Bij het afscheid van Burgemeester Rik Buddenberg van Pijnacker-Nootdorp

Met dank overgenomen van K.G. (Klaas) de Vries i, gepubliceerd op zondag 15 juni 2014, 2:34.

alttekst ontbreekt in origineel bericht
Bron: Blog Klaas de Vries
Symposium op 11 juni 2014

ter gelegenheid van het afscheid van Burgemeester Rik BUDDENBERG van Pijnacker-Nootdorp

STELLING:

Het is ongewenst dat naast de direct gekozen gemeenteraad een direct gekozen burgemeester wordt ingevoerd.

(Stemming publiek voor toespraak 50-50, daarna 80-20)

Dames en Heren,

Churchill noemde democratie het minst slechte regeersysteem. Niet het beste, maar het minst slechte. Alle andere die geprobeerd waren, vond hij slechter.

Ik denk dat hij gelijk had. Democratie gaat net als elk ander regeersysteem over het afwegen van belangen en het nemen van beslissingen. Het is een voordurende wedstrijd tussen voor en tegen. In een democratie heeft iedereen daarbij een stem. In andere systemen niet.

De gemeenteraad staat volgens de Grondwet aan het hoofd van de gemeente. Democratischer kan het niet, want de gemeenteraad vertegenwoordigt alle burgers die een partij aan een zetel hielpen. En wie er ook op die zetel zit, hij of zij hoort erbij. Ieder lid van de raad kan voor zijn mening opkomen. Zo weerspiegelt de gemeenteraad de verscheidenheid aan opvattingen en belangen in de gemeenschap. En samen beslist men over het bestuur van de gemeente.

Dat is een geweldige verworvenheid. Maar het maakt de gemeenteraad natuurlijk geen plek van pais en vree. Mensen en partijen willen nu eenmaal allemaal iets anders. Verschillen van mening worden uitgevochten en dat kan er soms onaangenaam hard aan toegaan. En de uitkomst van het debat is een overwinning voor de een en een nederlaag voor de ander, soms een compromis maar ook wel eens iets verfrissend nieuws.

Bij de volgende verkiezingen kan het weer anders zijn. Winnaars worden misschien verliezers en verliezers misschien winnaars. Er is immers een terugkerende strijd om de steun van de burger. En macht wordt toegekend via de stembus.

Net als in de Tweede Kamer leveren debatten in de Raad niet altijd een verheffend schouwspel op. Niet elk lid van de Raad beseft op elk moment dat andere meningen gerespecteerd dienen te worden, omdat je daarmee ook respect verwerft voor je eigen mening.

Voor de burgers is het gedrag van raadsleden en de wijze waarop ze met elkaar omgaan, symbolisch voor het respect dat raadsleden voor de burgers hebben. En het is altijd gemakkelijker je verlies te accepteren als je stem in het proces is gehoord.

Kan het beter of democratischer? Sommigen vinden dat onze evenredige vertegenwoordiging doorschiet. Kleine partijtjes zou je uit de Raad moeten weren met een kiesdrempel. Anderen vinden dat je meer macht aan andere organen van de gemeente moet geven. Maar alle suggesties leiden tot een aantasting van het democratisch gehalte en de positie van de Raad.

De gemeentelijke democratie kent meer organen dan de Raad. De Grondwet noemt het college van B&W en de burgemeester, in die volgorde. De collectiviteit staat voorop, dan komt het collegiaal functionerende college en dan de burgemeester, die zelfstandige bevoegdheden heeft.

Tussen deze organen bestaat uiteraard een rolverdeling. Die is enkele jaren geleden bijgesteld door de invoering van de zogenaamde dualisering. De gemeenteraad en het college van Burgemeesters en Wethouders zijn een beetje uit elkaar gehaald. Ze zaten om het simpel te zeggen teveel op elkaars schoot. Alles leek een pot nat. Een scherpere rolverdeling moest de verhoudingen duidelijker maken.

De gemeenteraad vertegenwoordigt de burgers en bepaalt op hoofdpunten het beleid. Hij controleert het optreden van het dagelijks bestuur, het college van B&W. Dat doet om het huiselijk te zeggen de werkvoorbereiding en de uitvoering door leiding te geven aan het ambtelijk apparaat.

Is die dualisering een succes? Heeft hij geleid tot grotere zichtbaarheid van de raad voor de burgers? Heeft hij bijgedragen aan transparantere verhoudingen? Het glas is nog steeds een beetje half vol en half leeg. Hier en daar gaat het prima, elders worstelt men nog.

Bij de indiening van het wetsontwerp over de dualisering, heb ik gezegd dat een cultuuromslag nodig was en dat die wel eens een jaar of tien zou kunnen vergen. In de tussentijd hebben we veel klagende bestuurders gezien die vonden dat het leven voor hen te ingewikkeld werd en ook veel gemeenteraden die het maar niet konden laten om toch mee te besturen. En dan heb je hier en daar nog raadsleden die denken dat zichtbaarheid betekent dat je elke dag met vragen of initiatieven moet komen. Democratie is lastig en moet telkens weer geleerd worden.

Maar één ding is bij de dualisering hetzelfde gebleven: de Raad is als volksvertegenwoordiging de baas van de gemeente. Maar je bent niet de baas omdat het in de Grondwet staat, maar omdat je die verantwoordelijkheid ook waarmaakt.

