Op weg naar een nieuw Kunstenplan - Hoofdinhoud
Inbreng PvdA TK fractie nota overleg Cultuur 8 september 2014 - Jacques Monasch
Voorzitter, afgelopen zaterdag vierde Bernard Haitink zijn 6o-jarig jubileum als dirigent. Een indrukwekkend concert met het Radio Philarmonisch Orkest. Een concertbak vol talenten en oude rotten. De zaal zat afgeladen vol. Buiten stonden mensen met bordjes met teksten ‘ik zoek een kaartje’. Aan de overkant stonden de rijen voor Marlene Dumas. In Enschede was onder de bezielende leiding van Nicolas Mansfeld de première van de Nederlandse Reisopera Sweeney Todd. Op de Waddeneilanden festivals waaronder ‘The Great Wide Open’ op Vlieland. In Leeuwarden is de fototentoonsteling Noorderlicht een week eerder begonnen in het prachtige nieuwe FriesMuseum onder de toegewijde leiding van Saskia Bak. De Nederlandse Opera in Amsterdam kende een recensie met superlatieven voor de opvoering van de Gurre Lieder van Schonberg onder leiding van Pierre Audi. In de Fundatie in Zwolle presenteerde directeur Ralf Keuning al weer een nieuwe tentoonstelling met de beelden van Lotta Blokker. En dan heb ik zoveel andere prachtige grote en kleine voorstellingen, uitvoeringen, festivals en exposities niet genoemd.
Voorzitter, deze opsomming heeft alles te maken met de onderwerpen die vandaag op de agenda staan. Talentontwikkeling, cultuuraanbod, wel of geen regionale spreiding, een nadere analyse van het publiek en onvermijdelijk de relatie kunst en politiek. Hoe gaan we de komende jaren verder? Aan welke nieuwe ontwikkelingen geven we ruimte? Welke keuzes gaan we maken?
Voorzitter, we gaan op weg naar een nieuw Kunstenplan. Ik heb in het Paradisodebat al gesteld dat het debat over kunst en politiek niet mag worden weggezet in een bureaucratische afgesloten subsidieronde. Dat doodt debat, komt de kunsten niet ten goede en kan ertoe leiden dat de kunsten zich gaan voegen naar subsidie voorwaarden in plaats van in alle artistieke vrijheid zoeken naar onbekende paden en contrasten met het bestaande.
Ik meen dat de Raad voor Cultuur er goed aan doet het debat te starten met haar zoektocht naar de cultuurontwikkelingen in Nederland. Terecht noemt de Raad het geen advies. Het levert bouwstenen, het levert munitie voor debat. Voorzitter laat ik de handschoen opnemen namens de PvdA fractie en de minister vragen te reageren op een aantal door de Raad naar voren gebrachte punten.
De Raad signaleert dat het huidige cultuuraanbod nog steeds een te eenzijdig publiek trekt. Jong publiek, nieuwe Nederlanders ontbreken nog teveel zowel als publiek alsook als maker. Wij delen die constatering. Hoe denkt de minister hierover en wat heeft dit wat haar betreft voor invloed op een nieuw kunstenplan?
Voorzitter, de Raad constateert de toenemende verstedelijking en de stad als motor. Zonder dat ze het zegt, lijk je tussen de regels te kunnen lezen, dat de Raad een verdere concentratie van het cultuuraanbod bepleit. Dat gevoelen wordt gevoed nu een van de leden van de Raad , zij het op persoonlijke titel, pleit voor Randstedelijke concentratie. Voor de PvdA fractie kan daar geen sprake van zijn, om maar te zwijgen van het idee om ons Nationale Ballet voortaan uit Putin’s St. Petersburg te laten invliegen. Graag een reactie van de minister hierop.
Dan de positie van de kunstenaar. Steeds vaker horen we hoe zij letterlijk en figuurlijk het kind van de rekening zijn. Eerst moet iedereen om de kunstenaar heen van schouwburgdirecteur tot technicus en van de elektriciteitsrekening tot het theatercafé betaalt worden. En dan wat erover blijft resteert voor de kunstenaar. De helft van de kunstenaars verdient minder dan 12.000 euro per jaar. Herkent de minister deze kritiek en hoe denkt zij in het nieuwe Kunstenplan aandacht te gaan besteden aan het versterken van de inkomens- en rechtspositie van kunstenaars?
Voorzitter, herkent de minister het beeld dat de raad schetst dat het Cultuurbeleid steeds meer gevangen wordt in regelgeving en door economische rationaliteit in plaats van cultuur-politieke uitgangspunten? Is zij, als ze het beeld herkent, daar bij het nieuwe Kunstenplan voornemens deze ontwikkeling te stoppen en met andere vormen van contractrelaties te werken? Is het ook niet zo dat een kunst die naar nieuwe verbindingen zoekt en moet zoeken juist niet vanuit een keurslijf van teveel regels kan opereren? Graag een reactie.
De PvdA fractie is verontrust om te lezen dat de Raad voor Cultuur concludeert dat `kennis en vakmanschap in de erfgoedsector onder druk staat’. Ik kom daar straks bij het agendapunt inzake de Grote Kerken en de BRIM regeling op terug.
Voorzitter, in het kader van de bezuinigingen onder het vorige kabinet, werd er vanuit gegaan dat private financiering de gaten zou opvullen. De raad constateert dat dit niet of maar mondjesmaat het geval is. Voorzitter, die constatering brengt me bij de brief van de minister van 8 juli jl. getiteld ‘Nieuwe Visie Cultuurbeleid’.
Voorzitter, wie de brief van de minister naast de ontwikkelingen die de Raad schetst, mist de urgentie bij het kabinet om in te spelen op tal van maatschappelijke en culturele ontwikkelingen. De stelling van de minister dat ze geen aanleiding ziet om het gesubsidieerde stelsel niet zeer fundamenteel te herzien delen wij vooralsnog niet. Voorzitter, zelfs de gedeputeerde van Limburg, let u ook even op mevrouw Keijzer, de rechtse ijzervreter Ger Koopmans, doet nu een vurig beroep aan het kabinet om meer te doen aan Cultuur en talentontwikkeling. Het moet niet gekker worden, mevrouw de voorzitter. Maar goed, we zijn blij met deze CDA bekeerling uit het prachtige Limburg. Berouw komt na de zonde.
Maar terug naar dit kabinet. Vooruitkijken is het devies. De PvdA fractie meent dat fundamentele veranderingen bepaalt niet uitgesloten moeten worden. Wij hebben de minister tal van vragen gesteld gebaseerd op onze werkbezoeken, gesprekken en het discussiestuk van de Raad voor Cultuur. Veel van die vragen zich juist af of we zaken niet fundamenteel moeten veranderen. Voorzitter, vandaar de vraag hoe kan de minister die conclusie nu al trekken dat er weinig verandering in het verschiet ligt?
In dit verband vragen wij de minister of zij bereid is om binnen het kabinet te onderzoeken of uitbreiding van het cultuurbudget mogelijk is als dit noodzakelijk is? Graag een reactie van de minister.
De minister pleit voor meer overleg en samenwerking binnen de sector. In dat verband vragen wij ons af of er juist binnen het eigen departement van de minister niet meer overlegd moet worden tussen de onderdelen onderwijs en cultuur. De toenemende noodzaak van persoonlijke en creatieve ontwikkeling om je staande te houden in deze complexe samenleving is cruciaal in de ontwikkeling van jongeren; voor het uitgroeien tot een zelfstandig mens en in een breder verband voor de ontwikkeling van onze kenniseconomie. Dan komen we er toch niet met een cultuurkaart? Moeten Cultuur en Onderwijs vanuit deze invalshoek niet veel meer met elkaar verweven worden om die ontwikkeling te stimuleren en te faciliteren? Graag een reactie van de minister.
En wat gaat de minister doen met het muziekonderwijs zowel binnen de school als daarbuiten. Hoe kunnen bestaande instellingen daar beter bij betrokken worden? Hoe kan de school en haar culturele omgeving landsbreed beter presteren in deze cruciale culturele ontwikkeling van jongeren. Het zijn vragen waar we antwoorden op terugwillen zien bij het opstellen van het nieuwe beleid. Is een landelijk verplichtend kader Cultuureducatie met eisen en normen die we als land willen stellen en mee willen geven aan onze jongeren niet noodzakelijk om van cultuureducatie en culturele ontwikkeling echt een meerwaarde van ons land en onze burgers te maken? Je gaat toch niet vrijblijvend om met cultuur en persoonlijke ontwikkeling als het kabinet dit zo belangrijk vindt? Graag een reactie van de minister.
En hoe wil de minister het beleid van cultuureducatie passen in een keten van een verdere verdieping van cultuur ontwikkeling in de vrije tijd en in relatie staan tot het beleid gericht op talentontwikkeling?
Voorzitter, ik sluit dit deel van de agenda af. We wachten eerst de antwoorden van de minister af, maar we missen in deze brief van het kabinet vooralsnog ambitie en concrete antwoorden op nieuwe uitdagingen die in Kunstenplan wel degelijk geadresseerd moeten worden.
Voorzitter, we zijn verheugd dat de minister voor de korte termijn geld heeft weten te vinden voor talentontwikkeling. Het geeft andermaal aan dat het kabinet waar mogelijk binnen de bestaande kaders ruimte zoekt. Voorzitter, er zijn wel veel vragen gekomen over de besteding, danwel invulling van deze gelden. Kan het geld niet beter bij de instellingen terecht komen? Moet dit echt weer bij een andere organisatie ondergebracht worden, in dit geval Stichting Cultuur-Ondernemen? Is het niet beter om daar waar hierop bezuinigd is, het geld daar wederom te plaatsen. Zijn er weer nieuwe artistieke coaches nodig? Zijn die er juist niet al bij diverse fondsen en gezelschappen?
Voorzitter, er gaat ook geld naar een nieuw wegwijzer talentontwikkeling, een centrale plek voor kunstenaars die de weg niet weten te vinden. Is dat nu echt nodig? Met alle websites, fondsen, opleidingen en collega’s moet de weg toch te vinden zijn. Is deze wegwijzer echt noodzakelijk?
Kortom, voorzitter, steun voor de inzet, vraagtekens bij de uitvoering. We horen graag de nadere motivatie van de minister.
Voorzitter, ik kom bij de molen in Burum. We betreuren de afweging van de minister. Die was ook niet nodig geweest. Er lag een goed advies van de Raad voor de Cultuur om de Rijksmonumenten status te behouden. Erg jammer dat de minister dat niet heeft aangegrepen om de Rijksmonumentenstatus te behouden. Cultureel Erfgoed moet je in zijn totaliteit bekijken. Dus niet alleen naar de molen, maar ook naar haar plaats in het landschap en de functie in de samenleving. Dit heeft de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed ook zelf zo geformuleerd in 2011. Wij vragen dan ook aan de minister om haar besluit te herzien. Graag een reactie van de minister.
Voorzitter, de kennis en het vakmanschap van ons erfgoed staat onder druk. Ik memoreerde daar al eerder aan. Wij zijn tevens verontrust dat het onderhoud van een belangrijk deel van ons Cultureel Erfgoed, de Grote Kerken, door de gekozen subsidiesystematiek via de zgn. BRIM onvoldoende kan plaatsvinden. Zou het niet verstandig zijn deze twee bij elkaar te brengen. We zorgen voor voldoende budget om kennis en vakmanschap te behouden en te ontwikkelen in meester-gezel projecten om het onderhoud en het behoud van onze Grote kerken op korte termijn veilig te stellen. Ziet de minister mogelijkheden om tussen nu en het WGO over het begrotingsoverleg begin november de Kamer een voorstel toe te sturen die dit mogelijk maakt? Wellicht is hiervoor ook de steun nodig van aanpalende ministeries Wonen en Bouw en het ministerie van Sociale Zaken. De Grote Kerken zijn in ieder geval bereid de helft van de financiering voor hun rekening te nemen. Vanzelfsprekend zijn wij bereid naast de minister ook via onze woordvoerders de ministers van de andere ministeries te benaderen. Graag een reactie van de minister welke mogelijkheden ze ziet.
Voorzitter, ik rond af. We zijn op weg naar een nieuw Kunstenplan. Het debat is gestart. We hopen vandaag van de minister te horen dat het kabinet serieus van plan is ruimte te maken om nieuwe wegen in te slaan als de conclusies daarom vragen.
Ik dank u wel.