Besluit 2014/509 - Aanneming van de euro door Litouwen op 1 januari 2015 - Hoofdinhoud
Dit is een beperkte versie
U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.
Inhoudsopgave
officiële titel
2014/509/EU: Besluit van de Raad van 23 juli 2014 betreffende de aanneming van de euro door Litouwen op 1 januari 2015officiële Engelstalige titel
2014/509/EU: Council Decision of 23 July 2014 on the adoption by Lithuania of the euro on 1 January 2015Rechtsinstrument | Besluit |
---|---|
Wetgevingsnummer | Besluit 2014/509 |
Origineel voorstel | COM(2014)324 |
Celex-nummer i | 32014D0509 |
Document | 23-07-2014 |
---|---|
Bekendmaking in Publicatieblad | 31-07-2014; PB L 228 p. 29-32 |
Inwerkingtreding | 28-07-2014; in werking datum kennisgeving |
Einde geldigheid | 31-12-9999 |
Kennisgeving | 28-07-2014 |
31.7.2014 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 228/29 |
BESLUIT VAN DE RAAD
van 23 juli 2014
betreffende de aanneming van de euro door Litouwen op 1 januari 2015
(2014/509/EU)
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 140, lid 2,
Gezien het voorstel van de Europese Commissie,
Gezien het verslag van de Europese Commissie,
Gezien het verslag van de Europese Centrale Bank,
Gezien het advies van het Europees Parlement,
Gezien de bespreking in de Europese Raad,
Gezien de aanbeveling van de leden van de Raad die de lidstaten vertegenwoordigen welke de euro als munt hebben,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
De derde fase van de Economische en Monetaire Unie („de EMU”) begon op 1 januari 1999. De Raad, bijeen te Brussel op 3 mei 1998 in de samenstelling van staatshoofden en regeringsleiders, heeft besloten dat België, Duitsland, Spanje, Frankrijk, Ierland, Italië, Luxemburg, Nederland, Oostenrijk, Portugal en Finland voldeden aan de nodige voorwaarden voor de aanneming van de euro op 1 januari 1999 (1). |
(2) |
Bij Beschikking 2000/427/EG (2) heeft de Raad besloten dat Griekenland voldeed aan de nodige voorwaarden voor de aanneming van de euro op 1 januari 2001. Bij Beschikking 2006/495/EG (3) heeft de Raad besloten dat Slovenië voldeed aan de nodige voorwaarden voor de aanneming van de euro op 1 januari 2007. Bij Beschikkingen 2007/503/EG (4) en 2007/504/EG (5) heeft de Raad besloten dat Cyprus en Malta voldeden aan de nodige voorwaarden voor de aanneming van de euro op 1 januari 2008. Bij Beschikking 2008/608/EG (6) heeft de Raad besloten dat Slowakije voldeed aan de nodige voorwaarden voor de aanneming van de euro. Bij Beschikking 2010/416/EU (7) heeft de Raad besloten dat Estland voldeed aan de nodige voorwaarden voor de aanneming van de euro. Bij Beschikking 2013/387/EU (8) heeft de Raad besloten dat Letland voldeed aan de nodige voorwaarden voor de aanneming van de euro. |
(3) |
Overeenkomstig punt 1 van het aan het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap („het EG-Verdrag”) gehechte protocol betreffende enkele bepalingen met betrekking tot het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland heeft het Verenigd Koninkrijk de Raad ervan in kennis gesteld dat het niet voornemens was op 1 januari 1999 naar de derde fase van de EMU over te gaan. Die kennisgeving is niet gewijzigd. Overeenkomstig punt 1 van het aan het EG-Verdrag gehechte protocol betreffende enkele bepalingen inzake Denemarken en het besluit van de staatshoofden en regeringsleiders, bijeen te Edinburgh in december 1992, heeft Denemarken de Raad ervan in kennis gesteld dat het niet aan de derde fase van de EMU zal deelnemen. Denemarken heeft niet om de inleiding van de procedure van artikel 140, lid 2, VWEU betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) verzocht. |
(4) |
Overeenkomstig Beschikking 98/317/EG valt Zweden onder een derogatie in de zin van artikel 139, lid 1, VWEU. Overeenkomstig artikel 4 van het Toetredingsverdrag van 2003 (9) vallen Tsjechië, Litouwen, Hongarije en Polen onder een derogatie in de zin van artikel 139, lid 1, VWEU. Overeenkomstig artikel 5 van het Toetredingsverdrag van 2005 (10) vallen Bulgarije en Roemenië onder een derogatie in de zin van artikel 139, lid 1, VWEU. Overeenkomstig artikel 5 van het Toetredingsverdrag van 2012 (11) valt Kroatië onder een derogatie in de zin van artikel 139, lid 1, VWEU. |
(5) |
De Europese Centrale Bank („ECB”) werd op 1 juli 1998 opgericht. Het Europees monetair stelsel werd vervangen door een wisselkoersmechanisme waarvan de invoering werd overeengekomen bij een resolutie van de Europese Raad van 16 juni 1997 inzake de instelling van een wisselkoersmechanisme in de derde fase van de Economische en Monetaire Unie (12). De procedures voor een... |
Lees meer
Deze wettekst is overgenomen van EUR-Lex.
Dit dossier wordt iedere nacht automatisch samengesteld op basis van bovenstaande dossiers. Hierbij is aan de technische programmering veel zorg besteed. Een garantie op de juistheid van de gebruikte bronnen en het samengestelde resultaat kan echter niet worden gegeven.
Van deze pagina bestaat een uitgebreide versie met de juridische context, de Europese rechtsgrond, een overzicht van verwante dossiers en de betrokken zaken van het Europees Hof van Justitie.
De uitgebreide versie is beschikbaar voor betalende gebruikers van de EU Monitor van PDC Informatie Architectuur.
Met de EU Monitor volgt u alle Europese dossiers die voor u van belang zijn en bent u op de hoogte van alles wat er speelt in die dossiers. Helaas kunnen wij geen nieuwe gebruikers aansluiten, deze dienst zal over enige tijd de werkzaamheden staken.
De EU Monitor is ook beschikbaar in het Engels.