Stimuleren doorwerken niet wenselijk - Hoofdinhoud
Als mensen eenvoudig kunnen doorwerken na de AOW-gerechtigde leeftijd is volgens het CPB verdringing op langere termijn niet aan de orde en op korte termijn beperkt. Maar zelfs dat laatste is 50PLUS al te veel! 50PLUS hoeft toch aan de minister niet uit te leggen hoe moeilijk 45-plussers het nu al hebben op de arbeidsmarkt? 50PLUS blijft pleiten voor verlenging van het actieplan 50PLUSwerkt!
Mijn inbreng bij het debat in de Tweede Kamer bij de wetsbehandeling ‘Werken na de AOW-gerechtigde leeftijd’:
“De doelstelling van dit wetsvoorstel komt sympathiek op 50PLUS over: het wegnemen van belemmeringen voor het werken na de AOW-gerechtigde leeftijd. Ja, wie wil dat niet?
Het werken na de AOW-gerechtigde leeftijd wordt in de stukken vooral ‘leuk’ genoemd voor betrokkenen. Het is goed voor de ‘sociale contacten’, het verhoogt ‘gevoel van eigenwaarde’ en verhoogt ‘sociale vitaliteit’. Financiële motieven zouden maar ‘voor een zéér beperkte groep’ - minder dan 10% van de gepensioneerden - de belangrijkste reden zijn om langer door te werken.
Als dit allemaal zo is, dan roept dit bij mij allereerst de vraag op: Hóe wenselijk, nee ik zeg het anders, hoe noodzakelijk is het om op dít moment en onder de huidige nog steeds moeilijke arbeidsmarktomstandigheden, dóórwerken na de pensioengerechtigde leeftijd te gaan stimuleren? Want stimuleren is volgens de minister niet het doel, maar wél het gevolg van dit wetsvoorstel.
Over enkele jaren is méér dan de helft van de bevolking ouder dan 50 jaar; de arbeidsparticipatie van de 50-plussers die nog niet met pensioen zijn stijgt de komende jaren. Volgens de CPB-raming van vorige week is de toename van werkgelegenheid dit én volgend jaar nog maar nét voldoende om het sowieso voorlopig stijgende arbeidsaanbod te absorberen.
Onder díe omstandigheden lijkt het mij niet noodzakelijk en zelfs niet wenselijk dóórwerken na de pensioengerechtigde leeftijd te stimuleren met nieuwe maatregelen, bóvenop maatregelen die al zijn genomen. Zoals het nu is, zijn mensen na de pensioengerechtigde leeftijd al relatief goedkope arbeidskrachten. Er hoeven door werkgevers immers geen premies voor werknemersverzekeringen te worden afgedragen.
De regering heeft in de nota naar aanleiding van het verslag een kleine 30 pagina’s gewijd aan het vraagstuk van mogelijke verdringing van oudere niet pensioengerechtigde werknemers en werkzoekenden door dit wetsvoorstel. 50PLUS is nog steeds niet overtuigd.
De conclusie van het CPB luidt dat verdringing op langere termijn niet aan de orde is, en op korte termijn beperkt zal zijn. Dat laatste is 50PLUS óók te veel. Ik hoef de minister toch niet uit te leggen hoe moeilijk 45-plussers het nu al hebben op de arbeidsmarkt, en hoe klein de kans is dat zij nog aan het werk komen vanuit WW of bijstand? Deze groep moet gevrijwaard worden van onnodige hogere druk op de moeilijke arbeidsmarktsituatie! Wat gaat de minister doen, om verdringing óók op korte termijn te voorkomen? Hoe wordt dit gevolgd? Is de minister bereid, mocht dit wetsvoorstel worden aangenomen, de Kamer regelmatig een rapportage te doen toekomen over verdringing, op korte en langere termijn?
Voorzitter, ik wil nader aangeven waarom ik dit wetsvoorstel op dit moment niet nodig en niet wenselijk vind.
Werkgevers zitten helaas helemaal niet te wachten op nóg veel meer aanbod van 45-plussers op de arbeidsmarkt. Europees onderzoek wijst uit dat steeds meer Nederlandse ondernemers zich juist zorgen maken over het in toenemende mate verouderende werknemersbestand.
