Vrije artsenkeuze volgens “artikel 13″ - Hoofdinhoud
In de Eerste Kamer ligt een wetsvoorstel dat onder meer de vrije artsenkeuze inperkt voor mensen die een (goedkopere) naturapolis afsluiten. Dat roept veel kritiek en zorgelijke vragen op bij patiënten en zorgverleners. Hierbij de vragen die GroenLinks heeft ingediend bij het zogenaamde “voorbereidend onderzoek” (technische taal voor de liefhebbers).
Ten aanzien van de inperking van de vrije artsenkeuze door het laten vervallen van het hinderpaalcriterium in artikel 13 zvw constateren deze leden dat dit voorstel tot grote onzekerheid en weerstand heeft geleid. Mede daarom is een belangrijk deel van de eerstelijnszorg uitgezonderd van dit voorstel. Toch zijn daarmee de praktische en principiële vragen niet weggenomen.
Principieel zijn er vele vragen gesteld bij de rechtmatigheid van deze inperking waar het gaat om grensoverschrijdende zorg. Hoe taxeert de regering het gegeven dat haar juridische argumentatie op dit punt fundamenteel wordt weersproken door deskundigen? Erkent de regering dat de nationale invulling van het stelsel niet in de plaats komt van de Europese patiëntenrichtlijn maar slechts invulling kan geven aan die richtlijn? Hoe groot is de kans dat dit voorstel - als het tot wet geworden is - door de (Europese) rechter zal worden ontkracht?
Nog principiëler is de vraag of de en of de redenen om tot inperking van de vrije artsenkeuze over te gaan voldoende zwaarwegend zijn. Erkent de regering dat de vrije artsenkeuze op zichzelf genomen voortvloeit uit grondrechtelijk overwegingen als vervat in de Grondwet en Mensenrechtenverdragen? Erkent de regering dat derhalve een inperking van dit recht aan de zwaarste proportionaliteitstoets gebonden dient te zijn? Erkent de regering dat het aanspraak kunnen maken op deze grondrechtelijke vrije artsenkeuze niet afhankelijk kan worden gemaakt van de financiële draagkracht van burgers?
Bij de invoering van de zvw werd gesteld dat de keuzevrijheid voor patiënten een belangrijke reden was voor de stelselwijziging. Op welke wijze wordt deze keuzevrijheid gerespecteerd of vergroot door het voorliggende wetsvoorstel? Is dit voorstel er niet juist op gericht de machtspositie van zorgverzekeraars te vergroten en zo de balans in het stelsel te verleggen? Is er wel sprake van keuzevrijheid als de patiënt eenmaal per jaar een polis kan kiezen, vooraf op de websites van de verzekeraars moet kijken of de gewenste zorgaanbieders wel gecontracteerd zijn, en in het geval zorg van verschillende zorgaanbieders nodig of gewenst is (bijvoorbeeld vanwege meervoudige problematiek) dat voor een combinatie van zorgaanbieders moet uitpuzzelen?
Wil de regering ingaan op mogelijke incompatibiliteit van dit voorstel met de preambule van de Wet Marktordening Gezondheidszorg (“de wet beoogt de positie van de consument te beschermen en te bevorderen”), artikel 2 van de Kwaliteitswet Zorginstellingen (“De zorgaanbieder biedt verantwoorde zorg aan. Onder verantwoorde zorg wordt verstaan zorg van goed niveau, die in ieder geval doeltreffend, doelmatig en patiëntgericht wordt verleend en die afgestemd is op de reële behoefte van de patiënt…”; impliceert dit niet het respecteren van de voorkeur van de patiënt?) en artikel 3 lid 2 van het Handvest van de Grondrechten van de Europese Unie (“In het kader van de geneeskunde en de biologie moeten met name worden nageleefd: −de vrije en geïnformeerde toestemming van de betrokkene, volgens de bij de wet bepaalde regels…” ; Hoe vrij is deze toestemming als ze afhankelijk is van de betaalbaarheid van een verzekeringspolis?)?
Een belangrijke factor in de zorg is het vertrouwen van de patiënt in de zorgverlener. Op welke wijze is de vertrouwelijkheid van soms langdurige behandelrelaties geborgd wanneer de zorgverzekeraar besluit om een zorgaanbieder niet langer te contracteren? Dit klemt in het bijzonder bij psychologische en psychotherapeutische zorg. Waarom is deze niet uitgezonderd analoog aan andere eerstelijnszorg? Wat gebeurt er wanneer patiënten na een onderbreking weer wil terugkeren naar een behandelaar (in welke discipline ook) en constateert dat die zorgaanbieder (om welke reden ook) niet langer gecontracteerd is? Op welke wijze zijn patiëntenvoorkeuren op het punt van gender en seksuele, religieuze en culturele sensitiviteit geborgd in dit voorstel?
De vooronderstelling van dit voorstel is dat de zorgverzekeraar in staat is op basis van kwaliteit en doelmatigheid zorg in te kopen. Welke objectieve criteria voor kwaliteit hanteren zorgverzekeraars daarbij? Welke objectieve criteria voor doelmatigheid hanteren zorgverzekeraars daarbij? Zijn deze criteria dermate evidence based en zijn de verschillen tussen de wel en niet te contracteren zorgaanbieders dermate groot dat dat de inperking van het recht op vrije artsenkeuze legitimeert? Of neemt dit wetsvoorstel een voorschot op de hoop dat dit kwaliteits- en doelmatigheidsonderscheid in de toekomst gemaakt zal kunnen worden?
Welke rechten hebben zorgaanbieders om zich te verweren als een zorgverzekeraar hen niet (langer) wil contracteren? Welke rechten hebben zorgaanbieders die bezwaren hebben tegen de voortgaande marktwerking en de dominantie van zorgverzekeraars en omwille van hun vaste zorgrelatie met patiënten en omwille van hun visie op goede zorg bereid zijn de lagere vergoeding te accepteren? Deelt de regering de mening van deze leden dat het niet terecht is hen enkel om deze reden van vergoeding uit te sluiten voor die patiënten die een naturapolis hebben?
Ten aanzien van de uitvoerbaarheid vragen deze leden om een reactie van de regering op de vragen die onder meer door de KNMG zijn gesteld: Uit hoeveel artsen moet iedere verzekerde minimaal kunnen kiezen? Verschilt dat per medisch specialisme, per aandoening of per regio? Kan het consulteren van een collega of een second opinion straks alleen nog bij een door de zorgverzekeraar gecontracteerde arts? In hoeverre wordt continuïteit van zorg voor chronische patiënten (psychiatrische patiënten, kankerpatiënten, kwetsbare ouderen, enz.) geborgd? Hoe uitgebreid moet de zorgverzekeraar verzekerden informeren over beperkingen van de vrije artsenkeuze? Hoe groot mag het prijsverschil tussen de natura- en restitutiepolis maximaal worden? Op welke wijze wordt over deze uitvoeringsregels gesproken met kwetsbare groepen patiënten, artsen en andere betrokkenen?