Notaoverleg Mensenrechten - Hoofdinhoud
Notaoverleg naar aanleiding van de mensenrechtenrapportage 2014.
Mijn inbreng in 1e termijn:
Voorzitter, in de Mensenrechtenrapportage 2014 vallen twee trends op. Ten eerste de impact van conflicten waarbij de meest basale mensenrechten op steeds grotere schaal worden geschonden. We denken dan natuurlijk vooral aan ISIS. Ten tweede de toename van autoritaire besturen, waardoor de ruimte voor maatschappelijke krachten, zoals ngo's en individuele mensenrechtenverdedigers, steeds kleiner wordt. Dat baart zorgen. Het mag tegelijkertijd niet leiden tot afzijdigheid of relativering van mensenrechten. Terecht stelt de minister dat het juist nu van belang is om ons met meer vastberadenheid dan ooit in te zetten voor respect en recht voor ieder mens.
Dat is ook het beeld dat naar voren komt in de uitgebreide rapportage. Nederland is op veel thema's in heel wat landen en in internationale organisaties bijzonder actief. Dat is toe te juichen. Terecht benoemde het kabinet de mensenrechten tot hoeksteen van het buitenlandbeleid. Terecht is daarmee ook gecorrigeerd dat deze fundamentele waarden in het buitenlandbeleid in de voorafgaande kabinetsperiode aan gewicht verloren hadden ten opzichte van andere prioriteiten. Het is de geloofwaardigheid van het mensenrechtenbeleid niet ten goede gekomen, concludeerde de IOB (Inspectie Ontwikkelingssamenwerking en Beleidsevaluatie) kort maar helder over die periode.
Ook nu nog zijn er mensen die een door waarden gedreven buitenlandbeleid soms maar ingewikkeld of onhandig vinden. In reactie op de onrust in de wereld zie je de roep om afzijdigheid aanzwellen: ‘laat ze het lekker zelf uitzoeken’. Of de afgeleide variant daarvan: zolang dictators onze vrijheid en veiligheid maar met rust laten, mogen ze ongestraft of zelfs met Westerse steun de vrijheid en veiligheid van hun eigen mensen ondermijnen.
Stelling nemen
Afzijdigheid en relativering zijn wel het laatste wat de wereld nu nodig heeft. Juist nu moeten we stelling nemen in onze buitenlandpolitiek, in de roerige ring van instabiliteit om Europa, bij de benadering van het lastige vluchtelingenvraagstuk en op al die andere plekken op de wereld waar mensenrechten alles behalve vanzelfsprekend zijn. Gelukkig is dat ook de lijn van het kabinet. Met de PvdA in de coalitie zal dat ook altijd de lijn blijven, omdat de bevordering van mensenrechten niet alleen kan bijdragen aan een verbetering van de levens van velen, maar ook bijdraagt aan de versterking van de rechtsstaat en aan de internationale stabiliteit.
Uiteraard moeten we elkaar wel scherp blijven houden op de keuzes die in het buitenlandbeleid en het mensenrechtenbeleid gemaakt worden. Wat werkt beter? Stille diplomatie of publieke stellingname? Bilaterale actie of optrekken in EU-verband? Speciale mensenrechtendialogen of het meenemen in andere onderdelen van het buitenlandbeleid? Met dat type vragen in gedachten heeft mijn fractie de Mensenrechtenrapportage en de IOB-evaluatie gelezen. Op basis daarvan wil ik nu op een aantal thema's ingaan.
Mensenrechtenverdedigers
Ik begin met de steun aan mensenrechtenverdedigers en in het bijzonder de trial monitoring. De steun voor mensenrechtenverdedigers is terecht een prioriteit van het Nederlandse mensenrechtenbeleid. In dat verband vond ik het mooi dat minister Koenders in zijn inleiding de moedige Libische mensenrechtenactiviste Salwa Bugaighis noemde. Zij werd bijna een jaar geleden vermoord op de verkiezingsdag in Libië. Vooral in de landen waar de druk op kritische tegengeluiden toeneemt, bevinden mensenrechtenverdedigers zich in de gevarenzone. In de rapportage gaat de minister onder meer in op het bijwonen van rechtszaken tegen mensenrechtenverdedigers, de trial monitoring, mede naar aanleiding van de discussie die wij vorig jaar voerden over de situatie in Saudi-Arabië. Ik wil daar een aantal vragen over stellen.
Kan de minister een overzicht geven van het precieze aantal rechtszaken dat bijgewoond wordt? Wat is de trend daarin? Neemt dit toe? Herkent de minister het commentaar van Amnesty International waarin gesteld wordt dat bij observaties van zaken tegen mensenrechtenverdedigers vaak alleen wordt gekeken naar de naleving van het nationale recht, terwijl eigenlijk het internationale recht en een eerlijk proces de maatstaf zouden moeten zijn? Kan Nederland, als een van de landen die een voortrekkersrol vervullen op het terrein van trial monitoring, bijdragen aan het trainen van diplomaten in EU-delegaties en op posten van andere EU-lidstaten?
