Bijdrage Carola Schouten aan het plenair debat over de Wet taaleis WWB

Met dank overgenomen van C.J. (Carola) Schouten i, gepubliceerd op dinsdag 11 november 2014.

Bijdrage van ChristenUnie Tweede Carola Schouten als lid van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid aan een plenair debat met staatssecretaris Klijnsma van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

Onderwerp: Wet taaleis WWB

Kamerstuk: 33 975

Datum: 11 november 2014

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):

Voorzitter. De laatste woorden van de heer Azmani waren denk ik wel typerend voor dit wetsvoorstel. Hij noemde het een mooi liberaal wetsvoorstel. O ironie, zeg ik erbij. Een staatssecretaris van PvdA-huize gaat een wet uitvoeren en hier verdedigen die getypeerd wordt als een echt mooi liberaal wetsvoorstel. Eigenlijk was dat ook al mijn conclusie. Mevrouw Voortman eindigde daar ook mee, maar ik zie dat ook bevestigd in dit debat. Laten we vooropstellen dat het goed is als mensen Nederlands leren. Dat is goed voor hun persoonlijke ontwikkeling en dat kan de kans op een baan zeker vergroten. Dat ontkennen wij zelfs niet, zeg ik tegen de heer Azmani. Het is ook goed dat de gemeenten daar aandacht voor hebben. Als mensen langskomen om een bijstandsuitkering aan te vragen, zouden zij moeten vragen wat zij kunnen doen om de taalvaardigheid te verbeteren.

Maar wie zegt dat dit nu niet gebeurt? Dat impliceert dit hele wetsvoorstel. Het impliceert dat de gemeenten bij iedereen die langskomt bij het bijstandsloket, de handen ervan af trekken en zeggen: alstublieft, hier hebt u uw geld, succes ermee. Als zij dat zouden doen, zijn zij contra legem bezig, want in de wet staat al dat de gemeenten re-integratieactiviteiten moeten opleggen aan degenen die bijstand komen aanvragen. Daarnaast hebben we de Wet werk en bijstand al aangescherpt op een aantal punten, zodat er al sancties kunnen worden opgelegd aan onwillenden die duidelijk laten zien dat zij niet bereid zijn om bij te dragen aan hun re-integratie.

Voor mijn fractie is de grote vraag bij dit wetsvoorstel dan ook: wat voegt dit toe? Dat is niet alleen mijn vraag, maar ik heb de indruk dat de ruim 400 gemeenten dezelfde vraag hebben. We hebben een behoorlijk pittige brief van de VNG gekregen, waarin wordt aangegeven op welke punten zij problemen hebben met dit wetsvoorstel. De VNG is niet zomaar iets of iemand, maar zij vertegenwoordigt degenen die deze wet straks moeten uitvoeren. Daarbij valt op dat zij ten eerste al stellen dat de staatssecretaris helemaal geen contact heeft gezocht bij de opstelling van dit wetsvoorstel. Hoe kan het dat, terwijl zij zo afhankelijk is van de gemeenten die deze wet moeten uitvoeren, zij hen helemaal niet heeft betrokken bij de opstelling van dit wetsvoorstel? Denkt zij dat zij het op deze manier toch wel gaat redden of had zij al zo'n vermoeden dat er weerstand zou komen van die kant? Dat lijkt mij ook best reëel.

De heer Azmani (VVD):

Mevrouw Schouten vraagt hoe groot het probleem is en zij zegt dat men dit al doet. Dat zei zij daarnet in de interruptie en ook in haar bijdrage. Ik las in NRC Handelsblad van vanmiddag dat de inschatting van de VNG zelf is dat aan een vijfde deel van de 419.000 mensen die nu in de bijstand zitten, die taaltoets moet worden aangeboden. Dat geeft toch al weer dat er mensen in de bijstand zitten die de Nederlandse taal niet machtig zijn en die de kans moeten krijgen op een baan of op re-integratie? Wat is daarop haar reactie?

