Troonrede 1991 (volledige tekst) - Hoofdinhoud
In de integrale tekst van de troonrede 1991 is door de redactie structuur aangebracht, zodat u snel tussen de onderdelen kunt navigeren.
Inhoudsopgave
Leden van de Staten-Generaal,
1992 wordt geen gemakkelijk jaar, internationaal noch nationaal. Onze economie krijgt nu te maken met een terugslag zoals die zich eerder in andere landen heeft voorgedaan. Hierdoor dreigt na een aantal goede jaren de werkloosheid weer op te lopen.
Daarom moeten behoud en groei van werkgelegenheid vooropstaan. Dit zowel om ons te weer te stellen tegen de terugslag nu, als om daarna het internationaal economisch herstel zo goed mogelijk te benutten.
Deze koers is te meer geboden omdat in ons land het aantal mensen voor wie werk beschikbaar moet zijn, nog vele jaren duidelijk zal blijven groeien. Meer vrouwen willen tot de arbeidsmarkt toetreden. Meer mensen die nu nog op een uitkering aan gewezen zijn moeten aan de slag. Bovendien neemt de migratie naar ons land toe door de voortgaande gezinshereniging en door degenen die hier asiel zoeken en krijgen.
De bijzondere aandacht die de regering daarom vraagt voor de groei van de werkgelegenheid, kan niet los gezien worden van andere belangrijke doeleinden: het in stand houden van het draagvlak voor gemeenschapsvoorzieningen, het behoud en herstel van het milieu en het nakomen van onze internationale verplichtingen.
Reeds bij zijn aantreden heeft het kabinet de samenhang in deze doeleinden onderstreept. Doeltreffend beleid vraagt om bestuurlijke en sociale vernieuwing, om een beleid dat zo dicht mogelijk bij de burger staat, om een samenleving die gekenmerkt wordt door persoonlijk beleefde en samen gedeelde verantwoordelijkheid en door een nieuw evenwicht van rechten en plichten.
Werken aan de kwaliteit van het bestaan en investeren in de toekomst is niet eenvoudig. Heel begrijpelijk is immers het verlangen nu niet lastig gevallen te worden met de zorg voor morgen. Heel begrijpelijk is eveneens het verzet tegen verandering van wetten, regelingen en voorzieningen als groepen burgers daarvan ook nadelen zullen ondervinden. Toch wil en kan de regering niet anders dan kiezen voor de toe komst. Dat moet wel een gezamenlijke toekomst zijn, gebaseerd op verbondenheid. Ook in moeilijke tijden moet het kiezen voor duurzame en houdbare ontwikkeling of het nu het milieu of de samenleving betreft - voorop blijven staan, al vraagt dit om pijnlijke keuzen.
Met het oog op de werkgelegenheid en het ook bij lage groei in stand houden van gemeenschapsvoorzieningen moet werk boven inkomen gaan. De regering kiest daarom in 1992 voor een duidelijke lijn voor de inkomens waarvoor zij de verantwoordelijkheid draagt.
Concreet stelt zij voor de uitkeringen met drie procent te verhogen, geen inflatiecorrectie toe te passen voor de hogere inkomens, en de belastingvrije voet te verhogen. Op die wijze stijgt de netto-minimumuitkering - in guldens dus - met meer dan drie procent.
Bovendien wordt het arbeidskostenforfait verhoogd. Door deze maatregelen wordt het doei van de inkomensmatiging gediend - er blijft immers netto meer over - en wordt een bijdrage geleverd aan het beter functioneren van de arbeidsmarkt: werken loont dan méér.
De verantwoordelijkheid voor de inkomens in de marktsector ligt overigens bij de sociale partners. Echter, ook daar behoort de verantwoordelijkheid voor behoud en groei van werkgelegenheid, alsmede het belang van het milieu en de gemeenschapsvoorzieningen zwaar te wegen. Voor haar eigen werknemers en voor anderen die werken in de collectieve sector stelt de regering een loonstijging voor van eveneens drie procent. Als dit voorbeeld breed navolging krijgt, kunnen werkgelegenheid en solidariteit in 1992 voorrang krijgen en zal het mogelijk zijn de prijsstijging te beperken.
Het beleid van arbeidskostenmatiging kan niet los gezien worden van het totale regeringsbeleid, zoals bij de Tussenbalans is uiteengezet. Bij die gelegenheid is de koers bepaald naar minder overheidssubsidies en soberheid in de overheidsuitgaven. Dit is hard nodig. De staatsschuld neemt nog steeds fors toe. Het voor deze kabinetsperiode gestelde doel dat de staatsschuld als percentage van het nationaal inkomen niet langer groeit, wordt gelukkig wél bereikt. De rentelasten die over de staatsschuld betaald moeten worden, stijgen echter nog.
De internationale rente-ontwikkeling valt immers tegen en blijft onverminderd hoog, hetgeen betekent dat de ruimte voor andere overheidsuitgaven buitengewoon krap is. Dit te meer omdat ook de internationale ontwikkelingen - de Derde Wereld, Centraal- en Oost-Europa en vredesoperaties - van ons land meer inspanningen vergen. Nationaal moet de rijksoverheid zich bezinnen op haar taken en de daarvoor benodigde middelen.
Zowel om principiële redenen - de politiek dichter bij de burger - als om praktische redenen - het moet doelmatiger - wil de regering tal van taken decentraliseren. Rijk, provincies en gemeenten hebben dit samen ter hand genomen. Wil dit proces van decentralisatie slagen, dan moet het gepaard gaan met minder regelgeving door het Rijk.
In aansluiting hierop wordt hard gewerkt aan een andere vorm van bestuurlijke vernieuwing: Grote Efficiency. De rijksoverheid moet zich richten op kerntaken. Bovendien wordt bezien of bepaalde diensten niet te veel zijn gegroeid en of er dubbel werk wordt verricht. Door deze aanpak van gericht-minder-uitgeven kan bij de taakvervulling door de overheid kwaliteit centraal staan en toch de noodzakelijke soberheid bij het geheel van de rijksuitgaven in acht worden genomen. Alleen zo is het mogelijk de bij het regeerakkoord bewust gekozen prioriteiten te blijven realiseren.
Bestuurlijke vernieuwing en structurele verbeteringen in het maatschappelijk bestel, dat is wat de regering bij U, volksvertegenwoordigers, wil bepleiten.
Het bestuur in stedelijke gebieden moet versterkt worden om ruimtelijke problemen op te lossen en daardoor economische kansen beter te kunnen benutten. Daartoe zal U een voorstel bereiken.
Op het terrein van de herziening van de belastingen acht de regering de voorstellen van de Commissie-Stevens van groot belang. Zij wil advies vragen over de mogelijkheid deze voorstellen op korte termijn integraal in te dienen.
In de gezondheidszorg wordt gestreefd naar een basisvoorziening voor iedereen, met daarbij keuzemogelijkheden waarvoor de burger zich wel of niet wil verzekeren. Het gaat om een voor ieder toegankelijke maar ook betaalbare gezondheidszorg.
In de volkshuisvesting vindt in het kader van een nieuwe verdeling van verantwoordelijkheden een belangrijke decentralisatie plaats naar provincies en gemeenten. Daarnaast zal een besluit tot verzelfstandiging van de woningcorporaties worden afgerond.
Naar verwachting kan volgend jaar de zes miljoenste woning in gebruik worden genomen. Het eigen woningbezit stijgt gestaag. De sociale huursector en de individuele huursubsidie worden steeds meer gereserveerd voor hen die er echt op aangewezen zijn.
Het onderwijs heeft een klassieke taak bij het toerusten van de burgers voor het leven. Dit krijgt nu nieuw reliëf door de grote aantallen landgenoten die niet in Nederland geboren zijn, en hun kinderen.
Basisvorming is belangrijk voor een ieder. Voor degenen die verdere opleiding kunnen volgen, geldt evenzeer het recht op toegang tot dat vervolgonderwijs alsook de plicht daar een goed gebruik van te maken.
De kwaliteit moet verder worden verbeterd. In dat verband is het nodig dat ouders van kinderen boven de leerplichtige leeftijd naar de mate van hun inkomen meer meebetalen aan het onderwijs. De regering beseft hoe zwaar het onderwijsveld het in alle geledingen heeft en hecht daarom zowel aan de verbetering van de positie van de leerkrachten als aan het stimuleren van samenwerking en goede afstemming binnen het onderwijs.
Kunst en cultuur gedijen in Nederland. Behoud van ons culturele erfgoed en het ondersteunen van kwalitatief hoogwaardig nieuw aanbod zijn te meer van betekenis om in het integrerend Europa onze eigen identiteit inhoud te geven. Met het oog daarop wordt een cultuurnota voorbereid.
Voor het behoud van de positie van ons land is het ook nodig te investeren in infrastructuur. Een goede, aan internationale eisen aangepaste infrastructuur is immers van levensbelang voor onze economie. Rail 21 is definitief gestart; over de hogesnelheidslijn zullen in het komend jaar besluiten moeten vallen. Ook kunt U de eerste nota over de Betuwelijn verwachten.
Om de te lange planperiode voor nieuwe infrastructuur te stroomlijnen en in te perken, komt er een wetsvoorstel voor een nieuwe Tracéwet, die de lengte van de procedures met de helft bekort, overigens zonder de rechten van de burgers wezenlijk aan te tasten. Dit is allereerst van belang voor grote nieuwe projecten, waarbij voor private financiering meer plaats zal worden ingeruimd, maar evenzeer om knelpunten uit ons wegennet te halen, achterlandverbindingen te verbeteren en gevaarlijke routes aan te passen.
Voor het gewijzigde verkeers- en vervoersbeleid is inmiddels een breder draagvlak ontstaan; de eerste resultaten tekenen zich af. De groei van het openbaar vervoer is onmiskenbaar en de automobiliteit groeit minder hard dan in vorige jaren. Ook is in de eerste helft van dit jaar het aantal verkeersslachtoffers afgenomen, al is elk slachtoffer er één te veel. Het streven is erop gericht in Europees verband te komen tot een regeling voor snelheidsbegrenzers op vrachtwagens en bussen.
Op het terrein van de bestrijding van de criminaliteit blijven extra inspanningen nodig; in het bijzonder de agressieve criminaliteit baart zorg. Maar ook de handhaving van de milieuwetgeving en van de sociale-zekerheidswetgeving vraagt meer inspanningen van Justitie.
Het algemeen wetgevingsbeleid richt zich op een selectieve inzet van wetgeving en op ruimte voor burgers en instellingen om in eigen aangelegenheden zelf aan hun verantwoordelijkheid vorm en inhoud te geven.
Over de mogelijkheden van convenanten als alternatief voor wetgeving zal de regering in het komend jaar haar standpunt bepalen. Om meer politie op straat te kunnen hebben en beter bereikbaar te doen zijn, wil de regering het mogelijk maken dat bij de politie wachtpersoneel met beperkte opleiding kan worden aangesteld. Op het gebied van de jeugdbescherming zijn diverse maatregelen ter verbetering van de doelmatigheid in voorbereiding. Zo wordt gewerkt aan een reorganisatie waarbij de reclasseringsstichtingen, de instellingen voor voogdij en de raden voor de kinderbescherming betrokken zullen zijn.
De toenemende migratie vraagt om een integrale benadering van de vreemdelingenproblematiek door een internationals aanpak van de migratiestromen, een vereenvoudiging en versnelling van de procedures en een meer consistent handhavingsbeleid. Daartoe zijn voorstellen gedaan. Tegelijkertijd zal de rechtspositie van de legaal in Nederland verblijvende vreemdelingen worden versterkt.
Al de noodzakelijke voorzieningen en investeringen vragen om een groeiend economisch draagvlak om dit alles te kunnen betalen. De verhouding tussen het aantal werkenden en hen die een uitkering ontvangen is echter uit het lood. Dit is ook een fundamentele overweging die ten grondslag ligt aan de voorstellen om het ziekteverzuim en het beroep op de arbeidsongeschiktheidsregelingen terug te dringen.
De kern van deze voorstellen is bedrijven en instellingen ertoe te brengen aan arbeidsongeschikten veel meer kansen te geven dan tot nu toe, zo nodig in ander werk. Het gaat er dus om meer mensen aan de slag te houden, en nieuwe mogelijkheden te bieden aan die arbeidsongeschikten die nog wel enig werk kunnen verrichten. Dat geldt in het bijzonder voor diegenen die tot hun pensioen nog tientallen jaren te gaan hebben; dit is belangrijk voor de samenleving, maar ook voor vele betrokkenen die zo een betere positie en een beter inkomen zullen verwerven dan wanneer zij blijvend op alleen een uitkering aangewezen zijn.
Om dit beleid doeltreffend te maken, is gekozen voor een benadering waarin de uitkering niet alleen aan het laatst verdiende loon maar ook aan de leeftijd gebonden zal zijn. In de toekomst bouwt men boven de voor ieder altijd geldende Algemene Arbeidsongeschiktheidswet meer rechten op naarmate men ouder is.
Dit betekent dat het verschil tussen vroeg-gehandicapten en hen die al arbeidsongeschikt worden nadat zij pas relatief korte tijd gewerkt hebben, beperkt zal zijn. Anderzijds-krijgen ouderen een uitkering waarbij meer rekening gehouden wordt met het verdiende salaris. Bij de uitwerking van deze voorstellen gaat de regering uit van lange overgangstermijnen, waarbij zij die thans vijftig jaar of ouder zijn geen enkel nadeel ondervinden, en zij die nu jonger dan vijftig jaar zijn hun uitkering, althans in guldens, niet achteruit zien gaan.
De soberheid bij de overheidsuitgaven, de inkomensmatiging en het herijken van de sociale zekerheid staan alle drie in het teken van werkgelegenheid voor een groeiende beroepsbevolking en van welvaart, die het draagvlak biedt voor behoud van gemeenschapsvoorzieningen. Deze welvaart moet echter, met het oog op duurzame ontwikkeling, nadrukkelijk getoetst worden aan behoud en herstel van het milieu. In ons land zijn wij volop bezig het Nationaal Milieubeleidsplan zo snel en concreet mogelijk uit te voeren.
Daarbij hoort ook het verbeteren van de handhaafbaarheid van de milieuregelgeving. Mede in het licht van de ontwikkelingen in de Europese Gemeenschap wordt de mogelijkheid van regulerende heffingen zorgvuldig overwogen. De opbrengst zal worden aangewend voor de verlaging van de arbeidskosten. Hopelijk kan hiermee op 1 januari 1993 een aanvang worden gemaakt. Intussen wordt ook hard gewerkt aan het milieubeleid van de Europese Gemeenschap.
De mondiale milieu-uitdaging zal volgend jaar een belangrijke impuls krijgen door de Conferentie van de Verenigde Naties over milieu en ontwikkeling, die in Brazilië zal plaatsvinden. De Nederlandse regering hoopt dat dan een Wereldklimaatverdrag gereed zal zijn, evenals een verdrag over tropische bossen en biologische diversiteit. Op deze conferentie zullen de geïndustrialiseerde landen moeten tonen dat het hun ernst is met hun streven naar duurzame ontwikkeling.
Bij deze duurzame ontwikkeling gaat het ook om natuur en natuurbehoud in ons eigen land, waarbij gelukkig steeds meer burgers, verenigingen en organisaties zich betrokken blijken te voelen. De spectaculaire ontwikkeling van de landbouw in de laatste decennia heeft ons voor grote milieuproblemen gesteld, die nu tot een oplossing gebracht moeten worden.
Met het bedrijfsleven, dat in dezen voor een zware opgave staat, zal overleg worden gevoerd over de noodzakelijke maatregelen. Gegeven de ernst van de problemen zal wél strikt de hand gehouden moeten worden aan het afgesproken tijdpad. In meer algemene zin staat onze landbouw nog voor forse aanpassingsproblemen. Europese en mondiale ontwikkelingen dwingen hiertoe. De problemen zijn niet gering. De geschiedenis leert echter dat de beste weg is een tijdige gemeenschappelijke aanpak gericht op verandering.
Aan de verdere ontwikkeling van de Europese Gemeenschappen kan Nederland als voorzitter de komende maanden richting helpen geven. Het gaat daarbij om drie aspecten: ten eerste de voltooiing van de interne markt in ruime zin, dus ook met een sociale dimensie; ten tweede het leggen van de fundamenten voor een verdere integratie door middel van de Economische en Monetaire Unie en de Europese Politieke Unie; ten slotte, zorgen dat Europa openstaat naar de wereld buiten de huidige grenzen van de Gemeenschappen. Dit laatste heeft concreet betrekking op de samenwerking met de leden van de Europese Vrijhandelsassociatie en met de nieuwe democratieën op ons continent.
Daarnaast is een succesvolle afronding van de internationale handelsbesprekingen, de zogeheten Uruguay-Ronde, van grote betekenis. De verdere economische expansie van ontwikkelingslanden is hiermee gediend, alsmede het proces van economische hervormingen in de landen van Oost-Europa. Bovendien is het van wezenlijk belang voor het mondiaal herstel van de economie.
Ontwikkelingssamenwerking is een proces van lange adem. Ondanks teleurstellingen zijn er de afgelopen dertig jaar resultaten geboekt: de kindersterfte is gehalveerd, de gemiddelde levensverwachting is met ruim tien jaar toegenomen en de economische groei resulteerde in inkomensverdubbeling.
Maar dat neemt niet weg dat de kloof tussen Noord en Zuid en de tweedeling in welvaart binnen de landen zijn vergroot. Meer dan een miljard mensen leven nog in absolute armoede. De wereldgemeenschap zal daarom met onverminderde energie door moeten gaan met armoedebestrijding en ontwikkeling.
Het niet langer beschikbaar stellen van kapitaalmarktmiddelen maakt op korte termijn de mogelijkheden krapper, doch heeft structureel belangrijke voordelen. Twee begrotingsposten bij Ontwikkelingssamenwerking worden volgend jaar aanzienlijk verhoogd: het budget voor noodhulp en de uitgaven voor milieubeleid in ontwikkelingslanden.
Intussen vraagt naast de Derde Wereld ook de vroegere Tweede Wereld, bij de instorting van het communisme, op geheel nieuwe wijze onze aandacht. In de komende tijd komt het er voor de Sowjet-Unie op aan nieuwe staatkundige structuren inhoud te geven en tevens het hoofd te bieden aan grote economische problemen. Samen met zijn Europese en Atlantische partners wil Nederland aan deze inspanningen zijn bijdrage leveren.
Het verlangen van de nieuwe democratieën in Midden- en Oost-Europa om bij de vrije wereld te horen, vraagt om een antwoord. Onze tegemoetkomendheid mag niet beperkt blijven tot financiële inspanningen maar moet ook grotere toegankelijkheid van onze markten inhouden.
Op de NAVO-top in november aanstaande zal het bondgenootschap de besluitvorming over zijn nieuwe politiek-militaire strategie afronden. Ook in de huidige omstandigheden behoudt de NAVO haar essentiële rol voor de veiligheid van haar lidstaten en voor de stabiliteit van Europa in wijdere zin.
Joegoslavië laat zien hoe een moeizaam proces van hervormingen door etnische spanningen en machtsconflicten kan ontsporen. Het is van het grootste belang, dat deze problemen tot een bevredigende oplossing worden gebracht. Daarom ook wordt hier in Den Haag de Joegoslavië-conferentie gehouden.
Met betrekking tot het Israëlisch-Arabisch conflict en de Palestijnse kwestie biedt de aangekondigde vredesconferentie uitzicht op de zo noodzakelijke onderhandelingen tussen de betrokken partijen.
Als huidig voorzitter van de Europese Gemeenschap zal Nederland deelnemen aan de conferentie en zich krachtig inzetten voor deze historische kans op een rechtvaardige vrede. De Golfcrisis heeft pijnlijk duidelijk gemaakt welke gevaren schuilen in overbewapening en ongebreidelde wapenexport. Nederland heeft, samen met de Europese partners, het initiatief genomen om bij de Verenigde Naties een register op te zetten voor de internationale wapenhandel, waardoor bestrijding ervan beter mogelijk wordt.
De uitvoering van de Defensienota is voortvarend ter hand genomen. De gewijzigde internationale politieke verhoudingen hebben niet alleen een lager budget, maar ook een herstructurering en verkleining van de defensie-organisatie mogelijk gemaakt.
De gevolgen die deze veranderingen hebben voor het personeel worden opgevangen in een zorgvuldig personeelsbeleid. In het kader van de herstructurering zal een binnenkort in te stellen Adviescommissie onderzoeken of de dienstplicht in zijn huidige vorm kan blijven bestaan.
Tussen de landen en volkeren van Nederland en Suriname bestaat een bijzondere verbondenheid. Surinaamse inspanningen voor herstel van democratie, rechtsstaat en welvaart kunnen dan ook rekenen op Nederlandse steun. Om juist die inspanningen te ondersteunen is de regering bereid besprekingen te voeren over een nauwer samenwerkingsverband indien de Surinaamse regering de wens daartoe uit.
Er bestaat tussen de regeringen van de landen van het Koninkrijk overeenstemming over de voortzetting van de koninkrijksbanden en de vernieuwing van het Statuut. Daarbij zal nadrukkelijk aandacht worden besteed aan de mogelijkheden tot versterking van de waarborgen voor democratie en rechtsstaat, en zal de samenwerking op het gebied van de rechtshandhaving worden geïntensiveerd.
Leden van de Staten-Generaal,
1992 wordt een moeilijk jaar. Indien men kennis neemt van de zeer ernstige problemen in tal van landen, plaatst dat onze eigen situatie zonder twijfel in een ander licht.
Te meer maakt het de noodzaak helder zelf in ons land de verantwoordelijkheid voor behoud en versterking van democratie en welvaart gestalte te geven door een op de toekomst gericht beleid, ook als dit offers vraagt.
Het staat vast dat een aantal beslissingen burgers in hun dagelijkse bestaan zal raken. Dit vraagt in onze democratische rechtsstaat niet alleen om een helder besef van wat moet gebeuren, maar bij de uitvoering ook om zorgvuldig overleg.
Van harte wens ik U toe dat Gods zegen op Uw werk rust.
17 september 1991