Europa
Bij ernstige mensenrechtenschendingen doet zich de vraag voor op welk niveau het meest effectief gereageerd kan worden, bilateraal of Europees. Uiteraard kan een Europese aanpak extra gewicht in de schaal leggen. Tegelijkertijd stellen sommigen dat de EU-veroordelingen niet altijd de gewenste scherpte bevatten. Herkent de minister de analyse dat de scherpe kantjes van EU-veroordelingen afgaan onder druk van een of meerdere lidstaten? Is de minister het met de PvdA-fractie eens dat Nederland in dat geval bereid zou moeten zijn om ook aan scherpe bilaterale veroordelingen te doen? Ziet hij, met andere woorden, bilaterale veroordelingen en EU-veroordelingen van mensenrechtenschendingen als complementair en niet als elkaar uitsluitend? Het kabinet stelt dat, indien consensus niet mogelijk is, nu reeds wordt gewerkt met een thematische werkverdeling en kleinere coalities. Kan de minister daar concrete voorbeelden van geven?
Mensenrechtenfonds
De IOB is zeer positief over het Mensenrechtenfonds. Ze stelt dat gefinancierde projecten bijna altijd effectief waren. Wel stelt de IOB een aantal verbeterpunten voor, zoals meer aandacht naar mensenrechtenbescherming, het uitbreiden van de landenlijst en het ondersteunen van projecten van kleinere, nationale ngo's. Het kabinet geeft zelf aan, te streven naar flexibeler en strategischer gebruik van het fonds. Dat juichen wij toe. Wij willen de minister echter wel het volgende in overweging geven. Als we zien hoe nodig het is om mensenrechtenverdedigers extra steun te geven en nu blijkt dat dit fonds zo goed werkt, zouden we dan niet moeten bezien op welke wijze wij dit fonds kunnen uitbreiden, zodat wij meer kunnen doen voor slachtoffers van mensenrechtenschendingen? Dat zou ook een politiek signaal zijn voor het belang van steun aan de moedige mensenrechtenverdedigers.
Belangen & waarden
De belangrijkste stelling in de IOB-evaluatie is wellicht dat het economische beleid en het mensenrechtenbeleid in de praktijk nog twee op zichzelf staande terreinen binnen het buitenlandbeleid zijn. In sommige gevallen bleek dat de economische belangen nadrukkelijke inzet op mensenrechten verhinderden, aldus de IOB. Het kabinet reageert hierop door in de brief een aantal belangrijke stappen te noemen die de afgelopen jaren gezet zijn op het terrein van maatschappelijk verantwoord ondernemen. Over dat thema spreken wij vaker met elkaar en ik begrijp dat er binnenkort ook een evaluatie van het Nationaal Actieplan bedrijfsleven en mensenrechten volgt. De vraag is echter of de IOB daarop doelt of dat de IOB veel meer het spanningsveld benoemt tussen economische belangen en de bereidheid om deze zo nodig te belasten met een hoger profiel op mensenrechtenthema's. Dat is in ieder geval mijn indruk na het lezen van de IOB-evaluatie.
Dit is het meest direct aan de orde bij missies naar landen waar grote handelsbelangen op het spel staan, maar waarbij we ook grote zorgen hebben over de mensenrechten. Ik wil de minister specifiek vragen maar de recente missie van de minister-president naar China. Het is mij niet duidelijk in hoeverre is voldaan aan het verzoek van ngo's om ook individuele gevallen op het hoogste politieke niveau aan de orde te stellen. Ik heb daarnaast Kamervragen gesteld in verband met de handelsmissie naar India, waar de ruimte voor ngo's steeds kleiner wordt. Hoe zijn de mensenrechten daar aan de orde gesteld? Ik vraag de minister met andere woorden om, niet alleen met het oog op maatschappelijk verantwoord ondernemen, maar vanuit dat bredere perspectief te reageren op de IOB-kritiek. Ik vraag hem ook om hierop een nadere reactie te sturen, in combinatie met de evaluatie van het Nationaal Actieplan. Het is overigens heel positief dat het kabinet het thema mensenrechten en bedrijfsleven aan de orde wil stellen tijdens het EU-voorzitterschap. Hoe zal dat concreet vorm krijgen?
Sport
Ten slotte het onderwerp sport en mensenrechten, waarover we vandaag al eerder hebben gesproken. Afgelopen vrijdag zijn de Europese Spelen van start gegaan in Azerbeidzjan. Gelukkig zat er deze keer geen Nederlandse premier op de tribune om het feestje van een grote mensenrechtenschender luister bij te zetten. Het is diep triest dat opnieuw een groot sportevenement geassocieerd wordt met dit soort misstanden.
Minstens zo triest is de situatie in Qatar. Ik heb daar al meermaals aandacht voor gevraagd. Ik heb de antwoorden op de laatste set Kamervragen zojuist ontvangen. Ik moet die nog even goed bestuderen. Mijn eerste indruk is echter dat het kabinet op de lijn blijft zitten dat het grote zorgen heeft, maar dat er stappen worden gezet. Dat vind ik een te voorzichtige formulering. Moeten we niet constateren dat Qatar zich keer op keer aan de meest basale afspraken onttrekt? Zou de minister een stevigere stellingname in deze trant voor zijn rekening willen nemen?
In de 2e termijn heb ik twee moties ingediend:
Zie ook: