Work hard, play hard

Met dank overgenomen van A.H.G. (Alexander) Rinnooy Kan i, gepubliceerd op zondag 16 november 2014, 14:56.

De boog kan niet altijd gespannen zijn, en in New York, een stad met legendarische culturele tradities, hoeft dat ook helemaal niet. En zo kan het gebeuren dat Paul Schnabel en ik ons na weken voorpret tijdens de pauze van een schitterende uitvoering van de ‘Nozze di Figaro’ vergapen aan de al even schitterende wandschilderingen van Marc Chagall in Lincoln Center. Alles is hier een maatje omvangrijker dan wij gewend zijn, inclusief de wachtrijen voor de wc’s. Maar ook de particuliere donaties aan de Metropolitan Opera liegen er niet om. Ze vullen vele openhartige pagina’s in het programmaboekje, en waren hard nodig om de Met op gang te houden in een langdurig arbeidsconflict met koor en orkest, waarvan de salarissen ook al flink wat hoger zijn dan in Nederland.

De kaartjes zijn zoals verwacht veel duurder dan in Nederland, maar de kwaliteit is zeker niet heel veel beter - we zijn verwend. Zo is ook het Concertgebouw aanzienlijk goedkoper dan Carnegie Hall, maar in programmering en acoustiek zeker niet minder. Dan is het wel zo spannend om te gaan luisteren naar het jonge talent op de Juilliard School, of om naar een buurtkerk te gaan voor een merkwaardige bewerking van Mahlers negende symfonie, uitgevoerd door een kamerorkest dat bijna bezwijkt aan het eerste deel maar zich later nog heel behoorlijk revancheert.

Maar dan is er nog het theater - en het toneelaanbod in New York is nauwelijks te overtreffen in omvang en diversiteit. Alleen al de grote Broadway theaters trekken jaarlijks zo’n 12 miljoen bezoekers, met een omzet van ruim een miljard dollar; en dan zijn er nog tientallen kleinere theaters Off-Broadway en zelfs Off-Off-Broadway, van waaruit sommige producties zoals ‘Hair’ uiteindelijk het magische theatergebied rond Times Square weten te bereiken. Maar dat blijft een uitzondering: in de meeste theatertjes doet een kleine groep acteurs zijn uiterste best voor een iets grotere groep toeschouwers, daartoe opnieuw in staat gesteld door vele gulle donoren en een enkel overheidssubsidietje. Het levert memorabele voorstellingen op, bijvoorbeeld voor 30 toeschouwers in het piepkleine Playroom Theater, waar een getalenteerde ex-gevangene tien verschillende rollen speelt in een gedramatiseerde versie van zijn ervaringen met het juridisch systeem. En aan grote namen geen gebrek: Ewan McGregor en Maggie Gyllenhaal treden op in een fraaie non-profit uitvoering van ‘The Real Thing’ van Tom Stoppard, en onderwerpen zich daarmee vrijwillig aan het straffe regime van maar liefst acht voorstellingen per week.

Op Broadway zijn de vakbonden van acteurs en musici oppermachtig en overheerst tezelfdertijd het risicodragende ondernemerschap: producties zijn altijd kostbaar, maar soms ook uitermate lucratief, zoals de musical ‘The Phantom of the Opera’ die inmiddels al meer dan 25 jaar in het Majestic Theatre te zien is. Hoe langer het duurt, hoe groter de kans dat er kaartjes met korting te verwerven zijn voor wie bereid is daarvoor een tijdje in de rij te staan. Als dat niet lukt, dan is een persoonlijk bezoek aan de theaterkassa warm aan te bevelen: wie telefonisch wil reserveren, belandt al snel in de klauwen van intermediairs die niet aarzelen de toch al hoge prijzen bijna te verdubbelen, ongetwijfeld met profijtelijke medeplichtigheid van de theaters zelf.

Een topavond in het theater blijft onvergetelijk. We bezoeken ‘Scenes from a Marriage’ in de prachtige productie van onze (in New York helaas Belgische) Ivo van Hove, en verlaten drie en een half uur later gesticht en gelouterd het kleine theater. Morgen kan er weer gewerkt worden.