Inbreng Joël Voordewind ten behoeve van Wijziging Vreemdelingenwet 2000 met betrekking normen voor opvang verzoekers om internationale bescherming - Hoofdinhoud
Inbreng verslag (wetsvoorstel) van ChristenUnie Tweede Kamerlid Joël Voordewind als lid van de vaste commissie voor Veiligheid en Justitie ten behoeve van een wijziging van Vreemdelingenwet 2000
Onderwerp: Wijziging van de Vreemdelingenwet 2000 ter implementatie van Richtlijn 2013/32/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende gemeenschappelijke procedures voor de toekenning en intrekking van de internationale bescherming (PbEU 2013, L 180) en Richtlijn 2013/33/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 tot vaststelling van normen voor de opvang van verzoekers om internationale bescherming (PbEU 2013, L 180)
Kamerstuk: 34 088
Datum: 18 december 2014
De leden van de ChristenUnie-fractie hebben kennisgenomen van het wetsvoorstel ter implementatie van een tweetal richtlijnen ter wijziging van de vreemdelingenwet. Zij zijn in het bijzonder verheugd over het feit dat onder meer wordt voorzien in een volledige toetsing door de rechter van het asielrelaas.
Het baart de leden van de leden van de ChristenUnie-fractie echter de nodige zorgen dat de gronden waarop een zaak niet-ontvankelijk of kennelijk ongegrond kan worden verklaard aanzienlijk worden gewijzigd. Dit terwijl voorgenomen gronden onvoldoende zijn uitgewerkt. Daarnaast constateren de genoemde leden dat een beroepsprocedure geen schorsende werking heeft wanneer er hiervan sprake is, terwijl deze gronden onvoldoende duidelijk omschreven zijn. Zo stelt de regering dat de vreemdeling “het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening doorgaans mag afwachten”. De leden van de ChristenUnie-fractie vragen zich af waarom de regering ervoor kiest om een dergelijke cruciale procedure niet nader uit te werken en verzoeken de regering dat alsnog te doen. De leden vragen de regering aan te geven of er hiermee niet onzorgvuldig wordt omgegaan met de rechtsbescherming van de vreemdeling.
De leden van de fractie van de ChristenUnie constateren dat Artikel 30a voorziet in vijf verschillende gronden waarop een asielaanvraag niet-ontvankelijk verklaard kan worden. Deze leden constateren eveneens dat de regering met drie gronden genoegen neemt met een beperkt onderzoek omdat deze gronden objectief vast te stellen zijn. De genoemde leden zijn echter van mening dat ook deze drie categorieën lang niet altijd met een beperkt onderzoek vastgesteld kunnen worden en vragen de regering ook voor deze gronden een nader onderzoek mogelijk te maken.
De leden van de ChristenUnie-fractie lezen dat Artikel 30b lid 1 een tiental gronden bevat waarmee een asielvraag als kennelijk ongegrond kan worden afgewezen. Alhoewel de leden op grote lijnen de noodzakelijkheid van deze gronden kunnen onderschrijven, zijn zij wel van mening dat een aantal van deze gronden een nadere specificering behoeven of niets toevoegen aan de al bestaande middelen. Artikel 30b lid 1 sub c voorziet bijvoorbeeld in een afwijzingsgrond vanwege misleiding wanneer de aanvrager valse informatie of documenten verstrekt of wanneer er relevante informatie achter wordt gehouden. Diezelfde zorgen hebben deze leden bij sub d waarin de situatie wordt geschetst waarin de vreemdeling “waarschijnlijk, te kwader trouw identiteitspapieren heeft vernietigd of zich daarvan heeft ontdaan”. De leden van de ChristenUnie-fractie vragen de regering concreet aan te geven welke bewijslast noodzakelijk wordt geacht om de waarschijnlijkheid van een kwade intentie aan te tonen. Sub f van Artikel 30b lid 1 voorziet in een afwijzingsgrond in de situatie waarin de vreemdeling “zijn aanvraag enkel heeft ingediend teneinde zijn uitzetting of overdracht uit te stellen of te verijdelen”. Deze leden vragen de regering helder uiteen te zetten hoe dit wetsvoorstel onderscheid maakt tussen een vreemdeling die met dergelijke intenties een nieuwe procedure opstart en een vreemdeling die naar eer en geweten zijn uitzetting of overdracht poogt te verhinderen vanwege een (vermeende) dreigende situatie die daarmee gepaard gaat.
Deze leden kennen ook bij sub h van dit artikel de nodige twijfels. Zij constateren bovendien dat veel asielzoekers die gevlucht zijn uit oorlogsgebieden Nederland lang niet altijd via de geëigende wegen binnenkomen en niet bekend zijn met de geldende procedures waardoor zij niet of te laat zich melden met de wens van internationale bescherming. Deze leden vragen de regering ook hier helder uiteen te zetten hoe zij het begrip “zonder gegronde reden” wenst in te vullen.
Met name het feit dat deze gronden geen blijk geven van het feit dat asielzoekers soms onder zeer moeilijke en gevaarlijke omstandigheden gevlucht zijn, is voor de genoemde leden een reden van zorg. De genoemde leden vragen de regering of deze afwijzingsgronden niet in de wet nader gespecificeerd moeten worden.
In het kader van medisch onderzoek, vragen de leden van de ChristenUnie-fractie de regering duidelijk te maken waarom Artikel 18 van de Procedurerichtlijn niet in deze wet wordt verankerd. Deze leden constateren bovendien dat de IND verantwoordelijk blijft voor het al dan niet instellen van een medisch onderzoek naar mogelijke vervolging of verminking uit het verleden. De genoemde leden vragen de regering kenbaar te maken of een dergelijke signalering niet beter bij een bureau als Medifirst neergelegd moet worden.
De leden van de ChristenUnie-fractie constateren met genoegen dat de marginale toets van de rechter met de uitwerking van de Procedurerichtlijn plaats gaat maken voor een volledige onderzoeksbevoegdheid van de rechter. Deze leden zijn van mening dat de rechtsbescherming van de vreemdeling hierdoor beter gewaarborgd wordt. De genoemde leden zijn echter van mening dat de rechter ook bij het inbrengen van nieuwe asielmotieven de mogelijkheid moet hebben deze volledig inhoudelijk te kunnen toetsen. De leden vragen de regering haar keuze hierin te heroverwegen.
Met betrekking tot de ingestelde grensprocedure vragen de leden van de ChristenUnie-fractie de regering kenbaar te maken hoe de voorgestelde procedure, waarbij een vreemdeling bij de grens in detentie wordt geplaatst, zich verhoudt tot het uitgangspunt van ultimum remedium. Ook missen de genoemde leden een onderbouwing van de regering of er geen, minder verregaande, alternatieven voorhanden zijn.
Voor meer informatie: www.tweedekamer.nl.