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):

Misschien moet de heer Azmani de brief van de VNG even verder lezen, want daarin wordt een onderscheid gemaakt. Daarin staat dat de kans op werk niet per definitie wordt vergroot door dit wetsvoorstel. Er moeten straks een X aantal taaltoetsen worden aangeboden, waarvan nog niet eens zeker is of deze ertoe leiden dat die bijstandsontvangers meer kansen krijgen op de arbeidsmarkt. Sterker nog, de VNG pleit ervoor om ruimte te geven voor maatwerk. De VNG denkt dat gemeenten op basis van deze wet aan 20% van die 419.000 mensen een taaltoets moeten aanbieden, terwijl dezen daarmee niet méér kans op werk krijgen. Dat is de crux bij dit wetsvoorstel. Het doel is om de taaltoets te halen, terwijl het doel van de re-integratieplicht volgens mij zou moeten zijn om te bekijken hoe je iemand het beste naar werk kunt begeleiden. Die twee zaken worden door elkaar gehaald. De VVD zegt dat je met de taaltoets ervoor zorgt dat men gelijk klaarstaat voor de arbeidsmarkt, maar de VNG zegt dat er misschien wat anders of wat meer voor nodig is.

De heer Azmani (VVD):

Volgens mij komen we nu wel verder. Mevrouw Schouten zegt ook dat het 20% is. Het is dus een vijfde deel van 419.000 mensen. Hier staat ook dat dit de inschatting van de VNG is. In totaal zou er bij een vijfde deel van de mensen die in de bijstand zitten, een taaltoets moeten worden afgenomen en een cursus moeten worden aangeboden. Dan hebben we het nog niet over nieuwe instroom. Dan is de omvang van het probleem dus bekend. Ik snap de redenering niet dat de omvang van het probleem niet bekend zou zijn, of dat we eigenlijk geen probleem hebben.

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):

Ik probeer nogmaals uit te leggen aan de heer Azmani dat hij twee dingen door elkaar haalt. Het doel van deze wet is om iedereen het 1F-niveau te laten halen. Het is een beetje technisch, maar dat is lezen en schrijven op groep 8-niveau. De VNG zegt dat als wij dat willen doen, het eenmalig 250 miljoen kost en structureel 67 miljoen. Dat wil nog niet zeggen dat voor de persoon die de taaltoets doet, de kans op werk groter wordt. Dat is het hele eiereneten. De heer Azmani is in de veronderstelling dat dat een-op-een het geval is. De kans dat de mogelijkheden om te werken groter worden, zal best aanwezig zijn, maar laat ik de bal enigszins terugkaatsen. Ik zie hier veel mensen uit Midden- en Oost-Europese landen die geen woord Nederlands spreken, maar wel allemaal een baan hebben. Het is dus geen een-op-eenrelatie dat je een baan hebt als je de Nederlandse taal spreekt. Sterker nog, omgekeerd komt het tegenwoordig ook vaak voor. Dit wetsvoorstel lost het probleem dus niet per definitie op.

De heer Azmani (VVD):

Voorzitter, …

De voorzitter:

We doen het in tweeën, mijnheer Azmani.

De heer Azmani (VVD):

Dat klopt, maar ik hoorde toch een terugkaatsing van de bal.

De voorzitter:

Nee, …

De heer Azmani (VVD):

Ja, voorzitter, wat mij betreft is dat uitlokken. Ik wil dan toch wijzen op het onderzoek van het Centraal Bureau voor de Statistiek …

De voorzitter:

We doen het in tweeën. Iedereen doet het in tweeën. Ik geef het woord aan mevrouw …

De heer Azmani (VVD):

… en op het onderzoek van de Universiteit Maastricht, …

De voorzitter:

Mijnheer Azmani, we hebben afgesproken om interrupties in tweeën te doen. Dat geldt ook voor de vertegenwoordiger van de VVD in deze zaal. U kunt dan blijven doorpraten, maar ik verzoek mevrouw Schouten om door te gaan met haar betoog.

