Alle (jong-)volwassenen gelijk loon voor gelijk werk - Hoofdinhoud
Een jongere verdient in Nederland onterecht erg weinig. In de meeste landen verdienen de jongeren 70-80 procent van het minimumloon. In Nederland ligt dat onder de 60 procent, voor een 17-jarige zelfs rond de 40 procent. Dat is een behoorlijk verschil als je bedenkt dat bijvoorbeeld een 17-jarige minder dan de helft van een 23-jarige verdient. Dit komt doordat we in Nederland het systeem van wettelijke minimumjeugdlonen kennen, dat geldt voor jongeren tussen 15 en 23 jaar. Het CPB concludeerde in 2012 al dat het Nederlandse jeugdloon naar internationale maatstaven erg laag ligt. Wij vinden dat de wet op het minimumloon uit 1968 aan herziening toe is.
Jongeren, verenigd in Young & United, vragen aandacht voor de lage jeugdlonen. Zij zeggen: als je 18 bent in dit land, ben je volwassen. Je mag autorijden, stemmen en op eigen benen staan. Je verdient alleen een heel stuk minder dan iedereen boven de 23. Dat vinden zij oneerlijk. En naast herziening van de jeugdlonen vragen zij ook om goede contracten.
Als je 18 bent in dit land, ben je volwassen. Je mag autorijden, stemmen en op eigen benen staan. Je verdient alleen een heel stuk minder dan iedereen boven de 23
De actie, ondersteund door vakbonden en de jongerenorganisaties van onze partijen, heeft in korte tijd al tot veel discussie geleid en krijgt veel publieke steun. Ook wij, de woordvoerders van de PvdA, SP en GroenLinks in de Tweede Kamer, steunen dit initiatief. Voor ons gelden drie argumenten om het minimumjeugdloon vanaf 18 jaar te herzien.
Ten eerste is het wettelijk minimumloon ontworpen om werknemers in staat te stellen zelfstandig door het leven te gaan. Dat kan voor geen mogelijkheid voor een jongere die afhankelijk is van het wettelijk minimumjeugdloon: van een loon van 683,30 euro bruto per maand kunnen huur, verzekering en vaste lasten niet worden betaald. Waarom hebben jongeren geen recht op 'gelijk loon voor gelijk werk'? Het is niet acceptabel dat werkzame jongeren nu een beroep moeten doen op bijzondere bijstand om rond te komen. De waarde van bestaanszekerheid verhoudt zich niet tot het minimumjeugdloon.
Ten tweede wordt vaak opgemerkt dat de arbeidsmarktpositie van jongeren veel slechter wordt bij verhoging van de jeugdlonen. Maar het omgekeerde zou ook waar kunnen zijn. Want er is weinig bewijs voor dit verweer: in landen als Denemarken en Oostenrijk bestaat geen apart jeugdloon, en daar is de jeugdwerkloosheid lager dan in Nederland. Nu is er feitelijk sprake van oneerlijke concurrentie. Door de jeugdlonen te verhogen, verbetert de positie van oudere werknemers voor banen aan de onderkant van de arbeidsmarkt. Dat is ook helemaal niet verkeerd.
Tot slot constateren wij dat het jeugdminimumloon voor oneerlijke concurrentie zorgt tussen grote en kleine ondernemingen. Grote ondernemingen kunnen er een bedrijfsmodel op nahouden waarin zij de minimumjeugdlonen tot een maximum hebben geëxploiteerd. Een bedrijfsmodel gebaseerd op minimumjeugdlonen is oneigenlijke concurrentie ten koste van jongeren en daarom ongewenst. Dit geldt niet alleen voor werknemers, maar ook voor de werkgevers van het mkb: de lokale drogist of kledingzaak die wel continuïteit wil geven aan werknemers, of ze nu 19, 29 of 39 jaar oud zijn. En ze dus niet op straat zet omdat ze ouder en duurder worden. Dit gaat over goed werkgeverschap. Ook daarom is een herziening wenselijk.
Wij zien dan ook dat het stelsel van de minimumjeugdlonen anders moet, geen halve lonen, maar leefbare lonen
Wij zien dan ook dat het stelsel van de minimumjeugdlonen anders moet, geen halve lonen, maar leefbare lonen zeggen wij Young & United na.
Wat ons betreft is het politieke debat over de wettelijke minimumjeugdlonen - met veel strijd, energie en betrokkenheid van jongeren zelf - begonnen. Wij nodigen ook onze collega's uit mee te doen en zullen, als dat nodig blijkt, zelf initiatief nemen om het wettelijk minimumjeugdloon te verhogen. Alle volwassenen op de arbeidsmarkt verdienen gelijk loon voor gelijk werk en de mogelijkheid om in je eigen onderhoud te kunnen voorzien.
Sadet Karabulut, Roos Vermeij en Linda Voortman zijn Tweede Kamerleden namens de SP, PvdA en Groenlinks
Dit artikel verscheen op 12 juni in De Volkskrant