioneel Leeftijdontslag
FP
Functioneel Parket
FWSI
Fatalities and Weighted Serious Injuries
G.
GBKN
Grootschalige Basiskaart Nederland
GGO
Genetisch Gemodificeerd Organisme
GDI
Generieke Digitale Infrastructuur
GIS
Geluidsisolatie Schiphol
GT
Bruto Tonnage
GVKA
Geïntegreerde Verplichtingen-Kasadministratie
GWP
Global Water Partnership
H.
HGIS
Homogene Groep Internationale Samenwerking
HSL
Hogesnelheidslijn
HVWN
Hoofdvaarwegennet
HWBP
Hoogwaterbeschermingsprogramma
HWN
Hoofdwegennet
I.
IBO
Interdepartementaal Beleidsonderzoek
ICAO
International Civil Aviation Organization
ICT
Informatie en Communicatie Technologie
IDDRI
Institute for Sustainable Development and International Relations
IenM
Ministerie van Infrastructuur en Milieu
IF
Infrastructuurfonds
IGRAC
International Groundwater Resources Assessment Centre
ILT
Inspectie Leefomgeving en Transport
IMO
International Maritime Organisation
Inspire
Europese Richtlijn voor harmonisatie van geo-informatie
Interreg
Programma voor transnationale samenwerking op het gebied van de ruimtelijke ordening
IOD
Inlichtingen- en Opsporingsdienst
IOV
Impuls Omgevingsveiligheid
IPCC
Intergovernmental Panel on Climate Change
IPM
Integraal Project Management
IPO
Interprovinciaal Overleg
ITS
Intelligente Transportsystemen
IWA
Internationale Wateraanpak
K.
KDC
Knowledge & Development Center
KIM
Kennisinstituut voor Mobiliteitsbeleid
KLM
Koninklijke Luchtvaart Maatschappij N.V.
KNMI
Koninklijk Nederlands Meteorologisch Instituut
KNRM
Koninklijke Nederlandse Redding Maatschappij
KpVV
Kennisplatform Verkeer en Vervoer
KRM
Kaderrichtlijn Mariene Strategie
KRW
(Europese) Kaderrichtlijn Water
Kton
Kiloton (miljoen kilo)
L.
LAP
Landelijk Afvalbeheerplan
LAVS
Landelijk Asbest Volg Systeem
Lden
Day-evening-night level
LIB
Luchthavenindelingbesluit
Lnight
Night Level
LPG
Liquified Petrol Gas
LSNed
Leidingenstraat Nederland
LTSA
Lange Termijn Spooragenda
LVB
Luchthavenverkeerbesluit Schiphol
LVNL
Luchtverkeersleiding Nederland
M.
MARPOL
Maritieme Pollutie
MDN
Monitor Duurzaam Nederland
MER
Milieueffectrapportage
MESMA
Monitoring en Evaluation of Spatially Managed Areas
MIA
Milieu investeringsaftrek
MIRT
Meerjarenprogramma Infrastructuur, Ruimte en Transport
MJPG
Meerjarenprogramma Geluidsanering
MKB
Midden- en Kleinbedrijf
MKBA
Maatschappelijke Kosten-Batenanalyse
MMP
Modernisering Milieubeleid
MOU
Memorandum of Understanding
MSW
Maritiem Single Window
Mton
Megaton (1 miljard kilo)
MW
Megawatt
MWA
Moving Weighted Average (voortschrijdend gewogen gemiddelde)
N.
NAS
Nationale Adoptie Strategie
NCAP
New Car Assessment Programme
NDOV
Nationale Data Openbaar Vervoer
Nea
Nederlandse Emissieautoriteit
NEC
National Emission Ceiling
NGO
Non-gouvernementele organisatie
NGR
Nationaal Geo Register
NH3
Ammoniak
NIWO
Stichting Nationale en Internationale Wegvervoerorganisatie
NKWK
Nationaal Kennis- en Innovatieprogramma Water en Klimaat
NLC
Nederlandse Loodsencorporatie
NLR
Nationaal Lucht- en Ruimtevaart Laboratorium
NMCA
Nationale Markt- en Capaciteitsanalyse
NMVOS
Vluchtige organische stoffen, exclusief methaan
NO2
Stikstofdioxide
NONS
Notification of New Substances
NOVB
Nationaal Openbaar Vervoer Beraad
NOx
Stikstofoxiden
NRV
National Reference Value
NS
Nederlandse Spoorwegen
NSL
Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit
NSP
Nieuwe Sleutel Projecten
NWO
Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek
NWP
Nationaal Waterplan
O.
OCW
Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
OD
Omgevingsdiensten
OECD
Organisation for Economic Co-operation and Development
OESO
Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling
OLO
Omgevingsloket Online
ORS
Omgevingsraad Schiphol
OSPAR
Oslo-Parijs
OTIF
Organisation pour les Transports Internationaux Ferroviaires
OV
Openbaar vervoer
OvV
Onderzoeksraad van de Veiligheid
Ow
Omgevingswet
P.
PBL
Planbureau voor de Leefomgeving
PBT
Persistent Bioaccumulative and Toxic
PDOK
Publieke Dienstverlening op de Kaart
PGS
Publicatiereeks Gevaarlijke Stoffen
PHS
Programma Hoogfrequent Spoorvervoer
PM10
Fijnstof met een aerodynamische diameter kleiner dan 10 micrometer
PROVIA
Global Programme on Climate Change, Vulnerability, Impacts and Adaption
PRTR
Kiev Protocol on Pollutant Release and Transfer Registers
ProMT
Programma Milieu en Technologie
PSR
Projectstimuleringsregeling
R.
RAC
Committee for Risk Assessment
RACE
Realisatie Acceleratie Circulaire Economie
RCW
Regiecollege Waddengebied
RDW
Rijksdienst voor het Wegverkeer
REACH
Registratie, Evaluatie en Autorisatie Chemische Stoffen
Revb
Regeling externe veiligheid buisleidingen
RGV
Rijksstructuurvisie Grevelingen-Volkerak-Zoommeer
RHB
Rijkshoofdboekhouding
RIONED
Stichting Riolering Nederland
RIVM
Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu
RMO
Risk Management Options
RMRG
Regeling Maatregelen Rijvaardigheid en Geschiktheid
RPAS
Remotely Piloted Aircraft Systems
RRAAM
Rijk - regioprogramma Amsterdam-Almere-Markermeer
RSP
Regiospecifiek Pakket
RUD
Regionale Uitvoeringsdiensten
RVO
Rijksdienst voor ondernemend Nederland
RvS
Raad van State
RWS
Rijkswaterstaat
RWT
Rechtspersoon met een wettelijke taak
S.
SACN
Stichting Airport Coordination Netherlands
SAGEO
Stichting Arbeidsmarkt Geo
SBNS
Stichtingen Bodemsanering Nederlandse Spoorwegen
SCP
Sociaal en Cultureel Planbureau
SECA
Sulphur Emmission Control Area
SER
Sociaal Economische Raad
SEV-III
Derde Structuurschema Elektriciteitsvoorziening
SKB
Stichting Kennisontwikkeling en Kennisoverdracht Bodem
SMASH
Structuurvisie Mainport Schiphol Haarlemmermeer
SO2
Zwaveldioxide
SSO
Shared Services Organisatie
SSP
State Safety Programme 2015-2019
StAB
Stichting Advisering Bestuursrechtspraak
STS
Stoptonend Sein
SURF
Smart Urban Regions in the Future
SVHC
Substance of Very High Concern
SVIR
Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte
SVOV
Sociale Veiligheid Openbaar Vervoer
SWOV
Stichting Wetenschappelijk Onderzoek Verkeersveiligheid
SWUNG
Samen Weken aan de Uitvoering van Nieuw Geluidsbeleid
SZW
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
T.
