Amusement hoort thuis op de publieke omroep - Hoofdinhoud
Logo's NPO
Het is zo langzamerhand een terugkerend ritueel: de nationale discussie over de publieke omroep. “Bananasplit hoort als puur amusement niet thuis op de publieke omroep,” roept de één, “Nederlandse politici gedragen zich als Silvio Berlusconi als ze zich met programmering bemoeien,” meent de ander. Het probleem met dit loopgravendebat is dat we geen steek verder komen. Daarom moet de strijdbijl nu begraven worden, het is tijd voor een stap voorwaarts en voor een duidelijke toekomst van de publieke omroep. Een publieke omroep die, wat de PvdA betreft, er is voor alle Nederlanders. Dit schrijf ik vandaag in een opiniestuk in Trouw.
Staatssecretaris Dekker gaf afgelopen voorjaar al een voorproefje van zijn plannen. Weinig fraai was zijn frontale aanval op amusement op de publieke omroep. Niet alleen moet een politicus zich namelijk verre houden van bemoeienis met de programmering, maar daarnaast wekte hij de suggestie dat amusement zou verdwijnen. Gelukkig weten we inmiddels beter, met de nieuwe Mediawet van de staatssecretaris in de hand. Daarin staat zwart op wit dat amusement blijft en gebruikt mag worden om kijkers te trekken. En dat is maar goed ook, amusement vormt het cement voor de educatieve, culturele en informatieve programmering van de publieke omroep. Het is belangrijk dat de staatssecretaris nu stopt met zijn symbolische strijd tegen vermaak en gewoon invulling geeft aan wat er in zijn eigen wet staat. Het is nu helder: amusement hoort thuis op de publieke omroep.
Laten we dus nu stoppen met de heel specifieke discussie over wat er wel en niet uitgezonden mag worden. Het is namelijk noodzakelijker om te kijken hoe we de publieke omroep in een sterk en snel veranderend medialandschap toekomstbestendig maken en er voor alle Nederlanders laten zijn. Dat vraagt om bestuurlijke samenwerking, stabiliteit en innovatieve slagkracht. Daarom moeten we programmamakers van buiten de omroepen meer kansen bieden op de publieke netten hun programma's uit te zenden. En moet er voor de omroepen de mogelijkheid zijn om op de verschillende digitale platforms actief te zijn, alleen radio en televisie is niet meer van deze tijd. Tegelijkertijd ligt er voor de omroepen een opgave om open te zijn over hun uitgaven. Nog te gemakkelijk houden zij de boeken gesloten, zoals we onlangs zagen rond de kosten van het Koningslied. Transparantie hoeft niet ten koste te gaan van onafhankelijkheid, dat laten bijvoorbeeld de Belgische VRT en de BBC wel zien. Laat de omroepen daar een voorbeeld aan nemen.
De partijen die ervoor pleiten dat de publieke omroep alleen het gat mag vullen wat de commerciëlen achterlaten, gaan voorbij aan het maatschappelijk belang van een sterke publieke omroep. Onze omroepen trekken dagelijks miljoenen kijkers en luisteraars. De publieke omroep verbindt ons, laat ons samen lachen en brengt ons op nieuwe ideeën. Daarnaast heeft de publieke omroep, door hun - niet door commercie ingegeven - overheidsbekostiging, ruimte en kracht om bijvoorbeeld belangrijke maatschappelijke onderzoeksjournalistieke programma’s en documentaires te maken. Juist de publieke omroep kan experimenteren met nieuwe programma’s en jonge creatievelingen, zonder dat de geldteller van het winstoogmerk meeloopt. Dat is van onschatbare waarde voor onze samenleving.
We doen er dus verstandig aan om ons nu te focussen op het sterk en toekomstbestendig maken van de publieke omroep, met amusement, met kwaliteit, diversiteit en eigenzinnigheid. Zoals we van onze omroep mogen verwachten.