Troonrede 1946
De rede op de Derde Dinsdag van september 1946 was een door minister Beel1 uitgesproken openingsrede, omdat de koningin verhinderd was.
Leden der Staten-Generaal,
Hare Majesteit de Koningin heeft mij opgedragen, deze zitting in Haar naam te openen. Voor het eerst sinds jaren is het weer mogelijk het grondwettelijk voorschrift, vervat in de artikelen 103 en 106 onzer hoogste Staatswet, na te leven en de gewone jaarlijksche zitting der Staten-Generaal op den 3den Dinsdag in September, te openen.
Met U verheugt de Regeering zich, dat aldus de normale paden weder in vollen omvang betreden worden. Op tal van gebieden doen zich intusschen de gevolgen van den oorlog nog schier dagelijks gevoelen en zijn de problemen, welke om een oplossing vragen, ontelbaar.
Van haar verantwoordelijkheid te dezen is de Regeering zich diep bewust. Haar voornemens zijn U uit de Troonrede bekend en zij wenscht thans met de spade op den schouder - om het beeld van Thorbecke te gebruiken aan den slag te gaan.
Zij is er van overtuigd, dat ook U, leden van de Staten-Generaal, bereid bent het op U rustende deel der verantwoordelijkheid voor ‘s Lands zaken te aanvaarden en in gemeen overleg met de Regeering de ter zake noodige maatregelen te treffen.
Dat het voor de Regeering slechts dan mogelijk is haar bijna onmenschelijk zware taak naar behooren te verrichten, indien zij zich geschraagd weet door het vertrouwen van een zoo breed mogelijke meerderheid uit de Staten-Generaal, behoeft nauwelijks vermelding.
Moge Gods zegen ons werk ten deel vallen en het ons gegeven zijn voor het Nederlandsche volk den weg te banen naar een minder zorgvolle toekomst.
In naam der Koningin en daartoe door haar gemachtigd, verklaar ik de jaarlijksche gewone zitting der Staten-Generaal te zijn geopend.
17 september 1946
- 1.Katholieke staatsman. Eén van de belangrijkste politici van na 1945. Begon zijn loopbaan als gemeenteambtenaar. In 1945 werd hij minister van Binnenlandse Zaken en als zodanig speelde hij een voorname rol bij de naoorlogse zuiveringen. Was als premier en Hoge Vertegenwoordiger van de Kroon een vooraanstaande figuur in het moeizame proces van dekolonisatie. Voorstander van militair optreden (politionele acties) tegen de Republiek Indonesia. Na terugkeer uit Indië hoogleraar en in 1951 weer minister van Binnenlandse Zaken en in het kabinet-Drees III tevens vicepremier. Had een goede band met Drees. In de jaren vijftig en zestig als (in)formateur betrokken bij de vorming van diverse kabinetten, vooral van centrumrechtse signatuur. Belangrijk adviseur en vertrouweling van koningin Juliana. Gezagvol, inventief en doortastend politicus, die vaak als regelaar en 'bruggenbouwer' fungeerde. Ook een wat dorre formalistische jurist, die als bijnaam 'de Sfinx' had. In de persoonlijke omgang echter veel minzamer.