Bijdrage Joël Voordewind aan het algemeen overleg Vreemdelingen- en asielbeleid

Met dank overgenomen van J.S. (Joël) Voordewind i, gepubliceerd op maandag 13 juli 2015.

Bijdrage van ChristenUnie Tweede Kamerlid Joël Voordewind op het onderdeel Immigratie en Asiel van de vaste commissie voor Veiligheid en Justitie aan een algemeen overleg met staatssecretaris Teeven van Veiligheid en Justitie

Onderwerp:   Vreemdelingen- en asielbeleid

Kamerstuk:    19 637          

Datum:           4 februari 2015

De heer Voordewind (ChristenUnie): Voorzitter. Ook van mijn kant een aantal vragen over de onderwerpen op de agenda, maar ook over de 1F-problematiek, die collega Fritsma net eveneens heeft aangekaart. Mogelijk komen we hier in een volgend debat op terug, maar er dient zich toch een dringende vraag aan, nu er weer iemand is uitgezet, verdacht van oorlogsmisdaden, die is verdwenen in Afghanistan. Dat heeft zelfs geleid tot een zoektocht door zijn dochter. De Staatssecretaris hoeft niet in te gaan op een individueel geval. Dat zal hij ook niet willen, maar ik dring er wel bij hem op aan om in overweging te nemen, de uitzettingen van 1F’ers naar Afghanistan op te schorten zolang deze man niet is teruggevonden. We weten van eerdere gevallen dat de Staatssecretaris, het kabinet, mensen uitzet en dat mensen vervolgens verdwijnen. Dat levert heel grote onrust op bij de familieleden die hier moeten achterblijven. Het pleidooi is om de uitzettingen van 1F’ers naar Afghanistan op te schorten totdat duidelijk is waar deze man verblijft. Ik vraag via de Staatssecretaris ook aan het kabinet of de ambassade in Kabul bijstand wil verlenen aan de dochter in haar pogingen om de vader op te sporen.

Wat de staatloze kinderen betreft, ben ik blij met de toezegging van de Staatssecretaris dat hij wil kijken naar het verblijfsrecht van staatloze kinderen, alleen maakt hij nog onderscheid tussen illegaal verblijvende kinderen en legaal verblijvende kinderen. Daar maakt het College voor de Rechten van de Mens gehakt van. Het zegt dat dit niet kan en dat je daarin geen onderscheid moet aanbrengen. Is de Staatssecretaris bereid om te reageren op die kritiek? Is hij bereid het gemaakte onderscheid op te heffen?

Dan kom ik op de grensdetentie. Voor vreemdelingendetentie geldt, zo zegt de Staatssecretaris, ook in de nieuwe wet het ultimum-remedium-principe. Wil hij dat in de aankomende wet ook toepassen op de grensdetentie? Wil hij wettelijk verankeren dat grensdetentie echt een ultimum remedium moet zijn? Dat moet niet zozeer vastgesteld worden als mensen al in de gevangenis zitten, maar vooraf.

Ten aanzien van het kinderpardon blijf ik ervoor pleiten dat de 1F-kinderen niet het slachtoffer mogen worden van de mogelijke daden van hun ouders. Is de Staatssecretaris bereid om daar ook naar te kijken als het gaat om de uitzonderingspositie?

Naar de veiligheid in azc’s is in 2011 een onderzoek gestart. In eerste instantie zei het COA toen dat er weinig meldingen waren, maar uiteindelijk bleek dat er wel meldingen waren van bedreiging. Wil de Staatssecretaris de Kamer een brief toesturen, waarin hij toelicht wat er precies is gebeurd met de aanbevelingen die toentertijd zijn gedaan door Deloitte & Touche? Wil hij alsnog nagaan, daar ging het immers in eerste instantie om, waarom de meldingsbereidheid nog steeds zo laag is? Dat zijn althans de signalen die ik krijg. Kan hij dat bevestigen? Wat zouden wij eraan kunnen doen om de meldingsbereidheid te vergroten?

Er is sprake van een nieuwe situatie. De instroom van asielzoekers is nu veel groter – er is sprake van een verdubbeling – dan in de tijd dat dit onderzoek werd gedaan. 5% van de Syriërs zijn christen, yezidi’s, en dat geeft opnieuw spanningen. Mensen zijn gevlucht vanwege de bedreigingen van jihadisten en radicale moslims, en komen nu weer in eenzelfde soort situatie terecht hier in Nederland. Ik vraag daar graag een reactie op.

