Bijdrage Carla Dik-Faber aan het plenair debat over de rol van NS bij de aanbesteding van openbaar vervoer in Limburg - Hoofdinhoud
Bijdrage van ChristenUnie Tweede Kamerlid Carla Dik-Faber als lid van de vaste commissie voor Infrastructuur en Milieu aan een plenair debat met minister Dijsselbloem van Financiën en staatssecretaris Mansveld van Infrastructuur en Milieu
Onderwerp: Debat over de rol van NS bij de aanbesteding van openbaar vervoer in Limburg
Kamerstuk: 28 165
Datum: 9 juni 2015
Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Voorzitter. Ook mijn fractie wil allereerst haar waardering uitspreken voor alle mensen die iedere dag weer keihard werken bij de NS om vele mensen, ook mij, naar hun werk of naar privébezoeken te brengen. Daarstraks zag ik nog een berichtje van een van de NS-medewerkers, die zei: wat er gebeurt, gaat mij en veel van mijn collega's echt niet in de koude kleren zitten. Daarom wil ik mijn betoog beginnen met het uitspreken van mijn waardering voor al die mensen: voor de conducteurs, de machinisten en het schoonmaakpersoneel.
Wij spreken vandaag over de aanbesteding in Limburg. Daar is ontzettend veel misgegaan. Dat blijkt duidelijk uit het debat. Door deze feiten is het opstappen van de NS-topman onvermijdelijk geworden. Ik was net als de reizigersorganisaties blij met de cultuurverandering die de heer Huges gebracht heeft bij de NS, en met de stappen die hij heeft gezet in de samenwerking met andere vervoerders om het belang van de reiziger voorop te kunnen stellen. Dit belang van de reizigers zou ook in dit debat voorop moeten staan. Het gaat dan ook om de vraag hoe wij het publieke belang goed kunnen borgen. Het gaat niet alleen om de vraag hoe om te gaan met concurrentie op het spoor, maar vooral ook om de vraag hoe wij ervoor kunnen zorgen dat vervoerders goed met elkaar samenwerken.
Natuurlijk had de NS haar interne procedures op orde moeten hebben. Dat moet nu alsnog snel gebeuren. Informatieverzoeken rond aanbestedingen rondmailen is echt vragen om problemen. Er moet één loket komen dat dit soort informatieverzoeken afhandelt. Als een informatieverzoek niet duidelijk, te uitvoerig of juist te weinig concreet is, dan moet dat zo spoedig mogelijk worden meegedeeld en niet op het allerlaatste moment worden gebruikt als een soort vertragingstactiek.
Er ligt ook een verantwoordelijkheid voor de Staat als aandeelhouder, concessieverlener van het hoofdrailnet en verantwoordelijke voor de spoorordening. Er waren in de loop van 2014 al veel signalen van de ACM, vanuit de Kamer en vanuit concurrenten van de NS dat het maar de vraag was of er een gelijk speelveld was bij de aanbesteding in Limburg. Steeds heeft de staatssecretaris volgehouden dat het gelijke speelveld een probleem was van de provincie Limburg en dat alle benodigde gegevens beschikbaar waren. Maar is dat ook zo? Eind juni 2014 heeft de ACM al uitgesproken dat het speelveld ongelijk was. In september 2014 kwam er een klacht binnen van de concurrenten van de NS bij het ministerie. Op 16 oktober besliste de rechter vervolgens dat het niet aan de provincie is om marktordeningsproblemen op te lossen. Dat was ruim twee weken voordat de aanbesteding sloot. De staatssecretaris was op dat moment dus aan zet op grond van de uitspraak van de ACM. Waarom heeft de staatssecretaris toen niet alsnog ingegrepen? Waarom heeft zij pas na maanden gereageerd op de klacht van de concurrenten van de NS?
Op 6 maart kwam een rapport van de ACM. Ook andere sprekers hebben daarbij stilgestaan. Dat was op dat moment nog een vertrouwelijk rapport. De staatssecretaris had het bekend kunnen maken aan de provincie Limburg, maar dat heeft zij niet gedaan. Het rapport werd bekend voordat de gunning plaatsvond. De staatssecretaris had de provincie dus nog kunnen inlichten, maar dat is niet gebeurd. Waarom is dit niet gebeurd?
Fraude kun je niet tegenhouden. Je kunt die alleen proberen te voorkomen door een bedrijfscultuur die gericht is op integriteit, duidelijke regels en een adequate handhaving als er helaas toch sprake is van fraude. Wat mijn fractie betreft mag het opzoeken van de grenzen van de wet niet de nieuwe norm voor het handelen worden. Ik heb dat ook gelezen in de brief die de minister naar de Kamer heeft gestuurd. De minister stelt daarin ook dat de NS als staatsdeelneming de randen van de wet niet mag opzoeken. Maar is dat niet een illusie? Wij zien immers dat commerciële concurrenten dat wel doen. Kan de NS dan nog achterblijven?
Een meer rigoureuze oplossing is het afstoten van de stations door de NS. In interruptiedebatjes met D66 en de VVD heb ik al aangegeven dat het voor ons niet vandaag al een uitgemaakte zaak is. Laten wij alstublieft niet nu tot ad-hocbesluitvorming komen. Ik wijs op het rapport van commissie-Kuiper van de Eerste Kamer waarin nadrukkelijk wordt geschetst dat het publieke belang vooropgesteld moet worden en dat er geen ondoordachte beslissingen moeten worden genomen. De ChristenUnie wil heel graag dat wij het kijken naar de positie van de NS breed aanvliegen en dat wij niet alleen kijken naar de stations.
Ik rond af. Het is in het belang van de reiziger dat de problemen bij de NS worden opgelost. Ook het vertrouwen tussen de vervoerders moet worden hersteld en dat is lastig. Want, om maar even in de termen van dit debat te spreken, vertrouwen komt te voet en gaat met de trein. Verder moet het spoorwegpersoneel snel duidelijkheid krijgen, ook over de discussie over een cao voor het ov. Hoe gaat de staatssecretaris het vertrouwen in de sector herstellen?
Voor meer informatie: www.tweedekamer.nl.