Honderdduizenden verhalen - Hoofdinhoud
Gisteren bracht ik een bezoek aan Kilis, een stad op de Turks-Syrische grens. Van de 180.000 inwoners is de helft vluchteling. De Turkse overheid heeft een grote “container city” gebouwd waar 14.000 Syriërs worden opgevangen. Sommigen zitten er al drie jaar, anderen pas een paar dagen. De voorzieningen in het kamp zien er goed uit. Er zijn scholen, medische voorzieningen, een grote supermarkt, men kan opleidingen volgen en in een aparte zaal is een aantal vrouwen druk bezig met het maken van een trouwjurk. Het leven gaat immers door, ook in een vluchtelingenkamp.
Ik bezocht een kleuterklas waar de kinderen in het Arabisch worden onderwezen. De leraressen zijn allen Syrische vrijwilligers die in hun thuisland ook les gaven. De kleuters lijken eerst erg zenuwachtig. Maar zodra het ingestudeerd liedje goed is volbracht en de leraressen trots stralen, komt langzaam ook de glimlach bij de kleintjes. Bij de kappersopleiding wordt er al gegiecheld wanneer ik de deur binnen stap (de mannen blijven buiten). Deze tienermeiden leren hier in 6 maanden het vak, in de hoop dat het hen in de toekomst zal helpen bij het vinden van een baan. In de computerzaal zitten met name jongens. Op de vraag waar ze internet het vaakst voor gebruiken, antwoorden ze ‘voor het voeren van gesprekken met vrienden en familie via skype’.
Naast de mensen die ik te zien en te spreken krijg, zijn er natuurlijk ook een hoop vluchtelingen met wie het niet goed gaat. Van een lokale Turkse hulporganisatie begrijp ik dat met name in de kampen ook veel mensen zitten met een ernstig trauma. Dag in dag uit zijn ze omringd door andere Syriërs en worden daardoor constant herinnerd aan de oorlog. Het overgrote deel van de vluchtelingen woont overigens niet in kampen. Van de 1,6 miljoen gevluchte Syriërs in Turkije, worden 220.000 door de overheid opgevangen. De rest zit bij familie of moet het zelf redden. Een aantal lokale en internationale organisaties die in Kilis actief zijn richt zich met name op deze laatste groep.
The Danish Refugee Council (DRC) wordt door de EU gefinancierd om in het grensgebied de meest kwetsbaren te helpen door ze bv van matrassen en dekens te voorzien. Mensen met speciale behoeften proberen ze te helpen of naar andere hulporganisaties door te verwijzen. Ik sprak daar met een aantal vluchtelingen. Een man rond de 40 met zichtbaar veel pijn vertelde dat hij en z’n gezin 3 maanden geleden zijn gevlucht. Ze wonen in een ruimte niet groter dan een keuken en betalen daar 500 Turkse lira per maand voor (ongeveer 180 euro). Hij heeft enorme rugpijn, kan amper lopen en moet onder het mes. De Turkse autoriteiten bieden gratis gezondheidszorg aan dus de operatie is niet het probleem. Maar daarna moet hij ook revalideren. Hij durft zijn gezin niet voor een langere tijd achter te laten - ze moeten immers ook te eten hebben.
Ik ontmoette ook met twee jonge vrouwen. De een heeft haar man verloren in de oorlog en zorgt nu alleen voor haar drie kinderen. Terwijl ze vertelt dat ze het niet veel langer meer kan opbrengen om de huur te betalen, lopen de tranen over haar wangen. Ze is de wanhoop nabij en zegt dat ze heel graag naar het vluchtelingenkamp wil gaan - daar heeft ze in ieder geval niet dit probleem. De andere jonge vrouw, zo rond de 25, begint opeens in vloeiend Engels tegen me te praten. Ze heeft aan de universiteit in Aleppo gestudeerd en wil heel graag werken. Ze zegt: ‘Ik heb jaren hard gestudeerd om een goede toekomst te hebben, dat laat ik me niet zomaar afpakken.’ Maar werk is er niet veel. En wat er wel is, wordt slecht betaald en is fysiek zwaar.
Zo spreek ik slechts met een paar mensen, maar besef me tegelijkertijd dat er honderdduizenden van dit soort verhalen zijn. Allemaal persoonlijke tragedies van mensen die opeens door oorlog hun leven verwoest zien worden. En vervolgens geconfronteerd worden met de hardheid van het bestaan, hopen op een betere toekomst en tot die tijd moeten zien te overleven.
De spanning tussen de lokale bevolking en de Syriërs valt verbazingwekkend nog mee. Maar dat het op den duur tot sociale onrust gaat leiden, lijkt me onvermijdelijk. De instroom is gigantisch. Het ziet er helaas niet naar uit dat het geweld in Syrië snel zal worden beëindigd. Dat betekent dat er elke dag nieuwe vluchtelingen bijkomen en dat er een lange termijn strategie moet komen. Voldoende werk voor de volwassenen en scholing voor de kinderen is daarbij absoluut noodzakelijk. Maar de lokale bevolking moet uiteraard ook mee worden genomen in dit verhaal.
Brussel en Turkije onderhandelen al jaren over EU lidmaatschap. Omdat we daar terecht hoge eisen aan stellen, uit ik dan ook mijn kritiek als mensenrechten, onafhankelijke rechtspraak en persvrijheid niet voldoende worden nageleefd. Echter kijkend naar de enorme gastvrijheid die de Turkse overheid biedt aan de Syrische vluchtelingen, dan kan ik niet anders dan de autoriteiten complimenteren. Het is duidelijk dat de Turken dit niet alleen aan kunnen, ze vragen om onze hulp.
Ik zal de Europese Commissie dan ook vragen om de financiering voor ngo’s in het gebied voort te zetten en te verzekeren dat fondsen snel en flexibel kunnen worden ingezet. De EU lidstaten moeten ook hun steentje bijdragen. Dat kan met financiële middelen en door het aanbieden van (meer) plekken voor herplaatsingen. De rijke Syriërs hebben het Westen al bereikt. Aan de Turks-Syrische grens zitten de armen en kwetsbaren die een lange en vaak gevaarlijke reis naar de EU niet kunnen betalen of het qua gezondheid niet aan kunnen. Via het aanbieden van herplaatsingen, kunnen Europese landen in ieder geval een deel van deze enorm grote groep mensen veiligheid en een toekomst bieden.