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):

Voorzitter. We hadden het net al even over de kosten. De VNG geeft aan dat gemeenten eenmalig 250 miljoen en structureel zo'n 67 miljoen kwijt zijn aan de gevolgen van het wetsvoorstel. De staatssecretaris komt uit op berekeningen van 5 miljoen. Nu zitten we er weleens naast met elkaar bij de berekeningen — dat komt bij bijna alle wetsvoorstellen wel voor — maar dit gat is toch wel heel groot. Hoe kan het dat de staatssecretaris uitkomt op 5 miljoen en de VNG op structureel 67 miljoen? Is dat omdat de staatssecretaris verwacht dat al die mensen zelf hun eigen taalcursus betalen? Dan kan ik me voorstellen dat je op zo'n 5 miljoen uitkomt. Ik denk dan echter: wie zijn de mensen die daar aan de balie komen? Dat zijn niet de miljonairs van deze samenleving. Dat zijn nu net de mensen die een bijstandsuitkering nodig hebben. Als we deze mensen zeggen dat ze ongeveer €2.500 voor een taalcursus moeten betalen omdat ze anders geen bijstandsuitkering krijgen, vrees ik een beetje voor een vicieuze cirkel. Die mensen kunnen dat bedrag namelijk niet betalen en kunnen dus ook geen bijstandsuitkering meer aanvragen. En dan? Hoe ziet de staatssecretaris dat voor zich?

De gemeenten hebben ook aangegeven dat zij meer beleidsruimte willen in de soorten taalcursussen en re-integratie ten aanzien van taal voor de desbetreffende bijstandsaanvragers. Zij geven aan dat ze met maatwerk op dit gebied meer kans hebben om mensen naar werk te begeleiden dan wanneer ze iedereen generiek op het 1F-niveau moeten zetten. Deelt de staatssecretaris die mening? Zo ja, waarom geeft ze de gemeenten die beleidsruimte dan niet?

Kan de staatssecretaris aangeven wat het doorgaan van dit wetsvoorstel betekent voor de rest van het participatiebudget? Als de gemeenten meer kosten moeten maken, zal dat uit het participatiebudget moeten. Er zal zich dan een soort concurrentie vormen met bijvoorbeeld mensen die in de sociale werkvoorziening zaten en nu moeten worden gedetacheerd. We willen toch niet dat dit soort concurrentie ontstaat en dat die groep wordt verdrongen, omdat wij alle gemeenten een plicht opleggen om deze taalcursussen aan te bieden? Ik hoor graag van de staatssecretaris hoe ze dat zal voorkomen.

Ik denk dat het wel duidelijk is dat voor ons niet vaststaat dat dit wetsvoorstel veel meerwaarde heeft. Ja, het is prima als mensen Nederlands leren, maar uiteindelijk gaat het er ook om of dit wetsvoorstel iets toevoegt aan wat we al hebben. Wij denken dat dit niet het geval is, omdat er al een re-integratieplicht is en gemeenten dus al een en ander kunnen vragen van de bijstandsgerechtigden. Daarnaast zijn de kosten onzes inziens — niet alleen wij maar vooral de gemeenten denken dat — veel hoger dan de staatssecretaris inschat en kiepert de staatssecretaris het wetsvoorstel over de schutting, zoals de heer Van Weyenberg het noemde, met de bijbehorende kosten. Bovendien staat het voor ons niet vast dat het uiteindelijk leidt tot een hogere arbeidsparticipatie van bijstandsgerechtigden. Dat zijn onze belangrijkste bezwaren. Ook mevrouw Voortman zei dat gemeenten op dit moment misschien wel andere zaken aan hun hoofd hebben. Ik hoop dat zij daar nu alle prioriteit aan geven.

Voor meer informatie: www.tweedekamer.nl.