50PLUS vindt dat de regering vooral gericht werk moet maken van bestrijding van jongeren- én ouderenwerkloosheid. We moeten éérst mensen met een overbrugbare afstand tot de arbeidsmarkt aan het werk zien te krijgen, de bruto-arbeidsparticipatie van 65-minners verhogen, en méér werk maken van scholing en training van zittend personeel.
Voorzitter, welk probleem wil de regering met dit wetsvoorstel oplossen? Langer dóórwerken in het algemeen wordt vooral ingegeven door de dreigende krapte op de arbeidsmarkt. En ja, het is waar dat de Nederlandse bevolking nog zal groeien tot 2040 en dat de potentiële beroepsbevolking als geheel sterk zal dalen.
Echter, voorlopig zál geen sprake zijn van krapte op de arbeidsmarkt. De werkloosheid is hoog, en blijft ook volgend jaar hoog volgens het CBS. Tussen 2013 en 2023 wordt daarbovenop - door de stijging van de AOW-leeftijd - een sterke groei van de potentiële beroepsbevolking van 65 tot 68-jarigen verwacht: van 245.000 tot 620.000 personen, dat is een groei van maar liefst 4,2%. Zelfs in het meest pessimistische scenario daalt de beroepsbevolking in 2020 met minder dan een half procent! Wat vindt de minister van het idee om te wachten met het invoeren van dit wetsvoorstel tot er krapte op de arbeidsmarkt optreedt?
Ál onze inspanningen moeten zich nu richten op het verzilveren van de nog jaren groeiende potentiële beroepsbevolking van 65-68-jarigen, die dus nog niet pensioengerechtigd is. Zoals 50PLUS het ziet, maakt dit wetsvoorstel dít heikele punt alleen maar moeilijker, getuige de hoge werkloosheid, met name langdurig, van mensen boven de 45. De uitstroom naar werk is schrikbarend laag. Een groot deel belandt in de bijstand. Dat is niet goed voor de schatkist. Het CBS liet vorige maand weten dat de daling van de werkloosheid vrijwel volledig ten goede komt aan 45-minners. Een zeer zorgwekkend signaal. Het is en blijft daarmee van groot belang allereerst structureel in te zetten op arbeidsparticipatie van oudere niet-AOW-gerechtigden. 50PLUS blijft dan ook pleiten voor verlenging van het actieplan 50PLUSwerkt.
Onze voorlopige conclusie is, dat dit wetsvoorstel niet noodzakelijk is, en zeker te vroeg komt. Kwantificering van de werkgelegenheidseffecten van het wetsvoorstel vinden wij bovendien onvoldoende.
Voorzitter, een minderheid van gepensioneerden werkt vanwege financiële redenen. Een aantal gepensioneerden ziet zich genoodzaakt te werken. Die mogen wij niet uit het oog verliezen. 50PLUS heeft op dit punt vragen bij het voorgestelde lichtere arbeidsregime voor pensioengerechtigden.
Het terugdringen van het wettelijke aantal weken loondoorbetaling bij ziekte van 104 naar 6 vinden wij in géén enkele verhouding staan, en ook uit verdringingsoogpunt voor niet-AOW-ers is het niet goed. Een inkomensachteruitgang na 6 weken is volgens 50PLUS te abrupt. De korte periode kan ook ten koste gaan van preventie en voorkoming van arbeidsongeschiktheid[9]. Ik heb een amendement ingediend om dit aantal weken te verhogen naar 26. Daarmee bieden wij mensen die aangewezen zijn op het werk na pensionering wat méér zekerheid en bescherming[10]. Graag een reactie van de minister hierop.
Voorzitter, 50PLUS is nog niet overtuigd van de argumentatie rond de Wet Gelijke Behandeling (Wgbl). De regering meent, en ik citeer, “dat de maatregelen, voor zover zij onderscheid op grond van leeftijd maken, een legitiem doel dienen, noodzakelijk zijn en niet verder gaan dan passend is om het legitieme doel te bereiken”. Ik val vooral over de woorden ‘noodzakelijk’ en ‘legitiem’, zeker gezien de arbeidsmarktomstandigheden en arbeidsmarktvooruitzichten die ik zojuist geschetst heb. Noodzakelijk is iets dat onontkoombaar is, iets waar geen discussie over bestaat. En gebleken is al dat dat niet het geval is. En legitiem wil zeggen dat ergens een goede reden voor is. Voorzitter, er zijn net zoveel redenen om op dit moment het best wel sympathieke wetsvoorstel nog niet in te voeren. Die heb ik zojuist genoemd.
Er is nog iets dat 50PLUS opviel. Net als in het Actieplan 50pluswerkt worden er eigenlijk alleen maar maatregelen genomen ten gunste van de werkgever. Anders gezegd: financiële prikkels die de werkgever gunstig moeten stemmen om een oudere werknemer in dienst te nemen. We hebben het al vaker gezegd: dat is maar één kant van de zaak. De andere kant zijn de vooroordelen richting oudere werknemers, waarvan de minister zelf vaak heeft gezegd dat die bestaan: onzinnige argumenten als duur, traag en snel ziek. Doet de minister dààr inmiddels iets tegen?
Tot slot vraagt 50PLUS nog in te gaan op de beoogde invoeringsdatum van de wet, 1 januari 2016, terwijl dan nog maar een deel van de wet kan worden uitgevoerd. Het UWV geeft aan pas per 1 juli 2016 gereed te zijn voor het geautomatiseerd doorbelasten van ziekengeld. Ook heeft het het UWV een voorbehoud gemaakt bij de haalbaarheid. Op het departement VWS kunnen ze de minister alles vertellen over al te gehaaste invoering van wetten. Dat moeten we in de toekomst voorkomen. Is de minister dan met 50PLUS eens? Zorgvuldigheid gaat immers altijd voor snelheid.
Toelichting amendement Krol Dit amendement beoogt de loondoorbetalingsplicht bij ziekte in de Wet werken na de AOW-gerechtigde leeftijd aanpassen van 6 naar 26 weken. Het huidige verschil met de doorbetalingstermijn voor niet-AOW-gerechtigden van 104 weken is ten eerste te groot om reëel te zijn. De inkomensachteruitgang op een dergelijk korte termijn is naar oordeel van de indiener té abrupt. Ten tweede is indiener van mening dat verdringing door oudere werknemers beneden de AOW-leeftijd hierdoor in de hand gewerkt wordt. Gezien het relatief hoge aantal WW-uitkeringen en de hoge langdurige werkloosheid in deze leeftijdsgroep, is dit een zeer onwenselijk gevolg. Wetstechnisch wordt het verlengen van het recht op loondoorbetaling bij ziekte voor personen die de AOW-gerechtigde leeftijd hebben bereikt, geregeld door in het voorgestelde artikel 7:629, tweede lid, onderdeel b, van het Burgerlijk Wetboek het tijdvak van zes weken te vervangen door een tijdvak van 26 weken. Dit wordt geregeld in artikel I van dit amendement. Artikel II van het amendement regelt dat het opzegverbod bij ziekte in artikel 7:670 BW van 6 weken wordt verlengd tot 26 weken, waarmee wordt aangesloten bij de termijn voor loondoorbetaling bij ziekte van de werknemer die de AOW-gerechtigde leeftijd heeft bereikt. Het voorgestelde artikel 127c Ambtenarenwet komt overeen met artikel 7:670 BW, en regelt dat een ambtenaar die de AOW-gerechtigde leeftijd heeft bereikt na zes weken kan worden ontslagen wegens ongeschiktheid wegens ziekte indien te verwachten is dat er geen herstel zal zijn binnen zes weken na die eerste zes weken. Voor ambtenaren wordt met dit amendement de termijn van 6 weken loondoorbetaling bij ziekte alsmede de termijn van 6 weken voor ontslag bij ziekte eveneens gewijzigd in 26 weken. Dit wordt geregeld in artikel III van dit amendement. Artikel IV van het amendement regelt dat de verkorte periode voor AOW-gerechtigde ambtenaren, dat is geregeld in artikel 76a Ziektewet, eveneens wordt verlengd naar 26 weken. Met de artikelen V en VI van het amendement wordt in het voorgestelde overgangsrecht voor de Ziektewet voor ambtenaren en in het voorgestelde overgangsrecht voor het Burgerlijk Wetboek voor werknemers de periode van zes weken eveneens verlengd naar 26 weken. |