Bijdrage Joël Voordewind aan het algemeen overleg Voortgangsrapportage passend onderwijs - Hoofdinhoud
Bijdrage van ChristenUnie Tweede Kamerlid Joël Voordewind als lid van de algemene commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap aan een algemeen overleg met staatssecretaris Dekker van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Onderwerp: Voortgangsrapportage passend onderwijs
Kamerstuk: 31 497
Datum: 30 juni 2015
De heer Voordewind (ChristenUnie): Voorzitter. Het is goed dat we in dit debat al een aantal kinderen voorbij hebben horen komen die niet op school geplaatst kunnen worden. Er zijn in totaal 16.000 thuiszitters. Voor hen doen we het, en natuurlijk ook voor hun ouders die zich daarover grote zorgen maken. Gelukkig hebben we hier onlangs een uitgebreide hoorzitting gehad waarin wij alle spelers, alle actoren in dit veld, inclusief de ouders, hebben kunnen horen. Daar heb ik mijn opmerkingen, die ik aan de staatssecretaris voorleg, ook vandaan. In die hoorzitting hebben we van de Algemene Onderwijsbond (AOb) een quickscan gekregen. Ik neem aan dat de staatssecretaris die inmiddels ook heeft gekregen. De AOb heeft een onderzoek gedaan bij 120 leraren en onderwijsondersteuners en komt tot de conclusie dat er uiteraard een toename is van het aantal leerlingen dat extra ondersteuning nodig heeft -- dat was natuurlijk ook de bedoeling van het passend onderwijs -- maar dat er onvoldoende faciliteiten zijn voor het slagen van het passend onderwijs. Het onderwijspersoneel kan niet voldoen aan de hoge verwachtingen. De gewone leraar is niet betrokken bij de totstandkoming van het passend onderwijs. Er is scholingsaanbod genoeg, maar de tijd, het geld en de ondersteuning ontbreken. Dat is nogal een pittige stand van zaken. Ik krijg dan ook graag een reactie van de staatssecretaris op de quickscan. Wat vindt hij van de aanbeveling om meer onderwijsondersteuners aan de klas toe te voegen? Sinds de stelselwijziging is de ondersteuning afgenomen, terwijl het budget gelijk is gebleven. Waar blijft dat geld hangen?
Het tweede punt dat we langs hebben horen komen tijdens de rondetafelbijeenkomst was de verevening. Daarvoor hebben we ook input van het vo en het po gekregen. Gelukkig zijn we inmiddels gekomen tot een betere en zachtere landing van de verevening in relatie tot het passend onderwijs, maar ook het po en het vo vragen aandacht voor de lwoo-middelen en de verevening. Herkent de staatssecretaris die geluiden? Volgens mijn fractie is er goed onderzoek voor nodig om na te gaan of we het goed blijven doen bij die verevening, want als het daar fout gaat, zal het aantal thuiszitters in bepaalde regio's alleen maar toenemen. Als de regio's genoemd moeten worden, zal ik de informatie daarover aan de staatssecretaris doen toekomen.
Ik kom op de ernstig meervoudig gehandicapte kinderen. De eerste stap hebben we gemaakt. Ook tijdens de rondetafelbijeenkomst hebben we gehoord dat er nog grote zorgen zijn over de B- en C-groep. Dat zijn in totaal 12.000 leerlingen; de kosten zijn 40 miljoen. Voor de eerste groep heeft de staatssecretaris iets geregeld. Ik zie ook dat het budget weer iets naar beneden wordt bijgesteld; dat vind ik jammer. Heeft de staatssecretaris ook in beeld hoe het nu met die B- en C-groep staat?
Dan kom ik bij de besturen in de vele samenwerkingsverbanden. We hebben de directeur van het Gereformeerd Primair Onderwijs West-Nederland (GPO-WN) hier vorige week aan tafel gehad. Hij zei: we hebben scholen van Zeeland tot aan Noord-Holland, we hebben met 22 samenwerkingsverbanden te maken, terwijl 3% van de leerlingen extra begeleiding nodig heeft, en we hebben veel meer bureaucratie dan we voor de invoering van het passend onderwijs hadden. Hij stelde heel duidelijk de vraag: waar doen we het uiteindelijk allemaal voor? Voorheen konden we dat veel beter oplossen, terwijl we nu al onze tijd kwijt zijn met die 22 samenwerkingsverbanden. We hebben dat punt hier eerder neergelegd, maar ik vraag de staatssecretaris nogmaals om, misschien in een pilotvorm, te bekijken of er niet een aparte financiering te bedenken is voor relatief kleine schoolbesturen die verspreid zijn over zo veel samenwerkingsverbanden.
Het volgende punt betreft de financieringsstromen. Dezelfde discussie hebben we gevoerd rondom de jeugdzorg. Uiteindelijk hebben we van de vier of de vijf financieringsstromen die we toen hadden, er één bij de gemeenten kunnen neerleggen. Dat begint nu goed tot stand te komen. Bij passend onderwijs is dat natuurlijk lastiger, want je zit met onderwijs, met zorg, met pgb's, met de Wlz et cetera et cetera. Er is een grote roep van ouders om het simpeler te organiseren dan nu het geval is. Nu moeten ze bij heel veel verschillende instanties hun geld gaan ophalen. Sommige ouders zeggen dat zij aan de deur van hun school hun pgb mogen inleveren om überhaupt hun kind op die school geplaatst te krijgen. Zij raken de regie dan weer volledig kwijt. Ik geef onmiddellijk toe dat het een dilemma is, maar ook in de jeugdzorg hebben we de pgb's kunnen behouden en toch één financieringsstroom kunnen organiseren.