TCB
Technische Commissie Bodembescherming
TK
Tweede Kamer
TLS
Trans Link System
TNO
Nederlandse Organisatie voor Toegepast Natuurwetenschappelijk Onderwijs
TRG
Totaal Risicogewicht Grenswaarde
TVG
Totaal Volume Geluid
U.
UNISDR
United Nations International Strategy for Disaster Reduction
UNEP
United Nations Environment Programme
UNESCO
United Nations Educational, Scientific and Cultural Organization
UNFCCC
United Nations Framework Convention on Climate Change
UvW
Unie van Waterschappen
V.
VAMEX
Stichting Vaarbewijzen- en Marifoon Examens
VAMIL
Vrijwillige afschrijving milieuinvesteringen
VANG
Van Afval Naar Grondstof
VenW
Verkeer en Waterstaat
VN
Verenigde Naties
VNECE
Economische Commissie voor Europa van de Verenigde Naties (United Nations Economic Commission for Europe, UNECE)
VNG
Vereniging Nederlandse Gemeenten
VOS
Vluchtige Organische Stoffen
VROM
Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer
VTH
Vergunningverlening, Toezicht en Handhaving
VVN
Veilig Verkeer Nederland
VWS
Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
W.
Wabo
Wet algemene bepalingen omgevingsrecht
Wbb
Wet bodembescherming
WenR
Ministerie voor Wonen en Rijksdienst
WGR
Wet Gemeenschappelijke Regelingen
WMO
Wereld Meteorologische Organisatie
Y.
YEP
Young Expert Programme
Z.
ZBO
Zelfstandig Bestuursorgaan
ZESO’s
Zeer Ernstige Scheepvaartongevallen
Noot 1
Noot 2
http://mirt2016.mirtoverzicht.nl
Noot 3
www.deltacommissaris.nl/deltaprogramma
Noot 4
Noot 5
The Global Competitiveness Report 2014-2015
Noot 6
Noot 7
Noot 8
Noot 9
Noot 10
Noot 11
PBL, Balans van de Leefomgeving 2014, deel 4: Landbouw en voedsel
Noot 12
http://www.rijksbegroting.nl/2014/verantwoording/jaarverslag,kst208145_36.html
Noot 13
http://www.uvw.nl/publicatie/waterschapsspiegel-2014/
Noot 14
Alle resultaten zoals opgenomen in de OV-Klantenbarometer 2013 zijn te vinden op www.kpvv.nl/klb.
Noot 15
Noot 16
Er zijn drie indicatoren op het gebied van punctualiteit vervallen: aankomstpunctualiteit 3 minuten, aankomstpunctualiteit 5 minuten en klantoordeel over op tijd rijden. Hierover rapporteert NS op de website van NS (zie http://www.ns.nl/over-ns/wat-doen-wij).
Noot 17
Noot 18
United Nations Framework Convention on Climate Change.
Noot 19
SWUNG: Samen Werken aan de Uitvoering van Nieuw Geluidbeleid
Noot 20
Milieu-investeringsaftrek.
Noot 21
Willekeurige afschrijving milieu-investeringen; voorheen: «vervroegde».
Noot 22
BRZO: Besluit Risico's Zware Ongevallen.
Noot 23
European Organisation for the Exploitation of Meteorological Satellites; www.eumetsat.int.
Noot 24
European Centre for Medium-Range Weather Forecasts; www.ecmwf.int.
Noot 25
World Metereological Organization; www.wmo.ch.
Noot 26
Bedrijven die vallen onder het Besluit Risico Zware Ongevallen.
Noot 27
Reach staat voor: Registratie, Evaluatie, Autorisatie en restrictie van Chemische stoffen.
Noot 28
Noot 29
Noot 30
Noot 31
Noot 32
Noot 33