Rentmeesters in het tijdperk van de mens - Hoofdinhoud
Rentmeesterschap is een bekende term uit de theologie: de mens als rentmeester van de schepping. Dat klinkt mooi, maar het is de vraag of de schepping wel zo veel heeft aan de mens. Is de aarde beter af zonder ons?
Soms bekruipt mij een onaangename gedachte: het zou voor de aarde en bijna alles wat daarop leeft een zegen zijn als de mens zou uitsterven. Zeker, voor de mens zelf is dat een hard gelag, maar anders dan we misschien graag denken, is de mens de aarde vooral tot last.
Het idee dat de mens als rentmeester verantwoordelijk is voor de aarde, doet het goed in christelijke kring. Kroon van de schepping, dat betekent daar toch zoveel als het hoogtepunt van alles wat geschapen is, gelijkend op God zelf. En die rentmeester moet dan ook de aarde bebouwen, beheren en onderwerpen. In de praktijk betekent het zelfs nog meer dan dat: de mens mag zelf bepalen wat hij met die aarde doet, hoe ze die gebruikt en wat ze ervan maakt.
Dat is gelukt. Volgens sommige geologen leven wij tegenwoordig in het ‘antropoceen’, de tijd van de mens. Dat is een geologisch tijdperk waarbij de aarde zelf verandert door toedoen van de mens. Waar de mens zich in eerdere perioden steeds weer moest aanpassen aan de aarde en het klimaat, daar zet de mens het nu naar zijn hand, goedschiks of kwaadschiks. Het tijdperk begon een eeuw of twee geleden met de opkomst van de industrie en neemt inmiddels de vorm aan van klimaatverandering, grootschalige ontbossing, verwoestijning, enzovoorts. Onder invloed van het menselijk handelen dreigt de aarde onomkeerbaar te veranderen.
Niet in alle opzichten is dat negatief. Irrigatie helpt om voedsel te verbouwen ook als dat door natuurlijke droogte niet zou lukken. Dijken helpen om een leefbaar gebied te houden ook in een laag gelegen gebied als Nederland. Het uitroeien van ziektekiemen voorkomt veel lijden. Allemaal ingrepen die de wereld een beetje veranderen - ongeveer net zo als een bever een dam bouwt en daarmee het kleine ecosysteem beïnvloedt.
Maar we leven niet meer in de tijd van de bever maar in de tijd van de mens. En dat betekent dat we de onaangename gedachte onder ogen moeten zien dat de aarde beter af is zonder ons.
De pijnlijke conclusie is dat het beter gaat als we ons er niet mee bemoeien. We moeten toegeven dat alle grote problemen van deze wereld direct of indirect te maken hebben met onze manier van leven. Van de plastic soep in de oceanen tot de stijging van de zeespiegel; van het uitsterven van allerlei diersoorten tot het onnatuurlijke lijden dat dieren ondergaan omdat we hen als productiemiddel zien en gebruiken; van schadelijke bestrijdingsmiddelen tot uitputting van de fossiele grondstoffen: in hoog tempo is de aarde aan het veranderen. Vaak willen we dat niet onder ogen zien en noemen we mensen die hier voor waarschuwen alarmistische onheilsprofeten.
In het antropoceen, waar de mens het grootste probleem voor de aarde geworden is, wordt het steeds problematischer om van rentmeesters te spreken. Zeker, dat is bedoeld als aansporing om goed voor de aarde te zorgen, maar het dient te gemakkelijk om de machtspositie van de mens gewoon in stand te houden.
We moeten een laag dieper steken en de vraag stellen of die rentmeester wel nodig is. Als de aarde het prima zou redden zonder ons, dan moeten we veel kritischer worden op onze rol op die aarde. Dan is er een nieuwe nederigheid nodig die ons doet beseffen dat we eigenlijk maar een klein schakeltje in dat hele grote ecosysteem zijn en dat we ook niet groter moeten willen zijn dan dat. Dat wil zeggen: we moeten de nederigheid opbrengen om niet meer van de aarde te willen nemen dan die aarde kan aanvullen. Dat we niet meer rotzooi veroorzaken dan die aarde tijdens ons leven kan verwerken. En dat we niet meer ruimte innemen dan ons past.
De grote uitdaging in de tijd van de mens is niet om de aarde te onderwerpen, maar om onszelf terug te brengen tot een leven in balans met de aarde. Dát, of uitsterven…
Column CW 26.06.2015