Tot slot de keuzevrijheid van ouders. We hebben de oudervereniging horen zeggen dat er regelmatig -- daarvoor heb ik de instantie om nader onderzoek gevraagd -- toch nog dwang voorkomt vanuit de samenwerkingsverbanden om de keuze die is voorgelegd, ook te accepteren. Dat zou toch echt een zware inperking zijn van de keuzevrijheid van de ouders en de gelijkwaardige positie van ouders en school als gesprekspartners. Dat mogen we toch niet accepteren? Dat zou er ook toe kunnen leiden dat het thuiszitten, dat we nu juist willen bestrijden, verder toeneemt als er geen passende school kan worden overeengekomen tussen de ouder en de leraren. Herkent de staatssecretaris die dwang vanuit de samenwerkingsverbanden? Moet niet met de ouderorganisaties bekeken worden hoe de positie van de ouders in dit soort situaties versterkt kan worden?
Ook ik pleit ervoor om het Steunpunt medezeggenschap passend onderwijs in ieder geval de komende jaren in stand te houden. De Partij van de Arbeid, D66 en de SP ondersteunen dat pleidooi, dus dat schiet al aardig op.
Mevrouw Siderius (SP): In het begin van zijn betoog had de heer Voordewind het over de bureaucratie die gepaard gaat met de invoering van het passend onderwijs. Hij sprak over scholen die soms wel met 15 of 16 samenwerkingsverbanden moeten communiceren en daaraan papieren moeten overleggen. Ook klagen docenten over het feit dat zij elk jaar een toelaatbaarheidsverklaring moeten aanvragen en dus elk jaar opnieuw moeten aangeven dat een bepaald kind slechthorend is of autisme heeft. Dit terwijl er beperkingen zijn waarvan je weet dat ze nooit overgaan. Ik ben heel benieuwd wat de ChristenUnie voorstelt om die bureaucratie te lijf te gaan. Wil de ChristenUnie die samenwerkingsverbanden weer afschaffen? Die lijken toch de oorzaak te zijn. Of wil de ChristenUnie toelaatbaarheidsverklaringen afgeven voor de hele schoolloopbaan als een beperking structureel is? Wat stelt de ChristenUnie op dit punt voor?
De heer Voordewind (ChristenUnie): Het reformatorisch onderwijs heeft zo'n uitzonderingspositie gekregen, omdat de schoolbesturen heel erg verspreid waren over die samenwerkingsverbanden. Ikzelf heb het voorbeeld genoemd van het GPO-WN, dat verspreid is over 22 samenwerkingsverbanden. Dan wordt het toch wel heel ingewikkeld voor een klein schoolbestuur om je geld los te krijgen, zeker omdat het maar over 3% van de leerlingen gaat. Ik heb de staatssecretaris dus gevraagd om te bekijken of voor dit soort extreme situaties geen pragmatischere oplossing te bedenken is, zodat we de bureaucratie klein kunnen houden en dus niet weer het hele stelsel op zijn kop hoeven te zetten. De bureaucratie mag niet zodanig veel tijd en geld in beslag nemen dat we die tijd ook aan de kinderen hadden kunnen besteden.
Mevrouw Siderius (SP): Ik snap natuurlijk dat extreme situaties kunnen voorkomen. Maar met de invoering van het passend onderwijs is er enorm veel bureaucratie op die scholen maar ook bij de docenten terechtgekomen. Dat blijkt ook uit ons onderzoek onder docenten in het speciaal onderwijs. De heer Voordewind kan de staatssecretaris natuurlijk van alles vragen, maar wat wil hij concreet anders doen? Hoeven kleine scholen, zoals reformatorische scholen, dan geen toelaatbaarheidsverklaring meer in te dienen? Hoeven die geen verantwoording af te leggen? Ik ben benieuwd naar wat de ChristenUnie concreet anders wil doen.
De heer Voordewind (ChristenUnie): Ik heb natuurlijk ook met de samenwerkingsverbanden en de schoolbesturen gesproken. Ook die worden gek van onder andere de verschillende formats waarin ze aanvragen moeten indienen. We moeten dus toe naar standaardisering van de rapportages en de aanvragen, zodat de scholen nog maar één formulier hoeven in te dienen bij alle samenwerkingsverbanden. Dat moet goed op elkaar worden afgestemd. Daarmee zouden we een heel grote slag kunnen slaan bij de bestrijding van de bureaucratie. Overigens ga ik natuurlijk het SP-rapport lezen, want ik ben zeer benieuwd welke bureaucratie er verder nog weggesneden zou kunnen worden. Ik heb dus veel respect voor het werk van de SP.
Voor meer informatie: www.tweedekamer.nl.