Inbreng schriftelijk overleg Carla Dik-Faber ten behoeve van de Informele Landbouwraad van 31 mei t/m 2 juni 2015

Met dank overgenomen van R.K. (Carla) Dik-Faber i, gepubliceerd op vrijdag 22 mei 2015.

Inbreng schriftelijk overleg van ChristenUnie Tweede Kamerlid Carla Dik-Faber als lid van de vaste commissie voor Economische Zaken ten behoeve van een Informele Landbouwraad

Onderwerp:   Informele Landbouwraad van 31 mei t/m 2 juni 2015

Kamerstuk:    21 501 – 32  

Datum:           22 mei 2015

De leden van de ChristenUnie-fractie vragen opnieuw aandacht voor de mogelijkheden om daadwerkelijk alternatieven mogelijk te maken voor aaltjesbestrijding voorafgaand aan de teelt van bloembollen. Deze leden zijn teleurgesteld in het antwoord van de Staatssecretaris in het verslag van het schriftelijk overleg over de Landbouw- en Visserijraad op 11 mei 2015 (Kamerstuk 21 501-32, nr. 839). De Staatssecretaris schrijft dat de derogatievoorwaarde van minimaal 80% grasland op het bedrijf niet in het gedrang hoeft te komen, want de (potentiële) verhuurder kan er in zijn bouw- en teeltplan rekening mee houden dat hij grasland wil gaan verhuren aan een teler die daarop bijvoorbeeld bollen willen gaan telen. Op die manier kan de verhuurder toch blijven voldoen aan de derogatie-voorwaarde van minimaal 80% grasland.

De leden van de ChristenUnie-fractie wijzen erop dat vanaf 2006 al duidelijk is dat er een conflict was met de derogatie. In vele briefwisselingen en ook Kamervragen heeft de Staatssecretaris steeds aangegeven het scheuren van grasland niet te kunnen aanpassen vanwege de derogatie. Ondanks herhaalde verzoeken en zelfs een toezegging heeft de Staatssecretaris dit probleem niet meegenomen bij de aanvraag in 2013 voor de huidige derogatie. De leden van de ChristenUnie-fractie vragen de Staatssecretaris of zij bereid is om, net zoals zij gedaan heeft in het kader van de bestrijding van muizenschade, de toepassing van de derogatie-regels aan te passen, zodat duurzame gewasbescherming daadwerkelijk kan worden bevorderd?»

 De leden van de ChristenUnie-fractie wijzen op het onderzoek «Tagetes-teelt op gescheurd grasland als voorvrucht voor lelie» (2008) (zie http://www.tuinbouw.nl/sites/default/files/ Eindrapport_13244.pdf). Hierin staat op p.6: «Uit de gesprekken met veehouders en lelietelers in de betreffende regio blijkt dat geen veehouder bereid zal zijn mee te werken aan het voorgestelde alternatief als het voorgestelde systeem gevolgen heeft voor de mestplaatsingsruimte. Vergoeding van de schade voor een veehouder door het mislopen van de derogatie, is te hoog om door de lelieteler te compenseren. Lelietelers / veehouders in NO-Nederland zien als mogelijke oplossing om Tagetes gelijk te stellen aan gras. Dan is het probleem met veel regelgeving opgelost. Vele veehouders zitten qua derogatieregels op de grens van 70% grasland. Zij geven aan dat het gelijkstellen van Tagetes aan grasland daarom essentieel is. Als dat niet lukt, dan zal de Tagetesteelt volgens hen niet van de grond komen.» Inmiddels is de grens van 70% naar 80% omhooggegaan, hiermee is het nog lastiger voor melkveehouders om land te verhuren aan een bloembollenteler en tegelijk te voldoen aan de derogatievoorwaarde van minimaal 80% grasland. Is de Staatssecretaris dit met genoemde leden eens? Ziet de Staatssecretaris dit knelpunt ook?

Is de Staatssecretaris zich ervan bewust dat, toen zij eind 2014 aangaf toch ruimte te zien om het scheuren mogelijk te maken en daarvoor de nodige wet- en regelgeving aan te willen passen, dit voor de sector (bollenteelt en melkveehouderij) het signaal was dat er blijkbaar toch ruimte zat in de interpretatie van de afspraken m.b.t. de derogatie?

Melkveehouders moesten hun percelen uiterlijk 13 februari 2015 aanmelden voor de derogatie en hebben erop vertrouwd dat de toegezegde wijziging het mogelijk zou maken om de percelen waarop op 15 mei gras zou staan maar die later zouden worden gescheurd voor de Tagetes mee zouden tellen bij het grasland. Zij hebben hun percelen die bedoeld waren voor de Tagetes dus opgegeven als grasland voor de derogatie. Pas later werd duidelijk dat alleen het Besluit gebruik meststoffen (Bgm) en het Uitvoeringsbesluit Meststoffenwet (Ubm) zouden worden aangepast en dat het conflict met de derogatie zou blijven bestaan. Is de Staatssecretaris het met genoemde leden eens dat de sector hiermee (onbewust) op het verkeerde been is gezet?

Een mogelijke oplossing zou kunnen zijn om voor 2015 de Tagetes mee te tellen (te gedogen) als grasland en voor 2016 een definitieve oplossing te vinden in overleg met de Europese Commissie. De leden van de ChristenUnie-fractie vragen of de Staatssecretaris bereid is langs deze lijnen alsnog aan een oplossing te werken. Zij wijzen erop dat de tijd dringt voor de sector om duurzame gewasbescherming als alternatief voor metam natrium nog in 2015 mogelijk te maken.

Voor meer informatie: www.tweedekamer.nl.