Bijdrage Carola Schouten aan het plenair debat Wet banenafspraak en quotum arbeidsbeperkten - Hoofdinhoud
Bijdrage van ChristenUnie Tweede Kamerlid Carola Schouten als lid van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid aan een plenair debat met staatssecretaris Klijnsma van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Onderwerp: Wet banenafspraak en quotum arbeidsbeperkten
Kamerstuk: 33 981
Datum: 11 december 2014
Mevrouw Schouten (ChristenUnie):
Voorzitter. De quotumwet regelt dat wij maximale inspanningen gaan doen om te zorgen dat mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt een eerlijke kans op een baan krijgen. Ik heb gisteren al aangegeven dat ik niet denk dat je dat realiseert door alleen een wet in te voeren. Het gaat erom dat we met elkaar — ik bedoel dan niet alleen de Kamer, maar ook de samenleving en de werkgevers — de schouders eronder zetten om te kijken hoe we een inclusieve arbeidsmarkt kunnen krijgen. Dat zal meer vereisen dan een quotumwet. Dat vereist ook een mentaliteitsverandering en misschien ook dat we op een andere manier naar mensen kijken.
De quotumwet stond niet in ons verkiezingsprogramma, maar ik ben er wel van overtuigd geraakt dat er elementen in zitten die aan die mentaliteitsverandering, die andere wijze van werken en kijken naar mensen een impuls kan geven. Dan is inderdaad de vraag — de beeldspraak is al vaker langsgekomen — of je dat doet met een wortel of met een stok. Deze wet is, hoe je het ook wendt of keert, natuurlijk eerst een stok. Ik geloof dat we naar de combinatie van wortel en stok moeten zoeken. Daarom zal ik daar straks een voorstel voor indienen.
De zorg die juist bij deze wet heel erg leefde was of die doelgroep niet te beperkend is voor mensen die net boven dat wettelijke minimumloon uitkomen. Wij hebben gisteren allemaal buiten gestaan bij een actie van mensen die bang waren buiten de boot te vallen. Dat is, denk ik, een effect dat we niet wensen. Daarom heb ik samen met collega Van Weyenberg — anderen hebben het inmiddels ook ondertekend, zo heb ik begrepen — een amendement ingediend om de doelgroep te verbreden. Ik hoop dat de staatssecretaris dit punt ziet en dat zij meer ruimte aan die groep wil bieden. Ik heb al haar reactie op de motie van de heren Potters en Kerstens gehoord en ik ga er dan ook van uit dat dit goed komt. Maar ik hoor dat straks graag.
Wij hadden ook onze zorgen over het inlenen, het detacheren en alle andere vormen die er zijn om mensen een kans op een baan te bieden, maar misschien niet per se bij het bedrijf zelf in dienst te laten treden. Ik denk dat het van groot belang is dat we ervoor zorgen dat de sociale ondernemingen die dat doen, niet ontmoedigd worden en dat deze mensen meegeteld kunnen worden in het quotum. Daarom heb ik een motie van de heer Heerma waarin gevraagd wordt om hieraan tegemoet te komen, medeondertekend.
Ik heb ook gesproken over het indicatiecircus, dat mij echt mateloos irriteert. Mensen waar al heel veel indicaties van bekend zijn, moeten toch weer naar het UWV, misschien soms wel twee of drie keer, met dito kosten als gevolg, ook voor de gemeenten die dat moeten gaan betalen. Het ontmoedigt ook gewoon. Weer dat stempeltje, weer dat hele circus dat eromheen hangt. Vandaar dat ik een amendement heb ingediend om hieraan tegemoet te komen.
Ik heb eerder bij de begrotingsbehandeling een motie ingediend om te proberen het aantal indicaties meer te stroomlijnen en samen te voegen. Maar ik denk dat het ook nodig is om in deze wet alvast de wettelijke basis neer te leggen waardoor die andere indicaties voldoende zijn om straks met de doelgroep te gaan werken. Ik laat de staatssecretaris de ruimte om te bepalen welke indicaties dat zouden kunnen zijn — ik vraag in de motie om daar voor maart helderheid over te bieden — maar ik geloof dat we dat wettelijke haakje nu al moeten creëren, want anders bestaat het niet. Daarom heb ik een amendement ingediend om dit bij Algemene Maatregel van Bestuur mogelijk te maken. Ik hoor graag de reactie van de staatssecretaris op dit punt.
Ik kom bij het punt van de boete, of laat ik het de heffing noemen. Waar gaat de heffing aan besteed worden: aan de uitkeringen of misschien ook aan de re-integratie van deze doelgroep? Daarover hebben we gisteren een goed debat gehad. We hebben er ook een brief over gekregen van de staatssecretaris. Zij zegt dat in artikel 118 Wfsv, de Wet financiering sociale verzekeringen, al een haakje staat naar aanleiding van de motie van onder anderen de heer Van Weyenberg. Daarin staat: "bij Algemene Maatregel van Bestuur kunnen er nadere regels gesteld worden ten aanzien van de inzet van de heffing". Ik wil dat wij als Kamer zelf gaan beoordelen hoe die inzet is. Als er "kunnen" staat, hangt het van de staatssecretaris af of zij die AMvB wil opstellen. Ik vind het gewoon goed dát die AMvB wordt opgesteld als de wet ingaat — daarbij gaat het er niet om wat erin staat, want dat is onderwerp van het politieke debat — zodat wij als Kamer zelf ook nog een keer die discussie kunnen voeren. Daarom zal de formulering "kunnen er nadere regels gesteld worden" worden vervangen door "worden er nadere regels gesteld". Daarvoor heb ik dus een amendement ingediend. Dat alles natuurlijk wel onder de premisse dat de hele AMvB voorgehangen wordt op het moment dat die ingaat. Daarom heb ik ook daarvoor een amendement ingediend; we moeten het wel allemaal als één geheel vormen. Dat amendement is meeondertekend door mevrouw Karabulut. De heer Potters heeft net aangegeven dat hij dit amendement ook ondersteunt. De ondertekening ervan zal worden gewijzigd.
Ik zei het al: niet alleen de stok, maar ook de wortel. Wij willen graag dat de bedrijven die al heel goed bezig zijn op dit punt, beloond worden voor het goede gedrag. Daarom dien ik de volgende motie in.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat het wetsvoorstel over de banenafspraak en de quotumheffing geen positieve prikkels bevat voor werkgevers die mensen met een arbeidsbeperking in dienst hebben;
overwegende dat sociale ondernemingen een nuttige bijdrage leveren aan de participatie van mensen met een arbeidsbeperking;
van mening dat positieve financiële prikkels voor sociale ondernemingen kunnen bijdragen aan een verdere stijging van de participatie van mensen met een arbeidsbeperking;
verzoekt de regering, zowel nu als bij de herziening van het belastingstelsel te bezien welke mogelijkheden er zijn om sociale ondernemingen fiscaal te belonen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Schouten en Kerstens. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 39 (33981).
De heer Potters (VVD):
Volgens mij is mevrouw Schouten aan het einde van haar bijdrage, of nog niet?
Mevrouw Schouten (ChristenUnie):
Bijna.
De heer Potters (VVD):
O, dan wacht ik dat even af.
Mevrouw Schouten (ChristenUnie):
Ik heb alleen nog een afrondende opmerking waarmee velen al hebben afgesloten. Ik hoop eigenlijk — dat is heel raar, want volgens mij zeg ik dat voor eerst over een wet die ik wel steun — dat deze wet nooit in werking zal treden. Dat zou namelijk betekenen dat we als samenleving echt een slag hebben gemaakt en dat veel mensen die nu nog aan de kant staan, straks wel een kans op een baan krijgen.
De heer Potters (VVD):
Samen met mevrouw Schouten heb ik ervoor gestreden om deze wet beter te maken. Voornamelijk op het punt van de inleners hebben we samen opgetrokken. We hebben gezegd: het is niet handig als gemeenten een bedrag van €810 aan het UWV moeten betalen in verband met indicatiestellingen. Zo hebben we samen best gestreden om deze wet naar ons eigen inzicht nog wat te verbeteren. Ik heb nog één punt. Mevrouw Schouten heeft het gisteren in haar bijdrage terecht gehad over de wortel. Dat pleidooi begrijp ik heel goed. Ik heb een motie ingediend om de wet uit te kunnen zetten als blijkt dat bedrijven gewoon weer voldoen aan de afspraken, zodat ook de wat kleinere ondernemers niet jaarlijks opgezadeld zijn met zo'n beschikking en mogelijk wel of geen heffing. Zou mevrouw Schouten ook bij dit deel misschien nog samen met mij kunnen optrekken?
Mevrouw Schouten (ChristenUnie):
Deze vraag had ik al verwacht, want de heer Potters heeft mij die gisteren ook gesteld. Terecht heeft hij gezegd dat hij er vandaag nog op zou terugkomen, wat hij nu ook doet. Ik zie de intentie van de motie en geloof, zoals ik al eerder tegen hem zei, in de combinatie van het positieve en het afstraffen als het echt niet goed gaat. Ik schaar deze motie onder de categorie "goed gedrag belonen". Ik moet het nog wel met mijn fractie overleggen en kan nog geen uitsluitsel geven. Ik zal er met een positieve blik naar kijken.
De voorzitter:
Dank u wel voor uw antwoorden en uw bijdrage.
Voor meer informatie: www.tweedekamer.nl.