Vragen van het lid Servaes (PvdA) aan de minister van Buitenlandse Zaken over de veroordeling van journalisten in Egypte

Met dank overgenomen van M. (Michiel) Servaes i, gepubliceerd op zondag 6 september 2015, 2:46.

Vragen van het lid Servaes (PvdA) aan de minister van Buitenlandse Zaken over de veroordeling van journalisten in Egypte

1.

Naar aanleiding van uw verklaring van 29 augustus jl. met betrekking tot de drie veroordeelde Al-Jazeera journalisten, kunt u specificeren op welke wijze u invulling geeft of heeft gegeven aan uw oproep aan de Egyptische autoriteiten om de veroordeelde journalisten vrij te laten?

2.

Bent u bereid de druk op Egypte op te voeren, zowel bilateraal als door hiervoor steun te vergaren in Europees en internationaal verband, om te bevorderen dat de veroordeelde Al-Jazeera journalisten worden vrijgelaten? Zo ja, op welke wijze? Zo nee, waarom niet?

3.

Bent u tevens bereid een pardon te bepleiten bij de Egyptische president voor de Nederlandse journalist Rena Netjes die in de Al Jazeera-zaak bij verstek voor tien jaar is veroordeeld? Zo ja, op welke wijze? Zo nee, waarom niet?

4.

Wat is de laatste stand van zaken van de rechtszaak waarbij dertien andere journalisten in april jl. tot levenslang en één tot de doodstraf veroordeeld werden en waartegen de International Federation of Journalists (IFJ) protest heeft aangetekend? Klopt het dat deze zaak binnenkort in hoger beroep dient?

5.

Op welke wijze heeft Nederland en/of de Europese Unie zich voor het lot van deze groep journalisten ingezet? Bent u bereid in aanloop naar het hoger beroep, bilateraal en in EU-verband, opnieuw aandacht voor deze zaak te vragen? Zo ja, op welke wijze? Zo nee, waarom niet?

6.

Deelt u de mening dat door de genoemde veroordelingen, alsmede door het aannemen van de controversiële anti-terrorismewet die onder andere voorziet in hoge boetes voor nieuwsartikelen die niet stroken met regeringsstandpunten, het juridisch stelsel in Egypte "uitgebreid is met een nieuwe lijst repressieve wetten en zich [nu] toe spitst op het verstikken van verzet en het verdrukken van fundamentele mensenrechten” onder het excuus van terreurbestrijding?

7.

Ziet u bovenstaande zaken als een voorbeeld van het ondergeschikt maken van mensenrechten aan terreurbestrijding met als risico dat het “groepen [kan] marginaliseren en onderdrukken waardoor de voedingsbodem van terrorisme wordt vergroot”, zoals u eerder schreef in antwoord op schriftelijke vragen over de onderdrukking van persvrijheid in Egypte?

8.

Deelt u de mening dat de aangescherpte aanvallen op de persvrijheid door het regime al-Sisi de kans op democratisch gelegitimeerde parlementsverkiezingen aankomend najaar verkleinen? Zo ja, op welke wijze zet u bilateraal en in internationaal verband druk op het Egyptische regime om democratische verkiezingen te organiseren en de principes van de democratische rechtsstaat te respecteren?

Zie ook: