Bijdrage Carla Dik-Faber aan het algemeen overleg Uitwerking kwaliteitsbrief ouderenzorg

Met dank overgenomen van R.K. (Carla) Dik-Faber i, gepubliceerd op woensdag 8 april 2015.

Bijdrage van ChristenUnie Tweede Kamerlid Carla Dik-Faber als lid van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport aan een algemeen overleg met staatssecretaris van Rijn van Volksgezondheid, Welzijn en Sport

Onderwerp:   Uitwerking kwaliteitsbrief ouderenzorg

Kamerstuk:    31 765

Datum:           19 maart 2015

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie): Voorzitter. In november hebben we een debat gevoerd en met elkaar geconstateerd dat er veel te verbeteren valt in een deel van de verpleeghuiszorg. Mensen in een zeer kwetsbare fase van hun leven verdienen natuurlijk de beste zorg die recht doet aan hun waardigheid. Er ligt nu een nota van de staatssecretaris, die er op vrij korte termijn is gekomen. Daar ben ik blij mee omdat wij daar vandaag over kunnen spreken. Mijn eerste globale reactie op de voorliggende nota is dat het een goede aanzet is om verbeteringen in de verpleeghuiszorg door te voeren. Ik lees dingen over het terugbrengen van de menselijke maat, het weer centraal stellen van de wensen van cliënten, de waardigheid van mensen en de verdere professionalisering van medewerkers, die trots mogen zijn op hun vak.

Het kernprobleem is echter de institutionalisering in de verpleeghuiszorg. Dat probleem laat dit plan veel te veel liggen. De institutionalisering is volledig doorgeschoten. In een verpleeghuis ben je onderdeel van een instituut en dat leidt tot afstand. Als je in een verpleeghuis wordt opgenomen, dan is je naaste, je geliefde die mantelzorg biedt, niet meer de belangrijkste persoon maar een zorgprofessional. Dat is eigenlijk niet normaal. Dit plan is onvoldoende om het systeemdenken van institutionalisering om te buigen. Volgens mijn fractie is er echt een doorbraak nodig. Dat lukt niet door aan het bestaande te sleutelen en daar wat aanpassingen in aan te brengen. Dat gaat te langzaam. Wij moeten ervoor zorgen dat er naast het systeem iets heel nieuws ontstaat en dat het oude instituutdenken wordt doorbroken. Die 200 instellingen of wat mij betreft 300 of nog veel meer, mogen aan de slag gaan, maar ik zie dat ze met handen en voeten worden gebonden aan het oude systeem. Mijn oproep aan de staatssecretaris is: maak hen los, bevrijd hen, geef hun ruimte en geef de professionals het vertrouwen.

Ik zie in de nota veel meer toezicht. Dat is de verkeerde gerichtheid. Het gaat niet om procedures en regeltjes maar om zorg voor mensen en kwaliteit van leven. Geen vinkjes maar vertrouwen in de zorgprofessional. De afgelopen jaren hebben wij kunnen zien dat de zorg niet verbetert als er meer toezicht komt. Dat is een misvatting in de nota. Meer toezicht leidt tot de verkeerde gerichtheid.

In november heb ik het gehad over het "buddyen", instellingen die elkaar vergelijken. Daar lees ik niks over in het plan van de staatssecretaris. Mijn fractie vraagt goede vergelijkbare data en de publicatie daarvan op internet. Het is toch het jaar van de transparantie? Het helpt voor instellingen als spiegelinformatie beschikbaar wordt. Het geeft ook duidelijkheid aan cliënten. Instellingen die meewerken aan die spiegelinformatie en die transparant zijn, worden ook gevonden. En kwaliteit komt erdoor bovendrijven. Laat mensen zelf de kwaliteit met een cijfer beoordelen. Ik wijs op websites van restaurants en hotels. Ik vond het een beetje belachelijk om te lezen dat ze daar dan nog scholing voor nodig hebben. Wanneer komt de Algemene Maatregel van Bestuur over de persoonsvolgende bekostiging?

Schaalvergroting. Uit Gupta-onderzoek blijkt dat zorg van goede kwaliteit te vinden is bij kleine en middelgrote organisaties, en bij grote zorgaanbieders die kleinschalig zorg organiseren. Helaas zie ik een enorme druk om te fuseren in de verpleeghuissector. Mijn oproep aan de staatssecretaris is om het kleine verpleeghuizen niet onmogelijk te maken om zelfstandig te blijven.

Recentelijk kwam Omroep MAX naar buiten met het bericht: 1 miljard verspilling in de zorg. Wil de staatssecretaris daarop reageren? Ik wil daar één onderdeel uithalen: voeding. Er wordt voor 200 miljoen aan voeding verspild. Dat is hartstikke jammer, want grondstoffen en voedsel worden weggegooid, maar mensen krijgen ook onvoldoende te eten. Ik heb daar samen met de heer Otwin van Dijk een motie (31765, nr. 103) over ingediend. Die is aangenomen. Wij hebben via de vaste commissie voor VWS een brief gevraagd over voeding, maar ik had verwacht dat het in de nota zou zitten. Dat is een gemiste kans.

Juist langs de weg van mantelzorgers en vrijwilligers moet de verbinding met de samenleving worden gezocht. "Zorgen voor" moet "zorgen met" worden, maar waar zijn de vrijwilligers in de nota van de staatssecretaris? Ik lees nauwelijks iets over hen.

Het "streven" is dat alle instellingen vanaf 2017 gebruikmaken van het zorgleefplan. Laten wij ervoor zorgen dat dat gebeurt en wat mij betreft nog veel eerder. Wij moeten ervoor zorgen dat het geen papieren tijger wordt maar dat het echt gaat over kwaliteit van leven en zaken die mensen belangrijk vinden. Ik las het voorbeeld dat iemand zijn boterham niet met mes en vork opeet maar met zijn handen. Het is een heel praktisch voorbeeld maar het kan heel belangrijk zijn voor mensen met dementie. Dan is alles al verwarrend genoeg en wil je doorgaan zoals je dat thuis gewend bent.

Cliëntenraden en cliëntondersteuning. De Wlz-uitvoerders krijgen van de staatssecretaris tot eind 2016 om onafhankelijke cliëntondersteuning te organiseren. Ik denk dat dat veel te lang is. Cliëntenraden krijgen scholing. Dat is op zich niet heel verkeerd, maar volgens mij zit daar het kernprobleem niet. Volgens mij moet er een open cultuur zijn waarbinnen medewerkers en cliënten zaken aan de orde kunnen stellen waardoor de zorg kan verbeteren.

De voorzitter: Wilt u afronden?

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie): Ja, ik vat samen. Ik denk dat wij met dit plan van de staatssecretaris niet loskomen van instituties en structuren. Wij moeten ons richten op passende zorg voor kwetsbare mensen. Er zijn te veel plannen en goede voornemens. De ChristenUnie wil een tijdpad met prioritering en een financiële vertaling. Mijn allerbelangrijkste oproep is: laat die 200 instellingen los, geef hun ruimte en laten wij, in de woorden van de heer Van Dijk, blanco aan de slag gaan, zodat er echt kwaliteit kan ontstaan.

Mevrouw Keijzer (CDA): Mevrouw Dik zegt: zorg dat het goed gaat met die 200 instellingen. Maar ze moeten toch eigenlijk allemaal op deze manier gaan werken? Ziet mevrouw Dik ook het probleem dat wij met al die moties, die wij overigens allemaal indienen, elke keer bereiken wat wij niet willen, namelijk weer een nieuw protocolletje dat doorlopen en afgevinkt moet worden? Ik ben vandaag op zoek naar het antwoord op de vraag of wij de zorg gezamenlijk beter kunnen maken.

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie): Met dit plan en wellicht ook met moties en amendementen die vanuit de Kamer worden ingediend, wordt iedere keer geprobeerd om bestaande structuren te wijzigen. Dat is ongelooflijk lastig. Daarmee gaat het niet snel genoeg. Daarmee bereiken wij niet de kwaliteit die nodig is. Daarom is mijn pleidooi geweest: haal er een groep uit en geef die ruimte om even los van de bestaande systemen en structuren met iets heel nieuws te komen waarin de mens echt centraal staat en het echt gaat om kwaliteit van mensenlevens. Natuurlijk, het liefst wil ik dat ze allemaal zo gaan werken. Wat wij steeds geprobeerd hebben, namelijk om in de regelgeving steeds dingen aan te passen zodat het systeem verandert, lukt niet. Dus ik hoop dat wij met die 200 of 300 instellingen, liever nog veel meer, iets nieuws neerzetten en dat wij door van buitenaf iets nieuws neer te zetten veel beter in staat zijn om de hele groep mee te nemen, want uiteindelijk moeten ze het allemaal doen.

Mevrouw Keijzer (CDA): Ik ben blij dat ik geïnterrumpeerd heb, want ik ben het volledig oneens met mevrouw Dik. Nou gaan wij weer een experiment doen, terwijl glashelder is hoe goed werkende instellingen eruitzien. Regelarme instellingen hebben 19% meer tijd voor zorg. Dat moet gewoon conform onze motie worden uitgerold.

De voorzitter: Helder. U wilt graag dat mevrouw Dik daar nog even op reageert, begrijp ik.

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie): Ik omarm de initiatieven om de bestaande instellingszorg te verbeteren. Laat daar geen misverstand over bestaan. Met alle stappen die wij de afgelopen jaren vanuit de Tweede Kamer hebben gezet in het zorgveld gaan wij de goede kant op, maar het gaat heel erg langzaam. Er is volgens mij echt iets nieuws nodig, waarbij wij instellingen de ruimte geven en even loshalen van alle regeltjes en systemen die wij met elkaar gecreëerd hebben.

Mevrouw Van der Burg (VVD): Ik hoorde mevrouw Dik pleiten voor loslaten. De staatssecretaris zou het lef moeten hebben om de regels los te laten, maar die regels hebben wij hier met z'n allen opgesteld. Vandaar mijn vraag: wat kan er geschrapt worden naar aanleiding van die regelarme experimenten? Is mevrouw Dik dan ook bereid om, als er wat misgaat, de staatssecretaris direct naar de Kamer te roepen? Want dat is de consequentie.

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie): Ik kan hier heel kort over zijn: volgens mij is de ChristenUnie geen partij die vooraan staat bij de interruptiemicrofoon als er een incident is. Juist als er een incident is, hoe triest ook, probeer ik dat te beschouwen als een incident, zonder te vragen daar direct een pakket regelgeving overheen te storten. U mag van alles roepen over de ChristenUnie, maar dát in ieder geval niet.

Mevrouw Van der Burg (VVD): Het was niet de bedoeling om de ChristenUnie of u aan te vallen. Wat ik bedoelde te zeggen, is dat dit wel is wat hier vaak gebeurt. Het gaat om kwetsbare mensen, dus letten we als volksvertegenwoordigers extra op. Maar het stellen van vragen aan de staatssecretaris heeft wel consequenties.

De voorzitter: Ik denk dat mevrouw Dik al duidelijk genoeg was in haar beantwoording.

Voor meer informatie: www.tweedekamer.nl.