Bijdrage Joël Voordewind aan het algemeen overleg Artikel 100 brief over deelneming aan internationale strijd tegen ISIS - Hoofdinhoud
Bijdrage van ChristenUnie Tweede Kamerlid Joël Voordewind als lid van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken aan een algemeen overleg met minister Timmermans van Buitenlandse Zaken, minister Hennis-Plasschaert van Defensie, minister Ploumen voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking en minister Opstelten van Veiligheid en Justitie
Onderwerp: Artikel 100 brief over deelneming aan internationale strijd tegen ISIS
Kamerstuk: 27 925
Datum: 2 oktober 2014
De heer Voordewind (ChristenUnie): Voorzitter. Eind augustus sprak ik in Erbil met Iraakse vluchtelingen en slachtoffers van de gruwelijke terreurorganisatie ISIS. De mensen hadden huis en haard gedwongen verlaten, op de vlucht voor het barbaarse geweld. Ik sprak een vrouw die haar gehandicapte man had moeten achterlaten in de dorpjes op de Ninevévlakte. Ik kan me nog levendig herinneren wat haar laatste woorden tegen mij waren: alsjeblieft, laat ons niet in de steek. Ik ben dan ook blij dat het kabinet heeft besloten om een substantiële bijdrage te leveren in de strijd tegen die vreselijke organisatie, dat het geweld tegen deze weerloze vluchtelingen gestopt gaat worden.
Het is een substantiële bijdrage. Dat blijkt ook wel uit het feit dat we de eerder toegezegde bijdrage aan de Rapid Response Force hebben moeten opschorten. Het is ook een terechte bijdrage. We zijn grondwettelijk verplicht om de internationale rechtsorde te bevorderen. De secretaris-generaal van de Verenigde Naties stelt dat ISIS de internationale vrede en veiligheid bedreigt.
Mijn fractie heeft nog wel de nodige vragen, allereerst over het volkenrechtelijk mandaat. De discussie daarover hebben we hier ook met de collega’s gevoerd: moet er een heel duidelijke knip komen tussen Syrië en Irak? Het kabinet beperkt het, voorlopig in ieder geval, tot Irak. Ik heb daar wel een aantal vragen over. Het kabinet toont begrip voor het feit dat de Amerikanen doelen bestoken in Syrië. Ik vraag het kabinet hoe «begrip» moet worden opgevat. In het volkenrecht zijn er naar mijn mening twee smaken: het is legaal of het is illegaal. Kan het kabinet nu zeggen of het volkenrechtelijk illegaal of legaal is? Ik hoor graag een duidelijke uitspraak hierover van het kabinet.
Het kabinet laat de optie open om in de toekomst alsnog in Syrië betrokken te raken in de strijd tegen ISIS. Kan het dan ook bevestigen dat, als er sprake is van zo’n uitbreiding van het mandaat, de artikel 100-procedure zal worden toegepast? Volgens het regeerakkoord kan het kabinet ook zonder volkenrechtelijk mandaat overgaan tot deelname aan de strijd in Syrië, namelijk als er sprake is van een humanitaire noodsituatie. De ChristenUnie kan zich daar goed in vinden. Die mogelijkheid moet altijd open blijven, zoals we ook hebben gezegd bij de behandeling van het rapport van de commissie-Davids, als in de Veiligheidsraad een soort impasse ontstaat. Dat zegt ook de volkenrechtelijk adviseur, professor Nollkaemper: bij het ontbreken van een volkenrechtelijk mandaat van de Veiligheidsraad kan een humanitaire noodsituatie aanleiding geven om in te grijpen. Ik heb nu van het kabinet verschillende brieven over die noodsituatie gehad. Het staat ook in het regeerakkoord. Gisteren hebben we een brief gehad in de bijlage waarvan een aantal criteria waaronder dat eventueel wel kan, staan opgesomd. We hebben tevens AIV-CAVV-advies nr. 13, waarin daarover ook het een en ander staat. Omdat het kabinet de optie open houdt om toch op basis van een humanitaire noodsituatie betrokken te raken, vraag ik het om daarvoor een duidelijk toetsingskader op te stellen. We hebben daarvoor nu een aantal suggesties zien langskomen. Een van die toetsingscriteria is het voorleggen van een resolutie aan de Veiligheidsraad. Dat is tot nu toe nog niet gebeurd. Ik krijg graag van het kabinet een helder toetsingskader voor eventuele deelname aan de strijd in Syrië op grond van het argument «humanitaire noodsituatie». Kan het kabinet aan die vraag voldoen? Als er al sprake is van een volkenrechtelijk mandaat, dan is het nog de vraag wie we met de grondtroepen moeten steunen. Het kabinet zegt: de gematigde krachten. Het is zelfs bereid om inmiddels al 15 miljoen ter beschikking te stellen voor steun aan de gematigde krachten. Maar bekijk eens de situatie op de grond. Human Rights Watch zegt dat bij het Free Syrian Army sprake is van misdaden tegen de menselijkheid en het inzetten van kindsoldaten. En op dit moment, as we speak, vecht het Free Syrian Army samen met Jabhat al-Nusra, een Al Qaida-organisatie, tegen Assad aan de grenzen van Damascus. In hoeverre kun je dan zeggen dat dat een veilige optie is, dat dat een veilig alternatief is? In Irak is het mogelijk, maar wat betreft Syrië zien we daarin grote bezwaren. Ik heb zelf gesproken met het Free Syrian Army in Syrië. Het heeft mij gegarandeerd dat het met iedereen zal samenwerken zolang het daardoor de strijd met Assad kan aangaan. Bij de Libanese grens gaat het die strijd al aan samen met ISIS. Mijn fractie is dus zeer tegen het beschikbaar stellen van gelden om die gematigde krachten te stimuleren. We overwegen op dat punt dan ook een motie, zodat in ieder geval wordt uitgesloten dat het kabinet in de toekomst wapens levert aan die «gematigde krachten».
Ik ga nu over naar de missie in Irak zelf. Wat betreft de veiligheid vraag ik hoe we ons kunnen laten beschermen, zoals het kabinet zegt, door het gastland. Het leger van dit gastland bestond uit 200.000 man en werd overvallen door 20.000 à 30.000 strijders van ISIS. Hoe kan dat gastland ons dan beschermen als wij daar in de kazernes zitten? Het is in het noorden nu nog relatief veilig, maar wie gaat ons die force protection geven als ISIS oprukt? Zijn dat de Amerikanen? Met wie gaat het kabinet hardere afspraken daarover maken dan alleen de afspraak dat we ons verlaten op Irak zelf? Ik heb dezelfde soort vragen als die van de heer Sjoerdsma over het verder beschermen van onze mensen. Ik noem medevac (medische evacuatie) en het golden hour. Ik begrijp dat de partners nog moeten worden gekozen, maar ik hoor graag dat dat golden hour in geval van medische evacuatie is gegarandeerd voor onze mensen. Dat geldt ook voor de search and rescue et cetera.
Mijn laatste blokje gaat over de langetermijnstrategie in Irak. Ik vraag nogmaals aandacht voor bescherming van de minderheden. Het kan toch niet zo zijn dat we die mensen nu laten terugkeren naar hun dorpjes op de Ninevévlakte, terwijl ze tegelijkertijd nog te maken hebben met de jihadisten, die voorheen hun buren waren? Kan het kabinet zich inzetten voor een langeretermijnstrategie, juist om die minderheden te beschermen? Kan het kabinet ook inzetten op een inclusieve veiligheids-strategie, op het integreren en betrekken van de minderheden – ik noem de yezidi’s, de Turkmenen en de christenen – in een beschermingsmacht van de peshmerga en Irak zelf?
Ik laat het hierbij. De andere dingen pak ik op in de tweede termijn.
Voor meer informatie: www.tweedekamer.nl.