Met betrekking tot het landenbeleid Pakistan vraag ik de Staatssecretaris om bij de vernieuwing van het landenbeleid extra aandacht te besteden aan de informatie over de risicogroep van christenen uit Pakistan. Ik hoor namelijk geregeld van advocaten en van rechters dat de nieuwe beleidslijn van de Staatssecretaris nog niet is doorgekomen. Ik vraag hem ook of dit geldt als een nieuw feit.

Ten slotte bed, bad en brood, iets wat de Mensenrechtencommissaris van de Raad van Europa heeft aangekaart.

Mevrouw Kuiken (PvdA): Ik snap dat je bij de plaatsing van asielzoekers in een centrum wellicht even kijkt wat de samenstelling is. We hebben in Rijssen gezien dat een heel grote groep alleenstaande jonge mannen niet de verwachting was, want men had gezinnen verwacht. Maar ik hoop toch niet dat de heer Voordewind ervoor pleit dat we alle moslims en christenen van elkaar zouden moeten scheiden. Mensen zijn gevlucht uit hun land van herkomst, maar het is wel de bedoeling dat wij hier in een geïntegreerde samenleving leven.

De heer Voordewind (ChristenUnie): Als het goed is, heeft mevrouw Kuiken mij dat niet horen zeggen. Ik zeg dat ik signalen krijg dat er spanningen zijn tussen de verschillende etnische en religieuze groeperingen uit Syrië. Ik refereer aan een onderzoek dat eerder is uitgevoerd, in 2011, en ik constateer dat er eigenlijk nog steeds geen bereidheid is om dit soort spanningen te melden. Dat gaf in eerste instantie aanleiding tot dat onderzoek. Daarom vraag ik de Staatssecretaris of hij die spanningen herkent en zo niet – dat was in 2011 ook niet het geval – of hij bereid is om alsnog te bezien hoe we die meldingsbereidheid kunnen vergroten. Ik heb eerder de suggestie gedaan om daar een apart onafhankelijk iemand voor aan te stellen, in plaats van het COA zelf.

Mevrouw Kuiken (PvdA): Dat snap ik, en melding maken is goed. Spanningen voorkomen is een goed streven, maar we moeten wel oppassen dat we niet de suggestie wekken dat we iedereen gescheiden kunnen opvangen of dat er altijd een keuze is waar je opgevangen wordt. De nood is hoog. Tegen mensen die zeggen dat er sprake is van spanning en vechtpartijen, zeg ik altijd: iedereen die hierheen komt, moet zich gedragen. Er is niet altijd een keuze en wij moeten als politiek op dat punt niet een ander signaal gaan uitstralen.

De heer Voordewind (ChristenUnie): Nogmaals, u hebt mij geen andere suggestie horen doen. Ik heb gezegd dat ik die signalen binnenkrijg, wat er in het verleden weleens toe heeft geleid dat de mensen die deze signalen gaven, werden overgeplaatst, in plaats van dat de daders werden aangepakt. Ik geloof dat we elkaar daarop goed kunnen vinden. Zodra die signalen er zijn, moeten de daders van dit soort bedreigingen worden aangepakt, en niet de slachtoffers. Ik hoop dat we daar met elkaar scherper op kunnen zijn.

De voorzitter: Wilt u uw betoog voortzetten? U hebt nog een halve minuut de tijd.

De heer Voordewind (ChristenUnie): Dat gaat mij lukken. Mijn laatste punt was bed, bad en brood, wat de Mensenrechtencommissaris van de Raad van Europa heeft aangekaart. Ik ben de Staatssecretaris dankbaar voor zijn uitspraken die hij anderhalve week geleden heeft gedaan, om alsnog tot een overbruggingsfinanciering te komen totdat het Comité van Ministers zijn uitspraak heeft gedaan. Hij schreef in die brief echter wel één zinnetje waar ik graag duidelijk over zou willen krijgen, namelijk dat die financiering, althans de doelgroep, ook afhankelijk is van de uitspraak van het Comité van Ministers. Moet ik de brief van de Staatssecretaris zo begrijpen dat, ongeacht de uitspraak van het Comité van Ministers, in ieder geval met terugwerkende kracht de gemeentes erop kunnen rekenen dat de huidige opvang van uitgeprocedeerden gefinancierd zal worden? Het kan dan niet zo zijn dat de Staatssecretaris zegt: de uitgeprocedeerden vallen niet onder de definitie van het Comité van Ministers, dus ik ga die financiering aan de gemeentes alsnog niet toekennen. Graag daar duidelijkheid over, ook voor de VNG en voor de wethouders die ik daarover heb gesproken.

Voor meer informatie: www.tweedekamer.nl.