Een verstandige Raad beperkt zich tot hoofdzaken. Dat kunnen natuurlijk ook ogenschijnlijk minder belangrijke zaken zijn, mits daar een gewichtig aspect van bestuur aan vast zit. In dit licht is het mooi dat de Raad van Pijnacker-Nootdorp aan zijn rol invulling heeft gegeven door het opstellen van een Raadsakkoord. Ik begrijp dat de uitvoering daarvan nu reeds tot grote onvrede heeft geleid. Natuurlijk zijn we benieuwd hoe dit verder gaat. Een Raad leeft onder het Gesetz des Wiedersehens. Je komt elkaar telkens weer tegen en je moet steeds met elkaar verder. Het helpt als dat op een basis van vertrouwen en respect kan gebeuren. Beide komen te voet en verdwijnen per paard.

B&W en de burgemeester behoren tot het bestuur van de gemeente, maar moeten hun werk doen in het besef dat de door de burgers gekozen Raad het hoofd van de gemeente is. Zij zijn dienstbaar aan de vertegenwoordiging van de bevolking. Het is niet andersom. De Raad is niet dienstbaar aan het College of aan de burgemeester. Dit wordt wel eens vergeten. Colleges en burgemeesters hebben een eigen beeld van wat goed is voor de gemeente. Dat is niet erg, maar ze moeten altijd beseffen dat de raad beslist. Het is dus essentieel dat ze altijd goed onderbouwde alternatieven voorleggen en de daarbij behorende informatie volledig op tafel leggen. Alleen op die manier ontstaat er vertrouwen dat een ieder zijn verantwoordelijkheid waar maakt en respecteert men de gemeentelijke democratie.

De laatste tijd is weer wat aandacht voor de verkiezing van een burgemeester, hetzij door de gemeenteraad, hetzij direct door de bevolking. Het eerste is de facto het geval. Ik ben de laatste minister van BZK geweest die nog heeft meegemaakt dat tot in de ministerraad door politieke partijen gevochten werd om burgemeesterszetels, tot en met een stemming aan toe. Daarom is na veel gepraat in de wet neergelegd dat de aanbeveling van de gemeenteraad voor een benoeming van een burgemeester altijd door de regering gevolgd wordt, tenzij er zwaarwegende redenen zijn om dat niet te doen. Die moet de regering dan motiveren. Dat is nog nooit gebeurd. Alle aanbevelingen van gemeenteraden zijn sinds 2002 gevolgd.

De gedachte dat een burgemeester direct door de bevolking gekozen moet worden is voor veel Nederlanders op het eerste gezicht een aantrekkelijk idee. Stemmen is mooi, alhoewel dat niet bij alle verkiezingen blijkt. Ook niet bij de burgemeestersreferenda die in ons land gehouden zijn. Maar het aantrekkelijke idee is nog steeds op zoek naar een deugdelijke onderbouwing.

Een eerste vraag is wat zo’n directe verkiezing betekent voor de zeggenschap in de gemeente. Naast de direct door de bevolking gekozen Raad wordt een ander bestuursorgaan ook direct gekozen. Beide organen kunnen zich beroepen op een direct mandaat van dezelfde kiesgerechtigde burgers. Wie is nu de baas? Komen er twee kapiteins op een schip, of moet de Raad zijn hoofdschap maar inleveren? En wordt het bestuur van de gemeente daardoor democratischer?

Een tweede vraag betreft de eisen die men aan de burgemeester moet stellen. Die worden thans door de gemeenteraad in een profiel vastgelegd en daar zoekt men een kandidaat bij. Het is interessant dat de bevolking een burgemeester altijd meer waardeert dan de politici die de gemeente besturen.

De reden daarvoor is dat een burgemeester gezien wordt als iemand die boven de partijen staat. Hij is geen politicus. Het is een wens die in bijna elk profiel terugkomt: de burgemeester moet tegenstellingen kunnen overbruggen en bindend kunnen optreden.

Kan dat nog als hij op een eigen programma wordt gekozen en daarbij een strijd moet voeren met een of meer andere kandidaten?

Een derde vraag is hoe je een verantwoord selectieproces vorm geeft. Hoe kun je veiligstellen dat zo’n belangrijke en machtige bestuurder aan de menselijke en vakmatige eisen voldoet om zo’n belangrijke rol te vervullen? Kan iedere burger beoordelen of een kandidaat-burgemeester een goede teamleider is, of hij het algemeen belang

altijd voorop weet te stellen, of hij vakkundig genoeg is om het ingewikkelde gemeentelijke bestuur te leiden?

Er zijn veel landen waar direct gekozen burgemeesters zijn. In sommige landen moet je rijk zijn, in andere is dat niet nodig. De vraag is welk voorbeeld we voor ogen hebben als we aan deze structuurwijziging beginnen? Je wilt toch weten of ons bestuur er beter en democratischer van wordt.

Daar moet het immers toch om gaan: dat de kwaliteit van bestuur in de gemeente en de gemeentelijke democratie er beter van worden?

Mijn conclusie is dat Nederland een prachtig democratisch gemeentelijk bestuur heeft. Die heeft, als je even om je heen kijkt en een vergelijking maakt met veel andere landen, in ons land goed gefunctioneerd. Iedereen telt mee, niemand wordt buitengesloten. We moeten het met elkaar doen. Lastig soms, maar juist daarom ongelooflijk waardevol. De raad is van alle burgers en moet de baas blijven. Die verworvenheid moeten we niet aantasten.