Debat over verlenging Nederlandse bijdrage anti-ISIS missie in Irak

Met dank overgenomen van M. (Michiel) Servaes i, gepubliceerd op donderdag 2 juli 2015, 2:59.

Inbreng bij de plenaire afronding van het debat over de verleninging van de missie:

Voorzitter,

De gruweldaden van ISIS komen vrijwel iedere dag en helaas vanuit een steeds breder gebied tot ons. Iedere keer zoekend naar een nieuwe, nog barbaarsere manier om onze waarden van vrede, vrijheid en tolerantie te tarten. ISIS is een ramp voor Irak, een vloek voor de regio en een bedreiging voor onze eigen open samenleving die we buitengewoon serieus moeten nemen. En dus was en is nog altijd brede steun voor het bestrijden van dit sinistere hyper-extremisme. Zelfs de enige partij die in het algemeen overleg van dinsdagavond herhaalde de Nederlandse bijdrage niet te steunen, erkent dat alleen met de inzet van militaire middelen ISIS effectief bestreden kan worden.

Maar naast de vastberadenheid om de strijd tegen ISIS vol te houden, hebben we dinsdag ook een fundamenteel debat gevoerd over hoe die strijd gestreden wordt. Kamer en kabinet delen de analyse dat het nog beter kan. Dat het beter moet. Ik noem de tegenvallende vechtbereidheid van de Iraakse strijdkrachten; de losgezongen sjiitische milities die soms meer kwaad dan goed doen; de trage wijze waarop de hervormingsagenda van de regering Abadi leidt tot concrete resultaten voor alle bevolkingsgroepen van Irak; en de manier waarop de internationale coalitie weliswaar diverse sporen en evenzovele werkgroepen heeft opgezet, maar er nog onvoldoende in slaagt om de financieringsbronnen van ISIS droog te leggen of foreign fighters tegen te houden

Op al die punten vragen we het kabinet om zich, samen met partners, met extra energie in te zetten. Militaire inzet is essentieel om de opmars van ISIS te stuiten, maar veel meer is nodig om de voedingsbodem voor ISIS weg te nemen. Om te komen tot een duurzame strategie voor een stabiel Irak waarin sjiieten, soennieten, koerden en andere minderheden hun leven weer op kunnen bouwen. Niet alleen het gooien van bommen, maar vooral de inzet van lokale, gematigde krachten en de samenwerking tussen bevolkingsgroepen bepalen het succes van deze strijd.

Zo geldt dat ook voor Syrië waar de frustratie groot is over de onmacht om zelfs na viereneenhalf jaar burgeroorlog de impasse van geweld te doorbreken. Maar waar de energie nu vooral gericht moet zijn op het smeden van eenheid onder de oppositie en het werken aan een politieke strategie met regionale, Europese en internationale partners.

Bij iedere missie realiseert de PvdA-fractie wat dit voor de uitgezonden militairen betekent. En we zien ook welke impact het op de bredere defensieorganisatie heeft. Met waardering voor de flexibiliteit vinden we het belangrijk om daar bij zo’n missiebesluit goed naar te kijken. Vandaar dat wij bij deze verlenging ook doorgevraagd hebben wat het besluit betekent voor mensen en materieel. Zonder nu in budgettaire discussies te treden, vinden we het belangrijk om de informatie over de inzetbaarheid van de krijgsmacht steeds inzichtelijk te hebben. Vandaar de volgende motie.

Voorzitter,

Een verlenging van een missie betekent dat meer mannen en vrouwen straks uitgezonden worden. Trainers die onder zware omstandigheden hun werk doen. F16-piloten die letterlijk en figuurlijk het dichtst op de vijand opereren. En zij die hun collega’s in staat stellen deze verantwoordelijke klus te klaren. De PvdA-fractie steunt het kabinetsbesluit tot verlenging van deze missie. Wij wensen iedereen die op dit moment een bijdrage levert of dat straks zal doen veel sterkte en een behouden terugkeer toe. En uiteraard wensen wij ook het thuisfront alle sterkte.

-------

Mijn inbreng in de eerste termijn van het algemeen overleg over de verleninging van de missie (30 juni 2015):

Voorzitter,

Het einde van vorige week bracht louter slecht nieuws. Eerst was er de Europese top die opnieuw faalde in het formuleren van zelfs maar het begin van een oplossing voor de opvang van de stroom vluchtelingen. Vervolgens was er de schok van een reeks brute aanslagen - in Frankrijk, Tunesië en Koeweit - die, ten minste in naam, in verband gebracht werden met de terreurbeweging ISIS.

Ik noem beide gebeurtenissen omdat deze niet los van elkaar gezien kunnen worden. Want terwijl wij in Europa worstelen met de vraag hoe te reageren op de afschuwelijke taferelen op de Middellandse Zee, gaat het voor de meeste vluchtelingen maar om één ding: om weg te komen van de oorlog en van de dreiging van het extremisme. Geef ze eens ongelijk. Zolang wij er niet in slagen die beweegreden weg te nemen en de terreur te verslaan - in het bijzonder het hyper-extremisme van ISIS - zullen we het vluchtelingenprobleem nooit oplossen. Niet met een verdeelsleutel, laat staan met het sluiten van de grenzen.

Een journalist vroeg laatst waarom er zo weinig over de strijd tegen ISIS wordt gedebatteerd. Uiteraard stuurt het kabinet regelmatig updates die dan in de Kamer besproken worden, maar een fundamentelere discussie of de gekozen aanpak - militair en niet-militair - nu voldoende werkt, hebben we hier eigenlijk nog niet gevoerd. De internationale coalitie heeft terecht voor een brede aanpak gekozen, met vijf thema’s en werkgroepen: militaire bestrijding, tegenhouden foreign fighters, tegengaan financiering van ISIS, ontkrachten van de ideologie en stabilisatie in bevrijde gebieden. Maar levert deze aanpak naast veel proces wel voldoende concrete resultaten op? Laat ik als voorbeeld het afsnijden van de financieringsbronnen van ISIS pakken (motie Servaes cs, sep 2014). Tot welke maatregelen en welke reductie in de fondsen van ISIS heeft de opgerichte werkgroep nu precies geleid? Is de ad hoc wijze waarop de coalitie functioneert überhaupt wel adequaat genoeg en zou niet bezien moeten worden hoe tenminste een deel van de activiteiten alsnog in internationale kaders, bij voorkeur de VN, ingepast wordt?

Vergelijkbare vragen kunnen ook over de voortgang van de strijd in Irak gesteld worden. Ja, de opmars van ISIS op de meeste plekken is gestuit, mede dankzij de luchtcampagne waaraan Nederland deelneemt. Langzaam maar zeker komt een grotere focus komen te liggen op het terugdringen van ISIS. Minder positief is dat met name het Iraakse leger onvoldoende gemotiveerd bleek om zelfstandig de opmars van ISIS te stoppen. Ook heeft de Iraakse regering nog een lange weg te gaan om structurele stappen te zetten op het gebied van inclusieve politieke en democratische hervormingen, corruptiebestrijding en herstructurering van de veiligheidssector.

Hoe kan de internationale coalitie druk zetten op de regering-Abadi om die hervormingen door te voeren? Hoe zorgt het kabinet ervoor dat Bagdad op de proppen komt met een helder raamwerk met concrete stappen aan de hand waarvan de voortgang beoordeeld kan worden? Hoe zorgen we er voor dat het vertrouwen van met name de soennitische bevolking herwonnen wordt en dat de eenheidsstaat Irak behouden blijft?

Op militair vlak maken we ons zorgen om de berichtgeving over de lage vechtbereidheid van de Iraakse krijgsmacht. Deze staat in schril contrast met die van de Peshmerga’s die, ondanks hun gebrekkige uitrusting, indrukwekkende resultaten weten te boeken. Het vacuüm dat de Iraakse krijgsmacht laat vallen, wordt ingevuld door sjiitische milities. Berichten over vermeende mensenrechtenschendingen zijn niet alleen zeer kwalijk, maar ook desastreus in pogingen het vertrouwen van de bevolking terug te winnen. Op welke wijze en in welk tempo denkt de regering dat deze milities betrokken kunnen worden bij de reguliere krijgsmacht? Op welke wijze kan aanvullende steun aan de Koerden in Noord-Irak gegeven worden om hen (nog) beter in staat te stellen om ISIS terug te dringen?

Tenslotte over stabilisatie, ontwikkeling en humanitaire noodhulp. Het kabinet noemt zelf thema’s als ontmijning en het eerste herstel van basisvoorzieningen. Is hier voldoende aandacht en steun voor? En zou de coalitie niet ook steun kunnen en moeten geven voor de opbouw van het lokale bestuur en voor psychosociale zorg? Wat betreft de humanitaire initiatieven maken we ons zorgen om het lage percentage dekking van de diverse VN-fondsen. Nederland levert zelf een aanzienlijke bijdrage bij de aanpak van de humanitaire noden in de regio, maar hoe zit het nu met de andere landen, met name die uit de regio?

Na ruim vier jaar burgeroorlog blijft de situatie in Syrië op alle vlakken erbarmelijk. Waardering dus dat het kabinet ook daar steeds blijft kijken wat Nederland kan doen, of dat nu op humanitair, politiek-diplomatiek of militair vlak is. Wat betreft het militaire heeft mijn fractie steeds gezegd dat het een mogelijke bijdrage toetst aan 3 zaken: een helder mandaat, een duidelijk einddoel en de inzet van de juiste middelen - naast luchtinzet ook betrouwbare grondtroepen. Veel dank dat het kabinet nu naar zowel die volkenrechtelijke grondslag als naar de politieke strategie heeft gekeken.

Over het volkenrechtelijk mandaat kan ik zeggen dat de PvdA-fractie zich goed kan vinden in de zorgvuldige wijze waarop de Extern Volkenrechtelijk Adviseur hier over gerapporteerd heeft: een aannemelijke onderbouwing dat een beroep gedaan kan worden op de rechtsgrondslag ‘collectieve zelfverdediging’ van Irak, aangevuld met een aantal “zwaarwegende nadere voorwaarden”. Het gaat dan vooral om het noodzakelijkheidsbeginsel en waar de rechtsgrondslag zich niet toe uitstrekt. Ik denk dat die noties belangrijk zijn. Nog wel één vraag: we constateren namelijk dat deze lezing er één is die vooralsnog - in elk geval expliciet - door slechts een beperkt aantal landen is onderschreven, waaronder slechts twee andere EU-lidstaten, het VK en Duitsland. Hoe verklaart het kabinet dit? Wanneer is dit vraagstuk voor het laatst in EU-verband besproken?

In lijn met de inzet van de PvdA wil ik ook de kabinetslijn ondersteunen dat “de aanwezigheid van een volkenrechtelijke grondslag op zichzelf onvoldoende is om te besluiten tot Nederlandse militaire inzet boven Syrië”. Het is natuurlijk frustrerend dat de benodigde breed gedragen politieke strategie voor de oplossing van het conflict in Syrië ontbreekt, maar het geeft wel aan waar nu onze eerste inzet op gericht moet zijn: zorgen dat die eenheid binnen de gematigde Syrische oppositie er wel komt, zorgen dat er eindelijk weer onder de VN-vlag onderhandelt wordt en zorgen dat er een gedeeld plan komt voor het Syrië van na de burgeroorlog.

Mijn belangrijkste vraag aan het kabinet is dus hoe het zich bilateraal en in EU-verband met nog meer energie voor die doelstellingen gaat inzetten? Immers, het ontbreken van een politieke strategie mag niet als excuus gebruikt worden, maar dient een aansporing te zijn voor maximale inzet. Wat kunnen we doen om de eenheid binnen de oppositie te bevorderen? Welke mogelijkheden ziet het kabinet om de niet-gewapende steun verder op te voeren? Hoe oordeelt het over de militaire steun die andere bondgenoten thans geven?

Het jaarverslag Defensie 2014 maakt duidelijk dat het de defensieorganisatie niet lukt om naast de inzet voor missies voldoende materieel over te houden om te kunnen trainen en opleiden. We zien daar ook bij deze missie voorbeelden van, waar we in de feitelijke vragenronde al verder op zijn ingegaan. In het belang van onze militairen die wij op basis van een kabinetsbesluit op missie sturen, ligt het voor de hand dat er op basis van dat besluit ook duidelijkheid komt over de gevolgen van de deelname aan deze missie voor de stand van zaken bij Defensie. Wat betekent dit voor mensen en materieel? Dat is evengoed een belangrijk onderdeel van de deelname aan de missie. Hoe gaat men bij Defensie om met bv. (tijdelijke) vacatures bij de betreffende eenheden en staven in Nederland? Hoe zorgt de krijgsmacht ervoor dat de achterblijvende eenheden hun inzetbaarheid behouden? Hoe ziet de operationele gereedheid eruit voor de komende jaren? Kan de minister daar nu, of in ieder geval bij de eerstvolgende voortgangsrapportage, duidelijkheid over geven?

Zie ook: